Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 47, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 47, item 7 |
Aan de orde is het dertigledendebat over de toestand van de natuur in Nederland.
De voorzitter:
We hanteren spreektijden van drie minuten per fractie. Ik geef als eerste het woord aan de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren, die dit debat heeft aangevraagd.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. In de afgelopen maanden is er een groot aantal rapporten verschenen over de natuur en de biodiversiteit in Nederland, en zonder uitzondering is de toon alarmerend. Er is in de afgelopen decennia veel natuur verloren gegaan, zowel in oppervlakte als in aantallen dieren en planten. Er is ook al jaren bekend waarom de natuur zo achteruitgaat. Ik citeer enkele rapporten. Uit het Living Planet Report van het Wereld Natuur Fonds: "Oorzaken van achteruitgang in agrarisch landschap zijn schaalvergroting en intensivering" en "In open natuurgebieden hebben diersoorten vooral te lijden van de hoge stikstofdepositie, waarvan de landbouw de grootste bron is, van verdroging en van versnippering." Uit het tweede rapport TopSector Natuur door Bureau Ulucus: "Door schaalvergroting en intensivering neemt de ruimte voor natuur in het landelijk gebied steeds verder af. Slechts enkele soorten, met name ganzen, profiteren van de intensivering." Volgens de State of Nature in the EU, het EU-rapport, verkeert slechts 4% van de Nederlandse leefgebieden voor dieren en planten in goede staat, en ook hier worden intensieve landbouw en veeteelt als hoofschuldigen aangewezen. Zij hebben een vernietigend effect op de natuur en op de biodiversiteit. Wat oogt als grazige weilanden, is in termen van biodiversiteit een woestijn: steeds grootschaliger, steeds eentoniger en steeds minder soorten.
De intensieve veehouderij legt een onzichtbare deken van stikstof over de wijde omgeving en dat heeft grote negatieve gevolgen voor de natuurgebieden. Veel planten zijn kwetsbaar voor stikstof, en die planten verdwijnen massaal. De weg van intensivering is een doodlopend pad, letterlijk. Intensivering van de landbouw en de veeteelt leidt tot doodse vlakten zonder biodiversiteit.
Om de natuur in Nederland te redden, is dus eerst een omschakeling nodig naar een duurzame landbouw en veeteelt. Daarnaast heeft het kabinet onvoldoende gedaan om de Europese afspraken op het gebied van bescherming van natuurgebieden en biodiversiteit na te komen. Dat blijkt uit een tussentijdse evaluatie van de Europese Commissie. Het verlies aan biodiversiteit had al in 2010 gestopt moeten worden, maar met de huidige inzet wordt dat zelfs in het gestelde doeljaar 2020 niet gehaald. Het verbinden van natuursystemen en het herstel van ecosystemen zijn voorbeelden van zaken waarmee veel te lang is gewacht. Het kabinet zal dus grotere inspanningen moeten leveren, maar die inspanningen blijven uit. Het kabinet zet juist tegelijkertijd in op verdere intensivering, bijvoorbeeld door middel van het loslaten van de melkquota.
Onder het Nederlandse voorzitterschap wordt het Nederlands natuurbeleid geëvalueerd. Europees natuurbeleid is hard nodig en het dient volgens wetenschappers intact te blijven. Nederland kan zich daar tijdens zijn voorzitterschap hard voor maken. Voorlopig blijven die ambities onuitgesproken. Ik heb daarom een paar vragen aan de staatssecretaris. Wat zijn de ambities van de staatssecretaris zelf met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en biodiversiteit? Hoe gaat het kabinet het voorzitterschap aangrijpen om de slechte staat van de natuur en een evaluatie van het natuurbeleid hoog op de Europese agenda te zetten? Is de staatssecretaris het met mij eens dat die ambities verder moeten gaan dan het Europese natuurbeleid overeind houden? En tot slot: gaat de staatssecretaris zich inzetten voor een fundamentele omslag in de veehouderij en landbouw?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Is de Nederlandse natuur bij deze regering in veilige handen? Die vraag dringt zich steeds steviger op. De minister van Infrastructuur wilde onze duinen gaan bebouwen. Breed maatschappelijk verzet wist dat te voorkomen. De minister trok haar plan terug. Is dat ook voor de staatssecretaris definitief van de baan?
Ook op andere plekken zien wij de VVD-hobby's gaan vóór natuurbelangen. Boeren zitten vast aan strikte nitraatnormen, maar voor 130 km/u mag alle natuur wijken. In de Europese ranglijstjes staat Nederland onderaan. Neem de vorig jaar verschenen State of Nature van de Europese Unie. Dat is een dik rapport, waar Nederland weinig florissant uit komt. In het lijstje met als "goed" beoordeelde natuurgebieden staat Nederland onderaan. In het lijstje met de hoeveelheid vooruitgang die landen in hun natuurbescherming creëren, staat Nederland ook onderaan. Wat is het land met de meeste habitatsoorten in ongunstige staat van instandhouding? U raadt het al: Nederland staat daarin weer onderaan. Je zou dan denken: versterk de natuurwetten, ga hard aan de slag met de verbetering. Maar wat komt er? Een kort briefje dat verwijst naar wat er al is gedaan. Ook het volgende rode licht wordt genegeerd. De tussentijdse evaluatie van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 had een harde conclusie. De inspanningen om de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen en ongedaan te maken zijn onvoldoende. Twee rapporten geven allebei een onvoldoende, maar concreter dan de toezegging om extra aandacht te besteden aan de implementatie van de Europese doelen wordt het niet.
Ik vraag daar nu wel om. Hoe gaan we een natuurinclusieve samenleving concreet tot stand brengen? Ik ben vooral benieuwd naar de toespitsing op de relatie tussen landbouw en natuur.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik wachtte even op de term "natuurinclusieve samenleving". Het is heel goed dat mevrouw Koşer Kaya dit punt aan de orde stelt. Volgens mij moeten we, als we dit rapport bespreken, dat ook in samenhang met andere rapporten kunnen doen. Dit rapport is heel negatief over de natuur in Nederland, maar er zijn vele rapporten waarin staat dat de biodiversiteit juist verbetert. Mevrouw Koşer Kaya is hier echter heel negatief over en zij betrekt daar voor een deel zelfs de VVD bij. Dit is volledig onterecht, want VVD en D66 hebben hierin samen opgetrokken, onder andere bij de nieuwe, nu voorliggende natuurwet. Ik vraag me af waarom mevrouw Koşer Kaya zo fel van leer trekt. Waarom is zij zo negatief over de natuur? Er worden immers ook heel veel mooie punten bereikt op dit dossier.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik wil ambitie zien. Ik verwacht die ambitie ook van de VVD en niet alleen als het gaat om de vraag of je met 130 km/u over de snelweg moet kunnen rijden. De stikstof die daarbij vrijkomt valt ook onder de PAS. Dat zou de VVD niet moeten willen. Van de boeren willen we van alles, maar dan mogen we van dit kabinet ook verwachten dat het inderdaad dit soort inclusief beleid voert, terwijl dat niet gebeurt.
De vraag van de heer Heerema is echter een andere, en daar zal ik ook op reageren. Het staat vast dat er heel veel rapporten zijn. Als het niet lukt om met die rapporten een goed onderbouwd voorstel te doen om een en ander te verbeteren, dan trek ik van leer en dat is precies wat ik nu doe.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Het is juist heel goed dat we 130 km/u kunnen rijden, zodat we sneller van A naar B kunnen komen. Auto's zijn zo minder lang op de weg, dus dat is volgens mij alleen maar positief voor de natuur. Ik constateer echter dat de VVD wordt verweten dat zij niet goed naar de toekomst kijkt, terwijl ik probeer aan te geven dat VVD en D66 voor een groot deel samen hebben opgetrokken bij de nieuwe natuurwet en die ook samen hebben gesteund. Daar staan allemaal ambities in om de natuur in Nederland te versterken. Het lijkt net alsof de woordvoerder van D66 daar nu aan voorbijgaat. Dat betreur ik zeer, want volgens mij moeten we in de komende tijd juist met een positieve blik naar de natuur kijken.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Als de VVD zo positief is, dan moet zij niet zo eenzijdig naar de hardrijdende Nederlander kijken, maar vooral ook naar wat dat betekent voor het milieu. Dat wil ik toch onderstrepen. De VVD staat hier elke keer vooraan als het om de boeren gaat. De VVD zegt dan dat we moeten afblijven van onze boeren. Daar ben ik het ook vaak mee eens. Stikstof vormt echter zo'n groot probleem dat je dat niet op deze manier moet laten gebeuren, en dat doet de VVD wel. 130 km/u rijden is toch echt een VVD-feestje waar de toekomstige generaties in ieder geval geen baat bij hebben. Het milieu wordt daardoor immers naar de knoppen geholpen.
De voorzitter:
Mijnheer Heerema, ik maak uitnodigende gebaren, want u wordt uitgelokt.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dat klopt. De VVD is in ieder geval wel een partij waar af en toe nog een feestje wordt gevierd. Dit staat in schril contrast met de bijdrage van D66, als ik dat zo mag constateren. D66 mag de boeren die in het nauw worden gebracht, best wel wat vaker helpen, want zo vaak staat mevrouw Koşer Kaya niet aan onze zijde. Dat wil ik in deze zaal ook even gezegd hebben.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Als de VVD met mij optrekt om ervoor te zorgen dat de boer een eerlijke boterham krijgt en niet alleen de rekening hoeft te betalen, hoop ik dat de VVD ook met mij optrekt als het gaat over scheuren over de snelweg. Als wij ook wat achterlaten voor toekomstige generaties, wil ik wel een feestje bouwen met de VVD. Gezellig.
De voorzitter:
Mevrouw Koşer Kaya vervolgt haar betoog.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik was bij de relatie van landbouw met natuur. Een van de biodiversiteitsdoelen gaat daarover. Ook op dit onderwerp is geen duidelijke vooruitgang. Het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid biedt daarvoor wel kansen. In recente rapporten kun je lezen dat de beloofde vergroening een wassen neus lijkt. Lidstaten kiezen de gemakkelijkste vergroeningsvoorwaarden. Ze geven de vergroeningsbonus bij de inkomenssteun van boeren praktisch weg. We zijn nu halverwege deze gemeenschappelijke landbouwperiode, een perfect moment voor bezinning en verbetering. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de mate waarin het GLB in de afgelopen twee jaar vergroening bracht? Wat wil hij verbeteren? Wij hebben een ambitieuze staatssecretaris en dan wil ik ook dat hij ambitieuze doelen stelt, zodat we een schoner en mooier milieu achterlaten voor onze toekomstige generaties.
De heer Leenders (PvdA):
Voorzitter. We hebben het vandaag over de staat van de natuur in Nederland op basis van rapporten die de afgelopen zomer zijn verschenen. Mijn voorgangers hebben ze allemaal genoemd, dus dat hoef ik niet meer te herhalen. Dat het niet goed genoeg gaat met de natuur in Nederland, weten we inmiddels wel. Dat de intensieve landbouw de belangrijkste oorzaak is, weten we ook. Maar ik wil het vandaag niet hebben over de landbouw. Dat bewaar ik wat mij betreft tot het volgende AO, in maart. Ik wil mij vandaag beperken tot een onderdeel van de biodiversiteit in Nederland: de gezondheid van bijen.
Bijen en andere bestuivers zijn van groot belang voor zowel economie als ecologie. Zonder hen is er geen bestuiving van plantensoorten in de natuur. Zonder hen is er geen bestuiving van gewassen en zijn er dus ook geen oogsten. De economische waarde van bestuiving wordt geschat op een jaarlijkse bijdrage van 600 miljoen tot 1 miljard euro. Ik zie de heur Geurts glimlachen, dus het komt goed aan bij hem. Dit hoort hij graag, denk ik. Zonder bijen, andere bestuivers en insecten zijn er ook minder vogels. Overigens is ook 80% van de planten in de natuur afhankelijk van insectenbestuiving.
De gezondheid van bijen is aldus een belangrijke graadmeter voor de staat van de natuur in Nederland. Eigenlijk hebben we in die zin de rapporten daar niet voor nodig. Bijen zijn afhankelijk van bloeiende bloemen in de natuur. De diversiteit aan bloeiende bloemen in de natuur gaat al jaren achteruit. Hoewel we in deze Kamer af en toe discussie hebben over de mate waarin bijen sterven, bijvoorbeeld in de winter, is er over de teruggang van voedselaanbod geen discussie. Afgelopen maandag werd mij dat nog eens bevestigd tijdens een werkbezoek aan de universiteit van Wageningen waar ik tussendoor de kans kreeg om met een gerenommeerd bijenonderzoeker te praten. Momenteel loopt er een Europees onderzoek dat door deze universiteit is geïnitieerd, waarin de beschikbaarheid van voedsel voor bijen wordt onderzocht. Dat onderzoek wordt binnenkort afgesloten, maar ik ken de belangrijkste conclusie al: de diversiteit van bloemen in de natuur moet omhoog. Dat zal niet verrassend zijn na dit betoog. Uit het onderzoek komt ook om welke soorten bloemen het dan gaat, die het belangrijkst zijn. Dat kan ons in de toekomst wellicht helpen bij het bepalen van ons beleid.
Ook de staatssecretaris is zich hiervan bewust. In 2013 heeft zijn voorganger een Actieprogramma Bijengezondheid in ontvangst genomen en dat programma wordt door de minister ondersteund. In het actieprogramma zijn vier pijlers opgenomen die sindsdien in uitvoering zijn: gewasbeschermingsmiddelen, ziekte en plagen van bijen, voedselaanbod en biodiversiteit en de imkerpraktijk.
Ik kom tot enkele vragen en dan tot mijn afronding. Hoe staat het inmiddels met dat actieprogramma? Wat zijn de resultaten daarvan en in welke mate ondersteunt de staatssecretaris, het ministerie dus, dit actieprogramma ook in 2016 en verder? Tot zover mijn inbreng in eerste termijn.
De heer Van Gerven (SP):
Dat was een gloedvol betoog voor de bijen. Ik neem dus aan dat de Partij van de Arbeid ook voor moties gaat stemmen om de neonicotinoïden uit de Nederlandse samenleving te bannen, maar daar gaat mijn vraag niet over. Mijn vraag is of de Partij van de Arbeid een voorstel van de SP zou willen steunen om het Planbureau voor de Leefomgeving te vragen welke middelen nodig zijn om het doel dat wij voor 2027 voor ogen hebben te realiseren? De heer Leenders had namelijk ook een betoog dat de biodiversiteit in Nederland afneemt.
De heer Leenders (PvdA):
Welk doel bedoelt de heer Van Gerven dan?
De heer Van Gerven (SP):
De teruggang van biodiversiteit moet worden gestopt en moet toenemen. Daar hebben we doelen voor gesteld tot 2027, ook in relatie tot de ecologische hoofdstructuur. Het PBL constateert dat die doelen nu niet bereikt worden. Mijn vraag is of de Partij van de Arbeid een verzoek van de Kamer aan het PBL zou willen steunen om in kaart te brengen welke middelen nodig zijn om de doelen die wij onszelf gesteld hebben te halen.
De heer Leenders (PvdA):
Ik wil wat dat betreft eerst het voorstel van de heer Van Gerven afwachten en ook alle overwegingen die hij erbij heeft en wat hij daarbij vraagt en welke investering dat vraagt. Het is ook de vraag of we dat nog nodig hebben om tot goed beleid te komen, voor zo ver we dat nog niet hebben overigens. Ik wacht dus nog even het verzoek af.
De voorzitter:
Daar wachten we allemaal even op.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Dit debat voeren we vandaag naar aanleiding van het rapport State of Nature en dat rapport was niet mals over de geboekte resultaten op het gebied van natuurbeleid. Zoals het er nu naar uitziet, zullen we de biodiversiteitsdoelen in 2020 dan ook niet gaan halen. Ik heb al eens eerder gezegd dat het een beetje begint te lijken op de klimaatdiscussie. We staan onderaan de ranglijstjes. 4% van de leefgebieden is in gunstige staat van instandhouding en 23% van de soorten is in gunstige staat van instandhouding. Dat zijn bedroevend lage cijfers. We staan onderaan de ranglijstjes in Europa en het is een kwestie van tijd dat ook hier met succes een rechtszaak gevoerd kan worden tegen de Staat over het nakomen van verplichtingen.
Mijn fractie was dan ook lichtelijk verbaasd — dat is zacht uitgedrukt — over de reactie die de staatssecretaris op 29 juni 2015 — dat was uiteraard nog de voorganger van deze staatssecretaris maar het is wel dezelfde bewindspersoon, zal ik maar zeggen — die eigenlijk zei: we zijn aardig op weg, we doen zo ons best en het komt allemaal wel goed, gaat u rustig slapen. Welnu, het komt helemaal niet goed. Ik zou deze staatssecretaris dan ook willen vragen wat hij eraan gaat doen om de biodiversiteitsdoelen te halen. Wij hebben begrepen dat staand beleid in feite is gebaseerd op de uitvoeringsagenda biodiversiteit van 2013. Kan de staatssecretaris aangeven of die nog adequaat is of dat we eigenlijk een stevige update zouden moeten hebben van die uitvoeringsagenda? Zo ja, wil de staatssecretaris toezeggen dat die er met spoed komt?
Het rapport State of Nature is helder over wat ons herstel tegenhoudt: de intensieve landbouw. En dat onderschrijft ook de voorganger van deze staatssecretaris in haar brief, maar wat gaat de staatssecretaris er aan doen? Komen we nu echt tot die natuurinclusieve landbouw? Die zou voor zowel landbouw als natuur en biodiversiteit uiteindelijk de beste benadering zijn. Mijn fractie ziet de komende jaren een enorme uitdaging om de landbouw en de natuur elkaar niet te laten bijten maar om ze in elkaars verlengde te brengen, zodat we eindelijk kunnen voorkomen dat wat we aan de ene kant opbouwen door te investeren in natuur, we aan de andere kant afbreken met ons intensievelandbouwbeleid. Ik zou graag van de staatssecretaris willen weten hoe het staat met de 10 miljoen die gericht is op verduurzaming van de landbouw in de bedragen die nu via de EU zijn binnengekomen. Graag krijg ik hierover een update want dat zou toch bekend moeten zijn.
Voor mijn fractie is het helder: er moet een flinke schep bovenop. Ik doe een paar suggesties. Investeer in natuur, maak de Bleker-bezuinigingen ongedaan, morrel niet aan de Vogel- en Habitatrichtlijn, gebruik de nieuwe Natuurwet met alle mogelijkheden, inclusief de programmatische aanpak, schuif geld van de eerste pijler van het GLB naar de tweede pijler of zorg dat het eerstepijlergeld, het vergroeningsdeel ervan, effectief wordt ingezet en niet voor vanggewassen bijvoorbeeld, en zet een heel stevige rem op het gebrek van landbouwgif. Met die ingrediënten zouden we een aardig eind kunnen komen.
De voorzitter:
Dan mag ik nu het woord geven aan de heer Van Gerven van de SP, onder meer over het punt waar de heer Leenders zo met spanning op zit te wachten.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Uit het grootste onderzoek naar de toestand van de natuur in de Europese Unie blijkt Nederland op een aantal belangrijke punten het slechtste jongetje van de klas. Slechts 4% van de natuurlijke leefgebieden is in een gunstige staat van instandhouding. Uit een rapport van Birdlife International blijkt dat een op de drie vogels wordt bedreigd. Nederland doet het slechter dan gemiddeld. In het Groot Project EHS staat dan ook: driekwart van de beschermde soorten en bijna alle habitattypen hebben in 2012 een zeer tot matig ongunstige staat van instandhouding. Natuur is de basis van ons bestaan. Met dergelijke verontrustende signalen zou je verwachten dat alles op alles wordt gezet maar uit de zevende voortgangsrapportage van het Groot Project EHS blijkt dat er in 2013 minder natuur was in Nederland. U hoort het goed: minder. Voor het eerst sinds het bijgehouden wordt, krimpt het areaal natuur in Nederland. Hoe kan dit krimpbeleid natuurherstel bewerkstelligen? Natuurmonumenten concludeert dat de cijfers, hoe zij ook gepresenteerd worden, telkens leiden tot dezelfde conclusie: als er geen andere koers wordt ingeslagen, is het uitgesloten dat het Nationaal Natuurnetwerk gerealiseerd wordt zoals in het Natuurpact is afgesproken. Graag hoor ik van de staatssecretaris of het Nationaal Natuurnetwerk af komt. Durft hij zijn hand daarvoor in het vuur te steken? Graag zien wij dat er tussendoelen worden geformuleerd, zodat wij er niet pas in 2027 achter komen of het gelukt is. Zelfs als het lukt om het geplande aantal hectaren te verwerven, dan nog is het doel — een goede staat van instandhouding van dieren- en plantensoorten in hun leefgebieden — in 2027 niet binnen bereik, aldus het PBL. Wil de staatssecretaris het PBL verzoeken om te onderzoeken op welke manier wij door ons gestelde doelen wel kunnen halen in 2027?
Na een zomer vol slecht nieuws en zeer serieuze rapporten over de staat van de natuur, kregen wij een blije brief van de staatssecretaris. Hij was erg hoopvol gestemd en hij deed nog een extra duit in het zakje door zich af te vragen of wij niet kunnen stoppen met het lastige grote project van de ecologische hoofdstructuur. Is er wel reden voor deze zorgeloosheid? Als wij goed kijken, zien wij dat er in 2014 30% minder grond is verworven. Als er geen grond verworven wordt en er alleen maar grond verloren is gegaan, hoe kunnen wij dan onze doelen bereiken?
De cijfers in de verschillende rapporten zijn ongelijksoortig, waardoor het lastig is om meerjarige vergelijkingen te maken. Een goede monitoring en rapportage zijn echter juist in deze overgangsperiode essentieel. Een eventueel eindrapport over dit grote project zou wat ons betreft door een onafhankelijke partij moeten worden opgesteld en ook ten minste de tussenjaren 2014, 2015 en 2016 moeten bevatten om een vergelijking mogelijk te maken.
Graag ontvangen wij van de staatssecretaris de toezegging dat hij het genoemde onafhankelijke onderzoek in de overgangsperiode wil laten doen. Wellicht is op dit punt ook een rol weggelegd voor het Planbureau voor de Leefomgeving.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Het gaat goed met de natuur in Nederland. Veel broed- en watervogels nemen in aantal toe. Op dit punt doen wij het beter dan gemiddeld in Europa. Dat blijkt uit het in 2015 verschenen rapport State of nature in the EU van het Europees Milieuagentschap. Ook de toestand van de habitat stabiliseert, zoals blijkt uit het in november jongstleden verschenen Living Planet Report van het Wereld Natuur Fonds. Daarin staat dat sinds 1990 de populatie van een aantal diersoorten met gemiddeld 15% is toegenomen. Het CDA wil dat wij verdergaan met deze verbetering, samen met de inwoners van Nederland en zeker ook met de vrijwilligers in de natuur.
Het natuurbeleid staat nu ook dichter bij de mensen dankzij de decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies. Ook de recente beleidsdoorlichting van artikel 18 adviseert dat het huidige natuurbeleid moet worden voortgezet. Het natuurbeleid gaat echter op bepaalde punten ook te ver. Zo wilde de staatssecretaris opeens een naaldbos hebben in Dinkelland, iets wat daar helemaal niet thuishoort. Ik ben blij dat daarvan op aandringen van aandringen van het CDA is afgezien.
Natuurregels kunnen onze inwoners ook nodeloos in de weg zitten. Op het rapport van de Europese collega Annie Schreijer Land in de knel, dat daarover gaat, zou een schriftelijke reactie van de staatssecretaris komen. Kan de staatssecretaris zeggen wanneer wij de toegezegde schriftelijke reactie op dit rapport kunnen verwachten?
Vervolgens een opmerking over grasland en de vogelhabitatgebieden. De Nederlandse overheid heeft al het grasland in de vogelhabitatgebieden aangewezen als ecologisch kwetsbaar. In andere Europese landen is dit niet of in veel mindere mate het geval. Het niet mogen omzetten van grasland is een ernstige beperking van het eigendomsrecht, waar zeer terughoudend mee moet worden omgegaan. Nederland heeft veel vogelhabitatgebieden die verschillen in omvang en waarvoor niet steeds dezelfde noodzaak aanwezig is om de genoemde maatregel van toepassing te laten zijn. De teelt van maïs bijvoorbeeld komt ten goede van de kievitpopulatie. Ik wil daarmee maar zeggen dat niet alles in vogelhabitatgebieden continu grasland hoeft te zijn. Kan de staatssecretaris toelichten waarom ervoor gekozen is om alle graslanden in vogelhabitatgebieden als kwetsbaar aan te duiden? Is hij bereid om te bekijken of er een onderscheid gemaakt kan worden, zodat alleen grasland dat nodig is niet omgezet mag worden?
Op sommige vlakken vraag ik mij af of de inzet wel efficiënt is. De soortenrijkdom in natuurgebieden neemt af. Is het dan niet beter om ook daar de pijlen op te richten? Misschien kan de staatssecretaris ons hierover meer vertellen.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. De VVD was geen voorstander van het houden van dit beperkte debat. Het is beperkt omdat het slechts over één rapport met betrekking tot de natuur gaat. Wat ons betreft moeten we dit soort rapportages gelijktijdig met andere natuuronderwerpen bespreken om een veel betere afweging te kunnen maken. Op 23 maart spreken wij, met veel meer spreektijd, uitgebreid over de Ecologische Hoofdstructuur, de Natuurambitie Grote Wateren, Natura 2000 en de Vogel- en Habitatrichtlijn. Op dit moment dat ene onderdeeltje uit het debat halen om er apart over te spreken, vind ik niet verstandig.
Verbetering van de natuur is belangrijk. Biodiversiteit is ook belangrijk. Maar als we nu proberen dit in drie minuten te bespreken, doen we geen recht aan het onderwerp. Wij zullen daarom bij dit debat niet met voorstellen tot beleidswijziging komen. Ik ben benieuwd welke partij dit wel zal doen. Daarmee zou wat ons betreft voorbij worden gegaan aan de samenhang van de natuur.
De vergadering wordt van 14.52 uur tot 15.00 uur geschorst.
Van Dam:
Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor alle vragen. Net als de heer Heerema memoreer ik dat wij op 23 maart een algemeen overleg hebben waarin wij uitgebreid met elkaar debatteren over het natuurbeleid. Ik wil nu vooral de vragen die door de Kamer zijn gesteld langslopen. De aanleiding voor dit debat — een aantal leden heeft daarover het een en ander gezegd — is het rapport State of Nature. Op grond daarvan kun je van twee kanten kijken naar de natuur in Nederland: het staat er niet zo heel best voor, maar we gaan wel vooruit. Dat is volgens mij de beste samenvatting. Ik denk dat de beweging de goede kant op de belangrijkste conclusie is die wij met elkaar zouden kunnen delen.
De heer Wassenberg heeft gevraagd wat mijn ambities zijn als het gaat om biodiversiteit. Wij hebben ons gecommitteerd aan de biodiversiteitsdoelen van de EU voor 2020. Mijn ambitie is om die te halen. Dat is al ambitieus genoeg, maar wij zetten er wel alles op in om ervoor te zorgen dat het lukt. Hij vroeg ook: hoe kunt u het voorzitterschap van de Europese Unie benutten om de aandacht voor natuur te versterken? Een van de belangrijkste dingen tijdens ons voorzitterschap op dit gebied wordt de conferentie die wij van 27 tot 29 juni 2016 zullen organiseren over de fitnesscheck voor de Vogel- en Habitatrichtlijn. Zoals u weet, is de inzet daarbij om het beschermingsniveau te handhaven en met elkaar te evalueren of wij op de goede koers zitten.
Verder vroeg de heer Wassenberg of wij niet moeten inzetten op een fundamentele omslag in de landbouw. Mevrouw Koşer Kaya vroeg naar de relatie tussen landbouw en natuur en zei: er moet eigenlijk natuurinclusieve landbouw zijn. Ook de heer Grashoff zei er het een en ander over. Ik ben er oprecht van overtuigd dat dit de koers van dit kabinet is. Wij doen al heel veel. Ik noem bijvoorbeeld de bescherming via Natura 2000. Via de Programmatische Aanpak Stikstof voorkomen wij dat er te veel stikstof in de natuur terechtkomt en dringen wij dat terug. Wij zijn net begonnen met een nieuw stelsel voor agrarisch natuurbeheer, waarbij wij proberen om de balans tussen natuur en landbouw te versterken en beide beter met elkaar te integreren. Bij de behandeling van de begroting heb ik een plan van aanpak aangekondigd over de stand van de weidevogels. Dat zullen wij voor de zomer opstellen. Vorige week hebben wij met elkaar gesproken over een duurzamere gewasbescherming en over het voorkomen dat gewasbeschermingsmiddelen te veel in de natuur terechtkomen. Vorig jaar heeft de Kamer met het kabinet afgesproken om de grondgebondenheid van de melkveehouderij te versterken en daarmee dus ook te versterken dat mest daadwerkelijk op grond van de veehouderij zelf terechtkomt. Wij hebben een mestverwerkingsplicht ingesteld. Er valt nog veel meer over te zeggen. Volgens mij is het hele kabinetsbeleid rondom landbouw gericht op het verder verduurzamen van de landbouw en op het ondersteunen van boeren die hun bedrijven verder willen verduurzamen. Ik zal die lijn doorzetten. Ik heb bij de begrotingsbehandeling nadrukkelijk gezegd dat het een van mijn hoofdambities ten aanzien van de landbouw is om de landbouw natuurlijker te maken en de balans tussen landbouw en natuur verder te versterken. Dus ik zal daarmee doorgaan.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Wassenberg wil interrumperen. Ik liet u even staan, omdat ik het wel een aardige gewoonte vind in dit huis om, als er een minister of staatssecretaris komt, hem even in het begin — de goede man was tweeënhalve minuut bezig — neer te laten zetten wat hij vindt en dat wij dan pas gaan interrumperen. Ga uw gang.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik wil ook voorkomen dat wij tien minuten moeten wachten en dat niemand meer weet waar het eigenlijk over gaat. Dat hebben wij ook weleens gehad. Ik heb een vraag over de Programmatische Aanpak Stikstof.
De voorzitter:
Maar daar let ik op.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb een vraag over de Programmatische Aanpak Stikstof. Ik heb hier het rapport van het Wereld Natuurfonds. Daarin staat over de PAS: het is een vorm van symptoombestrijding, die de oorzaken van een teveel aan stikstof niet wegneemt en het is bovendien nog niet zeker of deze herstelmaatregelen volledig, tijdig en op de juiste wijze worden uitgevoerd. Men waarschuwt zelfs dat die PAS kan leiden tot een slechtere natuur, omdat er meer dieren komen en er dus meer uitstoot van stikstof is. Die PAS die u als maatregel noemt voor natuurbescherming, is dat misschien helemaal niet.
Van Dam:
De Programmatische Aanpak Stikstof heeft in elk geval niet tot doel om ervoor te zorgen dat er meer stikstof in de natuur terechtkomt, maar juist minder. Daarvoor wordt er langs verschillende sporen ingezet. In de eerste plaats worden de ontwikkelingsmogelijkheden in kaart gebracht. Ook hiervoor geldt: het gaat om de balans tussen economische ontwikkeling en natuur, waarbij er steeds wordt bezien of er, gelet op de hoeveelheid stikstof die in de natuur terechtkomt, ruimte is voor economische ontwikkeling of voor infrastructuur. Die ruimte wordt toegekend als die er is, maar dat gebeurt wel met het doel om de stikstofneerdaling in de natuur te verminderen. Ten tweede zijn er, op basis van de programmatische aanpak, juist herstelmaatregelen voor de natuur. Die worden daar ook uit gefinancierd. Er zijn tientallen miljoenen beschikbaar om in te zetten om de neerdaling van stikstof in de natuur tegen te gaan en te verminderen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Het is heel belangrijk om dat op heel korte termijn te evalueren. Het nadeel kan zijn dat economische ontwikkeling, waar u het over heeft, in de praktijk meer dieren betekent. Het Wereldnatuurfonds zegt dat het de bedoeling kan zijn om mínder stikstofdeposities te krijgen, maar dat het wel eens méér zou kunnen zijn. Ik krijg daar graag een reactie op.
Van Dam:
Het lijkt mij sterk, omdat de hele programmatische aanpak er juist op is gericht om die stikstofdeposities te verminderen. De ruimte die wordt toegedeeld houdt er steeds rekening mee dat als er ergens verbetering optreedt, er ruimte kan ontstaan voor nieuwe economische activiteit. Meer dieren betekent niet per se altijd meer stikstofdepositie. Je kunt ook andere maatregelen nemen om te voorkomen dat bijvoorbeeld stikstof vanuit de veehouderij in het milieu terechtkomt. De hele inzet van dit programma is juist om het tegenovergestelde te doen van waarvoor het WNF volgens u waarschuwt. De hele inzet is juist om de stikstofneerdaling in de natuur te verminderen.
Mevrouw Koşer Kaya vroeg, los van de vraag over natuurinclusieve landbouw die ik net al heb beantwoord, naar het bouwen in de duinen. Daarvoor is het van belang dat we met elkaar duidelijk hebben dat een heel groot deel van het duingebied in Nederland, en zeker het duingebied waar we het meest aan hechten, Natura 2000-gebied is. Daar mag dus helemaal niet zomaar gebouwd worden. Het kabinet heeft niet voorgesteld om de bouwregels in die gebieden te versoepelen. Mevrouw Koşer Kaya vraagt een soort garantie. Je kunt ervan op aan dat ik er niet aan meewerk, mocht er in de toekomst ooit iemand het idee hebben dat we de bouwregels in Natura 2000-gebieden in de duinen zouden moeten versoepelen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dat is een helder antwoord. Garandeert de staatssecretaris ook dat hij niet meewerkt aan versoepeling voor gebieden waar nu al wel bedrijvigheid is, zodat daar ook zomaar gebouwd zou kunnen worden?
Van Dam:
Volgens mij heeft mevrouw Koşer Kaya gezien dat de minister van I en M haar plan heeft teruggetrokken. Ik wil er nadrukkelijk op wijzen dat dat niet ging om het verruimen van de mogelijkheden om te bouwen in kwetsbaar duingebied. Er zat in dat plan geen verruiming voor bouwmogelijkheden in die gebieden. In haar plan ging het, vanuit het oogpunt van waterbescherming, over plekken waar wellicht mogelijkheden zouden zijn om te bouwen. Ze gaf als voorbeeld een strandtent die misschien permanent mag blijven staan. Daar ging het voorstel over. Ik vind het overigens heel positief dat de betrokkenheid van Nederland bij onze duinen zo groot is, dat 100.000 mensen hun handtekening hebben gezet en hebben gezegd: daar zou niet zomaar gebouwd mogen worden. Ik kan die mensen allemaal geruststellen: daar mag ook niet zomaar gebouwd worden. Ook met het plan van de minister van I en M was daar geen verandering in gekomen, zeg ik erbij. Onze kwetsbare duinen zijn echt goed beschermd.
Mevrouw Koşer Kaya stelde een paar kritische vragen over de vergroening in het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU. Die kritische vragen kan ik me goed voorstellen. Ik neem die ook mee in de midterm review die gaat plaatsvinden over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik meen dat het beter kan en dat we, waar we hebben ingezet op vergroening, niet altijd het resultaat bereiken dat was beoogd op veel plekken in de EU. Ik zeg daarbij ook dat een en ander eenvoudiger kan. Dat geldt ook voor de boeren die wel gebruik willen maken van de vergroeningsmogelijkheden, maar soms tegen de grenzen van de iets te strikte regels aanlopen, waardoor oprechte pogingen om te vergroenen niet worden gehonoreerd. Daar zetten we dus op in, ook in het kader van de midterm review.
De voorzitter:
Van de wat?
Van Dam:
Van de "halfweg evaluatie", voorzitter. Dus gewoon de evaluatie halverwege.
De voorzitter:
Ik zeg dat, staatssecretaris, omdat er mensen op de publieke tribune zitten en er ook mensen zijn die ons thuis volgen. Al die rare termen, dat moeten we niet doen.
Van Dam:
U hebt helemaal gelijk, voorzitter. Nu vind ik het wel goed als we in Europa proberen één taal met elkaar te spreken, en dat is nu eenmaal Engels. Als iedereen in Europa Nederlands zou spreken, zou dat voor ons heel makkelijk zijn.
De voorzitter:
Maar in dit parlement zijn we niet in Europa. Gaat u verder.
Van Dam:
De heer Leenders vroeg hoe het staat met het actieprogramma Bijengezondheid en de resultaten daarvan, alsook op welke manier ik dit actieprogramma dit jaar en verder wil ondersteunen. In het kader van het actieprogramma is het zogenaamde Bijenberaad opgericht. Daarover hebben we het vorige week ook even gehad tijdens het debat over gewasbescherming. Om daarmee een vliegende start te maken, zijn de eerste twee jaar de voorzitter en vergaderfaciliteiten beschikbaar gesteld door het ministerie. LTO heeft die faciliterende rol nu overgenomen. Het Bijenberaad zal op 31 maart weer bij elkaar komen. De voortgang van de acties wordt daar besproken en ook de vervolgacties worden daar geagendeerd. Ik zal de Kamer voor de zomer informeren over de stand van zaken.
Een financiële bijdrage op het gebied van acties die gerelateerd zijn aan kennisverspreiding, kenniscoördinatie en monitoringonderzoek ligt voor de hand. Daarom is er vorig jaar vanuit mijn ministerie een lector meegefinancierd en zal dat ook dit jaar en volgend jaar gebeuren. Daarnaast financieren we gedurende vier jaar het monitoringprogramma mee. Dat is een meerjarig surveillanceprogramma dat de status van de bijengezondheid en de bijensterfte in de winter in Nederland vaststelt en dat factoren in kaart brengt als bijenziekten, blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen en de wijze waarop de imkerpraktijk wordt vormgegeven. Zoals gezegd, wordt de voortgang van de acties op 31 maart besproken. Ik zal daarop terugkomen in de brief die de Kamer daarover krijgt.
Dan kom ik bij de vragen van de heer Van Gerven. Hij vroeg om monitoring. Een soortgelijk debat hebben we ook gevoerd bij de begrotingsbehandeling over de Ecologische Hoofdstructuur. Hij vroeg om de toezegging dat dit onafhankelijk zal worden onderzocht. Dat kan ik hem toezeggen. Verder vroeg hij naar de slechte staat van instandhouding in Nederland. Hij verwees daarvoor ook naar de voortgangsrapportage Ecologische Hoofdstructuur. Hij ziet een krimp in het aantal hectaren. Ik heb tijdens de begrotingsbehandeling gezegd dat ik in overleg ben met de provincies over de wijze waarop we eenduidig de omvang van het natuurnetwerk kunnen bepalen en over de wijze waarop wordt gemeten. Toen hebben we besproken dat er onduidelijkheid is over welke definities daarbij precies worden gehanteerd. Voor de zomer krijgt de Kamer duidelijkheid over de wijze waarop we dat en de ontwikkeling daarvan in kaart brengen. Zoals de heer Van Gerven vroeg, zal ik daarbij ook het Planbureau voor de Leefomgeving betrekken.
Ik kom bij de heer Grashoff die constateerde dat wij onderaan de lijstjes staan in het rapport The State of Nature. In het begin zei ik al dat we nog lang niet klaar zijn. Het is ook niet zo dat de natuur in Nederland er fantastisch voor staat, maar we zijn wel op de goede weg. In het rapport kun je dat ook zien. Wat gaan we doen? De hoofdzaak is natuurlijk dat we het beleid, dat eigenlijk net in gang is gezet, daadwerkelijk uitvoeren. De nieuwe Natuurbeschermingswet is in december door de Eerste Kamer aangenomen. Dat is een belangrijk element, ook om het Natuurpact te kunnen uitvoeren dat we met de provincies hebben gesloten. Zo zorgen we ervoor dat de gebieden die zijn aangewezen — er moeten nog zes gebieden worden aangewezen, maar dan zijn ook alle Natura 2000-gebieden aangewezen — ook goed worden beschermd en er overal beheerplannen worden geïmplementeerd, en het Natuurnetwerk Nederland verder wordt uitgebreid en afgemaakt. En we gaan herstelmaatregelen nemen en emissie-reducerende maatregelen in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof. Ik heb ook al het agrarisch natuurbeheer vermeld. We hebben 1 januari een start gemaakt met een nieuw stelsel, wat ook tot meer resultaat moet gaan leiden. Bovendien zijn er nog een aantal grote natuurprojecten die we moeten gaan uitvoeren. Ik noem de Grote Wateren en de Marker Wadden.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Dit is een kenmerkend element in dit debat, niet alleen hier, maar op meer punten. Zijn we nu op de goede weg of niet? Als ik de verschillende rapporten zie, dan stel ik vast dat er wordt geconstateerd dat we nog heel veraf zijn van de doelen, dat het wellicht voor het eerst in decennia is gelukt om iets van het verlies van biodiversiteit tot staan te brengen, maar dat het daadwerkelijk binnenboord krijgen van de doelstellingen nog veraf ligt. Je ziet dus een gapend gat tussen wat de doelstellingen zijn en de mate, laat ik het zo maar zeggen, waarin we eventueel op de goede weg zouden zijn. De vooruitgang is heel fragiel en heeft slechts betrekking op een heel beperkt aantal soorten. Kan de staatssecretaris mij garanderen dat de doelstellingen gehaald worden? En als hij dat niet kan doen, kan hij mij dan garanderen dat hij met een aanvullend plan komt, om die doelstellingen wel te gaan halen? Daar heeft hij zich immers aan gecommitteerd.
Van Dam:
Met dat laatste zegt de heer Grashoff het goed: wij zijn eraan gecommitteerd, dit kabinet is eraan gecommitteerd. Maar de doelen lopen tot 2020 en als alles volgens planning loopt, treedt er op enig moment in 2017 een nieuw kabinet aan. Als dat kabinet op dezelfde koers doorgaat, dan zitten we op koers om de doelen te halen. Maar ik zei net al: het halen van die doelen is al ambitieus genoeg. Ik ben het met de heer Grashoff eens dat we ons daarvoor volop moeten inspannen. Dat doen we dus ook, met het beleid zoals we dat in gang hebben gezet. Veel daarvan is pas recentelijk in gang gezet. De Natuurbeschermingswet moet zelfs nog in werking treden. De Programmatische Aanpak Stikstof loopt nog niet zo lang. De nieuwe vormen van agrarisch natuurbeheer beginnen dit jaar. Er zijn ook nog de nodige inspanningen te verrichten.
Kan ik de heer Grashoff een garantie geven? Nee, want het is ook aan een volgend kabinet om de koers verder aan te houden en om dan te kijken of er nog extra zeilen bijgezet moeten worden of dat men op hetzelfde pad verder kan om de doelen te halen. De ambitie moet zijn om de doelen te halen. Dat is zo voor dit kabinet, en ik hoop ook voor een volgend kabinet.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Die rapporten geven nu juist aan dat met het huidige beleid die doelen niet gehaald worden. De staatssecretaris blijft hier volhouden dat we op koers liggen om de doelen te halen, maar het is van tweeën één. Of de staatssecretaris zegt: wat er in die rapporten staat, klopt niet. Of hij is het met mij eens dat we de doelen niet halen en dat er, als je daaraan gecommitteerd bent, echt een schep bovenop moet. Dat kan niet wachten tot het laatste kabinet voor 2020. We moeten daar nu iets aan doen, anders hebben de opvolgers van dit kabinet na 2017 het nakijken, want dat is een te korte periode om de achterstand nog in te lopen.
Van Dam:
Ik lees de rapporten zo dat ze kritisch zijn op de stand van de natuur, en dat is terecht. We hebben er niet voor niets een aantal sporen in gezet. In de rapporten staat echter ook dat je verbeteringen kunt waarnemen. Er liggen overigens nog meer rapporten waarin je eveneens verbeteringen kunt zien. De heer Grashoff heeft gelijk als hij zegt dat we er daarmee nog niet zijn, maar ik blijf herhalen dat diverse instrumenten van dit hele beleid nog maar net van start zijn gegaan. Ik ga ervan uit dat we daarmee de doelen kunnen halen, maar we moeten dat wel strak blijven monitoren. Dat hebben we ook afgesproken met de provincies. Die hebben nu een heel belangrijke rol in het beschermen en beheren van de natuur. Met de provincies is afgesproken dat we dat gezamenlijk gaan monitoren. We zijn ook met elkaar het commitment aangegaan om die doelen te halen. Mochten we gaandeweg zien dat het problematisch wordt, dan moeten we extra zeilen bijzetten, maar op dit moment zijn we niet zover.
De heer Geurts (CDA):
Ik heb een heel korte vraag aan de staatssecretaris. Erkent de staatssecretaris ook dat de voorgaande kabinetten eraan hebben meegewerkt en bijgedragen dat het op dit moment goed gaat met de natuur in Nederland?
Van Dam:
Er zijn ongetwijfeld voorgaande kabinetten geweest die een positieve bijdrage hebben geleverd aan de natuur in Nederland.
De heer Geurts (CDA):
Dat vind ik een mooi antwoord, want de staatssecretaris had het net over wat de inzet was in de afgelopen twee jaar. Ik kan hem verzekeren dat je dat nog niet direct terug kunt zien in de natuur. Dat betekent dus dat de voorgaande jaren heel goed waren. Dat blijkt ook uit allerlei statistieken met betrekking tot de ontwikkeling van vogelsoorten sinds 1980. Die zijn allemaal heel positief.
Van Dam:
Ik denk dat de heer Geurts ook enigszins refereert aan het vorige kabinet, waar zijn partij deel van uitmaakte. Laat ik het dan subtiel zeggen: dit kabinet heeft niet voor niets besloten tot een intensivering van het natuurbeleid. Daar waren goede redenen voor. Anders hadden wij de ambities waarover ik zojuist heb gesproken, in ieder geval niet kunnen halen. Ik ben er dus blij mee dat wij dat in dit kabinet met elkaar hebben kunnen afspreken.
De heer Geurts heeft in zijn termijn ook nog andere vragen gesteld. Hij verwees naar het rapport van zijn partijgenote, mevrouw Schreijer-Pierik, lid van het Europees Parlement. Hij vroeg wanneer de Kamer een reactie kan verwachten op haar rapport. In de eerste helft van maart denk ik de Kamer een brief te kunnen sturen over de fitnesscheck van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Ik zei al dat wij eind juni daarover een conferentie houden. Daarin zal ik ook een reactie op het rapport van mevrouw Schreijer-Pierik opnemen.
Verder vroeg de heer Geurts waarom graslanden als kwetsbaar worden aangemerkt en of daar niet iets meer diversiteit in aangebracht kan worden. Dat is al zo. Niet alle graslanden zijn als kwetsbaar aangewezen. Alleen indien er sprake is van bijvoorbeeld een foerageergebied of als er sprake is van een specifiek habitattype, blauwgrasland, worden deze gebieden als kwetsbaar aangemerkt.
Volgens mij had de heer Heerema bewust geen vragen gesteld. Ik kan die dus ook niet van een antwoord voorzien.
Daarmee heb ik denk ik alle vragen die door de Kamer zijn gesteld, beantwoord.
De voorzitter:
Dank u zeer. Dat weet je eigenlijk maar nooit. De heer Van Gerven, SP.
De heer Van Gerven (SP):
Ik hoor graag een nadere precisering van de staatssecretaris op mijn verzoek om samen met de provincies tussendoelstellingen te noemen voor het aantal hectares dat verworven, ingericht en beheerd moet worden. Is de staatssecretaris bereid om dat met de provincies af te spreken?
Van Dam:
Nee, ik zou dat niet op die manier willen doen. Wij zijn met elkaar een commitment aangegaan. Ik zie dat de provincies dat commitment ook waarmaken. Er wordt land verworven, maar onze horizon ligt een aantal jaren verder. Het is dus ook aan de provincies hoe zij dit invullen. Dat is de essentie van de decentralisatie van het natuurbeleid. Wij hebben met elkaar afspraken gemaakt over het einddoel. Ik zie bij de provincies het commitment om daaraan te werken. Ik vind dat je dan niet in een soort sfeer van wantrouwen terecht moet komen en een soort controle-instrument moet instellen waarbij je zegt: wij gaan u echt precies aan doelstellingen houden, u moet elk jaar zo veel aankopen want anders tik ik u op de vingers. Dat is niet de manier waarop wij met elkaar samenwerken. Gelet op de inzet van de provincies is daar denk ik ook geen aanleiding toe.
De voorzitter:
Een interruptie ter vermijding van een tweede termijn wellicht?
De heer Van Gerven (SP):
Nou, ik denk niet dat de tweede termijn wordt vermeden, voorzitter, maar dat ligt in dit geval niet alleen aan mij.
Het gaat er niet om de provincies per se op de vingers te tikken. Wij hebben bijvoorbeeld afgesproken dat 680.000 hectare in een bepaald tijdsbestek wordt verworven. Dan is het goed om met elkaar af te spreken waar wij met z'n allen denken te staan op dat en dat tijdstip. Dat geldt temeer omdat de staatssecretaris, het kabinet, uiteindelijk systeemverantwoordelijk is voor het totaal, ook tegenover Europa en dergelijke. Zou het toch niet wenselijk zijn om dit in een goede verstandhouding met de provincies wél af te spreken?
Van Dam:
Nee. Wij hebben met elkaar afgesproken dat wij de voortgang monitoren en dat wij de voortgang in een goede verstandhouding en collegialiteit met elkaar bespreken indien die onvoldoende is. Dat is het hele uitgangspunt onder de decentralisatie van het natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor het beschermen van de bestaande gebieden, maar ook voor de verdere aanleg van het Natuurnetwerk en voor het verwerven van gebieden daarvoor. Wij bespreken met elkaar de voortgang in dezen. Ik voel er niet zo veel voor om ze dan langs de meetlat te leggen met de vraag of het precieze aantal hectaren dit jaar wel is gehaald; dat is ook niet de aard van de samenwerking. Als in een provincie de voortgang stokt, bespreken we dat met elkaar om te zien wat daaraan gedaan kan worden. Dat is een manier van samenwerking die ik prettig vind en die rechtdoet aan het vertrouwen dat deze Kamer aan de provincies gegeven heeft en aan de manier waarop de provincies daaraan invulling geven.
De voorzitter:
Waarmee we zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de zijde van de staatssecretaris. Is er behoefte aan een tweede termijn? Die is er.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Over de orde: ik wil een schorsing van een paar minuten.
De voorzitter:
Mijn volgende vraag zou zijn geweest of er behoefte is aan een schorsing.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ja, die is er.
De vergadering wordt van 15.24 uur tot 15.30 uur geschorst.
De voorzitter:
We beginnen aan de tweede termijn. De spreektijden zijn daarin een derde van de spreektijden in de eerste termijn. Dat is één minuut, waarin ook eventuele moties moeten worden ingediend. Ik geef als eerste het woord aan de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Ik ga twee moties in één minuut indienen, dus dat wordt heel snel voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat verschillende recente studies concluderen dat meer inzet van overheden nodig is om de Europese natuur te beschermen en het biodiversiteitsverlies te stoppen;
overwegende dat Nederlandse ambities vooralsnog achterwege zijn gebleven;
verzoekt de regering, haar ambities spoedig kenbaar te maken en vervolgens ook uit te dragen in Europees verband,
en gaat over tot de orde van de dag.
Leest u maar iets langzamer voor, want anders kan niemand het meer volgen. De tien seconden maken ook niet meer uit. Korte moties kunnen overigens ook.
De heer Wassenberg (PvdD):
Het zijn korte moties. Ik heb tot nu toe elk woord voorgelezen, maar ik zal het nu iets rustiger doen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de evaluatie van het Europees natuurbeleid deels onder Nederlands voorzitterschap plaatsvindt;
constaterende dat de Europese natuur in slechte staat verkeert en twee derde van de beschermde dieren en planten bedreigd wordt;
overwegende dat natuurherstel en het stoppen van het biodiversiteitsverlies een prioriteit zouden moeten zijn;
verzoekt de regering, het Europees voorzitterschap te benutten om de evaluatie van het Europees natuurbeleid hoog op de Europese agenda te krijgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Ik heb een ambitiemotie voor een ambitieuze staatssecretaris.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat blijkens de tussentijdse evaluatie van de EU Biodiversiteitsstrategie 2020 meer vorderingen nodig zijn om de daarin opgenomen doelen te halen;
verzoekt de regering, een schematisch overzicht te geven van alle genomen en te nemen maatregelen om de Europese natuurdoelen tijdig te behalen en daarbij per maatregel de stand van zaken van de voortgang te vermelden, inclusief de momenten waarop welke aanvullende maatregel getroffen zal worden als de vordering onvoldoende is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Leenders (PvdA):
Voorzitter. Met dank aan de imkers in Tilburg, die mij hebben geïnspireerd, dien ik, in navolging van mijn inhoudelijke bijdrage, de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bijen van groot belang zijn voor onze natuur en voedselvoorziening;
constaterende dat bijenpopulaties te lijden hebben onder een gebrek aan voedsel dat wordt veroorzaakt door een schrale biodiversiteit;
constaterende dat Nederland veel braakliggende terreinen kent;
verzoekt de regering om het inzaaien van braakliggende terreinen met bijenvriendelijke planten te agenderen in het Bijenberaad;
verzoekt de regering tevens, te onderzoeken in hoeverre maatregelen gericht op het inzaaien van braakliggende terreinen, voor zover het landbouwgronden betreft, met bijenvriendelijke gewassen, gefinancierd kunnen worden vanuit de vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en POP3, en daar de Kamer over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik denk dat de heer Leenders deze interruptie wel verwacht. Hij is in het AO Gewasbescherming al begonnen over de bijen en dergelijke. Dat AO is nog niet afgerond. Er komen nog een tweede termijn en een schriftelijke ronde, zoals vanmorgen tijdens de procedurevergadering is afgesproken. Op mij komt het niet heel netjes over dat de heer Leenders nu in dit debat iets waar hij in het AO al mee bezig is geweest, probeert te regelen door middel van een motie. Ik vraag me even af of dat überhaupt wel kan.
De voorzitter:
Waarbij ik even zeg dat een AO een algemeen overleg is, een overleg met het kabinet dat plaatsvindt in een andere zaal dan deze.
De heer Leenders (PvdA):
Ik ken in ieder geval geen reglementen die dit verbieden. In het algemeen overleg over gewasbescherming heb ik dit onderwerp ingebracht nadat de voorzitter daar niet geheel ten onrechte tegen mij zei dat het niet geagendeerd was in dat overleg. Ik kijk of de staatssecretaris daar toch op wil reageren. Eigenlijk hoorde het in dat debat niet zo goed thuis, maar veel meer in het debat van vanmiddag. Daarom leek het mij uitstekend om het aan de orde te stellen in dit debat. Je kunt ervoor kiezen om een algemene beschouwing te geven, maar ook om de biodiversiteit in Nederland, die zwaar in het geding is, een stukje vooruit te helpen. Daarvoor heb ik gekozen.
De voorzitter:
Ik merk in zijn algemeenheid op dat de leden kunnen kiezen waar ze het over willen hebben en moties kunnen indienen zo veel als zij maar willen. De vraag of dat verstandig is, is weer een ander hoofdstuk.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik constateer alleen dat er een inbreng is geweest in een ander overleg dan dit. Ik kan mij heel goed voorstellen dat dit overleg eerst afgerond wordt voordat een bijbehorende motie ingediend wordt. Ik constateer dat dit niet gebeurd is, want de motie is nu ingediend en voldoende ondersteund, en wordt dus in stemming gebracht. Ik geef de heer Leenders mee dat wij daar niet positief tegenover staan.
De heer Leenders (PvdA):
Ik heb geen behoefte aan een verdere reactie hierop.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Wat we hier niet moeten doen, is ons gedragen als slechte leerlingen in het middelbaar onderwijs, die erover juichen dat ze op twee vakken een 7 hebben gehaald om daarbij in de communicatie achterwege te laten dat de rest van de lijst onvoldoendes bevat. Ik zie een te kleine ambitie en te weinig gevoel voor urgentie bij deze staatssecretaris en bij een deel van de collega's in de Kamer. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in 2013 de uitvoeringsagenda "Natuurlijk Kapitaal: behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit" is vastgesteld als uitvoering van onder andere de internationale biodiversiteitsafspraken en de EU Biodiversiteitsstrategie 2020;
constaterende dat het rapport State of Nature laat zien dat er meer inspanning nodig is om de doelstellingen zoals gesteld in de EU-Biodiversiteitsstrategie 2020 te behalen;
constaterende dat Nederland zich heeft gecommitteerd aan deze doelstellingen;
verzoekt de regering om het beleid gericht op biodiversiteit te intensiveren en daarover de Kamer uiterlijk voor de zomer te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, in overleg met de provincies tussendoelstellingen aan te geven voor het aantal hectares te verwerven, in te richten en te beheren natuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Planbureau voor de Leefomgeving verwacht dat de internationale langetermijndoelen voor een goede staat van instandhouding van alle aangewezen dier- en plantsoorten en habitattypes in 2027 nog niet binnen bereik zijn;
verzoekt de regering, het Planbureau voor de Leefomgeving te vragen, te onderzoeken welke inzet van middelen nodig is om de doelen wel binnen bereik te krijgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Gerven (SP):
Geïnspireerd door de heer Leenders dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de motie 21501-32, nr. 684 de regering wordt verzocht, zich in te zetten voor een Europees moratorium op alle toepassingen van neonicotinoïden en fipronil;
overwegende dat slechts een gedeelte van de neonicotinoïden in de Europese Unie verboden is of beperkt in gebruik en dat volgens het Centrum voor Landbouw en Milieu in Nederland nog 85% van het gebruik van neonicotinoïden overeind blijft;
verzoekt de regering, de periode van het Nederlandse EU-voorzitterschap te gebruiken om voor bijen gevaarlijke neonicotinoïden te verbieden conform het verzoek van motie 21501-32, nr. 684,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Dank voor uw clementie dat ik twaalf seconden extra spreektijd kreeg.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet al het grasland binnen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden aangewezen heeft als ecologisch kwetsbaar, terwijl de verordening dit niet vereist;
overwegende dat het verbod op omzetten van grasland in alle Vogelrichtlijngebieden een inperking is van het eigendomsrecht, die niet noodzakelijk bijdraagt aan vogelpopulaties;
overwegende dat een gedifferentieerde aanpak van grasland in Vogelrichtlijngebieden, waarbij sommige wel omgezet zouden kunnen worden, bijvoorbeeld ten goede zou kunnen komen van de kievitpopulatie;
verzoekt de regering, ten behoeve van de volgende hervorming van het GLB het door middel van pilots mogelijk te maken dat er onderscheid wordt gemaakt in de mate van ecologisch kwetsbaar gebied en de noodzakelijkheid van het omzetverbod in Vogelrichtlijngebieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik wil graag de heer Geurts nog even wijzen op het feit dat hij in de eerste termijn een prachtig citaat heeft gebruikt. Dat klonk heel optimistisch en ik ben het dus direct gaan lezen, want ik heb toch iets over het hoofd gezien. Ik zag echter nog meer over het hoofd, want waar de heer Geurts een punt zette, gaat het citaat verder: "Maar de stijging compenseert slechts een fractie van het grote verlies in de vorige eeuw en beperkt zich tot dieren in en rond het water. Op het land staat de natuur nog onverminderd onder druk, vooral door de intensieve landbouw. Ook in de zogeheten open natuurgebieden, zoals duinen en heidelandschap, zien we een sterke achteruitgang van de natuur". Ik citeerde het Living Planet Report. Kan de heer Geurts daar nog kort op reageren?
De heer Geurts (CDA):
We kunnen alle rapporten erbij halen en dan zeggen welke delen wel geciteerd zijn en welke delen niet geciteerd zijn. Dat kan ik ook bij de heer Grashoff doen, maar dat ga ik niet doen. Ik heb hier een Sovon-rapport met heel veel grafieken over hoe het met de vogelsoorten in Nederland gaat. Ik heb geel gemaakt welke soorten het heel goed doen: purperreiger, ooievaar, lepelaar, zeearend, havik, buizerd, et cetera. Dat ondersteunt dus voldoende wat ik in de eerste termijn heb gezegd.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik kan niet anders vaststellen dan dat de heer Geurts bewust de positieve krenten uit de pap haalt en zich dus inderdaad gedraagt als de leerling die pocht over de twee zevens, maar de onvoldoendes achterwege laat.
De heer Geurts (CDA):
Ik kan niet anders concluderen dan dat GroenLinks ook zeer selectief heeft gewinkeld in de rapporten.
De voorzitter:
Dat is over en weer duidelijk.
De heer Heerema ziet af van het voeren van het woord.
De vergadering wordt van 15.43 uur tot 15.45 uur geschorst.
Van Dam:
Voorzitter. Ik beperk mij in deze termijn tot de moties. Met de motie op stuk nr. 101 verzoekt de heer Wassenberg om onze ambities spoedig kenbaar te maken. Dat heb ik volgens mij in dit debat al gedaan. Onze ambitie is om aan te sluiten bij de doelen die wij Europees met elkaar hebben afgesproken. Ik heb ook aangegeven dat we al veel nieuw beleid hebben ingezet om die doelen te halen. Ik ontraad dus deze motie.
Met de motie op stuk nr. 102 verzoeken de heer Wassenberg en mevrouw Koşer Kaya om het Europees voorzitterschap te benutten om de evaluatie van het natuurbeleid hoog op de Europese agenda te krijgen. Die motie is overbodig, want dat doen we al. Ik heb de Kamer gemeld dat we van 27 tot 29 juni een conferentie organiseren die juist over de evaluatie van het lopende Europese natuurbeleid gaat, namelijk van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Ik ontraad dus ook deze motie.
Met de motie op stuk nr. 103 vragen mevrouw Koşer Kaya en de heer Wassenberg om een schematisch overzicht van alle genomen en te nemen maatregelen, waarbij per maatregel wordt aangegeven wat de voortgang is en wat de maatregel oplevert. Ik moet die motie ontraden. Je kunt niet per maatregel aangeven wat het effect zal zijn. Het gaat juist om de samenhang van alle verschillende beleidsinstrumenten die eraan moeten bijdragen dat we de doelen halen.
De voorzitter:
Een vraag om toelichting, geen discussie.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ja hoor, voorzitter, altijd een vraag om toelichting. De staatssecretaris heeft zojuist in zijn eerste termijn aangegeven dat er een aantal maatregelen genomen worden of genomen zijn. Het punt is echter dat we helemaal niet kunnen nagaan of dat effect gaat sorteren en welke termijnen daarbij gelden. Deze motie is dus als zodanig bedoeld.
Van Dam:
Alle door mij genoemde instrumenten zijn uitvoerig met de Kamer besproken en hebben ook de steun — vaak brede steun — van de Kamer gekregen. Ik ga er eigenlijk van uit dat de Kamer dat heeft gedaan in de overtuiging dat het hele pakket bijdraagt aan het bereiken van de doelen die we met elkaar overeen zijn gekomen. Dat is in elk geval ook de overtuiging van het kabinet. Het is echt ondoenbaar om per maatregel precies aan te geven wat de voortgang is en wat de maatregel bijdraagt aan het realiseren van de doelen. Daarmee tuig je een heel administratief circus op, zonder dat dit je daadwerkelijk het inzicht geeft dat je zoekt.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 104.
Van Dam:
Ja, dat is de motie van de heer Leenders over het Bijenberaad en de maatregelen die zijn gericht op het inzaaien van braakliggende terreinen. Ik zal het inzaaien van braakliggende terreinen agenderen in het Bijenberaad en ook onder de aandacht brengen van het lectoraat dat wij meefinancieren. Ik zal ook vragen om de verschillende betrokken partijen, zoals gemeenten en provincies, daarbij te betrekken. In het kader van de vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden bloemenranden voor bijen al gestimuleerd. Ik heb vorige week in het algemeen overleg aangegeven dat ik best aanvullende mogelijkheden binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid — met name binnen POP3, het Plattelandsontwikkelingsprogramma — wil bezien. Daarom laat ik het oordeel over deze motie over aan de Kamer.
Met de motie op stuk nr. 105 verzoekt de heer Grashoff om het beleid dat is gericht op biodiversiteit, te intensiveren. Daar hebben we in dit debat uitgebreid over gesproken. Verschillende beleidsinstrumenten zijn net ingezet. De heer Grashoff verwijst in zijn motie naar het rapport The State of Nature in the EU. Dat rapport kan nog helemaal geen inzicht geven in de effecten van het ingezette beleid. Zijn constatering is dus niet helemaal juist. Ik heb gezegd dat we vele nieuwe instrumenten hebben en dat dit kabinet extra geld heeft geïnvesteerd, in de overtuiging dat dit ertoe kan leiden dat we de gestelde doelen halen. Ik ontraad dus de motie op stuk nr. 105.
In de motie op stuk nr. 106, verzoekt de heer Van Gerven de regering om in overleg met de provincies tussendoelstellingen na te streven. Hierover hebben we al uitgebreid gedebatteerd. Ik ontraad deze motie en ik verwijs naar het debat dat wij erover hebben gehad.
In de motie op stuk nr. 107, verzoekt de heer Van Gerven de regering het Planbureau voor de Leefomgeving te vragen om te onderzoeken welke inzet van middelen nodig is om de doelen binnen bereik te krijgen. Het Planbureau voor de Leefomgeving doet al een evaluatie van de natuurparken en bekijkt ook periodiek de voortgang van het natuurbeleid. Ik ontraad dus deze motie.
De heer Van Gerven (SP):
Onderzoekt het Planbureau voor de Leefomgeving wat in deze motie verzocht wordt?
Van Dam:
Het Planbureau voor de Leefomgeving monitort de voortgang van het natuurbeleid. Ik ken het Planbureau: wanneer het nodig is, zal het aanbevelingen doen om dat beleid verder te versterken. Als dat het antwoord is op de vraag van de heer Van Gerven, denk ik dat het planbureau ongeveer doet wat de heer Van Gerven hier vraagt. Ik zou de motie eigenlijk ook als een beetje overbodig willen bestempelen.
De heer Van Gerven (SP):
Ik geloof niet dat die motie overbodig is. De staatsecretaris zei dat het gaat om een evaluatie van het beleid tot nu toe, om te bekijken wat dat in de toekomst gaat opleveren en of dat wel of niet gunstig is. Dat is niet helemaal hetzelfde als wat in de motie staat. Daarin staat: stel dat de verwachting van het PBL is dat we de doelen niet gaan halen, welke maatregelen zijn dan nodig om dat doel wel te halen? Juist dat laatste is een toevoeging. Een staatsecretaris die intensivering van het beleid nastreeft, zou daar een voorstander van moeten zijn. Ik begrijp de negatieve appreciatie van de staatssecretaris dus niet.
Van Dam:
Ik gaf aan dat het planbureau al monitort en een evaluatie doet, ook van het Natuurpact dat we met de provincies hebben afgesproken. Het planbureau heeft zoals bekend een zelfstandige positie en zal dus niet nalaten te adviseren daar waar men dat nodig acht. In zijn motie gaat de heer Van Gerven er eigenlijk al van uit dat we die doelen niet gaan halen en dat we het Planbureau dus nu al expliciet moeten vragen om een onderzoek naar de middelen die nodig zijn om die doelen wel binnen bereik te krijgen. Ik heb in dit debat herhaaldelijk betoogd dat dat veel te vroeg is. Een aantal instrumenten hebben we pas ingezet. Het is nu dus te vroeg om te beoordelen of we de doelen al dan niet halen. Het kabinet is ervan overtuigd dat deze instrumenten daaraan zullen bijdragen en volgens mij is, gelet op de vrij brede steun aan al die instrumenten, een groot deel van de Kamer dat ook. Ik ontraad dus deze motie, daar blijf ik bij.
De inhoud van de motie op stuk nr. 108 zou aan de orde kunnen zijn in het vervolg van het algemeen overleg over gewasbescherming. Toen zaten we midden in deze discussie. Ik kan deze motie, op deze manier geformuleerd, niet uitvoeren. We hebben dit in dat algemeen overleg uitgebreid met elkaar besproken. In mijn brief aan de Kamer heb ik aangegeven dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, het Ctgb, opnieuw een aantal punten rond de verschillende neonicotinoïden bekijkt. Op verzoek van Nederland heeft de Europese Commissie een expertgroep voor duurzame gewasbescherming ingesteld, die korte- en langetermijnacties zal benoemen en gaat proberen om de beschikbaarheid van laagrisicomiddelen te bevorderen. Deze moet al binnen zes maanden een aanbeveling opleveren, die ik graag in de Europese Raad zou bespreken. Ook op EU-vlak zetten wij ons daar dus voor in. Maar zoals de motie nu is geformuleerd, moet ik haar ontraden.
De heer Van Gerven (SP):
Moet ik constateren dat de staatssecretaris niet van plan is om een motie van de Kamer uit te voeren?
Van Dam:
Voorzitter, u gaat over de orde. Dit was nu net een van de onderwerpen van het geschorste algemeen overleg over gewasbescherming. Later kunnen we hier dus uitgebreid over doorpraten. In de eerste termijn en in mijn brief aan de Kamer heb ik de verdeling van de bevoegdheden aangegeven. Ik heb ook gezegd dat het niet binnen mijn bevoegdheid ligt om middelen te verbieden, tenzij het om een heel bijzondere situatie gaat. We hebben zo'n situatie besproken: het middel imidacloprid. Daarvan zijn de normoverschrijdingen dusdanig dat, als daarin geen verbetering komt en het Ctgb aangeeft dat het daar niet tegen kan of wil optreden, ik zal overgaan tot een verbod. Maar dat is een vrij uitzonderlijke situatie. De heer Van Gerven weet ook dat wij het zo hebben geregeld dat het Ctgb gaat over de toelating van middelen en dus ook de eerst aangewezene is om die toelating in te trekken, en dat de EFSA op Europees niveau adviseert over het toelaten van stoffen en dat dat vervolgens door de Europese Raad wordt geaccordeerd. Zo hebben we het geregeld. Een verzoek aan het kabinet om eigenstandig stoffen te verbieden is, als we daarvoor niet een zware aanleiding hebben zoals in het geval van imidacloprid, een vrij kansloze exercitie. Dit zal door een rechter meteen onderuitgehaald worden. Daarom heb ik in het AO ook aangegeven op welke manier we het wel aanpakken. Ik heb, zoals ik toen al aangaf, aan het Ctgb gevraagd om opnieuw naar die neonicotinoïden te kijken, op basis van een aantal rapporten die verschenen zijn. Op deze manier geef ik uitvoering aan deze motie.
De voorzitter:
Ik werd zojuist aangesproken op toelaatbaarheid. De heer Van Gerven kan iedere motie indienen die hij wenst. Wellicht is het verstandig om, als hij dit inhoudelijk verder wil uitdiepen, eerst het algemeen overleg af te wachten, maar dat is aan de heer Van Gerven. Het standpunt van de staatssecretaris over die motie is nu genoegzaam bekend en ik denk dat daar nu niet verder over gediscussieerd hoeft te worden.
De heer Van Gerven (SP):
Nee, maar ik heb nog wel een verzoek aan de staatssecretaris. Ik zal de motie aanhouden, maar ik vraag de staatssecretaris wel of hij dan toch nog wil ingaan op de haalbaarheid van die aangenomen motie. Een meerderheid van de Kamer heeft dat verzoek immers neergelegd. Daar komen we dan later nog op terug. Die vraag ligt er dus nog. De Kamer wil graag vanuit het voorzorgsprincipe opereren en dat gaat dus inderdaad een stapje verder dan wat de staatssecretaris tot op heden heeft gezegd.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (26407, nr. 108) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Van Dam:
Ik ken de opvatting van de Kamer en ik begrijp de bezorgdheid ook heel goed, gelet op alle berichtgeving. Ik ga verder op deze vragen in tijdens het schriftelijke overleg en het vervolg van het algemeen overleg over gewasbeschermingsmiddelen dat daarna plaatsvindt. Dat lijkt me de juiste plek daarvoor.
In de motie op stuk nr. 109 van de heer Geurts wordt verzocht om bij de volgende hervorming van het GLB door middel van pilots mogelijk te maken dat er onderscheid wordt gemaakt in de mate van ecologisch kwetsbaar gebied en de noodzakelijkheid van het omzetverbod in vogelrichtlijngebieden. Het is moeilijk te overzien wat de gevolgen van dit verzoek zijn, maar ik ben bereid om hiernaar te kijken. Daarom laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van het antwoord van de staatssecretaris in tweede termijn. Ik stel mij voor, aanstaande dinsdag over de negen ingediende moties te stemmen.
De vergadering wordt van 15.59 uur tot 16.05 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20152016-47-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.