Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 9, item 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 9, item 8 |
Aan de orde is het VAO EU-Klimaat- en energiepakket (AO d.d. 30/09).
De voorzitter:
Ik heet de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van harte welkom. Wij hebben vanavond en vannacht nog een lang afrondend debat over een artikel 100-brief. Dat betekent dat wij dit VAO snel moeten doen. Wij hebben ongeveer tot 20.00 uur. Ik vraag u allen om kort vragen te stellen en zo kort mogelijk te antwoorden.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Ik heb drie korte moties en een vraag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Commissie met instemming van onder meer Duitsland, Frankrijk, Italië en Zweden een energiebesparingsdoel van 30% in 2030 voorstelt;
van mening dat dit mede ten behoeve van energie-onafhankelijkheid noodzakelijk is;
verzoekt de regering, dit doel te steunen, of zich er in ieder geval niet tegen te verzetten en dat kenbaar te maken aan de Europese Commissie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in Europees verband afgesproken is 80% tot 95% CO2-reductie in 2050 te halen, en dat dit binnen bereik moet blijven;
verzoekt de regering, niet akkoord te gaan met minder dan een onvoorwaardelijk CO2-reductiedoel van 40% in 2030,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bindende nationale doelen op schone energie en energiebesparing onontbeerlijk zijn voor onder meer investeringszekerheid en een Europees level playing field;
verzoekt de regering om, indien zulke doelen niet op Europees niveau worden afgesproken, zichzelf te committeren aan een nationale doelstelling in 2030 die in ieder geval in lijn is met het groeipad voor duurzame energie dat is ingeslagen met het Energieakkoord,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Allerlei partijen hebben zich in het AO uitgesproken over het belang van een goede hervorming van het ETS. Er is natuurlijk een sterke samenhang tussen die hervorming van het ETS en de doelen die we hier nu vastleggen. Hoe gaan beide bewindslieden eigenlijk om met de verschillende tijdslijnen van deze twee onderhandelpakketten die zoveel met elkaar te maken hebben? Hoe zorgen zij ervoor dat het uiteindelijk nauw op elkaar aansluit?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Er wordt vandaag in dit huis gesproken over de conflicten en de ellende in de wereld en over wat we zouden moeten doen. De Partij voor de Dieren hecht eraan te benadrukken dat het vreselijk is en, op het moment dat er conflicten zijn, het ongelofelijk moeilijk is om je af te vragen hoe je daarop moet reageren. Wij vinden het minstens zo belangrijk om ervoor te zorgen dat wijzelf geen conflicten veroorzaken. Wij weten dat de klimaatverandering wordt aangewezen als de grootste bron van conflicten in de toekomst. De Partij voor de Dieren vindt het onvoorstelbaar dat wij dat laten gebeuren, tenzij wij in actie komen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat wetenschappers aantonen dat ambitieuze bindende doelen voor 55% broeikasgasreductie, 40% energie-efficiëntie en 45% hernieuwbare energie op Europees niveau nodig zijn om klimaatverandering te beperken tot twee graden temperatuurstijging, en dat deze doelen bovendien haalbaar zijn;
van mening dat Nederland geen genoegen kan en mag nemen met de huidige, inadequate klimaat- en energievoorstellen van de Europese Commissie voor 2030;
verzoekt de regering, vast te houden aan de internationaal overeengekomen tweegradendoelstelling en de klimaataanbevelingen van wetenschappers te vertalen naar de Europese inzet voor het klimaat- en energiepakket voor 2030,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. Na een uitgebreid algemeen overleg kan de inzet van het kabinet op de steun van de VVD rekenen. Het voorgestelde pakket is reuze ambitieus. Ambitie is goed, maar je moet wel realistisch blijven. We zijn immers niet gek.
De VVD let er daarom erg sterk op dat onze concurrentiekracht niet wordt geschaad. Daarnaast zijn twee punten voor ons van groot belang, namelijk kosteneffectiviteit en het mondiale aspect. Als we ons eenzijdig committeren aan hoge bindende doelstellingen terwijl de rest van de wereld dat niet doet, lopen onze welvaart en onze werkgelegenheid schade op. Dat moeten we met elkaar niet willen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik had zo gehoopt dat de VVD vandaag drie punten zou noemen. Daarom stel ik toch nog maar even de volgende vraag. Hoe belangrijk vindt de VVD energieonafhankelijkheid?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De VVD vindt energieonafhankelijkheid belangrijk.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Vindt de heer Dijkstra dan ook dat we die energieonafhankelijkheid mede als opdracht mee zouden moeten geven aan de regering? Zou de regering volgens de VVD bij de onderhandelingen over het pakket ook heel goed moeten letten op de aspecten die relevant zijn voor onze energieonafhankelijkheid?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De VVD-fractie vindt dat niet. Zij denkt dat we heel goed met elkaar een nieuwe infrastructuur kunnen bouwen op energiegebied. Samenwerking is daarbij belangrijk. Ik wil mevrouw Van Veldhoven er ook op wijzen dat voorraden fossiele energie natuurlijk over de hele wereld verspreid zijn. Energieonafhankelijkheid is dus heel mooi, maar er zijn tal van bronnen waar je nog uit kunt putten.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Van Veldhoven hierop weer wil reageren, maar ik stel voor dat we interrupties in tweeën doen. Mevrouw Van Tongeren wil ook een vraag stellen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De heer Dijkstra zegt dat de VVD concurrentiekracht heel belangrijk vindt. Ik ga er maar van uit dat ook innovatie heel belangrijk is voor de VVD. Zou zij daarom niet ook aan de regering mee willen geven dat juist bindende doelen innovatie bevorderen en daarmee de concurrentiekracht kunnen versterken? Dat doen bindende doelen meer dan vrijblijvende doelen.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Innovatie is belangrijk en willen we graag. Een van de instrumenten daarvoor is emissiehandel. Emissiehandel kan ervoor zorgen dat we op een marktvriendelijke wijze innovatie bereiken, waarbij prijs en aanbod elkaar in evenwicht houden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Is het niet zo dat juist een bindend doel op het vlak van energiebesparing innovatie enorm kan aanjagen? De VVD is een partij die vindt dat het bedrijfsleven een stevige concurrentiekracht moet hebben. Als je economie energiezuiniger wordt, gaan de kosten omlaag. Bovendien doe je allerlei ontdekkingen als je bezig bent met energiebesparing. Zou de VVD daarom niet juist moeten aandringen op een bindend doel op het vlak van energiebesparing?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Het mooie van het rapport van het PBL en het ECN is dat daarin ook de gevolgen in kaart zijn gebracht. Energie-efficiency is belangrijk, maar het is wel zo dat we in Nederland al heel veel bespaard hebben. Ieder fatsoenlijk bedrijf en ieder huishouden hebben al veel maatregelen genomen. Ik vind dat je de maatregelen moet nemen waar ze het meest kosteneffectief kunnen worden doorgevoerd. Ik noemde het voorbeeld van Oost-Europa. Daar zetten ze gewoon de verwarming aan en als ze het daarna te warm hebben, gooien ze het raam open. Dat is in Nederland ondenkbaar. Ik pleit er dus voor om de energiebesparingsmaatregelen op grond van kosteneffectiviteit daar te nemen waar ze het meeste effect sorteren.
Het is verder van belang om te melden dat hogere doelen alleen op de instemming van de VVD kunnen rekenen als ook bijvoorbeeld China en de VS meedoen. Onderschat bovendien ook India niet. Ik wijs erop dat nu slechts 11% van de wereldwijde uitstoot voor rekening van Europa komt. In 2030 is dat nog maar de helft. Dat komt deels doordat Europa, zoals ik al zei, steeds schoner gaat produceren, maar deels ook doordat de rest van de wereld natuurlijk meer gaat uitstoten en zijn piekniveau nog niet heeft bereikt. Europa gaat in zijn eentje dus de wereld niet redden en Europa is ook geen eiland, zoals sommige partijen schijnen te denken. Ik pleit dus voor een mondiale afspraak in Parijs in 2015. Anders wordt Europa armer en de wereld warmer.
Mijn tweede punt gaat over kosteneffectiviteit. Besparen, ik zei het zojuist ook al, moet je doen waar het zinvol is. De meerkosten van 5 miljard tot 15 miljard per jaar voor Nederland zijn vanwege die hogere doelen niet acceptabel. Deze kosten kunnen echter gelukkig worden voorkomen, door stevige onderhandelingen te voeren in Brussel en door een verdeling te maken die gebaseerd is op het effect in plaats van op het inkomen per inwoner. Over beide zaken hebben we de bewindslieden toezeggingen horen doen tijdens het algemeen overleg.
De opdracht voor de staatssecretaris is uitdagend. De VVD wenst haar veel succes.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb twee korte moties en een vraag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Europese emissiehandelssysteem (ETS) niet voldoende functioneert omdat de prijs voor CO2-uitstoot langdurig laag ligt;
verzoekt de regering, binnen de EU te pleiten voor het invoeren van een minimumprijs in het ETS-systeem,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een transitie naar een duurzame energiehuishouding noodzakelijk en onvermijdelijk is;
constaterende dat er grote voordelen zijn die gepaard gaan met een bindende doelstelling voor duurzame energie, onder andere omdat hiermee:
-de energieonafhankelijkheid wordt vergroot;
-aansluiting bij de opzet en de doelen van het SER-energieakkoord wordt verzekerd;
-een efficiënte planning en uitbreiding van het Europese energienetwerk word gegarandeerd;
-ruim 500.000 extra banen worden gecreëerd;
verzoekt de regering, binnen Europa te pleiten voor een bindende doelstelling voor duurzame energie per lidstaat,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dan mijn vraag. Bij de algemene politieke beschouwingen is een motie van mijn fractievoorzitter Bram van Ojik over energie-efficiency aangenomen. Ik ontvang graag een brief van de regering, waarin ze aangeeft hoe ze deze motie gaat uitvoeren. Het zou heel fijn zijn als die brief voor het WGO over energie door de Kamer ontvangen kan worden, want volgens mijn fractie heeft het consequenties voor het standpunt in Europa. Als je het dictum namelijk serieus neemt, zou er een individueel per lidstaat verplichtend doel moeten zijn voor energiebesparing. Daar krijg ik graag een reactie van de regering op. Verder krijg ik graag de toezegging dat we een brief krijgen met een uitwerking van de wijze waarop de regering deze motie gaat aanpakken.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Afgelopen dinsdagavond hebben wij intensief met elkaar gedebatteerd over dit belangrijke onderwerp. Twee specifieke punten heb ik in een motie samengebracht. Dat heb ik met name gedaan omdat ik graag wil weten hoe beide bewindslieden daarin staan. De motie gaat over energieonafhankelijkheid. Ik ben ook een beetje verbaasd over de bijdrage van de VVD op dit punt, want de eigen VVD-minister gaf juist aan dat dit voor hem een belangrijk punt was, terwijl staatssecretaris Mansveld eigenlijk aangaf dat het geen onderdeel zou zijn. Daarom mijn volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland en de Europese Unie voor onze veiligheid stappen moeten blijven zetten om onafhankelijker te worden van energie van buiten de EU;
overwegende dat het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie en het treffen van maatregelen voor energiebesparing bijdragen aan een grotere energieonafhankelijkheid;
constaterende dat de Europese Unie kiest voor het vaststellen van drie doelen, te weten reductie CO2, hernieuwbare energie en energiebesparing;
verzoekt de regering om bij de onderhandelingen over het Europees Klimaat-en energiepakket 2030 uitgaande van de drie Europese doelen, in te zetten op een vertaling naar nationaal bindende doelen waarbij er een bandbreedte blijft om in de toekomst zeker te zijn van een reële energiemix die kan bijdragen aan een meer onafhankelijke energievoorziening in Europa,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ECN en PBL de impact van de EU-doelen voor het Klimaat- en energiepakket 2030 op Nederland hebben berekend, maar dat hierin met name de kosten en nauwelijks de baten van hogere doelen worden meegenomen;
overwegende dat uit het Impact Assessment van de Europese Commissie blijkt dat een hoger besparingsdoel grote macro-economische voordelen heeft, waaronder een daling van de gasprijs, een toename van het bnp en een toename van het aantal banen;
overwegende dat meer hernieuwbare energie, meer energiebesparing en minder uitstoot onder meer kunnen leiden tot economische voordelen, minder energieafhankelijkheid en verbetering van de luchtkwaliteit en volksgezondheid;
verzoekt de regering, aanvullend onderzoek te doen naar de baten van hogere doelstellingen voor energie en klimaat, bijvoorbeeld op het gebied van economische voordelen en verbetering van luchtkwaliteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. De Partij van Arbeid heeft een motie en een vraag. Wij willen meer ambitie in de mondiale verantwoordelijkheid die we hebben om de opwarming van de aarde tegen gaan. We vragen het kabinet om namens Nederland in Europa te pleiten voor een ambitieuzer standpunt: de EU moet de uitdrukkelijke bereidheid hebben om in de wereldwijde onderhandelingen over een klimaatverdrag verder te gaan dan een CO2-reductie van 40%. Dat willen we natuurlijk wel samen met de rest van de wereld doen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat wij een mondiale verantwoordelijkheid hebben om de opwarming van de aarde te beperken en dat een reductie van ten minste 40% CO2-uitstoot daarbij verstandig is;
verzoekt de regering, namens Nederland te pleiten voor een ambitieus standpunt, waarbij de EU de bereidheid moet hebben om in de wereldwijde onderhandelingen over een nieuw mondiaal klimaatverdrag verder te gaan dan een CO2-reductie van 40%, als de rest van de wereld samen met ons deze stap wil zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Jan Vos (PvdA):
Naar aanleiding van de PvdA-motie over de relatie tussen de drie doelstellingen, energiebesparing, CO2-reductie en duurzame energie, hebben we in het algemeen overleg gesproken over de manier waarop die doelstellingen op elkaar inwerken. Om alle verwarring erover uit te sluiten, vraag ik of het goed heb begrepen dat het, als we eenmaal een CO2-doel hebben vastgesteld, voor Nederland logisch is dat we een bindend CO2-doel, een bindend energiebesparingsdoel en een bindend duurzame-energiedoel hebben. Daarop krijg ik graag een reactie van het kabinet.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
In het AO was de heer Vos hier heel helder over: de bindende doelstelling voor energiebeparing moet 30% zijn. Is dat ook wat hij het kabinet meegeeft?
De heer Jan Vos (PvdA):
In het AO heb ik gezegd dat het CO2-doel dat je vaststelt — daarom hebben we juist de PBL- en de ECN-studie laten doen — leidend moet zijn. Daaruit vloeit een besparingsdoel voort. Als je 40% CO2-reductie pakt, dan is 27% duurzame energie daarbij logisch en 25% energiebesparing. Als je de reductie op 45% zet, dan volgen er andere percentages uit. Je kunt het niet omdraaien en zeggen: we gaan maar heel veel energie besparen. Wat gebeurt er dan? Ten eerste fiets je daarmee de hoofddoelstelling, namelijk CO2-reductie, in de wielen. Dat blijkt uit de studies van PBL en ECN. Ten tweede besteed je daar dan onevenredig veel geld aan. Dat is heel onverstandig. We hebben juist die studies laten doen om dat te achterhalen. Wat mevrouw Van Veldhoven voorstelt, klinkt heel sympathiek. Het klinkt als iets waar je bijna niet tegen kunt zijn. Maar als zij de feiten heeft gelezen — die kent zij net zo goed als ik — weet zij dat het geen verstandige oplossing is.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Als je een enkelvoudige doelstelling hebt, klopt de redenering van de heer Vos, maar er zijn natuurlijk meer doelstellingen dan alleen het klimaat. Energieonafhankelijkheid is er ook een van. De heer Vos weet heel goed dat juist het soort doelstellingen als energiebesparing daarvoor heel belangrijk is. Dat hebben we in het AO uitgebreid met elkaar besproken. Volgens mij kwamen we toen tot de conclusie dat die 30% niet zo gek is en dat het kabinet dat in ieder geval niet moet blokkeren. Ik hoop dat de heer Vos dat nog aan het kabinet zou willen meegeven.
De heer Jan Vos (PvdA):
Mevrouw Van Veldhoven trekt haar conclusies uit het algemeen overleg en ik de mijne. Ik heb gezegd dat op het moment dat je een CO2-doel vaststelt, daaruit drie bindende doelstellingen voor Nederland zouden moeten voortvloeien. Dat heeft de Partij van de Arbeid altijd gezegd. Daar houd ik het voor vandaag graag bij. Het uit het verband trekken van die drie doelstellingen lijkt mij onverstandig, zelfs als er goede geopolitieke motieven zijn om zo energieonafhankelijk mogelijk te worden als land. Dat heb ik ook in het AO gezegd.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb voor alle duidelijkheid nog één vraag. De PvdA is volstrekt helder dat zij een bindend doel wil hebben per lidstaat voor energiebesparing. Klopt dat?
De heer Jan Vos (PvdA):
Als je een afspraak maakt, is het verstandig om die na te komen. Daarom heb ik gezegd dat als je conform de studies van PBL en ECN, die we niet voor niks hebben laten doen, zegt dat we een x-doel CO2 hebben, daaruit een y- en z-doel op energiebesparing en duurzame energie volgt. Als je een afspraak maakt, is het heel verstandig om je aan die afspraak te houden. Voor Nederland zeg ik in ieder geval dat het bindend is. In de Europese Unie vraag ik het kabinet om zich maximaal in te spannen om het standpunt van de Partij van de Arbeid naar voren te brengen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik probeer heel goed te luisteren of de heer Vos nu zegt dat er per lidstaat een bindend doel is voor CO2 en dat de regeringen daarna zelf mogen weten of die andere doelen bindend zijn voor henzelf. Of pleit de heer Vos echt voor een bindend energiebesparingsdoel per lidstaat?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik denk dat het CO2-doel leidend moet zijn. Daarom hebben we in januari/februari ook die studie aangevraagd. Er was veel debat over de vraag wat nu verstandig is. Daar is uitgekomen dat we een drievoudige doelstelling hebben op het gebied van het klimaatprobleem en CO2-reductie. Laten we dat dan ook doen, maar laten we dan wel zo verstandig zijn om CO2-reductie centraal te blijven stellen. Die andere zaken zijn daar een afgeleide van. Die leg ik dan ook graag in handen van degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn. Zij zullen daarvoor in EU-verband hun verantwoordelijkheid moeten nemen, ook straks in Lima en in Parijs. Ik heb daarvoor een ambitieuze opdracht samengevat, namelijk meer dan 40%. Daarop zullen we hen dan hier weer controleren.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik het woord aan de heer Smaling.
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Ik dien geen motie in. De SP zal de ambitieuze doelen die hier langs zijn gekomen, steunen. De mensen in het land willen dat ook. Onderzoek heeft laten zien dat een overgroot percentage van de mensen in Nederland ook graag ambitieuze doelen ziet.
Dan kom ik meteen op het woord "percentage". De percentages vliegen om ons heen. Soms heb ik weleens behoefte aan meer absolute waarden. Als je dan naar 14%, 16%, 20% zit toe te werken, vraag je je toch af waar die 80%, 85%, 88% zit die dan blijkbaar niet duurzaam te krijgen is. Is op bedrijfsniveau inzicht te krijgen in hoeverre het energieverbruik fossiel of duurzaam is, vraag ik aan de minister van Economische Zaken. Is dat ergens in een basisadministratie opgeslagen? Of is dat bedrijfsgevoelige informatie? Als dat niet zo is, is het dan mogelijk om die beschikbaar te maken? We zitten misschien te trekken aan hoog fruit, terwijl er nog een hoop laag fruit te oogsten is, met de juiste insteek.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik schors de vergadering voor enkele minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. Er was een aantal moties. Minister Kamp zal de moties doen die ik niet behandel.
De tweede motie van mevrouw Van Veldhoven, die op stuk nr. 19, verzoekt de regering om niet akkoord te gaan met minder dan een onvoorwaardelijk CO2-reductiedoel van 40% in 2030. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik deze motie ondersteuning van beleid vind. Wij gaan namelijk voor ten minste 40% CO2-reductie; dat is de inzet.
De motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 21 verzoekt de regering om vast te houden aan de internationaal overeengekomen 2 gradendoelstelling. Die 2 gradendoelstelling is mondiaal. In de EU is een reductie nodig van 80% tot 95% in 2050. De 40%-reductie in 2030 is daarvan afgeleid. In die zin ontraad ik de motie, vanwege dat afgeleide.
De motie op stuk nr. 22 van de leden Van Tongeren en Van Veldhoven verzoekt de regering om binnen de EU te pleiten voor het invoeren van een minimumprijs in het ETS-systeem. Het is belangrijk dat ETS koolstofvrij stijgt tot een niveau waar een stevige prikkel wordt gevormd om de uitstoot te verminderen en om innovatie te bevorderen. Er ligt nu een voorstel van de Europese Commissie op tafel om fluctuaties in het aanbod te dempen. Dat is eigenlijk de stabiliteitsreserve. Wij hebben gezegd dat wij dat willen steunen. Wij steunen onder andere de versterking van het ETS door het reductiepad aan te scherpen. Dat zijn de middelen en de knoppen die wij in eerste instantie willen beïnvloeden. Op dit moment is er geen minimumprijs in beeld. Er is ook onvoldoende draagvlak voor. Ik heb al eerder gezegd dat we aan verschillende knoppen kunnen draaien. Ik denk het dat belangrijk is dat we bekijken aan welke knoppen we kunnen draaien. Ik ontraad deze motie.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat stabiliteitsmechanisme is natuurlijk geënt op een bepaalde prijs. Hoe lager de prijs, hoe meer je er eigenlijk uit zou moeten halen. Ik heb begrepen dat je met de hoeveelheid rechten die er nu uit zouden gaan, een prijs van €15 per ton zou moeten hebben. Daar zitten we niet in de buurt, dus je zult of aan de ene knop veel harder moeten draaien, of een tweede knopje moeten bepleiten. Daar roept deze motie toe op. Moet er niet ergens een bodem in die markt zitten?
Staatssecretaris Mansveld:
Ik begrijp de redenering van mevrouw Van Tongeren. We kijken eerst naar de stabiliteitsreserve. In het SER-energieakkoord zijn we overeengekomen wat onze inzet daarbij is. Ik vind het belangrijk dat we eerst kijken naar de stabiliteitsreserve, naar de vraag of je die naar voren moet halen, naar de manier waarop je moet omgaan met de 900 miljoen back-loading ten opzichte van die stabiliteitsreserve en naar de effecten. Ik wil eerst dat pad belopen. Daarnaast heb ik in het AO gezegd dat er aan meerdere knoppen kan worden gedraaid. Dit is er een van. Ik heb ook gezegd dat we op voorhand met die knoppen beginnen. Ik ontraad die motie dan ook.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Wat zou het moment zijn? Wat zou er moeten gebeuren om de staatssecretaris te laten zeggen dat het wel tijd is om eens te bekijken of in Europa aan deze knop moet worden gezeten?
Staatssecretaris Mansveld:
We zitten nu in het stadium van de onderhandelingen, waarin dit als-dan-situaties worden. Ik wil eerst bekijken hoe de gesprekken gaan, voor welke knoppen er het meeste draagvlak is en welke effecten daarmee worden bereikt. Op dat moment bekijken we hoe het veld erbij ligt. Ik sluit op voorhand niets uit, maar dat is niet de start van onze inzet.
De motie op stuk nr. 29 roept de regering op om te pleiten voor een ambitieus standpunt, waarbij de EU de bereidheid moet hebben om in de wereldwijde onderhandelingen verder te gaan dan een CO2-reductie van 40%. Ik denk ook dat dat belangrijk is. Ik heb minimaal 40% bepleit voor de Europese Unie. Daarmee zou ze ook het mondiale veld moeten betreden, waar het immers moet gebeuren. De heer Dijkstra gaf het al aan: wij zorgen voor 10% à 11% van de uitstoot. Wij moeten de uitstoters van die andere 90% ertoe verleiden om ook heel ambitieus in te zetten. Ik zie deze motie daarom als ondersteuning van het beleid.
Dan zijn er nog twee vragen gesteld. Mevrouw Van Veldhoven heeft een vraag gesteld over de samenhang. Ik wil graag drie doelen vaststellen en het ETS hervormen. Dat is dus een totaalpakket, dat ik ook heb toegelicht in het AO. Een CO2-reductie van minimaal 40% staat hierbij voorop, zoals ik al eerder heb gezegd. Dat is belangrijk. Hernieuwbare energie en energiebesparing passen daarin. Dat zal ook kosteneffectief moeten zijn. Ik heb ook betoogd waarom dit zo is. De Europese Raad zal zowel het ETS als deze doelen vaststellen. De samenhang is daarin dus gegarandeerd.
De heer Vos heeft gevraagd of het klopt dat we straks bindende doelen zullen hebben voor CO2, hernieuwbare energie en energiebesparing. Ik begrijp dat hij dit toch nog even bevestigd wil hebben. Mijn inzet in de onderhandelingen zal zijn dat de mondiale en Europese afspraken niet vrijblijvend zijn voor de lidstaten. De vertaling van Europese doelen naar nationale opdrachten moet uiteindelijk een bindend karakter krijgen. Voor het voldoen aan die opdracht gaan we nationale plannen opstellen voor hernieuwbare energie en energiebesparing, conform de inzet in de brief aan de Kamer van 26 september. We bepalen het doel niet zelf. Dat doen we in onderhandelingen met anderen. Hoe we dat doel gaan halen, bepalen we zelf.
Voorzitter, tot zover mijn inbreng in dit VAO.
De voorzitter:
Hartelijk dank.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Kamp:
Voorzitter. Laten we meteen naar de moties gaan, te beginnen met de motie op stuk nr. 18, van mevrouw Van Veldhoven. Hierin zegt zij dat er in 2030 een energiebesparingsdoel van 30% moet komen. Dat is niet wat wij naar voren hebben gebracht in het algemeen overleg. Om de zeer ambitieuze doelstelling van ten minste 40% CO2-emissiereductie te halen, met de randvoorwaarde dat het binnen Europa moet worden gerealiseerd, is het belangrijk dat je ook de daarmee corresponderende doelstellingen haalt: 27% voor duurzame energie en 25% voor energiebesparing. Dat is onze lijn en om die reden ontraad ik deze motie van mevrouw Van Veldhoven.
Misschien is het goed om in dit verband ook op te merken dat als we die Europese doelstelling van 27% voor duurzame energie vertalen naar Nederland toe, we volgens ECN en PBL in het jaar 2030 50% reductie zullen moeten halen bij onze elektriciteitsproductie, bij de centrales die dan elektriciteit produceren. Dit is een illustratie van de enorme opgave waarvoor we staan.
De motie op stuk nr. 19 is behandeld door mijn collega. Dan kom ik op de motie op stuk nr. 20, van mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Van Tongeren. Hierin wordt de regering verzocht om, als de bindende doelstellingen op Europees niveau niet worden gehaald, zichzelf te committeren aan een nationale doelstelling in 2030. Wij vinden dat er Europese doelstellingen moeten komen, dat die doelstellingen moeten worden doorvertaald naar landen toe en dat die landen ervoor moeten zorgen dat de Europese doelstellingen worden gehaald, door alle maatregelen van de verschillende landen bij elkaar op te tellen. Er is overleg en monitoring nodig voor de wijze waarop dat zal gaan tussen de landen. Dat zal allemaal gebeuren. De Nederlandse lijn is dat wij die Europese doelstelling in nationaal beleid willen omzetten. Op die manier willen wij via onze prestatie een evenredige bijdrage leveren om ervoor te zorgen dat die Europese doelstelling wordt gehaald.
Wat gaan wij doen met onze doelstelling voor 2030 als er op Europees niveau onverhoopt niet de juiste afspraken kunnen worden gemaakt? De doelstelling voor 2030 zal in lijn zijn met de afspraken in het regeerakkoord om in het jaar 2050 een resultaat van 80% tot 95% te bereiken. Dat is ook in lijn met de afspraak die in het energieakkoord is gemaakt. Alles wat we tussen nu en 2050 doen, zal hiermee in lijn moeten zijn. In 2020 en 2023 moeten we voldoen aan de afspraken die we voor dan hebben gemaakt. In 2030 moeten we de verdubbeling van de reductie van de CO2-emissie realiseren. De andere doelstellingen zullen hiermee in lijn moeten zijn. Dit betekent dat ik de motie op stuk nr. 20 van mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Van Tongeren ontraad.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik weet van de minister dat hij meer energieonafhankelijkheid ook belangrijk vindt. Juist in de energievoorziening, in de elektriciteitsvoorziening, kan hernieuwbare energie een belangrijke rol spelen. Als we het pad van de Europese Commissie gaan volgen, zie je dat het tempo van de groei van duurzame energie na 2023 enorm in elkaar zakt ondanks alle investeringen die wij hebben gedaan en alles wat we nu investeren in het groeipad dat we hebben afgesproken in het energieakkoord. Het zakt onder de 1% per jaar, ondanks alle investeringen, al het enthousiasme van alle partijen, die ook banen proberen te creëren in een groene economie. Is dat niet zonde? Zouden we niet minimaal het tempo moeten vasthouden dat we met elkaar in het energieakkoord hebben ingezet?
Minister Kamp:
Wij hebben onszelf de grote doelstelling opgelegd om een CO2-emissiereductie van ten minste 40% helemaal binnen Europa te realiseren voor 2030. Die doelstelling vind ik zeer ambitieus. De 27% voor duurzame energie en de 25% voor energiebesparing die daarvan zijn afgeleid, vind ik ook zeer ambitieus. We zullen er alles aan moeten doen om die te halen. Bovendien zullen we onszelf voortdurend nog hogere doelstellingen moeten opleggen om uiteindelijk de afspraak uit het regeerakkoord voor een reductie van 80% tot 95% in het jaar 2050 te kunnen realiseren. Ik vind dat wij ons op die manier al ruim voldoende hebben vastgelegd om verplichtingen na te komen, kosten te maken en doelen te halen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De minister noemt het zeer ambitieus, terwijl een aantal doelstellingen eigenlijk best dicht bij het scenario van business as usual zit. Als het bedrijfsleven toch al die kansen ziet en we vanzelf al dicht bij dat scenario komen, waarom pakken we dan niet die extra kansen door niet minimaal de investeringen die we nu in het kader van het energieakkoord doen, ook in de jaren daarna te laten renderen?
Minister Kamp:
Neemt u van mij aan dat wij helemaal niets vanzelf halen. Om de doelstellingen te realiseren, zullen we zeer veel moeten doen en zeer hoge kosten moeten maken. We bevinden ons nu in een situatie dat er minder dan 50% duurzame energie is. Het aandeel aan duurzame energie zal moeten doorgroeien naar 14%, naar 16%, naar ongeveer 20% en dat gaat in de jaren daarna maar door. Hetzelfde geldt voor energiebesparing en CO2-emissiereductie. Het zijn zeer ambitieuze doelstellingen waar zeer veel voor gedaan moet worden. Er komt niets vanzelf; dat kan ik mevrouw Van Veldhoven verzekeren.
De motie op stuk nr. 22 is al door mijn collega behandeld. In de motie op stuk nr. 23 verzoeken mevrouw Van Tongeren en mevrouw Dik-Faber de regering om te pleiten voor bindende doelstellingen voor duurzame energie per lidstaat. Ik denk dat hetgeen de Europese Commissie nu voorstelt, zeer ambitieus is, zowel voor de CO2-reductie als voor de duurzame energie, als voor de energiebesparing. De Europese doelstellingen zijn niet vrijblijvend; die moeten gehaald worden. De landen zullen dat voor elkaar moeten krijgen. Zij zullen zelf moeten presteren, zij zullen elkaar scherp moeten houden en zij zullen met elkaar moeten samenwerken. Dat zal gemonitord moeten worden door de Europese Commissie. Nederland is van plan om die Europese doelstellingen om te zetten in nationaal beleid met de bijbehorende maatregelen die nodig zijn om een evenredige bijdrage te leveren. De formulering in deze motie dat binnen Europa gepleit moet worden voor bindende doelstellingen voor duurzame energie per lidstaat is een andere dan de formulering die ik heb gekozen namens het kabinet. Daarom ontraad ik de motie-Van Tongeren/Dik-Faber op stuk nr. 23.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De minister heeft zelf ervaren hoe vreselijk moeilijk het is om in Nederland die 40 partijen en de coalitiepartners op één lijn te krijgen om 14% te halen. De minister heeft ongetwijfeld gebruikgemaakt van het feit dat het een verplicht Europees doel is. Dat hebben we zelf met ons volle verstand in Europa afgesproken en dat legt een heel duidelijke verplichting op aan ons. Is het, met een blik op de toekomst, niet veel beter om helder te hebben waartoe landen zich verplichten? Alle landen hebben er moeite mee om de doelstelling in eigen land te halen, net als wij. Daarnaast moeten wij ons ook nog gaan bezighouden met alle andere Europese landen om te controleren of zij het in hun land wel voor elkaar krijgen. Ik doe dus nogmaals de oproep aan de minister om over te gaan tot het pleiten voor bindende doelen per lidstaat. De kans dat deze gerealiseerd worden, is dan net iets groter.
Minister Kamp:
De doelstelling van de Europese Unie voor in het bijzonder duurzame energie was voor mij geen bijzonder punt van aandacht. In het verkiezingsprogramma van de VVD stond als doelstelling 14% in 2020. In het verkiezingsprogramma van de PvdA stond 18%. Uiteindelijk is er een doelstelling van 16% in het regeerakkoord gekomen. Dat is via het energieakkoord vastgesteld voor 2023. Dat is allemaal geheel in lijn met, gaat nog verder dan, of loopt verder vooruit op wat Europa al had vastgelegd. Ik denk dat de Europese Commissie moet proberen om alle landen in Europa te laten doen wat nodig is om de gewenste ambitieuze Europese bijdrage te kunnen realiseren. Als Europa ervoor kiest om dat te doen in de vorm van bindende doelstellingen voor Europa als geheel, dan zullen de landen er vervolgens voor moeten zorgen dat die ook gehaald worden. Ik heb net al aangegeven hoe dat moet worden gedaan. Ik heb voorts aangegeven hoe wij dat voor Nederland willen gaan. Ik denk dat dat helder is. Dat is de Nederlandse inzet. Ik ontraad de motie op stuk nr. 23 om die reden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De minister doet het een beetje voorkomen alsof Europa een eigenstandig orgaan is. Wij zijn nu juist met de regering aan het debatteren over de vraag, met welk standpunt we daarheen gaan. Er staat 14% in het verkiezingsprogramma van de VVD, omdat dat domweg de minimale Europese verplichting is. Dat hebben we zelf afgesproken. De VVD kon dus nauwelijks een lager percentage opschrijven. Ik dring er nogmaals bij de minister op aan om binnen Europa te kijken welke zaken wel en niet gehaald worden. De enige zaken die enigszins gehaald worden, zijn die waar een keiharde verplichting bij aan de orde is. De minister moet het met mij eens zijn dat vrijblijvende doelen die we met z'n allen moeten halen, veel minder kans van slagen hebben. Ik doe dus nogmaals de oproep aan de minister om klimaatverandering en energiebeleid een dusdanige urgentie te geven dat daar verplichte doelstellingen bij horen.
Minister Kamp:
Het is prettig dat mevrouw Van Tongeren denkt dat zij goed kan inschatten hoe het functioneert bij de VVD. Ik kan vanuit mijn eigen kennis van die partij vertellen dat het niet zo is dat wat in de Europese regels staat, onmiddellijk zijn weerslag krijgt in het VVD-verkiezingsprogramma. Bij de samenstelling van dat verkiezingsprogramma gelden andere overwegingen. Die 14% staat erin. Dat was voor mij een gegeven. Dat is vervolgens in het regeerakkoord opgenomen en daarna verder uitgewerkt in het energieakkoord. Dat zijn de feiten waar ik rekening mee heb te houden.
Wat de Europese Unie betreft, pleit ik helemaal niet voor vrijblijvendheid. De Europese Commissie doet dat zelf ook niet. Zij is ook van mening dat de landen van de Europese Unie zich aan bepaalde Europese doelstellingen moeten houden. Voor Europa als geheel moet er een bepaalde doelstelling worden gehaald. Vervolgens is er een mechanisme op gezet om ervoor te zorgen dat al die landen doen wat ze moeten doen. Nederland is daar ook zeer toe bereid. Ik heb al aangegeven op welke manier dat zal gebeuren.
Dan ligt er een motie van mevrouw Mulder op stuk nr. 24 waarin de regering wordt verzocht om bij de onderhandelingen over het Europese klimaat- en energiepakket 2030, uitgaande van de drie Europese doelen, in te zetten op een vertaling naar nationaal bindende doelen, waarbij er een bandbreedte blijft om in de toekomst zeker te zijn van een reële energiemix die kan bijdragen aan een meer onafhankelijke energievoorziening in Europa. Dat wordt wel erg ingewikkeld. We hebben in het algemeen overleg kunnen neerleggen hoe wij die doelstellingen zien, wat volgens ons haalbaar is, wat de ambitie moet zijn, hoe we die voor Nederland willen vertalen en hoe die in Europees verband moet worden vertaald. Ik geloof niet dat deze motie meer duidelijkheid creëert dan het kabinet de regering al geboden heeft. Ik ontraad daarom de motie op stuk nr. 24.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik vind het jammer dat de minister daarvoor kiest. De minister en de staatssecretaris hadden tijdens het algemeen overleg een verschillend beeld bij energieonafhankelijkheid en de vraag of die wel of niet in de doelstellingen zou moeten worden meegenomen. Ik hoor graag van beide bewindslieden of ze daar inmiddels hetzelfde over denken.
Minister Kamp:
Ik begrijp dat het de bedoeling van deze motie is om een meningsverschil tussen mevrouw Mansveld en mij aan het licht te brengen. Ik ben mij echter niet bewust van dat meningsverschil en ik schat zo in dat mevrouw Mansveld dat ook niet is. Gelet op het feit dat wij zo mooi samenwerken op dit dossier, denk ik dat een motie die een verschil tussen ons moet gaan creëren, helemaal geen meerwaarde heeft. Ik moet deze motie dus ernstig ontraden.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik ben in ieder geval blij dat ik met mijn motie duidelijk heb gemaakt dat er geen verschil is tussen beide bewindslieden. Dat vind ik dan toch echt wel weer winst van deze avond, want dat was na afloop van het debat van dinsdagavond niet helder. Mevrouw Mansveld heeft daar echt iets anders gezegd dan de heer Kamp. Wij wilden erg graag weten hoe het nu precies zat. Daar heeft minister Kamp nu duidelijkheid over gegeven. Dus dank u wel, mijnheer Kamp.
Minister Kamp:
Ik kan me voorstellen dat mevrouw Mulder als zij vanavond naar huis gaat kan vaststellen dat wij het samen eens zijn, maar of wij het nu samen eens zijn over wat mevrouw Mansveld vindt of wat ik vind, blijft dan nog even in het midden. Ik kan u verzekeren dat wij zelf niet het idee hebben dat daar verschil tussen zit.
Dan is er een motie van mevrouw Dik-Faber die de regering verzoekt aanvullend onderzoek te doen naar de baten van hogere doelstellingen, waarbij zij vindt dat er met andere kosten en baten rekening moet worden gehouden. Wij willen dat niet doen. Wij hebben een bepaalde berekeningssystematiek waarbij we, zoals ik heb uitgelegd in het algemeen overleg, bepaalde baten meenemen en verrekenen en andere niet. Ik vind het niet verstandig om die systematiek nu te gaan veranderen. ECN en PBL doen dat ook niet. Ik stel voor om de consequente lijn consistent vast te houden. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 25 van mevrouw Dik-Faber, die overigens mede is ondertekend door mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het zal u niet verbazen, voorzitter, dat de ChristenUnie het jammer vindt dat de minister deze motie ontraadt. In het debat is heel duidelijk naar voren gekomen dat er echt wel baten zijn van energiebesparing in meer inzet op duurzame energie. Vervolgens is dat niet uitgerekend. Dat hebben wij met elkaar geconstateerd. De minister geeft aan dat hij wil vasthouden aan een bepaalde systematiek. Ik vind dat heel jammer, te meer daar wij vandaag contact hebben gehad met onderzoeksbureaus en men zeker openstaat voor het doorrekenen van deze cijfers. Dat kan technisch ook. Het verbeteren van de luchtkwaliteit heeft ook weer gevolgen voor onze volksgezondheid, dus ik vraag de minister nogmaals, wetend dat het technisch heel goed mogelijk is, om deze motie misschien wat positiever te bejegenen.
Minister Kamp:
Ik ben nog nooit een bureau tegengekomen dat niet openstaat voor opdrachten. Dat zal zeker ook voor ECN en PBL gelden. Hier gaat het erom dat zij een rapport hebben opgeleverd en daarin een bepaalde berekeningssystematiek hebben gehanteerd die mij logisch lijkt omdat zij dat in het verleden op dezelfde manier hebben gedaan. Het lijkt mij heel verstandig om die lijn gewoon vast te houden. Dat makt alles ook goed vergelijkbaar. Bovendien vind ik het ook een zeer verdedigbare rekenmethode. Dus de motie op stuk nr. 25 ontraad ik echt.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat maakt alles goed vergelijkbaar, zegt de minister. Ik vind het ontzettend belangrijk dat de Kamer goed inzicht krijgt in de kosten en baten van de inzet op energiebesparing, op duurzame energie en op CO2-reductie. Dat inzicht heb ik op dit moment niet. Nu zijn vooral de kosten inzichtelijk gemaakt. Er zijn heel veel baten, zoals ook blijkt uit Europese onderzoeken, de impact assesments van de Europese Commissie, die nu gewoon niet worden meegenomen. Dus ik heb als Kamerlid echt onvoldoende informatie om een goede inschatting te kunnen maken van de kosten en baten van de inzet die wij hier met elkaar plegen. Dat vind ik bijzonder jammer.
Minister Kamp:
De regering heeft dat niet. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven waar het om gaat. Alle kosten zijn in beeld gebracht. Wat de baten betreft, heb ik een drietal categorieën genoemd die ook zijn meegenomen, maar er zijn ook andere baten waarvan je in theorie zou kunnen zeggen dat je die ook kunt gaan berekenen. Dat is in het verleden niet gebeurd, dat is deze keer niet gebeurd en ik denk ook dat we dat nu niet alsnog moeten gaan doen.
Mevrouw Van Tongeren verwijst naar de motie-Van Ojik bij de algemene politieke beschouwingen over energie-efficiency en vraagt een brief over de uitvoering daarvan voor het wetgevingsoverleg energie. Ik heb over die motie al eerder gezegd dat in het regeerakkoord en zeker in het anergieakkoord al een grote versnelling zit voor energie-efficiency. Ik heb ook de percentages gegeven tot twee cijfers achter de komma, waaruit blijkt hoeveel het was tot 2020 en hoeveel het is tussen 2020 en 2030. Er zit dus al een heel forse versnelling in, waarmee die motie al wordt uitgevoerd. Ik zal de Kamer over de precieze invulling daarvan voor het wetgevingsoverleg energie nog een brief doen toekomen.
De vraag van mevrouw Van Veldhoven heeft staatssecretaris Mansveld beantwoord.
De heer Smaling zegt dat wij van de bedrijven moeten weten hoe het zit met hun energieconsumptie en dat wij dat moeten kunnen volgen om te zien of er voldoende resultaten worden bereikt. Dat moeten we ook, dat ben ik zeer eens met de heer Smaling, en we kunnen het ook. Wij hebben convenanten afgesloten met de grote ETS-bedrijven. Dat noemen wij het MEE-convenant. Wij hebben ook een convenant afgesloten met kleinere bedrijven, de non-ETS-bedrijven. Dat noemen wij het MJA3-convenant. Op basis daarvan hebben wij inzage het gas-en elektriciteitsverbruik van die bedrijven, en kunnen wij de resultaten volgen. Wij zijn nu bezig om die convenanten aan passen, aan te scherpen en in het nieuwe kader in te passen. Ik kan de cijfers waarover wij beschikken echter niet geven, omdat het bedrijfsvertrouwelijke informatie is. Wij hebben de informatie wel, en ik volg de bedrijven voor wat betreft de resultaten die zij bereiken.
De heer Smaling (SP):
Denkt de minister dat er helemaal niet aan te komen zou zijn? Stel dat je om een beetje de druk op de ketel te houden, aan bedrijven zou vragen of zij maatschappelijk verantwoord ondernemen voor zover het energie en CO2-uitstoot aangaat, met de dreiging dat zij op een zwarte lijst komen. Dat is heel toepasselijk als zij veel uitstoten. Schat de minister dan in dat het goed mogelijk is dat wij een lijst krijgen met de energieconsumptie en CO2-uitstoot op bedrijfsniveau?
Minister Kamp:
Zo ga ik helemaal niet met bedrijven om, door ze te bedreigen met ik weet niet wat. Het is zo dat ik met het bedrijfsleven convenanten afsluit, waarbij ik zeg: wij hebben om die-en-die reden een ambitie om die-en-die doelen te bereiken en daarover willen wij met jullie afspraken maken. Daartoe verklaren zij zich bereid en dan gaan wij vervolgens heel gedetailleerd die afspraken maken en per bedrijf vertalen. Wij zorgen er dan voor dat wij per bedrijf de informatie krijgen. Vervolgens houden wij de zaak in de gaten. Het enige waar het om gaat, is dat ik niet bereid ben om die informatie aan de Kamer te geven, omdat het om bedrijfsvertrouwelijke informatie gaat. In de onderlinge verhoudingen tussen concurrerende bedrijven is het belangrijk om te weten hoeveel gas de een verbruikt en hoeveel elektriciteit de ander verbruikt. Het is niet goed dat dit soort dingen op straat komt te liggen. Die informatie laat ik graag bij de bedrijven, maar ik wil er wel zelf over beschikken, om het nakomen van de afspraken te kunnen controleren.
De heer Smaling (SP):
Het gaat mij niet om het bedreigen, maar ik trek even een parallel met Oxfam Novib. Die organisatie heeft een systeem dat "behind the brands" heet. Grote bedrijven die in ontwikkelingslanden actief zijn, worden geclassificeerd op basis van een aantal nuttige criteria. Dat geeft je als consument de gelegenheid om het bedrijf te kiezen dat in jouw ogen het beste presteert. Het gaat mij eigenlijk om die parallel. Is dat iets wat te bereiken zou zijn, of vindt u dat onzin?
Minister Kamp:
Ik denk dat het niet goed is om, meer dan wij nu al doen, te treden in de onderlinge concurrentieverhoudingen tussen bedrijven. Wij hebben doelstellingen omdat wij denken dat dit maatschappelijk noodzakelijk is. Wij willen daarover met de bedrijven concrete afspraken maken. Als die bedrijven zich daartoe bereid verklaren en zich ook bereid verklaren om hun bedrijfsvertrouwelijke informatie aan ons te geven, zodat wij de voorgang kunnen volgen, denk ik dat de overheid daarmee tevreden moet zijn. Het zou vreemd zijn als de heer Smaling en ik elkaar hier juichend op de schouders stonden te kloppen. Wij kijken er wat anders tegenaan. Ik denk dat de vrijheid van het bedrijfsleven moet worden gerespecteerd. De heer Smaling legt een wat ander accent. Ik zeg hem toe dat wij een en ander kunnen volgen voor wat betreft het onderwerp waarover wij het vandaag hebben. Ik heb echter niet de ambitie om de informatie van de bedrijven te krijgen en openbaar te maken om daar andere dingen mee te doen.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van dit VAO. Ik dank de minister en de staatssecretaris hartelijk, evenals alle andere aanwezigen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Wij zullen vanavond of, misschien beter gezegd, vannacht stemmen over de ingediende moties.
De vergadering wordt van 20.00 uur tot 21.00 uur geschorst.
Voorzitter: Van Miltenburg
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-9-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.