8 Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer: 

  • -het wetsvoorstel Samenvoeging van de gemeenten Edam-Volendam en Zeevang (34074); 

  • -het wetsvoorstel Wijziging van enige onderwijswetten in verband met het invoeren van de verplichting voor scholen om zorg te dragen voor de sociale veiligheid op school (34130); 

  • -het wetsvoorstel Wijziging van de Politiewet 2012 (onderzoek in lichaam) (34013); 

  • -het wetsvoorstel Implementatie van de richtlijn 2013/40/EU van het Europees parlement en de Raad over aanvallen op informatiesystemen en ter vervanging van Kaderbesluit 2005/222/JBZ van de Raad (PbEU L 218/8) (34034); 

  • -het wetsvoorstel Regels omtrent windenergie op zee (Wet windenergie op zee) (34058). 

Daartoe wordt besloten. 

De voorzitter:

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op maandag 16 maart van 11.00 tot 15.00 uur van de vaste commissie voor Europese Zaken over de agenda van de Europese top van 19 en 20 maart 2015. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik dacht dat we dat onderwerp plenair zouden behandelen op dinsdag. 

De voorzitter:

Ik heb van de vaste commissie voor Europese Zaken het verzoek gekregen om de Kamer te verzoeken, toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag. Daarom lees ik dit nu voor en vraag ik die toestemming nu. 

De heer Omtzigt (CDA):

Daar maak ik bezwaar tegen. Ik zou hier graag op dinsdag een plenair debat houden over de Europese top. Gisteren hebben wij tijdens de regeling gezegd, mede op verzoek van de heer Wilders, dat wij dat onderwerp zouden samentrekken met het debat over de Griekse dreigementen. Op dat punt wachten wij overigens nog op een brief. Het lijkt mij logisch om dat debat gewoon hier te voeren. Ik verzoek u, voorzitter, om de vergadering iets eerder te laten aanvangen en het vragenuur iets in te korten. Dan kan er op dinsdagmiddag best een uur of drie beschikbaar zijn tussen 15.00 en 18.00 uur om over de Europese top te spreken met minister-president Rutte. 

De voorzitter:

Ik leg niet voor niets het verzoek voor aan de Kamer. Er wordt nu bezwaar tegen gemaakt. Ik vraag de Kamer om hierop te reageren. 

Mevrouw Helder (PVV):

Mijn herinnering aan de regeling van werkzaamheden van gisteren is dezelfde als die van collega Omtzigt. Ik maak er dus ook bezwaar tegen. 

Mevrouw Van Ark (VVD):

Wij zijn akkoord met het voorstel van de vaste commissie voor Europese Zaken om een notaoverleg op maandag te houden. 

Mevrouw Arib (PvdA):

Namens collega Maij sluit ik mij aan bij het voorstel van mevrouw Van Ark. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik moet eerlijk bekennen dat ik hierdoor een beetje word overvallen. Ik herinner mij de regeling van werkzaamheden van gisteren heel erg goed. Ik vind dat er ook wel enig belang moet worden gehecht aan hetgeen collega Omtzigt net heeft ingebracht. Ik zal proberen om zo snel mogelijk helderheid te krijgen van mijn collega-woordvoerder. Tot die tijd sluit ik mij aan bij hetgeen de heer Omtzigt heeft gezegd. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Er is gisteren een schriftelijke procedure geweest in de vaste commissie voor Europese Zaken. Daar had een flink aantal woordvoerders, onder wie ikzelf, vragen bij. De heer Omtzigt heeft die vragen geformuleerd. Waar komt het voorstel vandaan? Er was ook veel bezwaar tegen. Ik sluit mij dan ook aan bij de heer Omtzigt. Ik zou graag willen dat het debat komende dinsdag plenair wordt gevoerd, temeer daar het verzoek onder andere van het bureau van de minister-president komt en het mij volstrekt nog niet helder is waarom de minister-president hier niet aanwezig kan zijn. Als wij er al toe zouden besluiten om het in een notaoverleg te doen, waar natuurlijk heel goede redenen voor kunnen zijn, zou ik in ieder geval wel kennis willen hebben van die redenen. Alleen een verzoek van de minister-president volstaat wat mij betreft niet. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik steun het verzoek van de heer Omtzigt. 

De voorzitter:

Er is inderdaad een vrij uitgebreide e-mailprocedure geweest, waaraan een aantal leden refereren. Dat heb ik ook gehoord van de griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken. Op basis van die e-mailprocedure is een conclusie getrokken door de voorzitter van de vaste commissie, conform de regels daarvoor in het Reglement van Orde. Vandaar dat dit verzoek hier voorligt. Het is op die manier tot mij gekomen. Ik doe dit voorstel niet eerder aan de Kamer dan dat men daarover binnen de boezem van de commissie tot besluitvorming is gekomen. Hoe men tot die besluitvorming is gekomen, is aan de commissie zelf. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik verzoek u contact op te nemen met de voorzitter van die commissie. Dit verzoek is door de griffier gedaan, niet door politieke partijen. Politieke partijen hebben daarop gereageerd. Zo heb ik gevraagd: "Hoe komt dat?" In het besluitmailtje dat net is rondgemaild — daarnaar was ik op zoek — staat dat het inderdaad de VVD en de Partij van de Arbeid waren die samen met het bureau van de minister-president hebben gevraagd om omzetting van het debat de dag voor de verkiezingen in een notaoverleg op maandag. Daarvoor zijn geen redenen gegeven. Sterker nog, nadat dit verzoek door de griffier was gedaan, is hier plenair bij de regeling van werkzaamheden ook door mevrouw Maij en door de woordvoerder van de VVD gezegd: dat kunt u rustig bij het plenaire debat op dinsdag voegen. Dus ik vraag om dit terug te verwijzen naar de commissie, zodat we hierover eventueel morgen tijdens de regeling een besluit kunnen nemen. 

Mevrouw Van Ark (VVD):

Ik herhaal wat ik zojuist heb gezegd, namelijk dat wij akkoord zijn met een notaoverleg op maandag. Volgens mij is er zowel in de commissie als hier plenair een meerderheid die zo gesproken heeft. 

Mevrouw Maij (PvdA):

We komen net uit een algemeen overleg, dat ook over Europa ging. Ik ben hierheen komen hollen, toen ik begreep dat deze regeling van werkzaamheden plaatsvond. Ik kom binnen en ik hoor dat ik fout geciteerd word. Ik vind dat een beetje jammer. Ik heb gezegd dat we het volgende week als we over de Europese top spreken daarbij kunnen voegen. Toen was heel duidelijk — de heer Omtzigt kan dat nazoeken in de notulen — dat hij zelf de enige was die dinsdag heeft gezegd. We kunnen dit heel makkelijk maandag als we dat notaoverleg hebben daaraan toevoegen. Zo hebben we dat gezegd en zo was het ook al in de schriftelijke ronde afgesproken. 

Mevrouw Helder (PVV):

Ik vind dit toch vrij ernstig. Het loopt zoals het loopt, maar mijn fractievoorzitter heeft een apart debat aangevraagd bij de regeling. Een meerderheid heeft besloten dat dit bij het debat over de Europese top zou worden gevoegd. Bij de meerderheid moet je je neerleggen. Maar dat heeft nu wel tot gevolg dat mijn fractievoorzitter, die geen deel uitmaakt van de vaste commissie voor Europese Zaken, geen kans heeft gehad om zich in de e-mailprocedure uit te spreken. Die kans hebben wij gemist terwijl wij daar helemaal niks aan kunnen doen. Ik sluit mij aan bij wat collega Omtzigt net zei. Anders ga ik zelf om een nieuwe regeling vragen, want ik zit nu ook met informatie waar ik verder niets mee kan doen, maar ik wil dit niet laten lopen. 

De voorzitter:

Er was gisteren een heel uitgebreide regeling van werkzaamheden waarin veel ingewikkelde punten aan de orde zijn geweest. Het klopt dat uw fractievoorzitter, de heer Wilders, hier heeft gestaan en dat hij heeft gezegd dat hij hierover een debat wilde. Uiteindelijk is het een besluit van de Kamer geweest om de brief waar hij om vroeg toe te voegen aan het debat over de Europese top, te houden ergens volgende week. Heel precies is dat wat er is besloten. Dus er is gisteren in de regeling van werkzaamheden geen apart besluit genomen over een apart debat op verzoek van uw fractievoorzitter. Er is gisteren ook niet besloten om daar dinsdag over te vergaderen. Het is gebruik dat wij op dinsdag vergaderen. Blijkbaar is — daar wil ik mij verder buiten houden, maar zo gaat dat via onze regeling — om moverende redenen binnen de boezem van de vaste commissie voor Europese Zaken een discussie geweest over de vraag of het niet beter is om dat debat op een ander moment te houden dan wij doorgaans doen. Dat heeft geleid tot besluitvorming die ik voorleg aan de Kamer. Ik heb u allen hier in de discussie gehoord en ik kan niet anders dan vaststellen dat de meerderheid van de Kamer het besluit van de commissie onderschrijft en dat we aldus besluiten. Dat lijkt mij, maar ik zal het nog niet definitief concluderen, want ik zie dat de heer Klaver nog het woord wil. Ik geef u het woord, mijnheer Klaver. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik kan ook tellen. Het is helder. Er is een meerderheid die dat debat niet op de dinsdag wil voeren. Het zal dan op maandag moeten plaatsvinden. Ik wil u als voorzitter wel vragen of dan in ieder geval duidelijk mag worden wat de reden is dat het debat niet op dinsdag gevoerd kan worden. Het is heel gebruikelijk dat we een notaoverleg hebben op maandag, maar het is nog niet eerder voorgevallen dat we dat ook in het kader van de voorbereiding op een Europese top hebben gedaan. Er is een verzoek gekomen van de premier en ik vind dat wij dan als Kamer het recht hebben om te weten wat de reden is waarom het debat niet op dinsdag gevoerd kan worden hier in dit huis. Daarom vraag ik aan u, voorzitter, of u daarnaar wilt informeren bij de premier. Misschien dat daarover een kort briefje deze kant op kan komen, zodat wij weten wat er aan de hand is. 

De voorzitter:

Ik kan het nog sneller doen. Ik ben geen onderdeel geweest van de discussie, maar ik heb begrepen dat de premier agendatechnische problemen had op dinsdag. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat is zeer wonderlijk. Agendatechnische problemen zijn hier alleen geldig als het buitenlandbezoeken zijn, bezoeken van staatshoofden of dat soort zaken. Wat ons betreft is een Europees debat een heel belangrijk debat. Hierbij staat ook het wel of niet terugbetalen door Griekenland op de agenda, dus het is geen futiel debat. Daar wordt ook niet voor niets vier uur voor uitgetrokken in het voorgestelde notaoverleg. Er staat nogal wat op de agenda. Mijn verzoek is dus om dat hier plenair te gaan behandelen. 

Subsidiair daaraan nog het volgende. Het verzoek is technisch gezien niet door een van de fracties gedaan, maar door de griffier van de commissie. Dat is een heel rare gang van zaken. Als het verzoek niet door de fracties gedaan wordt, vind ik dat u het moet terugverwijzen naar de commissie, zodat we hier morgen gewoon een besluit over kunnen nemen. Ik heb het verzoek ook niet gezien op de agenda van de regeling van werkzaamheden. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Daar sluit ik mij graag bij aan. Ik vind "agendatechnische redenen" veel te mager. Als een bewindspersoon niet op het door de Kamer gevraagde tijdstip hier aanwezig kan zijn, krijgen wij keurig een verzoek, waarin uiteen wordt gezet dat er een buitenlandse verplichting is of een voor dit kabinet belangrijk gesprek met iemand dat echt niet op een ander moment kan, maar "agendatechnische redenen" ... U zult vast met mij concluderen dat ook de mensen die meeluisteren dan denken: de minister-president zal toch niet op campagne zijn dinsdag? 

Mevrouw Van Ark (VVD):

Omdat er nu allerlei redenen worden aangevoerd wil ik nogmaals herhalen dat de VVD graag een notaoverleg wil op maandag. 

Mevrouw Maij (PvdA):

De PvdA wil graag een notaoverleg op maandag. 

De voorzitter:

Conform eerdere besluitvorming in de commissie — ik heb dat verzoek voorgelegd aan de Kamer; daar is debat over geweest en er zijn opnieuw opvattingen gewisseld — kan ik niet anders dan vaststellen dat een meerderheid van de Kamer graag een notaoverleg wil op maandag, van 11 uur 's morgens tot 15 uur 's middags, en geen plenair debat op dinsdag. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. U verzoekt ons altijd om dingen van tevoren aan te melden bij de regeling van werkzaamheden. Dat is in dezen niet gebeurd. Twee: ik heb u drie keer gevraagd om inhoudelijk te reageren op het feit dat dit niet door politieke partijen in de commissie is aangevraagd, maar door de griffier. Achteraf horen we dat het het bureau van de minister-president was. Op deze manier hoef ik ook geen argumenten meer voor te leggen. Ik zie dat een belangrijk onderwerp gewoon van de agenda van dinsdag gekegeld wordt. 

Omdat mensen, onder wie de premier, andere debatten willen voeren op allerlei andere plekken, komt hij niet naar de Tweede Kamer om hier te debatteren over de voorbereiding van de Europese top. Dat vind ik niet de juiste gang van zaken. Ik maak daar dan ook bezwaar tegen en ik vraag aan u, voorzitter, om een brief aan ons te sturen met daarin a) of u de wijze waarop dit in de commissie is gegaan, correct vond en b) de precieze agendatechnische redenen van de premier, zodat wij kunnen zien of die geldig zijn. Er bestaat namelijk een precies lijstje van redenen die geldig zijn om niet beschikbaar te zijn voor een debat in de Kamer. 

De voorzitter:

Ik zal uw verzoek doorgeleiden naar het Presidium en ik zal daarop reageren. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik verzoek u voor morgen een antwoord te sturen. Dan kunnen we het eventueel bij de regeling hernemen. 

De voorzitter:

Het Presidium vergadert pas over twee weken, dus ik weet nu al dat dat verzoek moeilijk is voor mij. 

De heer Omtzigt (CDA):

U neemt een besluit en u maakt dat onomkeerbaar ... 

De voorzitter:

Nee, mijnheer Omtzigt, de Kamer neemt een besluit. Eerst neemt de vaste Kamercommissie voor Europese Zaken een besluit en daarna de Kamer. U hebt het besluit nog niet genomen, maar het lijkt erop dat de Kamer een besluit zal gaan nemen. Ik heb hier geen enkele bevoegdheid, anders dan dat ik het doorgeleid naar de Kamer, zoals ik heb gedaan. U hebt het recht om om een toelichting te vragen. Het lijkt mij netjes om dat via de gebruikelijke weg te doen. 

Ik geef het woord aan mevrouw Van Ark. 

Mevrouw Van Ark (VVD):

Mijn collega van het CDA probeert hier allerlei beelden de wereld in te krijgen, terwijl ik als feit heb aangegeven dat de VVD het notaoverleg op maandag wil. Ik wil dan ook expliciet aangeven dat wij geen brief willen met daarin allerlei zaken die weer haakjes gaan vormen voor allerlei nieuwe beelden over tijdsbestedingen van kabinetten. Wij hebben als fractie gezegd: de VVD wil het notaoverleg op maandag. 

De voorzitter:

Als voorzitter, ook van het Presidium, vind ik dat het gebruik is dat als een lid een vraag heeft over de procedures, dit daar gewoon antwoord op kan krijgen. Dit in reactie op uw opmerking, mevrouw Van Ark. Ik doe het om de beurt en kom straks weer bij u terug. 

Mevrouw Ouwehand. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik zou in elk geval aan u willen vragen om aan de minister-president te verzoeken om vandaag nog duidelijk te maken wat die agendatechnische redenen dan zijn. Dat de PvdA en de VVD daar niet meer helderheid over willen voordat we besluiten dat het wel in een notaoverleg kan, is voor hun rekening, maar de oppositie wil het weten. Ik hoop te kunnen rekenen op uw steun als voorzitter, opdat we over dit soort beslissingen gewoon altijd wel de juiste informatie hebben. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik zal mijn collega's vertellen, vooral ook die van de VVD, waarom ik hierom vraag. Ik vind het relevant omdat in de e-mailprocedure die hierover ging, werd aangegeven dat niet alleen de fracties van de VVD en de PvdA hierom hebben verzocht, maar expliciet ook het bureau van de minister-president. We weten allemaal dat er redenen kunnen zijn voor uitstel of verplaatsen van debatten, zeker als het gaat om buitenlandse verplichtingen. Maar zover ik weet, is dat niet aan de hand. Dan vind ik de vraag waarom de minister-president dit verzoek doet, niet heel raar. Het hoeft ook geen heel uitgebreide brief te zijn. Dat zeg ik niet alleen tegen u, voorzitter, maar ook tegen de collega's in de Kamer. Omdat het bureau van de minister-president het zelf heeft gevraagd, vind ik dat we daar wel iets meer duidelijkheid over zouden mogen krijgen. 

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma. 

De heer Fritsma (PVV):

Het kan niet … 

De voorzitter:

Ik geef u het woord, maar wil toch even zeggen dat ik het wel ingewikkeld vind als er verschillende woordvoerders van dezelfde partij zijn. Ik neem aan dat u het nu overneemt van mevrouw Helder, maar in zijn algemeenheid wordt de regeling er niet overzichtelijker door. Maar ik wil u toch het woord geven. 

De heer Fritsma (PVV):

Deze regeling van werkzaamheden stelt niets voor als een beslissing zomaar kan worden herroepen. We hebben dinsdag bij de regeling afgesproken dat er een plenair debat komt, onder andere over Griekenland en het dreigement van Griekenland om de grenzen open te stellen. Toen is gezegd dat we er dinsdag plenair over zouden gaan vergaderen. Dat wordt nu herroepen door een commissie waar de meesten van ons geen invloed op hebben. Dat kan niet. Als u daarin persisteert, voorzitter, wil ik er gewoon een hoofdelijke stemming over, want het is een principieel punt dat een tijdens de regeling van werkzaamheden gemaakte beslissing gewoon niet kan worden herroepen. 

De voorzitter:

Daarom is het handig om één woordvoerder te hebben, want ik heb al eerder aangegeven dat het besluit waarvan u denkt dat het genomen is, gisteren niet genomen is in de regeling van werkzaamheden. Dat staat los van uw vraag om een hoofdelijke stemming. Dat kan altijd. Maar uw stelling dat er gisteren gevraagd is om een plenair debat op dinsdag, is feitelijk niet juist. Er is uiteindelijk gevraagd om een brief en er is mee ingestemd om die toe te voegen aan een debat, te houden volgende week. Zo liggen de feiten. Uw verzoek om een hoofdelijke stemming heb ik genoteerd. 

Ik kom zo bij u, mijnheer Van Bommel. Ik geef eerst het woord aan de heer Omtzigt. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb gisteren in de regeling van werkzaamheden verzocht om het toe te voegen aan het plenaire debat op dinsdag. Zo staat het ook letterlijk in de Handelingen. Daarop zeiden de woordvoerders: ik sluit mij aan bij de heer Omtzigt. Kennelijk hebben zij dan niet dit punt bedoeld, maar dat was mij niet geheel duidelijk. Ik steun het verzoek van de Partij voor de Dieren om zo spoedig mogelijk de agendatechnische redenen te kennen. 

Ik vraag u, voorzitter, om een technische uitleg. Een commissie kan natuurlijk te allen tijde vragen om een notaoverleg te organiseren. Ik betwist of dat op de juiste wijze is gebeurd. Een commissie kan echter niet iets van de plenaire agenda af halen. Vereist dat een separaat besluit? Want anders laten wij gewoon het debat op dinsdag staan en dan voeren we een notaoverleg met degenen die daarbij aanwezig willen zijn. 

De voorzitter:

Heel precies: het debat op dinsdag is nog niet door de Kamer vastgesteld. Die agenda is nog niet gepubliceerd. Ik denk in alle oprechtheid dat het verzoek om een hoofdelijke stemming wellicht de beste oplossing is in deze ingewikkelde situatie. Het is vandaag woensdag. Het lijkt me verstandig om er morgen na de regeling van werkzaamheden hoofdelijk over te stemmen. 

De heer Van Bommel (SP):

Ik denk dat de procedure via het mailverkeer tussen de woordvoerders van de commissie die erover gaat op zich correct is. Ik denk dat het ook heel goed mogelijk is dat er wordt besloten om een notaoverleg te houden op maandag. Wanneer dat echter mede gebeurt op basis — dat is natuurlijk van eminent belang — van een verzoek van de minister-president om te komen tot een verschuiving in de agenda van de Kamer, vind ik dat daar wel een toelichting bij hoort over wat dan die belangrijke agendaverschuiving noodzakelijk maakt. Ik steun collega's die vragen om een nadere duiding van de betekenis van die agendaverschuiving en volgens mij moeten we die dan krijgen voordat we daar morgen een besluit over nemen. Dan volgen we volgens mij de juiste procedure en dat is de juiste volgorde der dingen. 

De voorzitter:

Meestal stel ik aan het einde van een discussie voor om dat wat er is gezegd via het stenogram door te geleiden naar het kabinet, met het verzoek om daarop te reageren. Alles gelezen hebbend wat hier is gezegd, wordt daar dan een besluit over genomen. 

Ik ga ervan uit dat de Kamer ermee instemt dat we morgen over dit punt stemmen. We houden het besluit voor vandaag aan, omdat er gevraagd is om een hoofdelijke stemming. Morgen bij aanvang van de middagvergadering, na de regeling van werkzaamheden, houden we een hoofdelijke stemming over het verzoek om een notaoverleg op maandag. Ik heb al gezegd dat ik het stenogram zal doorgeleiden naar het kabinet. 

De heer Omtzigt (CDA):

Met het expliciete verzoek om voor morgen 11.00 uur een reactie te ontvangen van de premier, zodat wij daar kennis van kunnen nemen voor de hoofdelijke stemming. 

De voorzitter:

Die opmerking zal toegevoegd worden aan het stenogram. 

Mevrouw Van Ark (VVD):

Ik heb de discussie over de planning gevoerd aan de hand van de afweging van fracties. Ik heb ook gezegd dat ik geen behoefte heb aan een brief. Ik weet dat het gebruikelijk is om brieven toe te staan. Deze brief zal echter gebruikt worden om een beeld de wereld in te helpen en daar heeft mijn fractie geen behoefte aan. Een brief van het Presidium vind ik prima, maar ik wil hier expliciet vermeld hebben dat wij geen brief hoeven over de aanwezigheid van bewindspersonen bij de afweging of er wel of niet een debat moet worden gehouden. De Kamer gaat immers over het plannen van debatten. De VVD-fractie wil een notaoverleg op maandag. 

Mevrouw Maij (PvdA):

Ik wil toevoegen dat het verzoek om een notaoverleg op maandag ook duidelijk van ons kwam. 

De voorzitter:

Ik wil de discussie hierbij laten. Ik geleid altijd een stenogram door met een verzoek. Er wordt vervolgens naar bevind van zaken gehandeld. Ik hoop altijd dat er een reactie komt, zoals de Kamer die gevraagd heeft. 

Ik stel voor, enkele punten toe te voegen aan de agenda. Ik hoop dat deze dan wel lukken: 

  • -het VAO Bedrijfslevenbeleid en innovatie. naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 10 maart 2015, met als eerste spreker het lid Schouten van de ChristenUnie; 

  • -het VSO Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de deregulering van de woonfunctie en enkele andere wijzigingen (32757, nr. 105), met als eerste spreker het lid Smaling van de SP; 

  • -het VAO Personeel Defensie, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 11 maart 2015, met als eerste spreker het lid Jasper van Dijk van de SP. 

Daartoe wordt besloten. 

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koolmees. 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Vanmorgen lazen wij in Het Financieele Dagblad dat er grote misstanden zijn bij de ABN AMRO in Dubai. Er loopt een intern onderzoek, aldus het FD, en ABN heeft ook bankiers ontslagen. Het zou gaan om het omzeilen van strenge regels die bedoeld zijn om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen. Ook de toezichthouder in Dubai heeft een diepgaand onderzoek aangekondigd. D66 wil graag, mede namens de heer Omtzigt van het CDA, een debat met de minister van Financiën aanvragen, voorafgegaan door een beste brief. Daarin willen wij in ieder geval de volgende vragen beantwoord zien. Was de minister hiervan op de hoogte? Zo ja, hoelang dan al? Wat is zijn reactie geweest? Kan de minister uitsluiten dat ABN AMRO betrokken is bij de financiering van terrorisme? Wat zijn de mogelijke gevolgen van de onderzoeken die nu lopen? Dat was het. Het gaat om een debat en om een brief. 

De voorzitter:

U zei "dat was het" en u wilde al weglopen. Ik wil eerst vragen of u steun krijgt voor dit verzoek. 

De heer Koolmees (D66):

Ik wilde niet weglopen. Ik wilde mijn papiertje opvouwen. 

De voorzitter:

O, sorry. 

De heer Merkies (SP):

Een Nederlandse bank heeft zich uiteraard ook in het buitenland te gedragen. Wij hebben hierover heel veel vragen. Die heb ik vanmorgen ook al aan de minister gesteld. Ik zou graag willen dat de beantwoording daarvan wordt meegenomen voor het debat. Ik steun het debat. 

De heer Nijboer (PvdA):

De PvdA-fractie, ik in het bijzonder, is altijd voorstander van een beste brief. Ik heb ook een aantal vragen. Ik wil dus graag een aantal vragen toevoegen. Dit is een zeer ernstige situatie en er moet ook echt iets aan gebeuren, maar ik wil wel graag eerst de antwoorden van de minister op de brief afwachten. Gelet op de verhouding tussen de rol van het Openbaar Ministerie — de criminelen moeten immers worden opgepakt — en de rol van de minister, weet ik immers niet of een debat de aangewezen route is. Ik zou dus graag eerst die vragen willen stellen en op een ander moment besluiten of ik een debat wil steunen. Op dit moment vind ik het wat vroeg, omdat ik niet wil dat de Kamer in de rol van het Openbaar Ministerie of iets anders treedt. 

De voorzitter:

Maar u hebt wel behoefte aan het inventariseren van een aantal vragen. 

De heer Nijboer (PvdA):

Zeker, voorzitter. 

De voorzitter:

Dat zal ik straks gaan doen. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Wat ons betreft steun voor een brief, wel met aanvullende vragen. Fraude bij banken — staatsbanken of commerciële banken — moet hard aangepakt worden, maar vooralsnog geen steun voor een debat. 

De heer Fritsma (PVV):

De PVV steunt de brief en het debat. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Steun voor de brief en het debat. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat wij hier voor OM gaan spelen, maar we staan wel aan de vooravond van het naar de beurs brengen van ABN AMRO. In dat kader zijn deze feiten wel degelijk van belang, niet per se om het juridische gewicht van deze zaak te wegen maar om wat dit betekent voor de beursgang. Daar heeft de Kamer wel degelijk betrokkenheid bij. 

De voorzitter:

Mijnheer Koolmees, de Kamer deelt vrij uitgebreid de behoefte aan meer informatie. Ik zal de griffier van de commissie dus vragen om de vragen die er leven, te inventariseren, zodat er een beste brief naar de Kamer kan komen. De meerderheid van de Kamer zegt dat zij dan pas wil besluiten of zij daar dan plenair over wil vergaderen of niet. Op dit moment hebt u daar nog geen meerderheid voor. 

De heer Koolmees (D66):

Ja, dat heb ik gehoord. We wachten de brief af. Naar aanleiding van de antwoorden kunnen we besluiten of we dan een debat aanvragen. 

De voorzitter:

Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering in elk geval alvast doorgeleiden naar het kabinet, zodat het weet dat de vragen eraan komen. 

Het woord is aan mevrouw Gesthuizen, van de SP. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Er is goed nieuws. Bij mij ging in ieder geval de vlag uit toen bleek dat de rechtbank in Den Haag heeft bepaald dat Nederlandse wetgeving die is gebaseerd op Europese wetgeving over dataretentie, onwettig is en dat telecombedrijven en internetproviders die telecomgegevens opslaan, dus eigenlijk geen wettelijke basis hebben om dat te doen. Zoals ik al zei, was ik daar heel blij mee. Ik zou daarover graag zo snel mogelijk van gedachten wisselen met het kabinet. Ik zou bij dezen dus graag een debat aanvragen. Dat is wat ingewikkeld, want ik zou dat debat graag willen voeren met de minister van Veiligheid en Justitie. Laten we hopen dat we die snel weer hebben. Voorafgaand daaraan zou ik graag een brief van het kabinet ontvangen met daarin een uitleg aan de Kamer over hoe het kabinet deze wettelijke uitspraak gaat interpreteren. De uitspraak is alleen van toepassing op een beperkt aantal telecom- en internetproviders, maar ik vraag mij af of het niet verstandig zou zijn als dit een algemene werking zou hebben. 

De voorzitter:

Een verzoek om steun voor het houden van een debat, voorafgegaan door een brief over de Nederlandse bewaarplicht van telecomgegevens. 

De heer Omtzigt (CDA):

In een rechtsstaat houdt de regering zich aan de uitspraken van een rechter. Wat dat betreft, steun voor de door mevrouw Gesthuizen gevraagde snelle opheldering door het kabinet, in casu de tijdelijke minister van Justitie. Die opheldering hoop ik tijdig te ontvangen, in ieder geval voor het begin van volgende week. Op 25 maart is een extra AO gepland. Wat mijn fractie betreft, zou dit daaraan toegevoegd kunnen worden. Ik kan mij ook nog voorstellen dat men volgende week even bekijkt of er op dat moment een minister van Veiligheid en Justitie is met wie men dat debat wil voeren, want dat is een relevante vraag. Als er een paar dagen later een minister wordt benoemd, zou ik het debat immers een paar dagen later doen. 

De voorzitter:

U steunt dus wel het verzoek om een brief, maar u steunt het verzoek om een plenair debat niet. 

Mevrouw Helder (PVV):

Mijn fractie vindt het niet echt nodig dat er een brief komt, maar ik ga ook niet voor zo'n verzoek liggen. Een verzoek om een brief vind ik dus prima, maar hierover debatteren doe ik het liefst tijdens het AO, want dat is de snelste manier. 

De voorzitter:

U steunt het verzoek om een plenair debat dus niet. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik steun het verzoek van mevrouw Gesthuizen. Mijn collega Liesbeth van Tongeren vraagt mij om hier te zeggen dat zij op dit moment werkt aan een initiatiefwet om de bewaarplicht in te trekken. Die initiatiefwet kan ieder moment worden ingediend. 

De voorzitter:

Dat is mooi, maar u steunt het verzoek om een debat nu wel. 

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Mijn fractie steunt het verzoek om een debat niet, omdat er al een AO gepland staat. Daarin gaat het puur om dit onderwerp. Ik heb ook begrepen dat er al een brief onderweg is. Daar is ook al om verzocht. 

De heer Koolmees (D66):

Mijn fractie steunt het verzoek om een brief, maar niet het verzoek om een apart debat. Wij willen dit laten aansluiten bij het AO dat al gepland staat. 

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Steun voor de brief. In het AO gaan we hierover verder praten. Volgens mij kunnen we op die manier deze zaak het snelst behandelen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Steun voor de brief en het debat. Als het onderwerp tijdens het AO al voldoende aan de orde is gekomen, is de SP altijd wel bereid om een dertigledendebat ook weer in te trekken. Tot het zover is, zou ik zeggen: laten we zo'n debat gewoon inplannen. 

De voorzitter:

Mevrouw Gesthuizen, de Kamer steunt breed uw verzoek om een brief. U hebt niet de steun van een meerderheid van de Kamer voor het houden van een plenair debat. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Nee, maar het is fijn dat er in ieder geval steun is voor een brief. Tegen de woordvoerder van de VVD zeg ik nog even dat de procedures hier in de Tweede Kamer inderdaad een heel ingewikkeld vak vormen. Er was volgens mij nog geen procedure voor een brief. Dank u wel. 

De voorzitter:

Hiermee is er een einde gekomen aan de regeling van werkzaamheden. 

De vergadering wordt van 15.46 uur tot 17.04 uur geschorst. 

Naar boven