2 Vragenuur: Vragen Van der Staaij

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde. 

Vragen van het lid Van der Staaij aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bloedbad dat is aangericht door Boko Haram in de Nigeriaanse grensplaats Baga. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Afgelopen week is Europa getroffen door brute terreur met de aanslagen in Parijs. In diezelfde tijd vond in Nigeria ook de zoveelste aanslag plaats door de jihadistische terreurbeweging Boko Haram. Boko Haram werkt systematisch aan de vorming van een kalifaat en beheerst momenteel een gebied zo groot als België. Een aanslag door Boko Haram in de grensplaats Baga haalde het nieuws, omdat er heel veel doden vielen, honderden. Amnesty International spreekt zelfs over mogelijk 2.000 burgerdoden: kinderen, vrouwen en ouderen. 

Aanslagen en ontvoeringen zijn in het noordoosten van Nigeria aan de orde van de dag. Vorige week hebben wij vanuit de SGP-fractie een werkbezoek gebracht aan het gebied en veel mensen ontmoet die getuige zijn van het leed. Radeloze vaders en moeders zagen hun ontvoerde dochters nooit meer terugkomen. We stonden bij een massagraf en zagen het leed van mensen die hun familieleden verloren. Het zijn kortom schrijnende verhalen over dood en verderf die door Boko Haram worden gezaaid. Wij willen en mogen daar met elkaar nooit aan wennen of in berusten. Wij hebben deze mensen beloofd: we zullen jullie niet vergeten en hier in Nederland de aandacht voor blijven vragen. Daarom heb ik drie vragen aan de minister. 

In de eerste plaats: in hoeverre is er sprake van een samenhangende bestrijding van jihadistisch terrorisme? Je kunt terreur niet alleen in Parijs of Amsterdam bestrijden en ook niet alleen in Syrië en Irak. We hoorden bijvoorbeeld van ex-Boko Haramstrijders dat zij opgeleid waren in kampen in Saudi-Arabië. Is die samenhangende aanpak er? 

In de tweede plaats: welke mogelijkheden ziet de minister om de Nigeriaanse autoriteiten erop aan te spreken om hun verantwoordelijkheid te nemen om de burgers beter te beschermen tegen terreur? Zij laten het te vaak afweten. Welke aanvullende steun kan gegeven worden aan het voorkomen en bestrijden van terrorisme in Nigeria? 

Tot slot is het ook een humanitaire ramp. Meer dan 1,5 miljoen mensen zijn op de vlucht. Er zijn veel getraumatiseerde vrouwen en kinderen. Welke hulp kunnen en willen Nederland en de Europese Unie bieden in het lenigen van die humanitaire noden? 

Minister Koenders:

Mevrouw de voorzitter. Zoals ik dat vorige week ook publiekelijk heb gedaan, wil ik allereerst namens de Nederlandse regering vandaag in de Kamer mijn afschuw en bezorgdheid uitspreken over de bloedbaden en de acties van terreurorganisatie Boko Haram. Zoals de heer Van der Staaij al heeft gezegd, zijn die door Boko Haram niet alleen in de afgelopen dagen aangericht, maar al in de afgelopen maanden. Recentelijk was dit vooral in Baga. In die regio zijn in de afgelopen periode honderden mensen omgekomen. De wreedheid lijkt iedere dag te worden overtroffen. We leven mee met de betrokkenen en de nabestaanden en de Nederlandse regering veroordeelt deze aanslag opnieuw scherp. 

De heer Van der Staaij heeft gelijk wanneer hij zegt dat we deze aanslag niet mogen en kunnen veronachtzamen. De aanslag heeft ertoe geleid dat veel mensen om het leven zijn gekomen of zwaar gewond zijn geraakt, ongeacht hun religie. Mensen van verschillende religies zijn omgekomen. Het zwaarste lot wordt gedragen door de christenen in Noord-Nigeria, die de keus hebben tussen bekering of een wrede dood. 

Door het geweld zijn meer dan 1 miljoen vluchtelingen ontheemd geraakt. Boko Haram controleert inderdaad een gebied zo om en nabij de omvang van België. Dit is een ernstige situatie die niet alleen onze veroordeling vereist maar ook onze actieve politiek. Uiteraard heb ik vorige week mijn medeleven en zorgen geuit in de richting van mijn Nigeriaanse collega. Ik wil in dat kader graag de drie elementen beantwoorden die de heer Van der Staaij aan de orde heeft gesteld. 

Ten eerste, is er een samenhangende strategie met betrekking tot het internationaal terrorisme? In zekere zin wel, maar naar mijn smaak en overtuiging onvoldoende. De situatie in Noord-Nigeria is zeer verbonden met de situatie die in de Sahel heerst en die zich uitstrekt van een regio in Mali naar het oosten, naar Niger, Noord-Nigeria, Kameroen en verder naar het oosten. Er is min of meer sprake van één gebied, waar de terroristische dreiging zich snel weet uit te breiden op basis van gevoelens van marginalisering van de lokale bevolking en vervolgens de import van wapens en islamitische ideologieën. De enige manier waarop daartegen kan worden opgetreden, is in samenhang. Die samenhang heeft in een aantal landen wel degelijk de aandacht. Ik denk aan de aandacht daarvoor in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, maar ook aan de aandacht daarvoor in de VN-Veiligheidsraad. 

De tweede vraag betrof de Nigeriaanse autoriteit. Ik denk dat het van belang is … 

De voorzitter:

Kunt u proberen wat vlotter te antwoorden? U hebt namelijk maar beperkte voor dit antwoord. Dank u wel. 

Minister Koenders:

Ja, voorzitter. 

De Nigeriaanse autoriteiten zijn er ook door ons opnieuw op gewezen om dit fenomeen in samenhang te bestrijden: zowel militair, politiek als sociaal. Het is belangrijk dat ook andere landen in de regio dat doen. Voorzitter, dit is vrij complex, maar ik zal zo snel mogelijk antwoorden; het is geen eenvoudige vraag. Ik denk dat op dat punt meer kan gebeuren, om kort te antwoorden. Ik denk dat dat ook nodig is. 

De derde vraag ging over de humanitaire situatie. Nederland geeft op het ogenblik ongeveer een half miljoen aan steun, maar er zijn ook grote projecten van de Europese Unie en de Verenigde Naties die mede gefinancierd worden door Nederland. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik wil de minister danken voor zijn beantwoording. Ik ben blij in zijn woorden te proeven dat hij de urgentie van de situatie deelt. Dat merkten wij ook al eerder in zijn reactie. Ik ben blij dat hij zegt dat de Nederlandse regering bereid is om maatregelen te nemen om een internationale, samenhangende aanpak van dat terrorisme te bevorderen. Die strijd tegen terreur moet immers wereldwijd gevoerd worden. 

Gelet op de vraag wat wij nu concreet kunnen doen, denk ik, ook op grond van de ervaringen van het werkbezoek, dat het heel belangrijk is dat er druk op de ketel blijft. Je zag dat de autoriteiten bij de ontvoering van meer dan 200 meisjes uit Chibok die vorig jaar in het nieuws kwam, meer in de benen kwamen toen daar internationaal aandacht aan werd besteed. Maar toen was het eigenlijk al vaak te laat. Toen wisten ze niet meer waar die kinderen waren, maar in het begin nog wel. Internationale druk kan dus enorm helpen. Vandaar de vervolgvraag welke mogelijkheden de minister ziet vanuit Nederland en internationaal om de druk op de ketel te houden. 

Dan wil ik nog iets zeggen over die ontvoeringen. Daarmee kom ik ook op het humanitaire punt. Vooral meisjes worden slachtoffer van ontvoeringen omdat zij naar school gaan. Dat wil Boko Haram niet. Wij hebben gesproken met meisjes die ontsnapt zijn. Dat zijn heel moedige vrouwen, maar zij ondervinden daar nog wel trauma's van en zij kunnen ook niet meer terug naar hun dorp. Dus de vraag is ook: welke mogelijkheden ziet Nederland binnen Europa om dat soort meisjes nazorg en studiebeurzen aan te bieden? Dit zijn vragen die te ver gaan om even in het kader van dit vragenuur te bespreken, maar ik hoor wel graag een reactie van de minister. Misschien is hij bereid om in een brief nader in te gaan op de verschillende onderdelen die ik zo-even heb aangestipt. 

Minister Koenders:

Ik denk, ten eerste, dat het punt van druk uitermate belangrijk is. Het vereist echt druk op de Nigeriaanse autoriteiten om effectief het probleem te bestrijden, te zorgen voor de mensen die moeten vluchten en om een meer structurele oplossing te creëren. Ik ben graag bereid dat in een brief nader toe te lichten. Ik ben blij dat u daarom vraagt, ik vind dat er nu onvoldoende aandacht voor is. Wij zijn het enige land in de Europese Unie dat hier volgende week aandacht aan besteedt. Ik zal zelf naar de Afrikaanse Unie top gaan om dit onderwerp mede aan de orde te stellen en ik ben zeer bereid om te bekijken wat wij op een aantal punten, inclusief het punt van de psychosociale steun, waar Nederland al enige hulp aan geeft, verder vanuit Nederland of de Europese Unie kunnen doen. 

De heer De Roon (PVV):

Ik wil graag van de minister weten of hij inziet dat het gewelddadige optreden van de Boko Haram voortvloeit uit de gewelddadige ideologie van de islam. Of heeft dat optreden naar het inzicht van de minister niets te maken met de islam, zoals de regering dat ook al heeft gezegd over het optreden van IS en de aanslagen in Parijs? 

Minister Koenders:

De activiteiten van Boko Haram hebben wel en niet met de islam te maken. Het heeft er wel mee te maken omdat de organisatie zichzelf beroept op de islam; dat is kennelijk hun interpretatie van de islam. Dat is niet een dominantie visie in Nigeria noch in West-Afrika, waar een zeer conservatieve en tolerante islam bestaat. Het is daar een uitzondering en in die zin wordt het ook zo bedebatteerd in islamitische kringen in West-Afrika. Tegelijkertijd is het grootste probleem, dat je veel ziet in dit soort landen waar een deel van de bevolking is gemarginaliseerd, dat het gewoon gaat om criminele bendes die zich vanuit een soort copycatgedrag afficheren met bewegingen elders, waarin men inspiratie vindt of waarmee men denkt anderen te kunnen mobiliseren. 

De voorzitter:

Mijnheer De Roon, u hebt een tweede vraag? Dat kan. 

De heer De Roon (PVV):

Ik vroeg eigenlijk niet hoe het wordt opgevat door allerlei moslims. Mijn vraag was: heeft het iets te maken met de gewelddadige ideologie van de islam? 

Minister Koenders:

De term "ideologie van de islam" is de mijne niet. Islam is een religie en aangezien mensen zich daarop beroepen, heeft het iets daarmee te maken; uiteraard. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank aan collega Van der Staaij, die is afgereisd naar Nigeria om ons verslag te doen van de vreselijkheden die daar plaatsvinden. Dank ook aan de minister, die daar vorige week adequaat op heeft gereageerd. Ik wil hem vragen in zijn brief in te gaan op wat de acties vanuit Nederland concreet zouden kunnen zijn richting de EU en de VN om een bijdrage te kunnen leveren aan het verminderen van het geweld tegen die minderheden. Dat zijn niet alleen de christenen, die het zwaarst te leiden hebben, ook moslims komen om in het noorden van Nigeria. 

Minister Koenders:

Zeker. Daartoe ben ik bereid. 

De heer Ten Broeke (VVD):

De verschrikkelijke gebeurtenissen vorige week in Parijs hadden bijna de wreedheden aan ons oog onttrokken die in de naam van de islam in Nigeria zijn gedaan door de Boko Haram. Met dank aan collega Van der Staaij spreken wij daar vandaag over. De EU-voorzitter sprak over het belang van de regionale integratie en ook de Veiligheidsraad zou het hier over gehad hebben. Mij is niet bekend dat er een resolutie in voorbereiding is. Is die te verwachten? 

Minister Koenders:

De Verenigde Naties zijn hier uiteraard bij betrokken en ook de Veiligheidsraad, maar voor zover ik weet wordt er niet gesproken over een resolutie. 

De voorzitter:

Een tweede vraag voor de VVD-fractie? 

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik laat het hierbij. 

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Deze recente golf van terreurdaden begon met het verdrijven van een internationale vredesmacht, bestaande uit een aantal Afrikaanse landen, die in dit gebied gevestigd was. Mijn vraag aan de minister is: is het niet van het allergrootste belang dat de internationale vredesmacht, die er kennelijk al was maar door Boko Haram is weggejaagd, opnieuw in het gebied geïnstalleerd kan worden? 

Minister Koenders:

Deze internationale troepenmacht was inderdaad een gezamenlijke task force van een aantal landen: Nigeria, Niger, Tsjaad en Kameroen, die samenwerkten bij het tegengaan van criminaliteit in dit gebied. Toen Boko Haram sterker werd, heeft men zich daarop gericht. Wij moeten constateren dat die samenwerking matig van de grond komt en dat er regelmatig spanningen zijn tussen die landen. Soms wordt niet voldaan aan verzoeken vanuit Nigeria om op een bepaalde manier te ageren, al dan niet legitiem. In de afgelopen periode heeft die task force daardoor wellicht onvoldoende gefunctioneerd om het probleem daadwerkelijk aan te kunnen. Daarnaast is de ECOWAS, de West-Afrikaanse veiligheidssamenwerking, op het ogenblik in militair opzicht weinig effectief op dat terrein, ook omdat die al een groot aantal andere crises in die regio te behappen heeft. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik wil nog even de parallel trekken met de manier waarop ISIS functioneert en de maatregelen die wij tegen die terreurgroep nemen. Er wordt niet alleen gekeken hoe je die militair kunt bestrijden, maar ook hoe je ervoor kunt zorgen dat ISIS zijn financiële achterban en financiële middelen zo weinig mogelijk kan gebruiken. Ziet de minister mogelijkheden om de financiële middelen van die groep zo veel mogelijk klem te zetten? 

Minister Koenders:

Met alle respect, daar zou ik even over moeten nadenken. Mijn indruk is dat de inkomsten van Boko Haram voornamelijk bestaan uit datgene wat men rooft en wat ter plekke wordt gestolen van de bevolking. Dat is een van de redenen waarom zij dit doen. Het zou kunnen dat er nog andere verbindingen zijn. Dat zou ik even moeten navragen. Als daarover informatie is, ben ik zeer bereid om die met u te delen. 

De heer Smaling (SP):

De minister heeft veel aan zijn hoofd, maar in de afgelopen jaren is hij zelf ook een beetje een West-Afrikaan geworden. Daarom stel ik de vraag of hij niet in de positie is om een wat meer proactieve rol te spelen vanuit Europa bij het aandragen van oplossingen. Hij kent de regio. In West-Afrika was er altijd een verlichte vorm van de islam. Het is heel triest dat het deze kant op is gegaan. Hij heeft misschien niet de sleutel tot de oplossing, maar hij heeft, zoals Noorwegen dat in het verleden ook vaak heeft gedaan, wel een positie om proactief bij te dragen aan oplossingen. Heeft de Nigeriaanse overheid daar belangstelling voor? 

Minister Koenders:

In ieder geval deel ik met de heer Smaling de interesse in West-Afrika. Hij is daarvan een zeer groot kenner. Wij willen nagaan wat Nederland en de Europese Unie kunnen doen. Ik zeg er direct wel bij dat Nigeria op het ogenblik in een tijd van verkiezingen niet echt zit te wachten op bemiddeling of hulp vanuit Westerse landen. Dat neemt niet weg dat er tegelijkertijd ook een zekere druk moet worden uitgevoerd in die combinatie. Ik wil onderzoeken of daar een andere rol kan worden gespeeld. Ik denk echter dat de internationale ondersteuning van regionale organisaties het meest effectief zou zijn. Op zich is geen enkele optie uitgesloten. 

De heer Servaes (PvdA):

Ik dank collega Van der Staaij voor het feit dat hij door zijn bezoek en deze vragen dit onderwerp op de agenda heeft gezet. Ik kan mij voorstellen dat wij er na de gevraagde brief een keer uitgebreider op terugkomen. In dit soort gevallen is de neiging meteen om te kijken wat wij zelf kunnen doen. De krijgsmacht van Nigeria bestaat uit maar liefst 130.000 man en is juist bekend om de goede rol die hij vaak in andere crisisgebieden speelt. Mijn inschatting is dat je in eerste instantie moet kijken wat de Nigerianen zelf kunnen doen. Wat is de reactie van de minister daarop? Een sub-vraag daarbij — ik moet oppassen want voor je het weet, ben je je tweede vraag kwijt — is: hoe kunnen wij de druk op Nigeria in de aanloop naar de verkiezingen van 14 februari 2015 opvoeren, zodat men doet wat nodig is, iets wat Kameroen wel lijkt te doen? 

Minister Koenders:

De verantwoordelijkheid ligt inderdaad allereerst bij de Nigeriaanse regering en autoriteiten om dit probleem, dat ingewikkeld is, op te lossen. Nigeria is geen arm land. De olieprijzen zijn weliswaar gedaald, maar niettemin heeft Nigeria forse olie-inkomsten. Voorts heeft Nigeria een leger. Dat leger moet adequaat functioneren, goed betaald worden en het moet leiden tot acties die effectief zijn. Daar zou waarschijnlijk de beste vorm van samenwerking liggen en niet zozeer in anderen die ervoor kiezen om het voor de Nigerianen op te lossen. Waarschijnlijk zou dat niet aanvaardbaar zijn, maar het zou ook niet effectief zijn. Ik denk dat ik het meer zoek in de richting die ook de GroenLinksfractie naar voren bracht: door in regionaal kader te kijken of er specifieke elementen zijn waar een Nigeriaanse of een regionale oplossing zou kunnen werken. 

De druk vind ik lastig. Dat moet ik eerlijk bekennen. Juist omdat er nu verkiezingen in Nigeria zijn, heb ik de indruk dat men heel snel vindt dat kritiek op Nigeria altijd wijst op de ene of de andere verkiezingskandidaat. Ik denk dat we ons daar weinig van moeten aantrekken. We moeten gewoon vanuit onze internationale verantwoordelijkheid voor de bescherming van mensen, met Nigeria uitwisselen hoe we kunnen bijdragen aan een oplossing. Dat zal ik zeker doen. 

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer. 

Naar boven