2 Vragenuur: Vragen Berndsen-Jansen

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Berndsen-Jansen aan de minister van Veiligheid en Justitie over kinderpornozaken die stuklopen doordat de rechter de nieuwe aanklachtbeschrijvingen van het Openbaar Ministerie te vaag vindt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Kinderpornozaken lopen steeds vaker stuk, zo konden we vanochtend in Dagblad De Limburger lezen. Rechters in Limburg, maar ook in Den Haag, Oost-Brabant en Lelystad, vernietigen dagvaardingen, omdat ze te vaag zijn opgesteld. De oorzaak is de nieuwe werkwijze van het Openbaar Ministerie. In plaats van alle foto's en filmpjes uitvoerig te omschrijven, beperkt het Openbaar Ministerie zich tegenwoordig tot een categorische opsomming, de zogenaamde collectiescan. Die werkwijze levert nu echter problemen op, want de rechters accepteren de collectiescan niet. Zij worden in de rechtszaal geconfronteerd met veel te vage tenlasteleggingen, waardoor onvoldoende duidelijk is welk gedrag de verdachte precies wordt verweten, terwijl dat wettelijk wel vereist is. Tientallen kinderpornozaken lopen vertraging op, doordat het Openbaar Ministerie wordt teruggestuurd met het verzoek om het materiaal wel expliciet te omschrijven. Dat blijkt een ondoenlijke opgave voor zedenrechercheurs, we hebben het namelijk over soms wel duizenden filmpjes en foto's.

Mijn fractie constateert een zeer onwenselijk probleem, en niet voor het eerst. Wij wezen de minister hier begin dit jaar al uitvoerig op. Hij liet het liever op zijn beloop. Jurisprudentie moest maar duidelijkheid verschaffen, maar die jurisprudentie is er vooralsnog niet. Met de zoveelste zaak die stukloopt, vindt mijn fractie dit, gezien de schaarse tijd van justitie en de capaciteit die hiermee verloren gaat, onacceptabel. Mijn fractie wil dus opheldering van deze minister. In de eerste plaats: hoeveel zaken hebben hierdoor de afgelopen tijd vertraging opgelopen? Waarom is de rechterlijke macht bij invoering van de nieuwe werkwijze niet eerst geconsulteerd, om te voorkomen dat zaken stuklopen door te vage omschrijvingen? Kunnen nu wel formele afspraken worden gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak over de gewenste werkwijze?

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Berndsen voor de door haar gestelde vragen. Hoeveel zaken betreft het? Voor zover ik heb kunnen nagaan, heeft zich dit in ongeveer acht zaken voorgedaan. Ik moet daar trouwens wel bij zeggen dat het bij de rechtbanken die mevrouw Berndsen heeft genoemd, gaat om een aantal kamers, terwijl andere rechtbanken de nieuwe werkwijze wel positief beoordelen.

Dan de kwestie van de consultatie van de rechterlijke macht over de nieuwe werkwijze. Er is op basis van een uitspraak van de Hoge Raad door het OM voor de nieuwe werkwijze gekozen. Het derde punt is dat de problematiek momenteel onderwerp van overleg is in het Landelijk Overleg Zedenofficieren en dat die natuurlijk uiteindelijk ook in de rechtszaal aan de orde moet komen. Ik heb net nog gehoord dat 2 april een uitspraak in beroep is gedaan van een Noord-Hollandse zaak. Het daarbij betrokken hof heeft de vernietiging uitgesproken van het vonnis, de nietigverklaring door de rechtbank, en is daarmee dus het Openbaar Ministerie gevolgd.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De minister zegt dat slechts in een beperkt aantal gevallen een kinderpornozaak is stukgelopen door deze nieuwe werkwijze, maar van de veertig zaken zijn er in ieder geval negentien die ofwel teruggenomen moesten worden omdat een tenlastelegging compleet moest worden gemaakt ofwel helemaal teruggenomen moesten worden. De aanpak van kinderporno is een topprioriteit van deze minister. Dan kan het niet dat zaken stuklopen of vertraging oplopen doordat het meest basale, want dat is de tenlastelegging toch echt, niet in orde is. Dat geldt helemaal nu er ook door deze minister zo fors wordt bezuinigd op het Openbaar Ministerie. Deze kostbare tijd mag niet verspild worden.

Daarnaast kan het niet dat rechters in Nederland hier zo verschillend over denken. De minister geeft zelf aan dat rechters binnen een raadkamer van mening verschillen over wat wel en wat niet in een tenlastelegging moet staan. Daar zal dus een oplossing voor moeten komen. Ik zeg nogmaals dat deze minister hier verantwoordelijk voor is. Hij is zowel verantwoordelijk voor het Openbaar Ministerie als voor de rechtspraak. Ik vraag hem nogmaals wat hij met beide instanties gaat doen om dit probleem te verhelpen.

Minister Opstelten:

Ik wil direct een ding rechtzetten: ik ben niet verantwoordelijk voor de uitspraken van de rechterlijke macht. Daar hebben wij bewust voor gekozen.

Ik vind het ook een zorgelijke zaak. Er moet natuurlijk eenheid van rechtspraak zijn. Daarom is het heel goed dat het hof een uitspraak heeft gedaan in de zaak die ik zojuist noemde. Dat is belangrijk. Op die manier komen wij tot een eenheid van opvatting. Het is duidelijk dat nog in geen enkel geval om deze reden degene die verantwoordelijk was zijn straf heeft ontlopen. Daar gaat het natuurlijk ook om. We zullen er binnen de regels van onze rechtsstaat bovenop zitten.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voor alle duidelijkheid wijs ik erop dat ik niet gezegd heb dat de minister verantwoordelijk is voor uitspraken van de rechtspraak, maar wel dat hij verantwoordelijk is voor de rechtspraak, dus voor de zittende magistratuur.

Ik vraag toch nog een keer of de minister het niet van belang vindt dat er afspraken worden gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak. Het kan toch niet dat er op zo veel verschillende manieren met een dergelijke bewijslast wordt omgegaan.

Minister Opstelten:

Wij moeten hier precies in zijn. Het OM is verantwoordelijk voor de invulling van wat de Hoge Raad ten aanzien van artikel 261 heeft meegegeven. Het OM doet dit naar mijn mening juist. Daarbinnen moet getoetst worden.

Uiteindelijk is de individuele rechter verantwoordelijk voor de uitspraak. De rechterlijke macht, dus de rechters, het hof en de Hoge Raad, zorgen voor de eenheid van opvatting, de eenheid van rechtspraak. Ik zal deze zaak wederom met het OM bespreken. Het is belangrijk dat dit een onderwerp is in het landelijk overleg van zedenofficieren. Het is aan hen om dit met hun collega's van de rechterlijke macht te bespreken.

De heer Van Nispen (SP):

Er wordt zeer fors bezuinigd op het Openbaar Ministerie. Het budget is met meer dan 20% gedaald. Deze nieuwe werkwijze is daar mogelijk een gevolg van. De minister heeft in antwoord op Kamervragen althans erkend dat de werklast van het Openbaar Ministerie door deze nieuwe werkwijze vermindert. Is het verminderen van de werklast van het Openbaar Ministerie belangrijker dan de zorgvuldigheid van een strafproces?

Minister Opstelten:

Uiteraard is het dat niet. De situatie die wij nu hebben aangesneden staat daar ook los van. Dat wil ik duidelijk gezegd hebben. Voor 2011 was er een oude manier van ten laste leggen. Daarna geldt er een nieuwe manier van ten laste leggen. De motieven daarvoor worden heel goed aangegeven in de jurisprudentie van de Hoge Raad. Meer zaken komen daardoor in één zaak aan de orde. Daardoor kan de dader ook een hogere straf krijgen.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Het dilemma is natuurlijk toch een beetje dat de Hoge Raad in 2011 partiële nietigheid heeft uitgesproken waarna het OM heeft gekozen voor een nieuwe werkwijze. Het is niet de bedoeling dat vier van de elf rechtbanken uit de pas lopen. Dan weet het OM ook niet meer waar het aan toe is. De minister zegt terecht dat de zedenofficieren van het OM met elkaar aan de slag gaan, maar die rechtbanken moeten natuurlijk ook meegaan. Ik snap heel goed dat de minister de Raad voor de rechtspraak en het OM niet kan dwingen om formele afspraken te maken, maar misschien is het wel een suggestie om daarbij ook de advocatuur te betrekken en dan met zijn drieën tot werkafspraken te komen. Ik ben benieuwd wat de minister van dat idee vindt.

Minister Opstelten:

Ik neem de problematiek die mevrouw Berndsen aankaart zeer serieus. Ik zal binnen de regels van de wet en de trias, volgens de verantwoordelijkheden die wij hebben, het overleg entameren en stimuleren zodat er zo snel mogelijk duidelijkheid is voor het Openbaar Ministerie. Daarvoor is zo'n uitspraak van het Hof, zoals gedaan op 2 april in die Noord-Hollandse zaak, heel belangrijk.

De voorzitter:

Ik dank u voor uw komst naar de Kamer.

Minister Opstelten:

Ik kan blijven zitten.

De voorzitter:

De volgende vraag is komen te vervallen. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven