8 Begroting Economische Zaken (Economie en Innovatie)

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2014 (33750-XIII).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Minister Kamp:

Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Gesthuizen vroeg in haar tweede termijn hoe ik ga voorkomen dat hoofdaannemers onvoldoende arbeidsvoorwaarden aanbieden aan zzp'ers. Zij doelde op de relatie tussen hoofdaannemers en onderaannemers, waar ook zzp'ers voor kunnen gaan optreden. De Aanbestedingswet ziet hier niet op. Deze wet gaat erover dat een ondernemer een opdracht binnenhaalt en wat daar allemaal bij komt kijken. Voor de relatie tussen een hoofdaannemer en een onderaannemer zijn in het Burgerlijk Wetboek bepalingen opgenomen. Ik wil het daarbij laten. De regering wil niet de contractvrijheid van partijen beperken. Wij denken dat het samenstel van het Burgerlijk Wetboek voor de ene relatie en de Aanbestedingswet voor de andere relatie voldoende is. Daarbij komt dat de rijksoverheid materieel gezien bij aanbestedingen wel degelijk ook kan letten op de positie van de onderaannemers, als wij meer op kwaliteit sturen en niet alleen op prijs onze beslissingen nemen, maar letten op de prijs-kwaliteitverhouding. Die kwaliteit kan ook betrekking hebben op de positie van de onderaannemers.

De heer De Liefde zei dat hij zich moeilijk kan voorstellen dat er bij de rijksoverheid alleen nog maar elektrische autootjes verkocht gaan worden. Dat kan ik mij ook moeilijk voorstellen. Ik heb kennelijk onvoldoende benadrukt in mijn beantwoording van de vragen van mevrouw Van Tongeren dat de duurzaamheidscriteria waarover ik sprak, zijn opgenomen in het rijksaanbestedingsbeleid voor de aanschaf van innovatieve auto's. Wij kopen veel auto's en ook een plukje innovatieve auto's. Daarvoor hebben wij de norm geformuleerd van 50 gram CO2 per gereden kilometer. Dat is een zodanige norm dat je daar op dit moment alleen met elektrische auto's aan kunt voldoen. Ik hoop dat ik daarmee de ongerustheid bij de heer De Liefde heb kunnen wegnemen.

Mevrouw Vos sprak over de franchisefraude en misleidende marketing. Dat zijn mooie woorden voor wat mevrouw Vos bedoelt. Het is van belang dat de Europese Commissie heeft aangekondigd dat er een richtlijn voor komt. De richtlijn die daarop ziet, zal aangescherpt worden. Ik denk dus dat er toch een belangrijke beweging is in de door mevrouw Vos gewenste richting. Het kabinet vindt een goede bescherming van ondernemers ook belangrijk. Wij verwachten dat de commissie al voor het eind van dit jaar met een voorstel komt. Ik zal mij voorbereiden om daar op een goede manier op te reageren. De suggestie van mevrouw Vos om eens goed te kijken naar de ervaringen in België neem ik graag over. Dat zal ik dus doen.

De heer Öztürk heeft gevraagd om een onderzoek naar discriminatie op de ondernemersmarkt. Ons land is een land met een autochtone meerderheid, maar ook een groot aantal allochtone minderheden, die met elkaar, zeker in de grote steden, zodanig van omvang zijn dat ze mede bepalend zijn voor onze samenleving. Je ziet dan ook dat etnische ondernemers grootschalig in opkomst zijn. Van alle ondernemers heeft op dit moment 14% een andere etnische achtergrond. Van de starters is dat op dit moment al een kwart. De omstandigheden in Nederland zijn kennelijk zodanig dat er goede kansen zijn voor etnische ondernemers. Ik denk dus dat er geen sprake is van een probleem. De heer Öztürk brengt dit naar voren en dat is een signaal op zichzelf vanwege zijn contacten in die wereld. Wij zullen dus attent zijn op dit onderwerp en bekijken wat er naar voren komt uit de diverse onderzoeken die daaraan raken, en wat er aan signalen naar voren komt. Als er aanleiding is om op dit punt nader actief te worden, zullen we dat niet laten.

Mevrouw Mulder vroeg wat het bedoelde effect was van de fiscale regeling die de leerbanen betrof en die nu wordt vervangen door een subsidieregeling, met gelijktijdig een halvering van het financiële beslag. Bij de evaluatie van die fiscale regeling, de WVA, hebben wij ontdekt dat er sprake is van veel onbedoeld gebruik. Wij hebben de overtuiging dat wij met de alternatieve regeling die we nu hebben opgezet hetzelfde bedrag beschikbaar kunnen krijgen, maar dan gericht. Daardoor bereiken we met veel minder geld hetzelfde doel. Mijn collega van OCW heeft die nieuwe regeling reeds gepubliceerd. Ik denk dat het een goede regeling is en dat we nu moeten gaan bekijken hoe die in de praktijk uitpakt. Dit is een belangrijk punt, dat ook de problematiek betreft die in het Techniekpact wordt aangepakt. Ik blijf dit onderwerp dus volgen.

Mevrouw Mulder heeft ook een vraag gesteld over het instellen van een maximumtermijn voor de teruggaaf van de btw. Zij heeft mij gevraagd om dit te bespreken met de staatssecretaris van Financiën. Daartoe ben ik bereid. Ik zeg wel tegen mevrouw Mulder dat er, behalve de goedwillende ondernemers om wie het in de regel gaat, ook heel veel mensen zijn die ik geen ondernemer wil noemen maar die misbruik maken van de btw-regelingen. Daardoor gaan grote bedragen verloren. Als je dus voorzichtig moet zijn om dat misbruik tegen te gaan, moet dat zeker gebeuren. Het is echter iets anders als het niet daarom gaat maar het gewoon tijd is die onnodig verloren gaat ten nadele van de ondernemer. Ik zal dus met de collega van Financiën en de staatssecretaris overleggen hoe dat zit en hoe we daartegen aan moeten kijken.

Mevrouw Lucas haalde ondernemers aan die zeiden dat het topsectorenbeleid iets is voor vergaderaars. Ik ben blij dat mevrouw Lucas er is om dat tegen te spreken. Wij willen graag dat er samenwerking komt tussen onderzoekers, overheden en ondernemers en dat door die goede samenwerking de beslissingen die eerst door de overheid werden genomen, nu met betrokkenheid van de ondernemers en de onderzoekers worden genomen. Ook willen we dat ze langetermijnplannen maken en aandacht geven aan de export en in het bijzonder aan innovatie en het benutten van kansen die er in Nederland en op de wereldmarkt zijn. Als je met elkaar die ambitie hebt, kun je die niet realiseren door een beetje naar elkaar te roepen via de pers. Dan zul je met elkaar moeten gaan praten. Dat kun je natuurlijk staand doen, maar net zoals wij hier zitten — behalve ik dan — mag er ook aan vergadertafels worden gezeten. Als men aan vergadertafels werkt om dit soort dingen voor elkaar te krijgen, is heel veel waardering op z'n plaats. De mensen die dat doen, zetten zich ervoor in om iets wat maatschappelijk gewenst wordt en wat in het belang is van ondernemers en de Nederlandse samenleving, voor elkaar te krijgen. Ik heb voor de mensen die daarbij in de topsectoren het voortouw nemen, heel veel waardering. Ik zal dus graag uitleggen dat men daarbij niet vergadert om het vergaderen, maar dat men vergadert om met elkaar voor elkaar te krijgen wat voor ons allemaal en in het bijzonder voor de ondernemers goed is.

Dan ga ik in op de moties die zijn ingesteld, aange…, ingediend.

De voorzitter:

Ingediend. Aangenomen nog niet.

Minister Kamp:

Dank u wel, voorzitter. Op het amendement van mevrouw Gesthuizen heb ik al inhoudelijk gereageerd. Ik heb het ontraden.

In de motie van mevrouw Gesthuizen op stuk nr. 15 vraagt zij de regering om voor het voorjaar van 2014 een schriftelijke reactie te geven op het rapport Criminaliteit tegen bedrijven in Nederland. Dat is het rapport van de heer Rovers. Ik ga niet over ieder rapport dat er is, een reactie aan de Kamer sturen. Ik vind wel dat dit rapport binnen de organisatie die wij voor dit doel hebben opgezet, de aandacht moet hebben. Ik ga die aandacht daar ook aan geven, samen met de minister van Veiligheid en Justitie. We zullen bekijken of daar nog een vervolg aan moet worden gegeven. Mevrouw Gesthuizen vraagt om een schriftelijk reactie op het rapport, maar dat gaat me net te ver. Ik wil deze motie op stuk nr. 15 dan ook ontraden. Ik wil materieel een heel eind gaan, maar ik wil niet bij voorbaat zeggen dat ik een schriftelijke reactie zal geven.

In de motie van mevrouw Gesthuizen op stuk nr. 16 wordt gesteld dat wij bezig zijn met TenderNed om één robuust platform te maken voor alle overheidsaanbestedingen; dat doen wij voor 5 miljoen per jaar, maar dat kan ook voor €500.000 per jaar. Wij zien absoluut niet dat dit voor €500.000 per jaar kan. Wij denken dat wij met TenderNed een een-op-een sobere doorvertaling hebben gegeven van de Europese richtlijn inzake aanbestedingen. Dit is een systeem dat echt goed moet werken en robuust moet zijn omdat alle overheidsaanbestedingen daar terechtkomen. Het is een belangrijk onderdeel van ons streven naar een beperking van de administratievelastendruk. Wij zijn altijd bereid om naar aanleiding van signalen nog eens goed te kijken naar de kosten, maar wij hebben geen enkele aanwijzing die erop duidt dat hieraan te veel geld wordt uitgegeven. Ook uit de audits die wij laten uitvoeren, blijkt dat niet. Deze motie van mevrouw Gesthuizen moet ik, met pijn in het hart, ontraden.

In de motie-Lucas op stuk nr. 17 wordt de regering verzocht om uiterlijk in het jaar 2014 met concrete beleidsvoorstellen te komen die het vestigings- en ondernemingsklimaat voor start-ups verbeteren. De regering wordt voorts verzocht de langetermijnvoorstellen uit de Agenda StartupNL door te rekenen en de Kamer daarover te informeren. Ik heb al een aantal inhoudelijke opmerkingen gemaakt over hetgeen mevrouw Lucas heeft aangedragen in haar nota. Dat betreft verschillende categorieën: dingen die al in de lijn van het beleid zitten, dingen die volgens mij niet kunnen en dingen die nadere uitwerking verdienen omdat zij nieuw of relatief nieuw zijn. Ik ben graag bereid om dat geheel zoals in de motie is verwoord uit te voeren. Dat betekent dat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer overlaat.

De heer De Liefde verzoekt de regering in zijn motie op stuk nr. 18 om in 2014 voorstellen naar de Kamer te sturen om waar nodig wet- en regelgeving over onder andere telecommunicatie, media, privacy en auteursrecht te moderniseren. Ik ben daar al op ingegaan. Ik sluit zeker niet uit dat dit moet gaan gebeuren. Als je een telecomwet hebt, een en ander gaat verbreden, met een visie komt en dan kijkt wat de effecten zijn en wat de betrokkenheid is van de regels, dan ligt het voor de hand of is het te verwachten dat daaruit consequenties voor de regels moeten voortvloeien. In welke schaal en op welk moment dat moet gebeuren, laat ik in het midden, maar het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer.

De heer Graus verzoekt de regering in zijn motie op stuk nr. 19 om het Actieplan Detailhandel versneld uit te voeren. Het Actieplan Detailhandel bevat een aantal acties, niet alleen voor de rijksoverheid, maar ook voor de regionale overheden en voor de detailhandel zelf. In een rondetafelbijeenkomst hebben wij het hele veld doorgeakkerd, zijn we tot acties gekomen en hebben we afspraken gemaakt. Ik vind het dan niet reëel om nu te zeggen dat het weliswaar is afgesproken, maar dat het nu weer sneller moet. Wat wij hebben afgesproken en waaraan wij hebben meegedaan, nemen wij heel serieus. Wij gaan het uitvoeren zoals wij het met elkaar hebben afgesproken. Een versnelling zit er wat mij betreft niet in, al wil ik daarmee niet de urgentie van het probleem ontkennen. De motie op stuk nr. 19 ontraad ik dus.

De heer Graus vraagt mij in de motie op stuk nr. 20 om me in te zetten voor een verdienmodel voor franchisenemers. Eerder vroeg hij al om een verdienmodel op te zetten voor horecaondernemers. Ik wil niet voor allerlei sectoren verdienmodellen gaan opstellen, dat moeten zij zelf doen. Ook deze motie wil ik dus ontraden.

De heer Graus (PVV):

Ik vraag niet om een beter verdienmodel "voor allerlei sectoren". Het gaat om twee sectoren, en die heb ik ook genoemd: de bierbrouwers, de horeca dus, en de franchisenemers. Dezen hebben namelijk vaak te maken met wurgcontracten, zeker in tijden van crisis. Op een gegeven moment bepaalt een franchiseverlener gewoon wat er moet worden gedaan met sinterklaas en met kerst, en dat komt allemaal ten laste van de franchisenemer, die daar helemaal niets over heeft te zeggen. Hij zit totaal vast aan dat wurgcontract. Dat is een heel ander verhaal dan zomaar voor "een" sector een beter verdienmodel vragen. Bovendien vraag ik om een kaderstelling voor de franchiseverleners, want dat is de oplossing; daar zit de crux.

Minister Kamp:

Ik moet dus een kader maken voor franchiseverleners en ik moet een verdienmodel gaan maken, althans ik moet me daarvoor inzetten. Tegelijkertijd pleiten we voor een kleine, compacte overheid en de vermindering van de regeldruk. In deze kabinetsperiode zijn we ook bezig om het aantal ambtenaren met meer dan 10% te verminderen. Ik kan dit allemaal niet goed met elkaar in overeenstemming brengen. Ik ben wel bereid om dit onderwerp, de praktische situatie van franchisenemers en franchiseverleners, met de koepels van de ondernemers door te spreken, om van hen signalen te kunnen krijgen over wat er aan de hand is. Als daaruit dingen naar voren komen die ertoe nopen om daar wat aan te doen, zal ik de Kamer daarover informeren. De heer Graus zou kunnen overwegen om af te wachten wat mijn overleg met die organisaties op dit punt oplevert, en er bij een latere gelegenheid op terug te komen.

De heer Graus (PVV):

Ik ben bereid om deze motie aan te houden, maar wanneer gaat dat overleg met de koepelorganisaties dan plaatsvinden? Kan de minister daar enig zicht op geven?

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Graus stel ik voor, zijn motie (33750-XIII, nr. 23) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Kamp:

Mijn omgang met de heer Graus is niet zodanig dat ik hem met een kluitje in het riet wens te sturen, zoals hij dat ook met mij niet doet. Dat betekent dat ik dit punt zal agenderen in mijn eerstvolgende reguliere overleg met die organisaties.

De heer Graus heeft zich in zijn motie op stuk nr. 21 uitgesproken over de doelmatigheid van heffingen. Hij maakt zijn moties nooit te lang, maar deze is wel erg kort. Hij verzoekt de regering "de doelmatigheid van heffingen dusdanig te regelen dat zij alleen het doel mogen dienen waarvoor ze geheven zijn". Daarmee kan niemand het oneens zijn, dus je vraagt je dan meteen af wat ermee wordt gezegd. Ik denk dat deze motie te algemeen is geformuleerd. Het gaat volgens mij vooral om de gemeentelijke heffingen. De heer Graus heeft begrepen dat ik de gemeentelijke autonomie respecteer, evenals de positie van de gemeentelijke parlementen, zijnde de gemeenteraden. Een motie met deze algemene strekking wil ik de Kamer daarom ontraden.

De heer Graus (PVV):

Er staat ook: "De Kamer, gehoord de beraadslaging". Kijk, we hebben maar twee minuten tijd om vijf moties in te dienen. Ik doel natuurlijk op de zaken die ik heb genoemd. Er wordt bijvoorbeeld een hondenbelasting geheven, maar daarmee wordt niets voor honden teruggedaan. Hetzelfde geldt voor precario en noem maar op voor ondernemers; daarmee wordt voor ondernemers niets teruggedaan. Van parkeerheffingen ziet de ondernemer niets terug, en er wordt ook helemaal niets mee gedaan voor de verbetering van de toegankelijkheid van de steden. Heffingen zijn er dus om begrotingstekorten te dichten. Ze worden niet besteed aan het doel waarvoor er wordt geheven. Dat is precies wat ik bedoel.

Minister Kamp:

Het dichten van begrotingstekorten? Ik zie dat anders. De overheid heeft de verantwoordelijkheid om een heleboel dingen te doen voor de gemeenschap. Voor die uitgaven moet je een dekking hebben. Een gemeente kan voor een deel een dekking vinden in de algemene uitkering die men van het Rijk krijgt uit het Gemeentefonds, voor een ander deel moet men zien dat men via de Wet onroerende zaken, de WOZ-heffing, de precariorechten of via andere mogelijkheden die er zijn, of met een mix hiervan, de uitgaven die men moet doen gedekt krijgt. Hoe die mix precies moet zijn, dat maakt de gemeente uit. Daar is een gemeenteraad voor. Ik heb zestien jaar in een gemeenteraad gezeten. De heer Graus had daar ook in kunnen zitten, misschien gebeurt dat nog. Dat zou dan betekenen dat hij in een gemeenteraad actief is om dit soort dingen naar voren te brengen. Ik kan mij heel goed voorstellen dat mensen het met hem eens zijn en zeggen: die hondenbelasting vind ik niets, maar dat geld zal dan wel op een andere manier binnengehaald moeten worden. Ik ben het dus niet met de heer Graus eens dat we die uitspraak in algemene zin moeten doen. Ik wil de motie dan ook ontraden.

De voorzitter:

De heer Graus heeft nog een heel korte opmerking.

De heer Graus (PVV):

De minister gaat niet en ik ga evenmin over het gemeentelijk beleid, maar de minister heeft op een aantal andere punten aangegeven wel in conclaaf te gaan met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en met de minister van Binnenlandse Zaken. Daar past dit mooi bij.

Minister Kamp:

Dit punt van de heer Graus is een punt dat zeer leeft, ook bij de gemeenten. Hier wordt in de gemeenten intensief over gepraat. In sommige gemeenten komt de democratie tot de conclusie: wij doen helemaal geen hondenbelasting. In een andere gemeente zeggen ze: we hebben veel mensen in dienst om te voorkomen dat er overlast is van die honden en we willen die kosten gedekt hebben. Weer een andere gemeente zegt: we hebben al zo veel andere belastingen, laten we dit er ook maar bij doen in die mix. Ik wil dat echt aan die gemeenten over laten.

In zijn motie op stuk nr. 22 zegt de heer Graus dat de parkeerheffingen maximaal €1 per uur mogen bedragen. Daar gelden twee dingen voor. Het eerste is weer dat het de verantwoordelijkheid is van de gemeenten. Ik kan mij heel goed voorstellen dat hij zich ergert aan die parkeertarieven. Dat overkomt mij ook regelmatig. Dat moeten gemeenten echter zelf weten. Ik moet ook zelf weten of ik mijn auto bij het transferium neerzet en vervolgens met de bus naar het centrum ga, of dat ik naar het centrum ga fietsen. Dat zijn allemaal dingen die je zelf moet uitmaken. Ik weet wel dat niet iedereen hetzelfde inkomen heeft. Daarom is het ook een onderwerp dat aandacht verdient van het gemeentebestuur. Als het gemeentebestuur een bedrijf toestemming geeft om een parkeergarage te bouwen en als dat bedrijf een verdienmodel heeft, om in de woorden van de heer Graus te spreken, waar bij hoort dat er €6 per uur wordt betaald om uit de kosten te komen en een redelijke winst te maken en als de heer Graus dan vervolgens zegt dat men het maar voor een euro moet doen, dan kan dat niet. Het kan dus niet om praktische redenen en vanwege de gemeentelijke autonomie. Daarom ontraad ik ook deze motie.

De heer Graus (PVV):

Dan kom ik nogmaals met het punt dat de heer Kamp selectief shopt, want bij andere punten heeft hij zelfs gezegd: ik ga in conclaaf met de minister van Binnenlandse Zaken en met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Dat vraag ik ook. Ik verzoek de regering namelijk om in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten iets te doen. Bovendien wil ik het een proef laten zijn. We zitten namelijk in een crisis en iedereen zal een steentje moeten bijdragen, ook de gemeenten. Voor mij staat de belangrijkste man op het gebied van economische zaken, de meest machtige man die top-down wel terdege iets kan regelen bij de gemeenten. Dat kan bij wijze van proef. Detailhandel Nederland en alle winkeliers zou hij daar een groot plezier mee doen.

Minister Kamp:

Het parkeerbeleid, waar je de auto's laat parkeren, of je dat nu op straat laat doen of dat je verwacht dat er op particulier terrein parkeergelegenheid komt of dat je toestemming geeft om onder de grond of boven de grond iets te realiseren en wie dat mag doen, hoeveel daarin geïnvesteerd moet worden en wat eraan verdient mag worden, dat zijn echt allemaal dingen die in een stad zelf bekeken moeten worden. Het gemeentebestuur in een stad kent die stad het beste en de bevolking in die stad mag daarover meebeslissen. De ene keer vinden ze het lastig voor zichzelf, een andere keer willen ze de toeristen helpen en weer een andere keer vinden ze dat de toeristen ook maar moeten betalen. Dat moeten ze echt in de steden zelf uitzoeken. Het schiet niet op als ik me in het overleg met de VNG met dingen ga bemoeien die eigenlijk des gemeentes zijn. Ik vind dit iets dat echt des gemeentes is.

In zijn motie op stuk nr. 23 zegt de heer Graus dat de Subsidie Innovatieve Scheepsbouw behouden moet blijven. Ik heb met veel woorden, omdat ik het een belangrijk onderwerp vind, aangegeven hoe ik daartegen aankijk en dat ik die mening niet ben toegedaan. Ik stel ook vast dat er geen dekking is voor het voorstel van de heer Graus. Maar ook om inhoudelijke redenen ontraad in deze motie. De motie op stuk nr. 24 van de heer Öztürk gaat over de ambachtseconomie. Hij verzoekt mij om in overleg te treden en te onderzoeken hoe het met een eventuele uitrol kan gaan en hoe dit tijdelijk ondersteund kan worden. Hij verzoekt ook om in overleg te treden met de collega's van OCW en SZW om te bezien of een kenniscentrum kan worden ondersteund. Ik ben wel bereid om dat overleg te voeren. Ik merk wel op dat dit overleg gericht zal zijn op de vraag hoe wij de bestaande publieke voorlichtings- en adviseringsstructuur behulpzaam kunnen laten zijn bij deze activiteit van het hoofdbedrijfschap voor de ambachten. Van financiële steun zal dus geen sprake zijn. Ik heb daarvoor geen dekking op de begroting. Dat kan ik dus niet doen. Met deze uitleg kan ik het oordeel over deze motie aan de Kamer overlaten.

De heer Öztürk heeft over de bedrijfsoverdrachten gezegd dat een kwantificeerbare doelstellingen moet worden geformuleerd, nadat eerst onderzoek is uitgevoerd, en dat die kwantificeerbare doelstelling bekeken moet worden aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek. Ik ben inderdaad bereid om afhankelijk van de resultaten van het onderzoek te bekijken of het gewenst is en, zo ja, hoe dit zou moeten worden vormgegeven. Ik begrijp dat de heer Öztürk zijn motie op stuk nr. 25 ook zo bedoeld heeft. Het oordeel erover kan ik aan de Kamer overlaten.

Mevrouw Mulder heeft het in haar motie op stuk nr. 26 over de belangrijke rol van de overheid als launching customer. Zij zegt dat in het inkoopbeleid van de diverse inkoopafdelingen van het Rijk innovatieve producten en diensten van het mkb een centrale rol moeten krijgen. Dat wil ik niet. Er moet ontzettend veel ingekocht worden door de rijksoverheid en de zaken die nodig zijn, moeten in een goede prijs-kwaliteitverhouding worden aangeleverd. In dat heel grote beleid ga ik niet de innovatieve producten en diensten van het mkb een centrale rol geven. Als mevrouw Mulder haar motie zou wijzigen en de strekking van de tekst zou zijn "waarin innovatieve producten en diensten van het mkb ook een rol krijgen", ben ik daartoe bereid. Dat vind ik namelijk wel goed om te doen. In dat geval laat ik het oordeel graag aan de Kamer over. In de huidige formulering met een centrale rol, wil ik de motie aan de Kamer ontraden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik ben bereid om mijn motie op die manier aan te passen.

De voorzitter:

De motie-Agnes Mulder (33750-XIII, nr. 26) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de overheid een belangrijke rol heeft als launching customer;

constaterende dat de diverse inkoopafdelingen van het Rijk hiermee innovatie kunnen stimuleren;

verzoekt de minister van Economische Zaken om de regierol te pakken en te komen tot afgestemd inkoopbeleid van de diverse inkoopafdelingen van het Rijk, waarin innovatieve producten en diensten van het mkb ook een rol krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36, was nr. 26 (33750-XIII).

Minister Kamp:

Ik laat het oordeel over die aangepaste motie aan de Kamer.

Mevrouw Mulder wil verder dat de regering de inschakeling van het mkb bij de TKI-regeling monitort. Wij zijn daartoe graag bereid. Wij houden dit bij. Wij weten precies hoeveel mkb-bedrijven daarbij betrokken zijn. Mevrouw Mulder vindt het belangrijk dat wij daarmee doorgaan. Ik vind dat ook belangrijk. Het oordeel over de motie op stuk nr. 27 laat ik dus aan de Kamer.

De heer Verhoeven verzoekt in zijn motie op stuk nr. 28 de regering om in overleg met kennisinstellingen, adviesraden en de topteams sectoroverstijgende en specifieke kansen te benoemen om Nederlandse bedrijven nog beter internationaal te kunnen positioneren. In de voortgangsrapportage over het bedrijvenbeleid, die ik al heb aanbevolen bij de leden van de Kamer en die voor deze woordvoerders in het bijzonder een interessant stuk is, heb ik aangegeven dat ik een sterkere verbinding met de maatschappelijke opgave nastreef. De Tweede Kamer ontvangt nog deze maand een brief van mij en de staatssecretaris van OCW over de wijze waarop wij de aansluiting op Horizon 2020 willen organiseren. Onderdeel daarvan is een overzicht van de Nederlandse oplossingen voor wereldwijde uitdagingen. De manier waarop wij daarmee aan de gang gaan, is in overeenstemming met hetgeen de heer Verhoeven nastreeft. Ik laat dus het oordeel over deze motie aan de Kamer. In zijn tweede motie, op stuk nr. 29, vraagt de heer Verhoeven het Planbureau voor de Leefomgeving om zich te verdiepen in wat er qua leefklimaat in de steden gebeurt. Ik kan mij voorstellen dat die opvatting van de heer Verhoeven breder in de Kamer gedeeld wordt. Ik vind dat ook een uitspraak die van belang is voor het programma dat het PBL moet gaan opstellen. Het oordeel over die motie laat ik dus aan de Kamer.

Voorts heeft de heer Verhoeven in zijn motie op stuk nr. 30 aangegeven dat hij de regering graag pal ziet staan voor de Nederlandse netneutraliteit. Hij heeft aangegeven welk probleem hij daarbij ziet. Ik heb al aangegeven dat ik dat probleem op het moment nog niet zie, maar dat ik daar graag overleg over pleeg met de heer Verhoeven om nog even wat preciezer te krijgen of er iets is waar wij ons tegen moeten afzetten. De hoofdlijn van zijn motie is dat ik opnieuw moet uitspreken dat ik zowel in Nederland als in Europa pal sta voor de netneutraliteit, in het bijzonder voor de netneutraliteit in Nederland. Ik vind de netneutraliteit belangrijk. Alles wat er op internet gebeurt is sowieso belangrijk, maar zeker dit aspect. Ik denk dat dit in ieder geval ook moet gebeuren, dus we moeten dat niet te vaak uitspreken, maar daar verdenk ik de heer Verhoeven niet direct van. Ik laat het oordeel graag aan de Kamer of ik nogmaals zo'n uitspraak moet doen.

In haar motie op stuk nr. 31 heeft mevrouw Schouten mede namens de heer Ziengs aangegeven hoe zij aankijkt tegen de wettelijke betaaltermijn en de manier waarop de overheden zich daaraan houden. Ik begrijp dat ook zij er tevreden over is wat wij inmiddels bij het Rijk hebben bereikt. Zij heeft dezelfde ambitie ten aanzien van de VNG. Ze wil overleg en ook dat daar, als het niet klopt, via een meldpunt of op een andere manier, bijvoorbeeld via het opstellen van een zwarte lijst, een vervolg op komt. Daar moet ik met de VNG over overleggen, zeggen de indieners. Daartoe ben ik bereid. Ik laat het oordeel over die motie aan de Kamer.

Mevrouw Schouten heeft, zoals de heer Graus eerder deed, een motie ingediend op stuk nr. 32 over de SIS-regeling. Dezelfde formulering die ik heb gekozen voor de heer Graus, kies ik ook voor de motie van mevrouw Schouten. Ik heb aangegeven, naar ik hoop met kracht van argumenten, waarom wij denken dat hoe wij nu met deze materie omgaan, wat we doen voor de scheepsbouw, ook in het kader van het topsectorenbeleid, voldoende is. Daarom ontraad ik deze motie van mevrouw Schouten.

In de motie op stuk nr. 33 heeft mevrouw Van Tongeren mij verzocht om te onderzoeken of er een faciliterende rol van de rijksoverheid gaat komen voor bedrijven die veel in de binnenstad vervoeren, om daar, meer dan nu, elektrische vrachtwagens voor in te schakelen. Zij vraagt mij om dat te onderzoeken en daarin een faciliterende rol te spelen. Zij gaat daarin net wat verder dan ik. Ik interpreteer de motie zo dat zij vindt dat ik serieus overleg moet voeren met DAF, het door haar genoemde bedrijf, en mij serieus moet verdiepen in wat er op dit moment concreet speelt en wat er naar aanleiding daarvan eventueel gedaan zou moeten worden. Zij neemt hopelijk van mij aan dat ik daar serieus invulling aan geef. Als dat de goede vertaling is van haar motie, laat ik het oordeel daarover aan de Kamer.

De heer Graus (PVV):

Bij de behandeling van de eerste motie van het lid Schouten is zowat mijn klomp gebroken. Wat is namelijk het verhaal? In de eerste plaats betreft het een verzoek van mij aan de minister waarvoor ik al weken geleden van de minister een toezegging heb gekregen. Los daarvan zegt de minister zojuist tegen mij dat hij niet in conclaaf gaat over zaken die, laat ik het heel netjes uitdrukken, over gemeentelijk niveau gaan. Ook met de VNG wilde hij niet in conclaaf gaan toen ik daarom vroeg. Nu blijkt echter dat mevrouw Schouten hetzelfde vraagt. Zij vraagt om in gesprek te gaan met de VNG over zaken die ook op gemeentelijk niveau moeten worden afgehandeld. Daarop zegt de minister: het oordeel is aan de Kamer.

Minister Kamp:

Zo is het toch niet. Om te beginnen heb ik geen enkele neiging om iets wat van de door mij gewaardeerde mevrouw Schouten komt met meer aandacht en positiever te benaderen dan iets wat van de heer Graus komt. Daar maak ik absoluut geen verschil tussen. Als wij het met elkaar eens zijn, constateer ik dat met tevredenheid en ben ik ook graag bereid om te doen wat hij wenselijk vindt. Ik heb ook niet gezegd dat ik niet met de VNG wil overleggen. Ik heb alleen gezegd dat ik mij niet te veel wil bemoeien met dingen die "des gemeentes" zijn. Ik wil daar selectief in zijn. Een aantal dingen hebben belang voor het land als het geheel en raken mijn verantwoordelijkheid. Daarover wil ik met de VNG spreken. Van een aantal dingen weet iedereen dat ze "des gemeentes" zijn. Een voorbeeld daarvan is de hondenbelasting. Ze hebben mij er echt niet voor nodig om te weten hoe dat allemaal zit. Ook parkeerzaken kennen ze bij de gemeenten zelf heel goed. Ze hebben daar allemaal een eigen opvatting over. Hier spreken we over een financieringsprobleem bij het bedrijfsleven, dat voor een deel kan worden verzacht als de overheden er gezamenlijk voor zorgen dat ze binnen de betaaltermijnen betalen. We hebben ons er als Rijk mee bemoeid voor zover het onszelf betreft. Overleg met gemeenten om te bezien of daar hetzelfde kan worden bereikt, is uiteindelijk van betekenis voor de financieringsproblematiek in het land als geheel. Om die reden ben ik bereid om over dit punt met de VNG te overleggen. De enige overweging is deze inhoudelijke overweging.

De heer Graus (PVV):

Op dit verzoek heb ik een toezegging gekregen. Daarom heb ik de vorige keer geen motie ingediend. De toezegging is er dus allang; ik vraag gewoon ook om bemoeienis op gemeentelijk niveau. Dat gaat nog veel verder dan dit. De minister heeft in zijn eerste termijn zelf aangegeven dat slechts enkele procenten van de gemeenten — ik geloof iets meer dan 20% — niet aan de wettelijke betaaltermijn voldoen. Ik draag een punt aan dat iedere consument, iedere burger aangaat: de belachelijk hoge parkeerheffingen. Dat gaat alle winkeliers, die tienduizenden hardwerkende mensen, aan. De minister zegt vervolgens dat hij zich daarvoor niet op gemeentelijk niveau wil begeven, terwijl dit een veel grotere groep mensen raakt. Het is toch een gezonde vorm van populisme dat ik denk aan een breder draagvlak onder de bevolking en onder winkeliers dan het draagvlak voor datgene wat mevrouw Schouten vraagt. Daar doet de minister het wel voor; dat begrijp ik niet.

Minister Kamp:

Ik heb twee keer geprobeerd om het goed te formuleren. Ik ben niet in staat om het beter te formuleren dan ik net heb gedaan. Ik kan wel de uitspraak van de heer Graus weerspreken dat het in enkele procenten van de gemeenten een probleem is. Ik heb net aangegeven dat bij de rijksoverheid meer dan 90% van de facturen tijdig wordt betaald, waarbij een aantal ministeries — uit mijn hoofd zijn dat er minstens drie — momenteel al boven de 95% zitten, terwijl de gemeenten op 75% zitten. Daar zit dus 20% verschil tussen. Ik vind dat een aanzienlijk verschil. Op basis van de argumenten die ik net heb genoemd, wil ik daarover spreken met de VNG. Ik zal nagaan hoe ik de vorige keer met de heer Graus hierover heb gecommuniceerd. Ik schat in dat dat is zoals de heer Graus het net heeft verwoord. Dat betekent dat ik conform mijn toezegging van destijds aan de heer Graus en conform een eventuele uitspraak van de Kamer nu, contact zal zoeken met de VNG. Ik zal dat ook kenbaar maken aan de VNG.

Van mevrouw Van Tongeren, die net "Van Tongeren" heette maar bij deze motie al "Liesbeth van Tongeren" heet, heb ik de uitspraak voorgelegd gekregen dat de regering in kaart moet brengen welk deel van het geld dat het ministerie van Economische Zaken besteedt aan innovatie en ondernemen, bijdraagt aan verduurzaming van alle economische sectoren. Dat zouden we niet moeten doen, denk ik. Ik hoop dat de Kamer deze motie niet steunt, omdat dit te belastend is voor onze ambtelijke organisatie. Alleen al bij de WBSO-regeling gaat het om 22.000 verklaringen per jaar, die dan allemaal moeten worden bekeken op hun bijdrage aan de duurzaamheid. Hiermee overeten we onszelf. Ik denk dat deze motie geen goede vertaling is van de positieve dingen die ik over duurzaamheid heb gezegd en van datgene wat ik wil doen om dit thema de aandacht te geven die het verdient. Deze motie gaat mij te ver. Daarom ontraad ik haar.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het klopt dat de minister zich op een flink aantal punten inzet voor verduurzaming. Het klopt natuurlijk ook dat GroenLinks altijd een stapje verder wil. Ik probeer eigenlijk uit te zoeken in hoeverre al deze regelingen een bijdrage leveren aan verduurzaming. Ik begrijp ook dat niet door alle regelingen heen kan worden gegaan die de minister noemde. Is er een andere mogelijkheid om een globaal beeld te krijgen van het deel van het geld dat ten goede komt aan verduurzaming van alle economische sectoren? Dat is namelijk mijn doel hiermee. Ik wil met plezier deze motie intrekken, als de minister een andere manier weet om mij een globaal beeld hiervan te geven.

Minister Kamp:

Ik heb de heer Verhoeven al een keer om credits gevraagd, laat ik dat ook doen bij mevrouw Van Tongeren. Ik denk dat zij inmiddels begrepen heeft hoe ik aankijk tegen het belang van duurzaamheid. Dat is ook gebleken uit de manier waarop ik met het energiebeleid omga. Wij hebben daarover bij deze begrotingsbehandeling een aantal dingen gewisseld. Ik zal in die geest handelen. Wacht even af hoe dat uitpakt en of ik de kansen benut die zich voordoen om inzicht te krijgen op dit punt bij deze regelingen. Ik zou zeggen: laat het even zitten en laat mij op dit punt even mijn werk doen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik wil altijd graag dat ministers hun werk doen en volgens mij doen zij dat ook, dus ik houd deze motie aan. Ik kijk het even aan en misschien kunnen wij in een ander AO tot iets komen wat mijn informatiebehoefte bevredigt maar waarmee wij deze minister niet voor de voeten lopen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (33750-XIII, nr. 34) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Kamp:

Voorzitter. Mevrouw Ouwehand heeft met haar motie op stuk nr. 35 aangegeven dat de regering bij de Topsector Life Sciences & Health de mogelijkheden moet verkennen om de ontwikkeling van testtrajecten zonder dierproeven verder te bevorderen. Ik vind dat een belangrijk onderwerp. Ik denk dat het heel nuttig is dat wij daarover met de topsector overleggen. Zij vraagt mij daarvan een terugkoppeling te geven in het toegezegde plan van aanpak dierproeven. Ik ben bereid om te doen wat hier gevraagd wordt en ik laat dus het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 35 was de laatste en ik dank u, mijnheer de voorzitter, en via u mevrouw de voorzitter van vanmorgen, en de woordvoerders voor hun inbreng bij de behandeling van de begroting Economische Zaken voor het jaar 2014. Wij zullen ons best doen op het ministerie om waar te maken wat de Kamer voor ons nu financieel mogelijk heeft gemaakt en wij zullen graag verantwoording afleggen over onze prestaties in de eerstvolgende verslaglegging aan Kamer. Dank u wel.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dan dank ik van harte de minister en via de minister ook de staatssecretaris voor haar bijdrage gisteren. De stemming over de moties is dinsdag aanstaande. Over de begroting en het amendement wordt op een later moment gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven