3 Commissie geloofsbrieven

Commissie geloofsbrieven

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Beek, voorzitter van de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven, tot het uitbrengen van het verslag namens de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven. Dat is altijd een pittig lange tekst, maar dat kan nu eenmaal niet anders. Iedere keer komen mensen na afloop naar mij toe met de vraag of dat niet anders kan. Nee, dat kan niet anders. Dus we gaan geboeid en geïnteresseerd luisteren naar alle interessante bevindingen van de commissie.

De heer Van Beek, voorzitter der commissie:

Mevrouw de voorzitter. Aan de orde is het verslag van de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven naar aanleiding van de verkiezingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op woensdag 12 september 2012. De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven van de Tweede Kamer heeft de afgelopen dagen de taken verricht die haar wettelijk zijn opgedragen. Allereerst bepaalt de commissie of de personen die door het centraal stembureau verkozen zijn verklaard, ook daadwerkelijk als lid van de Tweede Kamer kunnen worden toegelaten. Daartoe onderzoekt de commissie de geloofsbrief die aan elk van hen is verstrekt en of deze leden in spe de Nederlandse nationaliteit bezitten, de wettelijk vereiste leeftijd hebben bereikt, geen onverenigbare functies vervullen zoals deze staan vernoemd in de Grondwet en de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement, en of zij niet uit het kiesrecht zijn ontzet.

De commissie heeft ten aanzien van alle 150 benoemd verklaarde leden dit onderzoek kunnen verrichten. Ik zal eerst nader ingaan op het verloop van de verkiezingen, zoals dit uit de processen-verbaal is gebleken en daarna op de toelichting van de gekozen verklaarde personen. Hun namen zal ik daarna oplezen.

De commissie onderzoekt het proces-verbaal dat in elk van de circa 10.000 stembureaus die Nederland telt op de dag van de verkiezingen is opgesteld en waarin verslag wordt gedaan of de verkiezingen ordelijk en rechtmatig zijn verlopen. Voor het eerst zijn ook stembureaus ingericht op de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba die sinds oktober 2010 deel uitmaken van Nederland.

De controle van de processen-verbaal is voor de commissie slechts mogelijk door de inspanningen van velen om de verkiezingen vlekkeloos te laten verlopen. Daarbij denk ik op de eerste plaats aan alle burgers, circa 50.000 in getal, die de stembureaus bemensen, aan het personeel van de gemeentelijke afdelingen die daadwerkelijk bij de organisatie van de verkiezingen betrokken zijn en aan de hoofd stembureaus en het centraal stembureau. Voorts dankt de commissie alle medewerkers van de Kamer die afgelopen vrijdag in deze zaal de feitelijke controle van de processen-verbaal hebben uitgevoerd. Omdat de tijdspanne tussen de verkiezingsdag en de dag van de eerste samenkomst van de nieuwe Kamer kort is, moet deze omvangrijke controletaak in korte tijd worden uitgevoerd.

Gelukkig is dat dankzij de inzet van vele medewerkers van de Kamer ook ditmaal weer gelukt. Zij zijn daarbij zeer geholpen door de hoofdstembureaus, die de benodigde stukken afgelopen vrijdag onmiddellijk na hun wettelijk verplichte zitting prompt en overzichtelijk bij de Kamer hebben aangeleverd. Daarvoor komt ook aan hen zeer veel dank toe. Zonder hun medewerking zou de commissie haar controletaak niet goed en snel hebben kunnen verrichten.

Uit de controle is de commissie gebleken dat de verkiezingen volgens de regels zijn verlopen en dat er geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde uitslag. Dit neemt niet weg dat er ook ditmaal enige onvolkomenheden zijn geconstateerd die onze en ieders alertheid vragen teneinde ze in de toekomst zo veel mogelijk te vermijden. Welke onvolkomenheden heeft de commissie genoteerd? Ik stip ze kortheidshalve hier slechts aan.

Het eerste punt betreft de aanlevering van de processen-verbaal. Een sluitende controle is voor de commissie slechts mogelijk indien zij ook zicht heeft op het aantal stembureaus dat een gemeente voor de betrokken verkiezingen heeft ingericht. Slechts dan kan de commissie vaststellen dat zij ook alle processen-verbaal heeft ontvangen. Vrijwel alle gemeenten hebben ditmaal voldaan aan het reeds vaker herhaalde verzoek om een lijst van stembureaus bij de processen-verbaal te voegen. Enkele hebben dit helaas niet gedaan. Bij de processen-verbaal van de gemeenten in de kieskringen VII Arnhem en XIX Maastricht ontbraken deze opgaven vrijwel volledig. De commissie wil de minister graag in overweging geven de gemeenten te verplichten bij volgende verkiezingen een dergelijke lijst te overleggen.

Het tweede punt betreft de tellingen. Kloppen de cijfers, de stemmenaantallen? Bij zeker 10% van de processen-verbaal is een kleine afwijking in de tellingen van maximaal drie stemmen vastgelegd. Dit geeft aan dat er op de stembureaus nauwgezet wordt gewerkt. Dat is terecht en dat waarderen wij zeer. Er zijn helaas bij een aantal stembureaus ook wat grotere afwijkingen vastgesteld, vaak zonder enige nadere toelichting. De commissie is van mening dat de gemeenten deze verschillen zouden moeten proberen te verklaren, zoals de gemeente Hoogeveen terecht heeft geprobeerd. De commissie wil in dit verband afstand nemen van de opmerking die zij aantrof in het proces-verbaal van Utrecht 129. De leden van dit stembureau deelden mee dat zij een verschil van 5 stemmen op een totaal van 1.000 stemmen te gering vonden om tot een hertelling over te gaan. Een gemeente zou dat niet mogen accepteren en de leden van het stembureau zouden daarop moeten worden aangesproken.

Het volgende punt betreft de oproep die aan de kiesgerechtigden wordt verzonden. De verzending van de oproepkaarten of stempassen en de verspreiding van de kandidatenlijsten heeft in enkele gemeenten tot klachten geleid. Het aantal klachten is in vergelijking met voorgaande verkiezingen echter sterk in aantal verminderd. Het blijft uiteraard een verantwoordelijkheid van de gemeente om hier zorgvuldig mee om te gaan. Een gemeente doet er goed aan zeer tijdig bekend te maken op welk moment de stempassen worden verstuurd, zodat burgers actie kunnen ondernemen indien zij kort daarna nog geen stempas hebben ontvangen.

Dan kom ik bij de gang van zaken rond en in de stembureaus. Vrijwel alle stembureaus zijn op het voorgeschreven tijdstip 's ochtends geopend en 's avonds gesloten. Er was nergens sprake van onderbreking of schorsing van de stemming. De voorgeschreven openingstijd bleek wat lastig voor Deventer 43, waar de voorzitter zijn stembureau niet vinden kon. In enkele gevallen bleek de sleutel van het gebouw enige tijd zoek. De stembureaus Utrecht 11, Amersfoort 60 en Veldhoven 16 openden om die reden te laat. De adressering van stembureau Smallingerland 5 bleek foutief. Ook dat leidde tot enige verwarring en vertraging.

Tot haar genoegen heeft de commissie kunnen vaststellen dat het aantal klachten over de afstand tot de stembureaus, over de vindbaarheid en over de toegankelijkheid voor gehandicapten sterk is afgenomen. Hier en daar deed zich echter nog wel een specifiek probleem voor. Met name in de grote steden worden er op één locatie soms twee stembureaus ingericht. Dat leidt niet alleen tot verwarring bij de kiezers maar ook bij de stembureauleden. Het valt hen dan moeilijk het overzicht te handhaven en uiteindelijk wordt daardoor de telling minder betrouwbaar, zoals ook in een aantal processen-verbaal is gemeld. Dit deed zich in verscheidene gemeenten voor. Niet altijd werd gemeld welke twee stembureaus het betrof.

Vaak werd het probleem slechts bij één stembureau vermeld en was het niet duidelijk welk tweede stembureau er ook bij betrokken was. Voorbeelden zijn Amsterdam 001 en 002, 122 en 123, 271, 312, 425 en 525 en Harderwijk 13 en 14, Utrecht 16 en 17, 20 en 21 en 97. Naar de mening van de commissie is dit een punt van aandacht.

Binnen de muren van het stembureau verliepen de stemmingen met slechts enkele incidenten. Er werden wel veel opmerkingen en bezwaren door de kiezers ingebracht.

Ik ga eerst in op de incidenten. Grote ordeverstoringen deden zich nergens voor, al moest in Groningen 268 en Amsterdam 85 een politieagent de gemoederen bedaren. Politiehulp was ook even nodig in Zevenaar 4, waar een dronken man zich meester had gemaakt van de sleutels van de stembus. In Utrecht 67 gooide een man die niet mocht stemmen omdat hij slechts een paspoort maar geen stempas kon tonen, uit ergernis een beker yoghurt over de vloer. Ernstiger is het feit dat zich in Menameradiel, in stembureau Marsum 8, voordeed. Een vader wilde gelijktijdig met zijn dochter in het stemhokje, wat door het stembureau en andere kiezers werd verboden. Daardoor ontstond tumult. Een handgemeen kon net worden voorkomen. In de consternatie griste de man het stembiljet onder de handen van zijn dochter vandaan en verscheurde hij het. Helaas meldt het proces-verbaal niet of de dochter daarna alsnog in de gelegenheid is gesteld haar stem uit te brengen. Ook in Apeldoorn 93 en Breda 17 werden stembiljetten verscheurd. Ditmaal omdat de kiezers geen toestemming kregen om hun stem uit te brengen zonder legitimatie.

In een enkel stembureau sloten kinderen, al of niet per ongeluk, de stembus af, onder andere in Coevorden 16, Middelharnis 4 en Teijlingen 19. Sommige stembureauleden passen de Kieswet zo strikt toe dat zij zelfs kleine kinderen verbieden hun vader of moeder te vergezellen in het stemhokje. De commissie vraagt zich af of hier een verband ligt met het afsluiten van de stembussen, maar dat melden de processen-verbaal niet.

Dan kom ik nu op de opmerkingen en bezwaren die kiezers en leden van stembureaus hebben ingebracht. Zij betreffen vooral de legitimatieplicht, de kennelijk onduidelijke procedure bij een onderhandse volmacht, kleine onvolkomenheden in het kiezersregister, de waarborging van de privacy en het stemgeheim en de ongewenste beïnvloeding. De legitimatieplicht lijkt inmiddels breed aanvaard, maar leidt ook nu nog tot een flink aantal protesten. Deze plicht zou strijdig zijn met het kiesrecht. De legitimatieplicht leidt echter ook tot andere problemen. Kiezers presenteerden hun legitimatie of die van hun onderhandse volmachtgever op een smartphone. Stembureauleden reageerden daar verschillend op: door de stembureaus Rotterdam 98 en Vlaardingen 22 werd dit niet geaccepteerd, maar door de stembureaus Leiden 100 en Sud-West Fryslän 18 wèl. Een goede instructie voor de stembureauleden waaruit blijkt hoe zij hiermee moeten omgaan, lijkt de commissie geboden.

Een aantal kiezers is van mening dat de legitimatieplicht niet alleen hen betreft, maar ook de leden van het stembureau. In enkele stembureaus beantwoordde een kiezer de vraag van de voorzitter naar legitimatie met de wedervraag of de voorzitter van het stembureau zich wel kon legitimeren en of hij een bewijs van zijn benoeming kon tonen. Dat kon de voorzitter niet! De commissie heeft de indruk dat dit probleem makkelijk kan worden opgelost indien de gemeenten op de stembureaus een afschrift van de benoeming van de stembureauleden neerleggen.

In stembureau Amsterdam 95 kwam het tot een onregelmatigheid doordat een kiezer die in een boerka was gehuld, onvoldoende naar legitimatie werd gevraagd en daardoor onterecht tot de stemming werd toegelaten. Dit voorval bleek een uitzondering. Overigens: stembureau Amsterdam 62 handelde in een vrijwel identieke situatie wel correct en weigerde de kiezer tot de stemming toe te laten. Hieruit blijkt dat leden van stembureaus soms snel beslissingen moeten nemen in gevoelige omstandigheden. Zo'n omstandigheid doet zich ook voor indien ondercuratelegestelden zich melden om hun stem uit te brengen. Sinds de aanvaarding van het wetsvoorstel kiesrecht curandi ontvangen zij een stempas. Indien zij zich zelf melden kan in de praktijk blijken of zij hun stem kunnen uitbrengen. In een aantal gevallen heeft zich echter hun curator gemeld, die zelfstandig hun stempas als onderhandse volmacht had ingevuld – de curator is immers tekenbevoegd – en die aldus twee stemmen wilde kunnen uitbrengen. Deze situatie deed zich voor, althans werd in de processen-verbaal gemeld, in stembureau Drachten 11, Medemblik 21, Rotterdam 301, Leiden 31, Breda 92, Texel 4 en Schiedam 30. Een duidelijke instructie voor de stembureaus lijkt de commissie hier op zijn plaats.

Veel kiezers beklagen zich over de procedure bij het uitbrengen van de stem door een onderhandse machtiging en over de gebrekkige voorlichting op dit punt. De meeste bezwaren in de processen-verbaal hebben op dit punt betrekking. De commissie is van oordeel dat de informatie aan de kiezer hierover moet verbeteren.

Pijnlijk is het indien een kiezer zich bij het stembureau meldt en onterecht opgenomen blijkt te zijn in het zogenaamde negatief register en aanvankelijk dus niet mag stemmen. Daarom moeten de gemeenten de uiterste zorgvuldigheid betrachten bij het op orde en actueel houden van hun kiezersadministratie. Deze ongewenste situatie heeft zich echter helaas enkele keren voorgedaan. Hiervan was sprake in de stembureaus Naaldwijk 7, Rotterdam 326, Vianen 5 en Spijkenisse 15.

Kiezers willen bij het uitbrengen van hun stem privacy. De roep om gordijntjes in de stemhokjes is vaak te horen. Wat het aantal klachten betreft staat deze duidelijk in de top drie. In stembureau Westvoorne 5 vond een kiezer zijn privacy zo slecht gewaarborgd dat hij zijn stembiljet op het toilet ging invullen.

Het aantal klachten over vormen van ongewenste beïnvloeding van kiezers was gering. Voor stembureau Eemnes 1 reed een auto van de SP. In de stembureaus Zandvoort 12 en Oosterhout 27 stoorde het kiezers dat er een krant met een advertentie van de VVD op tafel lag. De meest subtiele vorm deed zich voor in het stembureau Arnhem 76. Daar bleken de rode potloden in het stemhokje van het merk Samsom. Die vermelding is onmiddellijk afgeplakt.

Tot slot wil ik aandacht vragen voor de opmerkingen die de leden van de stembureaus maken. De kwaliteit van hun functioneren bepaalt immers de betrouwbaarheid van onze verkiezingen. Zij ervaren druk door de snelheid en nauwkeurigheid waarmee zij hun taak moeten verrichten, en die druk komt tot uiting in de richting van de gemeenten waarbinnen zij werken en ten opzichte van elkaar. Soms voelen de stembureauleden zich kennelijk onvoldoende gesteund door de gemeente, als zij klagen dat zij het hele stembureau 's ochtends nog moeten inrichten en 's avonds moeten opruimen. Ook zijn er klachten binnen een stembureau over trage tellers, die een snelle afhandeling eerder belemmeren dan bevorderen. Sommige stembureauleden vertrekken 's avonds voordat alle stemmen zijn geteld, omdat zij elders wonen en een trein of bus moeten halen, andere zelfs zonder enige opgaaf van reden. Dat lijkt de commissie een signaal dat de gemeenten alert moeten zijn op de goede samenstelling van de stembureaus.

Voorzitter. Ik kom aan het eind van mijn betoog. De namenlijst komt in zicht. Ik stel uw geduld niet langer op proef. Samenvattend kan de commissie concluderen dat de geringe onregelmatigheden waarover ik heb gesproken, de uitslag van de verkiezingen niet zouden hebben kunnen wijzigen en er geen reden bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde uitslag. Voorts schaart de commissie zich achter de reactie die het centraal stembureau in het proces-verbaal op de ingebrachte bezwaren heeft gegeven.

De commissie heeft vanuit deze overtuiging over de toelating van 150 leden kunnen beraadslagen. Daartoe zijn hun geloofsbrieven in handen van de commissie gesteld. Verder is in handen van de commissie gesteld het proces-verbaal van 17 september 2012 van de zitting van die dag van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal tot het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen van de leden der Kamer ingevolge de stemming, gehouden op woensdag 12 september 2012.

Uit de omstandigheid dat een aantal benoemdverklaarden reeds lid der Kamer is, blijkt dat zij de vereiste leeftijd hebben bereikt, terwijl dit uit de stukken gevoegd bij de geloofsbrieven van de overige benoemden eveneens blijkt. Voorts blijkt uit de verklaringen van de benoemden dat zij geen betrekkingen bekleden welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap der Kamer, terwijl aan de commissie ten aanzien van geen enkele benoemde van enige omstandigheid is gebleken waardoor hun Nederlanderschap in twijfel zou moeten worden getrokken. Voorts is bij geen der benoemden gebleken van enige omstandigheid ten gevolge waarvan zij op grond van artikel 54 van de Grondwet uit de verkiesbaarheid ontzet zouden zijn.

De commissie stelt derhalve voor als lid der Kamer toe te laten, nadat zij de eed respectievelijk de verklaring en de beloften hebben afgelegd:

M. Agema te 's-Gravenhage, K. Arib te Amsterdam, M. Azmani te Stegeren, F. Bashir te Zoetermeer, H.J. Beertema te Ouderkerk aan den IJssel, Y. Berckmoes-Duindam te Julianadorp, V.A. Bergkamp te Amsterdam, M.A. Berndsen-Jansen te Burdaard, R. Bisschop te Veenendaal, S.A. Blok te 's-Gravenhage, B.G. de Boer te Groningen, H. van Bommel te Diemen, D.E. Bonis te Amsterdam, L. Bontes te Hellevoetsluis, M. Bosma te Amsterdam, A. Bosman te Middelburg, L.T. Bouwmeester te 's-Gravenhage, J.H ten Broeke te Haaksbergen, H.G.J. Bruins Slot te Utrecht, B.I. van der Burg te Bergschenhoek, I.S.H. de Caluwé te 's-Gravenhage, M.H.P. van Dam te 's-Gravenhage, T.R. van Dekken te Groningen, K. Demir-Yücel te Deventer, A.P.C. van Dijck te 's-Gravenhage, J.J. van Dijk te Amsterdam, O.E.T. van Dijk te Doetinchem, E. Dijkgraaf te Rotterdam, K.H.D.M. Dijkhoff te Breda, P.A. Dijkstra te Utrecht, R.J. Dijkstra te Lienden, J.R.V.A. Dijsselbloem te Wageningen, R.K. Dik-Faber te Veenendaal, S.W. Dikkers te Haarlem, P.J. Duisenberg te 's-Gravenhage, A.M.C. Eijsink te 's-Gravenhage, T.M.C. Elias te 's-Gravenhage, H. Fokke te Maastricht, S.R. Fritsma te 's-Gravenhage, H.P.J. van Gerven te Oss, S.M.J.G. Gesthuizen te 's-Gravenhage, J.L. Geurts te Voorthuizen, M. de Graaf te 's-Gravenhage, D.J.G. Graus te Heerlen, V.A. Groot te Amsterdam, W. Hachchi te Breda, S. van Haersma Buma te Voorburg, M.I. Hamer te Maassluis, M.G.J. Harbers te Rotterdam, P.E. Heerma te Purmerend, P.M.M. Heijnen te 's-Gravenhage, L.M.J.S. Helder te Venlo, J.A. Hennis-Plasschaert te Nederhorst den Berg, Y.J.van Hijum te Laag Zuthem, M. Hilkens te Bennebroek, M.E. Huizing te Oegstgeest, L. Jacobi te Wergea, T.M. Jadnanansing te Amsterdam, P.F.C. Jansen te Utrecht, S. Karabulut te Amsterdam, M.C.G Keijzer te Ilpendam, J.W.M. Kerstens te Arnhem, J.F. Klaver te 's-Gravenhage, J.J. van Klaveren te Almere, N.P.M. Klein te Hoevelaken, R.J. Klever te Ermelo, J. Klijnsma te 's-Gravenhage, R.W. Knops te Hegelsom, C.J.E. Kooiman te 's-Gravenhage, W. Koolmees te Rotterdam, H.C.M. Krol te Eindhoven, A.H. Kuiken te Breda, T. Kuzu te Rotterdam, R.W. Leegte te Amersfoort, R.M. Leijten te Haarlem, B.C. de Liefde te 's-Gravenhage, P.J.M. Litjens te Kudelstaart, W.J.H. Lodders te Zeewolde, A.W. Lucas-Smeerdijk te Bakkeveen, B. Madlener te Rockanje, M.E. Maij te 's-Gravenhage, A. Marcouch te Amsterdam, P.H. van Meenen te Leiden, A.Z. Merkies te Amsterdam, A. van Miltenburg te Zaltbommel, M. Mohandis te Gouda, J.S. Monasch te Sneek, A.H. Mulder te Assen, A. Mulder te 's-Gravenhage, H. Neppérus te Voorschoten, C. van Nieuwenhuizen-Wijbenga te Oisterwijk, H. Nijboer te Groningen, A. van Ojik te 's-Gravenhage, P.H. Omtzigt te Enschede, R.F.A. Oosenbrug-Blokland te Berkel en Rodenrijs, F. van Oosten te Schiedam, P. Oskam te Rijswijk, E. Ouwehand te Leiden, A. Pechtold te Wageningen, R.H.A. Plasterk te Bussum, A.A.G.M. van Raak te Amsterdam, J. Recourt te Haarlem, E.G.M. Roemer te Sambeek, M.R.J. Rog te Haarlem, R. de Roon te Almere, S. de Rouwe te Bolsward, A.C.L. Rutte te Groningen, M. Rutte te 's-Gravenhage, D.M. Samsom te Leiden, J.C.M. Sap te Amsterdam, E.I. Schippers te Baarn, C.J. Schouten te Rotterdam, A.G. Schouw te Dordrecht, A. Schut-Welkzijn te Amsterdam, G.M. Segers te Hoogland, M. Servaes te Londen (UK), S.W. Sjoerdsma te Jeruzalem (IL), A. Slob te Zwolle, M. Smits te 's-Gravenhage, C.G. van der Staaij te Benthuizen, G.A. van der Steur te Warmond, K.C.J. Straus te Roermond, F. Teeven te Amsterdam, O.C. Tellegen te 's-Gravenhage, M.L. Thieme te Maarssen, F.C.G.M. Timmermans te Heerlen, L. van Tongeren te Amsterdam, M.M. van Toorenburg te Rosmalen, P. Ulenbelt te Leiden, M.S. van Veen te Cuijk, S. van Veldhoven-van der Meer te Rijswijk, T. Venrooy-van Ark te Nieuwerkerk aan den IJssel, M.L. Verheijen te Venlo, K. Verhoeven te Amersfoort, R.A. Vermeij te 's-Gravenhage, B. Visser te Zaandam, R.A. van Vliet te Nederweert, J.S. Voordewind te Amsterdam, J.C. Vos te Landsmeer, M.L. Vos te Amsterdam, A.A. de Vries te Middelburg, F.H.H. Weekers te Weert, S.P.R.A. van Weyenberg te 's-Gravenhage, G. Wilders te 's-Gravenhage, J.M.A.M. de Wit te Heerlen, A.G. Wolbert te Annen, B. van 't Wout te Amsterdam, L. Ypma te Woerden, E. Ziengs te Assen, H. Zijlstra te Wassenaar.

De commissie stelt de Kamer ten slotte voor om een afdruk van haar verslag aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toe te zenden met het verzoek aan het daarin vermelde aandacht te besteden. Voorzitter. Ik weet niet of alle namen zijn blijven hangen. Moet ik ze nog een keer herhalen?

De voorzitter:

Als u ze even kon herhalen, zou dat heel fijn zijn. Vooral de voorletters van de heer Samsom.

Nee hoor, dank u wel. Ik dank de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven. Ik dank in het bijzonder haar voorzitter, en de medewerkers van de commissie voor het verslag en voor het zeer vele werk dat in korte tijd is verzet om dit verslag te kunnen maken.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Niet vandaag, maar morgen zal de beëdiging van de nieuw samengestelde Kamer plaatsvinden. Straks zullen wij aandacht besteden aan het feit dat wij hier vandaag voor het laatst in deze samenstelling bijeen zijn.

Naar boven