5 Gasopslag Bergermeer

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 18 mei 2011 over gasopslag Bergermeer.

De voorzitter:

Ik vraag de leden zich zeer te beperken om de voortgang van het verantwoordingsdebat niet te zeer te belemmeren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. We hebben met de minister een pittig debat gehad over zijn handelswijze met betrekking tot de besluitvorming over de gasopslag. Dit punt was aan de orde in het mondelinge vragenuur en gisteren in een spoed-AO. De houding van de minister over het verloop van de besluitvorming laat zich ongeveer als volgt samenvatten: nu ik de commotie zie, had ik die stukken misschien wel naar de Kamer moeten sturen. Dat is natuurlijk een spijtbetuiging van likmevestje. Het is ongeveer hetzelfde als een kind dat staat te huilen als het betrapt is op het stelen van een snoepje. Ik vind dit een onbehoorlijke houding jegens de Kamer. Er is echt onvoldoende informatie met de Kamer gewisseld. De minister had dat moeten toegeven, maar dat heeft hij niet gedaan. De fractie van de Partij voor de Dieren kan er niet mee instemmen dat het omstreden project van de gasopslag er op zo'n onzorgvuldige manier is doorgefrommeld. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de Kamer heeft toegezegd het nadere onderzoek naar de schade- en veiligheidsrisico's van gasopslag in Bergermeer ter beschikking te stellen voordat de besluitvorming zou worden afgerond;

constaterende dat de minister op 29 april 2011 het definitieve inpassingsplan voor de gasopslag Bergermeer heeft getekend zonder de Kamer te informeren over de uitkomsten van de door haar gevraagde schaderisicoanalyse;

constaterende dat de minister deze schaderisicoanalyse pas een week na de ondertekening van het definitieve inpassingsplan aan de betrokken decentrale overheid (de gemeente Bergen) ter beschikking heeft gesteld;

concludeert dat de minister de Kamer onvoldoende heeft geïnformeerd en toezeggingen niet is nagekomen;

keurt de handelwijze van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ten zeerste af,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 119 (28982).

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik ben buitengewoon verbaasd over de motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 119. Tijdens het debat van gisteren heb ik mijn intentie aangegeven. Omdat ik een zo zorgvuldig mogelijke handelswijze wilde hanteren, ben ik op alle mogelijke wijzen tegemoetgekomen aan de vragen van de Kamer. Gelet op de opvattingen van verschillende Kamerleden, was het achteraf echter beter geweest als wij het debat hadden kunnen voeren voordat ik het besluit ondertekend had. Ik ben echter op geen enkele wijze toezeggingen die ik had gedaan, niet nagekomen. Ik heb ook niet de intentie gehad om iets te "frommelen", zoals mevrouw Ouwehand het verwoordde. Ik ben dus buitengewoon verbaasd.

Ik heb aangegeven dat ik exact de afspraken over het besluitvormingsproces over de gasopslag heb gevolgd die ik de afgelopen weken met de Kamer heb gecommuniceerd. Die afspraken heb ik ook gemeld in het algemeen overleg van 30 maart. Bovendien heb ik schriftelijk op 5 april en 18 april met de Kamer daarover gecommuniceerd. In het debat daarover tijdens het algemeen overleg op 21 april hebben de leden der Kamer mij niet via moties of anderszins gevraagd om een andere planning te volgen dan ik geschetst heb. Juist omdat ik zorgvuldig wilde zijn en hechtte aan een breed draagvlak in de Kamer, ben ik tegemoetgekomen aan de verzoeken van de heer Samsom van de fractie van de Partij van de Arbeid en van mevrouw Van Veldhoven van de fractie van D66 op een wijze die recht deed aan de zorgen die in de Kamer geuit waren. Daarom heb ik aan de bewoners van Bergen en omgeving een bundeling van onderzoeken van TNO en KNMI specifiek gericht op de situatie in Bergen ter beschikking gesteld. Ook zijn de besluiten ter inzage gelegd. Bovendien is het afronden van een nulmeting door TAQA in samenspraak met de gemeente Bergen in de komende maanden vastgelegd als ontbindende voorwaarde en dus als extra waarborg. Op verzoek van de Kamer, via een motie van mevrouw Ouwehand, heb ik ook het vertrouwelijke gas storage agreement van TAQA ter inzage gelegd.

Het verbaast mij dus ook dat mevrouw Ouwehand de suggestie wekt dat ik zou hebben toegezegd om het TNO-rapport dan wel het gas storage agreement aan de Kamer te zenden alvorens verdere stappen te zetten. Dat is pertinent niet waar. Op basis van de opvattingen van de fracties heb ik gisteren wel gezegd dat ik hieraan tegemoetgekomen was, als ik geweten had dat dit de wens van de Kamer was. Ik benadruk hierbij dat ik de bundeling en de onderzoeken wel naar de Kamer had kunnen sturen, voordat verdere stappen gezet werden, maar dat zou dan niet zijn omdat wij dit hadden afgesproken, want de toezegging was aan de gemeente Bergen gedaan op suggestie van de fractie van de Partij van de Arbeid. Het was echter wel mooier geweest als ik dat gedaan had, mede gelet op de ontstane discussie. Dit is echter iets anders dan mij verwijten dat ik mijn afspraken met de Kamer niet ben nagekomen.

Ik benadruk dat de Kamer door de toepassing van de rijkscoördinatieregeling formeel al lange tijd geen rol meer speelde, maar dat ik juist constructief ben omgegaan met de door de Kamer gedane suggesties, omdat ik waarde hechtte aan zorgvuldigheid, veiligheid en draagvlak. Ik heb de zorgen van de fractie van de Partij van de Arbeid en van de fractie van D66 zeer serieus genomen. Dat is de reden waarom ik bijvoorbeeld met betrekking tot het schadefonds die stappen gezet heb en voor concrete oplossingen gezorgd heb.

Ik begrijp dat de Kamer inmiddels zodanig overtuigd is door mijn argumentatie dat zij andere debatten is gaan voeren. Dat is alleen maar positief. Het sterkt mij bovendien in de opvatting dat ik de meerderheid van de Kamer inmiddels overtuigd heb, zoals gisteren ook tijdens het algemeen overleg. Maar nogmaals, ik ben verbaasd dat mevrouw Ouwehand de zaken interpreteert op een wijze die niet overeenkomt met de feiten. Ik heb daar dus ook geen begrip voor. Dat mevrouw Ouwehand en de PvdD tegen de gasopslag zijn, is uiteraard hun goed recht, maar dat is iets anders dan mij verwijten dat ik de Kamer onvoldoende geïnformeerd heb.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nu de minister uitgebreid een platform neemt om de onwaarheden te herhalen die ik gisteren in het spoed-AO heb moeten aanhoren, hecht ik eraan om nog twee opmerkingen te maken. Allereerst heeft een minister die denkt dat de Kamer niet geïnteresseerd is in de uitkomsten van een door haar gevraagd onderzoek, het niet helemaal begrepen. Hij kan misschien wel in vak-K blijven zitten, maar dan moet hij moet het wel ter harte nemen als de Kamer zegt: wij hadden die informatie moeten en willen hebben en wij wijzen u op de informatieplicht die op de regering rust.

Los van de informatievoorziening aan de Kamer, de minister heeft toegezegd het onderzoek ter beschikking te zullen stellen voordat hij zijn handtekening zou zetten. Hij heeft zelf gezegd dat hij het onderzoek op 25 april heeft gekregen. Hij heeft op 29 april getekend. Daarna is het onderzoek pas naar buiten gekomen. De minister blijft dus volharden in een pertinente leugen. Dat wil ik opgemerkt hebben. Ik denk dat het debat zo voldoende gevoerd is. Ik heb geen behoefte aan verdere uitwijdingen en ontwijkende antwoorden van deze minister van ELI. Het is zo wel genoeg.

Minister Verhagen:

Ik hoef niet te accepteren dat ik hier word beticht van leugens. Dat hoef ik niet te accepteren. Het verzoek van de heer Samsom was, deze geste aan de inwoners van Bergen te sturen. Er was geen koppeling met het besluit. U kunt de verslagen en mijn schriftelijke reactie aan de Kamer van 18 februari en 5 april erop nalezen. Ik hoef niet te accepteren dat ik hier word beticht van leugens.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

U hebt beiden uw punt gemaakt. De stemming over de motie zal aansluitend plaatsvinden tijdens de stemmingen.

Naar boven