Aan de orde is het spoeddebat over de conclusie van de commissie-Leers ten aanzien van de diplomafraude bij Hogeschool Inholland.

De voorzitter:

Ik geef als eerste het woord aan de heer Beertema, de aanvrager van dit spoeddebat. Mijnheer Beertema, uw spreektijd is drie minuten.

De heer Beertema (PVV):

Ik zal snel praten.

De voorzitter:

Nee, u hoeft niet snel te praten. U moet selectief zijn.

De heer Beertema (PVV):

Selectief zijn. Oké.

Voorzitter. Als het geld van ABN AMRO minder waard is dan geld van de Rabobank raakt u in grote onzekerheid. De waarde van het geld zou niet meer gegarandeerd zijn en daarmee zou ons geld zijn civiel effect hebben verloren. Dat is een regelrechte ramp. De hoogste toezichthouder van de bankensector zou met pek en veren de laan worden uitgestuurd en terecht. Hij zou namelijk de kern van de zaak hebben verkwanseld. Hij zou gefaald hebben in het koesteren van iets wat heel kwetsbaar is: een idee, het principe van vertrouwen. Hij zou een essentieel aspect van het sociaal contract tussen de burger en de overheid hebben geschonden.

In het onderwijs is het vertrouwen in de waarde van het diploma de kern van de zaak. Zonder dit vertrouwen ontstaat onzekerheid bij de vervolgopleidingen en bij het bedrijfsleven. Bovendien is het uiterst onrechtvaardig voor studenten; zij investeren namelijk geld en de beste jaren van hun leven in een studie waarvan zij mogen verwachten dat die een kwalificatie oplevert die ergens voor staat. Dat nu is niet meer het geval.

Bestuurders in het beroepsonderwijs hebben jaren gewerkt met een bewuste strategie om perverse prikkels actief op te zoeken en die maximaal te benutten; zie de diplomafraude in 2001. Juist in het beroepsonderwijs is de "vermanaging" het verst doorgeschoten en juist daar werd de missie van verheffing en emancipatie vervangen door een missie van efficiency en marktaandeel. Daar komt de zogenaamde Theo-route rechtstreeks uit voort.

Als er sprake was van een incident, dan was dit geen spoeddebat waard. Als er sprake was van zelfreinigend vermogen in de sector, zou de HBO-raad allang hebben ingegrepen, maar dat is niet zo. De sector is ziek en handelt zoals zieke organisaties dat doen. Bij slecht nieuws draaien de spindoctors overuren. Er werd ook nu meteen een eigen onderzoek ingesteld dat concludeert dat er geen regels zijn overtreden. Als het waar is dat er geen regels zijn overtreden, dan is de zaak nog veel zieker dan wij al dachten. Kennelijk kunnen er geheime trajecten worden ingericht zonder dat er instituutsregels worden overtreden.

Zo veel willekeur en noch het college van bestuur, noch de HBO-raad weet ergens van. Bij wie ligt uiteindelijk de schuld? De spindoctors leggen de schuld doodleuk bij de politiek die de hogescholen eigenlijk voor het onmogelijke zou hebben gesteld. Geen begin van een mea culpa.

Ik heb acht vragen voor de staatssecretaris.

Een. Is zij het ermee eens dat deze perverse diplomaroutes alleen maar kunnen gedijen in een zieke onderwijscultuur waar verkeerde motieven dominant zijn?

Twee. Vindt zij met mij dat de schuldvraag voor deze frauduleuze diplomatrajecten niet moet afgewenteld op de "Theo's", maar op de colleges van bestuur?

Drie. Vindt zij met mij dat de raden van toezicht van hogescholen waar deze trajecten worden aangeboden, hebben gefaald?

Vier. Is zij het met mij eens dat ook de HBO-raad heeft gefaald, omdat hij niet heeft gewaarschuwd tegen de strategieën om perverse prikkels maximaal te benutten?

Vijf. Kan de staatssecretaris aangeven wat het recht van bestaan nog is van een koepel die dit laat gebeuren, want wat anders dan kwaliteitsbewaking en bewaking van elementaire onderwijsnormen en -waarden zijn de corebusiness van een koepel?

Zes. Waarom rukt onze inspectie niet op volle sterkte uit als zich een ramp van deze omvang voordoet?

Zeven. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om de diplomabonussen terug te vorderen en de onterecht uitgereikte diploma's terug te vorderen?

De laatste vraag. Er is een grote urgentie dat de overheid de regie herneemt. Hoe gaat de staatssecretaris dit aanpakken?

Ik krijg graag een antwoord op deze vragen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik deel de zorgen van de heer Beertema absoluut als het gaat om deze ramp, zoals hij dat noemt. Een van zijn acht vragen is of de staatssecretaris het ermee eens is dat de schuldvraag moet worden gelegd bij het college van bestuur van, in dit geval, Hogeschool Inholland. Wat is zijn eigen oordeel? Is de heer Dales volgens de PVV schuldig aan deze diplomafraude?

De heer Beertema (PVV):

In mijn visie is een college van bestuur uiteindelijk de hoogst verantwoordelijke binnen een instituut. Het college zou er goed aan doen om in ieder geval de schuld op zich te nemen en personeelsleden uit de wind te houden; dat ben ik wel met u eens.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dan moet u daar ook de conclusies uit trekken. Als u zegt dat de heer Dales en het college van bestuur schuldig zijn, wat wil de PVV dan met het college van bestuur? Moet het opstappen? Wat is uw oplossing?

De heer Beertema (PVV):

Mijn oplossing laat ik nog even in het vage, want ik wil eerst de antwoorden van de staatssecretaris afwachten. Daarna kunnen we alsnog een mening daarover vormen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik vind het goed dat de heer Beertema het zo aanzet. Toch vraag ik met het volgende af. Nu is er de affaire-Inholland, moeten we er niet voor oppassen die te verbreden naar de gehele sector? Hoe kijkt de heer Beertema daartegenaan? Zijn inleiding suggereerde een beetje dat dit bij elke school in het hoger onderwijs voorkomt.

De heer Beertema (PVV):

Ja, ik ben bang dat er meer hogescholen zijn waar dit soort trajecten zijn georganiseerd. Is dat een antwoord op uw vraag?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Deels. Mijn belangrijkste punt is eigenlijk: moeten we niet oppassen dat we door dit soort situaties doorschieten met codes en wetgeving die gelden voor alle scholen, dus ook voor de goede? Die goede zijn er volgens mij namelijk wel degelijk en die zouden dan weer lijden onder de scholen die verkeerd omgaan met de prikkels en regels die we hebben.

De heer Beertema (PVV):

Op zich ben ik het met u eens: het is heel vervelend als binnen zo'n sector de kwaden de norm gaan bepalen voor de maatregelen die we hier nemen. Ik ben echter bang dat er op dit moment weinig anders op zit. Er moet ingegrepen worden. Er moet, denk ik, ook een daad worden gesteld, want het is niet voor het eerst dat hogescholen zich met dit soort trajecten bezighouden. Ik verwees niet voor niets naar de diplomafraude in 2001; kennelijk is er nog steeds geen goodgovernancecode die door de hele sector wordt onderschreven of daar breed wordt gedragen. Helaas ligt het dan op ons bordje om actie te ondernemen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Geen goodgovernancecode dus. Zou het niet kunnen zijn dat de nu wel degelijk bestaande codes door diverse scholen niet goed worden toegepast? En zouden we in dat geval niet het inspectierapport met het bredere onderzoek moeten afwachten, voordat we conclusies trekken over wat we precies moeten doen? Ik zou het op prijs stellen als er maatwerk werd geleverd: dat de slechte scholen werden aangepakt, maar de goede gespaard.

De heer Beertema (PVV):

Dat ben ik met u eens, daarin voel ik met u mee, maar ik heb ook een vraag gesteld over de, in mijn visie, traagheid van de inspectie. Ik had graag zo'n slagvaardige inspectie gezien dat er onmiddellijk kon worden uitgerukt, niet een reactie van de inspectie op een eigen onderzoek, ingesteld door het eigen college van bestuur.

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Voorzitter. Ik wil het betoog van de heer Beertema voor een goodgovernancecode ondersteunen. Ik wil daar straks ook een motie over indienen, ter ondersteuning.

De heer Beertema (PVV):

Dank u.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Het rapport-Leers geeft een onthullend beeld van het onderwijs op Hogeschool Inholland: er werd gerotzooid met examens en diploma's, de kwaliteit was ondergeschikt aan de drang om studenten weg te werken, vakken werden eenvoudig goedgekeurd, diploma's al te makkelijk uitgedeeld; dit alles om een slecht imago weg te poetsen en de diplomabonus te incasseren. Leers constateert: er is sprake van onregelmatigheden, er is ongelijke behandeling van studenten, er is een fraudegevoelige situatie, het bestuur was niet op de hoogte, evenals de situatie van laisser faire, laat maar waaien. Conclusie: de hogeschool kreeg veel vrijheid om diploma's weg te geven, de overheid staat op afstand – laisser faire! – en laat dat gebeuren. Overigens, ik noem het onterecht verstrekken van een diploma een vorm van fraude. Deelt de staatssecretaris die mening? En zo nee, waarom gebruikt zij dan zelf het woord "onacceptabel" in haar eigen brief over deze toestand?

Het rapport-Leers leest als een jongensboek. Het is ongelooflijk hoe deze alternatieve opleiding tot stand is gebracht. Managers konden volop hun gang gaan. Een veelzeggend voorbeeld hiervan is dat cijfers werden gegeven nog voordat het tentamen was afgenomen! Hoe is deze situatie veroorzaakt? Lees pagina 41 en huiver!

Langstudeerders zijn slecht voor het imago van de opleiding, zo schrijft een manager in een e-mail aan zijn collega's. Blijkbaar mag de kwaliteit inboeten uit angst voor reputatieschade. De perverse financiering is een andere oorzaak. In de correspondentie van de school is letterlijk terug te lezen dat de opleiding voor vijfdejaars studenten nog maar 25% financiering ontvangt en voor zesde- en zevendejaars helemaal niets. Directeuren die een goed rendementsbeleid voeren, krijgen 5% extra salaris. Vandaar ook de instelling van een rendementscoach. Hoe pervers kan het zijn? Waarom werd de numerus fixus voor deze opleiding eigenlijk in 2009 afgeschaft? Wilde men soms nog meer inkomsten binnenhalen?

Een andere oorzaak is zeker ook de grootschaligheid van dit soort scholen. De heer Dales kwam pas twee jaar na dato achter de praktijken op zijn eigen school. Dat zegt alles over de afstand tussen directie en werkvloer. Inholland heeft 33.000 studenten. Slechte opleidingen zijn ook een oorzaak voor deze diplomafraude. Op pagina 44 staat dat studenten te weinig les kregen, waardoor ze ongemotiveerd raakten en studievertraging opliepen. Vervolgens ontstond er een stuwmeer dat weggewerkt moest worden. Daarmee heeft de hogeschool zijn eigen probleem veroorzaakt. Wat is het oordeel van de staatssecretaris over het bestuur van deze hogeschool en in het bijzonder de heer Dales? Heeft hij in de ogen van de staatssecretaris gefaald?

Inholland is niet de enige hogeschool met problemen. Wat is daarom het oordeel van de staatssecretaris over haar eigen beleid? Zij gaat over het hoger beroepsonderwijs. Ziet zij een verband met de grootschaligheid? Ik las hierover gisteren nog iets in de Volkskrant en volgens mij is het antwoord ja. Het tekort aan lessen en het gebrek aan toezicht: welke rol speelt de staatssecretaris met andere woorden zelf?

Voorzitter. Dan nu mijn voorstellen. Inholland moet de diplomabonus voor ten onrechte verstrekte diploma's terugbetalen. Dat lijkt mij niet meer dan logisch. Een afgestudeerde student levert de opleiding € 30.000 op en een uitvaller slechts € 8000. Tel uit je winst! Je komt dan op minstens 1,5 mln. uit, zo heb ik zelf berekend. Er moet verder onderzoek worden gedaan naar een landelijke goedkeuring van de opleidingen. Het ministerie zou hbo-opleidingen kunnen goedkeuren via een keurmerk, bijvoorbeeld zoals de staatssecretaris dat doet bij het middelbaar beroepsonderwijs. Ik heb namelijk in haar brief van 20 september gelezen dat zij werkt aan een kaderstellend landelijk format. Dat betekent dus dat de overheid meekijkt naar het eindniveau van de opleidingen en beziet of dat gestandaardiseerd kan worden, opdat het diploma weer echt voor kwaliteit staat.

Ten slotte zeg ik nog iets over de kleinschaligheid. Hogescholen moeten kleiner. Personeel en student moeten elkaar kennen. Dat de voorzitter van het college van bestuur niet op de hoogte was, zegt genoeg. Natuurlijk moeten er genoeg lessen en begeleiding zijn, zodat de kwaliteit van de opleidingen omhoog kan gaan.

De heer Harbers (VVD):

De heer Van Dijk zei dat er geld teruggevorderd moet worden. Ook de staatssecretaris zinspeelt op een dergelijke maatregel, een maatregel die genomen zou kunnen worden nadat het verslag van de Onderwijsinspectie gereed is. Heeft de heer Van Dijk ook een idee hoe wij dat zouden kunnen doen zonder dat het ten koste gaat van de huidige studenten van Inholland? Als die instelling geld moet terugbetalen, bestaat immers het gevaar dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs aan de huidige studenten. Moet je niet overwegen om Inholland te vragen om alsnog te leveren waarvoor men geld heeft ontvangen en te ervoor te zorgen dat deze studenten goed op de arbeidsmarkt terecht kunnen komen?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Een terecht punt, want studenten mogen natuurlijk niet het slachtoffer worden van het wanbeleid van het bestuur van een hogeschool. Ik ben het eens met deze analyse, maar aan de andere kant vinden wij allemaal dat dit niet kan en dat deze hogeschool op een verkeerde manier heeft geopereerd. Er moet dan ook wel een sanctie volgen. Ik heb daarover nagedacht en volgens mij kun je het niet over je kant laten gaan dat een instelling veel geld ontvangt voor onterecht verstrekte diploma's. Dat geld moet worden teruggevorderd, ook om de andere hogescholen een signaal te geven. Volgens mij is er een goede manier om dat bedrag zodanig terug te vorderen dat het niet ten koste gaat van het onderwijs. Wij weten allemaal dat een fors bedrag binnen de instellingen naar overhead gaat, naar bureaucratie. Ik zou er graag samen met u op toezien dat het niet ten koste gaat van het onderwijs.

De heer Harbers (VVD):

Het verslag van de Onderwijsinspectie moet nog komen, maar stelt u zich voor dat inderdaad geconstateerd wordt dat de diploma's niet de waarde hebben die zij zouden moeten hebben. Moeten wij dan niet alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat de studenten die zo'n diploma hebben alsnog de kennis en vaardigheden opdoen die zij nodig hebben voor dat diploma? Moeten wij niet daarmee beginnen in plaats van direct terugvorderen? In beide gevallen moet een instelling een inspanning leveren, maar die laatste lijkt mij de meest waardevolle.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, daarmee ben ik het eens. In feite gaat het echter om een soortgelijke sanctie. Daarmee wordt gezegd: de hogeschool heeft een x-bedrag, minstens 1,5 mln., onterecht ontvangen en elke euro van dat geld moet gebruikt worden om die studenten alsnog een goed diploma te geven.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Hoe groot is het probleem? Dat is nog niet helemaal duidelijk en dat moet de inspectie boven water zien te krijgen. In het rapport van de commissie-Leers is vooral ingezoomd op de situatie op Hogeschool Inholland. De conclusies van Leers zijn zeer ernstig. In het programma Nieuwsuur noemde hij het afstudeertraject in strijd met de wet. Leers zei ook dat het geen fraude is, maar wel fraudegevoelig. Terecht is dan de vraag: wat is daarvan de consequentie, welke sancties volgen daarop, volgen daarop ook financiële sancties? Ik hoor daarop graag een antwoord.

Ik zoom ook in op Inholland en de heer Dales die daarover uitspraken heeft gedaan. De heer Dales zei op 14 juli 2010 totaal verrast te zijn door de diplomaonregelmatigheden. Door de stukken die ik heb ingezien, ben ik eraan gaan twijfelen of dat klopt. Uit verslagen van overleggen tussen de medezeggenschapsraad en het college van bestuur van 21 mei 2010 en 9 april 2009 blijkt dat het college wel degelijk op de hoogte was van het bestaan van problemen met het lange studeertraject. Zo was er bijvoorbeeld op 21 mei 2010 een vergadering waarin melding werd gemaakt van studenten die uit het stuwmeer op eenvoudige wijze hun diploma kunnen behalen. Dat werd daarin al besproken. Er staat ook dat er studenten zijn die ervoor zorgen dat zij in het zesde jaar terechtkomen zodat zij op eenvoudige wijze kunnen afstuderen. Zo gaat het nog even door. Eindeloos wordt over dit probleem gesproken. Het wordt vervolgens neergelegd bij het college van bestuur. De vicevoorzitter van dat college zegt dan dat de examencommissie professioneel genoeg is om zich te richten tot het college van bestuur in plaats van de inspectie. Ik kan deze stukken overleggen aan de staatssecretaris als zij daaraan behoefte heeft. Als een en ander waar is, dan staat dat haaks op de dingen die de heer Dales in de media heeft gezegd. Het lijkt er ook wel erg op dat het college van bestuur daarmee dingen onder de pet heeft willen houden. Ik vind dat in dit licht opmerkelijk.

Ook blijkt uit stukken dat het college van bestuur in 2009 op de hoogte was van deze langstudeertrajecten. Hoe zit het nu precies? Heeft de commissie-Leers deze documenten betrokken in haar onderzoek? Waarom geeft de voorzitter van het college van bestuur, de heer Dales, op meerdere momenten aan dat het college niet op de hoogte was terwijl uit verslagen blijkt dat dit wel het geval was?

In de Volkskrant stelt de heer Dales dat trajecten voor langstudeerders voldoen aan dezelfde eisen die voor reguliere studenten gelden. Uit de verslagen blijkt echter dat het college vrijstelling heeft verleend aan de opleidingen die het onderwijsplan niet binnen het kader van het onderwijs- en examenreglement konden verwezenlijken. Hoe verhoudt de stelling van de heer Dales zich tot de vrijstelling voor het onderwijs- en examenreglement? Wat vindt de staatssecretaris van het feit dat het college bewust het eigen reglement heeft ontdoken?

De heer Leers heeft geen onderzoek gedaan naar de inhoudelijke kwaliteit van de afstudeertrajecten. De staatssecretaris heeft vervolgonderzoek ingesteld richting de Onderwijsinspectie. Na afloop van dat traject kunnen wij pas weten of er echt geen sprake was van fraude bij Inholland. Ik hoop dat de Onderwijsinspectie deze verslagen en de zaken die ik nu aan de orde stel, meeneemt. Daarnaast dient er nog volop debat te worden gevoerd over de bekostiging van studenten, ook in het kader van de commissie-Veerman. Is de staatssecretaris van plan om onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs de mogelijkheid te bieden om langstudeerders zonder uitzicht op afstuderen te ontslaan en daar meer ruimte te geven voor hogeronderwijsinstellingen? Daar is immers sprake van een probleem.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Als je koehandel drijft met de kwaliteit, leg je een bom onder het onderwijsstelsel. Wat heb je namelijk aan een diploma, als de kwaliteit niet gegarandeerd is? Dat is exact gebeurd bij de opleiding media en entertainmentmanagement van Inholland.

De commissie-Leers, ingesteld door het college van bestuur, is zachtaardig in haar conclusies. Zo wist zij niet of de kwaliteit tekortschoot. In ieder geval was het wel voldoende aanleiding voor het college van bestuur in de persoon van de heer Dales om direct de conclusie te trekken dat de leden van het college van bestuur geen verantwoordelijkheid hebben voor de ontstane situatie. De inhoud van het rapport van de commissie-Leers geeft echter een heel ander beeld van de situatie. Dat vindt ook de inspectie; die startte een vervolgonderzoek naar aanleiding van de bevindingen van de commissie-Leers.

Op de volgende punten wil ik nog graag een reactie vernemen van de staatssecretaris. Zoals ik al zei, schuift het college van bestuur alle verantwoordelijkheid van zich af. Het legt de schuld bij de docenten; het beleid was goed, maar de uitvoering niet, aldus het college van bestuur. Het college van bestuur was nergens van op de hoogte, omdat de docenten zogenaamd zo onverantwoordelijk waren om dat niet te melden. Ik zelf vind dit getuigen van onbehoorlijk bestuur en ik ben dan ook benieuwd wat de staatssecretaris hiervan vindt en wat zij aan dit afschuifgedrag denkt te kunnen doen.

Ik zie echter ook een lichtpuntje. De medezeggenschapsraad heeft het gesjoemel met de diploma's in een vroegtijdig stadium opgemerkt, maar helaas is daar niet naar geluisterd, niet door het management; evenmin is dit ter ore gekomen van het college van bestuur. Wat zegt dit volgens de staatssecretaris over de cultuur van een instelling, als de expliciete eis van medezeggenschap dat een opleidingstraject moet worden stopgezet omdat de kwaliteit tekortschiet, wordt genegeerd?

De vraag die eigenlijk centraal moet staan, is: hoe gaan wij dit in de toekomst voorkomen? Met de wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is al veel verbeterd. Ten eerste wordt de financiering minder afhankelijk van het aantal diploma's, waardoor de prikkel om studenten maar snel door de studie heen te jassen, wordt verminderd. Dit is positief. Ten tweede wordt de medezeggenschap versterkt. Zo krijgen studenten het recht om twee keer per jaar met het college van bestuur te praten. Met het voorstel dat destijds is gesneuveld, zou een student-assessor wettelijk geregeld worden, zoals dat bij de Rijksuniversiteit Groningen is geregeld. De toestand bij Inholland laat volgens mij zien dat zo'n student-assessor een toegevoegde waarde zal hebben, zeker in het hbo, waar de medezeggenschap wat minder sterk is geregeld dan op de universiteiten. Is de staatssecretaris bereid, opnieuw het wettelijk instellen van een student-assessor te overwegen? Ik overweeg, hierover een motie in te dienen.

De staatssecretaris schrijft dat zij op zeer korte termijn met het college van bestuur in gesprek gaat. Is dat al gebeurd of wordt dat gesprek nog gevoerd? Ik neem aan dat het een zeer pittig gesprek was of gaat worden. Ook ga ik ervan uit dat de staatssecretaris duidelijk maakt dat het drijven van koehandel met de kwaliteit van ons onderwijs niet alleen een bom legt onder het onderwijs, maar ook onder de zetels van de leden van het college van bestuur.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. De misstanden bij Inholland moeten inderdaad krachtig worden aangepakt. Dat heeft de commissie-Leers duidelijk gemaakt. Ik sluit mij aan bij wat de vorige sprekers hebben gezegd over de ernst van de situatie. Het is ook goed dat de inspectie die serieus neemt en verder oppakt, zeker omdat de commissie-Leers niet alle vragen beantwoord heeft.

Het lijkt mij dat wij na de rapportage van de inspectie en de reactie van de staatssecretaris daarop, met elkaar een debat moeten voeren over alle ins en outs.

Ik heb nu nog wel opmerkingen over de volgende punten. Het is opvallend dat de desbetreffende afstudeerroute zo lang verborgen is gebleven en dat belangrijke spelers buitenspel zijn gezet. Speelt de schaalgrootte hierbij een rol? Is het mogelijk om voor dit soort mega-hbo's "in control" te raken?

Kan de staatssecretaris toelichten hoe diploma's kunnen zijn verleend, nu het rapport van de commissie-Leers aangeeft dat de examencommissie min of meer omzeild is? Zijn de diploma's gezien de wettelijke eisen wel rechtsgeldig?

Aan de instellingen komt een zekere vrijheid toe bij de inrichting van het afstudeerproces. Het kan daardoor voorkomen dat een instelling afwijkt van haar eigen regels, maar toch binnen de grenzen van de Onderwijs- en Examenregeling blijft. Kan de staatssecretaris aangeven of een dergelijke afwijking toch als ontoelaatbaar kan worden beschouwd door een inspectie als zij dat onwenselijk acht?

Voor de SGP-fractie is een fundamentele vraag of deze zaak in de categorie incidenten valt of dat sprake is van een bredere problematiek die te relateren is aan de inrichting van het stelsel. Kan uit de brief van de staatssecretaris worden opgemaakt dat de negatieve prikkels in het stelsel met de wijziging van de bekostiging zijn verdwenen, of zijn misschien de interne prikkels veel belangrijker? Is de staatssecretaris met mij van mening dat proportioneel toezicht te verkiezen is boven generiek nieuw toezicht voor de gehele sector? Voorkomen moet worden dat de goeden opnieuw moeten lijden onder de slechten. Ik heb begrepen dat die goeden al een forse stap verder zijn en de invulling van de bachelor op orde hebben. Is de staatssecretaris het met mij eens dat zij niet moeten worden gehinderd in hun plannen rond bijvoorbeeld de commissie-Veerman door dit soort incidenten op scholen die het niet op orde hebben? Moeten zij niet gewoon door kunnen gaan?

Een belangrijke oorzaak voor deze misstanden is de problematiek van de langstudeerders. Voor de SGP-fractie staat vast dat versoepelingen ten opzichte van de normale procedure onacceptabel zijn. Wel vragen wij ons af of het niet bij een ambitieus stelsel van hoger onderwijs past om studenten te kunnen aanspreken op prestaties. Wat vindt de staatssecretaris van de mogelijkheid om studenten uit te kunnen schrijven wanneer hun studievoortgang onvoldoende is?

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Voorzitter. De leden van de fractie van de PvdA zijn verontwaardigd over de conclusies die de commissie-Leers heeft getrokken over het afstudeerbeleid bij Hogeschool Inholland. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat Inholland alle regels overtrad, dat de hbo-diploma's veel te gemakkelijk heeft uitgegeven en dat er geen toezicht plaatsvond bij de versnelde trajecten. De PvdA-fractie vindt dit zeer ernstig. Hier mag niet lichtzinnig mee worden omgegaan. De vele mailtjes van studenten, docenten en verontruste ouders die wij afgelopen week mochten ontvangen spreken wat dat betreft boekdelen. Martin, een jonge man die gewoon regulier is afgestudeerd, mailt mij: Kan ik mijn diploma nu meteen bij het grof vuil zetten? Wat doet dit voor studenten, voor deze student, voor zijn medestudenten? De imagoschade is heel groot.

De voorzitter van het college van bestuur heeft weliswaar de conclusies van het rapport omarmd, maar hij ziet tegelijkertijd vrijspraak. Hij zou volgens de commissie niet op de hoogte zijn van de onrechtmatige afstudeerroute. Inholland mag en kan dit niet goedpraten en ook niet als vrijspraak zien. Dit had men moeten weten. Een grote dosis zelfkritiek zou hier op zijn plaats zijn. Dat is niet alleen belangrijk voor de instelling zelf, maar ook en vooral voor de vele duizenden studenten in het hoger onderwijs. Zij hebben recht op een onderwijsinstelling waar de kwaliteit is gewaarborgd. De fractie van de PvdA vraagt de staatssecretaris om te onderzoeken of de kwaliteit wel is gewaarborgd nu deze pijnlijke situatie op Hogeschool Inholland aan het licht is gekomen. Wij horen graag hoe dit heeft kunnen gebeuren, wie op de hoogte waren en wie op welke wijze verantwoordelijk zijn. Daarnaast zijn wij benieuwd of de staatssecretaris overweegt om de ten onrechte verstrekte diploma's ongeldig te verklaren en de studenten alsnog een programma aan te bieden, zodat zij wel een rechtsgeldig diploma halen. De PvdA-fractie stelt voor dat de staatssecretaris de volgende maatregelen treft:

  • - er dienen interne personele gevolgen te worden verbonden aan deze kwestie;

  • - de ten onrechte door de hogeschool ontvangen gelden dienen te worden terugbetaald.

Verder stelt de PvdA-fractie voor om de aanbeveling van de inspectie om te komen tot een code of good practice, gebaseerd op samenspraak met het veld, ten uitvoer te brengen, omdat dit een goed instrument kan zijn om het professioneel handelen van examencommissies te versterken en daarmee het vertrouwen van belanghebbenden in diploma's, examens en graden. Hierover overweeg ik een motie in te dienen. Ik neem aan dat ik hiervoor de steun van de PVV krijg. Het gaat er immers om dat de kwaliteit vooropstaat en niet het rendement.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik snap niet zo goed wat deze code gaat toevoegen aan het huidige beleid. Een code wordt door een sector zelf opgesteld. Wij hebben gezien dat de sector er eigenlijk een rommeltje van heeft gemaakt. Stel dat er een code wordt opgesteld. Wat is dan bijvoorbeeld de sanctie als deze niet wordt nageleefd?

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Zelf stel ik het mij als volgt voor. Hierbij heb ik mij enigszins laten influisteren door de inspectie. De inspectie zegt deze aanbeveling al in 2009 gedaan te hebben aan het veld. Het veld heeft indertijd gezegd: dat gaan wij doen, hartstikke leuk. Men heeft er echter niet veel mee gedaan. Als een code voorhanden is – dit geldt ook voor andere bestuurssamenstellingen – is sprake van een bewustwordingsmogelijkheid: doen wij het wel goed met elkaar, zijn wij wel op de goede manier bezig? Ik heb steeds de indruk dat men niet met elkaar om de tafel is gaan zitten om te bezien of men wel goed bezig was. Ik hoop dat zo'n code in ieder geval een stok achter de deur is om de vraag te stellen: doen wij het wel op de juiste manier?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik verstond het woord "bewustwordingsmechanisme". Is dat het? Je kunt het wel op papier zetten, maar men wil niet weten hoeveel codes er zijn, in allerlei sectoren. Wat is de sanctie als de code niet wordt nageleefd?

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Vooralsnog heb ik daarover niet nagedacht. Dat kan ik wel gaan doen. In het bestuursleven heb je gedragscodes. Deze werken op zich vrij goed, zelfs zonder sancties. Zelf heb ik in een aantal van dergelijke besturen gezeten. Wij hielden ons aan de bestaande codes. Ze dienden als een soort meetlat om te bezien of wij het wel op de juiste manier deden.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dit is precies waar ik bang voor was: dat ieder incident in deze sector dat in ieder geval ernstig genoeg is om aangepakt te worden, beantwoord wordt met een wet of een code die voor elke school gaat gelden. Dat heeft weer stapelingseffecten. Laten wij gewoon de wet uitvoeren. Dit moet gewoon niet kunnen gebeuren. Volgens mij kan dat op basis van de bestaande regels.

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Nu merk je dat het niet gaat zoals het behoort te gaan. Ik denk dat zo'n code net iets meer gewicht geeft. Dat is mijn oprechte mening.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Zouden wij dan niet eerst het bredere onderzoek van de inspectie afwachten om te bezien hoe groot het probleem is? Stel dat de inspectie tot het oordeel komt dat alleen Inholland het probleem is. Dan moet je het al helemaal niet doen. Als het gaat om enkele scholen, ook niet.

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Ik waag dat te betwijfelen. Onze fractie heeft een panel bestaande uit studenten en docenten. Men wil niet weten hoeveel mailtjes ik heb gekregen, van verschillende studenten en docenten. Ik denk dat wij slechts een heel klein stukje weten van wat er werkelijk speelt.

De heer Harbers (VVD):

Eén ding wordt mij echt niet duidelijk. Zo'n code is toch altijd minder vergaand dan de onderwijs- en de examenregeling en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek? Op pagina 70 staat dat wat hier gebeurde en wat in de studiegids van deze opleiding stond, strijdig is met de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dan hebben wij toch al voldoende materiaal in handen om de hele procedure nietig te verklaren? De Onderwijsinspectie en het ministerie kunnen hier toch gewoon op toezien? Daar hebben wij toch geen code voor nodig? Een code gaat toch immers nooit zo ver als de wet?

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Een code gaat nooit zo ver als de wet. Tegelijkertijd blijf ik geloven dat zo'n code, niet per se alleen in dit geval maar in het algemeen, het vertrouwen weer kan vergroten.

De heer Harbers (VVD):

Bent u dan niet bang, mevrouw Jadnanansing, dat u juist alle instellingen in de beklaagdenbank zet, ook de instellingen die hun zaakjes gewoon prima op orde hebben en een en ander conform de wet uitvoeren?

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Juist de instellingen die het prima doen hebben niets te vrezen, dus ook niet van zo'n code.

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Het is moeilijk om superlatieven te vinden na alle vorige sprekers. Ik sluit mij dan ook aan bij iedereen die gesproken heeft over de ernst van de situatie. Wat mij betreft is wat de commissie-Leers schrijft een tussenstap op weg naar het rapport van de Onderwijsinspectie. De commissie-Leers constateert al: het was een fraudegevoelige situatie; geen fraude in de letterlijke zin van vooropgestelde financiële bedoelingen. Dat mag zo zijn, maar in navolging van de staatssecretaris vindt de VVD de route absoluut ontoelaatbaar en onaanvaardbaar.

Ik ga niet alle zaken uit het hele rapport opsommen, maar wat blijft hangen is de ongerechtvaardigde en ongelijke behandeling van studenten: een laisser faire-beleid. Bovendien blijkt de governance binnen Inholland niet te werken. Hoe bestaat het dat deze kennis binnen de opleiding blijft? Waarom is er niet eerder aan de bel getrokken? Waarom is met eerdere signalen over deze route niets gedaan? Waarom heeft zo'n studentenpanel niet eerder aan de bel getrokken? Uit de Volkskrant van vanochtend rijst het beeld van mensen die met de beste bedoelingen deze route hebben ontwikkeld, zogenaamd in het belang van de studenten, maar die uiteindelijk helemaal niemand een dienst bewijzen, niet de langstudeerders, niet de overige studenten die op normale wijze aan een diploma komen en niet het imago van de opleiding. De definitieve beoordeling komt wat mij betreft als de Onderwijsinspectie klaar is. Dan zal ook moeten blijken of de studenten ten onrechte een diploma hebben ontvangen, of er teruggevorderd moet worden of dat er andere maatregelen genomen moeten worden.

Ik wil voor dit moment de staatssecretaris bedanken voor haar kordate reactie in de brief van afgelopen vrijdag. Ik heb daarover nog een paar vragen. Heeft de staatssecretaris al een gesprek gehad met Inholland? Zo ja, wat komt daaruit? Is de staatssecretaris voornemens om maatregelen te nemen tegen de hogeschool? Welke overweegt zij? Wat kan de staatssecretaris en/of Inholland doen voor de reputatie van studenten die wel de normale afstudeerweg hebben bewandeld? Worden de positie en de benoeming van de examencommissies snel op orde gebracht? Je kunt lezen dat in de examencommissie een docent moet zitten. Moeten we niet vaststellen dat de wet te veel ruimte biedt als diezelfde docent ook de rendementscoach kan zijn?

Zojuist sprak ik al even over de onderwijs- en examenregeling en de strijdigheid met de Wet op het hoger en wetenschappelijk onderwijs. Welke conclusie verbindt de staatssecretaris aan die strijdigheid? Ik gaf al aan dat wat mij betreft een aantal conclusies pas kan worden getrokken als ook de Onderwijsinspectie klaar is, maar ik voorzie dat vragen over de kwaliteit weer worden doorgespeeld naar de NVAO. Hoe snel kan de NVAO de hernieuwde accreditatie klaar hebben?

Een opleiding met rendementscoaches die zelf de cijfers verstrekken staat symbool voor een bekostigingsstelsel waar de VVD niet voor is. De commissie schrijft ook dat het bekostigingsstelsel anders moet. Met ingang van 2011 wijzigt het bekostigingssysteem, maar ook daarin zitten nog perverse prikkels. Een goede oplossing zou dus zijn om datgene te doen wat de commissie-Veerman adviseerde. Het rapport van deze commissie heeft volgens mij politiek een brede ondersteuning. Met de uitvoering hiervan heeft de staatssecretaris al een begin gemaakt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De VVD ziet ook dat de commissie-Leers constateert dat er onrechtmatig diploma's zijn verstrekt door Inholland. Ik luister naar het pleidooi van de heer Van der Ham; hij zegt dat het college van bestuur al eerder op de hoogte was van dit soort zaken. Hoe kwalificeert de heer Harbers dan het handelen van het college van bestuur van deze hogeschool?

De heer Harbers (VVD):

Ik heb zojuist al gezegd dat ik mijn eindoordeel bewaar tot het moment dat de Onderwijsinspectie klaar is. Een heel belangrijk element in deze beoordeling is voor mij de vraag of de diploma's ook kwalitatief onder de maat zijn. Dat zal de Onderwijsinspectie moeten beoordelen. Los daarvan heb ik gezegd dat er in de governance van Hogeschool Inholland veel verbeterd kan worden. Ik ben dus ook benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris. Wat is haar oordeel? Welke afspraken maakt zij daarover met Inholland? Heeft zij er vertrouwen in dat zo'n verbetertraject razendsnel op orde kan worden gebracht? Die kans wil ik de hogeschool geven. Het oordeel over de kwaliteit wil ik opschorten tot het moment dat de Onderwijsinspectie gereed is. Ik beoordeel dit dan zonder aanzien des persoons en des instellings.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Hoewel ik ook geen superlatieven heb, is het voor mijn fractie absoluut onaanvaardbaar dat er in ons land diploma's worden afgegeven die kwalitatief geen waarde hebben. De kwaliteit van diploma's mag niet ter discussie staan. Mijn fractie wil daarom allereerst van de staatssecretaris weten hoe het zover heeft kunnen komen. Overigens hebben we daar zelf wel een beeld bij: super-hbo's, mega-instellingen en een bestuurlijke structuur die zo uit zijn voegen gegroeid is en zo grootschalig is dat men niet meer weet wat er gebeurt op de plek waarom het gaat, het klaslokaal. Er is dus geen voeling meer met de dagelijkse werkelijkheid. Het bestuur had er geen idee van dat er een verkort afstudeertraject bestond. Dat vindt mijn fractie een zeer kwalijke zaak. Ik ben dan ook wel benieuwd of hieraan consequenties verbonden worden. Ziet de staatssecretaris daar mogelijkheden toe? Ziet het college van bestuur daar zelf mogelijkheden toe? We horen het graag.

En dan de professionals. Terwijl er al een heel jaar geleden kritiek was op dit zogenaamde verkorte afstudeertraject, hebben de professionals zelf geen noodzaak gezien om hier iets aan te doen. Men ging gewoon maar door met het verkorte traject. Wat zegt dat over de docenten die meewerken aan kwalitatief dubieuze diploma's? Zij hebben toch ook een eigen verantwoordelijkheid? Wat zegt dit over de cultuur op zo'n hogeschool? En wordt dit meegenomen in het inspectieonderzoek waar de staatssecretaris terecht met spoed om heeft gevraagd?

Ik kom op de gevolgen voor studenten. Die zijn door de collega's ook al genoemd. De studenten zitten nu met een diploma dat niet rechtsgeldig is. Zij zouden dus opnieuw examen moeten doen. Hoe gaat men dit oplossen? Wordt er van deze hogeschool en deze opleiding gevraagd dat studenten hun studie afronden, resulterend in een diploma dat wel rechtsgeldig is, en wat mij betreft zonder de fondsen die horen bij iedere afgestudeerde student? Voor een wanprestatie als deze moet een dergelijke oplossing mogelijk zijn, vindt het CDA.

Natuurlijk moeten we in dit geval ook kijken naar het onderliggende probleem. Dat is het probleem van de langstuderenden. Die problematiek moet worden aangepakt, anders zijn er straks, zo vrezen wij, nog veel meer hogescholen die diploma's afgeven waarvan de kwaliteit twijfelachtig is. We horen graag wat de staatssecretaris hieraan gaat doen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zegt mevrouw Ferrier dat de diploma's die onrechtmatig zijn verstrekt niet rechtsgeldig zijn, en dat studenten die nu zo'n diploma op zak hebben dus geen geldig diploma hebben?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Dat blijkt uit de informatie die ik heb gekregen. Studenten hebben nu een diploma waaraan geen waarde wordt gehecht. En dat moet natuurlijk consequenties hebben.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Vindt mevrouw Ferrier dan ook dat de overheid het geld voor de diplomabonussen moet terugvorderen?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik vind dat moet worden bekeken hoe deze studenten kunnen komen aan een diploma dat wel kwalitatief hoogwaardig is. Wat mij betreft, kun je rustig van zo'n hogeschool vragen om dit voor elkaar te krijgen zonder dat er opnieuw extra geld wordt gegeven. Ik hoor echter graag wat de ideeën van de staatssecretaris hierover zijn.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Dank voor de gelegenheid om op zo korte termijn over dit belangrijke onderwerp met elkaar in gesprek te komen. Het raakt de samenleving echt. Dat hebben we tijdens de zomervakantie ook gemerkt. Het raakt jongeren en mensen die betrokken zijn bij het onderwijs. In het bedrijfsleven bestond zorg over de waarde van diploma's. Het is buitengewoon belangrijk dat we dit gesprek hebben. Het is vooral belangrijk om te bekijken hoe we dit in de toekomst kunnen voorkomen. Laat één ding helder zijn: de kwaliteit en de waarde van diploma's moet boven elke twijfel verheven zijn. Ik heb de superlatieven gehoord over wat er is gebeurd. Ik kan die alleen maar onderstrepen. Het maakt mij duidelijk dat de urgentie om hiermee aan de slag te gaan buitengewoon groot is. De heer Harbers heeft terecht opgemerkt dat ik de zaak direct heb opgepakt. Ik heb altijd gemeend, ook bij andere schoolsoorten zoals het mbo en het voortgezet onderwijs, dat er geen enkele twijfel over mag bestaan dat de waarde en de kwaliteit van het onderwijs op orde zijn.

De commissie-Leers heeft ons getoond dat een aantal zaken beslist niet op orde is. Sterker nog, er komt een sterk verontrustend beeld naar voren. Er is sprake van onregelmatigheden, zoals in dit debat ook is besproken, die nader uitgezocht moeten worden. Zo werd het schrijnende voorbeeld gegeven van examenbriefjes die getekend zijn voordat de examens afgenomen werden. Je vraagt je dan echt af waar men mee bezig is. De inspectie gaat dit specifiek uitzoeken, want dit is een buitengewoon grote onregelmatigheid. Daarnaast lijken de afstudeerproducten onvoldoende zijn, maar ook dat wordt eerst goed beoordeeld. De commissie-Leers heeft zich hier uiteindelijk niet verder aan gewaagd omdat het een taak is van de inspectie. Het is prima om die verdeling te maken.

Voorzitter: Van Beek

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Verder had het management van MEM een laisser faire-houding, zoals door de heer Jasper van Dijk goed werd geschetst. Voorts was het college van bestuur, zo geeft men aan, tot eind mei niet op de hoogte. Er is dan wel wat aan de hand. Mevrouw Ferrier heeft terecht gevraagd: wat geeft dat voor beeld van een college van bestuur; is het college wel "in control"; wat is er aan de hand? Tevens werd niet gecommuniceerd met studenten en docenten, waardoor een ongelijke behandeling van langstudeerders en normaalstudeerders ontstond. Er is onvoldoende sprake geweest van rekenschap en verantwoording. Checks-and-balances die er gewoon horen te zijn op een school waren niet op orde, zoals de heer Beertema schetste.

Uiteindelijk uitte dit zich in de examencommissie. Er waren daar twee vervreemdende zaken bij aan de orde. In de eerste plaats had een directeur zitting in deze commissie. Dat schijnt te mogen, maar we moeten daar toch nog eens heel goed naar kijken. In de tweede plaats had een mentor zitting in die commissie, die daardoor zijn eigen vlees aan het keuren was. Sterker nog, de commissie lijkt er nauwelijks bij betrokken te zijn geweest. Dat kan absoluut niet.

De heren Harbers en Klaver hebben gevraagd of ik al een gesprek heb gehad met het bestuur. Dat heb ik gehad. Ik wilde het namelijk per se voeren voordat ik de Kamer zou spreken. Ik ben heel helder geweest naar het bestuur. Het was geen prettig gesprek. Dat wil niet zeggen dat we niet rustig met elkaar de zaken bekeken hebben, maar ik heb wel een aantal zaken scherp naar voren laten komen. Ik heb aangegeven dat het college onverkort verantwoordelijk is en dat het naar mijn idee misplaatst en voorbarig is – deze woorden heb ik letterlijk gebruikt – dat er al wordt gezegd dat er sprake is van vrijspraak. Dat kan niet. Je zult eerst zaken goed onderzocht moeten hebben. Het onderzoek van de commissie-Leers geeft namelijk wel aan dat er sprake was van fraudegevoeligheid. Dat is ook een heel groot probleem. De kwestie rondom de examenbriefjes verdient zeer zeker aandacht.

Het college van bestuur zal 7 oktober al een verbeterplan inleveren bij de inspectie. Ik kan niet anders zeggen dan dat men dit met flinke voortvarendheid oppakt. Dat mag ook wel, maar ik vind het goed om dit te onderstrepen. Het college heeft de inspectie gevraagd, een vervolgonderzoek te doen bij twee andere opleidingen. Maar laat helder zijn: als het college het niet gevraagd had, dan was het toch gebeurd. Ik wil namelijk echt scherp zicht krijgen.

Het onderzoek van de inspectie zal uiteindelijk duidelijk moeten maken hoe de vork echt in de steel zit en hoezeer er daadwerkelijk een zorg rond de kwaliteit van deze opleiding ontstaan is en de daarbij horende diploma's. Ik heb het college van bestuur kenbaar gemaakt dat de uitkomst van dit onderzoek bepalend zal zijn voor de vraag of ik geld ga terugvorderen. Waar diploma's onterecht verstrekt zijn, zal ik daadwerkelijk geld terugvorderen.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb in mijn bijdrage een aantal citaten gegeven uit een aantal verslagen dat wij hebben ingezien. Daaruit blijkt dat er nog wel wat meer aan de hand is, namelijk dat er wel degelijk kennis was van deze opleiding. Op 3 april 2009 is zelfs gezegd dat er een vrijstelling van de eigen regelingen kon worden gevraagd op het moment dat dat even zo uitkomt. Op 21 mei 2010 werd zelfs al melding gemaakt dat er iets mis zou zijn met die opleidingen en dat Hogeschool Inholland daar geen actie op heeft ondernomen of in ieder geval ervan wist. Dat is dus iets anders dan wat we uit de media hebben vernomen. Wat is de reactie van de staatssecretaris daarop?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik laat de inspectie de zaak grondig uitzoeken. We weten dat het een keer aan de orde is geweest bij het medezeggenschapsorgaan. Zoals Leers schrijft, ging het daarbij met name om vragen over kwantiteit: hoe zit het met aantallen etc. De heer Van der Ham geeft aan dat er meer is gebeurd. Al deze punten moet de inspectie nader bezien. Misschien is het goed als ik even het verdere verloop van de procedure schets. Dan weet de Kamer aan welke punten het opgehangen wordt om een en ander ordentelijk te laten verlopen. De commissie-Leers is natuurlijk belangrijk, maar de inspectie is voor mij als bewindspersoon en ook voor de Kamer het meest relevant.

De heer Van der Ham (D66):

Nu de staatssecretaris inzoomt op de commissie-Leers vind ik het relevant om het volgende voor te leggen. In de vergadering van 21 mei 2010 werd gezegd dat de examencommissie heeft ontdekt dat er te eenvoudig wordt afgestudeerd en dat de inspectie dat nader moet onderzoeken. Vervolgens zegt de vicevoorzitter van het college van bestuur dat ervan wordt uitgegaan dat men een professionele houding heeft en dat het genoeg is om zich te richten op het college van bestuur in plaats van de inspectie. Het college van bestuur wil dit, met andere woorden, niet aan de kaak stellen door naar de inspectie te gaan, het wil dit intern oplossen. Wat vindt de staatssecretaris ervan dat het college van bestuur, zo lees ik het, iets onder de pet wilde houden?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik heb dat verslag niet. De inspectie zou daar goed naar moeten kijken. Als mensen zich zorgen maken over de kwaliteit van de opleiding en als zij dat aan de orde stellen in het kader van de medezeggenschap, ligt de verantwoordelijkheid allereerst hetzij bij het schoolmanagement – in Haarlem in dit geval – hetzij bij het college van bestuur. Het is niet vanzelfsprekend om direct naar de inspectie toe te gaan. De inspectie heeft daar ook geen tijd voor. Op het moment dat wij met elkaar, of de inspectie zelf vanuit het risicogericht toezicht, het idee hebben dat het niet klopt, dient de inspectie er te zijn. Dat is gebeurd. De heer Beertema vroeg in dit verband hoe lang het heeft geduurd. Daarop is het antwoord dat de inspectie meteen met volle kracht aan de slag is gegaan op deze school, maar ook breder.

De heer Van der Ham (D66):

Weet de staatssecretaris of deze notulen onderdeel hebben uitgemaakt van het onderzoek van de heer Leers? Zo niet, waarom niet? Kan dit worden meegenomen in het onderzoek van de inspectie? Op het moment dat dit wordt achtergehouden, zou dat natuurlijk ook iets kunnen betekenen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Nu de heer Van der Ham dit hier zo helder gemeld heeft, zal het in ieder geval bij de inspectie in beeld zijn en blijven.

De voorzitter:

De staatssecretaris vroeg net of zij haar betoog mag afmaken. Misschien is het verstandig als zij dat eerst doet.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Heel kort. Ik heb een duidelijk tussenoordeel dat strookt met wat naar voren komt in de Kamer. Om in alle zorgvuldigheid een eindoordeel te geven – de heren Harbers en Klaver gaven dit aan – zullen we moeten wachten op het inspectierapport. Dan is er een totaalbeeld en kan beoordeeld worden wat wel en wat niet klopt. Dat is voor mij als bewindspersoon pas echt een basis om te kunnen beoordelen of er iets aan de hand is met de bekostiging. Daaruit moet ook blijken of een diploma daadwerkelijk onterecht is verstrekt. Dat de kwaliteit van afstudeeropdrachten niet op orde was is één, maar een tweede is dat het belangrijk is om te weten of de student redelijkerwijs had kunnen weten dat een diploma onterecht is verstrekt. Een student mag namelijk niet zo maar de dupe worden van slecht beleid op een school. Voor het terugtrekken van de bekostiging is het eerste voldoende, voor het terugtrekken van een diploma – wat niet door mij wordt gedaan maar door de instelling – zijn beide voorwaarden noodzakelijk in de wet.

Tussen half oktober en eind oktober komt de inspectie met een eerste oordeel over het rapport-Leers. Vervolgens gaat men aan de slag met het oog op langjarige opleidingen. Daar was men al mee bezig, dus in dat opzicht anticipeerde men al op onze zorg. Daar komt de inspectie in april mee. Dan hebben we alle lagen in beeld. Dat lijkt mij het momentum om te bezien welke maatregelen we moeten nemen richting Inholland. Dat doen we dan, ook juridisch gezien, op echt goede grond.

Dat waren wat opmerkingen over de procedure. Overigens loopt er naast het inspectietraject een NVAO-traject. Ik meen dat mevrouw Jadnanansing opmerkte dat dit ongeveer een jaar duurt. Het kent een behoorlijk voortraject. De inspectie is een instrument dat veel sneller werkt. Het kost ook een paar maanden, maar goed, dan heb je ook een helder rapport. Op 7 oktober verschijnt het inspectierapport met de aanbevelingsuitwerkingen. Daar zit de inspectie al bovenop. De inspectie gaat nu kijken of alle aanbevelingen ook daadwerkelijk worden opgepakt. Uit het gesprek met het college van bestuur is mij gebleken dat men daar op dit moment scherp mee bezig is.

Dat misschien even voor dit moment.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het onterecht verstrekken van een diploma, is dat fraude?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Het onterecht verstrekken van een diploma hoeft niet per se fraude te zijn. Fraude is het bewust verkeerd omgaan met datgene wat binnen de regelgeving wordt gevraagd. Fraude is een aspect. Bij het onterecht verstrekken van een diploma kan het zijn dat de kwaliteitsborg onvoldoende was, wat hier aan de orde is. Het hoeft niet altijd zo te zijn dat, als de kwaliteitsborg onvoldoende is, er onvoldoende kwaliteit is. Dat vraagt meer onderzoek. Dat heeft de commissie-Leers duidelijk gemaakt. Zij heeft dat niet tot haar taak beschouwd. Daar gaat de inspectie mee aan de slag. Aan het onterecht verstrekken van een diploma kan een aantal zaken ten grondslag liggen. Fraude kan er daar één van zijn.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb het woord nog maar eens opgezocht in de Van Dale. Daar staat: ontduiking van voorschriften. Dat is fraude. De commissie-Leers constateert dat onrechtmatig een diploma is verstrekt omdat niet is voldaan de OER, de onderwijs- en examenregeling. Volgens mij is dat fraude. Bovendien zegt de staatssecretaris zelf in haar brief dat zij "dit alles tezamen onacceptabel" vindt. Dat is een heel zwaar woord voor een bewindspersoon. Wat is de waarde van het woordje "onacceptabel" als de staatssecretaris nu zegt dat zij het eigenlijk allemaal nog eventjes wil afwachten en de inspectie er nog naar laat kijken?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

"Onacceptabel" betekent voor mij dat ik dit niet accepteer en dat ik er dus mee aan de slag ga. Daarom staan wij hier in de Kamer om te praten naar aanleiding van de brief met maatregelen die ik naar de Kamer heb gestuurd. Daarom zet ik de inspectie in. Daarom heb ik direct het college van bestuur bij me geroepen en klip-en-klaar gezegd hoe ik tegen een en ander aankijk. Dat zijn allemaal elementen die duidelijk maken dat ik dit niet accepteer.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Vindt de staatssecretaris dat het college van bestuur onacceptabel heeft gehandeld?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat is eigenlijk dezelfde vraag als de vraag die mevrouw Ferrier heeft gesteld: wat betekent dit voor het college van bestuur? Laat helder zijn dat Inholland een rechtspersoon is, autonoom is en een raad van toezicht heeft. Bij het inspectieonderzoek zal ook bekeken worden hoe de raad van toezicht zijn rol heeft vervuld. De inspectie zal uiteindelijk moeten bepalen hoe wordt omgegaan met een bestuur dat niet "in control" is. Ik heb met deze school één relatie en dat is de bekostigingsrelatie. Op dat gebied kan ik mijn sancties opleggen. De raad van toezicht zal zijn eigen lijn moeten zetten. Ik kan mij voorstellen dat ook deze raad zegt dat een aantal zaken nog nader uitgezocht moet worden, terwijl een aantal zaken voor de raad op dit moment helder genoeg is. Dat is echt aan de raad van de toezicht. Voor mij is in ieder geval één ding helder: niemand kan hierbij in de top zijn straatje schoonvegen. Je moet de verantwoordelijkheid nemen.

De heer Harbers (VVD):

Precies op die bekostigingsrelatie ga ik nog even in. Eerder in haar betoog zei de staatssecretaris daar ook al iets over. Als straks een en ander uit het onderzoek van de Onderwijsinspectie blijkt, kan de staatssecretaris op dat terrein bijvoorbeeld sancties opleggen. De staatssecretaris zei dat zij eerst naar de bekostiging zal kijken voordat zij zal kijken naar het intrekken van diploma's. Als zij straks overweegt maatregelen te nemen, is zij dan bereid om, zoals ik in het debatje met de heer Van Dijk zei, van de instelling te vragen om de kwaliteit van de diploma's alsnog op orde te brengen voor het geld dat de instelling al heeft gehad? Is de staatssecretaris bereid om in ieder geval zodanige sancties op te leggen dat de huidige studenten daarvan niet de dupe worden? Juist de route die de staatssecretaris schetste – ik ga eerst kijken naar de bekostiging en dan naar het intrekken van diploma's – kan betekenen dat er blijvend twijfel is over de waarde van de diploma's van deze instelling. Dan weet je immers niet of je te maken hebt met iemand van de versnelde afstudeerroute of van de gewone afstudeerroute. Dat zou ik voor de gewone studenten heel vervelend vinden.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik denk dat het goed is om een onderscheid te maken. Deze opleiding heeft een regulier traject dat gewoon is geaccrediteerd. Wij gaan ervan uit dat dit op orde is. Ik sluit niet uit dat de inspectie hier en daar steekproefsgewijs meer doet bij Inholland dan alleen kijken naar langjarige opleidingen. Het gaat nu echter om deze opleiding. Naast het feit dat een aantal borgen onvoldoende was vormgegeven, moeten wij scherp krijgen of de kwaliteit daadwerkelijk niet op orde was, want dat punt heeft de commissie-Leers laten liggen. Dat punt zegt ons iets over wat er gebeurd is met het verstrekken van een diploma en over de mogelijkheid om geld terug te halen. Of de instelling – niet ik – het diploma zou moeten intrekken, hangt ervan af of de inspectie constateert dat de student redelijkerwijs had kunnen weten dat je zo je diploma niet haalt. In de wet zouden deze twee dingen, slechte kwaliteit en redelijkerwijs weten, beide aanwezig moeten zijn om uiteindelijk te kunnen zeggen: dit diploma is echt niet in orde.

Ik kan mij heel goed voorstellen – maar dat is een zaak van de instelling – dat de school bijspijkercursussen zal organiseren als geconstateerd wordt dat de kwaliteit van de opleiding onder de maat is, terwijl studenten redelijkerwijs verwachtten dat ze een reëel diploma ontvingen. En terecht! Als je daar publiciteit aan geeft, doet het ook iets voor het imago van mensen met zo'n opleiding en zo'n diploma. Dat was het punt van de heer Klaver. De school zal een en ander moeten oppakken, als de inspectie straks een aantal zaken helder heeft gemaakt.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ben heel blij dat de minister de moeite heeft genomen om nog voor dit debat met het college van bestuur om de tafel te gaan zitten. Ik ben ook blij dat het een stevig, maar constructief gesprek was. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zij het onacceptabel vindt dat het college van bestuur zijn straatje schoonveegt naar aanleiding van het rapport-Leers. Deelde het college deze mening? Het college heeft aangegeven dat de afstudeertrajecten zullen stoppen. Zijn zij inmiddels gestopt? Zo nee, op welke termijn wil het college deze trajecten dan laten stoppen?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Deze trajecten zijn inmiddels gestopt.

Een paar dingen zijn mij opgevallen in het persbericht. Het punt van de vrijspraak vind ik voorbarig en misplaatst. Ik heb het voorgelegd aan de voorzitter van het college van bestuur. Hij heeft het zichzelf heel erg aangetrokken dat het woord "fraude" op zijn persoon – zo voelde hij het – en zijn instantie rustte. Het werd hier en daar zelfs nog scherper uitgedrukt in radioprogramma's et cetera. Hij heeft het als een opluchting ervaren dat dit niet hard is gemaakt in het rapport-Leers. Ik heb gezegd dat dit voorbarig is, want de inspectie heeft haar oordeel nog niet gegeven. Dit is dus niet goed, want het is voorbarig en geeft slechte beeldvorming.

Het tweede punt dat mij opviel, was de frase dat het beleid goed was, maar dat de uitvoering niet klopte. Dit gaf mij het gevoel dat een en ander bij een lager echelon werd neergelegd. Dat kan niet. Het bestuur is altijd zelf verantwoordelijk.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik vind de opstelling van de staatssecretaris hierin heel goed. Ik bedoelde met mijn vraag meer hoe het college hierop reageerde. Ik vind dat heel erg belangrijk, ook voor de studenten van deze school. Hoe reageerde het college op de opstelling van de staatssecretaris? Deelde het de mening van de staatssecretaris dat het schoonvegen van je straatje alvorens de inspectie heeft gesproken, echt voorbarig is?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Het college gaf aan dat het dit gedaan heeft omdat uit het rapport-Leers geen daadwerkelijke fraude blijkt. Het college wilde toch recht doen aan het gevoel dat het had. Men had op dat moment het gevoel dat dit wel kon. In dat opzicht waren wij het niet met elkaar eens; laat ik het zo maar zeggen.

Het beeld dat ontstaan is van beleid en uitvoering was niet zo bedoeld. Het college voelde zich wel degelijk verantwoordelijk. Ik moet zeggen dat men inderdaad de handen uit de mouwen steekt, aanbevelingen opvolgt en straks ook heel snel de boel neerlegt. Overigens heb ik gisteren iets gezegd over verantwoordelijkheid in een interview met de Volkskrant.

In de afgelopen jaren is er veel gebeurd in ons onderwijs. Vaak is er een "wedstrijdje ver plassen" gehouden, om het simpel te zeggen. Scholen zijn vergroot. Dat vind ik echt slecht. Het gaat niet om de schaal, maar om goed onderwijs. Als een school echter zo groot is, onder het motto "dan worden wij zo goed", dan geldt: adel verplicht. Dan dien je ook "in control" te zijn. Dan kan het niet zo zijn dat een college van bestuur of een schooldirecteur, zoals ik het maar even noem, niet weet hoe het zit met opleidingen. Dat is hun primaire taak of hun corebusiness, om het in slecht Nederlands uit te drukken. Als je dat niet "in control" hebt, sorry, maar dan ben je blijkbaar te groot. In dat opzicht vind ik dat dit soort scholen, maar dat geldt ook voor andere, echt goed met zichzelf in beraad moeten over de vraag of zij op een aantal punten kunnen opknippen om tot beheersbare, overzichtelijke eenheden te komen. De scholen moeten dat zelf doen. Ik vind wel dat die taak er onderhand ligt, want ik ben een beetje klaar met het idee "groot is beter", want ik zie dat het niet zo werkt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

...

De voorzitter:

U was al geweest.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Maar niet over de schaalverkleining. Ik heb hierover één vraag. Dit is natuurlijk een prachtig pleidooi, waar ik heel blij van word, maar volgens mij moet het balletje ook bij de juiste persoon liggen. De staatssecretaris zegt terecht: adel verplicht, maar is dat niet ook een zaak van de overheid? Als zij zegt dat zij kleiner moeten worden en moeten opknippen, dan kunnen we wachten tot sint-juttemis, als ze daar niet echt zin in hebben. Vindt de staatssecretaris ook dat de overheid tot taak heeft om een plan voor kleine scholen of voor schaalverkleining te maken? Is het ook aan de Kamer en aan de regering om daar actief aan te werken?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Niet per se, omdat ik ook scholen zie die het in groter verband buitengewoon goed georganiseerd hebben. Ik vind dat je moet bekijken hoe het staat met het onderwijs. Is de kwaliteit op orde? Wanneer je constateert dat de schaal op een bepaald moment blijkbaar een belemmering gaat vormen voor het in control zijn, het weten wat er in de school gebeurt, dan zeg ik tegen mensen: let op, hier heb je een eigen verantwoordelijkheid. Ik ben in de afronding, zeker nu er elders andere dingen gebeuren, maar ik kan mij voorstellen dat dit soort debatten in de komende kabinetsperiode hun beslag zullen krijgen, omdat wij in het onderwijs op een aantal punten de checks-and-balances weer eens wat scherper in beeld willen krijgen.

Ik zie de heer Dijkgraaf staan. Ik heb heel veel van zijn vragen nog niet beantwoord.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Even op dit punt.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat is goed, als de voorzitter het goed vindt.

De voorzitter:

De heer Dijkgraaf.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Het gaat mij specifiek om dit punt, want dat vind ik wel belangrijk. Ik houd ook niet van algemene regels zoals "groot is slecht" of "groot is goed". Ik zie ook grote instellingen die het wel degelijk goed doen. Toch heb ik er behoefte aan om te zeggen dat het ook niet voldoet om alleen de prikkel bij de sector zelf neer te leggen, want we weten wat er dan gebeurt; dan kunnen we heel lang wachten totdat zij een keer tot een conclusie komen. Zou het niet goed zijn om een debat te voeren met het nieuwe kabinet, waarbij wij aangeven onder welke condities er een rol van de overheid is bij die schaalverkleining? Soms moet het inderdaad gewoon van bovenaf gebeuren.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik begrijp deze vraag heel goed. Er is altijd een subtiel evenwicht bij de autonomie van scholen, die ons beiden dierbaar is, maar die de overheid ook moet durven te begrenzen. Van wie is de school? Dat roept ook het hele vraagstuk op van de checks-and-balances bij scholen, de zeggenschap en de mogelijkheden om scholen te corrigeren. Ik kan me een dergelijk debat wel voorstellen, maar ik zeg erbij dat wij dit kort geleden ook hebben gevoerd naar aanleiding van de fusietoets. Wij hebben toen gezegd dat wij bij nieuwe scholen en nieuwe fusies veel meer grip op de zaak willen krijgen. Wij willen ook dat de mensen die betrokken zijn, dus de gemeenschap die de school vormt, grip op de zaak krijgen. Dat is een belangrijke stap. Ik hoop, eerlijk gezegd, dat dit vrij spoedig in de Eerste Kamer aan de orde zal zijn, want deze Kamer heeft dat reeds afgetikt. Ik kan mij heel goed voorstellen dat de Kamer door het inspectieonderzoek dat in april komt, dat overigens breder is, wat scherper inzicht heeft in de vraag of deze dingen goed lopen en dat zij dan zegt dat zij er een breder debat over wil voeren. Ik vind dat de Kamer daar vrij in is, maar weet wel dat het geld kost, wanneer wij dat gaan organiseren. Ik vind dat scholen zelf moeten kijken naar hoe zij dat organiseren.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat vind ik ook. Ik vind de fusietoets prima. In mijn vorige hoedanigheid ben ik hier nauw bij betrokken geweest. Ik heb er onderzoek naar gedaan en daaruit bleek duidelijk dat er geen enkele relatie is tussen schaalgrootte en kwaliteit of efficiency, dus we voeren eigenlijk de verkeerde discussie. De vraag is wel hoe je tot opsplitsing komt, als scholen eenmaal groot zijn. Ik ben blij met de antwoorden en ik vind dat we die discussie inderdaad een keer met elkaar moeten voeren.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik kan de Kamer daarbij nog behulpzaam zijn. Dat is misschien goed, want alles is met elkaar verbonden en de portefeuille is buitengewoon breed op dit moment. Het mooie is dat wij naar aanleiding van de fusietoets en de schaalvergrotingsdiscussie een vraag hebben neergelegd bij de Onderwijsraad over opting-out van scholen. Daar zal nader worden ingegaan op dit punt, dat overigens ook wordt verbonden aan het mbo-onderzoek dat op dit moment loopt omdat het een breder vraagstuk is. Dat zou dus een heel mooie, degelijke ondergrond zijn om met elkaar een debat te voeren, met inachtneming van wat wij allen vinden rondom de checks-and-balances van autonomie.

Voorzitter. Ik ga nu per woordvoerder de vragen langs. Wat zegt dit over de cultuur binnen een organisatie, zo vroeg de heer Beertema. Eén ding is duidelijk: het bestuur is niet "in control". Het punt dat mevrouw Ferrier maakte, vind ik echter belangrijk. Wij zeggen hier vaak met elkaar dat professionals en docenten de ruimte moeten krijgen, maar ook daar geldt dat adel verplicht. Daar hoort ook verantwoordelijkheid te zijn voor de kwaliteit. Als mensen dan naar eer en geweten een gevoel hebben van "wat gebeurt hier nu precies?" dan moet er ook een moment zijn waarop zij zeggen dat het zo niet kan. Ik vind dus echt dat op alle niveaus verantwoordelijkheid ligt en dat niemand daarvoor kan weglopen.

De heer Beertema (PVV):

De staatssecretaris zegt de goede dingen, maar in de praktijk worden docenten die aan de bel zouden moeten trekken, daarin belemmerd door een cultuur van bestuurlijke intimidatie waardoor zij niet aan de bel durven te trekken. Ook die mensen hebben een hypotheek te betalen, ook zij hebben allerlei kosten. Er is wel degelijk sprake van intimidatie vanuit managementlagen, waardoor de docenten absoluut niet meer met hun verhaal naar buiten durven komen. Wat denkt de staatssecretaris daaraan te doen?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ten eerste moeten wij ontzettend opletten dat wij dit soort zaken niet generaliserend neerzetten. Daar moeten wij echt op letten, want voor je het weet is in Nederland al het bestuur intimiderend. Ik ben er echt van overtuigd dat het overgrote deel met hart en ziel datgene aan het doen is wat ons beiden zo aan het hart gaat, namelijk goed onderwijs bieden. Ten tweede vind ik dat docenten niet bang moeten zijn. Zij moeten staan voor hun zaak en zij moeten assertief durven zijn. Desnoods zoeken zij elkaar op en trekken zij samen op. Ten derde is uit "Leers" gebleken dat mensen niet onder druk zijn gezet. Er zijn vragen gesteld aan mensen en er zijn individuele gesprekken gevoerd, ook met docenten. Er is geen sprake geweest van druk. Ten vierde is er gewoon sprake geweest van een heel bizarre situatie waarin de kwaliteit niet op orde was en niemand aan de bel heeft getrokken. Ik ben benieuwd naar de gegevens die de heer Van der Ham naar voren heeft gebracht. Wij moeten er wel zicht op krijgen wat er gebeurt met kritiek van onderop. Ook "Leers" heeft daarover nog niet heel veel gezegd. Ik heb de inspectie nodig om dit nader uit te zoeken.

De heer Beertema (PVV):

Ik begrijp dan wel dat eventuele klokkenluiders op de bescherming kunnen rekenen van het ministerie.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Jazeker. Ik vind het heel belangrijk dat mensen hun punt kunnen maken. Als dat niet zo is, weten mensen mij vaak ook wel te vinden en doen wij vanuit het ministerie wel eens het nodige, bijvoorbeeld even bellen met iemand. Laat mensen gewoon de "guts" hebben om naar voren te komen. Je staat voor je vak.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik ben blij dat de staatssecretaris het punt van de professionals zo oppakt. Zij hebben inderdaad ook hun eigen verantwoordelijkheid, zij zien ook wat er gebeurt op de werkvloer, in dit geval met de diploma's. Wat hier gebeurt is natuurlijk toch symptomatisch voor de cultuur in dit soort mega-instellingen. Wordt dat ook betrokken in het onderzoek van de inspectie? Hoe wordt dit opgepakt?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik weet natuurlijk niet hoe de inspectie het onderzoek in zijn totaliteit opbouwt, maar als cultuur of structuur een probleem is, zal dat een van de punten zijn. De inspectie inventariseert wat er fout is gegaan en kijkt ook naar de onderliggende redenen. Als een punt van cultuur of verstopte communicatiekanalen aan de orde is, zullen dit soort zaken uit het inspectierapport naar boven komen. Het is overigens goed om te weten dat de commissie-Leers ook aanbevelingen doet op het punt van cultuur. Ook die staan vermeld in het plan van aanpak van 7 oktober.

Ter informatie merk ik voor de heer Beertema nog even het volgende op. Wij kennen bij de inspectie ook de vertrouwensinspecteur. Scholen en docenten zijn ervan op de hoogte dat zij daarbij terecht kunnen. Het is wel goed om daar weer eens ruchtbaarheid aan te geven. Dat doe ik bij dezen. De inspectie kan betrokkenen daarover ook best weer eens een e-mail sturen. Op die manier kan men de geluiden die men nergens anders kwijt kan, toch ergens kwijt.

Ik kom op de HBO-raad. Die is met name aan de orde gesteld door de heer Beertema. De reactie van de HBO-raad is niet voor de poes. De HBO-raad veroordeelt de situatie namelijk. Er is dus geen sprake van pappen en nathouden vanuit die club van werkgevers. Wij noemen het een koepel, maar het is gewoon een werkgeversorganisatie. Er is in de afgelopen jaren samen met de HBO-raad fors geïnvesteerd in de kwaliteit. De heer Van Dijk vroeg namelijk hoe het zit met de verantwoordelijkheid van de HBO-raad en mij als bewindspersoon. Er is 90 mln. in kwaliteit geïnvesteerd en er zijn allerlei zaken verbeterd. Ik wijs bijvoorbeeld op de lerarenopleiding. Daarvoor leggen wij de kennisbasis vast en zijn wij bezig met een onafhankelijke examencommissie. Die wordt weliswaar samengesteld door het hbo, maar moet langs mij of mijn opvolger om bekrachtigd te worden als "onafhankelijk genoeg".

Er wordt dus gewerkt aan de kwaliteit. Als de HBO-raad er niet zou zijn, had je nu echt een probleem. Je kunt alle scholen namelijk niet individueel aanspreken, want daarvoor moet het apparaat uitgebreid worden. Dat wil je juist niet. Dat wordt straks volgens mij ook verteld. In dat opzicht moet je blij zijn dat scholen een aantal zaken georganiseerd oppakken. De HBO-raad is in dit geval naar een van de eigen leden behoorlijk pittig "uit de kast gekomen". Dat waardeer ik van de voorzitter van de HBO-raad, de heer Terpstra. Zo hoort het ook te zijn. Deze kwestie raakt namelijk niet alleen Inholland, maar alle scholen. Dat baart de HBO-raad ook zorgen.

Ik heb al gezegd dat de inspectie op volle toeren werkt. Ik heb de heer Van Dijk geantwoord op het punt van de kwaliteit. Ik heb aangegeven hoe het zit met de terugvordering van geld. Dat is voor diploma's niet aan mij. Ik moet overigens binnen vijf jaar terugvorderen, maar wij zijn ruim op tijd.

Ik ga verder met de vraag of er een keurmerk moet komen. Ik ben bezig met een keurmerk voor examenbureaus in het mbo. In het ho is het gewoon iets anders. Daarin kent men eigenlijk geen georganiseerde examensituatie, behalve bij de lerarenopleiding. Die voer ik namelijk daarvoor in, samen met het hbo. Accreditatie is het keurmerk. Het is echter altijd goed om scherp te zijn. Er is hier drie à vier maanden geleden een nieuwe accreditatiewet aan de orde geweest. Er komt ook een accreditatiekader aan. Ik heb dat inmiddels op mijn bureau gehad. Ik heb daarover echter nog een aantal vragen, want accreditatie moet echt de noodzakelijke scherpte hebben. Ik was daarover nog niet helemaal tevreden. Het komt er zo snel mogelijk aan, maar er is even oponthoud ontstaan op mijn bureau. De nieuwe accreditatiewet die wij hier hebben vastgesteld, treedt op 1 januari in werking. Ik heb beloofd om het accreditatiekader voor te hangen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik snap dat wij er nog op terug komen, als ik de staatssecretaris zo beluister. Dat lijkt mij prima. Ik snap ook dat hoger onderwijs iets anders is dan mbo. Er is echter ook een overeenkomst tussen mbo en hbo. De staatssecretaris zit echt bovenop de examens in het mbo. Vandaar stel ik bewust de volgende vraag. Is er ook een hbo-format voor goedkeuring door de staatssecretaris? Zij staat namelijk meer op afstand bij het hbo dan het mbo. Dat verschil neem ik waar.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat verschil heeft het parlement, de Kamer, zelf gecreëerd. In bijna heel Europa staat de overheid verder van het hoger onderwijs af dan van de andere onderwijsvormen. Dat is een afweging. Met ons accreditatiestelsel hebben wij eigenlijk al een heel vergaand stelsel. Dat is overigens inmiddels een voorbeeld voor vele landen. De lerarenopleiding is een heel bijzondere hbo-opleiding, ook in het kader van artikel 23: de aanhoudende zorg van de regering voor de kwaliteit van het onderwijs. Ik heb gemeend dat wij een titel hebben om er nog scherper bovenop te gaan zitten. Ik ben het er echter mee eens dat het wel op orde moet zijn. Als iets te lang problemen geeft, zou er een moment kunnen komen waarop wij zeggen: dat willen wij ook in het ho scherper gaan doen.

Wij moeten echter wel rustig blijven, want het is zoals de heer Dijkgraaf terecht zegt: voor je het weet lijden de goeden onder de kwaden en hebben wij een enorme regeldruk. Dan hebben wij weer veel ambtenaren nodig om de regels uit te voeren. Volgens mij moeten wij mensen juist weer wat meer vertrouwen geven. Vertrouwen moet echter wel worden waargemaakt. De heer Dijkgraaf vroeg of er sprake is van een incident of van een bredere problematiek. Daarover heb ik al het nodige gezegd. Ik zal mijzelf niet herhalen, in het belang van u allen.

De negatieve prikkels in de bekostiging heb ik er vlak voor de zomervakantie uitgehaald. Niet iedereen in het hoger onderwijs was daar blij mee, zoals u hebt gezien. Ik vond het toch nodig. Dit betekent dat wij van een 60%-80% diplomagerichte bekostiging, waaruit de hele Schutte-affaire uiteindelijk is voortgekomen, gaan naar zo'n 20%. Dat is een vooruitgang, maar ik hoop dat een volgend kabinet zal zeggen: daar blijft het niet bij, want wij willen uiteindelijk aan de hand van kwaliteitsimpulsen en kwaliteitsmotieven gaan bekostigen. Daar zal dan het rapport van de commissie-Veerman bij betrokken worden. Althans, ik kan mij zo voorstellen dat een nieuw kabinet dat straks oppakt.

De heer Dijkgraaf van de SGP-fractie stelde ook het punt van de diploma's en het buiten spel zetten van de examencommissie aan de orde. Dat is echt iets zorgelijks, en het is een van de "onregelmatigheden", omdat het echt niet kan. Het is wel zo dat de school direct aan de slag is gegaan om het schoolbreed beter op orde te krijgen. In een hoger echelon zal de benoeming plaatsvinden, zodat er zicht komt op de onafhankelijkheid van de commissies, en verzekerd is dat er goede checks-and-balances zijn. Ook dat zit in het plan van aanpak van 7 oktober.

Het OER is in dit geval zeker niet gevolgd, en dat is eigenlijk het grote probleem, want in het OER ligt heel veel vast, niet alleen wat wij hebben geregeld, maar ook wat de school heeft geregeld. De eigen afspraken zijn dus ook niet nagekomen. Ook op dat punt zal de inspectie de zaak tegen het licht houden. Dat vereist de zorgvuldigheid, die een paar maanden kost. Het is niet anders, maar wij kunnen niet even hapsnap werken in de zin van: huppekee, daar gaan we. Want dan zitten wij meer aan de bar dan hier in de Kamer, om het zo maar te zeggen.

Wij kennen een bindend studieadvies voor de propedeuse. Tijdens de propedeuse kunnen scholen leerlingen de deur wijzen. Ik denk dat het belangrijk is dat langjarige studeerders gewoon weer geprikkeld worden. Ook dat is mogelijk een punt voor een volgend kabinet om op te pakken. Uiteindelijk moet gewoon worden gezegd: beste mensen, jullie zitten hier nu al heel lang op kosten van de samenleving, en dat kent zijn grenzen.

Mevrouw Jadnanansing bracht het punt van de governancecode naar voren. Ik begrijp dat heel goed. Het is belangrijk om zaken goed vast te leggen. Ook de inspectie heeft dit met betrekking tot de examens nog eens extra aangegeven. Wij moeten wel opletten dat wij niet te veel vastleggen. Bovendien is papier heel geduldig; dat blijkt hier eigenlijk ook uit. Er is een governancecode in het hoger onderwijs. Die is ook onderschreven door Hogeschool Inholland. Het gaat erom dat er een alerte cultuur is van continu zicht op de zaak houden. Er moet ook overzicht zijn over de verantwoordelijkheden waar men voor staat. Ik heb het idee dat deze kwestie niet zozeer aan de governancecode heeft gelegen, maar meer aan de uitvoering ervan. Het kan best wat scherper worden geregeld rond de examens. Ik denk dat een van de aanbevelingen van de inspectie uiteindelijk zal zijn om dit scherper op te pakken. Dan zal ik de scholen ertoe oproepen om dit daadwerkelijk te doen. Ik wil echter eerst goed zich hebben op wat er feitelijk aan de hand is, voordat ik papier op papier stapel.

Voorzitter. Ik denk dat ik onderhand alle vragen beantwoord heb. Als dat niet zo is, dan weet men mij wel te vinden vanaf het prachtige spreekkatheder dat hier is.

De voorzitter:

De heer Klaver was in ieder geval heel snel bij de microfoon.

De heer Klaver (GroenLinks):

Misschien mag ik ...

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

De assessor, sorry. Nee, is mijn antwoord. We hebben al eerder met elkaar geconstateerd dat het toch niet verstandig zou zijn. Elke school die het echter wel wil doen, moet het lekker gewoon doen, hoor. Dat is heel sociocratisch, maar: nee.

De voorzitter:

Dank voor uw beantwoording in eerste termijn. Ik kijk even naar de leden. Is er behoefte aan een tweede termijn? Bij sommigen wel. Ik geef het woord aan de heer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Wij zijn nog niet klaar. Dat is denk ik een conclusie. Er komt nog onderzoek naar buiten van de inspectie en dan zullen wij hier ongetwijfeld weer staan. Dan zullen wij ook horen van de bewindspersoon op dat moment of de heer Dales gelijk had met de kop van zijn persbericht, die erop neerkwam dat hij wordt vrijgesproken en dat er geen sprake zou zijn van fraude. De staatssecretaris zegt dat dit te voorbarig is en dat we het onderzoek moeten afwachten.

Mijn vervolgvraag is dan natuurlijk: als de inspectie zegt dat er wel sprake was van fraude en dat het echt onaanvaardbaar was, wat zijn dan de sancties? Wat kan de regering doen tegen een college van bestuur? Hoe eindig is de autonomie?

De staatssecretaris klonk welwillend over het plan voor kleine scholen. Ik zou zeggen: pak dat op, want volgens mij snakken velen naar kleinere scholen, meer overzicht, meer contact tussen de mensen. Dat gaat ook de kans op dit soort onaanvaardbare toestanden tegen.

Over het format rondom de opleidingen en examens merkte ik op dat de staatssecretaris de deur op een kier zette. Ze zit er al extra bovenop voor de lerarenopleidingen. Dat moet zij misschien wel bij alle hbo-opleidingen doen om te voorkomen dat de hogescholen te veel hun eigen gang gaan bij het verstrekken van diploma's.

Tot slot de al dan niet onterecht verstrekte diplomabonus. Ik dien daarover een motie in, omdat ik het heel belangrijk vind om vandaag een statement te maken: het onterecht verstrekken van diploma's kan niet; dat geld moet worden teruggegeven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Hogeschool Inholland ruim 150 diploma's heeft verstrekt die volgens de commissie-Leers onrechtmatig zijn;

constaterende dat de hogeschool ten minste € 12.000 meer ontvangt voor een student die zijn opleiding na vier jaar afrondt dan voor een student die zijn opleiding niet afrondt (c.q. diplomabonus);

verzoekt de regering, het onterecht verstrekte bedrag aan diplomabonussen terug te vorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 114(31288).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Uit dit debat blijkt dat zij zich er goed van bewust is hoe ernstig het probleem is. Ze heeft daar ook stevige woorden over gewisseld met de mensen die daar verantwoordelijk voor zijn. Belangrijk is natuurlijk het rapport over het onderzoek door de inspectie, omdat daaruit kan blijken dat het probleem veel breder is of juist wel meevalt. Mijn inschatting is dat het zal tegenvallen, want ook de mailboxen van D66 zijn vol komen te staan met allerlei voorbeelden van docenten die hier gewag van maken. Ik hoop dat het inspectierapport dat blootlegt en dat het ervoor zorgt dat daar waar fouten zijn gemaakt, sancties volgen. Alleen maar een mea culpa is echt niet voldoende. We hopen dat er ook maatregelen worden genomen om dit voortaan te voorkomen. Ik kijk dus reikhalzend uit naar het rapport en met name naar wat daar de gevolgtrekkingen uit zullen zijn.

De heer Dijkgraaf en ik hebben het punt gemaakt dat hogere beroepsopleidingen of instellingen voor hoger onderwijs wel degelijk een probleem met "langstudeerders" hebben. De staatssecretaris is daarop nog niet heel uitgebreid ingegaan, maar ik vind het wel logisch dat een hogeschool na een tijdje kan zeggen: het is nu over, vriend, als u geen vooruitgang boekt, moet er ook een einde aan kunnen komen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat studenten die lange tijd staan ingeschreven zonder dat zij studievoortgang boeken, een flinke kostenpost vormen voor het hoger onderwijs;

verzoekt de regering, voorstellen te ontwikkelen om invulling te geven aan een bindend studieadvies voor studenten die onvoldoende studievoortgang boeken na de reguliere studietijd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 115(31288).

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. De staatssecretaris was heel erg kort op mijn vraag over de medezeggenschap: "nee". Dat vraagt natuurlijk om een antwoord. De staatssecretaris zei dat ze de financieringsmechanismen kon sturen. Daarmee ben ik het eens, maar er is nog een punt: de medezeggenschap. Ook daar kan de staatssecretaris haar inspanning leveren. Mijn eerste termijn begon ik met te zeggen dat er een lichtpuntje was, omdat de medezeggenschap bij Inholland in ieder geval goed heeft gefunctioneerd. Ik zou daar graag navolging aan geven. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kwaliteit van diploma's boven elke twijfel verheven dient te zijn;

overwegende dat de kwaliteit van de diploma's van de Media and Entertainment Managementopleiding van Inholland dat nu niet is;

constaterende dat de medezeggenschap dit al eerder heeft aangekaart binnen de opleiding, maar toen niet werd gehoord;

constaterende dat het college van bestuur van Inholland verklaart, daar niet van op de hoogte te zijn geweest;

overwegende dat een studentassessor de signalen direct had kunnen inbrengen bij het college van bestuur;

verzoekt de regering, alsnog te regelen dat de studentassessor wettelijk wordt geregeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Jadnanansing, Beertema en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 116(31288).

De heer Harbers (VVD):

Over deze motie heb ik een vraag aan de heer Klaver. Hij kent mij en mijn fractie ongetwijfeld als mensen die veel sympathie hebben voor het verschijnsel studentassessor. Ik vraag mij alleen af wat het specifiek in dit geval uitgemaakt zou hebben. In het rapport staat namelijk dat de medezeggenschap pas na twee jaar in actie kwam en dat het studentenpanel hierin hoegenaamd geen enkele rol van betekenis heeft gespeeld. Is de heer Klaver dan niet met mij van mening dat als je al overgaat tot het instrument studentassessor, dit wel degelijk iemand moet zijn die zo opgeleid wordt dat hij ruggengraat heeft om dit soort verschijnselen daadwerkelijk, soms ook tegen het belang van studenten in, naar voren te brengen?

De heer Klaver (GroenLinks):

Hoe kan ik tegen het opleiden van zo'n studentassessor zijn? Ik denk dat dit heel erg belangrijk is. Uiteindelijk is het wel zo dat deze medezeggenschapsraad een jaar geleden als enige heeft geconstateerd dat er problemen met dit afstudeertraject waren, al zegt het college van bestuur daarvan geen kennis te hebben genomen. Dat zou je kunnen ondervangen doordat er in ieder geval iemand aanschuift bij het college van bestuur. Dat beoog ik met deze motie.

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Voorzitter. Ik wil even kort iets zeggen. Ik maak me nog steeds veel zorgen om de diploma's en om het feit dat die op een onrechtmatige manier lijken te zijn verkregen. Ik begrijp dat de inspectie hier echt onderzoek naar moet doen, dus ik begrijp ook dat ik nu niet aan de staatssecretaris kan vragen om die diploma's ongeldig te verklaren en om Hogeschool Inholland de studenten die dit is overkomen, opnieuw een opleiding te laten bieden, zodat zij wel rechtmatig hun diploma kunnen verkrijgen. Ik heb hierover wel een motie voorbereid. Die zal ik aanhouden totdat wij weten wat de inspectie hierover zegt.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Hartelijk dank voor de reactie in tweede termijn. Ik denk dat de heer Van Dijk het helder aangaf: we zijn nog niet klaar. Dit is een tussenmoment. Medio oktober komt de eerste stap in het inspectieonderzoek. Dan wordt in kaart gebracht waar dit type opleiding voor "langstudeerders" zijn.

Het tweede is dat er in april ook nader zicht komt op de kwaliteit ervan. Als het uiteindelijk fraude is, dan is de vraag wat daaraan verbonden is. Dat is heel simpel. Dan schakelen wij het Openbaar Ministerie in. Overigens blijkt dat het OM een en ander niet altijd direct oppakt. Onze ervaring is dat het kijkt hoe zwaar het is, maar daarvan moeten we niet al te hoge verwachtingen hebben. Er zullen bekostigingssancties volgen. Dan hebt u het over de diplomabonus. Ik kan dat overtreffen: op het moment dat het niet klopt, gaat de hele bekostiging terug, klaar! Dat geldt dus niet alleen voor het diplomadeel, maar ook voor het deel dat er nog aan vast zat.

De personele gevolgen zijn voor het bestuur, de raad van bestuur en de raad van toezicht. Het is aan hen om dat te beoordelen. Dat is de competentie van de instelling zelf.

Wat het plan voor kleine scholen betreft sluit ik aan bij datgene wat ik tegen de heer Dijkgraaf heb gezegd. Vanuit de Onderwijsraad komt er straks een rapport over de kleinschaligheid, de grootschaligheid, opting out en dat soort zaken. Dat lijkt mij voor de Kamer een geweldig moment om over die zaken op basis van dat rapport gefundeerd door te praten. Ik ga er echter geen plan bovenop ontwikkelen. Nogmaals, ambtelijk moet het ook allemaal gebeuren.

Ik heb al gezegd dat de motie over de onterechte diploma's overbodig is. Ik begrijp de drive daarachter, maar dat is dezelfde drive dan die van de overheid.

De heer Van der Ham heeft gesproken over "langstudeerders". Ik heb daarover kort iets gezegd, want ik weet niet of de woorden daarover reeds uitgesproken zijn. In ieder geval is het zo dat het komende kabinet dit punt moet oppakken. Ik denk dat de Kamer dat debat prachtig kan voeren aan de hand van de inzet die daarover de komende weken en jaren gespiegeld gaat worden. Er zitten ongetwijfeld mogelijkheden in om jonge mensen te stimuleren, op een bepaald moment hun studie af te ronden. Als demissionair staatssecretaris zou ik het hierbij willen laten uit respect voor datgene wat op dit moment op een andere plek gebeurt.

Ik kom op de motie over een bindend studieadvies. Ik zou een en ander toch in verhouding tot elkaar willen zien. Ik zou het hier niet een, twee, drie aan de orde willen stellen. Het volgend kabinet zal daarop terugkomen. Mijn advies is om de motie aan te houden. Op dit moment zou ik het een beetje lukraak vinden. Ik zou het in een breder kader plaatsen. Voor dit moment is dat mijn reactie op deze motie.

De heer Klaver dacht: kom, ik probeer het nog een keer. Ik zou de Kamer dan toch graag op consistentie willen aanspreken. Het is namelijk echt nog maar enkele maanden geleden dat wij de Wet versterking besturing aan de orde hebben gehad en dat wij uiteindelijk hebben besloten om dit niet te doen. Dat wat de heer Harbers naar voren brengt, vind ik eigenlijk best goed: laten we gewoon even kijken hoe dat studentenpanel gewerkt heeft. Daarbij zie je dat niet elke hulpstructuur tot geweldige perspectieven leidt bij het ondervangen van problemen. Ik adviseer de Kamer dus echt om dit niet te doen en om consistent te zijn. Ik ontraad daarom het aannemen van deze motie.

De zorg van mevrouw Jadnanansing is ook de mijne. Ik ben het echter ook met haar eens als zij voorstelt om eerst de stukken af te wachten. Zorgvuldigheid is belangrijk, want het gaat om grote belangen. Op grond van de stukken kunnen wij zorgvuldig bepalen hoe wij ermee omgaan. Ik vraag mij af of ik inmiddels de motie van mevrouw Jadnanansing op papier voor mij heb liggen.

De voorzitter:

Die motie is niet ingediend, staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

O, mevrouw Jadnanansing komt erop terug en houdt de motie in die zin aan. Prima. Het is wel goed om nog te zeggen dat wij geen diploma's intrekken; alleen de instelling is bevoegd om diploma's uit te geven en in te trekken. Voor het laatste zal eerst goed moeten worden bewezen dat ook de student niet op de hoogte was. Daarmee kom ik terug op wat de heer Harbers zei. Ik kan mij heel goed voorstellen dat een school die zich een beetje schaamt voor wat is voorgevallen, op een gegeven moment ook iets aanbiedt aan deze studenten. Daarvoor moet echter eerst zijn bewezen dat de kwaliteit niet alleen niet was geborgd, maar daadwerkelijk ook niet aanwezig was.

Ik dank de Kamer nogmaals, want dit onderwerp gaat velen aan het hart. Het is goed dat wij dit, ondanks het bijzondere uur, hebben besproken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties wordt komende dinsdag gestemd.

Sluiting 17.24 uur

Naar boven