2 Schaderegeling Moerdijk

Aan de orde is het spoeddebat over de schaderegeling voor de land- en tuinbouw in de omgeving van Moerdijk.

De voorzitter:

Ik heet staatssecretaris Bleker welkom en verzoek hem tevens om plaats te nemen in vak-K.

Als eerste is het woord aan mevrouw Jacobi. De spreektijd is drie minuten.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Wij zijn in afwachting van een brief van de regering, die voor eind januari beloofd was, over de wijze waarop de schaderegelingen voor de Moerdijkbrand en de verdere afhandeling daarvan gaat plaatsvinden. Er is ondertussen veel en vaak contact geweest met de boeren en tuinders in dat gebied, die eerst wel mochten plukken en niet verkopen. Toen er wel weer verkocht mocht worden, waren veel van hun producten doorgegroeid en doorgeschoten.

Via LTO Nederland, zo heb ik begrepen, worden op dit moment gegevens verzameld om te achterhalen om welk type schade het gaat en wat precies de punten zijn op basis waarvan feitelijk kan worden aangegeven wat echt door de brand is veroorzaakt. Probleem is dat er mensen zijn die niet bij LTO Nederland zijn aangesloten. Ik leg er de meeste nadruk op dat minister Opstelten in een eerder debat heeft gezegd dat er bij de Moerdijkbrand sprake is van een ramp. Bij een ramp heeft de overheid een extra zorgvuldigheidsplicht en in die zin de coördinatie. De ATF-brand in Drachten heeft laten zien dat het minstens twee jaar duurt voordat schaderegelingen zijn afgehandeld; in dit geval zijn er dan ook tuinders en boeren die brodeloos zijn, omdat ze gerekend hadden op een goede prijs en een goede oogst.

Ik roep daarom de regering op om een regeling te treffen – ik denk zelf aan een noodfonds, maar het moet in ieder geval een regeling zijn – waarbij boeren en tuinders die direct schade hebben geleden, tegemoet kunnen worden gekomen en waarbij uiteindelijk de hele zaak verhaald wordt op Chemie-Pack. De overheid moet hierbij echter wel haar verantwoordelijkheid nemen.

Ik doe ook een oproep aan de coalitiepartijen, die een eerdere motie van de ChristenUnie hieromtrent hebben weggestemd. Ik zou graag willen dat dit vandaag – er wordt een nieuwe motie ingediend – niet gaat gebeuren. Ik roep iedereen op deze mensen te gaan steunen, want zoals ik al eerder heb gezegd: zij kunnen er niets aan doen dat er een grote brand is geweest; de schade moet op de veroorzaker worden verhaald.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Op 13 januari debatteerden wij over de brand in Moerdijk. Ik heb toen een motie ingediend met het verzoek om tot een schaderegeling te komen voor getroffen boeren. Op 18 januari kwam de regering met de reactie dat het om een complexe problematiek gaat, maar dat wij voor het eind van de maand geïnformeerd zouden worden. Eind januari zijn wij over van alles geïnformeerd, maar niet over een schaderegeling. Wel werden meetresultaten en adviezen bekendgemaakt; het vee moet binnenblijven en telers kunnen de gewassen wel oogsten en opslaan, maar niet in de handel brengen. Met geen woord werd er gerept over schade. Ik ben hierover echt boos. De sector heeft loyaal de adviezen van de nVWA opgevolgd in het belang van de volksgezondheid; dat schept verplichtingen bij de overheid. De schade betreft spruiten en ook andere vollegrondsgroenten die op 5 januari klaargemaakt in de koeling stonden; de schade betreft ook spruiten die op het land staan. Deze schade valt niet onder de normale bedrijfsrisico’s van land- en tuinbouw.

Het gaat echter niet alleen om schade van spruitentelers binnen de 10 kilometergrens, maar ook om de schade ten gevolge van het niet afnemen van onder glas geteelde sla en om de schade bij de spruitenteelt buiten de 10 kilometergrens; wat gras betreft is de schade nog steeds onbekend; ook zijn er vragen over het behoud van het Skal-label voor biologische bedrijven en zijn er kosten voor taxatie en extra bemonstering. Ondertussen heeft de handel het vertrouwen verloren. ALDI en Lidl hebben spruiten uit het assortiment gehaald. De oogst is opgeschoven in tijd en door extra aanvoer op dit moment is er druk op de prijsvorming. Kortom, het is zeer urgent dat de schade op zo kort mogelijke termijn wordt getaxeerd en dat er een schaderegeling wordt geopend. Daarom wil ik direct in eerste termijn de motie van 13 januari opnieuw indienen. Zij is enigszins gewijzigd, ook qua ondertekening.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat boeren en tuinders in de omgeving van Chemie-Pack forse schade lijden, onder andere vanwege de onverkoopbaarheid van hun producten;

constaterende dat deze boeren en tuinders individuele claims moeten indienen tegen Chemie-Pack om de schade te kunnen verhalen;

overwegende dat boeren en tuinders acuut in financiële problemen kunnen komen, terwijl de afwikkeling van de claims mogelijk jaren kan duren;

constaterende dat bij de toenmalige ATF-brand te Drachten de schadeafhandeling zo’n twee jaar heeft geduurd;

verzoekt de regering, een noodfonds op te richten waarmee aan reële claims van boeren en tuinders die direct schade hebben geleden, tegemoet gekomen kan worden, waarna het schadebedrag door de overheid verhaald wordt op Chemie-Pack,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze motie is medeondertekend door mevrouw Jacobi, mevrouw Van Tongeren en de heer Dijkgraaf.

De voorzitter:

U doet iets ongewoons. U dient in eerste termijn een motie in. Daar moet ik officieel toestemming voor vragen aan de Kamer. Dat wil ik bij dezen doen. Gaan de diverse fracties ermee akkoord dat in eerste termijn al een motie wordt ingediend?

De heer Koopmans (CDA):

Het is heel vergaand als een Kamerlid dat doet. Ik had het kunnen begrijpen als was toegelicht waarom het in eerste termijn moet. In het begin van haar betoog heeft mevrouw Wiegman bovendien nog wat vragen gesteld aan de regering.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik geef graag een toelichting. Volgens mij heb ik geen vragen meer gesteld. Ik heb een opsomming gegeven van de dingen die zijn gebeurd en ik heb gesteld dat de afspraken niet zijn nagekomen. Ik besef dat het vrij ongewoon is om in eerste termijn een motie in te dienen, maar ik denk dat het vandaag wel passend is. De afspraken zijn namelijk niet nagekomen. Ik herhaal de argumenten en dien dezelfde motie in. Dat lijkt me op dit moment zeer gepast.

De heer Leegte (VVD):

Ook de VVD-fractie vindt het een vrij ongewone actie, vooral omdat er vergelijkbare moties in stemming zijn geweest. Het lijkt me niet meer dan normaal om even af te wachten wat de regering te vertellen heeft voordat we met moties gaan zwaaien in eerste termijn.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Daar zou ik ook graag procedureel op reageren. De motie is op 13 januari ingediend. Op 18 januari is er een brief van de regering gekomen waarin stond dat er een reactie zou komen op deze motie. Die is echter nooit gekomen. Dat is simpelweg niet gebeurd! De motie is weggestemd, omdat – zo begreep ik van de coalitiepartijen – er toezeggingen zijn, dus waarom zou er dan gestemd moeten worden? Op zichzelf is dat oké, maar vandaag is er alle reden om dezelfde tekst en hetzelfde verzoek onder de aandacht te brengen van de regering. Het gaat er niet om dat er nieuwe ontwikkelingen en nieuwe vragen zijn. De feiten zijn nog steeds hetzelfde. Sterker nog, er is nog meer informatie over waar het precies om gaat.

De voorzitter:

Niemand betwist uw recht om een motie in te dienen. Het gaat nu alleen om de vraag waarom dat in eerste termijn moet gebeuren.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Heeft mevrouw Wiegman er bezwaar tegen om deze motie in tweede termijn opnieuw in te dienen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dat zou ik kunnen doen, al zie ik niet direct in waarom. Wat mij betreft, is er namelijk helemaal geen tweede termijn, want de zaken zijn duidelijk.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Het punt is gemaakt. Ik zou mevrouw Wiegman willen adviseren om in tweede termijn, na de reactie van de staatssecretaris, hetzelfde punt te maken. Dan zijn we van dit gedoe af. Ik wil graag weer terug naar de inhoud.

De voorzitter:

Ik sluit me daar graag bij aan. Ik proef namelijk ook geen meerderheid onder de Kamerleden om toestemming te geven om dit in eerste termijn te doen. Die toestemming is wel nodig gezien artikel 66 van het Reglement van Orde.

De heer Koopmans (CDA):

Vanwege de slotopmerking van mevrouw Wiegman moet me nog wel iets van het hart. Alles is haar duidelijk en zij is niet geïnteresseerd in het antwoord van de regering. Ik vind het geen goed idee om deze procedure vaker toe te passen in de Kamer. Dat moeten we niet doen. Mevrouw Wiegman moet de motie gewoon straks in tweede termijn indienen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik heb respect voor het punt van orde. Daar onderwerp ik mij volledig aan, maar ik wil wel even iets rechtzetten. Ik denk dat de heer Koopmans mij verkeerd begrepen heeft. Ik ben blij met het debat. Ik ben blij dat er uitleg komt, juist gezien het feit dat toezeggingen niet zijn nagekomen. Het is niet zo dat ik niet geïnteresseerd ben in de antwoorden. Ik had er echter wel behoefte aan om in eerste termijn heel duidelijk te wijzen op de motie die 13 januari is ingediend en waarop bepaalde toezeggingen zijn gedaan.

De voorzitter:

De motie wordt in tweede termijn ingediend.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als de motie in tweede termijn wordt ingediend en mevrouw Wiegman dat op prijs stelt, mag mijn naam er ook onder. Mijn naam stond ook onder de eerste motie.

Ik heb een vraag. Ik heb de eerste motie van mevrouw Wiegman van harte medeondertekend en ondersteund. Ik vind namelijk dat individuele ondernemers die op geen enkele manier schuld dragen aan wat hier gebeurd is, niet met jarenlange procedures en gedoe mogen worden geconfronteerd. Ik begrijp de initiatieven van de ChristenUnie ook zo. Wat is het verschil met de situatie bij de Q-koorts? Toen zijn personen slachtoffer geworden van een dierziekte. Zij kunnen daar niets aan doen. Zij zijn chronisch ziek en hebben jarenlang gedoe.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Toen heeft de ChristenUnie het voorstel om een noodfonds op te richten om de schade te vergoeden, niet gesteund. Wat is dan het verschil tussen wat mevrouw Wiegman nu voorstelt, waarvan ik een groot voorstander ben, en de situatie bij de Q-koorts en andere zoönosen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Over deze vraag heb ik in het debat over de Q-koorts ook met collega Thieme van gedachten gewisseld. Volgens mij is hier wel een verschil. Voor mensen die ziek zijn, hebben wij gelukkig goede verzekeringen in Nederland, waarmee mensen toegang kunnen krijgen tot gezondheidszorg. Dat staat. Hier gaat het echter om schades die niet verzekerd zijn. Dat is voor mij de reden om hier op deze wijze aandacht voor te vragen. Ik wijs wel graag op de andere zaken die wij in het debat over de Q-koorts naar voren hebben gebracht. Wij hebben toen bijvoorbeeld de moties gesteund om absoluut aandacht te vragen voor de getroffen mensen en de ontstane situatie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik begrijp het nog steeds niet. Er zijn natuurlijk verzekeringen voor je gezondheid. De directe schade die op dag één optreedt, is gedekt. De ChristenUnie kan echter niet om mensen heen die chronisch ziek of arbeidsongeschikt worden en jarenlang last daarvan hebben. Dit is schade die je misschien niet in de eerste minuut ziet, maar zeker wel vanaf een halfjaar. Daar zou de overheid ook iets mee moeten willen. Ik snap het gewoon niet.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ook voor de gevolgen van de ziekte en de schade die mensen naar aanleiding daarvan kunnen ondervinden, zijn er verzekeringen en regelingen in Nederland. Als je getroffen wordt door een ziekte en dit de gevolgen zijn, geeft dat een heel wrang gevoel. Dat is absoluut zo. Daarom heb ik tijdens het debat ook duidelijk medeleven uitgesproken. Ik wijs wel op de regelingen en mogelijkheden die er nu al zijn voor mensen die getroffen zijn door de Q-koorts.

Mevrouw Gerbrands (PVV):

Voorzitter. Ik kan mevrouw Wiegman nu al vertellen dat wij ook deze motie niet zullen ondersteunen. Wij vinden dit spoeddebat ook heel erg prematuur. Wij wachten namelijk nog op een brief van de staatssecretaris. Er wordt immers nog van alles verder uitgezocht. Er is heel veel onduidelijkheid over welke schade er is en over de hoeveelheid schade. Verschillende groepen spreken elkaar tegen. Daarom wachten wij het liefst datgene af waar de staatssecretaris mee komt. Boven alles staat voor ons wel dat de overheid nooit voor de schade moet opdraaien, maar dat de schade gewoon verhaald moet worden op het bedrijf dat de brand heeft veroorzaakt, direct of indirect, namelijk Chemie-Pack. Wanneer denkt de staatssecretaris met de complete cijfers te komen? Om hoeveel betrokkenen gaat het? Wat is de totale schadepost precies? Wat mijn fractie betreft, komt er op dit moment geen noodfonds voor de boeren en wachten wij de verdere onderzoeken af.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Wij zijn op 5 januari door het oog van de naald gekropen. De ramp heeft gelukkig geen mensenlevens gekost. Tot nu toe betreft het alleen materiële schade aan gebouwen, de bodem, het water en de gewassen. Nu staat de schade voor de agrariërs ter discussie. Het is overigens volledig terecht dat de agrariërs een vergoeding krijgen voor de door Chemie-Pack veroorzaakte schade. Ik wil echter markeren dat dit pas het begin is. Waterschap Brabantse Delta begint namelijk ook aan de deur te kloppen. Dit waterschap maakt ook flinke kosten. De bodemsanering moet nog beginnen, maar die kosten zullen ook verhaald moeten worden.

Chemie-Pack was zwaar onderverzekerd. De boeren eisen nu al meer dan waarvoor Chemie-Pack is verzekerd. De andere eisers zullen zeker met minstens net zo hoge bedragen komen. Wie moet daarvoor opdraaien? De overheid ergo de belastingbetaler. Een van de lessen is dat Chemie-Pack zich beter had moeten verzekeren voor calamiteiten. Hoe zit dat bij die andere 400 Brzo-bedrijven (Besluit risico zware ongevallen)? Hoe zijn die verzekerd en welke mogelijkheden zijn er om de kosten te verhalen? Kan een soort minimumbedrag voor de aansprakelijkheidsverzekering voor dergelijke risicobedrijven verplicht worden gesteld?

Ik krijg de indruk dat door commentatoren aan de zijlijn nogal paniekvoetbal is gespeeld. Het ene na het andere bericht verscheen in de media, bijvoorbeeld over koeien op stal die aan de diarree raken. Koeien op stal hebben normaliter al diarree, want alleen in de natuur leggen ze drollen, maar goed. Welk onderzoeksinstituut moet nu leidend zijn bij het beoordelen van de risico’s? Het is ontzettend belangrijk dat de status van die instanties onweersproken is en dat er bij zo’n calamiteit een helder baken is wat er moet gebeuren.

De verwerking van het bluswater en de vervuilde grond wordt nu aanbesteed, maar daarmee lopen de kosten met honderdduizenden euro’s per dag op, als ik het goed heb begrepen. Als je het direct aanbesteedt of als ATM direct begint met die verwerking, kun je heel veel geld besparen. Kan de verwerking niet direct gegund worden? ATM ligt om de hoek en het is er toch voor.

Wat gebeurt er met de mensen die blijvende gezondheidsschade hebben opgelopen? Dat kunnen hulpverleners zijn, brandweerlieden en ook burgers in de omgeving. Ik zou graag zien dat ook zij worden gecompenseerd. Wij hebben daarvoor een motie klaarliggen. Wat voor de boeren geldt, terecht, zou ook voor burgers moeten gelden.

De voorzitter:

Ik begrijp dat u die motie niet nu wilt indienen.

De heer Van Gerven (SP):

Tenzij daar behoefte aan is, maar ik wil de staatssecretaris de ruimte geven om te antwoorden.

De voorzitter:

Goed, we leren met z’n allen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Zoals ik in het eerste debat over Moerdijk zei: een ramp is niet altijd te voorkomen, maar de overheid kan wel zorgen voor goede communicatie en voor goede nazorg. Helaas moet ik constateren dat goede en tijdige communicatie direct na de brand niet gelukt is en in de weken daarna niet en dat ook de nazorg grote gaten vertoont. Late en matige informatie doet de schade oplopen zoals mijn collega’s al hebben gezegd, zowel voor de boeren en tuinders alsook bij het saneren van de grond. Ik heb grote boosheid mogen constateren bij de boeren, ook bij de biologische boeren, omdat zij hun informatie voornamelijk uit de media moesten halen. Er waren twee kaartjes in omloop met die 10 kilometergrens. Zij hoorden het van LTO en daarna pas een keer officieel van de overheid.

Wij hebben het nu over deze concrete schaderegeling. Zoals een goed landelijk gezegde normaal zegt: wij dempen de put nadat het kalf verdronken is. In dit geval lijkt de put nog wagenwijd open te staan. GroenLinks heeft een motie ingediend die Kamerbreed is aangenomen, maar het lijkt alsof de media hier het werk van de overheid uitvoeren. Zij brengen namelijk in kaart welke enorm gevaarlijke bedrijven zonder bijbehorende rampen-, crisis- en veiligheidsplannen er zijn. Gisteravond was Dow Chemicals op NOS Nieuws. BN DeStem meldt dat het in Oosterhout nog veel erger is. De burgemeester zegt dat zij zelfs geen rampenplannen kunnen maken, omdat er geen veiligheidsplan vastgesteld kan worden omdat er zo’n tien jaar niet geïnspecteerd is door de VROM-Inspectie. Wij hebben het nu over acute schade, maar ik zou graag willen weten of de overheid een beetje opschiet met het voorkomen van schade. Anders staan wij over twee weken weer hier met Moerdijk 2, 3 en 4.

De heer Koopmans (CDA):

Als mevrouw Van Tongeren dat constateert, zou het dan niet passend zijn om gewoon aan de regering te vragen wanneer dat gebeurt? Anders staan wij hier inderdaad weer. Zij merkt het alleen op en dat geldt ook voor die burgemeester daar. Die moet ervoor zorgen dat het gebeurt in plaats van op het journaal te zeggen dat het niet gebeurt. Dat werkt toch zo niet?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dit is een van de voorbeelden die GroenLinks heeft aangehaald bij de 170 bedrijven in Nederland die niet op orde zijn. Dat is al sinds 2007 bekend bij de VROM-Inspectie. Daarom is Kamerbreed een motie aangenomen. Ik wil van de regering horen of het al een beetje opschiet met het uitvoeren van deze Kamerbreed aangenomen motie. Of doen alleen de media hun werk? Dat ondersteunt volgens mij de woorden van de heer Koopmans. Wij moeten hiermee aan de gang. Ik wil gewoon van de regering weten of het al een beetje opschiet. Pakt zij bijvoorbeeld de 25 ernstigste gevallen eruit om het binnen een maand echt op orde te hebben?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik geef mijn collega van GroenLinks een suggestie mee. Tijdens de regeling van werkzaamheden zal ik straks een brief en een debat vragen over de situatie bij Dow Chemicals en de inspectie. Uit de woorden van de heer Koopmans begrijp ik dat wij daarbij ook mogen rekenen op steun van het CDA, dus dat wordt mooi.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik voeg daar het bedrijf bij Oosterhout aan toe.

GroenLinks steunt een regeling, een lening, een voorschot. De vorm maakt ons niet uit, als er maar voor gezorgd wordt dat deze mensen niet eerst failliet gaan en dan twee, drie jaar mogen procederen om de kosten terug te halen op een bedrijf dat mogelijkerwijs tegen die tijd failliet is.

Ik roep de staatssecretaris op om met de geïnteresseerde boeren en tuinders in de regio te overleggen. Er zijn metingen van de overheid, maar ook een hele set andere metingen. De NOS heeft metingen verricht. Sommige boeren hebben zelf gemeten. Met experts moet de overheid beschikbaar zijn voor overleg daar. Er mag niet alleen vanuit de ivoren toren worden gemeld dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ook de Partij voor de Dieren maakt zich ernstig zorgen over de hoeveelheid chemische bedrijven in ons land waarvan wij het bange vermoeden hebben dat de inspecties niet op orde zijn en dat er niet voldoende wordt opgetreden als er zaken niet door de beugel kunnen. Ik onderdruk de neiging om het debat dat wij nu voeren, daarover te laten gaan. Zoals aangekondigd, zal ik bij de regeling vragen om een brief. Ik vind dat wij hierover spoedig een plenair debat moeten voeren.

Het gaat nu over de situatie van de land- en tuinbouwers in de omgeving van Moerdijk. De brand bij Chemie-Pack heeft daar voor schade gezorgd. Ik verbaas mij over de weerstand bij de coalitiepartijen en de gedoogpartij tegen het oprichten van zo’n noodfonds. Volgens mij is het niet zo moeilijk voor de overheid. Voor de ondernemers is het wel moeilijk. Ik voorzie het volgende. Er komen schadeclaims bij Chemie-Pack. Het bedrijf gaat zeggen: ja maar de overheid, ja maar ik voldeed wel aan de regels want er is niet ingegrepen. Dat wordt een proces van jaren. Ik voorzie dat Chemie-Pack een punt zal hebben als het bedrijf zegt dat het niet allemaal aan hem te wijten is. Er is namelijk nogal wat te doen over de communicatiestrategie van de autoriteiten en de beeldvorming die dat heeft opgeleverd. Er is een negatief imago ontstaan rond de boeren en hun producten, die je wel of niet kunt eten. Dat wordt een enorm gevecht.

De oplossing is simpel: de overheid richt nu een schadefonds op en gaat zelf het gevecht met Chemie-Pack aan. Individuele boeren, die geen enkele schuld dragen voor die chemische brand en de gevolgen daarvan, hoeven daar niet voor op te draaien. Wij vergoeden de schade en wij voeren het juridische gevecht met Chemie-Pack. Wij zullen dan wel zien wie er wat moet betalen. Wat ons betreft hoeft dat niet automatisch de overheid te zijn, maar als de overheid iets te verwijten valt, dan zullen de verantwoordelijke bewindspersonen daarvoor de verantwoordelijkheid moeten dragen en dan zal de staatskas daarvoor open moeten.

Het debat over de communicatiestrategie gaan wij nog voeren, maar het nu instellen van een noodfonds is wel het minste wat deze staatssecretaris kan doen. Nogmaals, ik begrijp echt de weerstand van VVD, CDA en PVV niet. Het zijn partijen die bij hoog en bij laag volhouden dat het een grote schande is dat agrarische ondernemers in onzekerheid blijven zitten. Ik begrijp er niets van dat zij niet thuis geven op het moment dat zij iets kunnen doen.

De voorzitter:

De heer Koopmans is de volgende spreker. Wij zullen zien of hij het wél begrijpt.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Het gebied rondom Moerdijk heeft te maken met fikse schade, dat moge duidelijk zijn. Een ding is zeker: de spruitjestelers, de vollegrondstelers zelf hebben part noch deel aan het ontstaan van die schade. Maar het gaat om de vraag wie verantwoordelijk is voor het betalen van die schade. Allereerst vindt de CDA-fractie dat het niet anders kan zijn dan dat dat Chemie-Pack en zijn verzekeraar zijn. Zij zijn verantwoordelijk voor het betalen van de schade.

In deze Kamer is in 1998 een wet aangenomen die zijn grondslag vond in de aardbeving in de jaren tachtig, en de hoogwaters in 1993 en 1995, waarna veel is gesproken over de vraag hoe je omgaat met schade en schaderegelingen. Het is namelijk vrij gemakkelijk om hier te zeggen dat er bij schade maar moet worden betaald, maar namens de bond van belastingbetalers kan ik zeggen dat dat een houding is waarover telkens moet worden nagedacht of je dat wilt, of dat verstandig is en of dat voldoet aan Europese regelgeving. Dat is de reden waarom de CDA-fractie niet vanaf dag één al te gemakkelijk roept: ja, die schade moet maar worden vergoed door de overheid. Nee, dat zeggen wij niet. De wet die nu aan de orde is – de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen – formuleert wanneer sprake is van een ramp en wanneer niet, en wanneer sprake is van schadetoekenning.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Niemand heeft gezegd dat de overheid al die schade moet gaan betalen. Het gaat om een garantstelling. Wat een overheid namelijk wel aankan – ze heeft juristen in dienst, en ze heeft een lange adem – is een waarschijnlijk jarenlang durend proces. De individuele boeren kunnen dat niet aan. Waar staat u nou, als boerenpartij?

De heer Koopmans (CDA):

Dank voor het laatste compliment. Inderdaad, wij zijn een boerenpartij die graag en vaak staat voor de boeren ...

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Daar blijkt niets van, hoor!

De heer Koopmans (CDA):

Mevrouw, u hebt mijn totale bijdrage nog niet gehoord! Omdat ik alle bijdragen, nu en in eerdere debatten, heb gehoord gaat het mij erom dat in mijn ogen veel te gemakkelijk mensen hier vinden dat de overheid alles maar moet regelen. Ik vind dat gewoon te gemakkelijk. Ik zet dat in het perspectief van de door Tweede Kamer en Eerste Kamer aangenomen vigerende wet, overigens nog door niemand genoemd, wat ik ook heel bijzonder vind. Die wet is het kader waarbinnen kan worden gewerkt. Als je daarbuiten wilt werken, zul je dat heel goed moeten motiveren. Ik kom er straks op dat de regering op dat punt nogal wat heeft uit te leggen, en misschien iets zou moeten doen. Maar de uiteindelijke conclusie trek ik in tweede termijn, als de regering antwoord heeft gegeven op een aantal vragen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Een conclusie: het CDA laat de boeren lelijk in de steek. Twee: ik ga het onthouden dat het CDA vindt dat er veel te gemakkelijk wordt geroepen dat de overheid het maar moet regelen. Die krijgt u terug, hoor!

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Even over die wet en het woordje "ramp". Ik heb uitdrukkelijk aan Opstelten gevraagd, nadat hij die term gebruikte, of hij dat ook echt serieus gemeend had en bedoelde. Daarna heeft minister Opstelten, de coördinerend minister voor deze ramp, nadrukkelijk gezegd dat hij dat bewust had gedaan. Ik ben er daarom van uitgegaan dat dat geheel volgens de definitie van de wet is. Een minister kan niet aan de ene kant zeggen dat een ramp een ramp is, waarna de juristen verklaren dat het eigenlijk geen ramp is. Bij dezen is die wet gewoon van toepassing.

De heer Koopmans (CDA):

De wet is natuurlijk altijd van toepassing. Maar de vraag is of in dit geval wat daarin staat, ook door de regering wordt toegepast. In dit geval is dat door de regering tot op heden niet gebeurd. Door het noemen van het woord "ramp" treedt niet automatisch in werking wat in de wet staat. In de wet staat namelijk precies omschreven wat een ramp is. Er staat niet in dat iets een ramp is omdat de minister dat zegt. Zo staat het niet in de wet.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat lijkt me de omgekeerde wereld! De verantwoordelijke minister, van wie je ervan uitgaat dat hij fatsoenlijk is geadviseerd en goed op de hoogte is, bezigt die term. Ik heb hem daarna nog uitdrukkelijk, ook via de media gevraagd of hij dat woord precies bedoelde, met daarachter de gedachte dat daarmee in dit specifieke geval deze specifieke wet van toepassing is. Ik ben ook heel benieuwd naar wat staatssecretaris Bleker daarover gaat zeggen. Om nu met terugwerkende kracht het toch maar weer geen ramp te noemen omdat er in het specifieke geval een wet in werking moet treden, daarvan zeg ik dat ik mij niet kan voorstellen dat het CDA op deze selectieve wijze wil gaan winkelen in de kleine lettertjes.

De heer Koopmans (CDA):

Dit is geen selectief winkelen in kleine lettertjes. Dit is gewoon kijken of hetgeen is bepaald in de wet van toepassing is of niet. Ik geef u in overweging om de wet te lezen en daarna nog eens even terug te komen, want wat u allemaal beweert, is volstrekt in strijd met datgene wat in de wet staat. Het roepen door een minister dat het een ramp is, betekent niet onmiddellijk dat het een ramp is conform hetgeen in de wet en de besluitvorming is bepaald. Zo zit de wet niet in elkaar.

Voor de telers zelf is het overigens wel een ramp, een financiële ramp. Zeker in dit specifieke geval, omdat je spruitjes maar een keer per jaar kunt telen, is het voor hen ramp. Daar moeten wij het dan ook over hebben, maar ik vind ook dat je hier in de Kamer moet spreken over de juiste toepassing van wetten die wij met elkaar hebben vastgesteld. Dat moet dus niet al te gemakzuchtig gebeuren. En dat gevoel heb ik nu wel een beetje.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Het is wel een novum dat de heer Koopmans hier binnenbrengt. Ik heb een twaalftal jaren gewerkt in het kader van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, die deel uitmaakt van de gehele rampenwetgeving. Het was altijd zo dat als de burgemeester zei dat sprake was van een ramp, de gehele wet- en regelgeving ter zake in werking trad. Het zou dan vreemd zijn dat wanneer de heer Opstelten zegt dat er sprake is van een ramp, de hele wet- en regelgeving niet in werking zou treden. Ik hoor daarop graag een reactie van de staatssecretaris. Ik heb overigens nog een ander punt ...

De heer Koopmans (CDA):

Ik zou hierop dan toch nog graag een reactie op willen geven. Mevrouw Jacobi vergist zich als zij dat zegt, want het was slechts aan de orde indien de burgemeester op dat moment een noodverordening tekende.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

De heer Koopmans kan zich ook weleens vergissen. Ik denk dat hij mij niet kan evenaren als het gaat om de ervaringen die ik heb met wet- en regelgeving over rampen. Als de burgemeester zei dat er sprake was van een ramp, was er soms sprake van een noodverordening maar dan traden in ieder geval alle scenario’s met betrekking tot rampenbestrijding in werking.

Verder zegt de heer Koopmans dat degene die echt verantwoordelijk voor de schade is, Chemie-Pack is. Dat standpunt deel ik, maar indachtig de grote effecten van deze ramp voor al die mensen die er individueel schade van hebben ondervonden, vind ik dat er door de overheid alles aan gedaan moet worden om te voorkomen dat ze van het kastje naar de muur worden gestuurd. Hoe ver moet naar de mening van het CDA de overheid gaan om te garanderen dat Chemie-Pack de schade gaat betalen? Anders zijn het allemaal loze woorden.

De heer Koopmans (CDA):

Het is terecht dat u die vraag stelt. Er is één punt ten aanzien waarvan er juridische twijfel is of Chemie-Pack verantwoordelijk is of niet. Dat is namelijk het punt waarbij de overheid om redenen van volksgezondheid en consumentenvertrouwen een bepaalde maatregel heeft genomen – terecht dat de overheid dat gedaan heeft – waarbij de vraag is of de schade die daardoor is ontstaan al dan niet ten laste gebracht kan worden van Chemie-Pack. Dat is de vraag. Om die reden vind ik dat de overheid een verantwoordelijkheid heeft omdat zij degene is geweest die heeft gezegd: u moet de spullen voorlopig binnenhouden. Dat levert inkomstenderving op. Ik vind dat de overheid daarin wel een rol heeft. Die rol zou kunnen zijn een noodfonds, die zou kunnen zijn dat zij de procedures doorloopt, die zou kunnen zijn om met het bedrijf en de verzekeraars in gesprek te gaan. Dat zou allemaal kunnen maar ik vind niet dat we zomaar te werk mogen gaan, zonder de wet erbij te pakken, bij deze specifieke ramp en morgen bij een volgende ramp en overmorgen bij weer een andere ramp. Waarom praten wij niet over de schade als gevolg van een tanker die in de Rijn ligt, waarachter nogal wat binnenvaartschippers zitten te koekeloeren en denken: wat heb ik nou weer? Dat kost hopen geld; moeten wij ook daar de burgers bij betrekken? Ik vind dat wij daar als volksvertegenwoordigers en Kamerleden preciezer in moeten zijn en ook moeten kijken naar mogelijke precedenten. Wij moeten ook nagaan – dat is een vraag aan de regering – hoe de Europese Commissie hiernaar kijkt. Bij alle schaderegelingen die aan de orde zijn – die zijn in de afgelopen tien à vijftien jaar verschillende keren aan de orde geweest – moet je ook dat aspect betrekken. Als je dat niet doet, loop je het risico dat je telers die nu zitten te luisteren, een fopspeen voorhoudt.

De voorzitter:

Mevrouw Jacobi, nog even heel kort.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voor deze heel lange preken kopen mensen helemaal niets. Waar ligt voor het CDA de grens? In dit concrete voorbeeld hebben waterschappen getracht om de schade te verhalen bij Chemie-Pack, maar krijgen zij nul op het rekest. Waar ligt voor u de grens? Maar graag niet een lang verhaal!

De heer Koopmans (CDA):

Ik houd van zorgvuldigheid. Mevrouw Jacobi zegt dat waterschappen hebben geprobeerd om geld te krijgen en dat niet krijgen. Het gaat in dit bijzondere geval om 15 mln.; dat hebben wij kunnen lezen, al weet ik niet of dat waar is. In dit debat moeten wij verantwoordelijkheid nemen, ook bij wat wij allemaal tegen elkaar zeggen. Het kan niet zo zijn dat wij hier bij elke ramp via een motie besluiten dat de belastingbetaler het allemaal maar moet doen. Dat kan niet aan de orde zijn, hoe graag ik mensen ook direct zou willen helpen. Ik vind dat wij ook een verantwoordelijkheid hebben ten opzichte van de belastingbetaler en op het punt van precedentwerking. Daarom vind ik dat het debat preciezer moet. Mevrouw Jacobi, via de voorzitter zou ik tegen u willen zeggen dat het niet uit te sluiten is dat met die preciezere benadering de spruitjestelers eerder geld hebben dan met die ronkende woorden van u, die waarschijnlijk al bij de Europese Commissie zullen stranden omdat zij in strijd zijn met de staatssteunregelingen.

De voorzitter:

Het debat moet niet alleen preciezer maar ook beknopter. Ik geef het woord aan mevrouw Wiegman.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter, ik ben persoonlijk aangesproken. Ik wil dus heel kort reageren.

De voorzitter:

Vooruit dan maar weer.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik constateer dat de heer Koopmans doet alsof hij de wijsheid in pacht heeft. Intussen beweegt hij een beetje in de richting van: misschien heeft de overheid toch een rol. Mijnheer Koopmans, het valt mij zwaar van u tegen dat u niet duidelijker bent. Anders bent u daar heel sterk in, maar ik heb nu nog geen oneliner van u gehoord. Jammer toch!

De heer Koopmans (CDA):

Wat moet ik hiermee?

De voorzitter:

Dat is pas een oneliner!

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De heer Koopmans heeft het over precies zijn en verantwoordelijk handelen. Ik weet niet of hij het zo bedoelt, maar het voelt een beetje als een verwijt jegens mij en mijn motie. In het debat op 13 januari ging het mij juist om de preciesheid en om de reden waarom het woord "ramp" in de mond is genomen. De reden van mijn motie was juist preciesheid. Ik heb ruimte gegeven om dit uit te zoeken en ik heb ook duidelijk verwezen naar het verleden. Wat is er gebeurd in Drachten? Ik heb ook de Braksregeling genoemd. Ga hier dus niet ineens verwijten uiten en een betoog houden over hoe precies het allemaal moet. Ik denk dat de CDA-fractie in het debat op 13 januari juist heel veel ruimte heeft gelaten in de zin van: we wachten allerlei onderzoeken maar af.

De voorzitter:

En wat is uw vraag?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Preciesheid en verantwoordelijkheid nemen kunnen heel goed gepaard gaan met een heel concrete motie waarmee wij snelle acties verwachten. Daarop krijg ik graag een reactie.

De heer Koopmans (CDA):

Dat laatste zou zeker kunnen. Ik vind dat u een punt hebt omdat de regering had toegezegd dat zij voor eind januari met een brief zou komen. Die brief is er niet gekomen. Daarmee hebt u absoluut een punt. Dat vind ik ook kwalijk. Daarom begrijp ik best wat u zojuist deed, maar wij vonden in het debat op 13 januari de motie ontijdig. Dat hebben wij ook bij de stemming laten weten. Aan de hand van de antwoorden van de regering zullen wij beoordelen of wij met een precieze motie of een nog preciezere motie komen. Wij vonden de motie op dat moment, eigenlijk in de eerste termijn, echter ontijdig, ook al herhaal ik dat ik snap wat u toen vanwege dat signaal deed. Het luistert echt precies, want anders creëren wij hier een precedent, waardoor wij hier wekelijks debatten krijgen over schaderegelingen bij branden et cetera.

De voorzitter:

Nog even heel kort mevrouw Wiegman.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Het luistert nauw. Dat was juist de reden voor indiening van de motie. Omdat de zaak nauw luistert en omdat wij in het verleden vaker van deze zaken hebben gezien, was een motie op dat moment op zijn plaats. Een en ander moest direct onderzocht worden. Een waterschap beschikt, zo vermoed ik, over grotere financiële reserves als het gaat om de voorbereiding op rampen dan kleinere ondernemers. Die worden met zulke grote schades geconfronteerd dat niet gezegd kan worden: sorry, nog even wachten. Dan is heel direct actie en duidelijkheid nodig, zeker als de overheid niet met duidelijkheid komt over schaderegelingen, maar nog eens extra aanbevelingen doet en adviezen geeft over wat er moet gebeuren met vee en geoogste spruiten.

De heer Koopmans (CDA):

Ik ben het met mevrouw Wiegman eens dat daarover snel duidelijkheid moet komen. Maar de mate waarin en de wijze waarop? Ik wil eerst antwoord hebben van de staatssecretaris op de door mij gestelde vragen.

De heer Van Gerven (SP):

Ik vind het een beetje flauw van de heer Koopmans dat hij het ongeluk op de Rijn erbij haalt. Dat is geen bijdrage aan dit debat. Ik keer terug naar de zaak op de Moerdijk. Een van de opvallende elementen is dat sprake is van falend toezicht van instanties. Chemie-Pack had de zaken immers niet op orde. Is dat geen extra argument voor de CDA-fractie om heel goed te bekijken wat de gevolgen zijn voor boeren en tuinders in de omgeving en voor burgers die mogelijk schade hebben opgelopen?

De heer Koopmans (CDA):

Gekker moet het niet worden. Het zou toch een toestand worden dat als iemand, een bedrijf of wie dan ook in algemene zin, een fout maakt er vervolgens wordt gezegd dat omdat de overheid het niet heeft voorkomen de overheid alles maar moet betalen! Mijnheer Van Gerven, met die redenering komen wij in een situatie terecht waarin de overheid voor alles verantwoordelijk is.

De heer Van Gerven (SP):

Ik benadruk dat de situatie daar in het geheel niet op orde was en dat de overheid een taak heeft als het gaat om toezicht op dergelijke bedrijven. Dat is een extra argument om de gevolgen voor de boeren in de omgeving goed te bekijken.

De heer Koopmans (CDA):

Maar dat kan geen reden zijn ...

De voorzitter:

De heer Van Gerven is aan het woord.

De heer Van Gerven (SP):

Ik zie beweging bij het CDA. Uiteindelijk vindt de heer Koopmans dat er linksom of rechtsom een noodfonds moet komen voor de boeren. Dat vindt de SP ook. Vindt de heer Koopmans ook dat er iets moet gebeuren voor burgers, maar ook voor brandweerlieden en anderen in de nabije omgeving die mogelijk blijvende gezondheidsschade hebben opgelopen? Moeten die tegemoetgekomen worden in de toekomst?

De heer Koopmans (CDA):

Dat zullen specifieke gevallen zijn die specifiek bekeken moeten worden. Ook dan ligt in de ogen van de CDA-fractie de eerste en de enige verantwoordelijkheid voor financiële schade bij Chemie-Pack en de verzekeraar. Wat ook nog aan de orde kan zijn, is dat een werknemer door zijn baas tot iets gebracht wordt waardoor hij schade lijdt. Dat kan ingevolge het Burgerlijk Wetboek vervolgens een zaak zijn die tussen werknemer en werkgever speelt. Door ook op dit punt de suggestie te wekken dat de alom aanwezige overheid van de heer Van Gerven voor alles de beurs moet trekken, komen wij uiteindelijk uit op een maatschappij die niet werkt en een overheid met een volstrekt lege portemonnee.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Is de heer Koopmans het met mij eens dat wij dit debat eigenlijk niet zouden moeten hoeven voeren? De algemene regels moeten zo duidelijk zijn dat als er een ramp gebeurt, het voor iedereen duidelijk is wat de overheid wel en niet doet en wat de verantwoordelijkheid van de verschillende partijen is. Wij zouden daar toch niet specifiek een spoeddebat over hoeven te voeren?

De heer Koopmans (CDA):

Daarmee ben ik het volstrekt eens. Mijn slotvraag aan het kabinet is die naar een evaluatie van de wet over de toekenning van schades. Wij kunnen ons nog de sneeuwschade in het Oosten van het land herinneren, waarover wij ook al vier, vijf jaar aan het praten zijn. In mijn ogen moet dit duidelijker, des te meer als ik hoor wat iedereen zegt.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ben heel blij met dit heldere antwoord. Dank.

De voorzitter:

Volgens mij is de heer Koopmans door zijn tekst heen. Ik zie echter dat mevrouw Wiegman nog een vraag wil stellen. U bent in dit rondje al aan de beurt geweest. Nog een vraag stellen is hoogst ongebruikelijk.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Even heel precies over de schades, anders ben ik bang dat het een ander leven kan gaan leiden. Ik steun het verzoek van de heer Koopmans aan de regering, want het is altijd prima om zaken uit te zoeken. Wel wil ik erop wijzen dat mijn verzoek heel anders was: dat was niet aan de overheid om de beurs te trekken, maar veel meer dat schade moet worden verhaald op Chemie-Pack. Omdat dit soort processen vaak jaren kunnen duren, is het heel prettig als de overheid nu alvast garant zou staan en kan uitkeren, waarbij de schade uiteindelijk op Chemie-Pack zal worden verhaald. De beurs blijft dus gevuld.

De heer Koopmans (CDA):

Dat is duidelijk. Ik ben benieuwd hoe de regering daartegenaan kijkt en hoe een en ander zich verhoudt tot Europa, en hoe je "inkomstenderving" en "schade" daarbij precies formuleert. Dat luistert nauw en ik ben benieuwd naar de mening van de regering.

De heer Leegte (VVD):

Voorzitter. Een brand als in de Moerdijk roept natuurlijk emoties op, want ineens realiseren we ons weer hoe snel het kan gaan en welke risico’s we lopen. Maar zo’n brand roept natuurlijk ook vragen op: hoe kunnen we zo’n brand voorkomen, maar ook hoe moeten we de gevolgen ervan oplossen en is dat dan de taak van de Tweede Kamer, de overheid of het bedrijf zelf? Als volksvertegenwoordigers hebben wij hierbij een speciale verantwoordelijkheid, juist omdat het gaat om een emotioneel onderwerp dat mensen raakt. Daarbij past ons een zekere terughoudendheid, prudentie, feitelijkheid.

Ik denk hierbij aan het Achtuurjournaal van vrijdag 28 januari, waarin de suggestie werd gewekt dat er veel aluminium in de klei zit als gevolg van de brand, wel vijf tot zes keer zoveel. Daarmee werd de toon gezet. Uit de reactie van het RIVM bleek dat dit normale concentraties zijn, die op de kleigrond waarover we spreken voorkomen. Inhoudelijk is er dus geen reden tot paniek, en zeker geen reden om paniek te zaaien. Ook politici kunnen namelijk het vuurtje aanwakkeren, of de brand blussen.

Volgende week krijgt de Kamer een brief van het kabinet over alle schades die uit de ramp voorkomen: landbouwschade, gezondheidsschade, materiële schade. Vandaag raken wij aan één element van die brief die nog moet komen. In het verkeer tussen mensen, in de enorme bedrijvigheid die wij in Nederland kennen, lopen wij dagelijks risico’s, met allerhande mogelijke gevolgen. Daarvan moeten wij ons goed bewust zijn. Een brand in de Moerdijk is natuurlijk een drama; voor het bedrijf zelf, voor de omwonenden en alle betrokkenen. Zo’n enorme rook-en-vuurzee naast je huis is schadelijk en traumatiserend. Maar dit soort drama’s komen vaker voor en de overheid is er niet voor om dit soort bedrijfsongevallen op te lossen. Dat moeten en kunnen bedrijven zelf doen, onder andere door het sluiten van verzekeringen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wilde even checken of de VVD-fractie nog steeds staat voor de quickscan van GroenLinks voor alle bedrijven die de boel niet op orde hebben. Het klinkt namelijk een beetje alsof dit gewoon natuurverschijnselen zijn, die van tijd tot tijd voorkomen, waar de overheid ook niet verantwoordelijk voor is. Maar in Nederland zijn er zo’n 170 van dit soort gevaarlijke bedrijven, waarvan de overheid heeft geconstateerd dat de boel niet op orde is. Bent u het niet met mij eens dat dit zo snel mogelijk helemaal moet worden gehandhaafd, op orde moet komen, om Nederland veiliger te maken, zoals de regering zegt?

De heer Leegte (VVD):

Waarover wij het met GroenLinks eens zijn, is dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft om te inventariseren welke bedrijven er zijn die werken met gevaarlijke stoffen waarmee ongevallen kunnen gebeuren, en dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft voor de preventie, dus om ervoor te zorgen dat ongelukken worden voorkomen. Dat betekent dat we inspecties hebben die deze bedrijven controleren en kijken waar risico’s zijn. Als die risico’s te groot zijn of regels niet worden nageleefd, kunnen ze bedrijven sluiten of meer. En als er dan tóch iets gebeurt, is de overheid er om de brand te blussen; dat is ons brandweerapparaat. Maar we lopen nu eenmaal risico’s en we kunnen hier niet doen alsof we in Nederland geen risico’s lopen omdat de Tweede Kamer zegt: u zult geen risico lopen. Zo werkt het natuurlijk niet.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik constateer dat de VVD-fractie er ook voor is dat er echt snel en stevig wordt gehandhaafd op de huidige wet- en regelgeving.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. De heer Leegte zegt waar de verantwoordelijkheden wél liggen. Hij vergeet volgens mij een heel essentiële, die juist hier zo van belang is: de coördinerende rol en de sturende rol bij schadeafwikkeling, zoals bij de ATF-brand in Drachten en bij Enschede. Ik zou heel graag willen weten hoe de VVD-fractie denkt over de grenzen die hieraan worden gesteld.

De heer Leegte (VVD):

Wat mevrouw Jacobi zegt, is natuurlijk juist. Ik ben het dan ook met de heer Koopmans eens dat het de vraag is welke verantwoordelijkheid de overheid op zich nam toen zij adviseerde om spruitjes niet meer te verhandelen. Bij die vraag aan de staatssecretaris sluit ik mij dan ook aan. Het is tegelijkertijd natuurlijk niet zo dat de overheid per definitie alles moet zien op te lossen. Wij hebben wel degelijk een eigen verantwoordelijkheid.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Dank voor dit antwoord, ook al moet ik volgens mij zeggen: dank voor dit ontwijkende antwoord.

Ik heb een heel concrete vraag gesteld. Wij kennen de positie die de overheid heeft ingenomen bij andere rampen en ik wil weten waar de overheid in uw optiek in dit geval echt voor moet gaan staan. Waarom ontwijkt u deze vraag?

De heer Leegte (VVD):

Ik probeer deze vraag helemaal niet te ontwijken. Dat is althans niet mijn bedoeling.

De VVD vindt dat de overheid in eerste instantie niet verantwoordelijk is voor het vergoeden van schades. Bedrijven zijn verzekerd en die verzekering moet hiervoor worden gebruikt. Dat is het gebruikelijke private verkeer. Het is nog wel de vraag hoe wij moeten omgaan met de coördinerende rol van de overheid. Daarover heb ik de staatssecretaris een vraag gesteld en ik wacht nu gewoon op zijn antwoord. Volgens mij zit daar niets ontwijkends bij.

Voorzitter. De kern van de discussie is onze principiële opvatting over de samenleving. De VVD wil een samenleving waarin de overheid risico’s beheersbaar maakt – ik zeg dit ook tegen mevrouw Van Tongeren – en mensen elkaar aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Bedrijven en burgers moeten dan ook eerst zelf op zoek gaan naar een oplossing voor hun problemen. Pas daarna komen de overheid en de Tweede Kamer in beeld. Het past de Tweede Kamer daarbij om een zekere prudentie te betrachten. Wij moeten ons bewust zijn van de emoties, maar ons tegelijkertijd beperken tot de feiten, want dat is wat burgers van ons verwachten. Is de staatssecretaris met mij van mening dat wij de integrale schadebrief van de regering moeten afwachten en vandaag geen onomkeerbare stappen moeten zetten? Graag hoor ik ook de visie van de staatssecretaris op de rol van de overheid bij de schade in het licht van de adviezen die de overheid heeft gegeven. Is hier niet in eerste instantie een rol voor de verzekering weggelegd?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Uw principiële kijk op de samenleving. Ik vroeg het ook al in een interruptiedebatje met de CDA-woordvoerder, maar ik wil het ook graag van u weten. Als de normen voor dioxine in veevoer ergens worden overschreden, moet de overheid dan in het geweer komen als de hele sector daarvan last heeft? Moet zij met andere woorden ondernemers die daarmee op zichzelf niets van doen hebben, schadeloos stellen, bijvoorbeeld via een vangnet?

De heer Leegte (VVD):

Natuurlijk kunnen wij dit interruptiedebatje overdoen, maar ik herhaal toch maar gewoon dat er een verantwoordelijkheid ligt bij de samenleving en de bedrijven. De VVD staat overigens voor vrijheid én verantwoordelijkheid. Niets is namelijk zo makkelijk als problemen op te lossen met andermans geld. Daar zijn wij dus niet zo van!

Er is in mijn optiek geen principieel verschil tussen de Spar in Vathorst, Amersfoort, die door een recall van spulletjes schade lijdt en een teler onder de rook van Moerdijk. Dat is in principe hetzelfde. Het is dus in mijn ogen slechts de vraag waar de verantwoordelijkheid komt te liggen als de overheid heeft geadviseerd om iets te doen. Het antwoord op die vraag wacht ik nu af.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Die principes zijn mooi en ik ben ook helemaal niet bang voor eigen verantwoordelijkheid. Ik voel mij dan ook helemaal niet aangesproken.

Er ligt een plan om de Europese portemonnee te trekken voor een opslagregeling voor varkensvlees. Moet ik uit uw antwoord opmaken dat de VVD de partij is van de varkens- en kippenboeren, maar niet van de agrariërs rondom Moerdijk?

De heer Leegte (VVD):

Ik ga niet over de conclusies van mevrouw Ouwehand. Ik vind, en daarmee herhaal ik mijzelf, dat de overheid risico’s beheersbaar moet maken. Dat is ook de reden dat ik het GroenLinks-voorstel steun om in kaart te brengen welke risico’s er aan bedrijven kleven en hoe wij die beheersbaar kunnen maken. Het opvangen van de gevolgen van een brand is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de samenleving zelf.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. De impact van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk is voor met name vollegrondsgroentebedrijven in de omgeving van Moerdijk fors. Wij hebben daarover het nodige gewisseld. Het gaat daarbij om directe schade, in de zin van overrijpe en onverkoopbare producten, en indirecte schade zoals een ongunstige marktsituatie, tijdelijk overaanbod en soms onwillige afnemers, wat van hun kant begrijpelijk is maar wat wel een enorme impact heeft op de bedrijven zelf. Mijn fractie is van mening dat het merendeel van deze schade niet tot het normale bedrijfsrisico gerekend kan worden. De grote vraag is evenwel waar die schade dan moet worden neergelegd: moet die bij de overheid liggen? Daarover zijn hele discussies gevoerd. De getroffen ondernemers hebben schaderapporten op laten stellen en hun claims ingediend bij de goede partij, namelijk Chemie-Pack. Wij vrezen echter dat het proces lang gaat duren en de ondernemers de dupe worden van het juridisch gesteggel over de aansprakelijkheid.

Juridisch is het namelijk niet simpel want wat is de rol van Chemie-Pack enerzijds en het Rijk anderzijds in de afwikkeling, de advisering, de monsterafname en de late constatering dat de gewassen geen problemen opleveren? Daar zit volgens mij het punt: kan de overheid daarin een rol spelen zodat mensen niet jarenlang op hun geld moeten wachten terwijl zij zich al in moeilijke bedrijfsomstandigheden bevinden? Het gaat niet om de schade an sich, maar om een soort financieringsrol van die overheid in de zin van: help die ondernemers de winter door.

Mijn fractie vraagt de regering dan ook om op korte termijn een schaderegeling op te stellen voor de getroffen agrarische bedrijven, om ze uit de brand te helpen. Daarna kan de tijd genomen worden voor een zorgvuldige afhandeling van de claims. Die regeling zou zodanig in elkaar moeten zitten dat aan het recht van de overheid versus Chemie-Pack geen schade wordt berokkend. Er is een motie ingediend en ik hoor graag dat de beantwoording van de staatssecretaris zodanig is dat die volstrekt overbodig wordt en ingetrokken kan worden. Ik ga daar eerlijk gezegd ook wel een beetje van uit gelet op de signalen – ik weet daarvan echter niet het fijne – van het overleg tussen het ministerie van ELI en de getroffen partijen.

De voorzitter:

Er is nog geen motie ingediend.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik weet niet precies wat de formulering is. De motie die ingediend is en vervolgens weer niet ingediend is?

De voorzitter:

Zij is niet ingediend.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De besproken motie. De aangekondigde motie die in tweede termijn wordt ingediend.

De voorzitter:

Ik heb mevrouw Wiegman wakker gemaakt.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ja. Ik kan de heer Dijkgraaf helpen. Het gaat gewoon om de motie die op 13 januari is ingediend en waarop op 18 januari een reactie van het kabinet is gekomen.

De voorzitter:

Dan is dat weer helder. Dank u wel mevrouw Wiegman.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ontvang graag op korte termijn een inhoudelijk voorstel.

Ik heb nog een ander punt. Het Productschap Tuinbouw en LTO Noord hebben enkele voorstellen gedaan met het oog op de toekomst, nog los van deze specifieke case. Zij vragen om snellere duidelijkheid over de afbakening van het effectgebied en de schadelijke stoffen waarop gewassen gecontroleerd moeten worden. Wat nu heeft plaatsgevonden, moeten wij eigenlijk voorkomen in de toekomst. Is de staatssecretaris bereid om deze voorstellen serieus te bekijken? Hieraan is ook die structurele oplossing verbonden. Ik voel mij er eerlijk gezegd onprettig bij dat wij dit debat met elkaar moeten voeren. Wij weten dat eens in de zoveel tijd dit soort rampen plaatsvindt en het zou dan ook volstrekt helder moeten zijn wat de overheid al dan niet op de plank heeft liggen voor ondernemers. Eigenlijk zou daar alleen in zeer uitzonderlijke gevallen nog een schepje bovenop moeten worden gedaan. Dit soort debatten zou volstrekt overbodig moeten zijn. Ik denk dat de Kamer aan het kabinet en de staatssecretaris mag vragen om iets naar de Kamer te sturen wat voorkomt dat wij hier bij een volgend incident weer staan.

De voorzitter:

De staatssecretaris heeft gevraagd om een schorsing van vijf minuten zodat hij zich kan voorbereiden op de antwoorden. Ik schors de vergadering iets ruimer tot 11.20 uur.

De vergadering wordt van 11.13 uur tot 11.20 uur geschorst.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Als ik het goed begrepen heb, is dit spoeddebat aangevraagd door mevrouw Jacobi. Het spoeddebat richt zich op Moerdijk en de gevolgen voor de land- en tuinbouw in de omgeving van Moerdijk. Daarop heeft de regering zich al geprepareerd. Dat betekent ook dat ik in staat ben om mijn antwoorden op dat onderwerp te richten. Lopende het debat zijn er vele aspecten aan de orde gekomen rond andere bedrijven waar mogelijk risico’s zijn, de Brzo-bedrijven. Er zijn vragen gesteld over de toepassing van de wet uit, naar ik meen, 1998. Er is gevraagd hoe het precies zit met de aansprakelijkheidsschade enzovoorts.

Ik stel de Kamer voor om het debat met de vragen in alle scherpte te vervolgen op het moment dat de brief die de regering in voorbereiding heeft, er is. Dat is de brief waar de heer Leegte over sprak en die integraal gaat over de gevolgen, de schade en dat soort zaken meer. Die brief is toegezegd door minister Opstelten en zal er volgende week zijn.

De heer Koopmans (CDA):

Maar mogen wij er dan wel van uitgaan dat al datgene wat vandaag vragenderwijs is ingebracht, ook van de zijde van de regering wordt beantwoord in die brief?

Staatssecretaris Bleker:

Als het goed is, zijn die vragen nu al in de richting gegaan van de opstellers van die brief.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik maak de opmerking dat mij gistermiddag rond 17.00 uur bekend werd gemaakt dat er een brief zou komen en dat er geen duidelijk antwoord zou komen in het spoeddebat. Het was toen veel te laat om het spoeddebat nog te kunnen afgelasten. Ik vind het echt wel jammer dat dit, eigenlijk op het hoogtepunt van het debat, nu de reactie moet zijn. Ik snap het wel, maar gezien het feit dat het spoeddebat ook niet meer mocht worden gecanceld, vraag ik de voorzitter om te bevorderen dat de staatssecretaris er alles aan doet dat wij volgende week wel heel snel het vervolgdebat kunnen voeren en dat dat niet nog twee weken zal duren.

Staatssecretaris Bleker:

Ik heb aangegeven dat deze aspecten zullen worden benoemd waar dat maar mogelijk is in de integrale brief, waar ook de heer Leegte over sprak en die morgen in het kabinet aan de orde is. De Kamer bepaalt het moment waarop de discussie daarover plaatsvindt. Om het gevoel van teleurstelling toch enigszins terug te dringen, kan ik wel nog ingaan op de kwestie van de land- en tuinbouw, omdat wij daarop wel meer zicht kunnen bieden. Ook de vragen die daarover zijn gesteld, kunnen in ieder geval goeddeels worden beantwoord.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u dat doet. Mijn voorstel zou eigenlijk zijn om dan de beraadslaging te schorsen en volgende week een nieuw debat over de brief te houden. Dat zou mijn suggestie zijn aan de Kamer. Ik hoor graag of u daarmee instemt.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik durf het bijna niet te zeggen ...

De voorzitter:

U hunkert naar uw tweede termijn, niet?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

... maar dan zou ik liever een tweede termijn willen hebben. Ik heb nog een boodschap mee te geven aan de staatssecretaris voor in de ministerraad van morgen.

De voorzitter:

Dan wachten wij gewoon op het antwoord van de staatssecretaris. Dan krijgt u uw tweede termijn en dan ga ik ervan uit dat anderen geen tweede termijn houden. Dan stel ik ook voor dat de tweede termijn van mevrouw Wiegman zich beperkt tot haar inmiddels reeds fameuze motie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heb ook een verzoek dat ik aan de regering wil doen in tweede termijn.

De voorzitter:

Dan sluit u zich aan bij mevrouw Wiegman.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik had het eigenlijk al gezegd, maar ik ben akkoord met de voorgestelde procedure.

De heer Van Gerven (SP):

Ik had twee moties klaarliggen. Ik vind het prima om het debat voort te zetten als de brief er ligt, maar ik zou toch graag de moties onderdeel van de beraadslaging willen laten uitmaken, dus ze indienen zonder verder debat. Dan zouden wij een soort derde termijn moeten houden.

De voorzitter:

Nee, dan houden wij nu een tweede termijn en dient u sec uw motie in. Dat mag. U kunt ook in overweging nemen om uw moties gewoon volgende week in te dienen. Dat lijkt mij een stuk logischer, want u heeft uw punten gemaakt en u krijgt antwoord in de brief van de regering. Ik raad het u aan. Ik begrijp dat u geen moties gaat indienen, mijnheer Van Gerven?

De heer Van Gerven (SP):

Ik denk dat als de ChristenUnie een motie indient, ook andere fracties dat moeten doen of in ieder geval die mogelijkheid moeten hebben. Dat lijkt mij het meest fair.

De voorzitter:

Wij houden gewoon een tweede termijn en dan zien wij wel wie er verschijnt.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik heb opmerkingen gemaakt over de indiening van een motie in eerste termijn door mevrouw Wiegman. Dan kan ik, denk ik, niet zeggen dat een tweede termijn geen goed idee is. Ik gun haar deze van harte.

De voorzitter:

Wij gunnen mevrouw Wiegman haar tweede termijn.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik word als medeondertekenaar vermeld op de motie. Ik sta inhoudelijk achter de motie, maar ik vind het procedureel wel correct om die brief af te wachten en de motie in te dienen als blijkt dat deze nog steeds nodig is. Zelf ben ik niet voor een tweede termijn. Ik gun andere leden graag een tweede termijn, maar ik zal de motie dan niet meeondertekenen.

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid voor een tweede termijn. Wij zullen een beperkt aantal sprekers hebben.

De staatssecretaris geeft nu antwoord op de kern.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Het is voor mij als nieuweling altijd weer bijzonder om te zien hoe de Kamer in twee of drie minuten een procedureafspraak maakt; ook een vak apart. Ik spreek dit overigens met waardering uit.

De minister van Veiligheid en Justitie heeft aangekondigd dat er een brief komt. Deze wordt morgen besproken in het kabinet. Ten behoeve van het opstellen van deze brief is er een inventarisatie uitgevoerd van de gevolgen en van mogelijke schades als gevolg van de brand in Moerdijk. Van deze inventarisatie maakt ook een schets van de gevolgen voor de land- en tuinbouw in het gebied deel uit. Over het eerste beeld hiervan kan ik wel een en ander over zeggen.

Wij moeten onderscheid maken tussen de verschillende sectoren van de land- en tuinbouw in het gebied. Voor de veehouderij zijn de gevolgen tot nu toe zeer beperkt gebleken. Momenteel loopt er nog een nader onderzoek naar de mogelijke verontreiniging van graszoden. Een gelukkige omstandigheid is echter dat wij ons buiten het groeiseizoen en buiten het weideseizoen bevinden. Er wordt nu ook geen gras geoogst en er wordt ook geen gras geconsumeerd door de dieren. Zoals het nu lijkt, zijn de gevolgen voor de veehouderij dus beperkt. Eigenlijk zijn in algemene zin de gevolgen voor de dierhouderij beperkt. Immers, voor zover dieren al buiten gehouden worden, was dat in januari niet het geval, behoudens misschien een enkel koppel schapen.

Dan de plantaardige sector. Er zijn met name gevolgen voor de vollegrondsgroenteteelt, in het bijzonder voor de spruitenteelt. Enkele Kamerleden hebben dit al aangegeven. Spruitentelers hebben direct na de brand de in de koeling staande oogst vernietigd. Vervolgens heeft men gedurende een bepaalde periode niet kunnen oogsten, met als gevolg dat deze producten na die periode niet meer goed oogstbaar waren. Dit is gebeurd op advies van de overheden. Dat advies was gericht op het voorkomen van verstoring van het kopersvertrouwen in de groenteproducten uit dit gebied en mogelijkerwijs uit Nederland. Kopers- en exportvertrouwen dienden niet geschaad te worden. Doordat de sector ons advies heeft opgevolgd, is dat, voor zover wij dat kunnen overzien, ook niet het geval. Overigens hebben wij nadien ons oor te luisteren gelegd bij de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft ons in onze opvatting gesterkt dat dit een verstandig advies was en dat het een verstandige handelwijze van de sector is geweest om de producten niet in die periode op de markt te brengen uit het oogpunt van consumentenvertrouwen en van export. Dat is de situatie met betrekking tot de vollegrondsgroenteteelt. Daarmee heb ik het grootste deel te pakken.

Vervolgens is de vraag gesteld of er een regeling moet komen, specifiek voor de land- en tuinbouwsector of voor een onderdeel daarvan. Ik wil hier niet op vooruitlopen, want ik ben het eens met de sprekers die zeggen dat als dit al aan de orde zou zijn, dit wel een afgewogen geheel moet zijn, binnen het grotere verband van wat er in het gebied gebeurd is: is er sprake van schade en hoe moet dit worden opgevangen? Als er al een regeling zou komen, zullen wij die overigens ter consultatie moeten voorleggen aan de Europese Commissie, omdat ze ook op het punt van staatssteun zou moeten worden beoordeeld. Daaraan moet ik toevoegen dat zo’n regeling, als die er al zou komen, echt heel scherp afgebakend zou moeten zijn waar het gaat om precedentwerking en "uitwaaieringswerking", het effect dat ze zich langzaam maar zeker verbreedt. Het doel is immers heel specifiek, als wij tot zo’n regeling zouden komen. Dat zullen wij morgen met elkaar beoordelen.

De heer Dijkgraaf, meen ik, sprak over LTO. In het kader van de inventarisatie van schade zijn er ook contacten geweest met LTO om te bezien waarover wij het daarbij precies hebben. Dit loopt niet vooruit op een eventuele regeling. Het was nodig om de brief die het kabinet morgen bespreekt, waarin het gaat om een inventarisatie van de schade in het gebied, goed te kunnen opstellen en daarvoor input te kunnen leveren.

Mocht het zo zijn dat er een regeling komt, laat dat onverlet de primaire positie van het bedrijf waar de brand is geweest. Dat doet dus niet af aan de primaire verantwoordelijkheid van dit bedrijf. Ook het advies van de autoriteiten om de oogst te staken en het op de markt brengen van producten achterwege te laten, laat onverlet de aansprakelijkheid van het bedrijf Chemie-Pack.

De antwoorden op de overige vragen zullen zo goed mogelijk worden verwerkt in de aangekondigde brief.

De voorzitter:

Is dit het einde van uw termijn?

Staatssecretaris Bleker:

Ja.

De voorzitter:

Helder. Een vraag van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Over de verantwoordelijkheid van Chemie-Pack is geen discussie nodig. Dat is de vraag ook niet. Daarin zij wij het eens met de staatssecretaris. De staatssecretaris moest een beetje lachen toen ik zei dat het CDA de boeren lelijk in de steek laat. Het gaat mij om de vraag wanneer de overheid zich moet opwerpen en wanneer niet. Ik begrijp deze staatssecretaris niet. In Europa zegt hij in verband met de dioxinecrisis wel: laten wij een pot maken en varkensvlees opslaan omdat het zo vervelend is voor de ondernemers die nu met lage prijzen te maken hebben. Waarom zegt hij dat daarbij wel en is hij in dit geval zo aarzelend en terughoudend, en vindt hij dat we er eerst nog maar eens goed naar moeten kijken? Wat is het verschil?

De voorzitter:

Helder. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Bleker:

Er is een heel groot verschil. Als het gaat om de dioxinekwestie is er een bestaande Europese regeling, een Europese interventiemaatregel. In geval van ernstige verstoring van de markt als gevolg van omstandigheden zoals aangegeven, de dioxinekwestie in Duitsland, zijn er deze opslagregeling en nog een aantal andere interventiemogelijkheden. Dat is het grote verschil. Het gaat in het geval dat wij nu bespreken om een lokale situatie, waarvoor wij dus niet direct Europese regelgeving of een Europese interventiemogelijkheid kunnen inzetten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan verschillen wij dus van mening over de inschatting of het hierbij wel of niet mogelijk is. Als het mogelijk zou zijn, zou de staatssecretaris immers allang dat noodfonds of dat schadefonds hebben opgericht. Mag ik het zo begrijpen?

Staatssecretaris Bleker:

Mevrouw Ouwehand maakte de vergelijking met de dioxinezaak: waarom wel de tijdelijke opslagregeling in het geval van de dioxinezaak en hierbij niet enige regeling? Daarop heb ik geantwoord dat er een groot verschil tussen beide situaties is, niet meer en niet minder. Dat was ook de vraag van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heb een zwaar punt gemaakt van goede communicatie. Nu hoor ik de staatssecretaris zeggen dat er "misschien een enkel koppeltje schapen" buiten liep. Ik ben maar één dag in het gebied geweest. Ik ben daar fors door allerlei mensen rondgereden en heb allerlei bedrijven bezocht. Ik heb al geconstateerd dat er echt veel meer dieren buiten waren dan een enkel koppeltje schapen. Graag hoor ik dus waarop de staatssecretaris dat baseert.

Het tweede punt betreft het kopersvertrouwen. Er werd gezegd dat het in Nederland wel meeviel. Dat geldt niet voor de biologische boeren. Er is een zichtbare afname in de verkoop van hun biologische producten en hun biologische tassen. Waarop baseert de staatssecretaris dat? Ik vraag hem nadrukkelijk om zorgvuldig te communiceren.

Dan kom ik bij mijn laatste punt. De staatssecretaris zei net dat de verkoopstop goed was geweest voor het exportvertrouwen. Maar het kan toch niet zo zijn dat de kosten van het vertrouwen in zijn algemeenheid in Nederlandse producten worden afgewenteld op een handvol boeren in dit gebied? Ik neem aan dat de staatssecretaris dat met mij eens is.

Staatssecretaris Bleker:

De uitdrukking "koppeltje schapen" neem ik terug. U bent er meer geweest dan ik; er liepen toch dieren buiten, maar gelukkig liep er geen melkvee want daarvoor was het niet het seizoen. Het is duidelijk. Ik sluit mij aan bij de waarneming van mevrouw Van Tongeren; zij woont er, denk ik, dichterbij.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik woon in Amsterdam.

Staatssecretaris Bleker:

Dat is dichterbij dan waar ik woon.

Wat het kopersvertrouwen betreft het volgende. Het advies en de manier waarop de sector dat heeft opgepakt zijn ook door de Europese Commissie ondersteund als een maatregel die in ieder geval bijdraagt aan behoud van kopersvertrouwen. Ten aanzien van dat kopersvertrouwen zijn natuurlijk veel meer dingen aan de orde, maar het wordt wel als een bijdrage daaraan en aan het exportvertrouwen gezien. Dat heb ik geconstateerd. Morgen in de kabinetsvergadering zullen wij moeten beoordelen hoe wij dat dan verder zien.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het punt in verband met de geleden schade is natuurlijk het volgende. Ik kan best de redenering van de staatssecretaris hierover volgen dat het buitenland meer vertrouwt op onze producten als wij direct stoppen met verkopen. Maar het is van tweeën één: óf wij nemen landsbreed zo’n maatregel om het vertrouwen in alle Nederlandse producten te houden, waarbij er ook een verantwoordelijkheid is om deze individuele mensen gerust te stellen; óf het is het verhaal van "geen gevaar voor de volksgezondheid, niks aan de hand met deze producten; u kunt ze rustig eten". Dan kun je zeggen dat ze rustig verkocht konden worden waardoor er een heel stuk minder schade is en er ook minder verantwoordelijkheid bij de overheid ligt om eventueel bij te springen.

Staatssecretaris Bleker:

Dat is een valide redenering. Het enige wat ik kan zeggen, is dat wij een advies hebben uitgebracht, en dat dit advies vrijwillig maar wel heel correct is opgevolgd door de bedrijven in het gebied en dat het naderhand door de Europese Commissie als een verstandige handelwijze, zowel van ons als van de bedrijven, werd beoordeeld, in het belang van het tegengaan van marktverstoring en in het belang van het kopersvertrouwen. Dat zijn de feiten van nu. Ik heb de gevolgen aangegeven en aangegeven hoe het advies is beoordeeld. Dat zullen wij meewegen in die brede integrale brief over hoe om te gaan met een en ander. Ik spreek inderdaad een beetje met meel in de mond, omdat er morgen een brief bij het kabinet ligt die over heel veel gaat en ook een stukje over het onderwerp waarover dit spoeddebat wordt gevoerd. Ik kan het niet mooier maken dan het is.

De voorzitter:

Dat maken wij hier niet elke dag mee; een bewindspersoon die toegeeft met meel in de mond te spreken.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het is wel goed dat het helder wordt vastgesteld, en volgens mij ook correct. Terecht geeft de staatssecretaris aan dat er geen precedentwerking van moet uitgaan. Wij moeten niet een soort gewoonterecht creëren, waarbij een stapeling van dit soort regelingen optreedt. Vandaar ook juist mijn vraag over een structurele oplossing. Wij moeten van dit debat ook leren dat wij misschien behoefte hebben aan meer duidelijkheid in vergelijkbare gevallen. Het punt is dat het natuurlijk ook de portefeuille van de staatssecretaris overstijgt. Ik kan mij dus voorstellen dat daarom ook wat meer afstemming nodig is, bijvoorbeeld met de minister van BZK. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij in de brief op zijn minst in procedurele vorm ingaat op de vraag hoe wij dit proces met elkaar ingaan, waarbij het kabinet inventariseert of er behoefte is aan meer duidelijkheid en, zo ja, hoe wij dit dan met elkaar gaan vormgeven? Dat lijkt mij een beetje losstaan van de problematiek rond Moerdijk an sich.

Staatssecretaris Bleker:

In procedurele zin lijkt mij dat mogelijk. Dat zal waarschijnlijk inhouden dat wij er dan later uitgebreider op terugkomen.

De heer Koopmans (CDA):

De staatssecretaris maakte al enkele opmerkingen over de procedures hier. Ik hecht er toch aan om het volgende te zeggen. De regering heeft een brief toegezegd die voor eind januari zou komen. Wij hebben een debat gepland. Het lag wel heel erg voor de hand dat de regering vóór dit debat, of in elk geval in dit debat, zou zeggen wat zij destijds voor eind januari had aangekondigd. Met alle respect, maar we hadden dit debat net zo goed niet kunnen organiseren. Ik vind dat jammer. Ik hecht er ook aan dat alle punten die in dit debat door de fracties naar voren zijn gebracht, worden meegenomen in de brief die morgen aan de orde komt, en niet alleen in procedurele zin. Anders zitten we volgende week bij de beoordeling van de moties weer met de handicap dat we nog niet alles weten. Ik vind dat er duidelijkheid moet komen.

Staatssecretaris Bleker:

Ik kan me voorstellen dat de heer Koopmans liever een andere route had gehad, namelijk eerst de brief en dan het debat. De brief is toegezegd voor eind januari. Dat is niet gelukt. Het wordt de eerste week van februari. We zullen waar mogelijk de punten uit deze eerste termijn verwerken in de brief. Dan hoeft er geen herhaling van zetten plaats te vinden.

De voorzitter:

Dan zijn we aan het eind van de eerste termijn van de staatssecretaris gekomen. Dan is het woord aan mevrouw Wiegman voor het indienen van haar motie. Nee, ik vergis me. Mevrouw Jacobi is de eerste spreker.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Mijn inhoudelijke reactie bewaar ik graag voor het nieuw te plannen spoeddebat. Ik wil wel een procedurele opmerking maken. Ik baal erg van het gegeven dat we al twee weken weten dat we vandaag over de Moerdijkbrand spreken, maar dat er gistermiddag rond het tijdstip van 17.00 uur, waarop er geen agendabeïnvloeding van de Tweede Kamer meer kan plaatsvinden, een telefoontje kwam dat er een brief komt van de regering. Ik verzoek de regering om het eerder te melden als dit soort brieven later komt. Deze brief was trouwens eind januari al toegezegd en wat dat betreft was het spoeddebat dus keurig gepland. Dan hoeven we geen debatten meer te voeren die als een nachtkaars uitgaan, terwijl er toch veel op het spel staat. Ik vraag de staatssecretaris ook om dit morgen in de ministerraad aan de orde te stellen, zodat we een goede samenwerking houden. Hier wordt ik namelijk een beetje chagrijnig van, hoewel ik een positief type ben.

De voorzitter:

Dan zullen we nu eens informeren naar de gemoedstoestand van de heer Van Gerven. Nee, ik vergis me weer. Het woord is aan mevrouw Wiegman, want zij is later ingevoegd als tweede spreker. Die volgorde handhaven wij.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik had vandaag eerlijk gezegd verwacht dat er wel iets meer woorden gewijd zouden worden aan het feit dat toegezegde brieven niet zijn binnengekomen. Dat moet mij echt van het hart. Ik zal nu mijn motie indienen. Ik wil daarbij het volgende opmerken. De staatssecretaris heeft gezegd dat de mogelijke regeling scherp afgebakend moet zijn en dat er een verantwoordelijkheid ligt bij het bedrijf. Dat beoog ik met deze motie ook zeker. Er moet geen precedentwerking van de regeling uitgaan en ook moeten beurzen niet te gemakkelijk worden getrokken. Er moet echter wel recht worden gedaan aan getroffen boeren en tuinders.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat boeren en tuinders in de omgeving van Chemie-Pack forse schade lijden, onder andere vanwege de onverkoopbaarheid van hun producten;

constaterende dat deze boeren en tuinders individuele claims moeten indienen tegen Chemie-Pack om de schade te kunnen verhalen;

overwegende dat boeren en tuinders nu al acuut in financiële problemen kunnen komen, terwijl de afwikkeling van de claims mogelijk jaren kan duren;

constaterende dat bij de toenmalige ATF-brand te Drachten de schadeafhandeling zo’n twee jaar heeft geduurd;

verzoekt de regering, een noodfonds op te richten waarmee aan reële claims van boeren en tuinders die direct schade hebben geleden, tegemoetgekomen kan worden, waarna het schadebedrag door de overheid verhaald wordt op Chemie-Pack,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Jacobi, Van Tongeren, Ouwehand en Van Gerven.

Zij krijgt nr. 88 (26956).

De heer Leegte (VVD):

Als we als Kamer weten dat er eind januari een brief komt en wij toch een spoeddebat doorzetten, hebben we daar ook een eigen verantwoordelijkheid in. In die zin vind ik dat we het onszelf ook aan moeten trekken.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Laat ik erbij zeggen dat de ChristenUnie niet bekendstaat als een partij die om de haverklap allerlei spoeddebatten aanvraagt. Als de regering meldt dat er voor eind januari een brief ligt met duidelijkheid over de mogelijke vormgeving van een mogelijke schaderegeling, dan verwacht ik dat die afspraak nagekomen wordt. Als dit niet gebeurt, vind ik het heel normaal dat er een spoeddebat plaatsvindt. Het is verder nog veel normaler dat de regering dan voor dat spoeddebat ervoor zorgt dat die brief er ligt.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. U bent nog steeds in een goede gemoedstoestand. De SP-fractie zal zich beperken tot het indienen van twee moties, mede namens een aantal anderen. Dan zullen wij op een later tijdstip wel horen wat het kabinet daarvan vindt. Ik dien nu de eerste motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Chemie-Pack vermoedelijk onderverzekerd is voor calamiteiten en de gevolgen daarvan;

spreekt uit dat alle Brzo-bedrijven in Nederland getoetst dienen te worden op een adequate verzekering tegen calamiteiten en zich adequaat dienen te verzekeren tegen aansprakelijkheid bij calamiteiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven, Jacobi en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89 (26956).

De heer Koopmans (CDA):

Wat betekent hier het woord "adequaat"?

De heer Van Gerven (SP):

Dat er geen sprake is van onderverzekering. Wij horen nu dat Chemie-Pack onderverzekerd is. De verzekering van Chemie-Pack dekt niet alle schade die door de ramp ontstaan is. Ik begrijp dat er een gat is van misschien wel 50 mln. Er zit een groot gat tussen het verzekerde bedrag en de schade van het waterschap, van de individuele boeren en wellicht nog anderen. Als de aansprakelijkheidsverzekering de schade niet dekt, vind ik het goed dat alle aansprakelijkheidsverzekeringen van bedrijven in Nederland, met name van de bedrijven uit de Brzo-groep waarbij dit een rol zou kunnen spelen, getoetst worden. Als die niet op orde zijn, moeten de bedrijven zich fatsoenlijk verzekeren.

De heer Koopmans (CDA):

Betekent "adequaat" in de ogen van de heer Van Gerven bij wijze van spreken bijna "oneindig" of vindt hij dat de regering, als deze motie aangenomen wordt, met een brief moet komen waarin alle aspecten die te maken hebben met de hoogte van het bedrag, nog eens even goed aan de orde moeten komen?

De heer Van Gerven (SP):

Dat lijkt mij ook prima. Ik roep de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor individuen in herinnering. Voor één persoon is die bijvoorbeeld al 1,25 mln. Als ik dan kijk naar de manier waarop Chemie-Pack verzekerd is, vind ik de verhouding helemaal scheef. Voor deze potentieel zeer gevaarlijke bedrijven moet mijns inziens de verzekering veel hoger zijn om dit soort risico’s te voorkomen.

Ik dien nu de tweede motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat hulpverleners, onder wie de brandweer, en burgers mogelijk gezondheidsschade hebben opgelopen door de brand bij Chemie-Pack;

spreekt uit dat er een regeling dient te worden getroffen dat deze personen bij aangetoonde gezondheidsschade een schadeloosstelling ontvangen vanuit het principe dat de veroorzaker betaalt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven, Jacobi en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90 (26956).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de heldere opmerkingen van de ChristenUnie over de brief. Nu wij het toch over brieven hebben, wil ik er ook graag een ontvangen over de voortgang van de door GroenLinks voorgestelde quickscan, vooral met het oog op Oosterhout. Die motie is Kamerbreed aangenomen. Hoe staat het daarmee? De burgemeester van Oosterhout zegt dat de situatie momenteel zo is, dat de veiligheidsplannen niet eens opgesteld kunnen worden omdat de stappen daaraan voorafgaand ontbreken. De media moeten hier niet het werk van de overheid doen. Het kan ook niet zo zijn dat de overheid overgegaan is tot de orde van de dag, nadat deze motie aangenomen is. Daarom doe ik dit concrete verzoek aan de regering.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Wat krom is, valt niet recht te praten en dat hebben wij vandaag weer gemerkt. Waarom wel regelingen voor de opslag van varkensvlees? Waarom dure Europese promotiecampagnes om imagoschade in de pluimveesector op te lossen, om melk drinken te bevorderen en niet een garantstelling voor de landbouwers rondom Moerdijk, die zich nu geconfronteerd zien met mogelijk jarenlange juridische processen? De CDA-fractie snapt het wel, want die wees ook naar een rol van de overheid in dezen. Wellicht valt er iets te zeggen voor een tegemoetkoming vanuit de overheid, omdat die boeren het gezondheidsadvies hebben opgevolgd. Daar zit precies ons punt. Dat gaat een jarenlang juridisch steekspel worden en dat moet je de boeren niet willen aandoen. Ik doe een dringend beroep op de partijen die zich boervriendelijk noemen om hier gewoon een goede en verstandige keuze te maken. Het gaat niet om grote uitgaven uit de staatskas. Waar dat wel moet, zullen wij dan wel zien. Maar dat gaat over jaren pas blijken, voorspel ik u. Die garantstelling is toch het minste wat wij de boeren daar kunnen gunnen.

De voorzitter:

Er hebben zich verder geen andere sprekers aangemeld van de zijde van de Kamer. Ik neem aan dat de staatssecretaris afziet van een tweede termijn? O nee, hij moet natuurlijk nog reageren op de moties. De teksten daarvan komen eraan.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Ik ben een antwoord verschuldigd op de vraag van mevrouw Van Tongeren naar de motie over de inventarisatie van de risico’s van die 25 bedrijven. De brief die daarover komt, wordt gewoon naar de Kamer gestuurd zoals indertijd afgesproken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dus pas in maart?

Staatssecretaris Bleker:

Als dat toen is afgesproken, is het maart.

Ik kom op de drie moties. Soms gaan helderheid van de kant van de regering en tevredenheid bij de Kamer niet samen. Dat zal nu ook het geval zijn. Mijn reactie op de drie moties is identiek: namens de regering kan ik de Kamer zeggen dat wij de moties ontraden in afwachting van de beraadslaging in het kabinet.

De heer Koopmans (CDA):

Vanwege de wijze waarop de staatssecretaris het oordeel uitspreekt, lijkt het mij handig om te weten wanneer precies wij de brief krijgen. Gebeurt dat op maandag, dus voor de stemmingen?

Staatssecretaris Bleker:

Tijdig voor de stemmingen.

De heer Van Gerven (SP):

Ik zou de brief graag uiterlijk maandagavond 18.00 uur ontvangen.

Staatssecretaris Bleker:

Alles gaat uit de kast om dat voor elkaar te krijgen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen komende dinsdag over de moties stemmen. Bij de regeling van werkzaamheden die straks om 12.45 zal beginnen, zal mevrouw Jacobi vragen om een debat over de toegezegde brief.

De vergadering wordt van 12.00 uur tot 12.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven