Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2011 (32500 IV);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-fonds voor het jaar 2011 (32500 H);

het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties 2009 (32360 IV);

het jaarverslag over Koninkrijksrelaties (32360 IV, nr. 1);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag Koninkrijksrelaties 2009 (32360 IV, nr. 2).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. Ik geef het woord aan de heer Van Dam, die mij heeft aangegeven in eerste termijn vijf minuten te willen gebruiken. Omdat ik zie dat zich voor deze begroting acht sprekers hebben gemeld met een beperkte spreektijd, gaat er een nieuw schema uit, waarin de aanvangstijd van het volgende begrotingsonderdeel 12.00 uur wordt. We kunnen dit onderwerp niet direct afmaken, want de minister heeft tijd nodig voor het voorbereiden van de beantwoording. We gaan niet meedenken, dat helpt niet!

De (algemene) beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Het Koninkrijk is nu anderhalve maand op weg in de nieuwe constellatie, met twee nieuwe landen, drie nieuwe gemeenten, wat de kans is voor iedereen om een nieuwe start te maken. Voor mij persoonlijk is dit een nieuw terrein. Dit is de eerste keer dat ik een debat voer over de Koninkrijksrelaties. Het is een terrein waarop je, moet ik zeggen, moet zoeken naar de juiste rol, want we delen binnen het Koninkrijk een aantal waarden over goed bestuur, maar landen zijn uiteindelijk zelf daarvoor verantwoordelijk, en hebben hun eigen democratie. We gaan elkaar niet voorschrijven hoe het precies moet, er zijn alleen minimumspelregels. Maar ik kan wel zeggen dat het je in de eerste paar weken toch wel moeilijk wordt gemaakt om je in te houden.

Bijna dagelijks is er nieuws vanaf Curaçao uit een wat gênante soap over de screening van ministers en het ontslag van het hoofd van de veiligheidsdienst tijdens deze screening. De veiligheidsdienst onderzoekt de bewindslieden, die op hun beurt weer de veiligheidsdienst onderzoeken, wegens het lekken van informatie. Feit en fictie zijn maar moeilijk uit elkaar te houden voor wie het van afstand volgt. Maar het is in elk geval geen fijne zaak. De bewoners van Curaçao zullen in elk geval teleurgesteld zijn, aangezien het nieuws niet gaat over het scheppen van werkgelegenheid, over beter onderwijs, over zorg en veiligheid en een goede economie, maar over politici en hoge functionarissen die rollebollend over straat gaan. Maar misschien kan de minister me helpen. Wat is er volgens hem nu allemaal aan de hand? Kan de kwestie nog wel intern opgelost worden, of komt het op het bordje van het Koninkrijk? Dat zou toch een beetje een valse start zijn.

Het geruzie op Curaçao staat in schril contrast met de stilte van Sint-Maarten. Betekent dat dat de nieuwe bestuurders daar dan keurig zijn gescreend, en dat er geen problemen zijn geconstateerd? Of is daar gemakshalve helemaal niet gescreend? Aangezien er berichten waren over het kopen van stemmen bij de verkiezingen zou zo'n onderzoek in elk geval wel passend zijn.

Beide eilanden hebben gekozen voor een plek in het Koninkrijk, als een apart land. Dat gaat gepaard met lusten en lasten. De eilanden kunnen gebruik maken van voorzieningen van het Koninkrijk, maar dat betekent ook dat sprake is van financieel toezicht, van toezicht op het functioneren van het bestuur, en je houden aan onderling gemaakte afspraken. Als Curaçao nu in het regeerakkoord zegt dat het het financieel toezicht en de consensusrijkswetten zou willen omzeilen, zijn we niet helemaal op de goede weg. Terugkomen op afspraken is voor mijn partij in elk geval niet bespreekbaar. Wat vindt de minister daarvan? Wat gaat hij doen? Misschien is het gelet op deze en andere ontwikkelingen goed als de minister de Kamer op korte termijn, laten we zeggen rond 10 januari – dan zijn we ongeveer drie maanden op weg – een rapportage stuurt over de politieke en bestuurlijke ontwikkelingen.

Sint-Maarten kampt ook met een behoorlijk begrotingstekort, dat relatief gezien zelfs erger is dan dat van Ierland of Griekenland, wat hier de gemoederen zeer bezighoudt. Onlangs kwamen vertegenwoordigers van Sint-Maarten lobbyen voor een versoepeling van het financieel toezicht. Dat lijkt ons niet de meest voor de hand liggende weg. Met het vasthouden aan het financieel toezicht zijn we er niet, want er zal daar toch iets moeten gebeuren. Is de minister voornemens om in te grijpen en, zo ja, wanneer en hoe?

Aruba lijkt op de goede weg met het herstel van de economie. Er is sprake van een sociale dialoog die wellicht een voorbeeld zou kunnen zijn voor de andere eilanden. Ogenschijnlijk gaat het om stevige maatregelen. Twee weken geleden was premier Eman hier, die duidelijk zei dat hij niet om geld kwam vragen, maar wilde bezien of op sommige vlakken samengewerkt kan worden. Heeft hij dat verzoek ook tegenover het kabinet concreet gemaakt? Zo ja, in welke zin? Hoe staat de minister daar tegenover?

Vervolgens een opmerking over de BES-eilanden. Die kennen overgangsproblemen, omdat de hogere Nederlandse standaarden ...

Minister Donner:

Ik ga ervan uit dat de BES-eilanden nu niet aan de orde zijn.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik ga ervan uit dat de BES-eilanden wel aan de orde zijn. Daarmee hebben wij meteen een punt voor het debat, want dat is precies een van de problemen: de minister voelt zich niet verantwoordelijk voor de BES-eilanden, terwijl hij zich wel verantwoordelijk zou moeten voelen. De BES-eilanden kennen een aantal overgangsproblemen vanwege de hogere Nederlandse standaarden, die hogere kosten met zich brengen, bijvoorbeeld voor de afgifte van rijbewijzen en paspoorten, en ook hogere sociale premies. Kan de minister bevestigen dat hier problemen mee zijn? Ik vraag hem ook of de vrije uitkering voor de eilanden voldoende is om dit allemaal op te lossen. Zo niet, bij wie moeten de eilanden dan aankloppen? Ik vind dat de minister aanspreekpunt zou moeten zijn, zodat de eilanden niet bij alle departementen hoeven te shoppen. Het worden van een openbaar lichaam als een gemeente brengt nu eenmaal specifieke problemen met zich mee die voor andere gemeenten in Nederland niet gelden. Het zou de minister sieren als hij zich daarvoor verantwoordelijk voelt en die verantwoordelijkheid ook neemt.

Wellicht is het geen slecht idee als het College financieel toezicht voor Curaçao en Sint-Maarten en voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba nog een tijdje blijft rapporteren over de financiële situatie op de eilanden, juist ook om te kunnen blijven monitoren of de overgang naar openbaar lichaam op een goede manier verloopt en niet tot financiële problemen leidt.

Op Bonaire volgt nog een referendum. Wat is het gevolg als de bewoners tegen de nu al bestaande status zullen stemmen? Wat doet de minister in dat geval? Gaat hij dan opnieuw onderhandelen?

Voorts een opmerking over de Rijkswet personenverkeer. Wij zijn voor toelatingseisen over en weer, waarbij voor vestiging in Nederland sociaaleconomische zelfredzaamheid een eis zou moeten zijn. Het zou helpen als de eilanden in dat kader ook vasthouden aan de socialevormingsplicht. Het zou goed zijn als minister Donner probeert overeenstemming te bereiken met de eilanden. Wij zijn benieuwd of dat zijn inzet is.

Verplichte terugkeer van Antillianen als extra straf blijft voor mijn fractie niet stroken met de gelijke behandeling van alle Nederlanders. Voor ons is dat het fundament van onze samenleving en dus ook van ons Koninkrijk.

Mensen kunnen hun Antilliaanse guldens nu al niet meer inwisselen in Nederland. Dat slaat natuurlijk nergens op. Ik vraag de minister om dat op te lossen. Destijds hebben wij dat ook netjes geregeld toen wij de gulden moesten inleveren voor de euro. Kan de minister ervoor zorgen – hij hoeft slechts met een simpel "ja" te antwoorden – dat de mensen gewoon hun geld kunnen inwisselen, zoals dat hoort?

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. Dit is het begrotingsoverleg over de Koninkrijksrelaties. Een nieuwe start van een nieuwe samenwerking binnen het Koninkrijk. Naast Aruba zijn nu ook Curaçao en Sint-Maarten landen binnen het Koninkrijk. Hoewel het gaat over de begroting voor Koninkrijksrelaties, denk ik dat het vooral gaat over relaties binnen het Koninkrijk. In welke relatie staan wij tot elkaar? Er is sprake van beginnende landen, Curaçao en Sint-Maarten, die bezig zijn hun weg te vinden in een zelfstandig bestuur, terwijl Aruba op 1 januari 2011 al 25 jaar zelfstandig zal zijn. Hoe staan de eilanden van rijkscaribisch Nederland onderling tegenover elkaar en hoe staan zij elk ten opzichte van Nederland in de wereld?

Ik heb de nieuwe minister-president van Aruba, de heer Eman, mogen ontmoeten. Hij straalt positieve energie uit en heeft de ambitie om de relatie met Nederland warm te houden. De regering van Aruba heeft de ambitie om de overheidsfinanciën op orde te brengen door te snijden in het overheidsapparaat dat onder vorige kabinetten op Aruba snel is gegroeid. Ook de sociale samenwerking op het eiland wordt gepropageerd.

Curaçao heeft het bij de opsplitsing vrij gemakkelijk gehad. Alle overheidsinstituten van de oude Nederlandse Antillen, alle gebouwen, ambtenaren en het oude overheidsapparaat zaten al op Curaçao. Ze zijn bijna een-op-een overgegaan naar de nieuwe overheid van Curaçao. Bij de overdracht van de verantwoordelijkheden waren er op Curaçao nog zaken die niet op orde waren: de Bon Futuro-gevangenis en het politieapparaat. Voor deze twee zaken is een Algemene Maatregel van Rijksbestuur afgekondigd, waardoor Nederland in staat is controle uit te oefenen op de voortgang op de verbeteringen. Om tot de verbeteringen te komen, zijn er plannen van aanpak. Rapportage over de voortgang van deze plannen geschiedt per kwartaal. De VVD kijkt dan ook uit naar de eerste rapportage, die eind januari, misschien begin februari, beschikbaar moet zijn. Ik hoor graag van de minister of dit tijdpad klopt.

Curaçao is de eerst aangewezen collega om Sint-Maarten te ondersteunen. Curaçao heeft echter een monopoliepositie ten opzichte van Sint-Maarten. Kan de minister garanderen dat Sint-Maarten niet financieel overvraagd wordt voor deze ondersteuning? Sint-Maarten heeft het moeilijker dan Curaçao. Men moest de infrastructuur en de personele bezetting van het hele landsbestuur van de grond af opbouwen. Ook Sint-Maarten valt onder de eerder genoemde AMvRB, maar dan voor verbetering van financiën, bestuurlijke organisatie, ruimtelijke ordening en gevangeniswezen.

Op Sint-Maarten is nog een hoop te doen. Het probleem zit vooral in de bestuurlijke integriteit. In een rapport van 2007 werd aangegeven dat er sprake was van een duidelijke criminele aanwezigheid en een zwak bestuur. In de aanloop naar de wijziging van het Statuut was duidelijk dat Nederlandse ondersteuning van justitie beschikbaar bleef. Mijn vraag aan de minister is dan ook: wat zijn de ontwikkelingen ten aanzien van de inperking van de criminaliteit en wat zijn de vorderingen van het plan van aanpak voor justitie? Is de minister van plan om bij het evalueren van het plan van aanpak voor justitie op Sint-Maarten wederom een onderzoek te laten uitvoeren door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Nederlandse ministerie van Justitie, zoals ook in 2004 is gedaan?

Financieel is duidelijk geworden dat Sint-Maarten een gat in de begroting heeft van 130 mln. Antilliaanse gulden. In een gesprek gaf de minister van Financiën van Sint-Maarten aan dat dit komt door een andere manier van rekenen van de commissie voor financieel toezicht. Hij doelde op mogelijke dubbeltellingen en de extra kosten voor het in eigen beheer hebben van de overheid. Die kosten had men niet inzichtelijk voordat Sint-Maarten een zelfstandig land werd. Sint-Maarten wil ook bezuinigen door te snijden in het overheidsapparaat. Dat is nu 1500 man sterk. Het personeelsbudget beslaat een derde van de totale begroting van 390 mln. Antilliaanse gulden. Kan de minister aangeven wat de oorzaak was van het onverwachte gat in de begroting?

De heer Van Raak (SP):

Er zijn al onverwachte gaten in de begroting sinds 1954. We hebben net 1,5 mld. gegeven aan kwijtschelding van schulden. Daar stond de belofte tegenover dat het dan echt afgelopen zou zijn met de flauwekul, maar er zit net een nieuwe regering en er worden alweer schulden gemaakt. De VVD heeft afgelopen zomer tegen het Statuut gestemd omdat onduidelijk was wanneer Nederland verantwoordelijk is. Is de VVD bereid om samen met de SP de minister om een visiestuk te vragen over de waarborgfunctie van Nederland waarin wordt bekeken hoe deze minister zijn verantwoordelijkheid kan nemen?

De heer Bosman (VVD):

Ik ben altijd heel voorzichtig met toezeggingen over visiestukken en onderzoeken; laat ik dat vooropstellen. Ik heb de minister net een vraag gesteld over het gat in de begroting. De minister van Financiën van Sint-Maarten heeft aangegeven dat er problemen waren die men niet had voorzien en dat de commissie voor financieel toezicht daarmee bezig was. Ik stel voor om het antwoord van de minister af te wachten. Ik ga hier zeker verder naar kijken.

De heer Van Raak (SP):

We wachten al sinds 1954. Het probleem is dat Nederland verantwoordelijk is voor goed bestuur. Er is geen goed bestuur. Het enige wat wij kunnen doen, is periodiek betalen. Elke keer betalen we weer. Daarmee financieren we als het ware het slechte bestuur op Curaçao en Sint-Maarten. Is de VVD bereid om daaraan nu eindelijk een eind te maken?

De heer Bosman (VVD):

Bij mijn weten gaan wij niet meer betalen. Wat u zegt, is dus ook nog steeds het voorstel van de VVD.

De heer Brinkman (PVV):

Dat kan wel zo zijn, maar wij moeten betalen. Als Curaçao straks weer huizenhoge schulden gaat maken en het Statuut niet wordt gewijzigd, zullen wij, op het moment dat de Antillianen geen leningen meer kunnen betrekken doordat de rentes zo torenhoog zijn dat ze die niet eens kunnen betalen, opnieuw in een situatie terechtkomen waarin wij de knip moeten trekken en 1,5 mld. of nog veel meer op tafel moeten leggen. Ik ga de minister vragen om een garantie van 100% dat wij nooit ofte nimmer de schuldsanering van Curaçao of een ander Antilliaans eiland zullen doen. Kan ik u daarin zien als medestrijder? Wilt u mij helpen om in elk geval die garantie te krijgen voor de Nederlandse belastingbetaler?

De heer Bosman (VVD):

Ik denk dat wij heel voorzichtig moeten zijn met het uitsluiten van mensen op mogelijkheden in de toekomst. Ongeacht of Curaçao en Sint-Maarten beter binnen het Koninkrijk waren gebleven, is het verstandiger geweest om deze eilanden zelfstandigheid te bieden en daarbij aan te geven wat hun verantwoordelijkheden zijn. Wij hebben daarbij een aantal duidelijke plannen van aanpak, waarbij het essentieel is dat de controle erop goed is. In dat verband is de kwartaalrapportage essentieel. Aan de hand van die kwartaalrapportages kunnen wij zien wat de ontwikkelingen zijn. Ik wil heel voorzichtig zijn met direct roepen: laten wij gelijk op de nulregel gaan zitten en in de toekomst nooit meer iets doen voor de eilanden. Ik denk dat je dat niet kunt zeggen of beweren. Dat kun je niet waarmaken.

De heer Brinkman (PVV):

Ik zeg niet dat wij nooit meer wat moeten doen. Ik ga dat trouwens wel altijd zeggen in relatie tot de eilanden, maar dat even terzijde. Daar gaat het nu niet om. Het gaat om schuldsanering. Als ik het goed hoor, dan zegt de VVD nog steeds: wij sluiten niet uit dat in de toekomst die hardwerkende Nederlandse belastingbetaler toch weer de knip moet trekken om een paar miljard naar die corrupte eilanden te sturen. Dat doet mij heel erg veel verdriet.

De heer Bosman (VVD):

De heer Brinkman gaat er nu van uit dat wij in de komende tijd geen zicht hebben op hetgeen er gaat gebeuren. Ik ben dat niet met hem eens. Daarvoor hebben wij die plannen van aanpak. Er moet serieus gekeken en gecontroleerd worden. Wij moeten de vinger aan de pols houden en in goede discussie blijven met de eilanden.

Voorzitter. Tijdens een gesprek vroegen de leden van de regering van Sint-Maarten om financiële ruimte vanuit Nederland om drie jaar extra de tijd te krijgen, in het plan van aanpak, om financieel op orde te komen. Het zal u niet verbazen dat de VVD daarvan geen voorstander is. Naast het feit dat de inkt in het plan van aanpak nog niet eens droog is, wordt er in die drie jaar een schuld opgebouwd waarvoor geen oplossing is. Begin volgend jaar komt het kabinet met een uitgebreide visie op het Koninkrijk. De VVD gaat ervan uit dat het een doorwrocht document voor de toekomst wordt, waarbij aan de belangen aan beide zijden van de oceaan recht wordt gedaan.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Wij hebben 1,5 mld. betaald, maar daarvoor niets teruggekregen. Wat nog erger is: de bewoners van de Antillen hebben er niets voor teruggekregen. Nederland heeft 1,5 mld. betaald om de schulden van de Antillen te betalen, de fouten van de bestuurders. Nu zitten er nieuwe bestuurders. De felicitaties zijn nog niet gegeven of het gerommel is alweer begonnen. Curaçao heeft nieuwe ministers maar het antecedentenonderzoek door de veiligheidsdienst is nog niet gedaan. Dat onderzoek, om te kijken of de ministers deugen, had voor de benoeming moeten plaatsvinden, maar dat is niet gebeurd. Ik vraag de minister: waarom niet? Het onderzoek naar de nieuwe ministers gebeurde pas na hun benoeming. Wat schetst mijn verbazing: die ministers hebben het hoofd van de veiligheidsdienst naar huis gestuurd. Alsof de verdachte de politieagent naar huis stuurt. De rechtbank heeft ondertussen het ontslag van het hoofd van de veiligheidsdienst onrechtmatig verklaard. Premier Schotte heeft de man daarop opnieuw weggestuurd. Ondertussen is de gouverneur van Nederland door de minister teruggeroepen. Ik kijk de minister even diep in de ogen. Wij weten allebei dat dit niet deugt, dat de kans klein is dat alle ministers ongeschonden door het onderzoek komen, zeker als het gaat om hun financiële wandel en handel. Wij weten ook allebei dat de kans klein is dat in de huidige politieke verhoudingen dat onderzoek goed zal zijn. Wij kunnen niet accepteren dat een nieuw land, Curaçao, begint met een foute regering. Nederland is verantwoordelijk voor goed bestuur op de eilanden. Ik vraag de minister om in te grijpen met een beroep op de waarborgfunctie. Hij moet de leiding nemen in het onderzoek, als het moet met inschakeling van de Nederlandse veiligheidsdiensten. Ik overweeg om op dit punt een motie in te dienen.

Niet alleen op Curaçao maar ook op Sint-Maarten is het een rommeltje. De schulden zijn nog niet betaald, het falen van de bestuurders is door Nederland nog niet schoongewassen, of de nieuwe bestuurders willen alweer nieuwe schulden maken. Kan de minister toezeggen dat Sint-Maarten vanaf nu een sluitende begroting heeft? Kan hij alle Nederlanders beloven dat zij niet opnieuw de schulden van falende bestuurders op Sint-Maarten hoeven te betalen?

Gezonde financiën beginnen met voldoende inkomsten. Heel veel bedrijven op Sint-Maarten konden geen belasting betalen, al zouden ze willen, omdat ze niet bekend zijn bij de Belastingdienst. Hebben alle bedrijven op Sint-Maarten ondertussen een nummer van de belasting? Is nu eindelijk een einde gekomen aan het belastinggerommel rond de casino's? Als ik de besluiten van de nieuwe regering zie, vrees ik dat het alleen maar erger is geworden. En hoe zit het met het nieuwe fiscale stelsel op Curaçao en Sint-Maarten? Gaan multinationals eindelijk meebetalen of blijven de eilanden belastingparadijzen?

Graag ook ontvangen wij een actuele stand van zaken over twee schandvlekken van het bestuurlijk falen op Curaçao: de Isla-raffinaderij, die volkswijken vergiftigt, en de Bon Futuro-gevangenis waar mensenrechten worden geschonden. De vorige regering beloofde hierbij orde op zaken te stellen. Dat is nog niet gelukt. Hoe gaat deze minister die problemen aanpakken, waarvoor hij vanwege het Statuut verantwoordelijk is?

De landen in het Koninkrijk houden elkaar in een houdgreep. Sinds 1954 is Nederland verantwoordelijk voor goed bestuur op de eilanden, maar het enige middel dat wij lijken te hebben, is betalen. Maar juist doordat wij altijd het falen van de lokale bestuurders afkopen, is er niets verbeterd. Hoe gaat deze minister invulling geven aan de waarborgfunctie, aan artikel 43 van het Statuut? Hoe gaat hij voorkomen dat wij, net als de voorgaande regeringen onder Balkenende en Kok, blijven betalen voor falend bestuur? Wij hebben nieuwe staatkundige verhoudingen, maar nog steeds geen heldere verdeling van verantwoordelijkheden. Die discussie wil ik graag voeren. Als ik luister naar de bijdragen van de CDA-fractie, afgelopen zomer tijdens de debatten over de staatkundige verhoudingen, dan hoop ik dat ik ook met de CDA-fractie die discussie kan voeren. Daarom vraag ik de minister een visiestuk te schrijven over de waarborgfunctie. Een visiestuk waarin staat hoe hij invulling gaat geven aan zijn verantwoordelijkheid. Ik overweeg daarover een motie in te dienen.

De bewoners van Bonaire wens ik veel succes met het komende referendum waarin zij zich zullen uitspreken over hun eigen toekomst. Ik ben wel benieuwd naar de opvatting van de minister over wat ons te doen staat als de mensen op Bonaire de nieuwe staatkundige verhoudingen afkeuren. Wat de SP-fractie betreft is er dan eigenlijk maar één optie en dat is onafhankelijkheid.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De heer Van Raak vroeg de minister om een visiestuk. Hij zegt dat de minister verantwoordelijk is voor de waarborgfunctie.

De heer Van Raak (SP):

Ja.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Volgens mij gaat de Koninkrijksministerraad daarover. Wie is nu eigenlijk verantwoordelijk voor die waarborgfunctie? Is dat de minister of de Koninkrijksministerraad?

De heer Van Raak (SP):

Uiteindelijk de Koninkrijksministerraad. Maar veel van onze ministers zitten daar ook in. Deze minister zit er in ieder geval in. Wij moeten altijd één persoon tot koning, tot verantwoordelijke, maken. Dat wil ik deze minister maken, of de premier, dat maakt mij niet uit. In ieder geval moet iemand verantwoordelijk zijn. Ik hoop dat de fractie van de ChristenUnie het met mij eens is dat het Statuut niet werkt, dat wij elkaar sinds 1954 in een houdgreep houden, dat wij heel veel moeten betalen – dat vind ik niet eens het ergst, hoewel ik het ondertussen niet meer kan uitleggen aan de mensen in Nederland – maar vooral dat wij het falende bestuur op Curaçao en Sint-Maarten in stand hebben gehouden doordat wij telkens die schulden kwijtschelden. Het is een perverse prikkel geweest, altijd maar dat falende bestuur afkopen. Ik hoop dat de fractie van de ChristenUnie het daarmee eens is.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De heer Van Raak generaliseert door te spreken van een aantal keren afkopen. Volgens mij is dat maar één keer in de historie gebeurd. Zoals hij aangeeft, gaat het juist om de Koninkrijksverhoudingen. Wij hebben aangegeven dat wij eraan gaan werken dat het vertrouwen weer wordt hersteld, dat wij op een juiste manier met elkaar gaan praten et cetera. In die zin wordt het wel tijd dat ook de SP-fractie zegt dat het gaat om een Koninkrijksministerraad. Als de heer Van Raak dat niet doet, maakt hij die andere eilanden, die landen zijn geworden, autonome landen binnen het Koninkrijk, weer ondergeschikt aan Nederland. Dat is niet de bedoeling, want het gaat om gelijkwaardigheid binnen het Koninkrijk.

De heer Van Raak (SP):

Als China altijd onze schulden betaalt en wij hier kunnen falen wat wij willen, als wij om de zoveel jaar dik in de problemen zitten en China altijd weer zal bijspringen, zijn wij dan onafhankelijk van China? Dat is de vraag. Het is iets waaraan de landen zelf invulling geven. De landen zelf maken problemen die ze niet zelf oplossen. Dan komt er binnen de huidige staatkundige verhoudingen altijd een moment waarop de bestuurders van de eilanden naar Nederland komen. Nederland is altijd zo goed om die problemen op te lossen. Dat vind ik een vorm van solidariteit, maar niet een gezonde vorm van solidariteit, omdat wij daarmee slecht bestuur in stand houden en falen sponsoren. Daaraan wil ik graag een einde maken. Ik wil graag problemen oplossen. Het eerste wat wij in het Koninkrijk moeten doen, is elkaar aan de afspraken houden. Ik heb mij aan de afspraken gehouden, de bestuurders op Curaçao houden zich niet aan de afspraken, de bestuurders op Sint-Maarten houden zich niet aan de afspraken. Zij ondermijnen zelf hun autonome status door zich zo afhankelijk en corrupt op te stellen.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. De Koninkrijksrelaties hebben sinds 10-10-10 een andere dimensie. Wij hebben vanaf dat moment te maken met vier in plaats van met drie landen. Maar dat is meer dan een gradueel verschil. Het betekent vanuit Nederlands perspectief drie regeringen met eigen opvattingen en eigen doelstellingen. Die dienen te worden gerespecteerd, maar wel binnen de grenzen van het Statuut en de onderliggende wetgeving.

De landen hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het te voeren beleid, gericht op welzijn en welbevinden van de bevolking. Nederland heeft de voorwaarden daartoe mogelijk gemaakt. De forse bijdrage aan de schuldsanering maakt het mogelijk dat de landen Sint-Maarten en Curaçao kunnen investeren in bijvoorbeeld veiligheid, zorg, onderwijs en huisvesting in het belang van hun inwoners. Met de wijziging van de staatkundige structuur is tegemoetgekomen aan de wens van de meerderheid van de bevolking.

Tegelijkertijd is in gezamenlijkheid besloten afspraken te maken over het financieel toezicht, de governance, het functioneren van politie en justitie en de samenwerking tussen de landen op dit terrein. Niet iedereen in de nieuwe landen is blij met deze afspraken. Sommigen zien en ervaren dit als een ongewenste inmenging in de zo gewenste autonomie. De CDA-fractie heeft zich altijd op het standpunt gesteld dat – laat ik een voorbeeld noemen – een zo ruimhartige sanering van de schulden met zich meebrengt dat enig toezicht op het voorkomen van nieuwe schulden geen overbodige wens is. Iedereen die echt kennis heeft genomen van de afspraken op dit punt zal moeten erkennen dat de afspraken eindig zijn. Op basis van ervaring met de werkwijze van de verantwoordelijke bestuurders in de landen en vooral op basis van de daardoor ontstane vertrouwen kan het toezicht vervallen.

Op andere beleidsterreinen – politie, justitie – zijn eveneens passende afspraken gemaakt. Dit gezegd hebbende, spreek ik, met erkenning van de eigen verantwoordelijkheid ter zake van het land en op basis van berichtgeving in de media, zorg uit over het nog steeds ontbreken van resultaten van de screeningsprocedure van de bewindslieden van het land Curaçao en het onvoldoende functioneren van de Staten. Artikel 43, lid 1 en 2 beschrijft de verantwoordelijkheden van de landen en de Koninkrijksregering in dezen. Vanuit het laatste perspectief hoor ik graag de visie van de minister op de hierover niet geruststellende berichtgeving. Is de Koninkrijksregering op dit punt voldoende alert om haar verantwoordelijkheid zo nodig ten aanzien van het land Curaçao te nemen? Ik verwijs daarvoor naar artikel 43, lid 2.

Graag hoor ik ook van de minister hoe dat staat in de situatie op Sint-Maarten op dit ogenblik, want daar – de heer Van Dam refereerde er al aan – horen wij weinig over, maar sommige berichten die doorsijpelen, stellen ons niet gerust.

De regering heeft toegezegd, het komende jaar te komen met een visie op het Koninkrijk. Het is van belang dat die visie uiteindelijk wordt gedeeld door de regeringen van de andere landen. Hoe gaat de minister dat aanpakken? Mag ik ervan uitgaan dat in die visie ook wordt ingegaan op de waarborgfunctie waarnaar ook de heer Van Raak zojuist heeft gevraagd?

De Rijkswet personenverkeer wordt in het regeerakkoord aangekondigd. De totstandkoming van deze wet kost nogal wat tijd. Al meerdere keren is de komst van deze noodzakelijke wet aangekondigd, maar tot concrete daden is het tot nu toe niet gekomen. De CDA-fractie pleitte er al eerder voor dat er een rijkswet personenverkeer komt, die berust op het uitgangspunt van wederkerigheid en die tevens de mogelijkheid omvat om wederzijdse eisen te stellen aan de toelating tot en het verblijf in, en de terugkeer naar landen van het Koninkrijk. Nu het regeerakkoord deze formulering heeft overgenomen, rest nog maar één vraag. Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel tegemoetzien?

Op de transitiedatum werd de Algemene Maatregel van Rijksbestuur van kracht, met waarborgen in plannen van aanpak en landstaken van Curaçao en Sint-Maarten. De CDA-fractie is benieuwd naar de voortgang van verbeteringen die voortvloeien uit de noodzakelijke veranderingen die volgen uit die Algemene Maatregel van Rijksbestuur. Wanneer kan de Kamer de eerste rapportage tegemoetzien?

De heer Van Dam (PvdA):

Het gaat mij even om de Rijkswet personenverkeer. Daarmee zijn wij in de vorige periode ook bezig geweest. De heer Van Bochove weet ook hoe ingewikkeld het is om in een rijkswet personenverkeer te kunnen vastleggen dat je mensen onder bepaalde voorwaarden terugstuurt, aangezien het gaat om allemaal mensen met een Nederlands paspoort. Dat zou impliceren dat je sommige mensen met een Nederlands paspoort anders behandelt dan andere. Stapt de CDA-fractie nu zomaar over dat bezwaar heen?

De heer Van Bochove (CDA):

Wij hebben in het verleden vaker over dit punt gediscussieerd en ook de regering uitgenodigd om duidelijk te maken op welke wijze dit punt adequaat geregeld kan worden. Op sommige punten lijkt het immers zelfs gewenst dat je mensen naar het land terug laat gaan, met name minderjarigen die een gevangenisstraf of anderszins moeten uitzitten, opdat ze in hun eigen sociale netwerk de draad weer op kunnen pakken. Wij kennen de ingewikkeldheid van dit punt. Wij kennen ook de afspraken die wij in het regeerakkoord hierover hebben gemaakt. Het is nu aan de regering om dit op een adequate manier in de wet vast te leggen.

De heer Van Dam (PvdA):

Nu hoor ik u heel genuanceerd praten. Mensen die een gevangenisstraf hebben uitstaan die ze nog moeten uitzitten, dat is een ander verhaal dan iemand die hier over de schreef gaat en die u een extra straf oplegt, namelijk: terug. Beluister ik deze nuance goed? Zegt de CDA-fractie: wij sturen alleen terug als dat niet strijdig is met het rechtsbeginsel dat iedere Nederlander gelijk behandeld wordt?

De heer Van Bochove (CDA):

Nee, dan luistert u niet goed. Ik heb namelijk een tweedeling gemaakt. Ik heb gezegd dat wat wij in het regeerakkoord hebben vastgelegd ook geldt; dat gaan wij uitvoeren. Ik snap de ingewikkeldheid ervan. Het is aan het kabinet om op dit punt met een adequaat voorstel te komen. Ik heb als voorbeeld gebruikt dat het voor sommige mensen zelfs goed en verstandig is dat ze teruggaan.

De heer Van Dam (PvdA):

Dan even precies. U snapt de ingewikkeldheid, zegt u. Wij snappen allemaal de ingewikkeldheid, maar de vraag is waar u staat in de discussie over die ingewikkeldheid. Vindt u dat mensen met een Nederlands paspoort verschillend van elkaar behandeld mogen worden?

De heer Van Bochove (CDA):

Op sommige momenten is het verstandig om mensen terug te sturen naar de eilanden, ja.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Bochove (CDA):

De Nederlandse regering kan gevraagd en ongevraagd deskundigheid aanbieden op terreinen waarop deze deskundigheid in de landen in het Caribisch gebied niet of onvoldoende aanwezig is. Het komen tot een sluitende milieuvergunning en de handhaving ervan bij de Isla-raffinaderij op Curaçao is de afgelopen jaren in deze Kamer verscheidene keren aan de orde geweest. De voorganger van de minister heeft zich ingezet om de situatie rond de raffinaderij te verbeteren, maar de resultaten zijn er nog niet. Wij moeten dus constateren dat er nog het nodige gedaan moet worden. Mogen wij van de minister eenzelfde daadkracht verwachten op dit punt, in het belang van de gezondheid van velen in het land Curaçao? Welke actie mogen wij van hem dan precies verwachten?

Dezelfde vraag kan ik stellen met betrekking tot de Bon Futuro-gevangenis. Eigenlijk geldt dit ook voor onderwerpen als aids en de behandeling van mensen met hiv. Nederland heeft op dat punt steeds een belangrijk standpunt ingenomen, namelijk helpen waar nodig, aanpakken waar mogelijk, in het belang van de bevolking van toen het eiland en nu het land.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb een vraag aan de heer Van Bochove over de Isla-raffinaderij. Ook de GroenLinks-fractie wil graag dat de voortvarende aanpak doorgaat. Ik maak mij echter wel zorgen over die aanpak. In de schriftelijke beantwoording is ons nog eens te verstaan gegeven dat er uiterlijk per 1 december 2010 een alternatief zou liggen voor de Isla-raffinaderij. Volgens mij is het vandaag 2 december. Wij wachten hier al jaren op. Hoe kijkt u hier tegenaan, moeten wij niet eens spijkers met koppen slaan?

De heer Van Bochove (CDA):

Ik ben met u van mening dat wij de in de schriftelijke beantwoording gegeven datum moeten halen. Die is al achter ons en wij hebben het plan niet. Ik begrijp dat u via deze vraag aan mij eigenlijk aan de minister vraagt: waar ligt het plan, waar blijft het en wanneer komt het? Tegelijkertijd stel ik vast dat het tamelijk ingewikkeld is om met het land Curaçao op dit punt tot afspraken te komen. Ik neem aan dat men betrokken is in dit spel. Ik heb een beetje de indruk dat men in Curaçao op dit ogenblik drukker is met de veiligheidsdienst, de screening van ministers en andere zaken dan met punten die echt van belang zijn voor een bevolking, bijvoorbeeld het aanpakken van de uitstoot bij die raffinaderij.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Precies, in dit geval gaat het ook om de veiligheid van de bevolking, de gezondheidsveiligheid zou ik bijna willen zeggen. Begrijp ik het goed dat de heer Van Bochove het eigenlijk ook een beetje zat is, dat zijn geduld ook enigszins op is en dat er nu echt eens iets moet gebeuren? Via het SEI worden wij eigenlijk al jarenlang aan het lijntje gehouden. Is de heer Van Bochove dat met mij eens?

De heer Van Bochove (CDA):

Ik ben het met u eens dat op dit punt voortvarendheid betracht moet worden. Tegelijkertijd zitten wij in een lastige positie om dit als Nederlands parlement van die andere regering af te dwingen. Vandaar mijn vraag aan de minister of hij net als zijn voorganger op dit punt proactief wil zijn in de richting van de regering van Curaçao.

De heer Van Raak (SP):

Ik ben ontzettend blij dat de heer Van Bochove het met mij eens is dat er een visie moet komen op het Koninkrijk, waaronder de waarborgfunctie. Toch wil ik er nog wat met hem over doorpraten. De problemen rond de Isla-raffinaderij spelen al heel erg lang. Er vallen tientallen doden per jaar door vergiftiging. Het bestuur van Curaçao kan deze situatie gewoon niet aan: het is te klein en het heeft geen milieudienst. Die komt er ook nooit, en zeker niet een die is opgewassen tegen de Isla-raffinaderij. In de Bon Futuro-gevangenis worden de mensenrechten geschonden. De hulp van Nederland daar wordt wel door de bewakers gewenst, maar niet door het bestuur of de bonden. Iets dergelijks geldt voor de politie. Moeten wij hiervoor de minister een grotere verantwoordelijkheid en doorzettingsmacht geven of moeten wij nog 50 jaar verder aanrommelen?

De heer Van Bochove (CDA):

Ik neem de Bon Futuro-gevangenis even als voorbeeld. Van Nederlandse zijde wordt heel sterk geïnvesteerd in samenwerking met de regering, de bonden en de bewaarders. Een voorbeeld dat het goed kan gaan, is daarmee nadrukkelijk aanwezig.

Wat betreft de Isla-raffinaderij blijkt uit de stukken dat tot en met de zittingsperiode van de vorige regering adequaat werd opgetreden. Wel is in dat traject sinds enige tijd een forse vertraging ontstaan. In het kader van de discussie die wij komend voorjaar met de minister gaan voeren, is de vraag interessant waar precies de grenzen liggen. Ik ben mij ervan bewust dat er grenzen zijn aan de mogelijkheden die wij als Nederland hebben. De Koninkrijksregering op basis van het Statuut heeft op dit ogenblik bepaalde verantwoordelijkheden. Daarbij zullen wij moeten vaststellen of die te allen tijde worden genomen en, zo nee, waarom niet. Ik ben het dan ook eens met mevrouw Ortega dat wij daar discussies over moeten houden. Laten wij daar dit voorjaar uitvoerig met de minister over debatteren.

De heer Van Raak (SP):

Corruptie en slecht financieel beleid vallen onder artikel 43. Maar vallen ook zaken die het bestuur boven het hoofd groeien, zoals de Isla-raffinaderij en de Bon Futuro-gevangenis, onder de verantwoordelijkheid van de Koninkrijksregering?

De heer Van Bochove (CDA):

Wij moeten op dit punt een heldere knip maken. Er zijn zaken waarvoor de Koninkrijksregering, op basis van het Statuut en onderliggende wetgeving, op een bepaald moment wat kan betekenen. Er zijn ook problemen op het eiland, bijvoorbeeld bij de Isla-raffinaderij, waarvoor de Nederlandse regering haar hulp, kennis en knowhow kan aanbieden. Zij kan in bilateraal overleg met de regering van Curaçao heel nadrukkelijk aangeven dat het probleem zou moeten worden opgelost en welke bijdrage zij daaraan zou kunnen leveren. Wij moeten de scheiding wel zuiver houden. Op dat punt is een goede discussie op zijn plaats, vooral omdat er in dit huis voortdurend misverstanden zijn over waar de grens ligt.

Aruba als zelfstandig land bestaat op 1 januari 2011 25 jaar. Graag feliciteren wij de bevolking en de regering van het land Aruba met deze mijlpaal. De verhoudingen tussen Aruba en Nederland hebben zich in de afgelopen 25 jaar ontwikkeld tot volwassenheid. Aruba is trots op de status die het heeft en houdt daar, zoals ons de afgelopen jaren in de discussies over mogelijke aanpassingen van het Statuut is gebleken, nadrukkelijk aan vast. Deze zelfbewuste houding hoeft geen afbreuk te doen aan een goede relatie, al is daar wel de inzet van beide regeringen voor nodig. Deze zelfbewuste omgang tussen beide landen, ieder uitgaande van eigen kwaliteiten, kan een voorbeeld zijn voor de ontwikkeling van de net begonnen relaties met de landen Curaçao en Sint-Maarten.

In de afgelopen periode hebben wij met de minister met een zekere regelmaat gesproken over de BES-eilanden en op de vraag waar de verantwoordelijkheden liggen. Ik deel de opvatting van de minister dat de onderscheiden leden van het kabinet verantwoordelijk zijn voor hun beleidsterreinen, ook daar waar het de BES-eilanden aangaat.

Toch zou ik de minister de volgende vraag willen voorleggen. Ik heb ooit gewoond in het gebied dat viel onder het openbaar lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders. Dat gebied was niet provinciaal ingedeeld. Deze situatie is vergelijkbaar met die van de eilanden. Het ministerie van Binnenlandse Zaken was het aanspreekpunt voor het openbaar lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders, terwijl tegelijkertijd de overige leden van het kabinet, ieder individueel, verantwoordelijk waren voor de beleidsterreinen die in dat gebied speelden. Desalniettemin gingen de bestuurders van het openbaar lichaam bij het "moederdepartement" Binnenlandse Zaken te biecht als er een probleem was. Deelt de minister deze visie en is hij bereid om dit ook zo te doen voor de BES-eilanden?

De voorzitter:

U roept heel veel meeleven op.

De heer Van Bochove (CDA):

Ja, bijzonder hè?

De voorzitter:

Toch ga ik het woord aan een ander geven.

De heer Van Bochove (CDA):

Dat is aan u, voorzitter.

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. D66 heeft zich altijd sterk gemaakt voor het moderniseren van de verhoudingen in het Koninkrijk. 10-10-10 was een mijlpaal in dit proces. Dit betekent niet dat wij nu klaar zijn. Er is nog genoeg te doen op de eilanden wat betreft goed bestuur, veiligheid, onderwijs en duurzaamheid. Voor Curaçao en Sint-Maarten ligt er nog het nodige werk. Wat is de stand van zaken wat betreft de landstaken die in juni 2010 nog niet op orde waren, zoals de politiekorpsen, de gevangenissen en de recherche? Heeft de minister bij de uitvoering van deze plannen van aanpak specifieke zorgen?

Net als mijn voorgangers ben ik ervan overtuigd dat het unieke en bijzondere karakter van de eilanden maximaal benut kan worden als de eilanden op termijn zelf de broek kunnen ophouden. Alleen dan kunnen zij hun eigen bevolking een welvarend en duurzaam toekomstperspectief bieden.

De begroting is beleidsarm en bevat nauwelijks een visie op het Koninkrijk. In het regeerakkoord is ook geen visie te lezen. Ik wil van de minister weten wat zijn visie op het Koninkrijk is en wanneer hij deze met ons gaat delen, maar vooral – dit is nog belangrijker – vraag ik de minister om de visie samen met de eilanden te ontwikkelen.

Minister Donner:

Wilt u nu mijn visie of die van de eilanden?

Mevrouw Hachchi (D66):

Beide.

De voorzitter:

Minister, uw tijd komt nog.

Mevrouw Hachchi (D66):

Het regeerakkoord spreekt op één punt wel over het Koninkrijk: de Rijkswet personenverkeer. Dit kabinet wil criminele jongeren met de Nederlandse nationaliteit terugsturen naar de eilanden. Het kan niet zo zijn dat dit kabinet onderscheid maakt tussen Nederlanders. Dit lost de problemen van de jongeren en de samenleving niet op maar verschuift deze alleen. Het is pure symboolpolitiek en symptoombestrijding. De oplossing begint bij goed onderwijs, een eerlijke kans op een baan en een toekomstperspectief. Ik wil van de minister weten of hij nog steeds heil ziet in het uitvoeren van de motie-Bosman. Daarop wil ik graag een helder antwoord.

De heer Brinkman (PVV):

Vindt D66 het acceptabel dat omgekeerd op de eilanden, binnen het Koninkrijk, Nederlanders wel anders behandeld worden dan wij het hier doen?

Mevrouw Hachchi (D66):

De heer Brinkman doelt op een soort gelijkheid die gecreëerd lijkt te worden met het opnemen van de wederkerigheid. In de praktijk bestaat er natuurlijk geen gelijkheid. Wij hebben niet voor niets nota bene in het Statuut artikel 1 waarin het bijzondere karakter van de eilanden wordt aangegeven. Als de heer Brinkman het gelijk wil trekken en dus vanuit Nederland de wederkerigheid wil terugzien op de eilanden, vraag ik hem of wij ook de sociale zekerheid gaan gelijktrekken binnen het Koninkrijk. Ik denk dat hij daarvan ook vindt dat het bijzondere karakter van de eilanden meespeelt.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Brinkman.

De heer Brinkman (PVV):

Dat is natuurlijk een heel rare vergelijking. Wij hebben regels voor het verkeer: om naar elkaar toe te komen, te werken, vakantie te vieren, langer te verblijven vanwege familie et cetera. U pakt er nu de sociale zekerheid bij. Die speelt op het moment dat je daar langere tijd verblijft. Dat vind ik iets totaal anders. In het gewone verkeer moet er toch wederkerigheid zijn? De PVV heeft daarover in het verleden meerdere moties ingediend. Die heeft D66 nooit ondersteund. Dat vind ik vreemd.

Mevrouw Hachchi (D66):

U begrijpt mijn vergelijking dan niet. Ik begon met het punt te maken dat de eilanden een bijzonder karakter hebben. Als het gaat om de wederkerigheid wat betreft het terugsturen – ik bedoel niet de toelating – geldt eveneens dat de eilanden een bijzonder karakter hebben. Daarop heeft mijn vergelijking met de sociale zekerheid betrekking. Daarom geldt dat daar wel mensen teruggestuurd kunnen worden. Het bijzondere karakter geeft voor mij de doorslag waarom dat andersom vanuit Nederland naar de eilanden niet geldt. Ik vind het heel vreemd om dit te gaan rechttrekken door de wederkerigheid op te nemen.

De heer Brinkman (PVV):

Ik snap er niets van.

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik wil het best nog een keer uitleggen.

De voorzitter:

Nee, nee, nee.

De heer Van Bochove (CDA):

Misschien mag ik een vraag stellen op dit punt. Die dubbeling zit er wel degelijk in. Hier wordt iedere keer betoogd: allemaal hetzelfde paspoort, allemaal dezelfde achtergrond, allemaal dit en allemaal dat. Nederland mag geen onderscheid maken, maar de landen daar wel. Dat betoogt mevrouw Hachchi. Dat is toch een heel scheve redenering?

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik betoog dat het karakter van de eilanden vooropstaat. Niet voor niets staat dat in het Statuut. Niet voor niets hebben wij er op het punt van de sociale zekerheid voor gekozen om te kijken naar de specifieke omstandigheden op de eilanden. De sociale zekerheid zoals wij die kennen in Nederland, kunnen wij daarom niet een-op-een doortrekken naar de eilanden. Wat het rijkspersonenverkeer en het terugsturen van mensen betreft, wordt nu geschetst alsof dat een gelijkheid is als wij dat gaan opnemen. Daarvan zeg ik: ook daarvoor geldt het bijzondere karakter van de eilanden.

De heer Van Bochove (CDA):

Het bijzondere karakter van Nederland is niet van toepassing op dit dossier?

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik snap niet zo goed waarom het bijzondere karakter van Nederland hierbij een rol speelt.

De heer Van Bochove (CDA):

Dan moeten wij die discussie nog maar een keer voeren, want dat is makkelijk uit te leggen, maar waarschijnlijk niet in deze tijd.

De voorzitter:

Als u het in één keer kunt, zijn wij er maar klaar mee.

De heer Van Bochove (CDA):

Het bijzondere karakter hiervan is dat wij – dat zijn de mensen in Nederland – ook onze eigen opvattingen hebben over de manier waarop wij onze samenleving willen indelen et cetera. Daar hebben wij dus ideeën over en die hebben wij met de coalitiepartijen in een akkoord neergelegd. En dan zegt mevrouw Hachchi: dat is van generlei waarde en alleen wat dáár van betekenis is, is van waarde.

Mevrouw Hachchi (D66):

Nee, dat zeg ik niet. In dat geval hebt u mijn verhaal dus niet goed begrepen. In het regeerakkoord wordt er een soort gelijkheid gepretendeerd door de wederkerigheid. Ik wijs erop dat dit niet terecht is, omdat bij de eilanden dat bijzondere karakter natuurlijk meespeelt; daarom geldt die regeling daar zo. Uiteindelijk vraag ik als u wijst op de belangen vanuit Nederland: over welk probleem hebben wij het dan? U hebt het dan over probleemjongeren, criminaliteit. Dan denk ik: dan moet je het probleem fundamenteel aanpakken. Daarom geef ik ook aan dat de oplossing ligt bij het onderwijs, zicht op een baan en het ondersteunen van probleemgezinnen, en niet bij het terugsturen. Vandaar ook mijn statement dat dit pure symboolpolitiek is.

Ik vervolg mijn betoog. Zelfredzaamheid is wat D66 betreft het kernwoord de komende jaren. Wij vinden de eilanden bij uitstek geschikt om op het terrein van duurzame energie een voortrekkersrol in de regio op zich te nemen. De aanwezigheid van zon, wind en water biedt voldoende mogelijkheden om nieuwe technieken toe te passen voor energie en zoetwaterwinning. Zo wordt niet alleen duurzaamheid, maar ook werkgelegenheid op de eilanden gerealiseerd. Aruba sloot vorige week een contract af met TNO om een proeftuin te starten. Ik vraag de minister welke mogelijkheden hij ziet voor Nederland, Curaçao en Sint-Maarten in dit speelveld. En kunnen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba gebruikmaken van de best practices van het Waddenfonds om zich duurzaam zelfvoorzienend te maken? Ik krijg graag een reactie van de minister.

Minister-president Eman sprak onlangs over de bijzondere verhoudingen van de eilanden tot Europa. Hij schetste een toekomstbeeld waarin Aruba dient als gateway tussen Noord- en Zuid-Amerika en Europa: de eilanden als kruispunt van handelsstromen. D66 juicht het toe dat minister Verhagen wil onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om Aruba te ontwikkelen tot centrale doorvoerhaven voor Nederlandse bedrijven in de regio; ook juicht D66 het toe dat hij spreekt over een kantoor van de Europese Unie op Aruba. Dit sluit aan bij het feit dat de Europese Unie al jarenlang de grootste investeerder en de op één na grootste handelspartner van Latijns-Amerika is. Mijn fractie pleit er dan ook voor om de eilanden centraal te stellen als een brug tussen Europa en Latijns-Amerika. Ik vraag de minister om zijn visie op de verhouding tussen Europa en het Caribische deel van het Koninkrijk.

Ik heb begrepen dat er nog gezocht wordt naar een nieuwe rijksvertegenwoordiger. Juist nu, gedurende de implementatiefase van de nieuwe status van de BES-eilanden, is een goede aansturing van de Rijksdienst Caribisch Nederland hard nodig. Op welke termijn verwacht de minister dat de rijksvertegenwoordiger aan de slag gaat?

Tot slot. Wederzijdse betrokkenheid en inspanning binnen het Koninkrijk zijn vereist. Als wij samen vooruit durven te kijken, zien wij kansen op het gebied van duurzaamheid en economische ontwikkeling: een welvarend en duurzaam toekomstperspectief voor alle delen van het Koninkrijk.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Nu de invoering van de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk een feit is, zal ook de schuldsanering helaas worden voortgezet. Met de integratie van de BES-eilanden en de nieuwe status van zelfstandig land binnen het Koninkrijk van Sint-Maarten en Curaçao is de ontmanteling van het land Nederlandse Antillen een feit. De PVV wil graag inzicht in de afronding van de boedelscheiding van de Antillen en de resterende schulden. Het moet duidelijk worden welke schulden zijn afgelost, welke schulden resteren en hoe die resterende schulden zijn verdeeld over de landen. Ook wil de PVV weten of er nieuwe financiële verplichtingen zijn aangegaan waar Nederland uiteindelijk aan mee moet betalen. Hoe zit het eigenlijk met een toestemming voor die financiële verplichtingen? Uiteindelijk zullen wij namelijk, als er te veel schulden worden gemaakt, toch maar weer de knip moeten trekken. Ik heb een erg slecht gevoel over hoe de nieuwe landen met deze situatie omgaan. Ik maak mij grote zorgen over toekomstige tekorten; over schulden die nu al worden aangegaan; over Curaçao dat aangeeft maling te hebben aan de commissie financieel toezicht en probeert alles in het werk te stellen om die commissie te ondermijnen en aan de kant te zetten. Daarom was mijn interruptie zojuist in het betoog van de collega van de VVD helemaal niet zo raar. Wij weten allemaal dat het Statuut een gedrocht is, geboren uit schuldgevoel na de Tweede Wereldoorlog richting onze voormalige koloniën. Het is een gedrocht dat ontstaan is via een simpele meerderheid, terwijl bij verandering een gekwalificeerde meerderheid nodig is. Het is tegen de democratie en in mijn beleving zelfs ongrondwettelijk. Ik heb dan ook werkelijk maling aan dat Statuut en zeg dat gewoon keihard in deze zaal. Ik vind dat wij ondanks het Statuut, de garantie moeten hebben dat wij nooit maar dan ook nooit meer een financiële regeling aangaan om schulden van de eilanden te saneren. Dat zijn wij verplicht tegenover de belastingbetaler. Wij kennen allemaal de tactiek van deze uitvreters. Deze uitvreters maken over tien of twintig jaar opnieuw schulden waardoor wij weer de knip moeten trekken.

Voorzitter. Het College financieel toezicht moet voor Nederland de controle houden op de financiële afronding van de staatkundige vernieuwingen. Het beoordeelt de begrotingen van de zelfstandige landen binnen het Koninkrijk. Voorgaande collega's spraken er al over. Ik wil de garantie dat die begrotingen sluitend zijn.

Het is een administratieve chaos en een bestuurlijke wanorde, zo meldt het CFT. Het bleek voor het CFT nagenoeg onmogelijk om een goed inzicht te krijgen in de begroting van Sint-Maarten. Ja, daarvoor hebben wij al jaren gewaarschuwd. Het eiland blijkt te kampen met een begrotingstekort van meer dan 130 mln. Naf. De PVV wil de garantie dat het CFT in staat is haar controlerende taak volledig uit te voeren, ook met het oog op de strategie van Curaçao. Hoe gaat de minister daaraan vormgeven?

Voorzitter. Curaçao was al een bananenrepubliek en is dat nu nog. Ministers worden niet onderworpen aan een antecedentenonderzoek en directeuren van veiligheidsdiensten worden de laan uitgestuurd. Zeker bij de Antillianen is een antecedentenonderzoek buitengewoon belangrijk. Ik heb het niet over een simpel snelheidsovertredinkje of over wat voor geneuzel nog meer, maar over banden met de drugshandel en over corruptie en nepotisme. Dat zijn zware verwijten, maar wel terecht. Dat weten wij allemaal. Het is onbestaanbaar dat wij op dit moment toch nog enige garantie geven via dat gedrocht van het Statuut, waardoor dit soort regeringen het werk kan uitvoeren onder ons Koninkrijk.

Een belangrijk deel van de opgelopen schuldenlast van Aruba en de voormalige Antillen komt voort uit het niet afdragen van pensioenpremies door de lokale overheden, terwijl de lokale bestuurders hun eigen pensioenen wel goed voor elkaar hebben. De PVV wil een duidelijk beeld van de huidige staat van de pensioenfondsen en de garantie dat de lokale overheden voldoen aan hun verplichtingen ten opzichte van de pensioenfondsen.

Ik ben het geheel eens met collega Van Bochove die sprak over BZK als moederdepartement van het voormalige openbare lichaam Flevopolder en een dergelijke constructie ook wil voor de BES-eilanden. Ik zie dat de minister daarmee niet erg blij is, maar het lijkt mij wel een zeer goed voorstel van collega Van Bochove. Ik wil mij daarbij graag aansluiten.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. De minister mengt zich non-verbaal in de discussie, daar kan ik niets aan doen. De SP wil dat, de VVD wil dat, de PVV wil dat; volgens mij wil elke fractie in deze Kamer dat deze minister de hoofdminister wordt voor Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. De minister lijkt dat niet te willen. Wat gaan wij daarmee doen?

De heer Brinkman (PVV):

Wij wachten eerst het antwoord van de minister af. De minister kan ook tellen. Volgens mij geeft hij straks in zijn eerste termijn een heel helder antwoord. Als dat niet zo is, mijnheer Van Raak, vindt u mij in dezen uiteraard aan uw zijde en gaan wij daarvan iets moois maken.

Het kabinet komt met een voorstel voor een rijkswet personenverkeer die berust op het uitgangspunt van wederkerigheid en die ook de mogelijkheid biedt om wederzijds eisen te stellen aan de toelating, het verblijf en de terugkeer naar landen binnen het Koninkrijk. De PVV is een groot voorstander van het uitgangspunt van wederkerigheid in het toelatingsbeleid en ziet de voorstellen van de regering met belangstelling tegemoet. Maar wij willen er nog wel een paar dingen bij vermelden. In verband met de discussie wil de PVV aangeven dat de hele situatie is geboren door wanorde van de Antillianen zelf. Wij weten allemaal dat de Antillen jarenlang het beleid hadden om criminele Antillianen en Arubanen met een zak geld naar Nederland te sturen. De situatie is niet hier in Nederland ontstaan, maar daar op de Antillen. Dat is ook de reden voor de PVV om te zeggen dat daar de oplossing ligt.

Mevrouw Hachchi (D66):

Wat bedoelt de heer Brinkman met de opmerking dat de problemen daar zijn begonnen en dat ze op die manier naar Nederland zijn gekomen?

De heer Brinkman (PVV):

Ik had een heel stuk spreektekst, dus ik hoopte al op een interruptie. Vanaf eind jaren negentig is dit al het geval. Diverse ministers van Curaçao hebben bevestigd dat criminele Antillianen 10.000 gulden kregen om naar Nederland te gaan. Dat is jarenlang het beleid geweest. De PVV heeft hierover al vier jaar aan de bel gerommeld. Het is vast beleid van de Antillianen geweest. Met andere woorden, de problemen met de criminele Antillianen zijn niet hier ontstaan, nee, die zijn daar ontstaan. Daar komt iets bij. Er zijn de afgelopen decennia honderden miljoenen euro's naar de eilanden gestuurd voor onderwijs, zorg en werkgelegenheid. Daar is helemaal niets mee gedaan. Door corruptie en nepotisme is het allemaal in de zakken van de bestuurders verdwenen. 90% van de eilandsraadsleden op Curaçao is miljonair. Dat is allemaal binnen de politiek gebeurd. Dat redden wij hier niet met zijn allen, niet in de politiek.

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik vind het wel heel kort door de bocht om te denken dat beleid dat jaren geleden is gevoerd, nu nog steeds bestaat. Uiteindelijk zijn er ook gewoon jonge Antillianen die in Nederland een opleiding volgen en die hier een toekomst willen opbouwen. Ik vind het heel erg zwart-wit om te denken dat het beleid van jaren geleden de oorzaak is van de huidige problemen. Hoe wil de heer Brinkman dit uitvoeren? Op welke manier moeten mensen worden teruggestuurd? Wat voor beeld heeft hij hierbij?

De heer Brinkman (PVV):

Het is heel helder. Als je hier legaal bent en je gedraagt je netjes, dan mag je hier blijven. Als je dat niet doet en je bent crimineel, dan sturen wij je terug. Zo simpel is het.

Mevrouw Hachchi (D66):

Wat doen wij dan met de andere Nederlanders in Nederland die crimineel zijn?

De heer Brinkman (PVV):

Welke andere Nederlanders bedoelt u?

Mevrouw Hachchi (D66):

U maakt kennelijk onderscheid tussen Nederlanders.

De heer Brinkman (PVV):

Doelt u op Nederlanders met een dubbel paspoort? Daar trekken wij het paspoort van in en die donderen wij ook terug.

Mevrouw Hachchi (D66):

De heer Brinkman maakt zelf onderscheid tussen Nederlanders die van de eilanden komen en Nederlanders die hier in Nederland zijn. Wat doen wij met de andere Nederlanders?

De heer Brinkman (PVV):

Welke andere Nederlanders bedoelt mevrouw Hachchi? Doelt zij op de Nederlanders met een dubbel paspoort? Of doelt zij op gewone Nederlanders, zonder dubbel paspoort?

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik ben niet degene die onderscheid maakt tussen Nederlanders binnen het Koninkrijk. Dat doet de heer Brinkman. Vervolgens vindt hij het raar dat ik de vraag stel wat wij met de andere groep Nederlanders doen. Hij spreekt zelf van "gewone Nederlanders".

De heer Brinkman (PVV):

Ik vind de discussie een beetje banaal. Als er ergens binnen het Koninkrijk verschil wordt gemaakt, dan is het wel door de Antillianen en Arubanen. Zij stellen autochtone Nederlanders op hun eigen eilanden achter. Als men met een zakje geld wordt afgekocht om als crimineel in Nederland criminele activiteiten te ontplooien, dan gaan wij daar beleid op voeren. Als men crimineel blijft en zich zo uit in dit land, dan wordt men teruggestuurd naar de eilanden. Dat lijkt mij niet meer dan logisch. Volgens mij zou iedere bestuurder dat doen. Mevrouw Hachchi zegt dat ik verschil maak tussen Nederlanders. Ja, daar maak ik verschil tussen. Daar zit ik niet mee.

De heer Van Dam (PvdA):

Dit is duidelijk een punt dat de PVV heeft binnengehaald in het coalitieakkoord: het terugsturen van Antillianen. Ik wil met de heer Brinkman verkennen om wie dat precies gaat. Wanneer is hij tevreden over een kabinetsvoorstel? Wie moeten er worden teruggestuurd? Gaat het om mensen die op de Antillen geboren zijn, of ook om Antilliaanse jongens die hier geboren zijn?

De heer Brinkman (PVV):

Ik zie daarin de voorstellen van de minister tegemoet. Het lijkt mij dat het in ieder geval de jongeren zijn die daar geboren zijn en hierheen zijn gestuurd op het moment dat ze al crimineel waren. De PvdA onderkent het probleem van Antilliaanse jongeren. Toch?

De heer Van Dam (PvdA):

U zegt dat wij dat probleem onderkennen.

De heer Brinkman (PVV):

Ja.

De heer Van Dam (PvdA):

Vanmiddag hebben we daar een heel interessant debat over. Het is uw partij in deze coalitie die het specifieke beleid gericht op Antilliaanse jongens afschaft en dus pogingen om criminaliteit te voorkomen beëindigt. Maar geeft u nu eens antwoord op mijn vraag. U zei: in ieder geval jongens die daar geboren zijn. Wat u betreft zou het dus ook kunnen gaan om jongens die hier geboren zijn.

De heer Brinkman (PVV):

Ja.

De heer Van Dam (PvdA):

Dan zijn we er al. Nederlanders met een Nederlands paspoort die in Nederland geboren worden, moeten van de heer Brinkman worden teruggestuurd.

De heer Brinkman (PVV):

Dat zeg ik niet.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat zei u wel.

De heer Brinkman (PVV):

Nee, dat zei ik niet. Ik zei dat het kan.

De heer Van Dam (PvdA):

Is er iemand in de zaal die iets anders heeft gehoord?

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb gezegd: in ieder geval degenen die daar geboren zijn, en ik laat me verder lekker door de minister overtuigen of dat ook andere groepen moeten worden. Daar laat ik me verder niet over uit.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik stelde mijnheer Brinkman net de vraag of dat ook zou kunnen gelden voor jongeren die hier geboren worden. Toen zei hij: ja.

De heer Brinkman (PVV):

Ik zei dat dat kan gelden, niet dat dat moet. Mijnheer Van Dam moet mijn woorden juist weergeven.

De heer Van Dam (PvdA):

Kan gelden. Jongens die een Nederlands paspoort hebben, die in Nederland geboren worden, kunnen worden teruggestuurd omdat ze een andere afkomst hebben dan andere Nederlanders. Dat heet discriminatie, dat is simpel.

De heer Brinkman (PVV):

Dat zijn woorden van de PvdA die we ondertussen wel kennen. Gaat u dat ook zeggen bij uw zusterpartij op de eilanden, als het gaat om autochtone Nederlanders die zich daar vreselijk gediscrimineerd voelen. Daar heb ik u nog nooit over gehoord.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik ben het met de heer Brinkman eens dat dat ook niet deugt.

De heer Brinkman (PVV):

Heel goed.

De heer Van Dam (PvdA):

Wat voor misdrijf moet je gepleegd hebben om te worden teruggestuurd? Het gaat toch om uw coalitie? Ik wil gewoon horen wanneer u tevreden bent.

De heer Brinkman (PVV):

Wij hebben een gedoogakkoord en de financiële paragraaf meeondertekend, maar wij regeren niet mee. Dáár zit de regering. Dat betekent voor ons dat wij ontzettend tevreden zijn met het gedoogakkoord en dat wij erop zullen toezien dat dat goed wordt uitgevoerd. Dat is wat ik nu doe. Het enige wat ik hoef te doen, is in mijn bankje blijven zitten. Wij waren niet goed genoeg om mee te regeren, prima, geen probleem, en dan zie ik graag met welke voorstellen de minister komt. Die zal ik net zo goed beoordelen als u, maar ik let erop of ik tevreden ben met de uitwerking van het gedoogakkoord.

De heer Van Dam (PvdA):

Kom, de PVV heeft toch niet voor Jan Doedel zitten onderhandelen? U hebt dit in het regeerakkoord laten opnemen. Dan hebt u toch minimumeisen aan het kabinet gesteld? Als het kabinet zegt: we voeren die afspraak zo uit dat er in de praktijk niemand wordt teruggestuurd, zult u niet tevreden zijn. Wanneer bent u tevreden? Wat moet je gedaan hebben, welk misdrijf moet je gepleegd hebben om iemand terug te sturen? Met het op straat geven van een klap en een kopstoot kom je er met € 500 boete vanaf, of word je dan teruggestuurd?

De heer Brinkman (PVV):

Dit is de vijfde interruptie van de heer Van Dam. Ik blijf bij mijn antwoord: een gedoogakkoord betekent dat je gaat voor een bepaalde lijn, die is ingezet door dit kabinet. Wij regeren niet mee, wij zitten niet in de regering, wij zijn gedoogpartner. Het enige wat wij doen, is kijken waarmee de regering komt, en of dat voldoet aan datgene wat in het gedoogakkoord staat.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik heb maar een vraag aan de heer Brinkman. Is wederkerigheid gebaseerd op vrijwilligheid? Of op dwang?

De heer Brinkman (PVV):

Ik kan me ook voorstellen dat er bepaalde onderwerpen zijn waarbij het op dwang is gebaseerd. Absoluut.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

We hebben het nu over personenverkeer. Nogmaals: in het kader van personenverkeer wordt gesproken over wederkerigheid. Is dat gebaseerd op vrijwilligheid of op dwang?

De heer Brinkman (PVV):

Zoals het er nu ligt, is het op basis van vrijwilligheid. Dat willen we niet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Het was heel verleidelijk om de vorige spreker te interrumperen, maar ik had toch niet zo'n zin om hem nog meer spreektijd te geven. Het viel mij wel op dat het heel gemakkelijk lijkt om anderen de maat te nemen als je zelf zo perfect bent, zo zeg ik tegen de heer Brinkman. Als het gaat om het terugsturen van de jongeren lijkt het meer op roeptoeteren van de heer Brinkman, dan dat het echt een serieus plan betreft. Daar zou je eigenlijk een sanctie op moeten zetten. Het is namelijk best vrij ernstig, want het creëert onrust. Ik hoop dat de minister zo verstandig is om die weg te nemen.

Het is koud buiten. Het sneeuwen is net weer gestopt. Wij hebben het nu over het Caribische deel van het Koninkrijk. Daar zijn de weersomstandigheden iets beter, hoewel daar op dit moment veel regen valt. Je zou denken dat er dan er toch wat warmte de Tweede Kamer binnenkomt, maar ik moet zeggen dat ik dat tot nu toe niet heb ervaren. Ik snap ook wel dat dat moeilijk is, want ook de fractie van GroenLinks krijgt het koud als je goed kijkt naar de ontwikkelingen die plaatsvinden op Sint-Maarten en Curaçao.

Laat ik voorop zetten dat de constructies, de 10-10-10 en de nieuwe staatkundige verhoudingen voor ons een middel waren en nooit een doel op zich. Het uiteindelijke doel – ik heb wel eens gezegd: het echte werk moet nu beginnen – is natuurlijk dat alle burgers in Nederland het beter krijgen, ook in het Caribische deel van Nederland, en dat geïnvesteerd wordt waar dat nodig is. Een transparant, integer en doeltreffend openbaar bestuur en toegankelijke publieke voorzieningen zijn van groot belang. Daaraan is nog heel veel te sleutelen.

Ook de fractie van GroenLinks heeft onlangs een delegatie van Sint-Maarten op bezoek gehad. Na wat vriendelijk heen en weer gepraat was al vrij snel duidelijk dat er toch grote financiële problemen zijn. Ik wil graag van de minister weten hoe dit komt, of het wel voldoende wordt gecontroleerd en of wij met een schone lei beginnen en vervolgens per omgaande nieuwe schulden maken. Dat moeten wij niet doen. Ik vraag mij ook af of het financieel toezicht wel sterk en adequaat genoeg is. Het is namelijk geen spielerei waar wij hier mee te maken hebben, want het gaat om keihard geld. Daar moet niet mee geprutst worden, maar dat moet worden geïnvesteerd waar dat het hardst nodig is. Als het nodig is, zou ik het College financieel toezicht best willen versterken. Het is namelijk niet zo dat wij daar maar een beetje het handje mee kunnen lichten, want misschien worden dan niet alleen wij, maar ook de bevolking van Sint-Maarten en Curaçao opgelicht. Dat zou ik toch niet willen. Ik krijg op dit punt graag helderheid van de minister.

Als het gaat om het omwisselen van de Antilliaanse gulden onderstreep ik de woorden van de heer Van Dam. Het is natuurlijk een beetje knullig dat dat nu niet kan.

Als het gaat om de Rijkswet personenverkeer heeft de fractie van GroenLinks altijd een duidelijk standpunt ingenomen: wij maken ons er zorgen over dat kansarme jongeren vanaf de eilanden naar Nederland vertrekken en hier kansloos achter blijven. Het is dan van belang dat je niet gaat kissebissen over de rijkswet die wellicht nog niet eens zo kansrijk is, maar dat je gaat investeren in kansen voor jongeren, onderwijs en werk. Als ze naar Nederland komen, moet je ze bij de hand nemen in plaats van ze in de steek te laten. Ik hoor hierop graag de visie van de minister horen en ook de "interessante" visie van de heer Brinkman.

Dan kom ik bij de integriteit van het bestuur. Over Sint-Maarten heb ik al iets gezegd. Wat betreft Curaçao kan ik de woorden onderschrijven die ook door mijn collega's zijn gebruikt. Ook de fractie van GroenLinks maakt zich daar grote zorgen over. Een goede check voordat je bestuurder kan worden, lijkt mij volstrekt logisch. Je moet met dit soort dingen niet als mosterd na de maaltijd gaan werken, want dan wordt het uiteindelijk toch een heel vies hapje en wat kun je dan nog doen? Als na de installatie blijkt dat er toch iets aan de knikker is, wordt het nog een aardig gevecht om dat weer recht te trekken. Ik snap niet waarom dit zo slap is aangepakt en waarom men dit heeft laten lopen. Nederland heeft wel degelijk een verantwoordelijkheid voor de integriteit van het bestuur.

De Isla-raffinaderij is niet mijn persoonlijke hobby, maar op Curaçao vindt nog steeds groot leed plaats. Ik ben het echt spuug- en spuugzat, ook het geschmier van het Curaçaose bestuur, dat keer op keer zegt dat het iets aan de situatie zal doen en dat er gewerkt wordt aan een alternatief. Maar het zijn nog steeds lege pagina's zonder tekst en er is nog niets gebeurd. Ondertussen hebben mannen, vrouwen en kinderen veel last van de raffinaderij. Het gaat nog steeds niet goed, ook niet met de papieren tijgers van milieueisen die nu aan de raffinaderij gesteld worden. Ik wil van de minister weten of hij dezelfde lijn hanteert die de vorige staatssecretarissen hanteerden. Ik wil een steviger lijn volgen en de minister vragen of het mogelijk is dat Nederland meer ondersteuning biedt.

Graag hoor ik hoe het gaat met de Bon Futuro-gevangenis op Curaçao. Er waren berichten dat daar de mensenrechten onder druk staan en dat er anarchie heerst. Ik hoop dat er langzaam maar zeker sprake is van meer controle en ook perspectief voor degenen die gevangen zitten. Ook daar moet heel veel gebeuren.

Tot slot een opmerking over het moederdepartement. Graag zie ik dat de "hoofdpiet", minister Donner, bij het moederdepartement te biecht gaat. Ik wil dat er een goed plan komt om de jonge alleenstaande moeders op de eilanden, zowel de BES-eilanden als Curaçao en Sint-Maarten, meer kansen en mogelijkheden te geven en een goede toekomst voor henzelf en hun kinderen mogelijk te maken.

De heer Van Raak (SP):

De SP-fractie was in het verleden heel kritisch over de nieuwe staatkundige verhoudingen. De GroenLinks-fractie heeft vaak gezegd dat ik te pessimistisch was. Ik ben ontzettend blij dat ook mevrouw Van Gent nu zegt dat wat op Curaçao en Sint-Maarten gebeurt, niet kan. De regels van het onfatsoen vragen dat men in ieder geval een jaartje wacht voordat men zich nergens iets van aantrekt, maar de betrokken bestuurders doen het vanaf dag één. Zij trekken zich nergens iets van aan, van geen enkele afspraak. Wat gaan wij hieraan doen? Ik heb de minister gevraagd zijn visie op de waarborgfunctie op te stellen. Wat mij betreft moet de uitkomst daarvan zijn dat de minister ingrijpt als bestuurders op Curaçao en Sint-Maarten zich niet aan de afspraken houden. Is de GroenLinks-fractie het daarmee eens?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Daar ben ik het volledig mee eens. Ik zou zelfs een stap verder willen gaan. Ik heb helemaal geen zin om heel lang op hun visie te wachten, want ik krijg continu berichten – voor de heer Van Raak zal hetzelfde gelden – dat het misgaat met de haven op Curaçao, dat het hommeles is met het bestuur, dat men anarchistische neigingen vertoont en dat de vriendjespolitiek welig tiert. Dat baart mij grote zorgen, want op dit moment moeten wij juist het aanwezige geld en de aanwezige bestuurskracht investeren in de bevolking van de eilanden. Daar is het uiteindelijk allemaal om begonnen. Het mag niet zo zijn dat het geld overal wegsijpelt en er nieuwe schulden gemaakt worden, terwijl de bevolking met lege handen achterblijft. Ik ben ervoor dat wij niet ellenlang studeren op die visie, maar nu ingrijpen. Mijn indringende vraag aan minister Donner is om dat per omgaande te doen en het College financieel toezicht daar een stevige rol in te geven.

De heer Van Raak (SP):

Fantastisch, wij maken meters! De minister moet ingrijpen als de bestuurders op Curaçao en Sint-Maarten falen. Dat is fantastisch, maar is mevrouw Van Gent het met mij eens dat de partijen die van de zomer hebben voorgestemd misschien een beetje naïef zijn geweest? Wel 1,5 mld. betalen, maar niet de verantwoordelijkheid goed regelen. De SP-fractie heeft toen al tegen het huidige statuut gestemd omdat zij daarmee niet uit de voeten kon. Op dag één, op 11-10-10, bleek al dat bestuurders zich nergens iets van aantrekken. Moeten wij terugkijkend niet vaststellen dat wij wat naïef geweest zijn en dat wij het van de zomer beter hadden moeten regelen?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Daar ben ik het niet mee eens. Ik heb met open ogen het langdurige proces gesteund. Ik heb altijd gezegd dat het van groot belang is om waarborgen in te bouwen. Ik heb ook altijd gezegd dat de controle daarop, de gebruikmaking van de waarborgfunctie, voor GroenLinks absoluut geen taboe is. Ik begin daar nu ook niet voor niets over; ik begin niet pas na een jaar te klagen dat het niet gaat zoals ik had gedacht. Ik vind dat we nu moeten ingrijpen als dat nodig is en ik vrees dat dit nu het geval is. Mij is het altijd gegaan om de schuldsanering; die vond ik van groot belang en heb ik altijd gesteund. Je moet daar goede voorwaarden aan verbinden, maar het is geen bestuurlijke hobby van ons. Voor ons was van belang: schulden saneren, een nieuwe start en investeren in de bevolking.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Ik deel de zorgen van mevrouw Van Gent, maar gaat ze niet een beetje stoer en te kort door de bocht in haar opsomming van zaken waar moet worden ingegrepen? Ingrijpen, ingrijpen, ingrijpen! Er is een bepaalde lijn uitgezet. Zij heeft die keurig samengevat, maar die houdt toch ook eigen verantwoordelijkheid in voor het land, de regering en de Staten van het land?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat ben ik op zich met u eens. Ik was niet naïef, maar wil dat ook niet worden. Het gaat kennelijk niet de goede kant op; ook u zult die berichten krijgen. Ik vind dan dat je beter iets te vroeg kunt zeggen dat het niet goed gaat, dan achter de muziek aan lopen. Ik neem aan dat u dat ook niet wilt. Voordat er weer geld verdwijnt in bodemloze putten, de anarchie alle ruimte krijgt, er bestuurlijk wanbeleid komt, kun je dat beter een halt toeroepen.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik deel uw visie dat je op tijd moet zijn. Maar we hebben toch het College financieel toezicht, dat rechtstreeks rapporteert aan de rijksministerraad als de financiële kaders worden overschreden? Is dat niet het moment om in te grijpen?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

In mijn bijdrage heb ik daarover al iets gezegd. Ik vraag me af of het College financieel toezicht voldoende kan doen. Als dat een probleem is – en dat zeg ik ook de minister – vind ik dat we het college moeten verstevigen. Ik kan me zelfs voorstellen dat het college een rol gaat spelen bij integriteitskwesties van het plaatselijk bestuur. Ik hoor graag van de minister of dat tot de mogelijkheden behoort en of hij daartoe bereid is. Ik zou dan graag samen met u en anderen de boodschap willen doorgeven dat als hij dat niet wil, wij hem wellicht een zetje in die richting kunnen geven.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is alweer bijna twee maanden geleden dat de eilanden Curaçao en Sint-Maarten de felbegeerde autonome status kregen. Het proces ging niet zonder slag of stoot en we zijn er nog niet. De landen Curaçao en Sint-Maarten hebben een aantal jaren de tijd gekregen om toe te werken naar volwassen, autonome landen. Het gaat om een uniek proces, soms komen we erachter dat er zaken over het hoofd zijn gezien. Een daarvan is het feit dat mensen die na 10 oktober jongstleden met vakantie gaan, of nog Antilliaans geld in bezit hebben van een eerdere vakantie, dit geld niet meer in Nederland kunnen omwisselen. Ik heb hierover Kamervragen gesteld en dank de minister van Financiën voor de antwoorden. De minister zegt dat hij bereid is om de Nederlandsche Bank te vragen of, mede in verband met de invoering van de Amerikaanse dollar in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, in Nederland behoefte bestaat aan een tijdelijke voorziening, waar reizigers naar de Caribische delen van het Koninkrijk terechtkunnen voor de verkoop van hun Nederlands-Antilliaanse gulden. Ik dank de minister voor zijn toezegging, maar vind dat hij daarin nog te voorzichtig is. Kan de minister verzekeren dat die tijdelijke voorziening er gewoon komt? Anders overweeg ik een motie op dit punt. Op welke termijn zal de Kamer hierover worden geïnformeerd?

De landen Sint-Maarten en Curaçao zijn volop bezig om uitvoering te geven aan de verbeterplannen. Door de schuldsanering moet het mogelijk zijn om door de vrijgevallen rentelast meer te investeren in bijvoorbeeld kwaliteit van het onderwijs en armoedebestrijding. Verder komen hierdoor de samenwerkingsgelden in 2012 te vervallen en loopt de investering in SEI-projecten aan het eind van dit jaar af. Kan de minister al zeggen of er sprake is van eventuele onderbenutting van de SEI-gelden? Kan de minister toezeggen dat hij bij de voorjaarsnota volgend jaar de evaluatie hiervan beschikbaar heeft?

Vanuit het Antillianenprogramma zijn er afspraken gemaakt over de ondersteuning van de wijkenaanpak op Curaçao. Zal deze ondersteuning in 2011 worden voortgezet?

Aruba staat aan de vooravond van 25 jaar status aparte. Zoals ik vaker heb gezegd, is de manier waarop bevolking en bestuurders hebben samengewerkt om deze mijlpaal te halen, een compliment waard. Aruba verkeert momenteel wel in zwaar weer, onder andere door de economische crisis en de gevolgen van bepaalde politieke keuzes. Het is toe te juichen dat de regering van Aruba het IMF om advies heeft gevraagd en uitvoering geeft aan de verschillende adviezen. Het nieuwe kabinet aldaar is daadkrachtig aan de slag gegaan om het begrotingstekort zo snel mogelijk te dichten. In een gesprek met de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties gaf de minister-president van Aruba, de heer Eman, aan dat Aruba graag het voortouw wil nemen om de delen van het Koninkrijk bij elkaar te brengen. Herstel van de verhoudingen binnen het Koninkrijk is namelijk echt nodig. Op welke manier zal dit gebaar een plaats krijgen in de toekomstvisie op het Koninkrijk?

Daarnaast bleek de premier van Aruba erin geïnteresseerd om bepaalde consensusrijkswetten ook op Aruba van toepassing te laten worden. Is de minister hierover in overleg met de regering van Aruba? De landen in het Caribisch gebied worden geconfronteerd met nieuwe uitdagingen zoals terrorismebestrijding, waarvoor zij moeten voldoen aan internationale richtlijnen, onder andere door het opzetten van de infrastructuur voor terrorismebestrijding. Deze eisen leggen de landen een disproportionele internationale verplichting op waaraan ze niet kunnen voldoen omdat ze bijvoorbeeld de expertise niet in huis hebben. De premier van Aruba opperde het idee om een solidariteitssamenwerkingsmodel te ontwikkelen. Hij stelde voor om zulke uitdagingen door de landen van het Koninkrijk samen te laten dragen. Wat vindt de minister van dit idee?

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een brief van de minister gevraagd over de ingezette noodhulp op Curaçao in verband met orkaan Tomas. Die brief heeft de Kamer gisteren ontvangen. Kan ik uit deze brief opmaken dat de noodhulp alleen heeft bestaan uit hulp van militairen? De minister kan niet aangeven hoe groot de schade is. Verzekeraars op de eilanden schatten de schade op ongeveer 200 mln., waarvan waarschijnlijk de helft zal worden gedekt door de verzekeringen. Overweegt de minister via een hulporganisatie financiële hulp te verstrekken aan gedupeerden van de orkaan?

Tot slot: de BES-eilanden vallen nu onder het openbaar bestuur van Nederland. In die zin ben ik het helemaal met de heer Van Bochove eens dat de minister hier in principe over gaat en het een en ander coördineert. Daarnaast heb ik nog een opmerking over het personenverkeer. Ik heb vandaag de hele dag horen spreken over wederkerigheid. Vindt de minister ook dat wederkerigheid is gebaseerd op vrijwilligheid? Als dat zo is, heeft de PVV een wassen neus binnengehaald. In het verleden hebben de eilanden namelijk al aangegeven dat ze hier niet op zitten te wachten.

De heer Van Raak (SP):

We hebben de afgelopen tijd heel veel energie gestoken in nieuwe staatkundige verhoudingen. We hebben heel veel wetten aangenomen en afspraken gemaakt. We hebben heel veel geld geïnvesteerd in schuldsanering. Vanaf de allereerste dag dat we nieuwe landen hebben, houden bestuurders zich niet aan de afspraken. Dat geldt op Curaçao bijvoorbeeld voor het antecedentenonderzoek en op Sint-Maarten voor het opnieuw maken van schulden. Ik ben oprecht op zoek naar een verklaring. Hoe komt het dat met bestuurders op Curaçao en Sint-Maarten geen afspraken zijn te maken? Hoe komt het dat ze de eerste dag al gaan freewheelen en hun eigen gang gaan, zonder zich ergens iets van aan te trekken? Heeft mevrouw Ortega daar misschien een verklaring voor?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De heer Van Raak stelt mij vragen waarop ik geen antwoord kan geven. Als hij een antwoord wil, dan moet hij bij de bestuurders van de eilanden zijn. Zij kunnen aangeven wat er precies aan de hand is. Ik heb de heer Van Raak horen zeggen dat er op 11-10 al een en ander aan de hand was. Ik hoor graag van hem wat er aan de hand was op 11-10.

De heer Van Raak (SP):

Misschien was het 12-10. Ik heb twee voorbeelden genoemd: het onderzoek naar de ministers op Curaçao, dat vakkundig buiten werking is gesteld, en de nieuwe regering op Sint-Maarten die zegt dat weliswaar de schulden gesaneerd zijn maar er de komende jaren nog heel veel schulden moeten worden gemaakt. Dat zijn twee willekeurige voorbeelden van een lijst die oneindig lang is. Wat moeten wij hier nu mee? Heeft de ChristenUnie, terugkijkend, niet ook het idee dat het goedkeuren van dat Statuut wat naïef is geweest?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Nee hoor, de fractie van de ChristenUnie staat nog steeds achter die politieke keuze. Op een gegeven moment hebben wij in de Kamer aangegeven dat er sprake zou zijn van verbeterplannen. De eilanden, de autonome landen, krijgen gewoon de mogelijkheid om te werken aan een volwassen autonome status. Ik wacht gewoon die periode af. Wij hebben met elkaar afgesproken dat de Kamer daarover tussentijds geïnformeerd wordt. Ik houd de minister daaraan.

De (algemene) beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Sneller dan verwacht zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Ik schors de vergadering tot 12.15 uur en dan beginnen wij met de regeling van werkzaamheden. Daarna luisteren wij naar de reactie van de minister op de eerste termijn van de Kamer. De minister wil nu al wat zeggen?

Minister Donner:

Ja. Ik had de tijd tot 14.00 uur gereserveerd voor de voorbereiding van de beantwoording vanmiddag. Nu ontneemt u mij plotseling zo'n anderhalf uur van die voorbereidingstijd. Ik weet niet of dat voordelig is voor de beknoptheid vanmiddag.

De voorzitter:

Dat wachten wij dan af. Het is niet anders.

Minister Donner:

Ik heb dan ook anderhalf uur langer de tijd om te spreken.

De voorzitter:

U kent mij. Het antwoord daarop is dus nee. U kent onze agenda. Het was vannacht ook heel laat.

Minister Donner:

Voor mij ook. Ik kreeg pas om half drie de antwoorden.

De voorzitter:

Mijnheer de minister, ik heb reuze met u te doen, maar wij beginnen om 12.30 uur met uw antwoord op vragen over het deel Wonen en Integratie van de begroting van Binnenlandse Zaken. Om 12.15 uur is de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt van 10.50 uur tot 12.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven