Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 26, pagina 130-155 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 26, pagina 130-155 |
Noot 1 (zie blz. 66)
Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op vragen gesteld in de eerste termijn van de begrotingsbehandeling 2011 van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
I. Beantwoording door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Heeft de minister nog steeds ambitie om Nederland terug te brengen in top 5 van Global Competitiveness Index (WEF)? Hoe te realiseren?
Antwoord
Ja, het kabinet houdt vast aan de ambitie van een top-5-positie op de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum. De stijging afgelopen jaar van plaats 10 naar plaats 8 laat zien dat het nog steeds de goede kant op gaat met het Nederlandse ondernemingsklimaat. Overigens is het realiseren van deze ambitie niet alleen een verantwoordelijkheid van de overheid, maar ook en vooral van de ondernemers zelf.
Ondernemers krijgen daarom van dit kabinet volop de ruimte. Daarom nemen we belemmeringen voor ondernemerschap weg, bijvoorbeeld door administratieve lasten en regeldruk te verlagen en de dienstverlening aan ondernemers te verbeteren (ondernemersplein). Daarnaast wil het kabinet, samen met het bedrijfsleven en kennisinstellingen, onze sterktes verder uitbouwen in economische topgebieden.
Het kabinet zal in de eerste helft van 2011 met een bedrijfslevenbrief komen waarin nieuw beleid wordt uitgezet.
Wat is uw visie op het consumentenbeleid?
Antwoord
Markten functioneren beter als er sprake is van een zekere balans in de krachtsverhoudingen tussen consumenten en ondernemers. Het consumentenbeleid heeft daarom wat mij betreft als primair doel dat consumenten in staat worden gesteld met vertrouwen op markten te opereren. Daarbij dienen zij over voldoende informatie te beschikken om goed gefundeerde keuzes te kunnen maken.
Goed geïnformeerde, zelfbewuste consumenten zijn een stimulans voor ondernemers om innovatief te zijn of te worden. Dit vraagt om voldoende, juiste en transparante (begrijpelijke) informatie die van belang is voorafgaand, tijdens en na de aanschaf van een product of dienst. Misleiding is uit den boze wat mij betreft.
Dat betekent ook dat consumenten, met respect voor de door hen aangegane contractuele verplichtingen, voldoende vrij moeten zijn van aanbieder te wisselen.
Dit alles vereist goede spelregels. Daarbij staat voorop dat ondernemers en consumenten hier in eerste instantie zelf, in goed overleg, invulling aan kunnen geven. Zelfregulering verdient om vele redenen de voorkeur boven regels van bovenaf. En bij die zelfregulering horen natuurlijk ook mechanismen om onderling geschillen op te lossen.
Zelfregulering vormt een krachtig samenspel met de regels die door de overheid zijn opgesteld. Waar zelfregulering onvoldoende werkt, niet bestaat, of zogenoemde free-riders zich niet gebonden achten aan arrangementen van zelfregulering, is het aan de overheid om op te treden; bijvoorbeeld via regels in het Burgerlijk Wetboek, de Colportagewet of de Telecommunicatiewet, maar ook aan het toezicht dat onder meer door de Consumentenautoriteit wordt gehouden. Dit toezicht moet staan als een huis en moet zichtbaar zijn, zodat hier ook een opvoedende en afschrikwekkende werking van uit gaat. De Consumentenautoriteit laat dit wat mij betreft ook zien.
(ook SGP)
Gaat u in overleg met bedrijven en kennisinstituten over tot een bundeling van de innovatiemiddelen?
Antwoord
Het invullen van de ambities van de in het Regeerakkoord genoemde topgebieden vraagt om een gezamenlijke inspanning van de gouden driehoek van ondernemers, kennisinstellingen en overheid.
Per topgebied komt er een integrale agenda met concrete actiepunten ter versterking van de Nederlandse concurrentiekracht én een duurzame samenleving. Het kabinet zal hiervoor op korte termijn per topgebied een strategisch comité instellen, waarin de relevante partijen zijn vertegenwoordigd. Deze comités zullen integrale agenda’s opstellen met concrete actiepunten, onder andere hoe de innovatiekracht van deze gebieden kan worden versterkt.
Een samenhangende inzet van fundamenteel onderzoek (NWO, KNAW, universiteiten), toegepast onderzoek (TNO, GTI’s, DLO) en het innovatie-instrumentarium zal bijdragen aan deze innovatiekracht. Een instrument daarvoor is de homogene groep economische topgebieden, waarin naast innovatie ook rijksbrede middelen voor export en internationaal ondernemen worden ondergebracht. Ook de Technologische Topinstituten uit de innovatieprogramma’s kunnen daar een rol in spelen.
Wat is uw reactie op berichtgeving dat bezuinigingen op innovatiebeleid leiden tot extra 1500 werklozen?
Antwoord
Tot en met 2011 is de continuering van alle Technologische Topinstituten (TTI’s) gegarandeerd. Daarna kan een zeker verlies van onderzoeksactiviteiten, gegeven de budgettaire restricties, niet uitgesloten worden.
Wel zal in de geest van het regeerakkoord worden gekeken hoe de TTI-aanpak kan worden ingebed in de nieuwe topgebiedenaanpak en de structurele financiering van de kennisinfrastructuur. Om deze transitie op een verantwoorde wijze mogelijk te maken, kan gekeken worden naar een toedeling van een deel van het resterende innovatiebudget aan de TTI’s. En er kan gezocht worden naar meer synergie in het onderzoek door samenvoeging (van activiteiten) van instituten. Zo kan bijvoorbeeld worden bezien hoe de activiteiten van de TTI’s deels kunnen worden ingebed binnen de financiering van TNO, GTI, NWO, KNAW en STW.
Dit zal echter niet van een omvang zijn dat de afbouw van de TTI’s en daarmee het verlies van banen en onderzoek geheel kan worden voorkomen.
(ook SGP)
Welke mogelijkheden ziet de minister om de kennisvalorisatie te verbeteren?
Antwoord
Het kabinet zet kennisvalorisatie centraal in het nieuwe innovatiebeleid. Het doel is publiek gefinancierde kennis beter en sneller te benutten voor economisch en maatschappelijk rendement («van kennis, naar kunde, naar kassa»).
Nederland heeft een uitstekende kennispositie die beter moet renderen voor groene groei en concurrentiekracht. Juist de kruisbestuiving tussen wetenschappers en ondernemers, tussen universiteiten en bedrijven kan en moet beter. Om de samenhang tussen wetenschappelijk onderzoek, toegepast onderzoek en innovatie te realiseren is het innovatiebeleid en de coördinatie ervan ondergebracht bij één ministerie. Door een intensieve samenwerking in de «gouden driehoek» van bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen worden onderzoeksinspanningen langjarig geconcentreerd op economische topgebieden. Het agrofood model is hierbij een inspirerend voorbeeld. Het kabinet zal ook met voorstellen om kennisinstellingen en onderzoekers directer af te rekenen op de valorisatie.
Kunt u snel met een voorstel komen voor een innovatieve wijze van ondersteuning van bedrijven (bijvoorbeeld durfkapitaal)?
Antwoord
Om de beschikbaarheid van durfkapitaal te bevorderen, zijn al verschillende instrumenten beschikbaar. Ten eerste is er voor technostarters de Seed-faciliteit, waarbij de overheid de helft van de financiering van technostartersfondsen voor haar rekening neemt; Ten tweede is er voor mkb-bedrijven de Groeifaciliteit, waarbij de overheid tegen een kostendekkende premie de helft van het risico neemt bij durfkapitaal; Ten derde is er het Business Angels programma, waarbij gestimuleerd wordt dat rijke particulieren, doorgaans ex-ondernemers, aandelen nemen in jonge bedrijven en die ook met raad en daad ondersteunen; Ten vierde biedt de Garantie Ondernemingsfinanciering een mogelijkheid van een 50% garantie op door banken verstrekte achtergestelde leningen; Ten vijfde bestaat de Tante Agaathregeling, die een fiscale ondersteuning biedt voor particulieren die achtergestelde leningen verstrekken aan bedrijven.
In aanvulling daarop zijn de afgelopen anderhalf jaar enkele innovatieve nieuwe ontwikkelingen met startsubsidies ondersteund. ZoalsKapitaalplaza, dat individuele investeerders koppelt aan bedrijven. Daarbij nadrukkelijk aandacht voor durfkapitaal. En Pontes, een fonds dat durfkapitaal wil verstrekken aan kleinere bedrijven. Het kabinet volgt de ontwikkelingen op de voet, en als de noodzaak ontstaat, zullen aanvullende maatregelen worden overwogen, uiteraard binnen de financiële kaders die er zijn.
Verder wil ik wijzen op het revolverende fonds voor innovatie waar mogelijk in samenhang met de venture capital markt, een beter financieringsklimaat kan worden gerealiseerd.
Waarom MBO 30 plus bekostiging afschaffen? Is de minister bereid om geld te investeren vanuit eigen begroting om dit overeind te houden?
Antwoord
Dit is een bezuinigingsmaatregel uit het Regeerakkoord, waarvoor de primair verantwoordelijkheid berust bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). In het debat over de regeringsverklaring is door de minister-president toegezegd dat er zal worden bezien of er een alternatieve budgettaire invulling mogelijk is. Dit wordt momenteel onderzocht onder regie van de minister van OCW. Uw Kamer zal hierover binnenkort worden geïnformeerd.
Digitale agenda: belangrijke rol van ICT in de samenleving. NL heeft toppositie. EL&I neemt hierover de leiding. Kan de minister toezeggen dat hij zich inzet voor de implementatie van de digitale agenda in Nederland?
Antwoord
We kunnen niet meer om ICT heen. Het is de motor voor onze toekomstige economische groei en innovatiekracht. En daarnaast essentieel voor het oppakken van maatschappelijke uitdagingen als vergrijzing en duurzame energie.
Daarom zal het kabinet ook een Digitale Agenda voor Nederland opstellen, waarin onze nationale prioriteiten worden geformuleerd. Hierin zal het kabinet dan ook uiteenzetten hoe het de actielijnen van de digitale agenda van Eurocommissaris Kroes wil vertalen.
Voor deze Nederlandse digitale agenda kunt u denken aan doelstellingen als:
• een sterke concurrentiepositie van Nederland als Digital Gateway to Europe,
• hogere arbeidsproductiviteit door optimaal gebruik van ICT,
• een volwassen digitale markt in Europa en
• vertrouwen in ICT, dat nodig is om al deze voordelen ook te kunnen incasseren.
Kortom, de Digitale Agenda.nl is voor mij zeker een prioriteit. Deze wordt u naar verwachting komend voorjaar toegezonden.
Belangrijk om op korte termijn Digitaal Dividend beschikbaar te stellen en daarbij ruimte te maken voor nieuwe toetreders, maar ook aandacht te hebben voor positie van bestaande spelers. Wanneer komt de regering met de voornemens hierover?
Antwoord
Zoals u weet, heeft mijn voorganger uw Kamer in juli 2010 geïnformeerd dat Nederland het resterende Digitaal Dividend beschikbaar zal stellen voor mobiel breedband.
Voor het AO Telecom van 15 december a.s. ontvangt u een strategische nota over mobiele communicatie, die marktpartijen helderheid biedt over de wijze waarop de overheid de komende jaren (tot 2017) omgaat met de uitgifte van frequenties voor mobiele communicatie. In deze strategische nota wordt onder andere het tijdpad geschetst voor veiling en beschikbaarstelling van het Digitaal Dividend, en wordt ingaan op de overige punten van het lid Schaart.
100 000 á 200 000 mensen in buitengebieden hebben geen toegang tot snel internet. Er is EU-geld beschikbaar:
• Waarom heeft NL hierop geen initiatief genomen?
• Hoe gaat de minister EU-gelden (structuurfondsen) ontvangen?
Antwoord
In haar mededeling «Breedband in Europa» heeft de Commissie laten weten dat er verschillende Europese fondsen beschikbaar zijn voor de uitrol van breedband in «witte vlekken», die momenteel worden onderbesteed. Het is vooral aan lokale overheden als gemeenten en provincies, om gebruik te maken van deze fondsen.
Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ondersteunt gemeenten en provincies in hun breedbandambities middels de handreiking «Goed op weg met breedband» en het advies van de Taskforce Next Generation Networks. Daarin wordt het belang van breedband geduid, en wordt uitgelegd welke regels gelden voor overheidsparticipatie in breedbandnetwerken. Tevens staat aangegeven hoe en waar overheden terecht kunnen voor deze Europese fondsen.
Het is de verantwoordelijkheid van de lokale overheden zelf om actie te ondernemen als er in hun regio’s geen breedbandnetwerken beschikbaar zijn. De afweging tussen het belang van breedband voor de regio en de plaatselijke concurrentie situatie is namelijk een lokale afweging.
De inzet van de Europese Structuurfondsen voor de periode 2007–2013 is vastgelegd in het Nationaal Strategisch Referentiekader van september 2006. In dit Referentiekader, waarin wordt onderzocht hoe de Structuurfondsen het beste benut kunnen worden ter versterking van de Nederlandse concurrentiekracht, kwam naar voren dat breedband internet één van de sterktes is van het Nederlandse ondernemingsklimaat.
Omdat Nederland al voorop loopt, is samen met de regio’s besloten dat structuurfondsen worden ingezet op de prioriteiten innovatie, attractieve regio’s en attractieve steden, waarbinnen geen speciale aandacht wordt geschonken aan de nog verdere verbetering van breedband.
Eerder dit jaar is wel een regeling geopend vanuit het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij agrarische ondernemers in rurale gebieden een subsidie konden aanvragen voor de investering in breedbandaansluiting. Het budget van deze regeling is niet uitgeput. Er is slechts € 2 600 van de € 600 000 aan subsidie uitgekeerd. Het kabinet is niet voornemens om nationaal geld voor breedband beschikbaar te stellen.
Hoe is de klanttevredenheid van de overheid? Bijvoorbeeld: Antwoord voor bedrijven en Postbus 51?
Antwoord
Ondernemers gaven in 2009 het rapportcijfer 7,0 aan de websitewww.antwoordvoorbedrijven.nl. Regelmatige bezoekers aan de website geven een nog hogere waardering, namelijk 7,1. Dat is een verbetering ten opzichte van 2007 (6,6).
Ook in 2010 wordt de gebruiksvriendelijkheid van de website doorlopend verbeterd op basis van usability tests onder ondernemers. Toetsing van inhoud en gebruiksvriendelijkheid vindt plaats door afstemming met brancheorganisaties, dagelijkse webanalyses, online onderzoek (enquêtes), door vraaganalyse van het bedrijvencontactcentrum, en door gebruikersonderzoek onder ondernemers.
Voor wat betreft Postbus 51 geeft het jaarverslag van het ministerie van Algemene Zaken (waar Postbus 51/Dienst Publiek en Communicatie onder valt) aan dat de Dienst Publiek en Communicatie voor telefonie, e-mail en internet respectievelijk met een 7,6, 7,0 en 7,6 gewaardeerd werden in 2009.
De VVD-fractie vraagt zich af hoe het kan dat de eerste opdrachtnemer voor de bouw van TenderNed, de toepassing die ontwikkeld wordt om alle aanbestedingen overzichtelijker te maken, het geld heeft opgemaakt maar niet de dienst heeft kunnen leveren.
Antwoord
Zoals mijn voorganger eerder aan uw Kamer heeft gemeld, is in april 2008 besloten Stichting ICT-Uitvoeringsorganisatie (ICTU) de nieuwbouw van TenderNed te laten uitvoeren (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 966, nr. 5).
Uit onafhankelijk onderzoek bleek in mei 2009 echter dat de innovatieve techniek, die door ICTU werd gebruikt, risico’s meebracht voor de realisatie en het toekomstige onderhoud van TenderNed. Naar aanleiding daarvan is besloten om de bouw van TenderNed voort te zetten op basis van een meer conventionele techniek en deze aan een marktpartij te gunnen. Hiervoor is na een aanbestedingsproces het bedrijf Atos Origin geselecteerd. De bouw van TenderNed loopt inmiddels volgens planning en de verwachting is dat begin 2011 de eerste aanbestedingen op TenderNed kunnen worden aangekondigd. ICTU heeft bijgedragen aan de totstandkoming van het functionele ontwerp van TenderNed dat momenteel door Atos Origin wordt afgebouwd. Uit het genoemde onafhankelijke onderzoek is namelijk ook gebleken dat het functionele ontwerp van TenderNed van goede kwaliteit was. Voor een volledig overzicht van de kosten van TenderNed verwijs ik naar de antwoorden die mijn voorganger in mei 2010 heeft gegeven op Kamervragen van de leden Vietsch en Ten Hoopen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 2398). In de periode april 2008 tot en met mei 2009 is ICTU betaald voor het werk dat zij hieraan heeft verricht.
(ook CDA)
Regeldruk uit Europa. Actal heeft in FD van 15 november aangegeven verplichte analyse te willen.
– Hoe gaat de minister Administratieve lasten en de regeldruk uit Europa terugdringen?
– Hoe gaat de minister de toezichtslasten in Nederland terugdringen?
Antwoord
Administratieve Lasten uit Europa
Het kabinet is het eens dat het belangrijk is dat de regeldruk uit Europa wordt teruggedrongen. Het kabinet zal aan de Commissie suggesties doen over bestaande Europese regels die kunnen worden vereenvoudigd. In het verleden heeft dit geleid tot 62 voorstellen voor regeldrukvermindering. Daarnaast is het van belang dat er geen nieuwe regels met onnodige regeldruk komen. Nederland is voorstander van goede impact assessments van voorgenomen regelgeving. Daarbij is het belangrijk dat de kwaliteit van de impact assessments wordt bewaakt. Nederland is in Europa een van de voorvechters van verbeteringen op dit punt.
Toezichtslasten
De doelstelling van het vorige kabinet om de toezichtslasten op de domeinen terug te brengen met 25% is nog niet volledig gerealiseerd. Dit kabinet zet zich ervoor in om de aanvullende reductiemaatregelen, die in de eindrapportage vermindering regeldruk zijn genoemd, alsnog te realiseren. De genoemde maatregelen hebben betrekking op het domein transport, gezondheidszorg en vleesketen. Belangrijk daarbij is dat Nederland steun van andere lidstaten krijgt om te komen tot aanpassing van Europese regels. Daarnaast zal het kabinet zich inspannen om binnen de aanpak van regeldruk de toename van nieuwe toezichtslasten voor bedrijven te beperken.
Wat is de wettelijke status van zzp’ers?
Antwoord
De juridische status van de zzp’er is helder. De zzp’er is een ondernemer (fiscale wetgeving) en voor de socialezekerheidswetgeving is een zzp’er een zelfstandige.
Wat onzekerheid voor zzp’ers veroorzaakt, is dat in de diverse relevante wetten verschillende definities van het begrip ondernemer worden gehanteerd, bijvoorbeeld voor de Inkomstenbelasting en voor de btw. Daarnaast komt voor dat een persoon, die zich profileert als zzp’er, door de Belastingdienst niet beschouwd wordt als een ondernemer, maar als een resultaatgenieter of als werknemer. De reden hiervoor is dat deze persoon niet voldoet aan de criteria van ondernemer zoals deze in het kader van de inkomstenbelasting gelden.
Om een einde te maken aan de verschillen in de definiëring van het begrip ondernemer, is in het Regeerakkoord opgenomen dat er een eenduidige definitie komt van de zelfstandige zonder personeel (zzp’er) in alle wetten.
In het SER-advies «De zzp’er in beeld», dat op 15 oktober jl. is verschenen, is ook een eenduidige en praktisch hanteerbare definitie van de zzp’er geformuleerd die aansluit bij het fiscale ondernemersbegrip (IB-ondernemer) en doorwerkt in alle relevante wetten. De raad heeft volgende definitie van een zzp’er voorgesteld: «Een zzp’er is een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of sprake is van een ondernemer de volgende, ook door de Belastingdienst in het kader van de inkomstenbelasting gehanteerde criteria gelden:
– zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan;
– het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden;
– het gericht zijn op en het perspectief hebben van het maken van winst;
– bekendmaking van het ondernemerschap;
– het streven naar meerdere opdrachtgevers.» Begin 2011 zal een kabinetsreactie naar aanleiding van dit SER-advies naar de Kamer worden gestuurd. In deze reactie zal een eenduidige definitie van de zzp’er in alle wetten aan de orde komen.
Hoe gaat de overheid gebruik maken van «innovatieve klanten»/ de kracht van burgers?
Antwoord
De overheid heeft een ambitieuze doelstelling neergelegd, namelijk om te komen tot 100% duurzaam inkopen. Om deze doelstelling te realiseren is het noodzakelijk dat de overheid, samen met burgers en bedrijfsleven, op zoek gaat naar innovatieve oplossingen.
Het kabinet stimuleert duurzame innovatie, onder andere door de SBIR (Small Business Innovation Research programma). Hierdoor komen er nieuwe, duurzame oplossingen op de markt, die zowel door private als publieke partijen ingekocht kunnen worden.
Burgers hebben daarbij ook belangrijke rol: zij hebben immers de kracht en macht om bedrijven aan te zetten tot meer duurzaamheid.
Daarnaast daagt het kabinet bedrijven en burgers uit om met duurzame ideeën te komen, door onder andere prijsvragen te organiseren. De verdere verankering van het duurzaam inkoopbeleid zal een plaats krijgen in de Bedrijfslevennota.
Hoe gaat kabinet nieuwe diensten op de digitale snelweg stimuleren?
Antwoord
Begin maart heeft mijn voorganger aan uw Kamer het eindadvies van de Taskforce Next Generation Networks, onder voorzitterschap van de heer Crone, aangeboden. De kern van dit advies ten aanzien van de stimulering van nieuwe diensten op de digitale snelweg is dat, naast het belang van de openheid van de netwerken, een verschuiving nodig is van centrale stimulering naar een grotere betrokkenheid van lokale overheden en bedrijfsleven. Hierover zijn gesprekken gaande met vertegenwoordigers van de G36 om hiertoe het draagvlak en concrete mogelijkheden te verkennen.
Naar aanleiding van de motie Vendrik/van der Ham zal de Kamer nader geïnformeerd worden over de voortgang ten aanzien van dit punt. Deze reactie wordt meegenomen in de digitale agenda.nl die in het voorjaar naar u wordt gestuurd.
Wat zijn plannen van het kabinet op vlak van inkoopmacht?
Antwoord
Bij brief van 6 oktober jl. bent u geïnformeerd dat het kabinet bereid is om te faciliteren bij het tot stand brengen van een gedragscode, die als doel heeft het bevorderen van eerlijke handelspraktijken tussen leveranciers en afnemers. Dit doel kan worden bereikt door bijvoorbeeld in de gedragscode te bepalen dat contractuele verplichtingen op schrift worden gesteld, dat overeengekomen voorwaarden niet achteraf en eenzijdig gewijzigd mogen worden en dat betalingen binnen een redelijke termijn dienen te geschieden. Een gedragscode is een vorm van zelfregulering. Organisaties van leveranciers en afnemers moeten dus wel hun verantwoordelijkheid nemen. Zoals met uw Kamer besproken tijdens het Algemeen Overleg over inkoopmacht op 8 april jongstleden, kan een gedragscode een pragmatische oplossing zijn voor problemen die leveranciers in het midden- en kleinbedrijf ondervinden als gevolg van inkoopmacht van grote afnemers.
Wat zijn plannen van het kabinet op vlak van inkoopmacht?
Antwoord
Bij brief van 6 oktober jl. bent u geïnformeerd dat het kabinet bereid is om te faciliteren bij het tot stand brengen van een gedragscode, die als doel heeft het bevorderen van eerlijke handelspraktijken tussen leveranciers en afnemers. Dit doel kan worden bereikt door bijvoorbeeld in de gedragscode te bepalen dat contractuele verplichtingen op schrift worden gesteld, dat overeengekomen voorwaarden niet achteraf en eenzijdig gewijzigd mogen worden en dat betalingen binnen een redelijke termijn dienen te geschieden. Een gedragscode is een vorm van zelfregulering. Organisaties van leveranciers en afnemers moeten dus wel hun verantwoordelijkheid nemen. Zoals met uw Kamer besproken tijdens het Algemeen Overleg over inkoopmacht op 8 april jongstleden, kan een gedragscode een pragmatische oplossing zijn voor problemen die leveranciers in het midden- en kleinbedrijf ondervinden als gevolg van inkoopmacht van grote afnemers.
Graag reactie op berichten dat Belastingdienst ondernemingen verplicht gebruik te maken van XBRL-format, maar dat zelf niet consequent doet
Antwoord
Ondernemingen kunnen rapportages zoals de verkorte winstaangifte via Extensible Business Reporting Language (XBRL) aan de Belastingdienst aanleveren, dit is echter op vrijwillige basis. Er is vooralsnog sprake van een stijging in het aantal rapportages, maar van verplichting van het format is geen sprake.
Waarom is er geen actievere rol van overheid bij Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, bijvoorbeeld via regelgeving (pleidooi voor De Groene Zaak)?
Antwoord
Het kabinet stimuleert Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en duurzaamheid op allerlei manieren. Onder andere door het stimuleren van kennis en bewustwording via MVO Nederland, het stimuleren van koplopers via subsidies en innovatiegericht inkopen, door het ondersteunen van het Initiatief Duurzame Handel, de update van de OESO-Richtlijnen, door voorlichting en het koppelen van MVO aan handelsmissies, het verbeteren van transparantie en dialoog via de transparantiebenchmark, maar ook door zelf het goede voorbeeld te geven met duurzame bedrijfsvoering Rijk en duurzaam inkopen. Kortom, er is veel in gang gezet en zo hoort het ook. Het kabinet wil in het MVO-beleid primair het doen voor ogen houden. Administratieve lasten en regeltjes helpen de zaak daarmee niet per se vooruit.
Graag een reactie van de minister op het voorstel om meer macht toe te kennen aan andere stakeholders dan aandeelhouders en de ondernemingsraad meer invloed te geven op benoemingen voor de Raad voor Commissarissen, bij belangrijke bedrijfsbeslissingen, het quotum voor de Algemene Aandeelhoudersvergadering en de bescherming tegen activistische aandeelhouders.
Antwoord
We kennen in Nederland een gebalanceerd stelsel van rechten van alle bij de onderneming betrokken belangen. Wetgeving, corporate governance code en rechtspraak gaan uit van het stakeholdersmodel, waarbij de belangen van aandeelhouders niet à priori dominant zijn. Werknemers hebben invloed op belangrijke bedrijfsbeslissingen op grond van de Wet op de Ondernemingsraden. Vakbonden hebben de mogelijkheid een enquêteprocedure te starten, indien zij gegronde redenen hebben om aan een juist beleid te twijfelen. In internationaal perspectief is de positie van werknemers in Nederland daarmee geprononceerd te noemen.
De voorgestelde versterking is daarom onnodig en in het licht van ons vestigingsklimaat, en in het bijzonder de aantrekkelijkheid van Nederlandse beursvennootschappen, voor buitenlandse beleggers ook onwenselijk. Alle belanghebbenden hebben voldoende mogelijkheden om hun belangen, eventueel met inschakeling van de rechter, te behartigen.
In een recent overleg met de Tweede Kamer is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzocht te onderzoeken hoe ondernemingsraden intensiever betrokken kunnen worden bij overnames, fusies, splitsingen of verplaatsingen van in het bijzonder internationale ondernemingen. De minister van SZW heeft in antwoord hierop aangegeven in het voorjaar met een reactie te komen.
Hoe effectief is duurzaam inkoopbeleid door het Rijk (graag overzicht van resultaten)?
Antwoord
De doelstelling voor 2010 en verder is dat het Rijk voor 100% duurzaam inkoopt. Begin volgend jaar zal het kabinet de toepassing van de criteria voor duurzaam inkopen door overheden in kaart brengen. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zal u informeren over de resultaten. Daarbij zal aandacht worden besteed aan de financiële en milieueffecten.
Op dit moment heeft Nederland 16 toezichthoudende en controlerende instanties. (Bv. NMa, OPTA, Consumentenautoriteit, NZA.) Waarom is er zo veel verschil in de taakstelling per toezichthouder?
Antwoord
Met betrekking tot het verschil tussen de taakstelling van 20% voor de Nederlandse Mededingingsautoriteit en 8% voor de Autoriteit Financiële Markten heeft het Kabinet Balkenende IV besloten tot een taakstelling op de apparaatskosten van de Rijksdienst. Deze taakstelling is opgebouwd uit een generieke efficiencytaakstelling van 5% en een additionele taakstelling op het inspectie- en toezichtdomein van 15%. Dit totaal van 20% is binnen mijn ministerie aangehouden en opgelegd aan onder meer de Nederlandse Mededingingsautoriteit.
In het Regeerakkoord Rutte I worden weer forse bezuinigingen aangekondigd in het kader van een «kleinere overheid». Ook de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de Autoriteit Financiële Markten worden hierdoor geraakt. Hoe groot die taakstelling voor de Nederlandse Mededingingsautoriteit precies uitvalt, is echter nog niet besloten. Voor zover mij bekend heeft het ministerie van Financiën ook nog geen beslissing over de taakstelling voor de Autoriteit Financiële Markten genomen.
Volgens de Lex Silencio Positivo krijgt iemand die binnen 4 maanden niets hoort, een vergunning. Graag een toezegging van de minister dat overheden geen «trucs» mogen hanteren zodat de termijn alsnog langer dan 4 maanden is.
Antwoord
In Nederland is er hard gewerkt aan de invoering van de Lex Silencio Positivo. Zo ligt er nu een verzamelwet Lex Silencio Positivo in de Tweede Kamer. Samen met de andere initiatieven op dit gebied en de stelsels waar de Lex Silencio Positivo al is ingevoerd, hebben we dan na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel totaal 113 vergunningstelsels met de Lex Silencio Positivo. Voor deze stelsels geldt dat men na een termijn van 8 weken de vergunning automatisch verleend krijgt als er geen reactie van het bestuursorgaan is. De minister van Veiligheid en Justitie is de eerstverantwoordelijke bewindspersoon op dit dossier en hij bewaakt de afspraken in het Regeerakkoord over de toepassing van de Lex Silencio Positivo.
Is er al een nulmeting t.a.v. de regeldruk?
Doel is 10% in 2012 en vanaf dat moment ieder jaar 5%. Aanpakken en doorpakken.
Hoe gaat de minister dat aanpakken?
Antwoord
Het kabinet is voornemens de Kamer rond het kerstreces een brief te sturen over de invulling van de 10%-taakstelling op de Administratieve Lasten. Uiteraard is om deze taakstelling te behalen, en ook om de jaarlijkse 5% te behalen na 2012, een helder nieuw ijkpunt nodig. De Tweede Kamer wordt hierover eveneens geïnformeerd. Ook wordt ingegaan op de andere initiatieven die het kabinet zal nemen om de regeldruk te beheersen, want het gaat uiteraard om meer dan alleen de administratieve lasten.
Hoe gaat de minister de samenvoeging van Actal en de Commissie Wientjes vormgeven?
Kan de minister toezeggen dat naming & shaming onderdeel is van de integrale aanpak?
Antwoord
Uit het Regeerakkoord volgt dat Actal meer taken zal moeten doen voor hetzelfde budget. Dit vereist een bezinning op de invulling door Actal van zowel de nieuwe als de bestaande taken, alsmede een efficiëntieslag. Aangezien het huidige Actal ook een rol speelt bij de vermindering van administratieve lasten voor burgers, professionals en de lasten tussen overheidslagen, wil ik hierover ook in overleg kunnen treden met mijn collega van Binnenlandse Zaken. Zodra duidelijk is hoe het nieuwe Actal eruit zal zien, zal het kabinet de Tweede Kamer hierover informeren. Naar verwachting zal dit spoedig na de jaarwisseling zijn. Hoe Actal de opdracht tot naming& shaming zal gaan uitvoeren zal van die informatie deel uitmaken.
De leden van de CDA-fractie vragen of de zg. Toezichtvakantie per 1 januari 2011 in werking kan treden en liefst zo lang mogelijk kan duren. Graag een reactie van de minister ten aanzien van de datum en ten aanzien van de lengte van de vakantie.
Antwoord
Met betrekking tot de invoering van de inspectievakanties vraagt de CDA-fractie om bedrijven die eigen kwaliteitssystemen hebben te belonen met een inspectievakantie.
In het Regeerakkoord is opgenomen dat per 1 januari 2011 een zogeheten «inspectievakantie» voor het bedrijfsleven komt. Het Kabinet kiest voor een aanpak waarbij rijksinspecties elkaars inspectieresultaten gaan uitwisselen en gebruiken om inzicht te krijgen in het naleefgedrag van bedrijven. Op die manier kunnen goede bedrijven worden beloond met minder toezichtlast. Voorbeeld hiervan is de benadering van de nVWA bij pretparken.
De inspectievakantie per toezichthouder gaat in per 1 januari 2011 zoals in het regeerakkoord staat. Dat houdt dan in na 3 jaar goed presteren een bedrijf max. 2 bezoeken per jaar krijgt. Idee daarachter is dat bedrijven worden beloond voor hun goede gedrag en het vertrouwen van de overheid krijgen als zij zich aan de regels kunnen en willen houden. Vanaf 2011 zal de inspectievakantie worden uitgebreid naar de Rijksinspecties en vervolgens naar medeoverheden.
Daarnaast wil het Kabinet (conform een recent advies van de Commissie Wientjes over de vertrouwensbenadering) het toezicht versoepelen bij bedrijven die met eigen regels, een professionele bedrijfsvoering en goed naleefgedrag laten zien dat zij publieke risico’s van hun activiteiten beheersen. Rond de jaarwisseling stuur ik een brief naar de Tweede Kamer met een nadere uitleg over de invoering van de inspectievakantie.
(ook VVD)
Regeldruk uit Europa. Actal heeft in FD van 15 november aangegeven verplichte analyse te willen.
– Hoe gaat de minister Administratieve lasten en de regeldruk uit Europa terugdringen?
– Hoe gaat de minister de toezichtslasten in Nederland terugdringen?
Antwoord
Administratieve Lasten uit Europa
Het kabinet is het eens dat het belangrijk is dat de regeldruk uit Europa wordt teruggedrongen. Het kabinet zal aan de Commissie suggesties doen over bestaande Europese regels die kunnen worden vereenvoudigd. In het verleden heeft dit geleid tot 62 voorstellen voor regeldrukvermindering. Daarnaast is het van belang dat er geen nieuwe regels met onnodige regeldruk komen. Nederland is voorstander van goede impact assessments van voorgenomen regelgeving. Daarbij is het belangrijk dat de kwaliteit van de impact assessments wordt bewaakt. Nederland is in Europa een van de voorvechters van verbeteringen op dit punt.
Toezichtslasten
De doelstelling van het vorige kabinet om de toezichtslasten op de domeinen terug te brengen met 25% is nog niet volledig gerealiseerd. Dit kabinet zet zich ervoor in om de aanvullende reductiemaatregelen, die in de eindrapportage vermindering regeldruk zijn genoemd, alsnog te realiseren. De genoemde maatregelen hebben betrekking op het domein transport, gezondheidszorg en vleesketen. Belangrijk daarbij is dat Nederland steun van andere lidstaten krijgt om te komen tot aanpassing van Europese regels. Daarnaast zal het kabinet zich inspannen om binnen de aanpak van regeldruk de toename van nieuwe toezichtslasten voor bedrijven te beperken.
• Is het mogelijk de WBSO scherper in te zetten voor innovatie en verduurzaming?
• Hoe is de relatie met het revolving fund?
• Hoe is de inzet bedrijfsleven in deze?
• Hoe ziet de minister de rol van de provincies en de Essent-gelden?
Antwoord
Een schuif van financiering van de WBSO naar het Revolverend fonds is het kabinet niet van plan. De WBSO is de afgelopen crisisjaren flink gegroeid en het is een effectief instrument gebleken. De huidige beschikbare middelen zijn dan ook nodig om hierop in te zetten. Volgend jaar zal de WBSO worden geëvalueerd. Op basis van de uitkomsten wordt bezien of de WBSO aanpassing behoeft. Daarnaast is relevant dat de WBSO en het revolverend fonds verschillende doelen hebben. Een revolverend fonds stimuleert innovaties dichter bij de markt. Bedrijven profiteren direct, dus zijn terugbetalingen logischer en beter haalbaar. Bij de WBSO gaat het om onderzoek dat verder van de markt ligt. Daar profiteren anderen ook van, de zogenaamde kennis spillovers. Een kredietvorm is dan minder geschikt.
Voor de voeding van het revolverend fonds wordt gedacht aan meerdere bronnen. Daarbij worden alle mogelijkheden verkend. Het is nog niet duidelijk of financiering door provincies en bijvoorbeeld Essent-gelden mogelijk zal zijn. Bij investeringen in innovaties waaraan het revolverend fonds deelneemt zal altijd een substantiële bijdrage komen vanuit de ondernemingen die de innovaties toepassen.
Universiteiten moeten beter gaan samenwerken, zowel nationaal als in Europees verband. Graag een reactie van de minister.
Antwoord
Universiteiten moeten inderdaad onderling beter samenwerken. Meer profilering van universiteiten is daarbij van groot belang, zodat ze niet allemaal hetzelfde doen. De uitvoering van het rapport van de Commissie Veerman is niet voor niets een afspraak uit het regeerakkoord. De samenwerking tussen de universiteiten en de andere kennisinstellingen kan ook nog beter, vooral binnen de topgebieden. Bijvoorbeeld de 3 technische universiteiten (3TU’s) met TNO. Ik ga daarover met ze in gesprek. En de samenwerking met het bedrijfsleven kan ook beter. Valorisatie staat daarom centraal in mijn beleid. Het kabinet zal voorstellen doen meer prikkels in het systeem te brengen voor samenwerking met bedrijfsleven en de toepasbaarheid van het onderzoek. Nederland heeft een uitstekende kennispositie, die beter moet renderen voor groene groei en concurrentiekracht.
De samenwerking in Europa is eveneens van belang. Aansluiting van universiteiten op de Europese programma’s zoals het Kaderprogramma is cruciaal, zodat Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven optimaal profiteren van de kennis die aanwezig is bij andere Europese kennisinstellingen en bedrijven. De Europese programma’s zullen ook een rol spelen bij de ontwikkeling van de economische topgebieden.
Bij al deze punten gaat het ook om de eerste geldstroom. Natuurlijk moet een universiteit ruimte houden voor ongebonden onderzoek. Maar dat betekent niet dat het onderzoek dat in dit kader plaatsvindt, niet goed aan zou kunnen sluiten op maatschappelijke en economische behoeften.
Kredietverstrekking: Er is onlangs een rapport van Taskforce Kredietverlening verschenen. Graag een reactie van de minister.
Antwoord
De CDA-fractie heeft gevraagd om mijn reactie op het eindrapport van de Taskforce-kredietverlening onder leiding van de heer Loek Hermans, en het onderliggende onderzoek van de NVB (Nederlandse Vereniging voor Banken). Het eindrapport wordt tweede helft december verwacht. U ontvangt daarna uiteraard een reactie.
Kredietverstrekking: Er is onlangs een rapport van Taskforce Kredietverlening verschenen. Graag een reactie van de minister.
Antwoord
De CDA-fractie heeft gevraagd om mijn reactie op het eindrapport van de Taskforce-kredietverlening onder leiding van de heer Loek Hermans, en het onderliggende onderzoek van de NVB (Nederlandse Vereniging voor Banken). Het eindrapport wordt tweede helft december verwacht. U ontvangt daarna uiteraard een reactie.
Wat is het beleid van de minister ten aanzien van Microkredieten?
Antwoord
Microfinanciering in Nederland is een combinatie van coaching en krediet tot 35 000 euro. Samen met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn begin 2009 2 pilots gestart voor de verstrekking van kredieten, die middelen ter beschikking hebben gekregen voor de periode 2009–2010.
Een van beide pilots – Qredits – ontwikkelde zich echter zo voorspoedig dat deze zomer de Bank Nederlandse Gemeenten, RABO bank, ING en ABN AMRO aanvullende financiering van maar liefst € 30 miljoen hebben verstrekt, op basis waarvan Qredits weer enkele jaren vooruit kan. Mijn ministerie heeft, met name via een gedeeltelijke garantie, de banken zover gekregen. Dat betekent dus dat microfinanciering de komende jaren gewoon doorloopt.
Daarnaast is medio 2010 met steun van mijn ministerie de Stichting Microfinanciering en Ondernemerschap Nederland opgericht. Deze heeft met name ten doel om begeleiding van ondernemers voor de start en coaching na de start te stimuleren.
De leden van de CDA-fractie vragen van de minister een toezegging dat:
• Voor het verlenen van het predikaat Koninklijk aan een bedrijf, een innovatie en verduurzamingscriterium wordt toegevoegd;
• In het bonusbeleid voor bestuurders en managers MVO en verduurzaming als criterium gaan gelden. Te beginnen bij bedrijven die publiek (mee)gefinancierd worden en waar sprake is van staatsdeelnemingen.
Antwoord
Het toekennen van het recht tot het voeren van het predicaat «Koninklijk» is een privilege van Hare Majesteit de Koningin en valt niet onder een ministeriële verantwoordelijkheid. Hare Majesteit neemt een beslissing op een aanvraag mede op basis van de adviezen die door diverse instanties over de aanvraag zijn uitgebracht.
Het Koninklijk Besluit dat als basis dient voor toekenning van het predicaat «Koninklijk» kent geen criteria voor toekenning, maar hanteert Richtlijnen.
De corporate governance code uit 2008 voor beursvennootschappen heeft Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen integraal opgenomen. Het bestuur en de raad van commissarissen besteden bij hun taakuitoefening aandacht aan de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen. Zij dienen hierover verantwoording af te leggen in het jaarverslag, welke vervolgens door de aandeelhouders wordt beoordeeld. Financiën past binnen het Staatsdeelnemingenbeleid de code zoveel als mogelijk is toe op alle staatsdeelnemingen, ook niet-beursgenoteerd.
De leden van de CDA-fractie vragen van de minister een toezegging dat:
• Voor het verlenen van het predikaat Koninklijk aan een bedrijf, een innovatie en verduurzamingscriterium wordt toegevoegd;
• In het bonusbeleid voor bestuurders en managers MVO en verduurzaming als criterium gaan gelden. Te beginnen bij bedrijven die publiek (mee)gefinancierd worden en waar sprake is van staatsdeelnemingen.
Antwoord
Het toekennen van het recht tot het voeren van het predicaat «Koninklijk» is een privilege van Hare Majesteit de Koningin en valt niet onder een ministeriële verantwoordelijkheid. Hare Majesteit neemt een beslissing op een aanvraag mede op basis van de adviezen die door diverse instanties over de aanvraag zijn uitgebracht.
Het Koninklijk Besluit dat als basis dient voor toekenning van het predicaat «Koninklijk» kent geen criteria voor toekenning, maar hanteert Richtlijnen.
De corporate governance code uit 2008 voor beursvennootschappen heeft Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen integraal opgenomen. Het bestuur en de raad van commissarissen besteden bij hun taakuitoefening aandacht aan de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen. Zij dienen hierover verantwoording af te leggen in het jaarverslag, welke vervolgens door de aandeelhouders wordt beoordeeld. Financiën past binnen het Staatsdeelnemingenbeleid de code zoveel als mogelijk is toe op alle staatsdeelnemingen, ook niet-beursgenoteerd.
Kan de Staatssecretaris aangeven of hij wil bijdragen aan het realiseren van een nevenvestiging van HAS Den Bosch in Noord-Limburg? En met de regio hierover overleg aangaat?
Antwoord
Ja, met de volgende aantekening: het HBO groen heeft in het kader van kennisvalorisatie een belangrijke schakelfunctie naar het bedrijfsleven en andere partijen in de regio.
Het vorige Kabinet heeft met de regio Zuid Oost Nederland het convenant Greenport Venlo gesloten. Onderdeel daarvan is de uitwerking van een regionaal kennisarrangement. Ook dit Kabinet steunt de Greenport ontwikkeling t.b.v. economische ontwikkeling en innovatie.
In dat verband is HAS Den Bosch gevraagd om een plan uit te werken voor de positionering van het groen onderwijs in Zuid Nederland via twee ontwikkellijnen:
1. Het opzetten met partners in de regio van een kenniscentrum voor voedsel en groen in Venlo met het bijbehorend opleidingaanbod, en
2. Het opzetten van een HBO center for expertise rond het thema «Greenports» met een landelijke werking naar alle belangrijke actoren uit onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven.
Bij gebleken kwaliteit van het plan en commitment van de partners levert kabinet een bijdrage aan de door HAS Den Bosch aan mij te overleggen plannen.
Kan de minister ingaan op de kritiek uit het OESO-rapport? Hoe gaat de minister op vier cruciale onderdelen de Nederlandse score verbeteren?
Antwoord
Dit Kabinet voert een aantal belangrijke hervormingen door. Bijvoorbeeld ten aanzien van huren, onderkant arbeidsmarkt, de zorg, gelijktrekken van het ambtenarenrecht en weer gezond maken van de overheidsfinanciën. Je kan helaas niet alles doen, maar dit is een pakket waar menig Europees land jaloers op is. Het OESO landenrapport kent als thema mobiliteit en daarbij kijkt de OESO specifiek naar de onderwerpen de arbeidsmarkt, pensioensector, woningmarkt en infrastructuur.
Arbeidsmarkt
Dit kabinet zal werkgevers en werknemers actief stimuleren om afspraken te maken over scholing en langdurige inzetbaarheid. Brede inzetbaarheid maakt werknemers meer weerbaar en bevordert de dynamiek op de arbeidsmarkt. Het kabinet zet daarom in op een Sociaal Akkoord met maatregelen om sterker uit de crisis te komen.
Pensioensector
Het kabinet verhoogt de AOW-leeftijd in 2020 naar 66 jaar. Bovendien wordt de AOW-leeftijd op den duur gekoppeld aan de levensverwachting, zoals de OESO adviseert. Aan een oplossing voor de houdbaarheid van de pensioenfondsen wordt momenteel gewerkt door alle betrokken partijen.
Woningmarkt
Dit kabinet versterkt de woningmarkt. Zo komen er minder knellende bouwregels en meer beschikbare bouwlocaties. Op de huurmarkt neemt het kabinet maatregelen om de doorstroming te bevorderen en scheefwonen aan te pakken.
Infrastructuur
Volgens de OESO is decennia lang transport sneller gegroeid dan de infrastructuur met een stijging van congestie tot gevolg. Het kabinet zet in op de aanleg en uitbreiding van de infrastructuur (wegen en spoor). Daarnaast wil het kabinet de benutting en doorstroming op het bestaande wegennet verbeteren, o.a. door een uitbreiding van het dynamische systeem van maximumsnelheden. De maximumsnelheid op autosnelwegen gaat omhoog naar 130 km/u.
Internationale ranglijsten
Het kabinet zal proberen de scores op internationale ranglijsten voor opleidingen, kwaliteit arbeidskrachten; infrastructuur en imago te verbeteren. Zo zal het kabinet op het gebied van onderwijs over de hele linie inzetten op kwaliteit, o.a. goede scholen en leraren financieel beter te belonen en het hoger onderwijs krijgt meer mogelijkheden om te selecteren, specialiseren en te excelleren. Wat betreft de kwaliteit van arbeidskrachten wordt in het onderwijs de oriëntatie op ondernemerschap en de aansluiting op de arbeidsmarkt versterkt door samenwerking met het bedrijfsleven. Tot slot: een positief imago is ten alle tijden de uitkomst van uitstekende opleidingen, flexibele arbeidskrachten en een goede infrastructuur. Door bovenstaand beleid poogt het kabinet deze ranking te verbeteren en te communiceren aan potentiële investeerders en handelspartners.
Kan de Minister in de beloofde bedrijfsleven beleidsnota een aantal zaken opnemen:
• De effecten van het stopzetten van programmatische innovatiegelden;
• Een plan voor de continuïteit van investeringen; en
• Een voorstel voor cofinanciering van de Kaderprogramma’s.
Antwoord
In de bedrijfslevennota zal het kabinet aangeven hoe het innovatie- en ondernemingsklimaat versterkt en groene groei gestimuleerd kan worden door in te zetten op een integrale beleidsaanpak per topgebied. Per topgebied wordt, samen met partners uit de gouden driehoek van overheid, bedrijfsleven en kenniswereld, een integrale agenda opgesteld met concrete actiepunten.
De integrale aanpak omvat acties op een breed palet uiteenlopend van het aanpakken van onnodige regels, de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt, fiscaliteit, innovatie en duurzaamheid. Onderzoek van kennisinstellingen en bedrijven worden langjarig gebundeld. Er komt een transitiepad van de huidige innovatieprogramma’s richting topgebieden agenda’s, met nadruk op de werkwijze met TTIs. Onderdeel van deze aanpak is de werking van een revolverend fonds om risicovolle investeringen in innovatie te bevorderen. De publieke investeringen vloeien voor een groot deel terug, zodat het fonds zichzelf vult. Aansluiting bij Europese programma’s is essentieel, zodat Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven optimaal profiteren van de kennis die aanwezig is bij andere Europese kennisinstellingen en bedrijven. Ook zal verkend worden in hoeverre het revolverend fonds ingezet kan worden ter ondersteuning van projecten binnen Europese initiatieven en programma’s zoals EUREKA en JTI’s. Dan is het meteen een «meebetaalpot».
Hoe gaat het kabinet kapitaal van banken en kennis van universiteiten maximaal aanjagen?
Antwoord
Het kabinet vindt het belangrijk dat private investeerders investeren in projecten en bedrijven, die er toe leiden dat kennis wordt omgezet in succesvolle marktintroducties en in nieuwe en snelgroeiende bedrijven. Hiervoor dient o.a. het revolverend fonds. In de nota bedrijfslevenbeleid wordt uiteenzetten hoe dat revolverend fonds gaat werken. De bestaande instrumenten worden daarbij meegenomen, zoals de regeling voor risicokapitaal – de «Seed Capital» regeling – en het Innovatiekrediet.
Kan de minister garanderen dat er geen enkele vorm van CO2opslag komt, zolang er geen draagvlak is bij de bevolking?
Antwoord
CCS is een belangrijke technologie op weg naar een CO2neutrale energiehuishouding. CO2-opslag vindt plaats met inachtneming van lokaal draagvlak, maar draagvlak is geen doorslaggevende voorwaarde. De opslag in Noord Nederland betreft een groot demonstratieproject om te zorgen dat CCS kostenefficiënt wordt. Het kabinet zal werken aan het versterken van het lokale draagvlak. CO2 opslag op zee kan doorgang vinden.
Kan minister toezeggen dat hij werk gaat maken van gelijk speelveld voor schone energie? Is hij bereid om € 7.5 mrd aan «fossiele steunmaatregelen» af te bouwen?
Antwoord
De duiding «fossiele steunmaatregelen» is hier niet op zijn plaats. De achtergrond van bijvoorbeeld het verlaagd tarief voor de energiebelasting is namelijk niet om kolenstroom te bevorderen of windmolens tegen te werken, maar om binnen de Europese Unie een gelijk speelveld voor het bedrijfsleven te creëren. Nederland conformeert zich op dit punt exact aan EU-regelgeving. Verhoging van het tarief alleen in Nederland zou leiden tot een lastenverzwaring voor bedrijven en daarmee tot verlies van werkgelegenheid hier. De desbetreffende bedrijven zouden uitwijken naar omringende landen, waardoor het milieuvoordeel nihil wordt.
Waarom nog steeds geen breed gebruik van open standaarden in publieke sector (motie Vendrik), ook niet bij marktwaakhond NMa? Wat gaat de minister hieraan doen?
Antwoord
In 2007 heeft de Tweede Kamer het actieplan Nederland Open in Verbinding aangenomen. Dit plan geeft uitvoering aan de motie Vendrik uit 2002.
Uitgangspunt van het actieplan Nederland Open in Verbinding is altijd geweest dat overheidsorganisaties zelf verantwoordelijk zijn voor de implementatie. In het actieplan is ervoor gekozen voor een verplichting voor open standaarden die op de «pas toe of leg uit» lijst staan, dus toepassen of toelichten. Dit zorgt ervoor dat er sprake is van een transitieproces bij veel publieke organisaties.
Vanaf 2007 heeft mijn voorganger een programmabureau in het leven geroepen dat de ministeries, mede overheden en publieke sectoren ondersteunt en faciliteert in de uitvoering van het actieplan. Nederland Open in Verbinding is en wordt steeds meer onderdeel van het «gewone» beleid en de bedrijfsvoering van overheidsorganisaties.
De monitor, die u deze zomer heeft ontvangen, toont aan dat de bewustwording op het gebied van open standaarden nog altijd toeneemt. Deze week is een eerste tussenrapport verschenen van een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen naar aanbestedingen. Daarin zien we dat het actieplan langzaam aan doorwerkt in de aanbestedingspraktijk. We verschuiven dus van bewustwording naar de werkelijke toepassing in aanbestedingen.
Ook de Nederlandse Mededingingsautoriteit zal bij haar vervolg aanbestedingen de beleidsregel «pas toe of leg uit» dienen te volgen.
Vooralsnog loopt het actieplan nog een ruim jaar en zitten we nog midden in de uitvoering ervan. U wordt medio 2011 over de effecten van het actieplan geïnformeerd.
Wat gaat de minister daadwerkelijk doen om langjarige zekerheid aan de energiesector te bieden?
Antwoord
Om de markt zo snel mogelijk zekerheid te bieden heeft dit kabinet ervoor gekozen om met een verbeterde versie van de SDE te komen. De SDE+. U wordt over de nadere details hiervan op korte termijn geïnformeerd. In 2014 wordt de regeling op zijn effectiviteit geëvalueerd. Daarbij wordt ook het verplicht aandeel duurzame energie betrokken. Voor de markt betekent dit dat er langjarige zekerheid is wat betreft het stimuleren van duurzame energieproductie.
Overigens is het onjuist dat de realisatie van duurzame toepassingen stil komt te liggen. Juist in de komende jaren zal een groot aantal projecten gerealiseerd worden die in de afgelopen jaren een subsidieaanvraag hebben gedaan. Dit in combinatie met openstelling van de SDE+ in 2011 zorgt ervoor dat de 2020-doelen in zicht blijven.
Daarnaast beoogt het kabinet een Green Deal met bedrijven, medeoverheden en consumenten gericht op het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie en het bijdragen aan de Europese klimaatdoelstellingen. Het plan van aanpak is eind januari 2011 gereed.
Gaan de onderzoeksactiviteiten de komende jaren verminderen?
Waar is dan de kennisambitie van dit kabinet?
Hoe dragen generieke maatregelen bij aan het oplossen van de specifieke arbeidsmarktproblemen van onze kenniseconomie?
Hoeveel banen staan er nog op het spel?
Antwoord
De ambitie van het kabinet voor innovatie- en ondernemingsklimaat van Nederland is hoog. Tegelijkertijd heeft de overheid minder geld te besteden. Daarom is een andere aanpak nodig. Een aanpak waarin de overheid ondernemers de ruimte geeft, kiest voor samenwerking met bedrijfsleven en kenniswereld op een aantal topgebieden en zich over de hele breedte inzet voor de versterking van onze economie. Voor elk topgebied komt een toegesneden aanpak met onder meer maatregelen op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt. Maar de maatregelen kunnen ook liggen in innovatiebeleid of vermindering van regeldruk. Op deze wijze houdt het kabinet dus wel degelijk rekening met specifieke omstandigheden. De topgebieden aanpak is ook maatwerk en kan per gebied op onderdelen verschillen.
Generieke maatregelen kunnen ook worden ingezet voor het bevorderen van initiatieven op gebied van hoogwaardige kennis voor de economie. Dat geldt dus ook voor specifieke ontwikkelingen, zoals in Oss, Weesp en Zwolle. Solvay en MSD/Oss hebben bijvoorbeeld de afgelopen jaren veel gebruik gemaakt van de WBSO. Generieke maatregelen worden echter niet specifiek aangepast voor specifieke activiteiten, omdat zij dan het generieke karakter verliezen.
Zijn de BES-eilanden voldoende op de hoogte van het bestaan van de regelingen inzake kredietverlening en hoe deze door hen zijn aan te vragen? Graag een reactie van de minister.
Antwoord
Reeds eerder is door mijn voorganger als Minister van Economische Zaken het besluit genomen om met ingang van 1 januari 2011 enkele subsidie-instrumenten ter bevordering van (internationaal) ondernemen en innovatie ook in te zetten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het gaat om onder meer de innovatiekredieten en de borgstelling MKB-kredieten. Hierdoor wordt het voor ondernemers die gevestigd zijn in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba mogelijk om vanaf 1 januari 2011 deze subsidies aan te vragen op dezelfde wijze en met dezelfde voorwaarden als in Nederland gevestigde ondernemers.
Deze regelingen worden uitgevoerd door het Agentschap NL. Het dienstenpakket van Agentschap NL bestaat onder andere uit het informeren en adviseren van ondernemers over de verschillende regelingen die het uitvoert. Dit gebeurt voor heel Nederland, dus ook voor de Caribische gebiedsdelen.
Hoe beziet de minister de komende twee jaar voor de bouwsector?
Antwoord
Als laatcyclische sector zal de bouw ook de komende tijd nog nadelige gevolgen van de crisis blijven ondervinden. De vraagzijde van de bouwmarkt heeft te kampen met vraaguitval door gebrek aan consumentenvertrouwen en door bezuinigingen bij bedrijfsleven en overheden. Daarnaast hebben consumenten en bedrijven moeite met het verkrijgen van hypotheken en kredieten.
Om de gevolgen van de crisis voor de bouw te verzachten zijn reeds diverse maatregelen genomen, bijvoorbeeld de tijdelijke verlaging van de btw op onderhoudswerkzaamheden. Daarnaast heeft dit Kabinet toegezegd zich in te spannen voor investeringen in de infrastructuur: in wegen en spoor wordt bijvoorbeeld € 500 miljoen extra geïnvesteerd, bovendien wordt de Crisisen Herstelwet permanent gemaakt. Verder verbetert dit kabinet het ondernemingsklimaat, o.a. door ondernemers meer de ruimte te geven via lastenverlichting en door onnodige en belemmerende regelgeving aan te pakken. Dit beleid draagt bij aan economisch herstel, herstel van het consumentenvertrouwen en schept daarmee de randvoorwaarden waarvan ook de bouwsector zal profiteren, ook om in te spelen op nieuwe uitdagingen. Want de aanbodzijde van de bouwmarkt zal de komende jaren zich moeten voorbereiden op een andere vraag vanuit de markt. De behoefte zal verschuiven van nieuwbouw naar renovatie/onderhoud. Daarnaast vraagt de klant om totaaloplossingen met een aantrekkelijke prijs-kwaliteitverhouding.
Voor innovatie moeten ook andere beleidsinstrumenten zekerheid bieden. Een goed voorbeeld is de Subsidieregeling Duurzame Energie. Het budgetplafond en het loterijkarakter van deze regeling wordt gehandhaafd. Dat maakt investeren in innovatie niet aantrekkelijk. Zou het niet verstandiger zijn om nu al in te zetten op een verplicht aandeel duurzame energie?
Antwoord
Om de markt zo snel mogelijk zekerheid te bieden over de toekomst van duurzame energie in Nederland heeft dit kabinet ervoor gekozen om al in 2011 met een verbeterde versie van de SDE te komen. U wordt over de invulling hiervan op korte termijn geïnformeerd. Het Regeer- en Gedoogakkoord voorziet in een evaluatie van de SDE+ in 2014. Daarbij wordt ook het verplicht aandeel duurzame energie betrokken.
Is minister bereid om op te treden bij oneigenlijk gebruik van toerismebepaling winkeltijdenwet en eventueel betreffende verordening te vernietigen. Is minister bereid om avondwinkelbepaling (supermarkt) te heroverwegen?
Antwoord
In het regeerakkoord staat dat de huidige situatie met betrekking tot koopzondagen niet wordt gewijzigd. Het aanpassen van de avondwinkelbepaling past, in tegenstelling tot het gisteren door de Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstel tot wijziging van de Winkeltijdenwet, niet binnen het regeerakkoord.
Dat wetsvoorstel is niet gericht op inperking van het aantal koopzondagen en ook niet op vergroting van de bemoeienis van Rijk. Wel blijft net als onder de huidige wet in het uiterste geval de Kroon op grond van de Gemeentewet bevoegd tot vernietiging van een besluit van een gemeente. Als ik een verzoek tot vernietiging van een verordening van een gemeente ontvang, dan zal ik in overleg met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een dergelijk verzoek zorgvuldig beoordelen. Uitgangspunt hierbij is dat terughoudendheid gepast is. Indien een besluit van een gemeente echter duidelijk in strijd met de wet is, zal ik samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat besluit van een gemeente voordragen voor vernietiging.
Voor wat betreft de opmerking van D66 dat er juist meer ruimte voor gemeenten moet komen om te beslissen over koopzondagen, merk ik op dat een dergelijke wijziging op gespannen voet zou staan met de passage in het regeerakkoord waarin staat dat de huidige situatie met betrekking tot koopzondagen gehandhaafd blijft.
Gaat het kabinet werk maken van het meten van de effectiviteit van convenanten afgezet tegen autonome ontwikkelingen (b.v. energie-efficiëntie)?
Antwoord
Bij de periodieke beleidsevaluaties en beleidsdoorlichtingen is de effectiviteit van het beleidsinstrumentarium één van de aspecten die onderzocht worden. Langs deze wijze van periodieke evaluatie komen ook de convenanten aan bod die op verschillende beleidsterreinen als instrument worden ingezet. Waar methodologisch haalbaar en relevant wordt hierbij, conform de Rijksbegrotingsvoorschriften, gepoogd om inzicht te krijgen in de netto-effectiviteit van beleid, dat wil zeggen de mate waarin de effectiviteit is toe te rekenen aan het gevoerde beleid.
In het geval van de Meerjarenafspraken energie-efficiënte uit 2008 en 2009 geldt bijvoorbeeld dat er in de convenanten is afgesproken dat er een evaluatie zal plaatsvinden. In deze evaluatie zal de effectiviteit van de convenanten nauwkeurig onderzocht worden en zal een vergelijking worden gemaakt met de autonome ontwikkeling.
Wat is de status van het Gasopslagproject in Bergermeer gezien de onrust onder de bevolking, het risico op aardschokken en het risico voor de natuur?
Antwoord
Vandaag is de laatste dag dat de ontwerpbesluiten ter inzage liggen voor dit project. Aan de hand van de ingediende zienswijzen zal het ontwerp inpassingsplan aangepast worden. In de afgelopen anderhalf jaar is er veel tijd besteed aan het zoveel mogelijk wegnemen van onrust bij de bevolking door transparant te communiceren en door extra onderzoek te laten doen naar de mogelijke effecten. Zo is ook risico op aardschokken uitvoerig onderzocht door verschillende instituten. Mijn voorganger heeft dit onderwerp laten bekijken door het Amerikaanse Massachusetts Institute of Technology (MIT). Hier kwam uit naar voren dat er een kans is dat er een aardbeving van 3,9 op de schaal van Richter op kan treden maar dat de kans hierop heel klein is. Een aardbeving van deze sterkte is geaccepteerd.
De natuur zal zoveel mogelijk worden ontzien, door onder andere geluidsbeperkende maatregelen, zoals elektrisch boren i.p.v. generatoren en er worden geluidsschermen geplaatst. Daarnaast zal nog compensatie plaatsvinden doordat voor weidevogels apart broedgebied zal worden ingericht. Begin 2011 moeten de definitieve besluiten ter inzage liggen waarna de besluiten definitief zijn en alleen nog gang naar Raad van State open staat. Pas daarna is het plan onherroepelijk.
Is dit het ware gezicht van de Crisis- en Herstelwet, namelijk dat het Rijk de bevoegdheden van decentrale overheden afpakt?
Antwoord
Op grond van artikel 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), heeft de minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie samen met de minister die het mede aangaat, in dit geval de minister van I&M, de mogelijkheid om de bevoegdheid van een lagere overheid over te nemen als deze niet tijdig beslist of een niet juist besluit neemt. De Crisis- en Herstelwet heeft daar in dit kader niets mee te maken.
De gemeenten Alkmaar, Schermer en Heiloo en de provincie Noord-Holland hebben in september jl. de ontwerpvergunningen verleend. Alleen voor de gemeente Bergen heeft mijn voorganger dit zelf moeten verlenen, aangezien de gemeente de ontwerpvergunningen niet heeft afgegeven. Na het aflopen van de gestelde termijn zijn de betrokken bestuurders van de betreffende gemeenten allen, conform wettelijke vereisten, gehoord, waarop alleen gemeente Bergen bleef weigeren. Gedurende de afgelopen ander half jaar zijn zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau vele overleggen
Wat betreft de € 100 mln voor de food-sector:
• Welke criteria stelt de minister aan deze € 100 mln.
• Kan de minister garanderen dat er met dit geld geen dierproeven worden uitgevoerd?
• Kan hij garanderen dat dit geld niet gestoken wordt in de levensmiddelensector (die de aarde van haar natuurlijk e hulpbronnen berooft)?
• Wat was de deal met Danone?
Antwoord
De € 100 mln. voor de voedingssector betreft een toezegging van het vorige kabinet. Deze € 100 mln. bestaat uit € 40 mln. voor het topinstituut Food & Nutrition (TIFN), gefinancierd uit het Fes, en € 60 mln. voor het innovatieprogramma Food & Nutrition Delta (FND), gefinancierd uit het budget voor innovatieprogramma’s van EL&I. De toezegging uit het Fes heeft plaatsgevonden in het kader van de 500 mln. ronde gericht op selectieve continuïteit; over het verloop van deze ronde incl. de gehanteerde criteria is de Kamer meermalen geïnformeerd. Aan de toezegging uit hoofde van de innovatieprogramma’s ligt een toetsing ten grondslag op basis van de voor de innovatieprogramma’s geldende criteria, zoals bewezen internationale excellentie en economische en maatschappelijke impact.
Zowel het topinstituut als het innovatieprogramma zijn, zoals de naam al aangeeft, bij uitstek gericht op de voedingsmiddelenindustrie. Voor de mogelijke relatie met dierproeven: zie de antwoorden op de schriftelijke vragen 27 en 28 bij de begroting van Economische Zaken. Uit deze antwoorden blijkt dat hooguit minimaal gebruik van dierproeven aan de orde is.
Ten aanzien van Danone kan in zijn algemeenheid worden gezegd dat het investeringsklimaat in Nederland (een functie van o.a. de beschikbare kennisinfrastructuur, de aanwezigheid van voldoende arbeidskrachten, nabijheid van mainport Schiphol en grootstedelijk woonmilieu) voor voedings- en levensmiddelentechnologie bedrijven positief is beïnvloed door bovengenoemde investeringen in kennis en innovatie op het sleutelgebied Food en Nutrition. Hoewel Economische Zaken dus geen specifieke subsidie aan Danone heeft verleend bij het aantrekken van deze investering, hebben investeringen via het Fes wel op deze indirecte wijze bijgedragen aan het behoud van Danone voor ons land.
Deelt de minister de mening dat het niet de bedoeling kan zijn dat met publiek geld kennis uit het publieke domein wordt weggehaald en in handen wordt gelegd van de agro-industrie?
Antwoord
Met het oog op de valorisatie van het wetenschappelijk onderzoek is het positief dat ook publieke kennisinstellingen de resultaten van hun onderzoek beschermen. Het kabinet deelt niet de mening dat daarmee die kennis uit het publieke domein wordt weggehaald en in handen van de agro-industrie wordt gelegd. Integendeel, publieke kennisinstellingen houden daarmee juist meer zeggenschap over de benutting van die kennis. Door bijvoorbeeld licenties te verlenen hebben kennisinstellingen een bron van inkomsten en kunnen zij bepalen dat en hoe de uitvindingen verder worden ontwikkeld tot voor de maatschappij nuttige toepassingen.
II. Beantwoording door de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Artikel in Limburger (uitlatingen voor een boerencongres): «Omzeilt natuurregels»? Waarom heeft u dat gezegd?
Ik heb niet opgeroepen om regels te omzeilen. Ik heb opgeroepen om praktische en pragmatische oplossingen te zoeken voor de problemen die ondernemers met die regels hebben.
Hoe gaat de staatssecretaris het mogelijk maken dat de boeren (in het Groene Hart) rond de grote steden zich in kunnen zetten voor recreatie en dat op te nemen in hun ondernemingsplan?
Boeren zijn uiteraard zelf verantwoordelijk voor hun ondernemingsplan. En als er kansen zijn voor een verbrede bedrijfsvoering rondom grote steden, nemen ze die. Boeren die hun bedrijfsvoering willen verbreden met recreatie ondersteun ik via het programma van de Task Force Multifunctionele Landbouw.
Naar aanleiding van het advies van de commissie-Gabor over de Oostvaardersplassen: hoe gaat de staatssecretaris hiermee verder? En berust zijn uitspraak dat het experiment zou zijn mislukt op een misverstand?
Ik heb op 22 november jl. het advies van de commissie-Gabor per brief aan uw Kamer aangeboden. In die brief heb ik aangegeven hoe ik met het advies wil omgaan: (a) SBB geeft mij binnen twee weken aan welke maatregelen op welke manier worden geïmplementeerd voor de komende winter en (b) SSB geeft mij voor 1/4/2011 zijn visie op het beheer van de OVP op langere termijn, gebruik makend van het advies van de commissie-Gabor. Daarover wil ik ook met belanghebbenden spreken.
Ik heb aangegeven dat ik het experiment in zijn huidige vorm als beëindigd beschouw. Het is mijn overtuiging dat in de Oostvaardersplassen moet worden overgegaan naar een stabiel, degelijk en goed gereguleerd beheer. Onnodig lijden van dieren moet worden voorkomen en we moeten in de toekomst niet elk jaar discussie hebben over het gevoerde beheer.
Ik vraag aan de staatssecretaris om agrarisch natuurbeheer met boeren, Dienst Regelingen en derden makkelijker te regelen en af te stemmen met Brussel.
De subsidieregeling voor agrarisch natuurbeheer is onderdeel van de provinciale subsidieverordening natuur en landschap (SNL). Het gaat hier dus om gedecentraliseerd beleid.
Graag een toezegging van de staatssecretaris dat er openstellingen mogelijk blijven van de «draagvlakregeling natuur», ook tijdens de uitfasering hiervan. Natuureducatie blijft relevant.
De Regeling Draagvlak Natuur is onderdeel van de in het Regeerakkoord opgenomen «versoberingsmaatregelen» en ook als zodanig terug te vinden in de nota van wijzigingen op de begroting 2011. Ik heb in 2011 nog middelen beschikbaar om de regeling 2010 uit te voeren. Daarna heb ik geen middelen meer beschikbaar. Ik zal de regeling dus niet opnieuw in 2011 open stellen. Natuureducatie blijft van belang. Via het reguliere groen onderwijs en het programma «Lekker groen» (speciaal gericht op jeugd en voedsel en groen).
Voor boetes vanuit de EU voor het niet goed uitvoeren van regelingen is in de begroting € 20 miljoen gereserveerd. Kunnen de betrokken bedragen toch worden teruggevorderd? Het beleid moet zo worden aangepast dat we op nul uitkomen.
Vanzelfsprekend zet de regering in op het zoveel mogelijk voorkomen van financiële correcties.
Met betrekking tot streekproducten graag een grondgebonden erkenning. Geen cranberries uit Canada als Terschellinger cranberries presenteren.
Het is nu al mogelijk om producten te beschermen met een zogenaamde «beschermde oorsprongsbenaming». Dit is neergelegd in de EU-kwaliteitsverordening voor beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen. Ook Nederlandse producenten die aan de voorwaarden voldoen kunnen hiervan gebruik maken voor hun streekproducten. Recentelijk hebben de kazen Gouda Holland en Edam Holland nog de beschermde status gekregen.
Het gebruik van streekaanduidingen is tevens gewaarborgd met het Nederlandse private SPN keurmerk «erkend streekproduct». Producenten kunnen dit aanvragen.
Het private nationale SPN keurmerk en het Europese systeem voorzien reeds in voldoende mate in een «grondgebonden erkenning» voor streekproducten.
Perceelsregistratie nog steeds niet op orde. Graag aandacht van de staatssecretaris hiervoor.
De perceelsregistratie heeft mijn aandacht en het proces van het op orde brengen van de perceelsregistratie ligt op schema. Dienst Regelingen (DR) heeft ondertussen alle 245 000 opmerkingen die de boeren voor en tijdens de Gecombineerde Data Inwinning (GDI) hebben gemaakt verwerkt en is nu druk bezig met alle controles. Ruim 65 000 van de 73 000 boeren hebben tot nu toe bericht ontvangen.
DR zal de resterende 8000 boeren voor 1 december een bericht sturen. Ook het betaalschema zal volgens de aangegeven planning verlopen.
De mestwetgeving moet eenvoudiger en gericht worden op gebieden waar problemen zijn en meer steunen op eigen verantwoordelijkheid van ondernemers.
Per brief van 23 augustus 2010 (TK 28 385, nr. 188) heeft het vorige Kabinet het rapport «Gebiedsgerichte uitwerking Nitraatrichtlijn, mogelijkheden en beperkingen» aan de Kamer aangeboden. Zoals in de betreffende brief aangegeven, zullen de resultaten van het onderzoek betrokken worden in de voorbereidingen op het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn voor de jaren 2014–2017. In de besluitvorming over het vijfde actieprogramma en over de sturing op de omvang van de veehouderij voor de periode na 2015, streeft dit Kabinet naar een goede balans tussen maatwerk voor ondernemers en het beperken van administratieve lasten, met inachtneming van de te realiseren milieudoelstellingen.
Graag een reactie van de staatssecretaris op de extra kosten van bijvoorbeeld archeologisch onderzoek. Zo is het verdrag van Malta toch niet bedoeld?
Het archeologiebeleid valt onder de verantwoordelijkheid van mijn collega staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De archeologiewetgeving wordt in 2011 geëvalueerd, ook op de werking van de wet in de praktijk. In die evaluatie wordt gekeken naar de werking van het «verstoorder betaalt» principe. Mijn collega informeert u eind 2011 over de resultaten van deze evaluatie.
De staatssecretaris zou onderzoek moeten doen naar waar het Nederlandse agrocluster staat ten opzichte van andere lidstaten als het gaat om regelgeving, implementatie en naleving. De VVD wil gelijk speelveld. Voorbeeld: subsidie geitenmelkproductie in Frankrijk.
Zoals ik in het schriftelijk antwoord op Kamervragen van het lid Van Veldhoven (1 november 2010) reeds heb aangegeven, zijn er tijdens de Health Check in 2008 van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid afspraken gemaakt over de mogelijkheden die lidstaten hebben om een deel van de directe inkomenssteun te herbestemmen.
In het genoemde voorbeeld over de geitenmelk in Frankrijk gaat het dus niet om nieuwe, nationale financiële middelen, maar om reeds voor de sector bestemde inkomenssteun. Ook ik geef dit jaar via artikel 68 van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid € 22 miljoen aan specifieke steun, zoals aan de geiten- en schapensector (gericht op het elektronische I&R systeem en het elektronisch omnummeren). Mijn inziens is er dan ook geen sprake van een verstoring van het level playing field. Voor het overige verwijs ik naar de reactie op de motie Snijder-Hazelhoff c.s. (TK 32 123 XIV, nr. 92) zoals weergegeven in het Verslag van de Landbouwraad van maart 2010, dd. 9 april jl.
Een mooi voorbeeld van versterking van de innovatiekracht van het agrocomplex zien we in de glastuinbouw in het innovatieprogramma Kas als Energiebron. Kan het kabinet bevestigen dat dit programma wordt voortgezet?
Dit kabinet ondersteunt het innovatie- en actieprogramma Kas als Energiebron in de glastuinbouw. In deze samenwerking tussen bedrijven, overheid en kennisinstellingen wordt aantoonbaar succesvol gewerkt aan ondernemerschap, het bereiken van duurzaamheidsdoelen en innovatieve oplossingen. Deze aanpak, die ook in de rest van de land- en tuinbouw wordt gevolgd, past naadloos in de door het Kabinet beoogde Green Deal met de samenleving en het bedrijfsleven.
Kan het MKB ook meedoen aan de biobased economy?
Ja, het MKB doet reeds volop mee aan de ontwikkeling van de biobased economy. Een goed voorbeeld hiervan is de regeling SBIR (Small Business Innovation and Research), gericht op het MKB. Hier doen reeds veel MKB-bedrijven aan mee en hiermee worden biobased producten zoals bioplastics, coatings en verven ontwikkeld en op de markt gezet. Een ander instrument hiervoor is het transitiehuis biobased economy waar nu aan gewerkt wordt. Hier is ruimte voor kennisuitwisseling en ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid.
Subsidieregelingen voor agro-innovatie: Faciliteren is soms nog belangrijker dan subsidies. Kan de staatssecretaris een overzicht van de financiële instrumenten geven? Op welke doelstellingen wordt gestuurd en hoe wordt de effectiviteit en efficiëntie van de regelingen bepaald? De regelingen moeten vooral simpel zijn, zodat subsidieadviseurs niet meer nodig zijn.
De belangrijkste instrumenten voor de agrosector zijn de Regeling LNV-subsidies en de MIA/VAMIL. Met name de Regeling LNV-subsidies voorziet in diverse op innovatie en verduurzaming gerichte subsidies; van ontwikkelingsfase tot aan commerciële toepassing van vernieuwingen. Bij het opstellen van de regelingen worden de administratieve lasten voor het bedrijfsleven tot een minimum beperkt. Dit heeft mijn voortdurende aandacht.
De genoemde bedrijfsgerichte regelingen zijn recent geëvalueerd op effectiviteit en efficiëntie in het kader van beleidsdoorlichtingen. Het streven is om de regelingen zo laagdrempelig mogelijk te ontwerpen.
Klopt het dat de doorstart van kip caravans is bemoeilijkt door de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM)?
Nee, de bewering is als zodanig bekend, maar niet correct. De NOM investeerde twee jaar geleden samen met een private partij in een doorstart van Kip. Sinds het faillissement van oktober jongstleden was er voor de NOM in principe geen rol meer weggelegd: de NOM neemt nooit deel aan een doorstart van faillissement van eigen participaties. De NOM was met de private partij nog wel houder van de merknaam. Inmiddels is de weg voor doorstart van Kip vrijgemaakt door de claim op de merknaam te laten vallen. Met name de NOM heeft hieraan bijgedragen.
Boeren in Oostvaarderswold rekenden op overname door het Rijk. Hoe gaat de staatssecretaris het dumpen van gronden tegen bodemprijzen voorkomen?
Hierover ben ik in overleg met de provincie Flevoland. Ik zal u over de uitkomsten op een later moment informeren.
Eerst een «Grondnota» en criteria voordat kabinet over gaat tot het verkopen van grond.
In de Grondnota, die ik in het WGO van 15 november heb toegezegd, zal ik ingaan op de wijze waarop gronden op de markt worden gebracht.
Wat doet het kabinet aan de waardedaling van de huizenprijzen in de Leidse Rijn bij Utrecht en Haarzuilen, Spaarnwoude en Maasheggelandschap?
Het doel van deze natuur- en recreatieprojecten is niet gericht op waardestijging van onroerend goed. Het kabinet doet noch iets aan waardestijging, noch iets aan waardedaling van onroerend goed.
Deelt het kabinet de opvatting dat het onderbrengen van de nVWA bij VWS de onafhankelijkheid veel beter waarborgt?
De verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit zijn helder. De nVWA heeft een eigen onafhankelijke positie ten aanzien van het adviseren van de regering en het communiceren naar buiten toe, bijvoorbeeld richting burgers en bedrijven.
In de opdrachtgeversrelatie tussen EL&I en VWS is er sprake van nevenschikking. De minister van VWS blijft één van de twee opdrachtgevers van de nieuwe organisatie en stelt uit dien hoofde mede prioriteiten in handhaving vast.
Wat gaat het kabinet doen tegen de explosieve toename van antibiotica in de intensieve veehouderij?
De voormalige ministers Verburg en Klink hebben de Taskforce antibioticaresistentie dierhouderij in april jl. gevraagd om te komen met voorstellen die zullen leiden tot een halvering van het antibioticagebruik in 2013 (en reeds 20% in 2011). Zoals mijn voorganger minister Verburg reeds – mede namens de minister van VWS – aangaf in haar brief van 23 september jl. (TK 31 478, nr. 5), kunt u binnen enkele weken na de ontvangst van de plannen van de Task Force Antibioticaresistentie dierhouderij, de reactie van bewindslieden van de ministeries van EL&I en VWS verwachten. De plannen worden donderdag door de taskforce naar buiten gebracht. U ontvangt binnen afzienbare tijd de reactie van mij en mw. Schippers op deze plannen.
Wat gaat het Kabinet doen tégen de schaalvergroting en vóór het stimuleren van een leefbaar platteland?
Schaalvergroting is niet strijdig met een leefbaar platteland. Op alle terreinen in de maatschappij is schaalvergroting aan de orde en dat heeft geleid tot efficiencyverbetering en andere vormen van werkgelegenheid op het platteland. Daar is niets mis mee. Bovendien kiest niet elke boer voor schaalvergroting. Er zijn ook boeren die kiezen voor verbreding.
Maar het is wel zaak om bij schaalvergroting maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van milieu, dierenwelzijn, diergezondheid, volksgezondheid en ruimtelijke kwaliteit in het oog te houden. Recent heb ik tijdens het Algemeen Overleg over duurzame veehouderij aangegeven dat ik een maatschappelijke discussie wil over schaalvergroting en megastallen in het bijzonder. Ook zal ik het gesprek met de provincies hierover aangaan. Daarbij wil ik met name de resultaten uit het nog te verschijnen onderzoek over veehouderij en volksgezondheid in de discussie betrekken.
Wat gaat het kabinet doen aan het leven onder de armoedegrens van een aantal boeren?
Voor boeren die onder de armoedegrens leven, geldt het instrumentarium dat ook voor andere burgers beschikbaar is (zoals het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen). Voor bedrijfsbeëindiging steun ik het project «Boerenkans» dat boeren begeleidt naar een tweede carrière binnen of buiten de agrarische sector.
Doorfokken is één van de belangrijkste oorzaken van dierenleed. Komt de staatssecretaris met een serieuze aanpak hiervan en voorstellen om dit te voorkomen?
Bij misstanden in de fokkerij bij gezelschapsdieren kan allereerst gedacht worden aan een eenzijdige fokbeleid met als consequentie gezondheids- en welzijnsproblemen door schadelijke raskenmerken en erfelijke gebreken. Daarom is de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied, als overkoepelende organisatie van een groot aantal rashondenverenigingen, verzocht een plan van aanpak op te stellen. Dit plan van aanpak is gereed en door de Raad aan EL&I aangeboden. In dit meerjarenbeleidsplan («duurzaam fokbeleid rashondenfokkerij») focust de Raad op stappen ten behoeve van het welzijn van honden, stappen ter bestrijding van schadelijke raskenmerken en stappen ter bestrijding van erfelijke aandoeningen. Het streven van de Raad is de genoemde maatregelen in de komende 5 jaar in te voeren.
De Raad voor Dieraangelegenheden, ofwel RDA, zal zijn zienswijze over Fokkerij en Voortplantingstechnieken in december 2010 publiceren. Ik zal de zienswijze, vergezeld van mijn reactie, te zijner tijd aan uw Kamer toezenden. Mijn ambtsvoorganger heeft gewerkt aan een algemene maatregel van bestuur met daarin een verplichting voor identificatie en registratie van honden. Dat geldt ook voor een AMvB ter vervanging van het Honden- en kattenbesluit. Ik ben mij momenteel, in het licht van het regeerakkoord, aan het beraden over het verder in procedure brengen van deze nieuwe regelgeving. Ik zal u zo spoedig mogelijk informeren over mijn besluitvorming ten aanzien van deze AMvB’s.
Met betrekking tot dikbillen verwijs ik naar de schriftelijke beantwoording van de begrotingsvragen (TK 32 500 XIV, antwoord op vraag 57).
De problematiek van te zware kippen die door hun poten zakken is al een aantal jaren geleden door de sector opgepakt. Door gewijzigde fokprogramma’s is dit probleem sterk gereduceerd. De sector heeft baat bij aanpak van deze kwestie niet alleen vanuit welzijnsoogpunt, maar ook vanuit economisch oogmerk.
Wat gaat het Kabinet doen aan verplichte brandbestrijdingsmaatregelen na duizenden dode dieren door stalbranden afgelopen jaar?
Zoals aangegeven in eerdere beantwoordingen op Kamervragen baart het aantal stalbranden mij zorgen. Gesprekken over de resultaten van het onderzoek naar stalbranden vinden reeds plaats. Naar verwachting wordt u aan het einde van dit jaar geïnformeerd over de mogelijke vervolgacties die moeten bijdragen aan zoveel mogelijk voorkomen van brand in stallen en het beperken van de gevolgen hiervan.
Wat gaat het kabinet doen aan de lange afstand veetransporten?
De Europese Transportverordening biedt geen mogelijkheden om dergelijke lange transporten (>8 uur) nationaal te verbieden als aan alle wettelijke voorwaarden wordt voldaan.
Een beslissing over een maximum transportduur van 8 uur voor slachtdieren vervoer moet op Europees niveau worden genomen.
Ik zet mij conform het Regeerakkoord daarom op Europees niveau in voor een limitering van lange transporten van slachtdieren.
Visie, samen met BuZa, over voedselzekerheid?
Om de voedselzekerheid wereldwijd te vergroten, zal een flink hogere landbouwproductie gerealiseerd moeten worden. Dit is een grote internationale opgave op het moment dat de wereldbevolking zal toenemen tot 9 miljard in het jaar 2050, de beschikbare landbouwgrond en natuurlijke hulpbronnen afnemen en voorts klimaatverandering aanpassingen in de landbouw vereist. De productieverhoging zal zoveel mogelijk op het bestaande landbouwoppervlak moeten plaatsvinden om bosgebieden en ecosystemen niet verder aan te tasten. Zet in op «climate smart agriculture» Nederland kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Door onderzoek en uitwisseling van kennis en technieken, bv. hogere productie van gewassen, veredeling van gewassen en foktechnieken, gentechnieken, efficiënt watergebruik, ketenontwikkeling etc. Er is in het buitenland veel vraag naar deze kennis en de technologie. Het Regeerakkoord geeft aan dat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking fundamenteel herzien en gemoderniseerd wordt. Het regeerakkoord omarmt de aanbevelingen van het WRR-rapport «Minder pretentie, meer ambitie«: focus op zelfredzaamheid en economische groei, meer inzet van bedrijfsleven en Nederlandse kennis, en dat alles in minder landen en sectoren. Het Regeerakkoord stelt daarbij dat er wordt gefocust op thema’s waar Nederland goed in is, onder meer landbouw en water.
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken zal binnenkort met een brief komen over de nadere invulling van het Regeerakkoord en de positie van voedselzekerheid daarbinnen.
Vraag naar voedsel neemt de komende decennia toe, terwijl beschikbare landbouwgrond afneemt. Productie per ha beschikbare grond moet omhoog. Goede voedselvoorziening voorkomt ook migratie.
Zie het antwoord bij vraag s26.
Wordt de EVD in het verlengde van de landbouw attachés ook ingezet voor het internationaal opererende agro bedrijfsleven?
Met behulp van attachés op het gebied van het agrofoodcluster wordt al geruime tijd het beschikbare financiële instrumentarium van NL EVD Internationaal, onderdeel van AgentschapNL, ingezet voor de internationaal opererende Nederlandse agribusiness. Een voorbeeld hiervan is het programma Collectieve Promotionele Landbouw Activiteiten. Dit programma bevordert het organiseren van inkomende en uitgaande handelsmissies, collectieve beursinzendingen en andere op het buitenland gerichte promotionele activiteiten.
Op welke wijze wil de staatssecretaris inzetten op versterking van het Initiatief Duurzame Handel?
Het Initiatief Duurzame Handel (IDH) is een belangrijke actor in de verduurzaming van grondstofketens. Samen met bedrijven en maatschappelijke organisaties geeft zij uitvoering aan de gestelde ambitie per grondstofketen zoals vermeld in hun actieplan. In nauwe samenwerking met het Initiatief Duurzame Handel werkt EL&I en Buitenlandse Zaken aan de verduurzaming van agrarische ketens als cacao, soja & tropisch hout door onder andere de inzet van diplomatie. Het postennetwerk, waaronder de EL&I-attachés speelt hierin een belangrijke rol. Samen met mijn collega van Buitenlandse Zaken werk ik aan een versterking van de samenwerking met IDH.
Gemeentebesturen hebben last van archeologie. CDA wil het soepeler en simpeler.
Zie het antwoord bij vraag 10.
De staatssecretaris wordt gevraagd om te komen tot een versoepeling van de dierverzamelregelgeving.
De regels voor het verzamelen van vee zijn vastgelegd in deRegeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s en dienen ter voorkoming van insleep en het verspreiden van besmettelijke (bestrijdingsplichtige) dierziekten. In de regeling zijn afgelopen jaren, een aantal verruimingen op de standaardnorm aangebracht, mits daarvoor een goedgekeurd kwaliteitssysteem bestaat, zoals de uitzondering voor het verzamelen van weiderunderen, de tweede verzamelslag voor nuchtere kalveren en de tweede verzamelslag voor slachtschapen engeiten.
De altijd latent aanwezige dreiging van dierziekten is voor mij een belangrijke reden om voorzichtig om te gaan met mogelijke verdere versoepelingen in regelgeving die juist ziet op de preventie van het verspreiden van dierziekten.
Kan de staatssecretaris bezien of delen of geheel Dienst Regelingen kan worden geprivatiseerd binnen de maatstaven van de Europese wet- en regelgeving?
In het licht van de stelselwijzingen ben ik uiteraard bereid om alle mogelijkheden voor verbetering van de efficiëntie en effectiviteit van de uitvoering te bezien. Ik wil benadrukken dat dit binnen de maatstaven van de Europese wet- en regelgeving moet passen. Daarbij wijs ik in het bijzonder op de positie van Dienst Regelingen als Europees Betaalorgaan. Tot op heden wordt deze taak binnen de EU door de overheid uitgevoerd.
Is de staatssecretaris bereid een «appellation d’origine contrôlée hollandaise» in te stellen, samen met het bedrijfsleven?
Kan een aantal mensen van de nVWA zich in plaats van voedselveiligheid bezig houden met lekker voedsel? En is daar geld voor beschikbaar?
Nederland beschikt inderdaad over een groeiend aantal streekgebonden producten. Dat doet ook mij deugd. Een aantal van die producten heeft een Europese erkenning als beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding (het Nederlandstalige equivalent van de appellation controlée).
Het Kabinet ondersteunt al jaren nieuwe aanvragen en doet dit samen met het Hoofd Productschap Akkerbouw die hiervoor wettelijk opgedragen taken heeft. Met name de nVWA heeft als taak toe te zien op het juiste gebruik van de Europees beschermde benamingen.
Het is in eerste instantie aan producenten om te beslissen of zij een aanvraag voor een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding of gegarandeerde traditionele specialiteit willen indienen en hun product op Europees niveau willen beschermen en of zij bereid zijn om aan de voorwaarden te voldoen om voor een EU-erkenning in aanmerking te komen. De Europese Commissie beslist vervolgens of een product aan de voorwaarden voldoet voor de registratie als beschermde oorsprongsbenamingen (BOB), Beschermde geografische aanduiding (BGA) of gegarandeerd traditionele specialiteit (GTS).
Kan de staatssecretaris garanderen dat alle steunaanvragen van jonge boeren worden gehonoreerd?
In 2010 worden alle steunaanvragen gehonoreerd.
De regeling, die de afgelopen vijf jaar opengesteld is geweest, wordt momenteel geëvalueerd. Daarbij is het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt betrokken.
De evaluatie wordt in december 2010 afgerond. Daarna zal ik bezien hoe en in welke omvang de regeling wordt voortgezet.
Toezicht op toezicht is een beter systeem. Kan de staatssecretaris dat uitwerken, bijv. ten aanzien van de vleeskeuring.
De nVWA werkt indien mogelijk risico-gebaseerd. Bedrijven die deelnemen aan kwaliteitssystemen en extra garanties bieden, dienen daarvoor te worden beloond. De nVWA werkt eraan om daar in het toezicht rekening mee te houden. Zo wordt het onaantrekkelijk om «free-rider» te zijn. Verder dienen de administratieve en toezichtslasten zoveel mogelijk te worden teruggebracht. Daar werkt de nVWA aan, in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven. Toch moet worden geopereerd binnen de kaders van de Europese wetgeving thans is het niet mogelijk de vleeskeuringswet te liberaliseren. EL&I participeert daarom actief in de discussies die in Brussel worden gevoerd over modernisering van de vleeskeuring.
Productschappen moeten vrijwillige in plaats van verplichte bijdrage hebben.
Ik ben bekend met het feit dat ondernemers nogal eens bezwaren hebben tegen de heffingen die betaald moeten worden aan de bedrijfslichamen, de hoogte van die heffingen en de wijze waarop die heffingen worden besteed. Vanaf 2012 zullen bedrijfslichamen vierjaarlijks hun draagvlak moeten toetsen. Onderdeel van deze verplichte draagvlaktoets is een activiteitenpeiling. De ondernemer die onder de werkingssfeer van het bedrijfslichaam valt, kan zich daarin uitspreken over het voortbestaan van het bedrijfslichaam en kan aangeven welke activiteiten positief dan wel negatief beoordeeld worden. Ondernemers kunnen via deze weg hun mening duidelijk laten gelden. Mede hierdoor zullen de middelen die de bedrijfslichamen uit de heffingen ontvangen worden ingezet op terreinen waar de ondernemers dat graag willen. De uitkomsten hiervan zal ik samen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die eerstverantwoordelijk is voor het stelsel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, bespreken.
Is het Kabinet bereid de voorkeur voor optie 3 uit de Commissiemededeling GLB uit te spreken? (Gerelateerd aan afbouw subsidies, boer als ondernemer)
Afgelopen donderdag heeft de Europese Commissie haar Mededeling over de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid gepubliceerd. De Kabinetsreactie op deze Mededeling zal ik u zo spoedig mogelijk doen toekomen. In de reactie zal het Kabinet zich baseren op het Regeerakkoord. Daarin wordt duidelijk dat het Kabinet veel waarde hecht aan de versterking van concurrentiekracht, duurzaamheid en innovatievermogen van de landbouwsector. Het doel daarbij is enerzijds om de marktoriëntatie van de landbouw te versterken, waarmee de voedselzekerheid wordt gediend en anderzijds een duurzame bedrijfsontwikkeling te ondersteunen met het oog op uitdagingen op het terrein van bijvoorbeeld milieu, klimaat, water, biodiversiteit en diergezondheid. Het Kabinet wil verder via het GLB agrarische ondernemers belonen voor het beheer van natuur en landschap en voor het leveren van bovenwettelijke maatschappelijke prestaties op bijvoorbeeld het gebied van dierenwelzijn en milieu- en waterbeheer.
Is EL&I bereid om de ruimte in art. 68 in te zetten voor verbeteren innovatie, dierenwelzijn en duurzaamheid bij boerenbedrijven?
Met de Health Check is het mogelijk geworden om een deel van de directe inkomenstoeslagen te herbestemmen voor bijvoorbeeld kwaliteitslandbouw en risicobeheer, via het zogenoemde artikel 68. Ook komend jaar zal ik, evenals dit jaar, inzetten op dierenwelzijn, met name voor integraal duurzame stallen, de brede weersverzekering, de I&R voor schapen en geiten en op de vaarvergoeding. Dit alles conform de inzet die mijn voorganger met u in het voorjaar van 2009 heeft besproken en is gemeld aan Brussel.
Besteding van artikel 68 middelen is via de melding aan Brussel vastgelegd tot en met 2011. De inzet via artikel 68 in 2012 en 2013 kan worden verhoogd. Niet via extra gebruik van onbenutte middelen, want die worden al maximaal ingezet, maar via een korting op de generieke inkomenssteun van Nederlandse agrariërs. Daarmee kan de inzet voor artikel 68 maatregelen in principe tot maximaal € 90 miljoen per jaar worden verhoogd, bij de invulling hiervan zal zeker rekening gehouden moeten worden met uitvoeringsconsequenties.
Momenteel breng ik de mogelijkheden voor een verhoogde inzet van artikel 68 in kaart. Hierover zal ik u begin 2011 informeren.
Wat is de stand van zaken rond de dierenpolitie en 1-1-4?
Tijdens het wetgevingsoverleg politie op 14 november jl. heeft de minister van Veiligheid en Justitie zijn visie over dit onderwerp met u gedeeld. Het toezicht op de naleving van dierenwelzijnsregelgeving valt onder mijn verantwoordelijkheid; daarnaast heeft ook de politie toezichtstaken. Het is zaak dat met deze intensivering voor het hele terrein van dierenwelzijn een goed toezichts- en controleniveau gerealiseerd wordt. Ik ben het ermee eens dat dit toezicht zich verder uitstrekt dan tot alleen de dierenmishandeling van gezelschapsdieren. Afstemming met de Landelijke Inspectie Dienst en evenwicht in de taken en werkzaamheden tussen agenten en onder mijn ministerie ressorterende diensten is belangrijk. Ik ben hierover in gesprek met het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het realiseren van één uniek alarmnummer voor dieren zal in nauwe samenhang moeten worden bezien met de nieuwe dierenpolitie. Ook moet hiertoe samenwerking worden gezocht met de verschillende, lokaal opererende, dierenambulances. En bekijk ik samen met de minister van Veiligheid en Justitie wat één alarmnummer betekent voor de reeds bestaande meldkamers voor dierenmishandeling en verwaarlozing van de Landelijke Inspectie dierenbescherming (LID) en de nVWA. Vervolgens zal ik bezien in hoeverre de realisering van één alarmnummer mogelijk is, en het beste kan worden opgepakt. Ik zal u hierover zo spoedig mogelijk informeren.
Aan het ritueel slachten moet een einde komen, gelet op het lijden (dierenmishandeling) en onzedelijkheidsargument.
In afwachting van de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van de Partij voor de Dieren met betrekking tot het onbedwelmd ritueel slachten heeft mijn voorganger besloten geen maatregelen of besluiten te nemen. Gegeven het ingediende initiatiefwetsvoorstel wens ik de parlementaire behandeling daarvan af te wachten.
PVV vraagt de staatssecretaris inzake Oostvaardersplassen of
1. prikpil kan worden ingezet voor geboortebeperking,
2. tot de invoering van geboortebeperking bijgevoerd wordt in een langdurige vorstperiode.
Bij de aanbieding van het advies van de commissie-Gabor aan uw Kamer per brief van 22 november 2010 heb ik aangegeven dat ik Staatsbosbeheer heb gevraagd om – gebruikmakend van het advies van de commissie-Gabor – te komen met een toekomstvisie voor het beheer van de Oostvaardersplassen. Ik loop daar niet op vooruit.
Wat is de straf voor SBB voor het mishandelen van dieren in de Oostvaardersplassen?
Er is geen sprake van mishandeling. Het gaat erom dat we het beheer op een verstandige manier aanpassen om onnodig lijden te voorkomen. We gebruiken daarbij de inzichten die de commissie-Gabor ons heeft aangereikt.
Paarden kunnen last hebben van de registratiechip. Wil de staatssecretaris onderzoeken of er andere mogelijkheden zijn van chippen (andere plaats). Hoeveel paarden hebben last van chippen?
Het chippen van paarden is vanaf 1 juli 2009 Europees verplicht (Verordening I&R paardachtigen EG nr. 504/2008). Daarbij is ook voorgeschreven dat de chip aangebracht dient te worden in de hals van het dier (uniformiteit). Iedere persoon die een chip mag implanteren volgt hiervoor een speciale cursus, waarbij ook aandacht besteed wordt aan hygiënisch werken. Ontstekingsreacties na het inbrengen van een chip komen dan ook weinig voor. Exacte cijfers zijn mij niet bekend.
Onder bepaalde voorwaarden kan een lidstaat een alternatief voor de transponderverplichting toestaan, waarbij zij de garantie moeten geven dat de identiteit van het paard altijd kan worden vastgesteld en dat hiermee kan worden voorkomen dat voor hetzelfde paard meermaals een identificatiedocument wordt afgegeven. Bij de implementatie van de verordening is gekeken naar het mogelijke alternatieven waarbij de enige reële optie was een vriesbrandmerk (permanent uiterlijk kenmerk) in combinatie met identificatie middels DNA.
Oormerken bij landbouwhuisdieren, zijn daar geen alternatieven voor? Ook in EU-verband uitzoeken/bepleiten?
Voor schapen en geiten wordt gebruik gemaakt van twee oormerken óf van één oormerk in combinatie met een maagbolus. Dit is ook toegestaan in de Europese Verordeningen ter Identificatie en registratie voor schapen en geiten (EG nr 21 2004).
Voor rundvee wordt gebruik gemaakt van twee oormerken. Dat is voorgeschreven in de Europese verordening ter Identificatie voor Runderen (EG nr 1760/2000). In de verordeningen is vastgelegd aan welke eisen de merken moeten voldoen. Overigens laat de verordening toe dat bij runderen één van twee oormerken een klein oormerk is. Mijn ambtsvoorganger heeft door TNO een onderzoek laten uitvoeren naar alternatieven voor de oormerken bij runderen. Er blijken alternatieven mogelijk te zijn, maar deze zijn niet toegestaan door de Europese Commissie. Bij de herziening van de Europese verordening I&R runderen begin 2011 zal ik deze alternatieven bepleiten.
Imares plaatst zenders op zeehonden, die hierdoor gedesoriënteerd raken en een langzame dood sterven. Kan de staatssecretaris daar een eind aan maken, en zorgen dat Imares overgaat op traditionele observatie?
Wanneer Imares zenders op zeehonden plaatst voor onderzoek, is daarvoor een Flora- en faunawetontheffing nodig. Bij de verlening daarvan (wat op zeer beperkte schaal voorkomt) worden dierenwelzijn en het belang van het onderzoek beoordeeld. Het dierenwelzijn is daarmee naar mijn mening voldoende gewaarborgd.
De EHS-verbinding aan de Oostvaardersplassen is geen goed idee, want de dieren kunnen niet klimatologisch migreren en raken alleen maar verspreid en dat is onhandig ivm prikpil en bijvoeren.
Zie de reactie op vraag 41.
Hoe staat het met de aanpak van de broodfokkers en handel van dieren op internet?
Misstanden in de fokkerij kunnen thans worden aangepakt op grond van het artikel in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren dat dierenmishandeling strafbaar stelt.
Ik ben ook in overleg met sector over de nadelige kanten van eenzijdig fokbeleid, met als consequentie gezondheids- en welzijnsproblemen door schadelijke raskenmerken en erfelijke gebreken.
Ook handel, fok en verkoop van dieren kunnen onder misstanden in de fokkerij vallen.
Ik beraad me op maatregelen in het licht van de uitgangspunten in het Regeerakkoord. Ik zal u zo snel mogelijk berichten over de besluitvorming op dit punt.
Meer toezicht op veemarkten. Mediaberichten over stroomstoten op dieren.
Het controleren van verzamelplaatsen in het algemeen en van markten in het bijzonder vormen een onderdeel van het reguliere toezicht op de naleving van de transportverordening.
Er geldt te allen tijde dat voldaan moet worden aan de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Indien blijkt dat hier niet aan voldaan wordt, zal opgetreden worden. Daar waar de resultaten van de controles aanleiding geven tot intensivering van het toezicht, zal dit gebeuren. Daarnaast dienen ook de organisator van markten en de gemeente hun verantwoordelijkheid te nemen. Indien noodzakelijk zal in overleg met hen overlegd worden op welke wijze het welzijn van de dieren gewaarborgd kan worden.
Hoe zit het met de spreiding slachthuizen om transporttijd te verkorten (decentralisatie slachthuizen)?
Ondanks een concentratie van slachthuizen de afgelopen jaren zijn de slachthuizen nog redelijk verspreid. Daardoor zijn de transporttijden relatief beperkt.
Tot de invoering van de dierenpolitie verzoek dat de VWA-keuringsarts bij bezoek aan slachterijen wordt vergezeld van 1 of 2 AID medewerkers i.v.m. intimidatie van keuringsartsen.
VWA en AID zijn nu reeds binnen de nVWA in één tijdelijke werkorganisatie verenigd.
De nVWA heeft hulpsystemen om bij verwachte agressie in collegiaal verband op te treden. Controleurs van de nVWA worden incidenteel lastig gevallen bij uitoefening van hun werk. De nVWA besteedt veel aandacht aan het omgaan met agressie. Doel is om agressie te voorkomen of om agressieve situaties te vermijden. Zo nodig wordt aangifte gedaan. Over de invulling en vormgeving van de taken van de dierenpolitie ben ik in overleg met mijn collega van Veiligheid en Justitie
Stalbranden en dierenslachtoffers daarvan nemen toe. Hoe denkt de staatssecretaris over een brandpreventieplan in samenwerking met ondernemer, brandweer en verzekeraar?
Zoals aangegeven in eerdere beantwoordingen op Kamervragen baart het aantal stalbranden mij zorgen.
Gesprekken over de verbetermogelijkheden ter preventie van branden op bedrijven en bestrijding tijdens een brand om de schade en het leed te beperken vinden reeds plaats. Naar verwachting wordt u aan het einde van dit jaar geïnformeerd over de mogelijke vervolgacties die moeten bijdragen aan het meer en beter voorkomen van brand in stallen. Ik zal dan bezien of een brandpreventieplan hier onderdeel van moet zijn.
Kan de staatssecretaris de PVV geruststellen dat het Europees Landbouwbeleid niet wordt gekaapt door de «natuurgoeroes»?
Ik ben het met de PVV eens dat boeren heel goede natuurbeheerders kunnen zijn. Mijn inzet is er dan ook op gericht dat het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zich enerzijds richt op versterking van concurrentiekracht, duurzaamheid en innovatievermogen van de sector, maar anderzijds ook boeren beloont voor hun prestaties voor natuur en landschap.
Wat is het traject van de staatssecretaris de komende 6 maanden om ontpoldering te voorkomen van de Hedwigepolder?
De aanpak wordt door mij nu uitgewerkt. Ik zal daar Vlaanderen, de provincie Zeeland en de Zeeuwse regio bij betrekken. Ik ga geen nieuwe commissie instellen. Het gaat om een heranalyse en toetsing van het waterschapsalternatief en van al het beschikbare materiaal van de verschillende commissies en studies uit het verleden. Ik kijk daarnaar met een frisse blik.
Bij de analyse en bij de voorbereiding van de besluitvorming zal ik de Zeeuwse overheden en de maatschappelijke organisaties betrekken. Na overleg met Vlaanderen zal het kabinet vervolgens een besluit nemen. Op 1 juni volgend jaar zal er duidelijkheid zijn.
Productschappen molensteen voor land. Status draagvlaktoets? Wat doet verplichtende karakter met de land- en tuinbouwsector? Indien geen draagvlak overstap mogelijk naar minder verplichtend?
Zie de reactie op vraag s36. In aanvulling daarop merk ik op dat indien bij de draagvlaktoetsing blijkt dat voor het voortbestaan van een bedrijfslichaam geen draagvlak meer bestaat het bedrijfslichaam uiteindelijk kan worden opgeheven. Uiteraard kunnen ondernemingen of organisaties daarvan te allen tijde samenwerkingsverbanden et cetera oprichten die geen publiekrechtelijke status en daarmee ook geen verordenende of heffingsbevoegdheden hebben.
Is de staatssecretaris het ermee eens dat de innovatiekracht van de landbouw aangewend moet worden om de sector groener en diervriendelijk te maken?
Ja, alle subsidies op het gebied van kennis en innovatie van het ministerie van LNV worden ingezet ten behoeve van maatschappelijke duurzaamheidsopgaven, waartoe ook dierenwelzijn wordt gerekend. Dit gaat prima samen met de versterking van de concurrentiekracht.
Geen megastallen, maar groene landbouwbedrijven waar varkens in de modder wroeten. Geen kassen die energie kosten maar energie opwekken. Is dat de landbouwsector die de staatssecretaris voor ogen heeft? Zo ja, welke maatregelen kunnen we verwachten?
Recent heb ik tijdens het Algemeen Overleg over duurzame veehouderij aangegeven dat ik in de komende periode, in samenwerking met de sector en maatschappelijke organisaties, wil werken aan een verdere verduurzaming van de veehouderij. Dierenwelzijn, natuurlijk gedrag, milieu, diergezondheid, landschappelijke inpassing etc. zijn aspecten die daarbij nadrukkelijk worden meegenomen. Binnen het samenwerkingsverband van de uitvoeringsagenda werk ik aan concrete ambities voor 2015. Om de verduurzaming van de veehouderij te stimuleren en te faciliteren zal ik ook zeker gebruik maken van middelen die in het kader van artikel 68 van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid beschikbaar zijn. Ten aanzien van de ontwikkeling van megastallen heb ik tijdens dit Algemeen Overleg aangegeven dat ik een maatschappelijke discussie wil over megastallen. Ook zal ik het gesprek met de Provincies hierover aangaan. Daarbij wil ik met name de resultaten uit het nog te verschijnen onderzoek over veehouderij en volksgezondheid in de discussie betrekken. Wat betreft de verduurzaming van de glastuinbouw zie ik het project «de kas als energiebron» als een mooi voorbeeld hoe samenwerking tussen de sector, kennisinstellingen en de overheid tot grote innovaties kan leiden.
Wanneer is het onderzoek naar de brede kwekersvrijstelling afgerond? Worden de gevolgen voor ontwikkelingslanden daarin meegenomen? En kan een minder brede kwekersuitzondering nu alvast, vooruitlopend op onderzoek, ingevoerd worden?
De juridische analyse naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van de invoering van een beperkte of volledige kwekersvrijstelling wordt spoedig afgerond en naar verwachting in december aan de Tweede Kamer aangeboden.
In de analyse wordt gekeken naar zowel nationale, Europese als mondiale wet- en regelgeving op dit gebied. De gevolgen voor ontwikkelingslanden van octrooien op plantaardig materiaal worden daarbij betrokken. In de brief zal ook aandacht besteed worden aan de mogelijkheid van de introductie van een beperkte kwekersvrijstelling.
Is de staatssecretaris ook van mening dat je in een transparante en open markt ook openheid op maatschappelijk vlak mag verwachten?
Transparantie is een belangrijk onderdeel van het MVO-beleid en wordt op 3 manieren bevordert:
1. De Code Tabaksblat bepaalt dat de hoofdzaken van MVO vermeld moeten worden in het jaarverslag. Dit betreft circa 150 grote bedrijven.
2. Het burgerlijk wetboek (Art 2:391 lid 1 ) geeft aan dat in het jaarverslag moet worden gerapporteerd over niet financiële prestatie-indicatoren, met inbegrip van milieu- en personeelsaangelegenheden, als dit noodzakelijk is voor een goed begrip van de resultaten of positie van de onderneming. De richtlijn 400 biedt bedrijven vervolgens handvatten hoe daarover te rapporteren. Toepassingsbereik van dit artikel is in de wet omschreven en betreft circa 3000 bedrijven.
3. Met de Transparantiebenchmark houden we vervolgens de vinger aan de pols: hoe ontwikkelt maatschappelijke jaarverslaggeving zich kwalitatief (betere maatschappelijke verslagen) en kwantitatief (meer bedrijven die rapporteren over MVO). De Transparantiebenchmark is dit jaar verbreed naar 500 ondernemingen, verdiept via nieuwe criteria die ook vragen naar transparantie over de MVO-prestaties en vernieuwt door alle resultaten op een interactieve, vergelijkingswebsite aan te bieden.
Met deze 3 instrumenten lopen we Europees gezien voorop. Dit geldt zowel voor het aantal bedrijven dat rapporteert over MVO maar ook de manier waarop we het qua systeem en ondersteuning van bedrijven in Nederland hebben ingericht.
De Europese Commissie komt in de loop van volgend jaar met een mededeling over maatschappelijke verslaglegging en ook de SER zal dan haar voortgangsrapportage presenteren. De resultaten van de Transparantiebenchmark 2010 worden in januari bekend.
Vorig jaar zijn toezeggingen gedaan door de toenmalig staatssecretaris over de ontwikkeling van een risicoproductenlijst voor kinderarbeid. Is deze lijst al ontwikkeld? Bent u met mij eens dat deze lijst verbreed kan worden naar mensen- en milieurechten? En hoe zit het met de uitvoering van de motie Voordewind, die oproept tot een onderzoek naar een rechtsbijstandfonds voor buitenlandse gedupeerden van onrechtmatig handelen door Nederlandse bedrijven?
Zoals toegezegd is een vergelijking gemaakt van het rapport van het Amerikaanse International Labour Affairs Bureau (ILAB) met de invoerstatistieken van het CBS. Hieruit is gebleken dat de gebruikswaarde van het rapport zit in het rubriceren naar landen en sectoren van internationale documenten over kinder- en dwangarbeid. Deze Amerikaanse lijst over de situatie in 58 landen is potentieel net zo relevant voor Nederlandse als voor Amerikaanse bedrijven.
De informatie van het rapport is beschikbaar gesteld via de internetsite van de Rijksoverheid, het Agentschap NL en via MVO Nederland. De Nederlandse ambassades en consulaten-generaal zijn gewezen op de gebruikswaarde van het Amerikaanse rapport als informatiebron over de situatie ten aanzien van kinderarbeid in het betreffende land. Uw kamer krijgt zeer binnenkort antwoorden op vragen over arbeidsomstandigheden in de textielsector in India, waarin uitgebreider op de toepassing van het rapport wordt ingegaan.
Op dit moment wordt onderzoek gedaan naar nut en noodzaak van een rechtsbijstandfonds. Over de resultaten daarvan zal de Kamer worden geïnformeerd in het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het rapport van prof. Castermans over de aansprakelijkheid van moederbedrijven voor schendingen van milieu- en mensenrechten door buitenlandse dochterbedrijven en naar aanleiding van onlangs afgerond onderzoek van de Universiteit van Edinburgh, in opdracht van de Europese Commissie naar het wettelijk kader voor mensenrechten en milieu dat van toepassing is op Europese bedrijven die actief zijn buiten de Europese Unie. Dit kabinetsstandpunt zal begin 2011 aan de Kamer worden gezonden.
Kan de staatssecretaris ingaan op de scheve verhoudingen in de keten voor boeren en tuinders met betrekking tot waardetoevoeging en verrekening van gemaakte kosten?
Met «scheve verhoudingen in de keten van boeren en tuinders» wordt gesuggereerd dat er idealiter een situatie zou moeten bestaan waarin leveranciers en afnemers in een keten gelijkwaardige posities innemen. Verschillen in schaalgrootte en dientengevolge van onderhandelingsmacht zijn evenwel kenmerken van een goed functionerende, dynamische economie. Boeren en tuinders kunnen evenals andere schakels in de keten hun positie versterken met een aanbod van producten en daaraan verbonden dienstverlening dat goed aansluit op de vraag en de logistieke processen van afnemers. Primaire producenten kunnen daarvoor relaties aangaan met afnemers en leveranciers en – binnen de regels die de Mededingingswet daaraan stelt – ook horizontaal met andere primaire producenten samenwerken om innovaties door te voeren en aanbod te bundelen. De vorming van Algemene Producentenorganisaties onder de Gemeenschappelijke Marktordening vormen voorbeeld daarvan evenals coöperaties zoals in de zuivelsector.
Binnen WTO-kader verlangt de ChristenUnie grote inzet van Nederland voor het hanteren van maatschappelijke waarden (non-trade concerns) om zo de productieketen te verduurzamen. Vorig jaar diende Ernst Cramer namens de ChristenUnie een motie in om een uitspraak van de WTO uit te lokken, door het stellen van strenge eisen aan dierenwelzijn bij importproducten buiten de EU. De uitvoering van de motie wordt gerelateerd aan een lopende zaak rondom zeehondenbont en een mogelijk EU-importverbod. Is er al meer duidelijkheid in die zaak? Biedt deze zaak wel voldoende duidelijkheid voor de gemiddelde Nederlandse boer, aangezien we naast Pieterburen geen zeehondenhouderij kennen?
De ChristenUnie wijst terecht op het belang van maatschappelijke waarden, de zogenaamde non trade concerns, binnen WTO-kader. Ik ben het ermee eens dat het handelsbeleid niet los kan worden gezien van het groeiende publieke en politieke debat over duurzame ontwikkeling. In diverse internationale kaders maakt Nederland zich sterk voor de verduurzaming van de productieketen. Dat doen we ook door die maatschappelijke zorgen in het handelsbeleid te adresseren. Ook de Europese Commissie maakt zich daar sterk voor.
De motie van de heer Cramer wordt gerelateerd aan de lopende zaak rondom zeehondenbont en een EU-importverbod op zeehondenbont. 20 augustus 2010 is de verordening inwerking getreden die de handel in zeehondenproducten in beginsel verbiedt. Verschillende inheemse volkeren zijn begin 2010 bij het Europese Hof van Justitie een zaak gestart om nietigverklaring van deze verordening te vorderen. Nog niet bekend is wanneer het Hof uitspraak doet.
Is de staatssecretaris bereid onderzoek te doen naar een btw-maatregel om verduurzaming via de markt te stimuleren?
Er lopen al verschillende onderzoeken naar o.a. btw-maatregelen als onderdeel van een totaalpakket om de verduurzaming te versnellen. Ik wacht dat af. Dus nee, ik ga geen nieuw onderzoek uitvoeren. Ik wijs er overigens op dat voor het vergroenen van de btw een moeizaam Brussels traject te doorlopen zal zijn. In 2009 is er in de Ecofin besloten dat de tijd niet rijp is voor de inzet van het btw-instrument in het kader van verduurzaming en ook Nederland is aan dat besluit gebonden. Op kortere termijn zal het indienen van voorstellen dan ook nauwelijks zin hebben.
Haalt Nederland voldoende Europees geld binnen voor onze innovatieve agrarische sector? Via pijler 2 zou hiervoor veel meer mogelijk moeten zijn, zonder aan pijler 1 te komen.
Zoals in het Regeerakkoord is aangegeven, streeft het kabinet naar een versterking van de concurrentiekracht, duurzaamheid en innovatievermogen van de agrarische sector. In de komende Kabinetsreactie op de Commissiemededeling over de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid ga ik hier nader op in.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Cramer over de combikip?
Tijdens de LNV-begrotingsbehandeling 2010 is bij amendement-Cramer € 250 000 gereserveerd voor onderzoek naar de ontwikkeling van foklijnen van een combikip, een economische haalbaarheidsstudie en consumentenonderzoek.
Twee pluimvee fokkerijorganisaties hebben aangegeven mogelijkheden te zien om uit bestaande foklijnen dieren te produceren die geschikt zijn als combikip. Bij de keuze van een combikip ras en met het oog op de economische levensvatbaarheid is het van belang om van het begin af aan rekening te houden met de vraag- en afzetmogelijkheden van het vlees en de eieren.
Om die reden wordt, na overleg met de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP) en de Dierenbescherming, onder verantwoordelijkheid van Wageningen UR – Livestock Research op dit moment een verkenning uitgevoerd. Hierin wordt gezocht naar een samenwerkingsverband tussen partijen in de gehele keten (toelevering, producenten en verwerking) die gezamenlijk kansen zien in de ontwikkeling, de productie en de vermarkting van een combikip. Dit proces vereist tijd en zorgvuldigheid.
Deze verkenning zal naar verwachting eind 2010 worden afgerond in de vorm van een plan van aanpak waarin het traject wordt beschreven om een combikip op de markt te brengen. Onderdelen hiervan zijn uit te voeren onderzoek, tijdpad, begroting en de rol en inbreng van de partners van het samenwerkingsverband.
Op basis van het plan van aanpak zal ik besluiten over mijn financiële bijdrage aan het vervolgtraject.
Kan de staatssecretaris toezeggen dat de regeling Draagvlak natuur in 2011 wordt opengesteld voor aanvragen in 2012, gezien het ontbreken van een brede regeling?
Zie de reactie op vraag s5.
Tot 2015 uitstel bezuiniging op Jonge Boeren regeling in verband met verzwaarde overnamekosten als gevolg van wegvallen melkquota en dierrechten.
Zie het antwoord op vraag s34.
Regeldruk LNV. Is de staatssecretaris bereid de Commissie administratieve lastenvermindering nieuw leven in te blazen?
In februari 2010 is de Klankbordgroep vermindering regeldruk geïnstalleerd (Instellingsbesluit Stcrt. nr.2737 van 22 februari 2010). Doel van deze klankbordgroep was de gekozen aanpak van LNV te spiegelen, vanuit het perspectief van het bedrijfsleven. Deze functie heeft de Klankbordgroep voor het agrodomein nog steeds.
De SGP-fractie heeft eerder een motie aangenomen gekregen waarin gevraagd wordt om meer samenhang in het innovatiebeleid op agrarisch gebied. Zijn de bewindslieden bereid om bijvoorbeeld in de nota bedrijfslevenbeleid een echte stap in de goede richting te doen? Hoe gaan zij voorkomen dat de verdeling van bevoegdheden, het begrotingsartikel duurzaam ondernemen voor de staatssecretaris en het artikel kennis en innovatie voor de minister, een potentiële bom onder de gewenste samenhang wordt?
Mede naar aanleiding van de motie van de SGP hebben overheid, bedrijfsleven en wetenschap samen een kennis- en innovatieagenda voor de agrosector gemaakt die richtinggevend is voor de programmering, met name voor de kennisbasis van Wageningen UR. In de bedrijfslevennota zal ik hier nader op ingaan.
Krijgt de dierenpolitie een toezichtstaak voor de vee-industrie (bijvoorbeeld voor CO2-verdoving varkens en elektrocuteren van pluimvee)
De reguliere politie is op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren als toezichthouder aangewezen. Niettemin zal voor de dierenpolitie, als bedoeld in het Regeerakkoord, met de minister van Veiligheid en Justitie, worden bezien waar en hoe de dierenpolitie het meest efficiënt en effectief kan worden ingezet.
Vindt de staatssecretaris het onverdoofd afknippen van biggenstaartjes een respectvolle omgang van dieren?
Nee. Daarom zal ik de reeds ingezette beleidslijn voortzetten om op termijn te kunnen stoppen met ingrepen door dieren in huisvestingssystemen te houden die recht doet aan hun natuurlijke behoeften en gedrag. De huidige ingrepen waaronder het couperen van biggenstaarten zijn op dit moment nog steeds een maatregel om welzijnsproblemen door bijterij te voorkomen. Met behulp van onderzoek, herontwerpen van veehouderijsystemen en het creëren van nieuwe marktconcepten waarbij een boer meer financiële armslag krijgt, zal op termijn het uitvoeren van dit soort ingrepen uitgefaseerd kunnen worden.
Vindt de staatssecretaris het respectvol als een kuiken binnen zes weken wordt opgefokt tot een plofkip? Vindt de staatssecretaris het respectvol als vleeskuikens met verbrande poten in eigen mest staan, als snavels worden gekapt? Getuigt het van een respectvolle omgang om jaarlijks 30 miljoen eendagshaantjes te vergassen of te versnipperen?
Vleeskuikens worden binnen zes weken opgefokt in stallen met strooisel. Het verse strooisel (houtkrullen of tarwestro) dat aanwezig is in de stal bij aankomst van eendagskuikens is in principe voldoende om de uitwerpselen op te nemen. Daarnaast wordt de stal verwarmd mede om het strooisel droog te houden. Toch ontstaan er pootaandoeningen zoals hakdermatitis en voetzoollaesies bij een gedeelte van de vleeskuikens. Om deze problemen aan te pakken heeft zijn met de sector extra maatregelen afgesproken, in het kader van de implementatie van de Vleeskuikenrichtlijn, bovenop de Europese wetgeving. Met de sector is een afsprakenkader ondertekend in oktober 2009 ten behoeve van nader onderzoek en normstelling voor deze aandoeningen vanaf 2011. Ik verwijs u naar mijn brief hierover (TK 28 286, nr. 318).
Ik laat drie onderzoeken uitvoeren naar alternatieven waardoor het doden van eendagskuikens kan komen te vervallen:
• het kunnen uit selecteren van vers gelegde mannelijke eieren zonder genetische manipulatie door in het vers gelegde ei te kijken,
• het beïnvloeden van de natuurlijke omgeving van de kip waardoor met name vrouwelijke eieren worden gelegd, en
• het inbouwen van een lichtgevend gen waarmee het mannelijk ei kan worden uitgeselecteerd.
Het onderzoek naar het uitselecteren van vers gelegde mannelijke eieren zonder genetische manipulatie is onlangs afgerond. Deze methode blijkt niet haalbaar. Het onderzoek naar de overige twee alternatieven loopt nog.
Is de staatssecretaris bereid om te overleggen met een vertegenwoordiging van de verontruste wetenschappers?
Uiteraard ben ik graag bereid om te overleggen met een vertegenwoordiging van de verontruste wetenschappers. Ik zal het initiatief nemen voor een afspraak.
In 2011 lopen de projecten die biologische landbouw bevorderen af. Wat komt daarvoor in de plaats?
Het beleid, en daarmee de verschillende projecten, voor de biologische landbouw loopt conform de beleidsnota voor deze landbouwketen tot en met 2011. In de loop van komend jaar ga ik bekijken hoe de biologische keten verder gepositioneerd kan worden in mijn beleid van verduurzaming van de gehele landbouw. Dit doe ik in overleg met de nu reeds betrokken partijen. Eind 2011 verwacht ik hier meer in concreto over te kunnen zeggen.
Als de staatssecretaris de maatschappelijke onrust over de vestiging van megastallen serieus neemt, dan moet zolang er geen draagvlak is voor deze stallen een moratorium komen op de nieuwvestiging. Graag een reactie.
Ik heb tijdens het Algemeen Overleg over duurzame veehouderij aangegeven dat ik een maatschappelijke discussie over megastallen wil. Tijdens dit Algemeen overleg heb ik ook aangegeven dat de primaire verantwoordelijkheid voor het wel of niet toestaan van megastallen bij de provincies en gemeenten ligt en dat ik onder andere met de provincies in gesprek zal gaan. Om dan, vooruitlopend op de uitkomsten van de discussie, vanuit het Rijk een bouwstop af te kondigen vind ik niet gepast.
Diertransporten. Deze zomer al 300 dode biggen, wagens met temp. van 40 graden etc. Wanneer dringt het tot de regering door dat zelfregulering overduidelijk niet werkt?
Ik ben van mening dat alleen een ketenbreed gedragen kwaliteitsysteem, waarin alle partijen hun verantwoordelijkheid nemen, tot de gewenste resultaten zal leiden.
Om deze reden ben ik ook verheugd dat het productschap van vee, vlees en eieren het initiatief heeft genomen om een dergelijk systeem te ontwikkelen. Van belang is te realiseren dat dit systeem zal functioneren naast het normale toezicht van de overheid en niet in plaats komt hiervan. De overheid blijft gewoon haar taak als toezichthouder vervullen.
Deelt de staatssecretaris de mening dat het knutselen aan de genen van een dier voor sport, vermaak of voedselproductie niet kan vallen onder respectvolle omgang met dieren?
Ja, ik deel de mening dat genetische modificatie van dieren voor sport en vermaak niet respectvol is en bovendien is het al verboden. Ten aanzien van genetische modificatie voor de voedselproductie geldt het «nee, tenzij» principe.
In 2001 was het kabinet van mening dat er zonder aanvullende nationale regelgeving geen kooi tot stand zou komen die voldoet aan de eis dat het systeem wordt aangepast aan het dier in plaats van het dier aan het systeem. Wat is er met deze kennis gebeurd?
In de afgelopen jaren is, in samenwerking tussen de sector, maatschappelijke organisaties en de overheid voortvarend gewerkt aan integraal duurzame stal- en houderijsystemen. Het eerste systeemontwerp was gericht op kippen («Houden van hennen»). Het kunnen vertonen van natuurlijk gedrag door kippen was hierbij één van de essentiële uitgangspunten. Op basis van dit systeemontwerp is gewerkt aan praktijkontwerpen, waarvan enkele inmiddels ook in de praktijk zijn gerealiseerd.
Waarin verschilt het recht op fatsoenlijke behandeling pony’s met afmaken te lichte kalveren of leghennen of fokzeugen?
Ieder dier dient met respect behandeld te worden. Ik heb geen aanwijzingen dat veehouders gezonde dieren die te licht zijn, om die reden doden.
8 jaar door kabinet Balkenende gevraagd om vertrouwen in de veesector. Indien het motto van dit kabinet is «afspraak is afspraak», hoe valt dit dan te rijmen met het feit dat kalvermesters te licht geboren kalfjes eigenhandig doden omdat ze er geen geld mee kunnen verdienen?
Zie de reactie op vraag s78.
Hoe verhoudt het Kabinetsstandpunt zich met het toestaan van het in 2005 in Europees verband verboden knippen van varkensstaarten?
In Europese regelgeving is bij de herziening van de varkensrichtlijn in 2003 opgenomen dat het couperen van varkensstaarten is toegestaan indien blijkt dat op een bedrijf verwondingen ontstaan indien niet gecoupeerd wordt. Dit is tevens vastgelegd in nationale regelgeving.
Hoe verhoudt het Kabinetsstandpunt zich met het feit dat pluimveehouders aangaven dat ze deadline niet gaan halen om in 2010 te stoppen met alle ingrepen bij het dier (snavelkappen, verwijderen sporen en binnenste teen van poten) terwijl er al 14 jaar geleden is afgesproken om in 2001 te stoppen en er al twee keer uitstel is verleend?
De genoemde ingrepen zijn op dit moment nog steeds een maatregel om erger welzijn door o.a. pikkerij te voorkomen. De reeds ingezette beleidslijn om op termijn te stoppen met ingrepen zet ik voort door dieren in huisvestingssystemen te houden die recht doen aan hun natuurlijke behoeften en gedrag. Met behulp van het lopende onderzoek naar voorkomen van pikkerij en agressief paargedrag, implementeren van nieuwe herontwerpen van pluimveehouderijsystemen in combinatie met het creëren van nieuwe marktconcepten, zal op termijn het uitvoeren van dit soort ingrepen uitgefaseerd kunnen worden.
Is de staatssecretaris het met zijn ambtsvoorganger eens dat toezicht moet worden teruggesnoeid. Gaat dit kabinet de komende jaren door met bezuinigingen bij de AID en de VWA?
De ontwikkeling van de capaciteit van de nVWA loopt van 2678 fte als totaal van de drie fuserende diensten in 2008 naar 2147 fte voor de gefuseerde organisatie op 1 januari in 2012.
Het budget van de nVWA daalt in 2011 met circa 17 miljoen euro t.o.v. 2010. Met de fusie ontstaat er een vernieuwing van het toezicht met als doel «meer effect en minder last». Er is nu één nieuwe Handhavingsvisie ontwikkeld (compliance) gebaseerd op risico’s en kennisgedreven. De methode van programmatisch handhaven wordt hierbij gehanteerd. De fusie leidt tot een efficiëntere organisatie onder meer door efficiencywinst in de ondersteunende processen (bedrijfsvoering, huisvesting, ICT, staf). De krimp in bedrijfsvoering en overhead zal groter zijn dan in de inspectiecapaciteit.
Hoe gaat de staatssecretaris een eind maken aan veemarkten, bron van dierziekten en dierenleed?
Ik heb geen plannen om een eind te maken aan veemarkten. Om het risico op insleep en verspreiding van dierziekten zoveel mogelijk te beperken zijn preventieregels van toepassing. Ook moeten veemarkten voldoen aan dierenwelzijnsregelgeving. De nVWA houdt toezicht op de naleving van deze regelgeving.
Hoe staat het met het Kabinetsvoornemen om een transitie tot stand te brengen van de productie en consumptie van dierlijke eiwitten naar een meer plantaardige samenleving? Bent u bereid voortvarend te werken aan een omschakeling naar een dieet met meer plantaardige eiwitten?
Mijn aanpak van de transitie naar duurzame eiwitvoorziening loopt via een aantal sporen:
• Stimuleren van verduurzaming van de dierlijke sectoren
• stimuleren van duurzame eiwitinnovaties (zoals algen, lupinen, kweekvlees, insecten, etc.)
• stimuleren van verduurzaming van het aanbod duurzame dierlijke producten en de bewustwording van consumenten van het vraagstuk en hun handelingsperspectief daarbij
• Internationale agendering, samenwerking en investeringen om de transitie naar een duurzaam mondiaal voedselsysteem te bevorderen, met focus op de verduurzaming van de eiwitvoorziening.
Ik wil me niet bemoeien met de individuele dieetkeuze van consumenten, maar het initiatief voor een dieetomschakeling zoveel mogelijk laten bij de groeiende dynamiek en energie bij maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven op dit vlak. Ik wil die dynamiek wel faciliteren en de informatie en de bewustwording van mensen bevorderen.
Kan de staatssecretaris aangeven wat hij exact wil doen om de maatschappelijke kosten van de veehouderij (incl. 30% biodiversiteitsverlies) te beprijzen?
Op dit moment zijn er in de markt diverse initiatieven, waarbij de meerkosten die gemaakt moeten worden om bijvoorbeeld een hoger dierenwelzijnsniveau te bereiken, te verdisconteren in de consumentenprijs. Bijvoorbeeld producten met het beter leven kenmerk. Daarmee zet de markt stappen naar het internaliseren van maatschappelijke kosten. Ik ondersteun dit soort initiatieven waar mogelijk.
Er zou een wettelijke bodem in de inkoopprijs moeten liggen. Geen wettelijke bodem in de vorm van een minimumprijs, maar in een verplichting aan marktpartijen dat ze aan moeten kunnen tonen dat de producent voor het ingekochte bedrag kán produceren binnen de wettelijk en evt bovenwettelijk gestelde normen.
Als dat een algemene verbindend voorschrift wordt, ontstaat er een gezonde en verantwoorde concurrentie in de voedselketen op basis van kwaliteit in plaats van op prijs. Graag een reactie.
Ik zie graag dat er geconcurreerd wordt op duurzaamheidsaspecten, maar ik wil dat graag overlaten aan het bedrijfsleven. Ik leg dus geen wettelijke bodem in de inkoopprijs vast door middel van een algemeen verbindend voorschrift.
Is de staatssecretaris bereid om een onderzoek in de zetten naar nieuwe concurrentiemechanismen die duurzaamheid vanuit de markt zouden kunnen bevorderen?
Zo’n onderzoek is interessant voor ondernemers, omdat zij daar hun voordeel mee kunnen doen. Vooralsnog sluit ik in mijn beleid aan bij de ontwikkelingen in de Europese Unie. Als daaruit blijkt dat nader onderzoek nodig is, ben ik daartoe bereid.
Is de staatssecretaris bereid ervoor te zorgen dat de kiloknaller wordt uitgebannen?
Ik ben niet gelukkig met gestunt met vlees, maar we leven in een vrije markteconomie en vanuit dat oogpunt zie ik er meer heil in om binnen de bestaande samenwerkingsverbanden (Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke producten en Platform Verduurzaming Voedsel) keteninitiatieven en pilotprojecten steunen die bijdragen aan een prijsverbetering in de hele keten en verduurzaming van al het voedsel bevordert.
Graag een reactie van de staatssecretaris op het invoeren van een fosfaatheffing. Deze bronheffing is nodig vanwege het principe «de vervuiler betaalt» en internationaal onontkoombaar in verband met het onttrekken van grondstoffen. Graag een reactie op dit voorstel.
Per brief van 18 november 2009 heeft het voormalig Kabinet uw Kamer een reactie gegeven op de brief van de Stuurgroep Technology Assessment over de mondiale fosfaatschaarste (TK 28 385, nr. 158). Deze Stuurgroep heeft een aantal aanbevelingen gedaan om schaarste aan fosfaat te vermijden. Eén van de aanbevelingen betrof het verkennen van mogelijkheden voor een Europese bestemmingsheffing op fosfaat. Geconcludeerd werd dat op Europees niveau de notie groeit dat stappen nodig zijn om fosfaat doelmatiger te gebruiken, dat de discussie zich vooral nog in de verkennende sfeer bevindt en dat daarmee een discussie over nut en noodzaak van een heffing op dit moment niet aan de orde is. Dit Kabinet onderschrijft deze conclusie.
Gaat de staatssecretaris de aangenomen motie voor verplicht cameratoezicht alsnog uitvoeren?
Ik verwijs hiervoor naar de brief van mijn voorganger van 3 april 2008.
Wat vindt u van het voorstel om VWA los te koppelen van ministeries?
De verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit zijn helder. De nVWA heeft een eigen onafhankelijke positie ten aanzien van het adviseren van de regering en het communiceren naar buiten toe, bijvoorbeeld richting burgers en bedrijven.
In de opdrachtgeversrelatie tussen EL&I en VWS is er sprake van nevenschikking. De minister van VWS blijft 1 van de 2 opdrachtgevers van de nieuwe organisatie en stelt uit dien hoofde mede prioriteiten in handhaving vast.
Is de staatssecretaris bereid om steun te bieden aan het wilde zwijn in heel Nederland?
De provincies zijn verantwoordelijk voor faunabeheer. Zij dienen in hun beleid mee te wegen dat wilde zwijnen flinke verkeersrisico’s, schade aan landbouw, veterinaire risico’s en beheersproblemen met zich mee kunnen brengen. Wilde zwijnen zijn in twee gebieden toegestaan, namelijk op de Veluwe en in de Meinweg. Daarbuiten geldt de nulstand.
Komt er een levenslang houdverbod voor malafide handelaren (o.a. honden)?
Ik ben geen voorstander van een levenslang houdverbod.
Een houdverbod in de vorm van een bijzondere voorwaarde is effectiever dan een zelfstandig houdverbod, omdat het meer mogelijkheden biedt voor tenuitvoerlegging en handhaving. Immers, wanneer een houdverbod als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd, kan bij de overtreding onmiddellijk worden overgegaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde gedeelte van de hoofdstraf (boete, gevangenisstraf), zonder dat rechterlijke tussenkomst noodzakelijk is. Overtreding van een zelfstandig houdverbod zou een nieuw strafbaar feit zijn dat opnieuw vervolging behoeft, met de mogelijkheid voor de verdachte om tot in hoogste instantie te procederen.
Ik wijs u in dit kader op het initiatiefwetsvoorstel van de leden Ormel en Jacobi (EK 30 511, nr. A) in verband met het verhogen van het maximaal op te leggen houdverbod van maximaal 3 naar maximaal 10 jaar, dat aanhangig is bij de Eerste Kamer. De huidige duur van het houdverbod wordt door verhoging van de maximaal op te leggen periode voor een houdverbod effectiever gemaakt.
Als een verplichting wordt ingevoerd dat aangetoond moet worden dat een producent produceert binnen wettelijke en bovenwettelijke normen dan ontstaat verantwoorde concurrentie in de keten op kwaliteit. Graag een reactie.
Zie de reactie op vraag s86.
CLM en LEI adviseren fourageergebieden te laten vervallen, ganzen in geval van overlast te verjagen zonder ondersteunend afschot en vergoeden van de ganzenschade overal mogelijk te maken. Dat leidt tot een kostenreductie van 13–29%. Is de staatssecretaris bereid het advies te volgen.
Het hier verwoorde scenario is niet de enige optie die CLM en LEI hebben uitgewerkt. Ze hebben ook gekeken naar afbouw van schadevergoeding (buiten de fourageergebieden) en een ruimer afschot. De verschillende opties leiden tot verschillende besparingen. Het ganzenbeleid zal conform het regeerakkoord gedecentraliseerd worden en zal daarbij met provincies besproken worden in de context van de totale decentralisatieopgave. Na decentralisatie bepalen de provincies hoe het beleid verder precies wordt ingevuld. Zoals ik u in mijn brief van 15 november 2010 naar aanleiding van het LEI/CLM-rapport heb laten weten zal de vergroting van de kosteneffectiviteit van het ganzenbeleid bij de herziening van dat beleid een belangrijke rol spelen.
Is de staatssecretaris bereid om het Kroondomein voor recreanten het jaar rond te openen en niet drie maanden te sluiten voor Koninklijke jachtpartijen? En is hij bereid tot een jachtverbod voor het Kroondomein?
De Flora- en faunawet verbiedt de jacht in natuurgebieden zoals het Kroondomein. In het Kroondomein is derhalve geen sprake van jacht, maar alleen van faunabeheer, dat gericht is op het realiseren en behouden van de natuurdoelen waarvoor het gebied is aangewezen. In dat kader vindt planmatig afschot plaats. Het is niet verantwoord om recreanten in het gebied toe te laten wanneer afschot plaatsvindt.
Hoe ziet EL&I de toekomst van recreatie, van kustregio als de Noordzee verwordt tot een zandbak vol kwallen?
Dit scenario acht ik zo onwaarschijnlijk dat ik daar ook geen recreatie toekomstbeeld bij kan voorstellen.
Hoe wordt de koppositie van Nederlands plantaardig uitgangsmateriaal zekergesteld?
Wat is de stand van zaken van het plaatsen van kwekersrecht boven patenten.
De Nederlandse sector voor plantaardig uitgangsmateriaal is zeer succesvol; voor een groot aantal gewassen zijn Nederlandse bedrijven zelfs wereldmarktleider. Een gunstig vestigingsklimaat is voor deze bedrijven van groot belang. Hierbij zijn publiek-private projecten als het Technologisch Topinstituut, waarin bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid samenwerken en de aanwezigheid van toponderzoekers en opleidingen (Wageningen) van groot belang.
Zie verder het antwoord op vraag s57.
De PvdD vindt het van belang dat de Nederlandse overheid, samen met de samenleving, een standpunt inneemt over patenten op dieren voordat de discussie in de EU of door een handelskwestie aan de orde komt.
Nederland is gehouden aan de bio-octrooirichtlijn 98/44/EG, die in de octrooiwetgeving van alle landen van de EU is geïmplementeerd. Daarin is al bepaald dat uitvindingen met betrekking tot dieren octrooieerbaar zijn, mits de uitvoerbaarheid van die uitvinding zich technisch gezien niet beperkt tot een bepaald dierenras. Bij de toekomstige evaluatie van de richtlijn zullen de opgedane ervaringen met octrooieerbaarheid van biotechnologische uitvindingen en dus ook met betrekking tot dieren zeker worden meegenomen. Het is van belang om bij dit ingewikkelde onderwerp de discussie zorgvuldig te voeren en daarbij alle relevante aspecten in onderlinge samenhang te bezien.
Wat is de voortgang van het in kaart brengen van de ethische aspecten van voortplantingstechnieken en fokkerijmethoden door de Raad voor Dieraangelegenheden?
Wanneer wordt de Kamer over de uitkomsten geïnformeerd?
De Raad voor Dieraangelegenheden, ofwel RDA, zal zijn zienswijze over Fokkerij en Voortplantingstechnieken begin december publiceren.
De RDA publiceerde deze zomer haar rapport «Agenda voor het dierbeleid» waarin zij alvast een doorkijkje gaven naar de «fokkerij» zienswijze. Zij gaven onder andere aan dat veel mensen zich niet bewust zijn van de ernst van de welzijnsaantasting van dieren door te fokken op extreme raskenmerken.
Ik zal de definitieve resultaten, conclusies en aanbevelingen van de RDA, vergezeld van mijn reactie, te zijner tijd aan uw Kamer toezenden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20102011-26-130.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.