Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2010 (32123 VII).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Net zoals de minister heb ik geen algemene inleidende opmerkingen. Ik zal in mijn betoog twee wat grotere blokken behandelen. Het gaat om vermindering van de administratieve lasten als eerste blok en reisdocumenten en gemeentelijke basisadministratie als tweede blok. Ik heb nog een enkele aanvullende opmerking over de heroverweging openbaar bestuur. Daarover hebben wij ook in de wetgevingsoverleggen gesproken. Tot slot zijn twee punten apart ingebracht, de Wet op de lijkbezorging en de burgerparticipatie.

Ik begin bij de vermindering van de administratieve lasten. Wie kijkt naar de aanpak van de administratieve lasten ziet dat wij goed op koers ligt. Zoals men weet, gaat Binnenlandse Zaken over het deel burgers, professionals en interbestuurlijke lasten. Met de burgers hield Binnenlandse Zaken zich altijd al bezig; de professionals en de interbestuurlijke lasten hebben wij daar in deze kabinetsperiode aan toegevoegd. Daarbij stellen wij de merkbaarheid voorop: de mensen moeten merken dat er iets gebeurt. In die zin was ik het zeer eens met wat mevrouw De Pater naar voren bracht. Zelf vond ik het, in een vorig leven naar de andere kant van dit onderwerp kijkend, altijd vreemd dat alleen vanuit een percentage werd geredeneerd en dat niemand er iets van merkte als bijvoorbeeld een regeling uit de algemene plaatselijke verordening werd afgeschaft. Het gaat ons dus echt om merkbaar en merkbaar betere dienstverbetering.

Toch wil ik iets over de percentages zeggen. De percentages voor de vermindering van de administratieve lasten voor burgers zijn inmiddels gehaald. Wij komen voor eind december nog met een voortgangsrapportage, zeg ik tegen mevrouw Griffith. Dan hoeft daar geen aparte brief over te worden geschreven. Het percentage ligt boven de 25 en aan het eind overstijgen wij zelfs de 30. Dat geldt voor zowel de uren als de kosten. Er is een staatje bij de voortgangsrapportage gevoegd waarop men kan zien waar dat neervalt en hoe de resultaten verdeeld zijn. Het voert wat ver om daar nu op in te gaan.

Ondanks dat wij het idee hebben dat wij de percentages gemakkelijk halen, heb ik er nog een schepje bovenop gedaan. In de begroting heeft men kunnen lezen dat wij ervoor hebben gekozen om een versnellingsagenda te maken. Ik wil al in 2010, dus niet pas in 2011, de top tien van de grootste knelpunten in dienstverlening voor burgers hebben opgelost. De aanpak is al toegelicht door de minister. Wij gaat uit van de zaken waaraan mensen zich het meest ergeren en proberen die ergernissen weg te werken. In dat verband zal ik ook nog iets zeggen over de politie en de professionals. In het staatje is te zien dat met name bij gezinnen heel veel reductie van lasten en kosten wordt bereikt.

Als doelstelling hebben wij nog toegevoegd dat niet alleen de rijksoverheid lasten moet verminderen, maar dat ook gemeenten dat moeten doen. Wij hanteren daarvoor een doelstelling van 25% reductie. Op dit moment hebben wij 23% reductie bereikt en wij denken de 25% te halen. Dat komt voort uit het verbeteren van de dienstverlening door middel van regelhulp, minder en makkelijker formulieren in de bijstand of het aanbieden van een aantal zaken met DigiD. Het wordt dus ook op gemeentelijk niveau steeds makkelijker om zaken te regelen.

De sterk probleemgerichte aanpak voor professionals die geldt in de zorg, de sociale zekerheid, onderwijs en veiligheid, zorgt ervoor dat juist verbeteringen worden bereikt waar de pijn wordt gevoeld. Daarmee kom ik in de richting van de vraag van mevrouw De Pater, want daar is ook de website www.mijnechtewerk voor bedoeld. Op deze site kunnen mensen melden waar zij tegen aanlopen, zoals wij voor burgers www.lastvandeoverheid hebben. Wij pakken deze meldingen dan ook op om ze af te handelen.

Hoe staat het concreet met de vermindering van administratieve lasten voor professionals en gaan zij er iets van merken? Het is precies mijn idee dat zij er iets van gaan merken. In zijn algemeenheid werken wij voor de professionals langs de volgende lijnen. Wij vragen concreet waar groepen mensen last van hebben en wij zetten daar concreet beleid op. Daar meten wij de resultaten van. Vervolgens vragen wij weer aan de professionals of het beleid werkt. Met name dat laatste is van belang om te kunnen vaststellen of professionals, of dat nu politieagenten of onderwijzers zijn, echt baat hebben bij het beleid.

Op het gebied van de veiligheid liepen wij voorop met de aanpak van de professionals, want daar ben ik het eerst aan begonnen, in samenwerking met de minister. In eerste instantie hebben wij gemeten waar de gewone diender – om het taalgebruik van mevrouw Griffith te volgen – of rechercheur in de praktijk tegen aanloopt. Wij hebben daarbij niet alleen gevraagd naar de ervaringen van dienders en rechercheurs, maar ook naar de ervaringen van andere mensen in de keten. Zo willen wij achterhalen wat een officier van justitie of de rechterlijke macht van die diender of rechercheur wil weten. Je hebt namelijk vaak de hele keten nodig om knelpunten op te kunnen lossen.

Een voorbeeld ter illustratie. Overigens hebben wij over dit voorbeeld al in het wetgevingsoverleg gesproken. Ik zag de heer Heijnen zojuist niet voor niets knikken toen de pilot in Amsterdam in een interruptie aan de orde kwam. Deze pilot is bedoeld om ervaring op te doen met de eenvoudige aangifte van de vermissing van reisdocumenten. Voordat ik verder ga met dit voorbeeld, geef ik eerst de cijfers. In het eerste halfjaar waren er bijna tienduizend gevallen van vermissing van paspoorten en rijbewijzen. De verschuiving van de behandeling daarvan naar de gemeenten leverde de wijkteams van de politie Amsterdam een besparing op van ruim 3000 uur. Doordat de aanvragen van 6000 burgers van een nieuw document onmiddellijk konden worden afgehandeld, verminderden bovendien de administratieve lasten van de burgers met maar liefst 12.000 uur. Op die tienduizend gevallen was er in 200 gevallen sprake van een vermoeden van misbruik en in die gevallen rechercheert de politie natuurlijk nog steeds. Dit experiment resulteert dus in meer blauw op straat.

Ik heb ervoor gekozen om te pionieren. Pas als ik geconstateerd heb dat het werkt, wordt het door de verantwoordelijke bewindspersonen over het land uitgezet. Dit experiment wordt geëvalueerd en de resultaten daarvan komen vermoedelijk in januari naar de Kamer. Het blijkt echter zo goed te werken dat ik inmiddels heb besloten om het ook elders toe te passen. Om deze werkwijze definitief te maken is het echter nog wel nodig dat de Paspoortwet wordt veranderd, een wet waarvoor ik toevallig zelf verantwoordelijk ben. In de Paspoortwet staat namelijk dat er aangifte van vermissing moet worden gedaan bij de politie.

Als wij deze werkwijze over het hele land willen uitbreiden, moeten wij de wet dus wel aanpassen. Ik denk dat de Kamer zich dat goed moet realiseren. Een wetswijziging moet echter op algehele steun kunnen rekenen, gezien de positieve woorden van de Kamer over dit experiment. Wij gaan in ieder geval beginnen met de voorbereiding van deze wetswijziging.

De voorzitter:

Mevrouw de staatssecretaris. Ik heb gemist hoe u werkt.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik ben bezig met het blokje administratieve lasten. Dit onderwerp is het begin van dit blokje.

De voorzitter:

Dan gaan wij dit blokje eerst afmaken.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik heb mijn antwoord verdeeld in de blokjes administratieve lasten, reisdocumenten, Gemeentelijke Basisadministratie en losse onderwerpen.

De voorzitter:

Maak nu eerst dit blokje af.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik zal aangeven wanneer ik aan het einde van een blokje ben gekomen.

Voorzitter. Een van de grote ergernissen waar professionals tegen aanlopen zijn de verandermomenten die het Rijk hanteert. Ik werk daarom aan een vaste verandermomenten voor wetgeving. Daarmee willen wij voorkomen dat mensen steeds maar weer worden geconfronteerd met nieuwe regels. Regels zullen dus in de toekomst op vaste momenten worden veranderd, opdat professionals niet iedere dag weer een ander regel over zich uitgestort krijgen. Dit is echt een van de grote ergernissen van mensen en het is dan ook goed dat wij hun op deze manier een beetje rust en overzicht geven.

Uit onderzoek blijkt dat heel veel regeldruk afkomstig is uit de organisaties zelf. De Kamer moet zich namelijk goed realiseren dat lang niet alle werkdruk wordt veroorzaakt door wet- en regelgeving van het Rijk. Met het oog hierop heb ik samen met de professionals besloten dat wij dit specifieke element gaan onderzoeken. Daarmee wil ik voorkomen dat er automatisch naar ons wordt verwezen en ervoor zorgen dat men ook bij zijn directie te biecht gaat over knelpunten.

Dan kom ik bij een aantal specifieke punten. Mevrouw De Pater refereerde al aan de website mijnechtewerk.nl. Dat is een meldpunt voor professionals in de publieke sector. Sinds de lancering van die website zijn er 225 meldingen binnengekomen. Opvallend is dat zij overeenkomen met de knelpunten die wij ook al uit eigen onderzoek kennen, zoals onbegrijpelijke formulieren, problemen of onbekendheid met ict, overbodige registratieverplichtingen en regelgeving die steeds verandert. Wat lossen wij op, bijvoorbeeld bij de politie? Daar is de minister uiteindelijk bij betrokken. Wij hebben bijvoorbeeld de bouwers van het ict-systeem bij de politie met de melders in contact gebracht om verbeteringen aan te brengen, dus om vanuit de praktijk te bekijken wat je kunt verbeteren. Wij hebben het landelijk overdrachtsformulier vereenvoudigd en wij werken nu aan een eenvoudige communicatie tussen de politie en justitie met ouders van minderjarige verdachten en een eenvoudig klachtensysteem.

Hierbij kan ik direct het punt van de heer Pechtold meenemen van de dossiers die op papier moeten worden aangereikt. Ook dat is een bekend punt, dat ook vanuit die aanpak bekend is. Wij hebben dit opgepakt en wij werken eraan in het kader van de vijf geïdentificeerde prioriteiten. Er lopen projecten om een digitaal dossier, niet eens een stickje, in te kunnen sturen. Het gaat daarbij om koppelingen tussen de geautomatiseerde systemen van de politie, het OM en de rechterlijke macht. Daarom kijk ik ook naar de hele keten, want anders levert het ene misschien wel winst op maar het andere niet.

Daar hoort bij dat wij ook een digitale handtekening ontwikkelen. Dit is een project van het OM en de rechterlijke macht en valt onder de minister van Justitie. Ik vind vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de lastenvermindering dat wij naar de totaliteit moeten kijken, want dan kunnen wij het oplossen. Zo hebben wij het ook ingezet.

Verder is het punt genoemd van de rittenboeken van zogenaamde burgerauto's van de politie. Dat hebben wij niet als een van de hoofdpunten geïdentificeerd. Het is wel een bekend probleem. Ik kon net tussendoor even weglopen toen ik de staatssecretaris van Financiën zag zitten, met wie ik direct even contact hierover heb gehad. Ik had hier nog keurig staan dat ik dit punt met hem zou opnemen, maar dat heb ik dus al gedaan. Het punt is inderdaad dat het ministerie van Financiën deze auto's als burgerauto's behandelt. Het is wel moeilijk voor Financiën om een uitzondering te maken. Wij hebben het erover gehad dat wij misschien gewoon met een ander systeem kunnen werken, zoals dat ook op andere terreinen wel gebeurt. De staatssecretaris van Financiën is bereid om daarover met ons na te denken.

Dit waren de specifieke punten op het terrein van de politie en de algemene werkwijze. Bij onderwijs hebben wij het zo gemaakt dat wij in- en uitschrijvingen van leerlingen eenvoudiger kunnen regelen, of dat uittreksels niet meer nodig zijn, omdat wij de GBA als basisregistratie hanteren. Bij Sociale Zaken werken wij met meldingen van minder gebruik van de rechtmatigheidsformulieren. Dat werkt ook heel goed. Het was echt onzinnig om rechtmatigheidscontrole op rechtmatigheidscontrole te stapelen voor de bijstand. Dit leidt er uiteindelijk toe dat een maatschappelijk werker of iemand die werkt bij een sociale dienst meer tijd heeft om mensen naar werk te bemiddelen. Ook dat is een belangrijke doelstelling van het kabinet.

Ik ben het op het punt van de communicatie wel eens met mevrouw De Pater dat de resultaten wat lastig te vinden zijn op de website mijnechtewerk.nl. Daar was die website ook niet voor gemaakt. Ik heb er nu zelf ook even naar gekeken omdat mevrouw De Pater dit zo zei. Je kunt het wel vinden onder "nieuwsberichten". De resultaten staan bij het punt administratieve lasten op de BZK-site. Ik denk dat wij hier inderdaad even naar moeten kijken om ook de resultaten op die site zichtbaar te maken, juist omdat wij zo probleemoplossend proberen te werken. Ik was het dus met mevrouw De Pater eens dat die goede communicatie over de resultaten van groot belang is. Ik denk dat wij hieraan nog wel iets kunnen verbeteren.

Wij gaan wel een publiekscampagne over administratieve lasten houden. Dat past in het kader van de versnelling die wij voor volgend jaar hebben aangekondigd. Wij bekijken hoe wij toch nog meer punten naar boven kunnen halen die wij kunnen oplossen. Ik denk dat die versnelling, die wij hebben doorgevoerd in het kader van de economische crisis, sowieso van belang is. Waar de overheid, op alle niveaus, kan bijdragen aan het wegwerken van bureaucratie en rompslomp, moet zij dat niet nalaten. Alle afspraken die wij in het kader van de e-overheidsdienstverlening hebben gemaakt, dragen eveneens bij aan de vermindering van de regeldruk.

Met betrekking tot de vermindering van de lastendruk kom ik ten slotte op de vraag van de heer Çörüz over de methode die in Lisse wordt gevolgd. Waarom wordt deze niet eerder dan in 2011 landelijk ingevoerd, zo wilde hij weten. Hij zou dat liever in 2010 zien gebeuren. In Lisse, Hollands Midden, is inderdaad een succesvol experiment aan de gang. Ik ben er wezen kijken. Dat experiment is nog niet zo lang geleden begonnen; dat moet de heer Çörüz zich wel realiseren. Het betreft de reductie van administratieve lasten voor agenten. Het komt erop neer dat een wijkagent de gegevens doorbelt naar een infodesk. Bij terugkomst aan het bureau is alles dan uitgewerkt. Degene die aan de infodesk zit, kan extra informatie toevoegen waardoor beter recherchewerk kan worden gedaan. Als de agent op kantoor is, hoeft hij eigenlijk alleen te controleren of alles klopt. Daarvoor tekent hij, en dan is het afgehandeld. Dat betekent ook minder overwerk, zoals al is vastgesteld. Men komt er echt beter aan toe om de hele dag op straat te lopen.

Dit experiment is door BZK gesubsidieerd. Het vormt een goed voorbeeld van de brede aandacht die wij bij BZK aan dit onderwerp besteden. De bedoeling is dat de minister dit experiment vervolgens weer oppakt en verder uitwerkt. Ik denk zelf dat de ervaringen inderdaad veelbelovend zijn. Wij zijn momenteel bezig aan de eerste evaluatie. Onze bedoeling was om daarover in voorjaar 2010 meer duidelijkheid te geven. Dat zou dan inhouden: het opschalen ervan van Hollands-Midden tot districtsniveau en korpsniveau. Dit experiment wordt nu namelijk alleen nog op dat onderdeel gedaan. Later zou het dan naar heel Nederland kunnen gaan. Zo hebben wij dit punt nu uitgezet.

Dit was wat ik over administratieve lasten wilde zeggen, voorzitter.

De heer Çörüz (CDA):

Ik zou zeggen dat de methode Lisse bijna het ei van Columbus is. Eigenlijk is het zo simpel! Er is tijdwinst te halen, want ongeveer 48% van de tijd gaat, als ik het goed heb, zitten in de aangiften en de processen-verbaal. De staatssecretaris begon zo goed als het gaat om versnelling maken en luisteren naar professionals, maar nu zegt zij dat zij hiermee in 2011 gaat beginnen. Waarom kan dat niet sneller? Waarom kan zij die versnelling niet ook bij zoiets overzichtelijks, om het zo maar te zeggen, niet eerder invoeren? Dat scheelt immers weer tijd en geld.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Wij kunnen er zeker naar kijken. Ik heb u nu verteld wat onze gang was. Ik had wel begrepen dat u vroeg of ik niet kon versnellen. Het gaat hierbij om een echt ander werkproces. Het is ook voor u wel interessant om daar een keer te gaan kijken, zou ik haast zeggen. Je moet het dus echt helemaal anders organiseren. Wij kunnen best kijken of het ook sneller kan. Dat hebben wij met de pilot voor reisdocumenten ook gedaan. Om dat in het hele land in te voeren, moeten wij nog de wetgeving wijzigen. Ook hierbij zijn wij best bereid – ik denk dat ik mede namens de minister spreek – om te kijken of het niet sneller kan. Het is wel pas heel kort geleden begonnen; dat moet de heer Çörüz zich ook realiseren. Maar de eerste resultaten zijn echt heel goed. Iedereen is er enthousiast over, ook de mensen die het verwerken. Zij zijn speciaal geselecteerd op hun deskundigheid. Je werkt met een backoffice die de verwerking doet, een andere manier van werken die echt veel kan opleveren. Dit is bovendien uit de mensen zelf voortgekomen. Dat is ook belangrijk.

De heer Van Raak (SP):

Hulde voor de staatssecretaris. Dit zijn opties die ook mij ter ore zijn gekomen. De staatssecretaris is, zeker wat betreft de politie, goed bezig met het schrappen van overbodige bureaucratie. Ik wil hieraan nog twee dingen toevoegen voor de staatssecretaris en de minister. Het gaat ook om de organisatie van de politie. Ik denk niet alleen aan de rittenboeken – dank voor de toezegging om te proberen daaraan een einde te maken! – maar ook aan de logboeken, de urenroosters. Politiemanagers willen voortdurend dat hun dienders verantwoording Bijleveld-Schoutenafleggen, verantwoording voor elke minuut, voor elke seconde. Er mag wel wat meer vertrouwen zijn. Kunnen we niet iets doen in de interne organisatie van de politie? Een ander punt betreft het Openbaar Ministerie. Ik ben blij dat agenten niet meer met een busje met volle verhuisdozen met papier naar het OM toe moeten. Ik begrijp ook dat het OM wel altijd alles wil hebben, maar lang niet alles nodig heeft. Is het niet mogelijk om het OM meer te laten aangeven wat het nodig heeft? Dat scheelt weer een hoop papierwerk, gekopieer en rijden met busjes.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Op het punt van het OM kan ik zeggen dat dit inderdaad de bedoeling is. Er moet veel te veel informatie voor derden door de politie worden aangeleverd. Dat moet via IV3-formulieren; zo heten die in het jargon, heb ik inmiddels begrepen. Dat kan anders. Daarom kijk ik naar de hele keten. Het is te weinig om alleen naar de diender en de rechercheur te kijken. We hebben ook bekeken wat de officier van justitie aan lasten oplegt aan de politie. Die dingen moeten in samenhang bezien worden. Een aantal dingen moet ook in veelvoud worden ingeleverd. Die moeten vijf keer gekopieerd worden. Dat is volslagen onzin. We hebben dat bij de Sociale Dienst gezien. Dat is onzinnig. Dat hoeft niet meer in deze tijd. Dat kunnen we dus veranderen.

Wat betreft uw eerdere punt: het is mijn doel om na te gaan welke lasten door de organisatie zelf worden opgelegd. Ik kijk daar dus nu apart naar. Het is dus niet iets wat wij doen. Behalve bij de politie bekijken we ook wat wordt opgelegd in de gezondheidszorg, het onderwijs et cetera. We willen weten hoe we bespreekbaar kunnen maken dat dit niet meer hoeft. De heer Van Raak weet dat ik als uitgangspunt voor het wegwerken van de tien blokkades heb gekozen voor werken vanuit vertrouwen. Zo zijn we ook bij de bijstand tot een vermindering van de lasten gekomen. Het moet ook in de organisaties kunnen. We zijn nu pas bezig met de inventarisatie. We kunnen niet alles tegelijk.

De heer Heijnen (PvdA):

Dankzij de pilot van mevrouw Bijleveld gaan in een halfjaar tijd 10.000 minder Amsterdammers naar het politiebureau en zijn er 10.000 minder aangiften te behandelen. Dat moet zo snel mogelijk voor heel Nederland om honderdduizenden mensen die extra loop naar het politiebureau te besparen en al die agenten belangrijker werk te laten doen. De wet die de staatssecretaris nu aankondigt, moet er dus zo snel mogelijk komen. Ik stel in dit verband nog een vraag. Kan de staatssecretaris niet gelijk onderzoeken of er sprake is van nog meer onzinnige aangiften in wet- en regelgeving, misschien bij rijbewijzen, misschien bij bankpasjes, waar dus niet een misdrijf aan ten grondslag ligt, maar gewoon verlies van enig goed?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat wil ik wel doen. Ik heb daar nog niet naar gekeken. Ik ben hieraan begonnen, zoals u weet. Ik denk ook dat we zo snel mogelijk naar die wet moeten kijken, want dan kan het gemakkelijk in het hele land worden ingevoerd. We proberen nu wel de pilot uit te breiden naar regio's die het willen, bijvoorbeeld in Gelderland.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Mijn complimenten voor de voortvarendheid van de staatssecretaris. Ik heb eerder een vraag gesteld aan de minister. Als een politieagent zich verweert tegen onacceptabel gedrag van mensen op straat, moet die ongeveer 24 formulieren invullen. Toen zei de minister: de staatssecretaris gaat u zo vertellen dat dit minder is geworden. Ik ben dus heel benieuwd.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Een van de punten die we hebben gezien, is dat er te veel formulieren zijn. We hebben nog niet meteen alles opgelost, maar dit is wel een van de punten van ergernis. Wat komt de gewone diender of de rechercheur tegen op straat? Ik weet op dit moment niet in hoeverre hier in concreto al wat aan gedaan is, maar een aantal andere dingen hebben we weggewerkt. Ik zeg u toe dat als de vermindering van de registratieverplichting niet als eerste is opgepakt, we daar meteen naar gaan kijken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris. Zij zegt "oppakken". Nu is de staatssecretaris heel concreet bezig – daar houd ik van – dus wanneer?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

"Oppakken" betekent bij mij gewoon dat ik ga kijken wat het probleem is en wat we eraan kunnen doen. We zullen daar gezamenlijk naar kijken en als het kan, proberen we zo snel mogelijk het aantal formulieren terug te brengen. Ik rapporteer overigens over deze dingen in de brede voortgangsrapportage over de administratieve lasten en de elektronische overheid. Daarin zijn de onderwerpen allemaal specifiek benoemd. De punten van mevrouw Griffith staan er ook in benoemd.

Ik kom op het blokje reisdocumenten en Gemeentelijke Basisadministratie. Mevrouw De Pater refereerde aan een motie die vorige week tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken is ingediend door de leden Haverkamp, Voordewind en Van Dam. Naar aanleiding van de constatering dat het aantal uitgiftepunten van reisdocumenten in het buitenland wordt beperkt, verzoeken de indieners om in te gaan op een aantal mogelijkheden die de uitgifte van reisdocumenten aan Nederlanders in het buitenland kunnen vergemakkelijken. Mevrouw Azough refereerde tijdens dezelfde begrotingsbehandeling aan de motie-Peters waarin wordt gevraagd of het mogelijk is om de geldigheidsduur van reisdocumenten te verlengen.

Ik heb de Kamer gevraagd om die moties aan te houden. Inmiddels heb ik een brief gestuurd waarin ik inhoudelijk op de moties ben ingegaan, maar ik wil er nu ook nog wat over zeggen. Over de motie van de leden Haverkamp, Voordewind en Van Dam merk ik op dat ik de mogelijkheden voor personen die in de grensregio van Duitsland en België wonen, om in Nederland een reisdocument aan te vragen al heb verruimd. Ik heb daar zelf mee geëxperimenteerd. Ik heb een proef gehouden die loopt sinds 1 januari 2009. Voor die proef heb de gemeente Enschede aangewezen als gemeente waar mensen een aanvraag konden indienen. Vanaf 1 april 2010 komen daar de gemeenten Maastricht en Echt-Susteren bij voor de Belgische en Duitse kant. Ik heb laten weten dat ook andere grensgemeenten een verzoek kunnen doen om te worden aangewezen. Deze verzoeken nemen wij altijd welwillend in overweging en handelen wij zorgvuldig af.

Over de mogelijkheid om ook een uitgiftepunt in te richten op Schiphol ben ik op dit moment in overleg met de gemeente Haarlemmermeer. Dat is namelijk de gemakkelijkste manier om het te regelen. Zoals bekend, hebben wij nog geen online raadpleegbare reisdocumentenadministratie. Ik zal de Kamer op de hoogte houden van de voortgang op dit punt. Ik zag dat ik in de brief geen beoordeling van die motie heb gegeven, maar dat was wel de vraag. Deze onderdelen beschouw ik als ondersteuning van het beleid. Daarover kan ik gemakkelijk het oordeel aan de Kamer laten. Tegen mevrouw De Pater zeg ik dat het ministerie van Buitenlandse Zaken en ikzelf wel bezwaar hebben tegen uitgifte van Nederlandse paspoorten op alle EU-ambassades, zo heeft ook de minister van Buitenlandse Zaken gezegd tijdens de begrotingsbehandeling. Op die ambassades kunnen wij de veiligheid namelijk niet garanderen. Als dat onderdeel eruit zou worden gehaald, zouden wij geen enkel bezwaar hebben tegen de motie en zouden wij het oordeel daarover aan de Kamer laten. Met dat onderdeel erin moet ik de motie echter ontraden, terwijl ik de andere punten positief bejegen.

Wat de motie-Peters betreft, heb ik uitgebreid schriftelijk uitgelegd waarom het kabinet vasthoudt aan vijf jaar. Het kabinet acht het verlengen van de geldigheidsduur een te groot risico voor de betrouwbaarheid op dit moment, zo zeg ik nadrukkelijk, van de veiligheidskenmerken van het reisdocument. Daarom wil ik die motie ontraden.

De heer Van der Staaij vroeg of het niet logischer is om na diefstal een nieuw aan te vragen reisdocument gratis te verstrekken, omdat er soms sprake is van het betalen van een boete bij zo'n aanvraag. Bij het aanvragen van een nieuw reisdocument als gevolg van diefstal is er geen sprake van het betalen van een boete. Het is goed dat de heer Van der Staaij dat weet. Een boete opleggen mag niet, maar gemeenten kunnen wel kosten aan de burger in rekening brengen voor de extra handelingen die ze moeten verrichten vanwege het feit dat bij de aanvraag het oude document niet kan worden overlegd. Dat heb ikzelf in een vorig leven ook wel eens van dichtbij gezien. Ik vond dat niet redelijk, maar daar kan verschillend over worden geoordeeld. Ik heb dat altijd een beetje raar gevonden. De heer Van der Staaij brengt dat punt nu weer op.

Ik moet binnenkort toch weer een bandbreedteonderzoek starten naar de vraag hoe hoog de leges mogen zijn voor het aanvragen van paspoorten. Ik ben dan ook bereid om de kosten voor die incidentele gevallen daarin mee te wegen. Het lijkt wel een boete. Het mag dan niet zo heten, maar het lijkt wel een boete. Als wij dat meenemen, kunnen wij van dat punt heel gemakkelijk afkomen. Dat is wat ik tegen de heer Van der Staaij zou willen zeggen vanuit het idee dat het niet moet, maar dat is denk ik helder.

De heer Pechtold sneed, net als de heer Heijnen in het wetgevingsoverleg, het onderwerp van de GBA in relatie tot de gemeenteraadsverkiezingen aan. Hij vroeg of ik mij in januari 2010 tot de gemeenten zou willen richten met de boodschap dat het belangrijk is dat burgers goed ingeschreven staan in de GBA in verband met het tijdig ontvangen van de stempas om deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen. Hierover hebben wij in het wetgevingsoverleg gesproken en ik heb tegen de heer Heijnen gezegd – maar dat wil ik nog wel een keer herhalen – dat ik de gemeenten allemaal een brief zal schrijven. Dan weet iedereen dat. In het algemeen kan ik melden dat in het najaar van 2010 een landelijke bredere voorlichtingscampagne voor burgers is gepland in verband met het verhogen van de kwaliteit van de gehele GBA. De heer Heijnen is daar ook nadrukkelijk op ingegaan. Ik zal ook het GBA-congres van 17 december a.s. benutten om dit punt nog eens nadrukkelijk onder de aandacht te brengen. Aanvullend wijs ik erop dat via www.mijnoverheid.nl het voor iedereen mogelijk is om zijn eigen GBA-gegevens te controleren. Dat had ik in het wetgevingsoverleg nog niet bedacht. Tot voor kort was dit niet gemakkelijk mogelijk, maar nu kan het dus wel. Ik begrijp wel dat dit niet voor iedereen de oplossing is, maar burgers kunnen zo nodig via deze site de gemeente om aanpassing vragen. Ik denk dat het wel belangrijk is dat wij dat hier nogmaals benoemen. Ik zal hier ook aandacht aan besteden tijdens het congres op 17 december en in de brief. Dit waren mijn antwoorden in het blokje reisdocumenten en basisadministratie.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik ben blij met de toezegging over die zogenaamde boete. Dit punt heeft mijn fractie ook regelmatig bevreemd. Ik wil even ingaan op de verlenging van de geldigheid van reisdocumenten van vijf naar tien jaar. Mijn collega heeft dit punt ingebracht omdat wij nu te maken hebben met reisdocumenten waar chips en vingerafdrukken in zitten. Dat zijn kenmerken die niet zo snel veranderen. Het leek ons dus logisch dat de geldigheid van de documenten verlengd zou kunnen worden. De staatssecretaris geeft nu vooral de veiligheid als reden waarom het niet acceptabel is, maar waarom is het dan wel mogelijk in landen als de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Duitsland? Daar is die tien jaar wel van toepassing.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Als wij naar lijstjes kijken, kan ik ook een aantal landen noemen waar het weer is teruggedraaid. Ik heb er serieus naar gekeken, want ik vind het een serieus punt, net als de uitgifte aan de grenzen. Op dit moment is de duurzaamheid van ons paspoort niet op die tien jaar toegesneden. Als je zoiets invoert, moet je ervan uit kunnen gaan dat de huidige generatie paspoorten waarin de chip van dit moment zit, met het huidige kaftje en omhulsel en dergelijke, toegesneden is op een levensduur van tien jaar. Dat is niet het geval. Bovendien moet de huidige generatie nog behoorlijk veel langer bestaan als je het zou verlengen. Ik wijs dit punt niet helemaal af, maar op dit moment is het gewoon niet veilig genoeg. Ik sluit echter niet uit dat het in de nabije toekomst wel mogelijk is. Zo kijk ik ernaar en heb ik het omschreven in de brief.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik begrijp de staatssecretaris. Dat het in de nabije toekomst wel mogelijk is, is natuurlijk afhankelijk van haar eigen inspanningen. Gaat zij haar best doen om dat mogelijk te maken? Die paspoorten in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Duitsland zullen ook geen vodjes zijn die je na vijf jaar niet meer kunt gebruiken. Het veiligheidsaspect is in die landen toch ook van groot belang?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Natuurlijk span ik me daarvoor in. Ik zeg dat niet voor niets. Wij hebben hier echt serieus naar gekeken. Ik ben zelf ook wezen kijken bij de producent of dit klopt. Er is inderdaad wel wat op aan te merken om het nu naar tien jaar op te rekken. De ontwikkeling gaat verder. Wij realiseren ons dat dit in toekomst wellicht wel mogelijk is. Wij zullen ons daar ook voor inspannen. Ik wijs er wel op dat nu elke keer die drie landen worden aangehaald, maar ik kan ook een lijstje tevoorschijn toveren waarop een heleboel landen staan die van tien weer naar vijf jaar zijn gegaan. Dat blijft altijd iets lastigs.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

De nieuwe Paspoortwet maakt dat veel gezinnen die met deze paspoorten te maken krijgen met een stijging van de kosten worden geconfronteerd. Vanuit dit perspectief en gelet op het idee dat GroenLinks altijd opkomt voor mensen met een krappe beurs, wil ik u toch vragen of het mogelijk is om een brief naar de Kamer te sturen, waarmee u toelicht waarom in die landen wel aan de veiligheidsvereisten wordt voldaan.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Daar moet ik echt even over nadenken. Ik heb u geschreven hoe ik erover denk. Ik weet niet of het zinnig is om al die informatie te verzamelen. Ik zal hierover dus nadenken. Overigens intrigeert mij de hoogte van de prijs wel degelijk. Dat is bekend. Ik was namelijk geen voorstander van 1p-1p. In Europees verband moesten wij dat systeem invoeren, maar toen hebben wij ervoor gezorgd dat de ID-kaart voor kinderen vanaf 1997 precies de prijs had van een sticker voor bijschrijving in een paspoort, zodat de mensen niet meer geld kwijt zouden zijn. Het kabinet heeft er dus expliciet op gelet dat de lasten voor de gezinnen, met name voor de gezinnen aan de onderkant van de samenleving, niet zwaarder worden. Wat de paspoorten betreft konden wij niet anders, maar wij hebben er dus voor gekozen om de ID-kaart voor kinderen zo goedkoop mogelijk te maken. Het gaat meestal om reizen in Europese landen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar bereidheid om zich ervoor in te zetten dat die als een straf ervaren toeslag op rijbewijzen verdwijnt. Ik begrijp dat hetzelfde ook kan spelen bij paspoorten en dat de staatssecretaris dezelfde inzet heeft bij paspoorten.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ja. Ik denk ook aan de leges. Ook die zijn geen boete, maar nodig om de kosten te dekken. Het gaat mij om het geheel.

Ik wil nog een aanvulling geven op datgene wat de minister heeft gezegd over het openbaar bestuur. In twee wetgevingsoverleggen hebben wij daarover afgelopen maandag uitgebreid met elkaar gesproken, zowel in het overleg over het Provincie- en Gemeentefonds als in het overleg over het binnenlands bestuur 's middags. Wat het kabinet betreft is er geen enkel taboe. Wij letten serieus op alle voorstellen. Ik heb het punt heel erg benaderd in het licht van datgene wat de heer Van Beek in eerste termijn naar voren bracht. Het moet uiteindelijk gaan om de kwaliteit van het openbaar bestuur. Ik meen dat hij voor die invalshoek ook koos in het wetgevingsoverleg. Ik vind dat dat element met hoofdletters moet worden geschreven en dat wij het momentum hebben om in brede zin echt naar de toekomst te kijken. Dan moet je je ogen niet sluiten voor wat er verkeerd functioneert en moet je je ogen ook niet sluiten voor wat beter kan, ongeacht datgene wat de minister over het geld heeft gezegd. Wij hebben de kanttekening gemaakt dat deze commissies niet per se die 20% moeten opleveren. Wij waren het erover eens dat je deze onderwerpen in deze tijd in aanmerking moet nemen. Die kans moet je nemen.

Dinsdagavond is gerefereerd aan het decentraal belastinggebied. Daarom wil ik daar nog even op terugkomen. In het wetgevingsoverleg is met name het provinciaal belastinggebied besproken dat ontstaat na de introductie van de kilometerheffing. Ik was het eens met datgene wat de heer Pechtold, maar ook de heer Van Beek in het wetgevingsoverleg naar voren brachten, namelijk dat iedere autonome bestuurslaag met direct gekozen bestuurders dient te beschikken over een belastinggebied. Taxation en representation horen wat mij betreft samen te gaan. Dus als er een gekozen bestuurslaag is, moet er voor de bestuurders ruimte zijn om te kunnen manoeuvreren. Wij willen niet vooruitlopen op de uitkomsten. Wij wachten, zoals de minister heeft gezegd, de adviezen af. Ik ben benieuwd en zie uit naar het debat dat wij zullen voeren. De heer Van Beek vroeg in het wetgevingsoverleg dat 's ochtends werd gehouden of wij niet eerder een begin zouden kunnen maken. Dat lijkt ons niet goed. Dat is al gezegd. Zodra de conclusies er zijn, kunnen wij beginnen.

De heer Van Raak heeft nog een specifieke vraag gesteld over de Wet op de lijkbezorging. Hij vroeg hoe het staat met de regels voor het ruimen van graven. Volgens het amendement kunnen voor het ruimen van graven bij AMvB nadere regels worden gesteld. Vooralsnog hebben wij afgesproken dat wij uitgaan van zelfregulering, dus er is niet per se een AMvB nodig, zoals de heer Van Raak correct zei. Wij zijn in overleg met het Landelijk Overleg Begraafplaatsen, samen met de VNG. Wat mij betreft zou dat heel goed tot resultaat kunnen leiden. Ik sluit dat niet uit. In het amendement staat "een jaar na inwerkingtreding van de wet". De wet is nog niet zo lang geleden in werking getreden, dus wij hebben nog bijna een jaar te gaan, maar wat mij betreft moeten wij het wel sneller eens zijn. De vaste commissie voor BZK heeft gevraagd naar de stand van zaken rond de toezeggingen over de Wet op de lijkbezorging. Ik ben van plan om daar nog voor het kerstreces een brief over te schrijven.

Vervolgens een reactie op de opmerking van de heer Heijnen over de burgerparticipatie, in aanvulling op het punt dat besproken is met de minister. Hij vraagt om een meerjarige inspanning met betrekking tot het burgerschap. In haar rapport De burger aan zet, dat aan de Kamer is toegestuurd, constateert professor Monique Leyenaar het volgende: "Het betrekken van de burgers bij beleidsbeslissingen is in Nederland nagenoeg gemeengoed geworden. Vanuit de overheid bezien is participatie van belang vanwege de kwaliteit van en het draagvlak voor een te nemen besluit. Vanuit de burger is deelname relevant om een eigen individueel belang te behartigen en vanwege het meedoen zelf."

Bij burgerparticipatie ligt voor mij het accent op het zelf meedoen. Ik meen dat dit ook de opvatting van de heer Heijnen is en ook die van de heer Anker. Het gaat mij om de samenleving van en voor de burgers. Dit betekent dat mensen ook moeten kunnen meedoen. Ik heb inderdaad de ambitie om de komende jaren via het programma burgerparticipatie, dat ik overigens afgelopen week aan de Kamer heb gestuurd, een flinke stimulans te geven aan de burgerparticipatie, want ik denk dat het juist in deze onzekere tijd goed is om burgers te betrekken en de participatie meer aandacht te geven. Het programma is gericht op het openstellen van de overheid, op alle niveaus, voor de creativiteit en de kracht van de burgers, meer responsitiviteit, meer focus op de agenda van de burgers, met een overheid die voorwaarden schept, voorbeeldgedrag tentoonspreidt, uitnodigt en zaken mogelijk maakt. Belangrijke onderdelen zijn de lokale proeftuinen buurtparticipatie, met honderd gemeenten waarin dit is gerealiseerd. Daarmee heb ik de bij de vorige begrotingsbehandeling door de heer Anker ingediende motie uitgevoerd. Ik vind het ook heel leuk, zeg ik tegen de heer Anker, dat het zo goed is gegaan. Het mag ook wel eens gezegd worden dat er zo breed aan is meegewerkt.

Vervolgens een opmerking over de bevordering van burgerinitiatieven en een aanpak gericht op niet-actieve burgers, een punt dat wij in de commissie wel eens hebben besproken. Ik hoop met dit programma in overleg met de Kamer een belangrijke bijdrage te leveren aan het streven van het kabinet om het bondgenootschap tussen overheid en samenleving te versterken. Dat lijkt mij een mooie zin om mijn bijdrage mee te beëindigen.

De heer Van Beek (VVD):

Ik was niet de enige wie het opviel. De staatssecretaris sprak over "taxation" and "representation", maar zij zei het verkeerd om.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

No representation without taxation.

De heer Van Beek (VVD):

Inderdaad. Dat is wel een heel groot verschil met wat u eerst zei

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat is absoluut een groot verschil.

De heer Van Beek (VVD):

Zeker in de discussie die wij nu voeren. Dat is het punt waarover wij zowel in de commissie als op dit moment spreken. Ik heb steeds gezegd dat wij natuurlijk wel de voor- en de nadelen wegen. Ik heb onder meer de stelling betrokken – nogmaals, ik hoop dat de wegenbelasting gewoon doorgaat, want dan doet het probleem zich niet voor – dat de VVD-fractie een groot vraagteken zet bij het zomaar in de benen zetten van een nieuw belastingstelsel, met alle consequenties van dien. Dan formuleer ik het heel netjes.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik weet dat. Ik ken die opvatting. Ik wil de heer Van Beek er wel aan herinneren dat wij een keurig bestuursakkoord hebben gesloten met de provincies, waarin de afspraak staat dat wij in geval van het wegvallen van het belastinggebied met elkaar moeten nadenken over het nieuwe belastinggebied. Mij is gevraagd dat overleg te intensiveren, wat ik ook zal doen. Overigens hebben we vanuit het Rijk de verplichting om daarover na te denken, juist ook gelet op artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet, waarin onder andere staat dat je naar het geheel moet kijken. Ik weet dat ik ook naar het Provinciefonds moet kijken. Zoals bekend ben ik bereid de discussie in het kader van het RAV-rapport over Provinciefonds en belastingen goed te voeren. Ik vind dat het belastinggebied van de provincies sluimerend groter is geworden. Het zijn, anders dan de ozb, geen erg zichtbare belastingen. Over transparantie en de omvang van het belastinggebied moeten wij met elkaar discussiëren. Ik weet dat dit onderwerp heel verdeeld ligt in de Kamer, en dat er vanuit alle partijen verschillende opvattingen over zijn. Ik houd mij gewoon aan de afspraak in het bestuursakkoord: wij komen met voorstellen.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden. We gaan beginnen met de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef als eerste het woord aan de heer Van Raak, die staat te popelen!

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik heb de minister een blauw brilletje gegeven, in de hoop dat zij met een blauwe blik naar de politie gaat kijken. Ik dank haar voor de roze bril die zij mij gaf, met hartjes. Wat wil een mens nog meer? Voor zover wij een politiek huwelijk hebben, is dat niet altijd een gelukkig huwelijk ...

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nog niet altijd!

De heer Pechtold (D66):

Je zal met die vent getrouwd zijn!

De heer Van Raak (SP):

... maar dat kan beter. Ik zei overigens: "Voor zover wij een politiek huwelijk hebben"!

De voorzitter:

Order, order!

De heer Van Raak (SP):

Wat zou helpen, is als de minister zich wat minder met de SP zou bemoeien, en wat meer met de politie. Ik probeer haar daar oprecht bij te helpen. De Kamer heeft een motie van Agnes Kant aangenomen, gesteund door alle Kamerleden, waarin staat dat de bezuinigingen niet ten koste mogen gaan van het blauw op straat. Dat is een hulpmiddel voor de minister. Ik hoop dat zij samen met de korpschefs, de korpsbeheerders en haar agenten een vuist maakt op het moment dat dat niet kan en dat zij in de ministerraad met die motie in de hand zegt: dit kan niet. De SP heeft een groot onderzoek onder 10.000 agenten gedaan en wil proberen hun problemen, suggesties en oplossingen aan de minister voor te leggen. Ik ben erg blij dat zij op dit onderzoek gaat reageren, en ik ben benieuwd wanneer. Ik zie daar oprecht naar uit. Verder heb ik een meldpunt gemaakt. Honderden agenten melden nu al dat bezuinigingen ten koste zullen gaan van blauw op straat bij hen op het bureau, bij hen in de wijk. Het gebeurt. Ook de korpschefs geven al aan dat de huidige plannen ten koste gaan van veel blauw op straat. Er moet dus ook echt iets gebeuren. Daarom ben ik blij dat de minister ervoor gaat zorgen dat er elk jaar 1600 nieuwe agenten naar school gaan. Ik hoop dat oprecht, hoewel ik nu alweer berichten krijg dat dat niet gebeurt. Verder hoop ik ook dat er wordt gemonitord, maar ik wil ook kunnen controleren, ik wil een rem hebben. Wanneer kunnen wij de concrete uitwerkingen van de plannen hier zien?

De Vereniging van brandweervrijwilligers: belangrijk om vrijwilligers te houden. Ik weet dat de subsidie eindig moet zijn en dat ze zeker niet zo hoog moet zijn als nu. Maar wil de minister toch eens met de vrijwilligers praten om te kijken wat er in een jaar nog nodig is om ervoor te zorgen dat ze volgend jaar de eigen broek op kunnen houden? Verder krijg ik graag ter uitvoering van mijn motie daarover de plannen van de minister voor een klokkenluidersinstituut en -fonds, liefst een beetje ruim voor het AO in december.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Mede namens mijn collega Çörüz dank ik de bewindsvrouwen voor hun beantwoording en voor de toezeggingen die wij op een aantal punten gekregen hebben.

Ik heb nog een paar korte opmerkingen. Dat betreft hoofdzakelijk de reactie van de minister op de moties die door mij in het wetgevingsoverleg zijn ingediend. Het is wat mij betreft de bedoeling dat de normering van de salarissen waar het gaat om externe inhuur gaat leiden tot een betere concurrentie. Als het al nodig is om externen in te huren, kunnen wij dan met die normering bereiken dat er scherper wordt gekeken naar de prijs? Ik zal nog eens goed kijken naar de tekst van de motie of ik die nog iets kan aanpassen, maar voorlopig wil ik de motie wel handhaven.

De tweede motie die ik in het wetgevingsoverleg heb ingediend, gaat over het kantoor Buitenland van de Belastingdienst en de nieuwe taken die er als gevolg van een Europese uitvoeringstaak bijgekomen zijn. Wij dachten nu juist dat het efficiënt was om die expertise daar bij elkaar te houden.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Allereerst wil ik beide bewindspersonen bedanken voor de antwoorden, maar in het bijzonder toch de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. Welke politieke kleur je dan ook hebt, of je van de oppositie bent of van de coalitie, zij is altijd bereid om mee te denken en even ernaar te kijken. Ik zou hopen – dat is een oprechte wens – dat de minister van Binnenlandse Zaken dat ook iets vaker zou willen doen.

Ik dank de minister – dat is een uitzondering – voor haar toezegging om met een rapportage te komen over de oneigenlijke taken en de kerntaken. Er valt inderdaad winst te behalen als het gaat om het aantal fte's. Voor mijn fractie zijn de uniformiteit en de voortgang in de overgang van oneigenlijke taken van belang.

Als ik de minister goed begrepen heb, is zij het met de VVD-fractie eens dat burgermoed beloond moet worden. Dat betekent – dat zei zij zo stellig – dat als een burger getuige is van een strafbaar feit, hij getuige is voor de politie tenzij uit onderzoek iets anders blijkt. Burgers verdienen dus ook volgens de minister alle steun. Ik denk dat dit heel belangrijk is. Dus niet meteen een verdachte, maar burgers zijn getuige als zij burgermoed betonen. Dan is mijn vraag of zij dit ook in haar campagne duidelijk naar voren wil laten komen. Verder is heel belangrijk dat als burgers burgermoed betonen de verdachte een zwaardere straf opgelegd wordt. Ik zou het fijn vinden als dit extra benadrukt werd, zowel richting het Openbaar Ministerie als richting de politie.

Mijn volgende punt betreft de budgetstijging. De minister heeft aangegeven dat het budget vanaf 2002 tot 2008 gestegen is met 1,2 mld. Ik heb de minister gevraagd of zij mij wil aangeven wat de stijging is geweest sedert het aantreden van dit kabinet. Ik heb dat nog steeds niet van haar gehoord. Ik hoor dat graag alsnog.

Dan de bezuinigingen. Mijn fractie heeft zorgen over de kloof die er nog steeds is en die eigenlijk alleen maar toeneemt tussen de minister en de dienders op straat. Er wordt bezuinigd; er zijn signalen. Wij hebben het idee dat de minister die signalen niet serieus neemt, of het nu gaat om de signalen van de burgemeesters, de signalen van de korpschefs of de signalen van de dienders op straat. De minister heeft gezegd dat zij de effecten van de bezuinigingen gaat monitoren en dat als zij merkt dat ze toch ten koste gaan van de operationele sterkte, zij een aanwijzing gaat geven. Ik complimenteer de minister daarmee, want dat betekent dat wij echt overgaan naar de nationale politie en daarin steun ik haar voor de volle honderd procent. Ik ga er ook op toezien dat zij gebruikmaakt van haar aanwijzingsbevoegdheid.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Wij gaan het openbaar bestuur herzien in het kader van de heroverwegingen. Daarop rust geen taboe. Dit betekent dat het mogelijk is dat de Grondwet moet worden herzien naar aanleiding van de besluitvorming rondom de heroverwegingen. Als wij daarmee rekening moeten houden, vraag ik de beide bewindspersonen of zij bereid zijn om in deze Kamerperiode zo'n grondwetswijziging in eerste lezing voor te leggen. Anders zijn wij namelijk een aantal Kamerperiodes en kabinetten verder. De heroverwegingen moeten snel tot besluiten leiden.

De heer Van Beek (VVD):

Ik ben blij met deze opmerking van collega Heijnen. Ze sluit aan bij een opmerking die ik gisteravond gemaakt heb. Is de heer Heijnen met de VVD van mening dat wij bovenaan de trap moeten beginnen? Zou dus de positie van de Tweede en Eerste Kamer, die verankerd ligt in diezelfde Grondwet, als eerste aan de beurt moeten komen?

De heer Heijnen (PvdA):

De heer Van Beek weet dat het Kamerlid Heijnen eens een geweldig artikel heeft geschreven over de mogelijkheden om in eigen vlees te snijden. Ik heb het dan over Kamerleden, raadsleden en wethouders. Hij weet ook dat het coalitieakkoord op dit punt weinig mogelijkheden biedt. Sinds het besluit over de heroverweging ligt echter alles open en dus ook het kijken naar de ministeriële verantwoordelijkheid en het aantal volksvertegenwoordigers. Ik wacht met belangstelling de heroverweging en de voorstellen van het kabinet af. Ik ga ervan uit dat ze komen. Daarom vraag ik het kabinet om het daarheen te leiden dat wij nog in deze Kamerperiode een grondwetswijziging in eerste lezing kunnen behandelen.

De heer Van Beek (VVD):

Collega Heijnen heeft inderdaad wel eens wat in de krant geschreven. Het gaat er echter met name om wat hij in deze Kamer zegt. Ik onderschrijf de procedure die hij net beschrijft niet. Ik vraag zijn opvatting over een specifiek punt.

De heer Heijnen (PvdA):

Het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid spreekt van minder bestuurders en minder volksvertegenwoordigers. Ik ga niet zover dat ik me aansluit bij de opvattingen van een aantal collega's, onder wie de heer Van Beek, die het aantal Kamerleden willen terugbrengen tot 100. Ik denk namelijk dat een volksvertegenwoordiging ook minderheden moet representeren. Het lijkt mij echter niet wezenlijk of de kiesdrempel zoals nu op 0,66 of ietsje hoger, namelijk op 0,75, komt te liggen; 100 Kamerleden is misschien een stapje te hoog.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil ingaan op datzelfde punt. U ziet de ruimte om in deze kabinetsperiode nog iets te doen. Zeker daarom vind ik het van belang om te weten of u principieel mijn mening deelt dat je misschien heel hoofdstuk 7 van de Grondwet zou moeten bekijken. In heel hoofdstuk 7 van de Grondwet beschrijven wij de organisatie van het bestuur. Mijn idee is dat dit niet allemaal in de Grondwet hoeft. De Grondwet hoeft toch niet zaken zoals de inrichting van een provincie of gemeente te behelzen? Bent u dat met mij eens?

De heer Heijnen (PvdA):

Dat weet ik niet. Ik weet wel dat wij uitvoerig hebben gediscussieerd over de mogelijke herziening van de Grondwet als zodanig. Daarover zijn conclusies getrokken. Daarin werd niet geconcludeerd om naar heel hoofdstuk 7 te kijken. Ik zou in dit verband ook niet daarvoor zijn. Ik wil daadkracht en besluitvorming, ook bij heroverweging nummer 18: openbaar bestuur. Ik zou toegespitst op de daaruit voortvloeiende voorstellen grondwetswijzigingen behandeld willen zien en niet het hele hoofdstuk 7.

De heer Pechtold (D66):

Ik geef u toch mee om voor de toekomst dingen zo te organiseren dat wij als overheid soepel kunnen blijven en niet blijven vastzitten in een 160 jaar oude traditie en om nog eens goed naar hoofdstuk 7 te kijken. Ik denk dat daar zaken in staan die niet in de eenentwintigste eeuw in een Grondwet thuishoren. Dat geef ik u ter overweging.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik wil daar goed over nadenken, maar ik waarschuw ervoor om het goede het betere te laten zijn ... Het betere het goede te laten zijn ... Nou, u kent het spreekwoord. Ik wil doorpakken met aanpassing van het openbaar bestuur. Ik wil dat niet in een grote, brede discussie over hele hoofdstukken van de Grondwet verloren zien gaan.

Over burgerschap heb ik een motie voorbereid, maar die zal ik niet indienen. Het spijt me, mevrouw Verdonk, u daagde mij daartoe uit. Ik ben eigenlijk wel dankbaar en enthousiast over de beantwoording door de minister en de staatssecretaris. Er komt binnen afzienbare tijd een gelegenheid om wat uitvoeriger met elkaar te spreken, namelijk bij de discussie over het burgerhandvest. Alsdan kunnen wij het debat voeren. Daarbij kan ik de elementen van mijn motie nog wat aankleden en zwaarder maken. Ik heb nu alleen een opmerking aan het adres van de minister. Ik dank haar voor haar antwoord, maar laat zij de term "oubollig" in verband met burgerschap voortaan achterwege laten. Het is innovatief, het is nieuw burgerschap, het is jong, het is mode, maar het is geen hype.

Dan mijn motie over de krimp. Dank voor het advies met betrekking tot deze motie. Maar gaat het uiteindelijk altijd over bedrijfsmatige overwegingen? Als dat zo zou zijn, zouden misschien de IBG en het CFI in Den Haag zitten. Maar zo bedoelt zij het niet. Wij gaan over de motie stemmen. Ik hoop dat het kabinet de motie zo oppakt dat naast bedrijfsmatige overwegingen in redelijkheid ook regionale overwegingen in verband met de krimp zullen worden bekeken.

Tot slot: 50-plusdiscriminatie bestaat op de arbeidsmarkt. Dat moet Nederland uit, om te beginnen bij de overheid.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoord. Ook dank voor de toezegging om te kijken of de sancties richting werkgevers die zich willens en wetens niet bekommeren om de bescherming van hun werknemers tegen geweld en agressie, kunnen worden uitgebreid.

Dank ook voor de stappen die men neemt om woonoverlast effectief te kunnen aanpakken, niet alleen van huurders, maar ook van eigenaren. Hoe sneller dat lukt, hoe beter.

Een punt waar wij nog een reactie op verwachten, is de bescherming als het gaat om gebiedsverboden.

Tot slot dien ik een motie in. Dat heeft te maken met het feit dat ik vanmorgen heb gevraagd om een VAO niet te laten doorgaan. Het leek mij net zo gemakkelijk de motie nu in te dienen. De motie is mede ondertekend door de heren Çörüz en Anker.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gehoord de beraadslaging over de notitie Burgemeester en Veiligheid (28684, nr. 212) d.d. 2 respectievelijk 30 september 2009;

constaterende dat de bevoegdheden van de burgemeester op het gebied van het brede (sociale) veiligheidsdomein versnipperd zijn;

overwegende dat de regering de komende jaren nut en noodzaak van een "paraplu-artikel" voor deze (buiten het klassieke openbare ordedomein gelegen) bevoegdheden in de Gemeentewet wil onderzoeken;

van mening dat, gezien de verantwoordelijkheid van de burgemeester voor het brede veiligheidsdomein, het realiseren van meer samenhang en eenduidigheid tussen die bevoegdheden dringend gewenst is;

verzoekt de regering, het resultaat van haar onderzoek uiterlijk op 1 juni 2010 aan de Kamer voor te leggen en daarbij tevens voorstellen te doen voor een aanpassing van de Gemeentewet die de gewenste samenhang en eenduidigheid bevordert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken, Çörüz en Anker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(32123 VII).

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Dank aan de bewindslieden voor hun antwoord. Ik heb nog twee punten.

Allereerst wil ik citeren uit een registeraccountantsverklaring van GroenLinks uit 2006: "Aan giften werd in 2006 een bedrag ontvangen van" en: "Er zijn geen giften van € 4537,80 of hoger ontvangen." Dat is zoals het hoort. Hulde aan GroenLinks, heel goed gedaan. Er bestaat een regel voor en GroenLinks heeft zich daar netjes aan gehouden, in tegenstelling tot D66, die dat niet doet. Er staat helemaal niets in over een registeraccountantsverklaring. Op zich geen probleem, want wat ons betreft hoeft D66 zich niet te verantwoorden voor giften. Maar als de heer Pechtold tegenover anderen een grote broek aantrekt en een toneel maakt over dit soort regeltjes, moet hij zich daar zelf ook aan houden. Ik had eigenlijk verwacht dat de heer Pechtold politiek iets slimmer zou zijn en bijvoorbeeld de bankafschriften van D66 openbaar zou maken. Maar nogmaals: mij maakt het niets uit.

Een belangrijker vraag is waarom de minister niet in actie is gekomen. De minister hoort deze regels te handhaven en dat heeft ze niet gedaan. Ze komt tegelijkertijd wel met een nieuwe wet om iedereen, ook bewegingen, te kunnen controleren. En die regels wil ze natuurlijk opeens wel handhaven! Ik vraag mij dan toch af: waarom controleert zij partijen nu niet en bewegingen straks wel? Afsluitend wil ik toch ook nog wijzen op het grapje van de heer Van Beek, want dit grapje heeft namelijk wel degelijk een kern van waarheid. Hij zei tegen mij: wij gaan jullie aanpakken. Dat is volgens mij echt de strekking van dit verhaal.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik vind het eerlijk gezegd een beetje flauw. De heer Pechtold wees er namelijk in een interruptie terecht op dat het niet in het jaarverslag hoeft te staan. En toch komt u er voortdurend op terug.

De heer Brinkman (PVV):

Dat is onzin.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik ga D66 niet verdedigen, maar ik vind wat u doet wel een beetje flauw, want eigenlijk zinspeelt u erop dat waar rook is, vuur is. Daarbij komt dat u zelf niet voor openbaarheid van partijfinanciering bent! Dat is wel een beetje raar. Dat is zelfs een tikje hypocriet. Ik ben blij met uw complimenten voor GroenLinks, maar dan verlang ik van u van hetzelfde laken een pak. Dat wil zeggen: openbaarheid van gegevens.

De heer Brinkman (PVV):

Ik hoorde u stiekem met de heer Pechtold afspreken dat u het woord zou voeren over dit onderwerp. Ik heb goede oren hoor!

Ik heb al gezegd dat D66 dat van mij niet openbaar hoeft te maken. U hebt als partijen regels afgesproken met de minister. En D66 houdt zich dus niet aan die regels. Een registeraccountant moet verder wel degelijk alle regels voor het jaarverslag betrekken bij in dit geval zijn dechargeadvies voor een vereniging. In het jaarverslag staat hierover helemaal niets. Er staat dus ook niet in, zoals bij uw partij wel het geval is, dat er geen enkele gift boven de 10.000 gulden of € 4500 is aangetroffen. Laat staan dat zo'n gift gespecificeerd in het jaarverslag is opgenomen. Er staat dus niets over in het jaarverslag en dat is niet conform de regels. D66 hoeft dat van mij ook helemaal niet doen, maar dan moet Pechtold niet een grote broek aantrekken en iedereen de les lezen over openbaarheid van financiën.

Het belangrijkste punt is volgens mij echter dat de minister een nieuwe wet invoert waarin ook bewegingen worden verplicht om zich aan deze regels te houden. En deze wet wil zij natuurlijk wel handhaven! Maar waarom? Zij handhaaft de huidige wet immers ook niet. Deze nieuwe wet is volgens mij niets meer of minder dan een stok om bewegingen mee te slaan. Dat bewijst ook wel het grapje van de heer Van Beek: "wij gaan jullie pakken". Dat is hoe ik deze gang van zaken beleef en ik maak hier dan ook terecht een opmerking over.

Maar nogmaals: u hoeft zich niet te verantwoorden voor uw giften. Maar u moet zich wel houden aan de regels die u onderling met de minister hebt afgesproken.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

De complottheorieën vliegen ons in de samenleving voortdurend om de oren en nu is blijkbaar ook de Tweede Kamer aan de beurt.

De heer Brinkman (PVV):

Helemaal niet. Het zijn de feiten.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voor je het weet, ben ik een kosmonaut die een kongsi met Kissinger is aangegaan.

Maar goed. U gaat niet in op mijn specifieke punt. Waarom deelt u mijn partij complimenten uit als u geen voorstander bent van de openbaarheid van financiën? Met zo'n standpunt zou niets mis zijn. Mij maakt het namelijk niet uit waar u uw geld vandaan haalt als u maar aangeeft van wie u uw geld krijgt. Dat geldt voor ons en dat zou ook voor uw beweging moeten gelden, juist omdat dit van betekenis is voor onze kwetsbare democratische rechtsstaat.

Voorzitter: Ten Hoopen

De heer Brinkman (PVV):

Welkom voorzitter!

Wat mensen ons schenken, gaat helemaal niemand aan. Gisteren hebben wij al gesproken over die buurman bij wie u tijdens zijn vakantie de plantjes water geeft. U en de heer Pechtold bestempelen de PVV met graagte als extreem rechts en racistisch. Met alle respect: dat is de PVV niet. Wij voelen ons daardoor geschoffeerd. Als iemand aan ons een gift doet van € 100 in de maand, dan komt dat neer op € 1200 op jaarbasis, € 200 meer dan de grens van € 1000 die u graag wilt. U wilt een grens van € 1000 waarboven alles openbaar wordt gemaakt. Als uw buurman aan ons geld wil geven maar ook weet dat u ons extreemrechts en racistisch vindt, terwijl u altijd zijn bloemetjes water geeft, dan is dat voor hem een probleem. Wat u wilt, is dus niet democratisch. U wilt andere bewegingen onder de knoet houden. Wij zijn daar faliekant op tegen. Denk eens een beetje verder. Wij zijn een democratische partij. De mensen kunnen op ons stemmen of niet op ons stemmen. Dat is de democratische beweging die gaande is, niet dat bekrompen gedoe van: bij meer dan € 1000 willen wij naam en toenaam weten. Kom zeg!

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik geef graag heel kort een reactie, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, u hebt twee interrupties kunnen plegen. Ik ga nu naar de heer Van der Staaij.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Het lijkt wel een salafistische moskee hier.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik zit in geen enkel complot met de heer Pechtold. Ik vind echter wel dat als beschuldigingen tegen andere partijen worden geuit, die moeten worden waargemaakt en uitgediscussieerd. De heer Brinkman zegt tegen D66: wat jullie doen, deugt niet. Hij suggereert dat D66 regels wil stellen maar zich daar zelf niet aan houdt. Hij moet dat dan wel waarmaken. Welke regel is er precies geschonden? Waar staat dat een accountant precies in een verslag moet melden dat er op allerlei regels is gecontroleerd? Welke regel is geschonden?

De heer Brinkman (PVV):

Een accountant behoort bij de beoordeling van een jaarverslag alle regels erbij te hebben en te beoordelen of dat jaarverslag aan die regels voldoet. Als partijen een giftenplafond afspreken van € 4537, de oude 10.000 gulden, dan behoort een registeraccountant daar iets over te zeggen in zijn accountantsverklaring. In de accountantsverklaring van D66 wordt daar niet over gerept. Er wordt niet, zoals netjes bij GroenLinks, gesteld dat er geen giften zijn aangetroffen van meer dan € 4537. Er wordt helemaal niets over gesteld. Ik kan niet uit deze verklaring opmaken of er al dan niet giften zijn gedaan boven dat bedrag. Het maakt mij trouwens ook niet uit, voor alle helderheid. Trek dan echter ook geen grote broek aan om een ander de les te lezen. Dat is mijn punt. Ik wil weten waarom de minister hier niet op in is gegaan. Zij vindt die regels kennelijk zo ontzettend belangrijk want zij wil daarover zelfs een nieuwe wet indienen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik krijg geen goed antwoord op mijn vraag. Mijn vraag was: waar staat dat een accountant in het jaarverslag alle regels moet vermelden waar hij aan getoetst heeft? Hij moet kijken of die regels in acht zijn genomen en aangeven of er zaken zijn die niet deugen. Hij hoeft toch niet te zeggen: er is geen sprake van corruptie, van dit of van dat? Als er iets mis is, dan moet dat gesignaleerd worden. Ik begrijp uit het verhaal van de heer Brinkman dat er geen enkele aanwijzing is dat er anders en in strijd met de regels is gehandeld.

De heer Brinkman (PVV):

Nogmaals, een registeraccountant behoort in te gaan op de regels die betrekking hebben op een dergelijk jaarverslag. Het is niet meer dan normaal dat een registeraccountant in relatie tot giften verklaart dat er geen giften zijn aangetroffen boven dat plafond. Dat is zeer normaal. Het staat ook in andere registeraccountantsverklaringen. De enige verklaring waarin het niet stond, was heel toevallig van D66. Het is ook niet meer dan normaal. Ook de minister moet kunnen beoordelen of de regel die zij met u allen heeft afgesproken, gehanteerd wordt. Dat kan zij niet doen aan de hand van het jaarverslag en de verklaring. Mijn politieke punt blijft dan ook: waarom is de minister niet in actie gekomen? Waarom heeft zij D66 niet aangeschreven? Waarom heeft zij niet naar die giften gevraagd? Misschien doet het er allemaal niet toe. In dat geval hoeft ze ook niet te komen met een nieuwe wet.

De heer Van Beek (VVD):

Het zou goed zijn als collega Brinkman nog eens zou nalezen wat expliciet in een accountantsverklaring moet staan en wat er impliciet in staat. Daarover wilde ik het echter niet meer hebben, want dat is denk ik vruchteloos. Als u mij citeert, is het wel plezierig dat ik zelf even kan zeggen wat ik vind dat er moet gebeuren. Ik vind dat in deze Kamer voor alle fracties en alle partijen dezelfde regels moeten gelden. Als de huidige wet andere regels oplegt aan politieke partijen dan aan bewegingen of andersom, is er reden om die wet aan te passen. Er moet namelijk, zoals ik gisteravond zei, een level playing field zijn. Dat is de enige reden waarom ik vind dat u en wij aan dezelfde regels moeten voldoen. Daarna is het aan ons samen om de discussie aan te gaan hoe die regels precies moeten luiden. Dat lijkt mij heel verstandig. Als de maatschappij verandert en als in deze Kamer niet alleen partijen komen, maar ook bewegingen, is het gewoon een noodzaak dat de wet wordt aangepast. Daar zou u gewoon voor moeten zijn.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u nog kort reageert en daarna uw betoog vervolgt.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter, dat doe ik uiteraard. De woorden van de heer Van Beek waren: wij gaan jullie aanpakken. Ik begrijp wat hij bedoelt, maar hij had ook mijn kant op kunnen gaan door te zeggen: misschien moeten wij die wet wel zo veranderen dat niemand zich verder hoeft te verantwoorden. Dat is ook een level playing field. Ik zeg tegen de heer Van Beek: als hier bewegingen in de Kamer zijn die zich kennelijk niet hoeven te verantwoorden voor giften, zou uw strategie en uw streven ook kunnen zijn dat alle andere partijen zich niet hoeven te verantwoorden. Met andere woorden, u hebt gekozen voor een andere weg. Dat is niet de weg die wij kiezen. U probeert bewegingen te beknotten en onder de knoet van uw eigen regelgeving te houden, die u zelf overigens in achterkamertjes heeft afgesproken.

De heer Van Beek (VVD):

Hoe de nieuwe wet moet luiden, is een discussie die wij met elkaar aangaan. Ik verwacht dat er een voorzet wordt gedaan door het kabinet. Daarna kunnen wij allemaal onze inbreng leveren. De discussie of de bedragen hoger, lager of buiten schot moeten blijven moet nog gevoerd worden, maar u zou hier, net als ik, moeten pleiten voor het feit dat wij allemaal vallen onder dezelfde regels. Dat geldt overigens ook voor giften die wij zelf doen aan partijen. Het is daarom ook goed dat dat nog eens wordt bekeken. Je zou niet anders moeten willen.

De heer Brinkman (PVV):

Dit is grappig. Wanneer het over giften en openbaarheid gaat, trekken alle andere partijen de grote broek aan en wijzen zij naar bewegingen hier in de Kamer. Wanneer het om subsidieverdeling gaat, waaruit de PVV en mevrouw Verdonk geen geld krijgen, horen wij die partijen daar niet over. Wij hoeven vooralsnog absoluut geen subsidiesteun. Als u die wilt, prima, ga uw gang, maar dat hoeven wij niet.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik heb een heel simpele vraag. Vindt de PVV dat de kiezer er recht op heeft om te weten waar bewegingen of politieke partijen, die die kiezer vertegenwoordigen hun geld vandaan halen? Is dat ja of nee? Mag een kiezer weten of een beweging wordt gefinancierd vanuit Iran, of door de kernenergielobby, of door de rooklobby? Mag de kiezer dat weten of niet?

De heer Brinkman (PVV):

Wat ons betreft, mag de kiezer dat weten, maar de kiezer mag niet weten wie meer dan een bepaald bedrag geeft aan een politieke partij of beweging. Niet met naam en toenaam. Wij willen daar totaal niet in meegaan. Wij vinden dat echt de beknotting van de democratie ten top. Het gaat uiteindelijk om het programma waarmee je de verkiezingen in gaat. Het gaat er uiteindelijk om hoe je hier in de Tweede Kamer acteert. De mensen hebben stemrecht om de vier jaar en met dit kabinet liefst nog eerder. Daarmee worden politici afgerekend. U gaat allemaal maar gewoon door met uw eigen regeltjes. De voorzitters van de partijen worden opgeroepen om her en der te overleggen om tot deze wet te komen. Wij doen daar dus niet aan mee. Dit noem ik dan ook een vorm van achterkamertjespolitiek. Dat bent u nu allemaal aan het doen. Ik zou zeggen: doe dat lekker. Als iemand ons€ 5000 wil geven, zijn wij die man of vrouw ontzettend dankbaar, maar wij streven er niet naar dat die man of vrouw dan met naam en toenaam in de krant komt te staan omdat hij of zij € 5000 aan de PVV heeft gegeven.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik probeer het gewoon bij de feiten te houden. Dus de PVV zegt: ja, de kiezer heeft er recht op om te weten waar de PVV, GroenLinks en de Partij van de Arbeid hun geld van krijgen?

De heer Brinkman (PVV):

Nee, dat zeg ik niet. Dat heb ik niet gezegd.

De heer Heijnen (PvdA):

Dus de kiezer mag dat niet weten?

De heer Brinkman (PVV):

U vroeg mij of dat zo was voor bepaalde organisaties. U had het bijvoorbeeld over Iran. Ja, dat vind ik wel interessant. Dat zou ik wel graag willen weten. Maar of Truus driehoog-achter ons € 5000 wil schenken, gaat u geen barst aan.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter, ten slotte ...

De voorzitter:

Dan wel heel kort. Anders krijgen wij een herhaling van vragen.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik begrijp dat de PVV niet van iedereen wil weten hoeveel geld men geeft, maar wel van sommige instellingen, landen, organisaties. Is de heer Brinkman het met mij eens dat dat ten minste regels behoeft, al was het maar om te controleren of achter een persoon geen land of organisatie schuilgaat? Is hij het met mij eens dat dit dus regels behoeft voor de transparantie van financiering van politieke partijen?

De heer Brinkman (PVV):

Dat vind ik een verantwoordelijkheid van eenieder die stemt, eenieder die zich verbonden voelt met een bepaalde partij. Ik vind het een verantwoordelijkheid van ons als parlementariërs om dat soort dingen bloot te leggen, en ik vind het een verantwoordelijkheid van de media. Maar ik vind dit niet een verantwoordelijkheid van u allen, als partijen, die regels gaat verzinnen om andere bewegingen daarin te beknotten. Dat voor de duidelijkheid.

De heer Pechtold (D66):

Het is de verantwoordelijkheid van de media, zegt u, en de verantwoordelijkheid van de kiezer. Stel dat wij naar een nieuw systeem gaan zoals u dat voorstelt, hoe kunnen de media en de kiezer daarin dan controleren hoe partijfinanciering verloopt?

De heer Brinkman (PVV):

De media hebben zo ongelooflijk veel tools wat dat betreft, zowel legale als illegale. Ja, dat is toch niet zo moeilijk? U weet toch ook donders goed hoe de media werken? Ik heb daar dus alle vertrouwen in.

De heer Pechtold (D66):

Bent u dan bereid om bijvoorbeeld voor journalisten uw boekhouding te openbaren?

De heer Brinkman (PVV):

Nee. Maar als zij iets willen weten, komen zij er toch wel achter, want journalisten zijn ontzettend slim.

De voorzitter:

Afrondend, mijnheer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Waarom staat de PVV, als het om islamitische bewegingen en om moskeeën gaat, hier als eerste te bepleiten dat Nederland in iedere euro uit het buitenland inzicht moet hebben? Waarom mogen wij geen inzicht hebben in bijvoorbeeld het geld uit het buitenland dat naar uw beweging gaat? Waarom mag de kiezer dat niet weten?

De heer Brinkman (PVV):

U vergelijkt appels met peren. U weet donders goed dat islamitische organisaties in dit land gesteund worden door mensen die gelieerd zijn aan de Moslimbroederschap, mensen die gelieerd zijn aan Bin Laden, aan Al Qaida. Met andere woorden, wij zouden ons ervoor moeten hoeden dat terroristische organisaties hier financieel armslag kunnen krijgen en daardoor het land op stelten kunnen zetten. Daar maken wij ons inderdaad druk om, mijnheer Pechtold, en het zou u sieren als u dat ook eens deed, en ook eens de ogen opendeed.

De heer Pechtold (D66):

Waar bent u aan gelieerd?

De voorzitter:

Nee, nee. Ik stel voor dat de heer Brinkman zijn betoog afrondt. Hij heeft nog vijftien seconden.

De heer Brinkman (PVV):

Wij zijn gelieerd aan het Nederlandse volk.

Ik heb nog één motie.

De BrinkmanKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van BZK heeft aangegeven, de operationele sterkte en daarbinnen het volume van het "blauw op straat" en de recherche binnen de politie te gaan monitoren;

overwegende dat de minister van BZK haar aanwijzingsbevoegdheid richting korpsbeheerders zal aanwenden op het moment dat uit de verschillende peilmomenten een daling van de operationele sterkte of een daling van het "blauw op straat" of de recherche daarbinnen valt te constateren;

verzoekt de regering, de Kamer een driemaandelijkse rapportage te sturen over de operationele sterkte en de verdeling van het "blauw op straat" en recherche daarbinnen en bij eventuele veranderingen betreffende het bovenstaande de Kamer op de hoogte te stellen en daarbij aan te geven welke specifieke maatregelen de regering heeft genomen en de eerste rapportage op 1 april 2010 te verzenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brinkman en Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39(32123 VII).

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor hun beantwoording in eerste termijn. Deze is redelijk uitgebreid geweest, zelfs iets uitgebreider dan verwacht. Ik zal straks de zaal moeten verlaten voor een afspraak, maar er wordt nog meegeluisterd.

Ik begin met de kwestie Amsterdam, een belangrijke kwestie voor mijn fractie. Als ik de minister goed heb begrepen, verwacht zij van het college van Amsterdam een verstandige oplossing, een verstandige reactie op de motie. Ik begrijp heel goed dat zij een college niet wil overrulen, maar als ik goed naar haar antwoorden heb geluisterd, zou de conclusie gewoon kunnen zijn dat de daar aangenomen motie niet veel meer is dan een papieren tijger en dat ook de gemeente Amsterdam zich fatsoenlijk aan de wet heeft te houden en dus geen onderscheid mag maken tussen organisaties.

De minister zegt dat het een ingewikkelde kwestie is, maar dat ze het de moeite waard vindt om te onderzoeken of extra kosten voor politiezorg rond grote evenementen opgenomen kunnen worden in de tarieven voor vergunningen die gemeenten voor de evenementen geven. Wil de minister toezeggen dat ze dat onderzoek gaat doen? Ik heb nog een motie liggen die ik heb ingediend in het wetgevingsoverleg over de politie, maar als we dit gaan onderzoeken, denk ik dat we tot een oplossing komen die gemeenten de mogelijkheden geven om de extra druk van evenementen op een goede manier te vertalen.

Over de provincies, de heroverwegingen en hoe het nu moet met de toekomst van besturend Nederland herhaal ik nogmaals mijn pleidooi dat het belangrijk is dat we inventariseren wat er mogelijk is, maar dat we dat niet ins Blaue hinein doen, maar daar een goede visie op hebben. Ik vraag met name om een goede visie op de provincies, omdat ik wel eens het idee krijg dat daar van alles weggehaald kan worden, maar je moet er af en toe ook nog wel eens wat bij stoppen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun antwoorden. Ik ben het helaas niet met alles wat zij zeiden eens, maar zij waren beiden helder en gingen het debat niet uit de weg.

Over de inhuur van externen ben ik duidelijk geweest. Daar moet nu eens een breekijzer voor gebruikt worden. Ik doel dan op taken die door zittend personeel gedaan zouden moeten worden. Ik dien daarom een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de inhuur van externe professionals bij de centrale en decentrale overheid al enkele jaren achtereen oploopt;

overwegende dat externe inhuur met een beleidsmatig en adviserend karakter niet alleen kostbaarder, maar ook nog eens problematisch is omdat daarmee vakkennis weer verdwijnt;

overwegende dat hier niet wordt gedoeld op de tijdelijke vervanging van zittend personeel wegens zwangerschap en ziekte;

verzoekt de regering om voor het komende jaar een moratorium in te stellen op de inhuur van externen op beleidsmatig en adviserend vlak bij de centrale overheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(32123 VII).

Mevrouw Azough (GroenLinks):

De minister van BZK doet regelmatig uitspraken over dé elite. Ik verwees daar al naar in mijn eerste termijn. Ik daag haar daarom uit om daar eens invulling aan te geven. Ik dien de volgende motie in.

De BrinkmanKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van mening is dat het publieke debat gedomineerd wordt door tendensen van vergroving;

overwegende dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de intellectuele elite van Nederland oproept om een tegenbeweging in te zetten;

verzoekt de regering om de Kamer te informeren over welke analyse hieraan ten grondslag ligt en de wijze waarop deze tegenbeweging te initiëren en te ondersteunen is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42(32123 VII).

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik ben blij dat ons pleidooi voor haast met de openbaring van partijfinanciering en bewegingsfinanciering effect heeft gehad. Het is goed dat de minister in januari haar wetsvoorstel aan de Kamer stuurt, maar ik wil wel die garantie. Als januari afloopt zonder dat er een wetsvoorstel ligt, zullen wij alsnog ons eigen wetsvoorstel indienen. Deze maatregelen, deze voorstellen horen bij een open democratie als Nederland. De achterkamertjespolitiek heerst juist op het punt van financiering. Daar moet een einde aan gemaakt worden, anders zijn we geen knip voor de neus waard als politiek, als Kamer en als kabinet.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Het viel mij op dat dankzij ons verfijnde stelsel van evenredige vertegenwoordiging zo veel stemmen weer hebben mogen weerklinken. Daarom zijn wij geen voorstander van het verminderen van het aantal Kamerzetels van 150 naar 100. Het zou toch jammer zijn, zo zeg ik tegen de heer Van Beek, als wij het risico zouden lopen dat wij het VVD-geluid moeten missen bij toekomstige verkiezingen.

Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging dat zij werk gaat maken van de als straf ervaren toeslag bij het na diefstal aanvragen van een rijbewijs of paspoort. Het is misschien op het geheel geen groot punt, maar wel iets waar mensen die al het slachtoffer zijn van bijvoorbeeld een inbraak, pijnlijk tegenaan kunnen lopen.

Tot slot wil ik een motie indienen over sms-bombardementen bij gestolen mobieltjes. Het gaat om een toezegging van 2006 dat keurig in de begroting is verwerkt. Bij die toezegging staat dat daar na de zomer snel helderheid over zal komen. Dat klinkt geruststellend, maar ik heb het eens nagekeken, de tekst die daarover in deze begroting staat, luidt precies hetzelfde als de tekst die in de begroting van vorig jaar stond. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sms-bombardementen in geval van gestolen mobieltjes in het verleden een effectieve methode zijn gebleken;

overwegende dat om kostenoverwegingen hierin een stagnatie is opgetreden, en al lange tijd wordt onderkend dat dit onwenselijk is;

verzoekt de regering, sms-bombardementen niet alleen te agenderen, maar binnen drie maanden met providers te komen tot sluitende afspraken over samenwerking en financiering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(32123 VII).

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. De politieagent is de pispaal van de samenleving en de minister haalt haar schouders op. Ik maak mij grote zorgen over de veiligheid in Nederland. De minister legt een laconieke houding aan de dag als het gaat om de veiligheid van politiemensen, terwijl haar net nog een petitie is aangeboden die is ondertekend door duizenden politiemensen die zichzelf heel erg druk maken over hun eigen veiligheid en die van de burgers in Nederland. De minister laat hen in de kou staan. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de politieagenten in Nederland een zware taak uitoefenen en daarvoor respect verdienen;

constaterende dat het beledigen en bedreigen van politieagenten in functie een veel voorkomend verschijnsel is;

overwegende dat de huidige wetgeving niet voldoende blijkt om mensen ervan te weerhouden, beledigingen en bedreigingen te uiten aan het adres van politieagenten;

verzoekt de regering, een administratieve boete van € 10.000 in te voeren voor het beledigen en bedreigen van politieagenten,

en gaat over tot de orde van de Brinkmandag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(32123 VII).

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Veiligheid is een van de topprioriteiten van het kabinet. De minister-president heeft zelf 500 extra wijkagenten toegezegd in deze kabinetsperiode. Nou, dat gaat niet gebeuren volgens de begroting van 2010. Dat is volksverlakkerij. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat deze regering in haar regeerakkoord heeft toegezegd dat er in deze kabinetsperiode 500 extra wijkagenten bij zouden komen;

overwegende dat in de begroting van 2010 de realisering hiervan vooruit wordt geschoven naar 31 december 2011;

overwegende dat deze datum buiten deze regeerperiode ligt;

overwegende dat de regering hier weer mee bewijst, niet daadkrachtig te zijn;

verzoekt de regering, te garanderen dat voor 1 januari 2011 de 500 wijkagenten in dienst zijn getreden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(32123 VII).

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb nog een opmerking gericht aan de heer Çörüz van de fractie van het Christendemocratisch Appel. In verband met het capuchonverbod wil ik hem het tiende gebod in herinnering roepen: gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.

Tot slot wil ik nog een laatste motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering een overzicht heeft gegeven van alle functies binnen de operationele sterkte in de brief van 24 november 2009;

overwegende dat om echt te kunnen bepalen hoeveel "blauw er op straat" is, er zicht moet zijn op het aantal politiemensen in blauw dat daadwerkelijk inzetbaar is;

verzoekt de regering, met gebruikmaking van reeds bekende gegevens, vóór het kerstreces de inzetbaarheid bij de verschillende functies aan te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verdonk, Brinkman, Griffith, Pechtold, Azough en Van Raak.

Zij krijgt nr. 46(32123 VII).

De bewindslieden hebben nog niet alle moties. Ik schors de vergadering enkele minuten zodat zij kennis kunnen nemen van alle moties die zijn ingediend.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Wij gaan door met de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voordat ik het woord aan de minister geef, geef ik u aan dat ik één interruptie toesta als het een verhelderende vraag is. Het woord is aan de minister.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. De heer Van Raak heeft enkele behartenswaardige suggesties gedaan. Die vat ik als zodanig op. Hij heeft mij ook nog een paar vragen gesteld, bijvoorbeeld of ik bereid ben te reageren op het onderzoek dat door de SP is gedaan. Dat ben ik zeker. Hij heeft me ook gevraagd wanneer de concrete uitwerkingen komen van de maatregelen en wat die betekenen voor de sterkte. Ik kan hem aangeven dat wij in staat zijn om dat in juni te doen. Ik kom straks nog even terug op de motie van de heer Brinkman die om een kortere termijn vraagt.

De heer Van Raak heeft me ook gevraagd of ik bereid ben om te gaan praten met de brandweervrijwilligers. Ik ben altijd bereid om met iedereen te praten. Het punt is echter dat je dan wel de bereidheid moet hebben om wat te bieden. Ik heb al aangegeven dat wij de brandweervrijwilligers voor twee jaar hebben betaald voor een totaal van € 500.000. Aangezien van tevoren al was aangekondigd dat dit de grens zou zijn – één jaar is zelfs al twee jaar geworden – vind ik dat daarmee de grens is bereikt. Bij het voeren van een gesprek kan er toch een zekere verwachting bestaan over de uitkomst daarvan. Ik kan dat niet waarmaken en daarom lijkt het me niet verstandig om dat gesprek te voeren.

De heer Van Raak heeft ook gevraagd de plannen inzake de klokkenluiders vóór het AO van 16 december te ontvangen. Dat is zeker mijn streven, anders heeft dat AO niet zo vreselijk veel zin.

Mevrouw De Pater heeft gemeld dat zij enkele details in haar motie gaat aanpassen. Dat wacht ik dan eventjes af. Zij heeft tijdens het WGO ook een motie ingediend over de Belastingdienst. Daar wil ik nog even op ingaan. Die motie heb ik toen al ontraden. De staatssecretaris van Financiën gaat namelijk over dat onderwerp. Bovendien ligt de overweging eenzijdig bij de factor dat de werkgelegenheid in krimpgebieden het allerbelangrijkste zou zijn. Ik heb juist aangegeven dat het een bijkomende factor mag zijn, maar niet de meest bepalende. Dat komt erg overeen met de motie van de heer Heijnen en mevrouw De Pater.

Mevrouw Griffith heeft gevraagd om in de lopende campagne aandacht te besteden aan de mensen die heldenmoed tonen. Waar wij dat kunnen inpassen, zullen wij dat zeker doen. Zij heeft daarnaast gevraagd om de Polarisrichtlijn die ook geldt voor de mensen die heldenmoed hebben getoond, onder de aandacht te brengen bij politie en justitie. Die bereidheid is er absoluut.

Mevrouw Griffith heeft ook gevraagd naar de bedragen die aan de politie zijn toegevoegd in de huidige kabinetsperiode. Ik zei al dat het in de periode 2002-2008 gaat over 1,2 mld. In deze kabinetsperiode gaat het om 700 mln. Het grootste deel daarvan is terug te voeren op loon- en prijsbijstelling. Dat is het effect van de cao die is afgesloten, maar ook dat is natuurlijk politiegeld.

Mevrouw Kuiken heeft gesproken over het gebiedsverbod. De door haar ingediende motie komt voort uit het VAO Burgemeester en veiligheid. Hierin verzoekt zij de regering om uiterlijk 1 juni 2010 de resultaten van het onderzoek aan de Kamer voor te leggen en daarbij tevens voorstellen te doen voor een aanpassing van de Gemeentewet. Ik zie wie deze motie ondertekend hebben en ervaar haar als een ondersteuning van het beleid. Er bestaat dus geen bezwaar tegen de motie.

Mevrouw Kuiken heeft gevraagd hoe het zit met de gebiedsverboden. Als iemand een gebiedsverbod heeft gekregen, wordt dit dan bij de gemeente of de politie geregistreerd? Het wordt in elk geval niet bij de gemeente geregistreerd, wel bij de politie, die dat registreert in de basisvoorziening handhaving. Voorts vraagt mevrouw Kuiken of een registratie verwijderd wordt in het geval er onterecht een gebiedsverbod wordt opgelegd. Wij hebben het beeld dat dit in een aantal korpsen wel gebeurt, maar dat dit waarschijnlijk geen landelijk beleid is. Ik zal dit punt nog even terugleggen bij het politieveld, om te kunnen bezien of wij op dit punt een uniforme landelijke richtlijn kunnen hanteren.

De heer Heijnen heeft gesproken over het in werking zetten van een Grondwetswijziging met het oog op de mogelijk veranderende relatie tussen provincie en waterschappen. De staatssecretaris en ik hebben in het algemeen overleg al aangegeven dat wij vinden dat de suggesties en de adviezen van de heroverwegingsgroep moeten worden afgewacht. Dat gaf de heer Heijnen trouwens zelf ook aan in het debatje dat daarover gevoerd werd. Bij sommige varianten zou het denkbaar zijn dat wij daarvoor de Grondwet moeten wijzigen, maar bij andere varianten niet. Alles overziend, lijkt het verstandiger dat eerst af te wachten.

Ik zal het woord dat hij noemde nooit meer gebruiken in relatie tot het burgerhandvest. Ik vind dat overigens ook niet. Absoluut niet. Maar het was een woord dat in dit verband wel eens gebruikt is. Ik ben het met hem eens dat je dat woord zelf ook niet moet gebruiken, als je dat vindt.

Over de discriminatie van de 50-plussers zitten de heer Heijnen en ik volgens mij erg op één lijn. Wij zullen in de komende tijd zeker aan maatregelen werken om die discriminatie tegen te gaan.

De heer Brinkman heeft een motie ingediend waarin hij de regering verzoekt om driemaandelijks een rapportage te sturen over de operationele sterkte van de politie. Dat gaat niet lukken. Het is niet mogelijk om dat één keer in de drie maanden te doen. De heer Van Raak merkte op dat er wel wat meer vertrouwen zou mogen zijn in de dienders, die zich nu steeds moeten verantwoorden tegenover Justitie, de gemeenten en derden. Maar zij moeten zich ook verantwoorden tegenover ons. Wij moeten ons dus echt realiseren dat elke vraag die ik stel aan de politie, voor de politie weer extra werk betekent. Ik zeg dat echt niet uitsluitend als het gaat om vragen van de Kamer, want de Kamer is het controlerend orgaan en die hoort ook alle informatie te hebben die zij nodig heeft, maar men moet zich goed realiseren dat één keer in de drie maanden echt niet kan. Ik ben echter absoluut bereid om de Kamer eens in het halfjaar alle informatie te geven die zij nodig heeft. Ik ontraad de motie dus, omdat het niet mogelijk is haar uit te voeren binnen de in de motie genoemde termijn.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben ook niet voor meer bureaucratie, maar ik weet wel dat deze minister behoorlijke uitspraken heeft gedaan over blauw op straat: door de bezuinigingen zal dat niet minder worden. Ik wil gewoon keiharde afspraken met deze minister maken. Als zij zegt dat zij over een halfjaar met een rapport komt, vraag ik mij af of daar ook in staat wat eraan is gedaan. Staat daar ook in dat zij met een aanwijzingsbevoegdheid bezig is? Er is namelijk een aantal korpsen dat nu al aangeeft dat ze minder blauw op straat zullen laten opereren, en die aanwijzingsbevoegdheid staat dan ook in het rapport van juni. Begrijp ik dat goed?

Minister Ter Horst:

Mijnheer Brinkman heeft gevraagd om dat in een termijn van drie maanden te doen en ook aan te geven, welke specifieke maatregelen de regering heeft genomen, of voornemens is te nemen. Eerst moet je immers de cijfers hebben, voordat je maatregelen neemt. Ik ben bereid om dat in die rapportage op te nemen.

Mevrouw Griffith (VVD):

Is de heer Brinkman voornemens om "driemaandelijks" te veranderen in "halfjaarlijks"? Dan krijgen we toch de informatie die we willen hebben.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ga dat overwegen. De minister geeft aan dat we na een halfjaar nog niet zeker weten welke aanwijzingsbevoegdheid ze al heeft gebruikt of zal gaan gebruiken. Dat wil ik nu juist niet, want voordat we het weten zitten we al bij de stembus en dan komt deze minister ermee weg.

Minister Ter Horst:

Ik heb al aangegeven dat de Kamer die halfjaarlijkse rapportage tegemoet kan zien. De motie zou daarmee een zeker overbodig karakter hebben. Maar goed, dat is verder aan de Kamer. In de huidige versie ontraad ik de motie.

De heer Brinkman heeft in het debatje over de Wet subsidiëring politieke partijen, die vandaag niet aan de orde is – het was wel een buitengewoon interessant debatje – een ding gezegd: wij zijn verantwoording schuldig aan het Nederlandse volk. Daarom vindt het kabinet dat het Nederlandse volk kennis moet kunnen nemen welke politieke partijen gefinancierd worden, en in welke mate.

Wij zullen, zoals mevrouw Azough heeft gevraagd, zo snel mogelijk naar de Kamer komen. Het kabinet zal daarover in januari spreken, maar een wetsvoorstel moet zoals bekend eerst nog naar de Raad van State. Het lukt mij dus niet om dat al in januari met de Kamer te bespreken, daarvoor hebben we iets meer tijd nodig. Ik beloof haar dat ik er alles aan zal doen om het zo snel mogelijk in het kabinet te bespreken, en wellicht kunnen we een spoedadvies aan de Raad van State vragen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Volgens mij is hier al behoorlijk wat advies over aangevraagd. Kunt u toezeggen dat u dat spoedadvies inderdaad aanvraagt?

Minister Ter Horst:

Ja, maar daartoe beslist het kabinet. Ik zal dat als zodanig aan het kabinet voorstellen.

De heer Anker heeft gevraagd om na te gaan of het mogelijk is om politiekosten onder te brengen in vergunningen. Ik had al gezegd dat ik bereid ben dat te doen. De uitkomst daarvan is onzeker.

Mevrouw Azough diende een motie in om een moratorium in te stellen op de inhuur van externen. Ik heb die motie in mijn termijn al ontraden, omdat wij net het maximum van 13% hebben ingesteld. Ik heb ook gemerkt dat een groot deel van de Kamer daar positief over is. Het zou niet dienstig zijn om de rijksoverheid lam te leggen door het niet meer mogelijk te maken in te huren. Ik moet de motie daarom ontraden.

Mevrouw Azough heeft een interessante motie ingediend, waarin zij de regering verzoekt om de Kamer te informeren welke analyse hieraan ten grondslag ligt. Ik mag haar geen abonnement op De Groene cadeau doen. Waar het woord "groen" ook in de naam van haar partij voorkomt, neemt zij wellicht kennis van De Groene. Daarin vindt namelijk een heel interessant debat plaats over mijn oproep in Vrij Nederland. Ik verwijs haar daarnaar. Het organiseren van een tegenbeweging is niet aan het kabinet. Ik hoop dat zij vindt dat een minister bij een interview een zekere vrijheid heeft voor een cri de coeur. Als in Nederland hierover een bijeenkomst zou worden georganiseerd, waarvoor ik zou worden gevraagd, zou ik daar buitengewoon graag aan meedoen. Het is echt een onderwerp dat mij aan het hart gaat. Het gaat overigens niet alleen om de intellectuele elite, een term die ik wel heb gebruikt. Maar het ging mij echt om mensen die een standpunt willen innemen tegen tendensen die te maken hebben met vergroving.

De heer Van der Staaij heeft een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht, sms-bombarde­menten niet alleen te agenderen – dat zal een beetje cynisch bedoeld zijn – maar binnen drie maanden met providers te komen tot sluitende afspraken over samenwerking en financiering. Dat gaat wel heel erg hard. Ik zou dat wel willen, maar ik kan dat echt niet toezeggen. Ik zeg wel toe dit met de korpsbeheerders en de providers te bespreken, en daarna het resultaat daarvan aan de Kamer te melden. De vorm van de motie moet ik ontraden, maar ik ben absoluut bereid om een stap in die richting te doen. De heer Van der Staaij heeft namelijk wel een beetje gelijk dat er op dit punt weinig progressie lijkt te zijn tussen de tekst van de begroting van vorig jaar en de tekst van de begroting van dit jaar.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ter toelichting nog het volgende. Dat agenderen was niet cynisch bedoeld maar was puur een referentie aan het feit dat in de begroting zelf stond: het thema sms-bombardementen zal in deze nieuwe samenwerking worden geagendeerd. Dus dat was vorig jaar al gezegd. Vandaar dat ik nu probeerde een stap verder te komen, maar zonder enig negatief sentiment.

Minister Ter Horst:

Prima. Als ik de motie dan zo mag lezen, ben ik absoluut bereid om die volgende stap ook te zetten. Ik zal de Kamer informeren over het resultaat ervan. Maar dat is nog iets anders dan wat er in de motie staat. Dus ik blijf die ontraden.

Dan kom ik op de bijdrage van mevrouw Verdonk. Ik ga maar niet meer in op de dingen die zij heeft gezegd waar ik het niet mee eens ben. Zij heeft een motie ingediend waarin zij vraagt om de inzetbaarheid bij de verschillende functies aan te geven. Ik ontraad de Kamer die motie. Het betekent namelijk dat er weer een zwaar beslag wordt gelegd op de korpsen om die informatie te leveren. Ik wil dat niet. Ik vind dat we vanaf 1 januari een frisse start moeten maken wat dat betreft. Ik ben gaarne bereid om in de eerste helft van 2010, en dan wel voor de zomer, met de Kamer daarover te spreken en die informatie te geven.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wat de minister zegt is flauwekul. Dit is gewoon regelgeving die er al is. Regelgeving waar deze minister van BZK, die ook gaat over de rechtspositie van ambtenaren, zelf verantwoordelijk voor is. Dat kan door een paar ambtenaren zo worden opgeschreven. Dus ik zie niet in dat dit betekent dat de korpschefs het moeten doen. Er behoeft helemaal niemand wat te doen vanuit de korpsen. Dat kunnen de eigen ambtenaren van de minister op het departement. Ik stel mij dus voor dat dit wel gaat gebeuren.

Minister Ter Horst:

Wat wil mevrouw Verdonk dan in de motie? Zij wil dat de inzetbaarheid bij de verschillende functies aangegeven wordt. Wat wil zij dan weten? Wat de formele inzetbaarheid is? Nee toch, dat is toch niet interessant?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wij weten allemaal dat de korpschef niet 100% op straat loopt. Wij weten allemaal dat er andere functies zijn waarin mensen zo'n 40% van hun tijd op straat kunnen lopen en voor de rest bezig zijn met een opleiding of werk binnenshuis. Dat zijn allemaal bekende cijfers. Daarnaast weet u ook precies hoe de opbouw is van het politiekorps en hoeveel mensen er zijn van 55 jaar en ouder. Dan weet u ook dat die nog maar voor 60%, 65% inzetbaar zijn. Dat is allemaal bekend en dat kan gewoon uit de gegevens gehaald worden.

Minister Ter Horst:

Ik vrees dat mevrouw Verdonk mij overschat. Dit soort cijfers zouden wij allemaal bij de politiekorpsen moeten vragen, omdat de inzetbaarheid per korps verschilt. Er zijn korpsen waar mensen veel overwerk hebben en er zijn korpsen waar mensen minder overwerk hebben. Dit is een heidens karwei. Ik vind dat de inzet aan energie niet waard ten opzichte van wat het oplevert. Dus ik ontraad de Kamer de motie.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wil de minister mij een plezier doen door aan twee ambtenaren op haar departement te vragen of het kan? Als het dan geen moeite is, is zij dan toch bereid het te doen?

Minister Ter Horst:

Mevrouw Verdonk, wij proberen hier efficiënt te werken. Er zitten ook een aantal van mijn medewerkers in deze zaal. Die hebben al even nagegaan of het kan. En dat betekent dus heel veel werk.

Verder heeft mevrouw Verdonk een motie ingediend waarin zij de regering verzoekt te garanderen dat voor 1 januari 2011 de wijkagenten in dienst zijn. Dit kabinet heeft bij zijn aantreden gezegd dat er in zijn periode vier keer 125 dus 500 wijkagenten bij komen. Dat gaat natuurlijk tellen in de eerste begroting van dat nieuwe kabinet; dus dat was de begroting voor 2008. Dat betekent in 2008 125, in 2009 125, in 2010 125 en in 2011 125. Dat houdt in dat er op het totaal eind 2011 kan worden afgerekend. Mocht mevrouw Verdonk eerder willen afrekenen omdat er, geloof ik, nog ergens in 2011 verkiezingen zijn, dan zal zij dat moeten doen op het jaar 2010.

De voorzitter:

Wat betekent dat voor deze motie?

Minister Ter Horst:

Deze motie vraagt om op of zelfs vóór 1 januari 2011 500 wijkagenten in dienst te laten zijn. Hier staat echt 2011. Dat betekent dus dat het niet kan. Als mevrouw Verdonk bereid is om "1 januari 2011" te veranderen in "1 januari 2012", komt het helemaal overeen met het coalitieakkoord en dan ben ik er niet meer tegen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Luister: deze kabinetsperiode loopt tot mei 2011. De minister-president heeft duidelijk toegezegd dat het binnen deze kabinetsperiode gerealiseerd zou zijn. Wat u nu zegt, is dus flauwekul. Ik wil dat u garandeert dat die 500 wijkagenten er voor 1 januari 2011 zijn, omdat u er dan nog op afgerekend kunt worden voor mei 2011.

Minister Ter Horst:

Mevrouw Verdonk, u hebt ook een tijdje mee mogen lopen in een kabinet. U weet dat een korps natuurlijk niets kan zonder begroting en terbeschikkingstelling. Het kabinet besliste in 2007 dat er geld voor extra wijkagenten zou komen. Dat geld kon pas in 2008 ter beschikking worden gesteld. In mijn begroting voor 2008 zat dus geld voor 125 wijkagenten, in 2009 voor 250, in 2010 voor 375 en in 2011 voor 500. Zo is het opgebouwd. Als u mij wilt afrekenen, is dat prima. U kunt mij afrekenen tot eind 2010 en dan gaat het over 375 wijkagenten.

De laatste motie is ook van mevrouw Verdonk. Zij verzoekt de regering, een administratieve boete van € 10.000 in te voeren voor het beledigen en bedreigen van politieagenten. Ik werp verre van mij dat de veiligheid van politieagenten niet mijn zorg zou zijn. Als mevrouw Verdonk daarvan kennis zou kunnen nemen, zou zij weten dat ik juist heel veel energie investeer in maatregelen die de veiligheid van politieagenten vergroten. Iedereen die meent dat hij een inbreuk kan maken op de veiligheid van politieagenten, zal met maatregelen worden bestraft. Wij doen daar dus alles aan. Een administratieve boete van € 10.000 staat niet in verhouding tot andere delicten. In reactie op wat mijnheer Çörüz heeft gevraagd, heb ik al aangegeven dat ik in overleg met mijn collega van Justitie wil komen tot zwaardere boetes voor degenen die politieagenten beledigen en bedreigen.

Ik ben hiermee gekomen aan het eind van mijn betoog.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik heb maar één onderwerp. Ik wil iets rechtzetten over de motie-Haverkamp c.s. Ik zei daarover iets in de richting van mevrouw De Pater en anderen. Ik had de motie net niet bij de hand, maar nu wel. De minister van Buitenlandse Zaken heeft bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken niet alleen onderdeel vier van de motie ontraden, maar ook onderdeel drie: de mobiele inzet van noodzakelijke apparatuur op de consulaten. Ik heb geen bezwaar tegen de punten een en twee, die op mijn terrein betrekking hebben. Ik denk dat ik daarmee mijn omissie heb hersteld. De punten een en twee zijn wat mij betreft geen probleem. De minister van Buitenlandse Zaken heeft de onderdelen drie en vier van motie 32123-V, op stuk nr. 30 ontraden.

Dat was het.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen volgende week stemmen over de ingediende moties. Ik dank de beide bewindslieden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven