Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 17 december 2008 over Suriname.

Mevrouw Gill'ard (PvdA):

Voorzitter. De laatste jaren hebben de ambtelijke overleggen over de Toescheidingsovereenkomst geen nieuwe resultaten opgeleverd. Wij weten dat Suriname van die overeenkomst af wil, het parlement wil dat niet. Wij zijn van mening dat wij de regering moeten helpen in dit dossier. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Suriname de bilaterale Toescheidingsovereenkomst wil beëindigen, waarvoor de instemming van Nederland vereist is;

tevens overwegende dat de bezwaren van de Surinaamse regering tegen de Toescheidingsovereenkomst zich met name toespitsen op de rechten die de betrokken Nederlanders van Surinaamse afkomst menen te kunnen ontlenen aan artikel 5.2 van deze overeenkomst;

van mening dat een oordeel over die vermeende rechten vanuit het perspectief van het internationale recht en volkenrecht wenselijk is;

verzoekt de regering, een advies aan te vragen bij de AIV of de CAVV over de houdbaarheid en uitvoerbaarheid van de Toescheidingsovereenkomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gill'ard en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 135(20361).

Mevrouw Gill'ard (PvdA):

In het proces rond de Toescheidingsovereenkomst wordt heel veel gesproken tussen de Nederlandse regering en de Surinaamse regering. Wij zijn van mening dat er te weinig wordt gesproken met de betrokkenen zelf. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Suriname de Toescheidingsovereenkomst wil beëindigen;

constaterende dat hiervoor de instemming van de Nederlandse regering vereist is;

constaterende dat er verschillende interpretaties zijn van de vigerende rechten van Nederlanders van Surinaamse afkomst die vallen onder artikel 5.2 van de Toescheidingsovereenkomst;

verzoekt de regering om in contact te treden met de Nederlanders van Surinaamse afkomst die vallen onder de Toescheidingsovereenkomst teneinde hen inspraak te geven over de invulling van dit artikel 5.2 en de Kamer binnen twaalf maanden te informeren over de uitkomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gill'ard en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 136(20361).

Mevrouw Gill'ard (PvdA):

Ik heb nog een laatste motie, over 100% controle, een doorn in ons oog.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er nog steeds klachten zijn over de behandeling van reizigers op Schiphol tijdens 100%-controles op bepaalde inkomende vluchten;

overwegende dat reizigers zich onvoldoende bewust zijn van de bestaande klachtenprocedure ter zake;

verzoekt de regering om reizigers op Schiphol bij 100%-controles actief te laten wijzen op deze klachtenprocedure en indien uit gegrond verklaarde klachten blijkt dat verbeteringen nodig zijn, die met alle betrokken instanties te bewerkstelligen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gill'ard en Ferrier. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 137(20361).

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Wij hebben op 17 december een goed debat gehad met de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking. Namens mijn fractie heb ik mijn waardering uitgesproken voor de betrokkenheid die niet alleen de burgers van beide landen bij elkaar hebben maar ook de bewindslieden. Inmiddels is bekend geworden dat de fractievoorzitters van deze Kamer in het herfstreces van plan zijn naar Suriname te gaan. Mijn fractie juicht dat toe. Het is immers zaak om te komen tot nieuwe verhoudingen tussen beide landen en dat moet gebeuren op basis van kennisnemen van elkaars visie en wensen. Hoe breder dat gebeurt, hoe beter het is. Het is goed dat de ontwikkelingsrelatie is afgebouwd. Het is tijd voor een nieuwe relatie. De CDA-fractie wil naar de toekomst kijken. De minister heeft aangegeven dat de Twinning Faciliteit als blauwdruk beschouwd kan worden voor de nieuwe relatie tussen beide landen. Daarom is het van belang dat de Twinning Faciliteit goed functioneert en dat er geëvalueerd wordt op effectiviteit. Daarbij spreekt het voor mijn fractie vanzelf dat het hierbij moet gaan om gelijkwaardige relaties tussen de twinningpartners en dat betreft ook het penvoerderschap van deze faciliteit. Mijn fractie vindt dat beide partners, zowel de Nederlandse als de Surinaamse, het penvoerderschap moeten kunnen voeren. Daartoe dient mijn fractie de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het beleidsoverleg tussen Nederland en Suriname is afgesloten met afspraken over de resterende verdragsmiddelen, hetgeen als sluitstuk kan worden gezien van de ontwikkelingsrelatie met Suriname;

overwegende dat de afbouw van de ontwikkelingssamenwerking past bij de vernieuwing van de relatie tussen Suriname en Nederland en dat de in 2008 opgerichte Twinning Faciliteit een belangrijk onderdeel vormt van de invulling van de nieuwe relatie tussen Suriname en Nederland;

overwegende dat het daarom van belang is dat de Twinning Faciliteit een goed functionerende, effectieve en succesvolle faciliteit wordt, gebaseerd op gelijkwaardigheid tussen beide partners, van Surinaamse en Nederlandse zijde;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat beide partners projectvoorstellen in kunnen dienen en penvoerder kunnen zijn tijdens de uitvoer van projecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ferrier. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 138(20361).

De heer Van Bommel (SP):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben op 17 december een debat gehad met de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over de relatie tussen Nederland en Suriname. Het is voor de SP-fractie helder dat ook van onze kant een nieuwe invulling van die relatie gewenst is, een relatie die zich in het verleden kenmerkte door ontwikkeling als gevolg van de koloniale periode die in 1975 werd afgesloten, een relatie die nu het kenmerk van vriendschap en gelijkwaardigheid – dus niet gelijkheid – zal gaan hebben. Omdat er sprake is van gelijkwaardigheid en geen gelijkheid willen wij vanuit Nederland wel Suriname helpen met het opbouwen van een verdere toekomst, bijvoorbeeld in de vorm van twinningprojecten. Mijn fractie geeft daar steun aan: Nederlandse betrokkenheid en Nederlandse deskundigheid gericht op het ontwikkelen van Suriname.

In het algemeen overleg zijn veel onderwerpen aan de orde gekomen. Dat is ook terecht omdat bij diverse bezoeken van leden van het kabinet, zoals de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de minister van Justitie en de minister van Buitenlandse Zaken en zelfs de minister-president, er verschillende onderwerpen aan de orde geweest. Ik spreek overigens hier de hoop uit dat in de toekomst ook het staatshoofd, onze Koningin, nog een staatsbezoek zal brengen aan Suriname. Ik hoop dat de minister die wens wil overbrengen. Een aantal van de onderwerpen waaraan ik refereerde zal terugkomen in de vakcommissies. Ik noem het AOW-gat dat terug zal komen in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De vliegtarieven zullen binnenkort terugkomen in de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat. Nu resteert nog een aantal onderwerpen waarover moties worden ingediend, ook door mijn fractie.

Om te beginnen het belangrijke punt van de Toescheidingsovereenkomst ofwel de erfenis van de koloniale periode. Het gaat daarbij om de afspraken die gemaakt zijn over rechten van mensen die kozen voor de Nederlandse nationaliteit, mensen van Surinaamse afkomst en hun gezin. Ik heb daarover een motie omdat nog steeds duidelijk is dat Suriname een belangrijke afspraak, namelijk die over het visumvrij reizen naar Suriname, niet nakomt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Surinaamse Nederlanders die onder artikel 5 van de Toescheidingsovereenkomst vallen, het recht hebben "te allen tijde met hun gezin onvoorwaardelijk tot de Republiek Suriname te worden toegelaten en daar in alle opzichten als Surinamer te worden behandeld";

constaterende dat Suriname op dit moment ook voor deze groep Surinaamse Nederlanders een visumplicht hanteert;

van mening dat dit in strijd is met genoemde bepaling uit de Toescheidingsovereenkomst;

verzoekt de regering, in verdere onderhandeling met de Surinaamse regering ernaar te streven dat Surinaamse Nederlanders visumvrij naar Suriname kunnen reizen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bommel en Gill'ard. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 139(20361).

De heer Van Bommel (SP):

In het dictum dient de term "Surinaamse Nederlanders" opgevat te worden als "zij die vallen onder de Toescheidingsovereenkomst", zoals in deze motie ook vermeld is.

Dan dien ik nu mijn volgende motie in. Het onderwerp van deze motie, de 100%-controle, is al vele malen aan de orde geweest in de commissie van Justitie, mede omdat er een belangrijk rapport ligt van de Ombudsman. De Ombudsman beklaagt zich over de behandeling van reizigers en het niet informeren van reizigers. Vandaar de volgende motie.

De Van BommelKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er nog steeds klachten zijn over de 100%-controles op Schiphol en dan met name over de wijze waarop deze controles worden uitgevoerd;

van mening dat reizigers die te maken krijgen met de 100%-controles vooraf geïnformeerd zouden moeten worden over het feit dát zij gecontroleerd zullen worden, hoe deze controles plaatsvinden, over het feit dat er een klachtenprocedure is en hoe deze procedure in zijn werk gaat;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat reizigers op bovengenoemde punten reeds tijdens de vlucht worden geïnformeerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 140(20361).

De heer Van Bommel (SP):

Ten overvloede wijs ik er nog op dat dit niet alleen vluchten vanuit Suriname betreft, maar ook een aantal andere vluchten waarop die 100%-controles worden uitgevoerd. Dat geldt bijvoorbeeld voor vluchten uit de Antillen en Venezuela. Een dergelijke procedure zou niet uniek in de wereld zijn. In verschillende landen worden bezoekers erop gewezen dat zij bij binnenkomst met een vorm van 100%-controles worden geconfronteerd.

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de ingebrachte moties en voor de brede steun om te beginnen met een nieuwe, gelijkwaardige relatie met Suriname. Ik denk dat wij dat allemaal belangrijk vinden. Ik spreek uiteraard ook namens de minister van Buitenlandse Zaken, die de eerste verantwoordelijkheid heeft op de meeste terreinen waarover de moties gaan.

Ik begin met de eerste motie die is ingediend door de leden Gill'ard en Van Bommel, waarin verzocht wordt om een advies aan te vragen bij de AIV of de CAVV over de houdbaarheid en uitvoerbaarheid van de Toescheidingsovereenkomst. Laat ik vooropstellen dat de regering uiteraard de adviezen van de AIV en de CAVV zeer op prijs stelt en belangrijk vindt. De Toescheidingsovereenkomst is een heikel punt, maar gezien het debat van de afgelopen periode is mijn indruk toch dat er geen gebrek aan feitelijke informatie of juridische kennis is. Zowel de belangengroeperingen van verschillende achtergrond als de Kamerleden en de ministeries weten allemaal heel goed wat er aan de hand is. Er is dus geen gebrek aan informatie of een probleem met de interpretatie van feiten waardoor wij niet in staat zouden zijn om te doen wat sommige Kamerleden wensen. Wij zijn op de hoogte via allerlei mede in opdracht van ons ministerie verrichte wetenschappelijke studies via artikelen, brieven en pamfletten. Juristen van mijn ministerie en van het ministerie van Justitie zijn er uitgebreid bij betrokken. Zij kennen de materie natuurlijk heel goed. Wij hebben een duidelijk beeld van wat er aan de hand is. Wij worden regelmatig over feiten en standpunten ingelicht door de Republiek Suriname en door een aantal mensen die ik ook vandaag op de publieke tribune zie zitten. Ik noem de heer Jankie van de Vereniging Surinaamse Nederlanders, het Surinaamse Inspraak Orgaan en wetenschappers. Die nemen verschillende posities in. Naar het oordeel van de regering is er kortom geen behoefte aan nieuwe adviezen. Het gaat erom in een gelijkwaardige situatie tussen Suriname en Nederland te komen tot oplossing van een aantal problemen op dit terrein.

Over de wenselijkheid van volledige naleving door Suriname van de Toescheidingsovereenkomst is de Nederlandse regering overduidelijk geweest. Ook minister Verhagen is dat geweest in het debat. Men kan daarover natuurlijk verschillend denken. Daar ligt echter niet het probleem. Wij weten allemaal dat het merendeel van de diaspora niet van plan is om de Nederlandse nationaliteit voor de Surinaamse te verwisselen. Daarom ging het bij het verlenen van de rechten onder artikel 5.2. Wel weten wij dat er een enorme lotsverbondenheid is tussen de volken. Van daaruit kijken wij naar de haalbaarheid van de discussies over een aantal punten van de Toescheidingsovereenkomst.

De regering heeft geen behoefte aan het dictum van de motie. Ik ontraad dan ook aanvaarding van de motie. Ik wijs erop dat het Kamerleden vrij staat om zelf eventueel advies aan AIV of CAVV te vragen. Dat kan in ieder geval bij de AIV. Ik doe die suggestie omdat de regering geen behoefte heeft aan een nader advies.

De heer Van Bommel (SP):

De minister zei tussen neus en lippen door dat artikel 5.2 specifiek gericht is op mensen die de Nederlandse nationaliteit willen inruilen voor de Surinaamse nationaliteit. Ik meen dat dit niet zo is. Ik corrigeer dat dan ook graag. Artikel 5.2 regelt rechten voor mensen die de Nederlandse nationaliteit hebben aangenomen en die terugkeren naar Suriname, zij het niet om zich daar te vestigen. Het regelt expliciet de rechten van mensen die tijdelijk, als bezoeker, naar Suriname terugkeren. Die rechten mogen niet worden verkwanseld. Daarover gaat artikel 5.2 dus ook. In die zin kan niet gezegd worden dat de betekenis daarvan is afgelopen.

Minister Koenders:

Eerlijk gezegd is dit debat al gevoerd tijdens het algemeen overleg. In de opvatting van de regering was het wisselen van nationaliteit zeker de gedachte toen de rechten onder artikel 5.2 werden verleend. Dat betekent echter niet dat er geen grote lotsverbondenheid tussen de volken blijft. In die zin is de inzet bij de onderhandelingen over de Toescheidingsovereenkomst naar voren gebracht. Mevrouw Ferrier heeft er al de nodige opmerkingen over gemaakt. Wij leven in een periode waarin veel Surinamers begrijpelijkerwijs terug willen naar Suriname om daar een toekomst op te bouwen. Wij leven ook in een periode waarin met Suriname argumenten op basis van gelijkwaardigheid kunnen worden gewisseld over wat dit betekent voor bijvoorbeeld het kiesrecht en andere rechten.

Mevrouw Gill'ard (PvdA):

Ik heb goed geluisterd naar de minister. Ik constateer echter dat er zelfs in de Kamer al een verschil in interpretatie van artikel 5.2 te horen is. Ik breng mijn motie dus gewoon in stemming. Een uitspraak van een adviesorgaan is immers nog steeds nodig.

De voorzitter:

Dat staat u vrij. De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Koenders:

De tweede motie van de leden Gill'ard en Van Bommel gaat ook over de Toescheidingsovereenkomst. Zij verzoeken de regering daarin om in contact te treden met de Nederlanders van Surinaamse afkomst die onder die overeenkomst vallen, teneinde hen inspraak te geven over de invulling van artikel 5.2, en de Kamer binnen twaalf maanden te informeren over de uitkomst.

Hoewel ik die motie buitengewoon sympathiek vind, moet ik aanvaarding daarvan ontraden. Het lijkt nu immers alsof dit niet plaatsvindt. Ik denk niet dat de regering of de Kamer op enigerlei wijze tekortschiet als het gaat om gesprekken met Surinaamse organisaties, van welke kant dan ook. Er is op allerlei wijzen contact tussen deze organisaties en mijn ministerie en andere ministeries. Dat is terecht. Nederland is gehouden om Surinaamse Nederlanders te vertegenwoordigen. Wij luisteren dus goed naar de verschillende opinies binnen de Surinaamse geledingen. Die proberen wij ook zo goed mogelijk te representeren. Er kan in ieder geval niet gezegd worden dat de Nederlandse regering niet op de een of andere manier contact heeft met mensen van Surinaamse afkomst. In die zin vind ik de motie dus gewoon niet nodig!

Mevrouw Gill'ard (PvdA):

Ik hoor andere geluiden, namelijk dat er wel te weinig contact is tussen het ministerie en de betrokkenen. De minister zei net dat het niet zozeer een gebrek aan documenten, visies en interpretaties is, dat alle standpunten bekend zijn, maar waar ligt het dan aan? Dan ligt het toch aan het proces, zowel het proces samen met Suriname, als het proces met belanghebbenden hier in Nederland. Ik denk dat het dan tijd wordt om dat eens recht te trekken door ook in contact te treden met de belanghebbenden zelf, ook om te bezien hoe dat proces dan vlot kan worden getrokken. Ik zal mijn motie dus zeker in stemming laten brengen.

Minister Koenders:

Ik blijf zeggen dat er op alle fronten met die organisaties wordt gesproken. Die komen ook regelmatig op mijn ministerie. Dat is dus echt het probleem niet. Ik vind het goed dat dit gebeurt, want ik zou de laatste minister willen zijn die niet voor inspraak is en die er zelf niet regelmatig gesprekken mee voert. Toen ik naar Suriname ging, heb ik uitgebreid met de Surinaamse gemeenschap gesproken, ook over dit soort zaken. Laten wij nu eerlijk zijn; het gaat niet over inspraak, of dat wij elkaars meningen niet kennen. Het gaat om een proces dat de regering op een heel goede manier wil voeren, ook voor de Surinaamse Nederlanders, met de Surinaamse regering. Iedereen die zegt dat het een proces van gelijkwaardigheid is, moet ook onderstrepen dat dit het proces is waarin wij op dit moment zitten en waarin Nederland zich voor een aantal zaken ook sterk maakt. Het is echt niet een gebrek aan kennis, aan juridische kennis of aan contacten met organisaties. Wie nu nog niet weet wat de verschillende Surinaamse organisaties daarover vinden, moet wel blind zijn, niets gelezen hebben, niet naar alle radioprogramma's geluisterd hebben, niet alle pamfletten gelezen hebben en niet alle discussies in de Kamer hebben gevolgd. En daarbij komen dan nog de uitgebreide contacten die er met minister Verhagen, met mij en met ambtenaren van mijn ministerie zijn geweest. Ik vind het gewoon een verkeerde invalshoek.

De voorzitter:

Mevrouw Gill'ard, de laatste keer. Wij hebben hier al een algemeen overleg over gehad en dat gaan wij nu natuurlijk niet over doen. Ik geef u nog de gelegenheid voor een korte slotvraag op dit punt.

Mevrouw Gill'ard (PvdA):

Het gaat alleen maar over de motie. De minister zegt dat hijzelf heel veel contact heeft met de Surinamers in Nederland, maar ik wil alleen maar zeggen dat dit toch wel het dossier van zijn collega is!

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik spreek hier namens de Nederlandse regering!

De voorzitter:

Dat wilde ik ook net zeggen. Als het goed is, spreekt het kabinet inderdaad met één mond!

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Het kabinet spreekt met één mond en dat is vandaag de mond van de heer Koenders. Wij zijn daar blij mee, omdat zijn betrokkenheid bij Suriname bekend is. Het zit hem niet in het tweede deel van de motie waarin wordt gesproken over inspraak en binnen twaalf maanden de Kamer daarover informeren. Ik begrijp dat de minister de motie in die zin opvat als ondersteuning van zijn beleid. Op dat punt bestaat er dus geen verschil van mening. Dat zit volgens mij in het eerste deel, namelijk dat in de Surinaams-Nederlandse gemeenschap in Nederland een verschil van opvatting bestaat over de betekenis van de Toescheidingsovereenkomst. Daarom deze motie. Waarom is de minister niet bereid om wat breder dan alleen maar via de Surinaamse inspraakorganisaties een bijeenkomst te organiseren voor ook "gewone" Surinaamse Nederlanders die niet zijn aangesloten bij of zich niet vertegenwoordigd voelen door organisaties en zeggen dat hij het met de Surinaams-Nederlandse gemeenschap wil hebben over de betekenis en de toekomst van die Toescheidingsovereenkomst?

Minister Koenders:

Het lijkt mij van belang dat ook de heer Van Bommel erkent dat er binnen de Surinaamse gemeenschap verschillende interpretaties bestaan. Het is dus niet één visie, maar er zijn er meer. Het lijkt mij belangrijk om dat hier en vandaag nog eens te onderstrepen. Bovendien heeft mijn collega Verhagen in het debat gezegd dat u hier die Surinaamse gemeenschap representeert. U brengt dus visies in ook namens die Surinaamse Nederlanders. Bovendien spreken de Nederlandse regering, diverse ministeries en diverse ambtenaren op alle fronten met diverse organisaties en zeker niet één organisatie. Daarom moet ik toch zeggen dat deze motie overbodig is en dat ik aanneming om die reden dan ook wil ontraden. Er zit zo'n beetje de sfeer in alsof wij het niet zouden willen. De Nederlandse regering wil hier voluit zeggen dat zij de visie van Surinaamse Nederlanders zeer serieus neemt. Dat is ook onze plicht. Wij maken daar een afweging in die vervolgens in een gelijkwaardig debat met de republiek Suriname wordt ingebracht. Dat is volgens mij de enige manier om het te doen. Dat gaat niet veranderen door op een andere manier allerlei bijeenkomsten te organiseren. Dat is echt het punt niet.

Ik kom nu op de motie van de leden Gill'ard en Ferrier over 100%-controles. Daarin wordt de regering gevraagd om, indien uit gegrond verklaarde klachten blijkt dat verbeteringen nodig zijn, die met alle betrokken instanties te bewerkstelligen. Ik laat hier geen enkel misverstand over bestaan. De Nederlandse regering is zich zeer bewust van die discussie over de 100%-regeling en van de begrijpelijke gevoeligheden in de samenleving, zowel in Suriname als hier. Mensen moeten gelijk behandeld worden, daar kan geen twijfel over bestaan. Tegelijkertijd is die regeling er niet voor niets, dat heb ik ook in het algemeen overleg naar voren gebracht. De drugssmokkel is een reëel probleem en de Nederlandse regering hoort daartegen op te treden. Dit betekent dat wij op allerlei manieren proberen om de 100%-controle op een zodanige manier uit te voeren dat tegemoet wordt gekomen aan de huidige kritiek. Ik denk dat dit de kern van de zaak is. Wij hebben dit op alle niveaus besproken met de Surinaamse regering. De Kamer weet daarvan, dit is ook in het overleg gemeld.

Er wordt nu gevraagd of de regering actief wil wijzen op de klachtenprocedure. Wij zijn daar zeker toe bereid en zullen dat ook doen. Het is belangrijk dat dit nog eens wordt onderstreept en in die zin zie ik de motie als een ondersteuning van beleid. Wij wijzen actief op de klachtenprocedure. Als er gegrond verklaarde klachten zijn, zoals in de motie wordt gesteld, dan moet daar uiteraard over worden gesproken. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer over.

Ik kom nu op de vierde motie, een motie van mevrouw Ferrier. Ik dank haar voor haar opmerkingen over de Twinning Faciliteit. In de motie wordt gesproken over het belang van een goed functionerende faciliteit gebaseerd op gelijkwaardigheid. Misschien ligt hieraan een klein misverstand ten grondslag. Wat mij betreft moet er inderdaad sprake zijn van een gelijkwaardige relatie. Ik heb ook tijdens het mondeling overleg, ik moet zeggen algemeen overleg want het begrip mondeling overleg is iets van begin jaren negentig, gezegd dat ik hier sterk aan hecht. Dit betekent dat zowel een Nederlandse als een Surinaamse organisatie een projectvoorstel kan indienen. Er vindt dus geen enkele discriminatie plaats. Dit kan uiteraard alleen als je een counterpart aan de andere kant hebt. Dit geldt voor beide partijen op dezelfde wijze. Dit is immers het basisidee van twinning.

Het meningsverschil wordt misschien veroorzaakt door het zogenaamde penvoerderschap. Dit heeft te maken met de administratief technische afwikkeling van deze projecten. De Uitvoeringsorganisatie Twinning Faciliteit Suriname Nederland (UTSN) wil dit zo overzichtelijk en beheersbaar mogelijk houden. Daarom is ervoor gekozen – en ik ben het daarmee eens – om alleen met Nederlandse rechtspersonen als een penvoerder van een project te werken. Dit betekent niet dat er feitelijk sprake is van ongelijkwaardigheid, want beide kunnen gewoon projecten indienen. Dit is echter van belang voor de financieel-juridische kaders van de twinning. Mochten er namelijk onverhoopt problemen zijn bij de uitvoering van een project – en ik weet dat de Kamer zeer hecht aan de manier waarop wij dit controleren en juridisch kunnen optreden als dat nodig zou zijn – kan UTSN binnen het Nederlandse rechtssysteem geschillen beslechten. Dit kan niet als de penvoerder van Surinaamse origine is. Dit is dus de reden voor deze werkwijze.

De gelijkwaardigheid staat voorop. Om die reden kunnen initiatieven zowel uit Suriname als uit Nederland worden ingediend. Vanwege de controleerbaarheid van de bestedingen en dus ook de controleerbaarheid van Nederlands belastinggeld en de mogelijkheid om eventueel juridisch op te treden, is ervoor gekozen dat de penvoerder een Nederlandse organisatie is, dus ook als een project van Surinaamse origine is met een Nederlandse partner. Ik ben van mening dat wij op die manier kunnen voorkomen dat er mogelijk eindeloze juridische procedures ontstaan. Dit zou heel onhandig zijn. Er zit hier echter geen diepere gedachte achter dat de ene partij belangrijker zou zijn dan de andere. Ik begrijp waar de motie van mevrouw Ferrier uit voortkomt, maar datgene wat bedoeld is, heeft met niets anders te maken dan de goede controle op de besteding van Nederlands overheidsgeld.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Wat is het oordeel van de minister over de motie? Ik wijs hem er wel op dat het misschien niet de bedoeling is dat dit gevoelens van ongelijkwaardigheid oproept – en ik ga er ogenblikkelijk van uit dat dit zo is – maar dat dit in de praktijk wel zo uitpakt. Ik vraag mij af of de minister mijn motie zou kunnen interpreteren als een oproep om te bekijken op wat voor manier, binnen de financieel-juridische kaders, de Surinaamse partner het penvoerderschap zou kunnen hebben.

Minister Koenders:

Om enig gevoel weg te nemen dat de intrinsieke gelijkwaardigheid aan de orde is, ben ik bereid in een brief nog eens uit te leggen waarom wij het op de voorgestelde wijze willen doen. Ik verzoek mevrouw Ferrier haar motie aan te houden. Anders zou ik aanneming van de motie moeten ontraden, niet zozeer vanwege de wens van gelijkwaardigheid, maar omdat ik daardoor grote juridische problemen krijg over de afwikkeling en de mogelijke controle op Nederlandse belastinguitgaven.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik zal mijn motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Ferrier stel ik voor, haar motie (20361-138) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Koenders:

De brief kan er heel snel zijn, zeg binnen twee weken.

Ik kom nu aan de motie van de leden Van Bommel en Gill'ard met betrekking tot de visumverlening.

Allereerst wil ik uitleggen waarom de visumverlening is zoals deze op het ogenblik is. Met Suriname wordt, vanwege de Toescheidingsovereenkomst, gesproken over de rechten van Surinaamse Nederlanders op basis van artikel 5.2. De argumenten daarvoor zijn zo-even gewisseld. Dat betreft ook het reizen en verblijven. Het overleg daarover is nog niet conclusief. Vanwege de diaspora hier is er overleg gaande over hoe het reizen en verblijven over en weer te vereenvoudigen en of daar nu wel of niet een visum voor nodig is.

Visumverlening is doorgaans een wederzijds verhaal. Bij de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 trad een bilaterale overeenkomst in werking die zag op wederzijdse visumvrijdom. Deze overeenkomst is in 1980 eenzijdig, met instemming van de Tweede Kamer, opgeschort door Nederland. Dat had te maken met de omstandigheden in de tachtiger jaren. Een kwart eeuw later bestaat de wederzijdse visumplicht nog steeds. Sinds 1980 is de wereld echter wel fors veranderd. In Europees kader, in Schengen, is vastgelegd welke landen visumplichtig dan wel visumvrij zijn. Overwegingen daarvoor zijn het voorkomen van illegale migratie, terrorisme en drugscriminaliteit. In dat kader geldt voor veel landen in de Caraïben, waaronder Suriname, de visumplicht.

Het grootste probleem met deze motie is strikt formeel van aard: het vaststellen van de visumplicht is een bevoegdheid van de Europese Commissie. Natuurlijk kan Nederland Suriname bij de Commissie opbrengen voor visumvrijstelling. Ik geef een dergelijke actie echter geen kans. Het kabinet heeft hier echt reserves bij in het licht van het risico van illegale migratie en drugscriminaliteit vanuit de regio's naar Europa. Dan heb ik het niet over alleen maar Suriname, maar ook over een regio die Suriname zou kunnen gaan benutten als tussenstation voor Europa. De minister van Justitie en ik zien dan ook voorlopig geen reden tot verandering.

Uiteraard kan ik niet namens de Surinamers spreken over de visumplicht voor Suriname. Ik neem waar dat Suriname bezig is versoepelingen aan te brengen, bijvoorbeeld een visum dat geldig is voor meerdere reizen en jaren. Dat vind ik positief. Ook Nederland is daarmee bezig. Wij proberen het dus wel zo makkelijk mogelijk te maken. Al sinds enige jaren wordt aan aanvragers die regelmatig om een visum vragen, een multiple entree visum verstrekt waarvan de geldigheidsduur kan oplopen tot vijf jaar. Ook voor Surinamers ouder dan zestig jaar wordt het makkelijker gemaakt; zij kunnen een meerjarig visum krijgen.

In de praktijk is het probleem gering, ook omdat van beide kanten wordt geprobeerd het reizen zo makkelijk mogelijk te maken. Vanwege het feit dat het een Europese competentie is en er nog wat andere problemen zijn op het gebied van illegale migratie en wat dies meer zijn, moet ik aanneming van de motie ontraden.

De heer Van Bommel (SP):

De minister spreekt over de wederkerigheid bij het verstrekken van visa, wanneer er geen sprake is van bijzondere situaties. Hij verwijst ook naar het drugstoerisme en de Europese bevoegdheid op het punt van de visumplicht. Het gaat in de motie echter om de rechten die krachtens de Toescheidingsovereenkomst toevallen aan Surinaamse Nederlanders. Al meerdere malen is aan de orde geweest dat die rechten niet worden nageleefd. Waarom spitst de minister zijn antwoord daar niet op toe? U bent het toch met de indieners van deze motie eens dat de rechten die zouden moeten gelden met betrekking tot toegang tot Suriname niet worden nageleefd?

Minister Koenders:

Ik heb u de realiteit geschetst waarvoor wij staan, namelijk de bedoeling om het voor Surinaamse reizigers over en weer zo gemakkelijk mogelijk te maken om te reizen. Daar staan wij gezamenlijk voor. Ik heb u ook in een heleboel andere debatten uitgelegd dat wij natuurlijk wel moeten zien dat wij in een nieuwe wereld leven, waarin inmiddels de Commissie ook hier de eerste verantwoordelijkheid heeft voor een eventuele wijziging aan Nederlandse kant, en dat de Nederlandse regering ook op allerlei manieren met de Surinaamse regering in overleg is om het reizen gemakkelijker te maken. Dat betekent dat ik niet verder kan gaan dat dit en dat ik om die reden de aanneming van de motie moet ontraden.

Mevrouw Gill'ard (PvdA):

Wij hebben in het algemeen overleg inderdaad de optie geopperd om visumvrij reizen tussen beide landen voor alle Nederlanders en alle Surinamers mogelijk te maken. Dat is inderdaad hopelijk toekomstmuziek. Wij zijn hartstikke blij met de drie jaar waar Suriname nu mee komt. Dat is een mooi begin, maar ik denk dat deze Kamer graag wil dat u in de gesprekken meeneemt om de mensen die vallen onder artikel 5.2 van de Toescheidingsovereenkomst toch visumvrij naar Suriname te laten reizen.

Minister Koenders:

Wij brengen altijd bij de Surinaamse regering in dat ook voor deze speciale groep het reizen zo gemakkelijk mogelijk moet worden gemaakt.

Ik kom op de laatste motie, van het lid Van Bommel, die de regering verzoekt, er zorg voor te dragen dat reizigers op bovengenoemde punten steeds tijdens de vlucht worden geïnformeerd. Deze motie is volgens mij echt overbodig. Ik denk dat geen Surinamer niet weet dat er een 100%-controle is, mede dankzij de debatten in deze Kamer en in het Surinaamse parlement en dankzij de discussies tijdens de vliegreizen. Ik ben mij zeer bewust van het feit dat die discussie terecht wordt gevoerd op allerlei manieren. Dit is dus op geen enkele manier nodig. Dat neemt niet weg dat ik best bereid ben om nog eens te spreken met de minister van Justitie om te bezien of er meer mogelijkheden zijn, maar ik kan dat vooralsnog niet toezeggen. Dit is ook een verantwoordelijkheid van hem en van de minister van Verkeer en Waterstaat. Ik wil er met hen nog best eens over spreken of er meer mogelijkheden zijn. Ik wijs er in alle eerlijkheid wel op dat ik, mede dankzij de grote inzet van de heer Van Bommel op dit dossier, zeer betwijfel of er onbekendheid is bij Surinamers en Surinaamse Nederlanders over de 100%-controles, over de verbeteringen die wij hebben aangebracht en over de wijze waarop wij proberen dit gelijkwaardiger te laten zijn en een goede afweging te maken tussen enerzijds de noodzaak van goede controles, bijvoorbeeld op drugssmokkel, en anderzijds een nette en respectvolle omgang met Surinaamse mensen.

De heer Van Bommel (SP):

Zoals de Koningin van het Koninkrijk geen 100% naamsbekendheid heeft in eigen land, weten niet alle Surinamers die naar Nederland komen en Surinaamse Nederlanders dat zij met een 100%-controle zullen worden geconfronteerd. Daarom deze motie, niet alleen over informatie dat die controle plaatsvindt, maar ook over een klachtenmogelijkheid. De motie is tweeledig. Ik zou wensen dat u ook op dat punt inging.

Minister Koenders:

Ik heb reeds over een andere motie die is ingediend gezegd dat ik het van belang vind dat die klachtenprocedure goed wordt gehanteerd, dat mensen daar ook van weten en dat zij er ook expliciet op worden gewezen. Beide indieners hebben gevraagd – ik neem aan dat de heer Van Bommel dat dan ook steunt – dat wij als dat tot gerede klachten leidt, kijken wat daarvan de achtergrond is. Het lijkt mij in dit licht dat ik de aanneming van deze motie moet ontraden en het oordeel van de motie die is ingediend over de klachtenprocedure aan de Kamer laat. Wij hebben daar geen problemen mee.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven