Noot 1 (zie blz. 3998)
Interpellatievragen van het lid Van Bommel
(SP) aan de minister-president, minister van Algemene Zaken over de inval
in Irak.
1
Heeft de Nederlandse regering zich laten informeren in de aanloop naar
de oorlog door de VN-inspecteurs, waaronder de Nederlandse, die onder andere
voor TNO werkten? Waren er contacten tussen de VN-inspecteurs en de Nederlandse
inlichtingendiensten?
2
Hebben Nederlandse instanties meegewerkt of hebben ze gebruik gemaakt
van het werk van de operatie Rockingham, volgens Britse minister van Defensie
Ingram, een in 1991 opgerichte inlichtingencel om UNSCOM «te steunen»?
Zo ja, op welke manier is er samengewerkt en wat is er gebruikt van het werk
van Rockingham?
3
In antwoord op vragen van de leden Koenders en Boelhouwer d.d. 2 mei
20051 schrijft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
mede namens u, dat in de uitgangspunten van het overheidscommunicatiebeleid,
dat resulteerde in het «communicatieplan Veiligheidsraadresolutie 1441»,
een open en eerlijke communicatie is benadrukt. Wat was de precieze taakomschrijving
van deze werkgroep? Waarom werd er van uitgegaan dat er oorlog kwam? Werd
ook rekening gehouden met het feit dat zou blijken dat inlichtingen onjuist
zouden zijn? Had deze werkgroep rechtstreeks contact met Nederlandse inlichtingendiensten
om feiten, meningen en de presentatie van beleid af te stemmen?
4
Is de Nederlandse regering bekend met de zogenaamde Downing Street memo
van 23 juli 2002 waarin een invasie van Irak als onvermijdelijk werd
gezien? Zo ja, wanneer heeft de Nederlandse regering hiervan kennisgenomen
en welke invloed heeft deze memo gehad op de beleidsafwegingen van de regering?
5
Tijdens zijn bezoek aan premier Blair in april 2002, liet president Bush
weten dat «I’ve made up my mind that Saddam needs to go ... The
policy of my government is that he goes».2 Wanneer is de
Nederlandse regering van dit Amerikaanse beleidsvoornemen op de hoogte gesteld?
Heeft de Amerikaanse regering daarbij ook uitlatingen gedaan over hoe zij
het vertrek van Saddam wilde bewerkstelligen? Hoe heeft de Nederlandse regering
hierop gereageerd?
6
Op 4 september 2002 schreef de minister van Buitenlandse Zaken aan
de Kamer: «Het lijdt weinig twijfel dat Irak beschikt over massavernietigingswapens.»3 Op basis van welke informatiebronnen is de minister tot zijn oordeel
gekomen? Kan de Kamer voor zover het gaat om Nederlandse bronnen, deze inzien?
7
Is de regering bereid de gegevens vrij te geven die in antwoord op sommatie
van de VN (in resolutie 1490) door Irak aan de VN zijn geleverd en bekend
staan als de «Full Final and Complete Disclosure», temeer daar
dit document cruciaal is om te begrijpen of Irak massavernietigingswapens
maakte of kon maken? Is de regering bekend met het feit dat dit document deels
ook is gebruikt in het proces tegen gifgashandelaar Frans van Anraat en daarom
extra relevant is?
8
Wanneer heeft de Nederlandse regering besloten dat de bestaande resoluties
rond Irak voldoende volkenrechtelijke basis vormden om een inval in Irak te
legitimeren? Hoe is het besluitvormingsproces verlopen? Welke ambtelijke adviezen
zijn er ingewonnen? Zijn er ook niet-ambtelijke adviezen ingewonnen? Hoe luidden
deze ambtelijke en niet-ambtelijke adviezen en kan de Kamer deze inzien?
1 Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2004–2005,
nr. 1550.
2 Zie Kees van der Pijl, Global Rivalries.
3 Kamerstuk 23 432, nr. 56.