Aan de orde is het debat over de benoeming van een Voorzitter.

De voorzitter:

Bij de behandeling van de ontwerpprofielschets in de vergadering van 30 januari 2003 is besloten, conform twee aangenomen moties te procederen, namelijk stuk 28285, nrs. 3 en 4. Ingevolge de motie op stuk nr. 4 dienen kandidaten voor het voorzitterschap zich uiterlijk twee uur voor de vergadering van heden schriftelijk bekend te hebben gemaakt. Ingekomen zijn tot die tijd de brieven van de leden Verbeet (30849, nr. 6), Kamp (30849, nr. 7) en Van der Hoeven (30849, nr. 8).

Ingevolge de andere aangenomen motie (28285, nr. 3), dient de Kamer de gelegenheid te krijgen om de kandidaten in het openbaar naar aanleiding van de profielschets vragen te stellen over de wijze waarop zij voornemens zijn het Kamervoorzitterschap in te vullen. Ik verzoek de kandidaten om daartoe achter de regeringstafel plaats te nemen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil om te beginnen de kandidaten welkom heten. Ik dank hen voor hun bereidheid deze welhaast publieke sollicitatieprocedure te ondergaan.

Vier jaar geleden was de openbare verkiezing van de Kamervoorzitter nog een unicum dat veel publieke belangstelling trok, maar zo'n verkiezing is inmiddels een gewoonte geworden. Laten wij ons daarmee gelukkig prijzen en laten wij hopen dat het vanaf nu een traditie zal zijn dat de Kamer op deze wijze zijn voorzitter kiest.

De fractie van GroenLinks zal bij deze verkiezing van de Kamervoorzitter de kandidaten beoordelen op wat volgens de fractie nodig is voor de Kamer om goed of zelfs beter te functioneren. Natuurlijk gaat de Kamer daarover primair zelf, middels het Reglement van Orde, maar ook middels de cultuur; een enkele kandidaat schrijft dat ook in zijn of haar brief. De voorzitter kan echter een belangrijke bondgenoot zijn in de ijver van de leden om de Kamer beter te laten functioneren, maar kan daarop ook een rem zijn. Het mag duidelijk zijn dat onze fractie op zoek is naar een bondgenoot in dezen.

Voor dit beter functioneren van de Kamer zijn volgens onze fractie twee zaken essentieel. Over beide zaken wil ik de drie kandidaten vragen stellen. Hoe denken de kandidaten in de eerste plaats over het streven om de positie van de Tweede Kamer ten opzichte van de regering te versterken? Zijn zij, meer specifiek, bereid zich ervoor in te zetten dat er meer ruimte komt voor de onderzoeksfunctie van de Kamer? Ik denk daarbij aan het steunen van de Kamerleden door middel van allerlei soorten onderzoek, aan het aanstellen van extra medewerkers daarvoor, aan gericht onderzoek, maar ook aan onderzoek "op de lopende agenda". Als Kamerlid vecht je met anderhalve of tweeënhalve medewerker tegen departementen waar duizenden ambtenaren de ministers ter zijde staan. De fractie van GroenLinks vindt dat deze verhouding wel ietsje evenwichtiger mag worden. Hiervan is de laatste tijd volgens onze fractie te weinig terechtgekomen. De TCI heeft er slechts toe geleid dat er een magere twee fte's voor onderzoek zijn bij gekomen. Het gaat dus om het versterken van de Kamer door het versterken van de onderzoekscapaciteit.

Er is een tweede manier waarop onze fractie de Kamer denkt te kunnen versterken; ik vraag de kandidaten ook op dit punt te reageren. Het gaat er daarbij om dat er, heel simpel, antwoord wordt gegeven op vragen. De Kamer stelt vele vragen aan de regering; schriftelijke vragen, mondelinge vragen in plenaire debatten enzovoorts. De ervaring leert ons dat de Kamer veel te vaak met een kluitje in het riet wordt gestuurd en dat er geen echte en volledige antwoorden worden gegeven op deze vragen. De kandidaten hebben daarmee waarschijnlijk vanuit diverse posities ervaring. Delen zij deze visie? Dat is immers een voorwaarde om samen aan een oplossing te kunnen werken. Als zij deze visie delen, wat willen zij daaraan dan doen? Wij voerden het debat over het antwoord geven op vragen vier jaar geleden ook al met de kandidaten. Toen zeiden zij dat zij daar veel meer achteraan zouden zitten. Ons moet van het hart dat dit te weinig is gebeurd. Wij hebben te vaak meegemaakt dat op deze plek collega's vragen stellen aan het kabinet en dat er ontwijkende antwoorden komen. Wij zouden willen dat de Voorzitter dan inspringt en zegt dat het debat niet voorbij is voordat de minister of de staatssecretaris het antwoord heeft gegeven. Zijn de kandidaten bereid die rol te vervullen?

Het versterken van de positie van de Kamer ten opzichte van die van de regering is het eerste punt dat wij essentieel vinden voor het beter functioneren van de Kamer. Het tweede punt dat ik wil noemen is het verder versterken van de democratische cultuur binnen de Kamer.

Wij menen dat in de vorige periode, onder leiding van de heer Weisglas, een belangrijke stap is gezet met de 30-ledenregel voor het aanvragen van een spoeddebat. Wij weten dat sommigen in de Kamer daar minder gelukkig mee zijn. Ik hoor graag de opinie van de kandidaten over deze regel.

Ik vraag ook hun reactie op mijn suggestie om deze regel niet alleen voor de plenaire debatten, maar ook voor de AO's, dus voor de commissievergaderingen, van toepassing te verklaren. Een minderheid in een commissie kan dan een algemeen overleg afdwingen. Daar is nu nog een meerderheid voor nodig.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik vraag mij af wat de relevantie van deze opmerkingen voor het debat van vandaag is. Wij hebben een Reglement van Orde, dat wordt geëvalueerd op dit moment. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Duyvendak via dit debat ineens een wijziging van de orde voor het algemeen overleg wil voorstellen. Wat mij betreft moet dat op basis van de evaluatie worden besproken in de Kamer.

De voorzitter:

Wij zijn nu in debat met de kandidaat-voorzitters. Het staat eenieder vrij daarbij vragen te stellen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Mevrouw Spies hoeft zich op dit moment vanuit haar perspectief gezien geen zorgen te maken. Wij voeren graag later het debat over wijzigingen van het Reglement van Orde. Zoals ik in mijn inleidende woorden al heb gezegd, is de fractie van GroenLinks op zoek naar een Voorzitter die bondgenoot is bij het bereiken van dit type veranderingen en niet een Voorzitter die op de rem gaat trappen als wij dat type veranderingen willen. Ik ben op zoek naar de opinie van de drie kandidaten op dit terrein, zodat wij weten wat voor vlees wij in de kuip hebben, al besef ik ook dat uiteindelijk de Kamer zelf, gewoon bij meerderheid, beslist over dergelijke wijzigingen van het Reglement van Orde.

Ik sprak over het versterken van de democratische cultuur, het behoud van de 30-ledenregel. Ik voeg daaraan toe de zorg van mijn fractie over de openbaarheid. Wij zien onder de voorbije kabinetten in toenemende mate de behoefte om de Kamer vertrouwelijk te informeren. Hoe kunnen wij dit zoveel mogelijk doorbreken en vermijden? Vertrouwelijk informeren gaat altijd ten koste van een open, openbaar en transparant debat, een belangrijk aspect van de democratie.

Hoe staan de kandidaten tegenover het openbaar maken van alle procedurevergaderingen?

Dit waren mijn algemene vragen. Nu heb ik nog een serie vragen aan de kandidaten naar aanleiding van hun brieven dan wel hun cv's. Het moet mij van het hart dat ik de brieven allemaal wel wat obligaat vond. Zij waren iets te weinig gepassioneerd en wervend, vergeleken bij wat je gewoonlijk ziet als je sollicitatiebrieven leest. De kandidaten hebben hier een herkansing, maar naar mijn idee gingen zij iets te weinig in op de punten die ik zojuist heb genoemd en die voor mijn fractie zo essentieel zijn voor het versterken van de positie van de Kamer.

Een vraag aan alle kandidaten is of zij allemaal voor de volledige periode van de Kamer gaan, voor vier à vierenhalf jaar. Houden zij het mogelijk dat zij tussentijds, om een of andere reden, een benoeming elders of wat dan ook, opstappen? Het is fair dat zij dat hier in alle openheid zeggen.

Ik ga verder met minister Van der Hoeven, want dat is zij nu nog. Kandidaat Van der Hoeven, u doet als enige de niet nieuwe maar wel interessante suggestie om uw periode te beginnen met een inventarisatie van de knelpunten in het functioneren van de Kamer, het ambtelijk apparaat, de ondersteuning enzovoorts. U wilt zo komen tot voorstellen tot verbetering. Kunt u mij een indicatie geven wat u op dit moment als knelpunten ziet?

Een tweede vraag is, mevrouw Van der Hoeven, wat u vindt van een ophoping van functies, bekleed door mensen die lid zijn van één partij, het CDA. De Eerste Kamer heeft een Voorzitter die lid is van het CDA en wij hebben een CDA-premier. Dit laatste hoeft niet zo te blijven, maar het kan wel. En dan zouden wij ook nog een CDA-Voorzitter krijgen. Ziet u dit als een probleem? U zou kunnen zeggen dat u zichzelf als persoon kandidaat stelt, maar ik vraag me af of dit dan wel klopt, omdat uw fractievoorzitter u kandidaat heeft gesteld en omdat ik uit berichten in de media heb begrepen dat uw fractie u unaniem zal steunen. U maakt het probleem dus in ieder geval niet kleiner.

Aan u, mevrouw Verbeet, zou ik willen vragen om nog eens te benoemen waaruit uw gedegen parlementaire ervaring bestaat, een referentie die in de functieomschrijving gevraagd wordt. En hetzelfde geldt voor uw ervaring met leiding geven en uw managementkwaliteiten. De indruk die wij op basis van uw brief gekregen hebben, is dat dit nog een beetje dun is, zeker in vergelijking met de functieomschrijving. Maar wellicht kunt u ons op dit terrein volledig overtuigen.

Tot slot nog een aantal vragen aan u, mijnheer Kamp. U bent een uitermate interessante kandidaat, maar in de discussie in mijn fractie bleek dat wij aan u ook de meeste vragen te stellen hebben, misschien wel vanwege uw rijke geschiedenis.

In het voorjaar was er een discussie over de verkiezing van een lijsttrekker voor de VVD. Toen zei u als minister dat u niet zou meedingen naar het leiderschap omdat u uw troepen niet in de steek wilde laten: "Wij zijn verwikkeld in een moeilijke missie in Uruzgan en ik kan mijn post nu niet verlaten." Wat is er nu materieel veranderd? Mijn beeld is dat de operatie logistiek gevorderd is – de tenten zijn uitgepakt en het kamp is opgebouwd – maar dat de missie politiek en materieel in ieder geval nog net zo lastig is als in het voorjaar. Mijn vraag is dus, wat de doorslaggevende reden is om nu wel uw post te kunnen verlaten. Ik besef dat dit niet helemaal uw verantwoordelijkheden raakt, maar hierbij komt nog dat u waarschijnlijk zult worden vervangen door een deeltijdminister. Is dit dus wel het goede moment om deze stap te zetten?

Dan de kwestie van de vermeende martelingen. Ik besef terdege dat het hierbij gaat om een ministeriële verantwoordelijkheid die zal overgaan naar uw opvolger, maar toch wil ik u de vraag voorleggen of u zich kan voorstellen dat het consequenties voor uw rol als Voorzitter zal hebben, mocht het onderzoek hiernaar tot ernstige conclusies leiden. Of zegt u dan dat u daar letterlijk helemaal weg bent?

Tot slot het informeren van de Kamer. Het zal bij velen bekend zijn dat mijn oud-collega Karimi vaak met minister Kamp getwist heeft over het tijdig, volledig en adequaat informeren van de Tweede Kamer. Dit is voor een Voorzitter natuurlijk een essentieel punt. De conclusie van mevrouw Karimi was dat minister Kamp niet bepaald scheutig was met het verstrekken van informatie, dat hij vragen soms laat en enkele keren ook onvolledig of ontwijkend beantwoordde en dat hij soms ook een politiek gunstig moment zocht om antwoorden te geven. Een voorbeeld. Op 21 maart jongstleden maakte minister Kamp in het vragenuur een hele serie incidenten rond de ISAF-missie bekend. Daarover had mevrouw Karimi al vele vragen gesteld, die niet of ontwijkend beantwoord waren. Minister Kamp heeft daarover in deze Kamer plotseling verteld wat er was gebeurd. Collega Karimi heeft daarover een week later schriftelijke vragen gesteld, die tot tweemaal toe niet zijn beantwoord. Er is gevraagd om uitstel, er kwam tot tweemaal toe geen antwoord, waarop collega Karimi tweemaal plenair heeft gerappelleerd, met een maand ertussen. Wij waren dus inmiddels bijna tweeënhalve maand verder, waarop collega Karimi mondelinge vragen heeft aangekondigd, en pas toen kwam er een antwoord. Dat is een gang van zaken die mijn fractie niet wenselijk vindt. Als de heer Kamp in die periode Voorzitter was geweest, hoe zou hij dan collega Karimi hebben ondersteund bij het krijgen van antwoord?

Voor de fractie van GroenLinks is de verkiezing van de Voorzitter een vrije kwestie. Voor zover ik nu weet, hebben de meeste leden van onze fractie nog geen definitief oordeel geveld over de meest geschikte kandidaat: dat zal afhankelijk zijn van dit debat. Maar laat duidelijk zijn dat het versterken van de positie van de Kamer en van de democratische cultuur in deze Kamer daarbij beslissend zal zijn.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Vandaag kiest de Kamer voor de vierde maal haar Voorzitter, al kon die eerste keer, in 1998, een woordvoerder nog stellen dat de enige kandidaat voor de functie al vast stond. Gelukkig is dat nu zeker niet het geval: er valt echt wat te kiezen. Evenals de vorige keer hebben drie collega's zich kandidaat gesteld. Hoe meer keus hoe beter, mijn fractie juicht de kandidaatsteling van deze drie kandidaten zeer toe, en complimenteert hen ermee.

Toen werd besloten om deze nieuwe procedure in te voeren, bleven de tegenstanders kritisch. De procedure zou namelijk niets veranderen aan de praktijk. De grootste fractie zou, stelde men toen, gewoon de nieuwe Voorzitter leveren, en belangrijke posities moesten zoveel mogelijk tussen partijen verdeeld worden. Deze zoals het toen genoemd werd ordentelijke traditie diende in ere te worden gehouden, vonden de tegenstanders toen. Gelukkig kunnen zij dat nu niet meer volhouden, en dat doen zij ook niet meer. Dat de Voorzitter van de Eerste Kamer ook van CDA-huize is, bleek geen bezwaar om hier een CDA-kandidaat naar voren te schuiven. Ik ben daar blij mee: geen overbodige tradities, geen partijpolitieke verdeelsleutels, maar de beste persoon op deze plaats. Mijn fractie heeft dan ook, in tegenstelling tot wat collega Duyvendak net schetste, geen probleem met stapeling, het gaat haar echt om de beste persoon. Kortom, mijn fractie vindt dit een geslaagde vernieuwing, gericht op verbetering van de benoemingswijze, zeg ik tegen mevrouw Spies.

Wij zullen vooral kijken naar de profielschets voor de nieuwe Voorzitter, die wij vorige week samen hebben opgesteld. In dat debat heb ik benadrukt dat de nieuwe Voorzitter vooral boven de partijen moet staan. Dit is essentieel voor een onafhankelijke positie van de Kamer. Maar de Kamer nam ook het D66-voorstel over om het criterium "vernieuwingsgezind, gericht op verbetering" toe te voegen. Met name daarop heb ik de brieven van de drie kandidaten nauwkeurig getoetst. In alle drie de brieven heb ik het wel teruggelezen, maar in twee daarvan, die van de heer Kamp en mevrouw Van der Hoeven, heb ik daarvan geen concrete voorbeelden gezien. Welke vernieuwingen willen de drie kandidaten doorvoeren om de Kamer beter te laten functioneren? Ik krijg graag drie, desnoods twee, maar zeker één voorbeeld!

De tweede vraag die ik namens mijn fractie stel betreft themacommissies. Zijn de kandidaten het met mij eens dat de Kamer meer met themacommissies zou moeten werken, omdat er nu nog te veel gewerkt wordt met een verkokerde structuur en langs de agenda van de regering?

Mijn derde vraag stel ik naar aanleiding van de afscheidsinterviews van vertrekkende Kamerleden die het gebrek aan personele en financiële ondersteuning van het parlement aankaartten. Delen de kandidaten die mening? Zo ja, wat willen zij daaraan doen?

Mijn fractie hecht zeer aan een verder integreren van de Europese Unie in de werkwijze van de Kamer. Mijn vierde vraag is: hoe kijken de kandidaten daar tegenaan? Wat zijn hun ideeën daarover, met name wanneer er spanning is tussen de agenda van het Europese Parlement en ons huis?

Voor mijn laatste vraag haak ik aan bij de casus die de heer Duyvendak schetste. Hoe zien de kandidaten hun rol als Voorzitter wanneer een minister of een staatssecretaris geen duidelijk antwoord geeft? Natuurlijk is dit een hypothetische kwestie, maar ik heb van fractiegenoten vernomen dat dit voorkomt.

Afsluitend merk ik nog op dat deze verkiezing ook voor de fractie van D66 een vrije kwestie is. Wij zullen dan ook zeer nauw luisteren naar de antwoorden van de kandidaten. Ik spreek nogmaals mijn dank uit aan alle drie de kandidaten voor de kandidaatstelling.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Vandaag zullen wij als Kamer voor de derde maal op rij onze Voorzitter voor de komende Kamerperiode kiezen. Wij doen dat via een open en democratisch proces. Deze procedure is het huis der democratie waardig. Graag wil ik namens de CDA-fractie onze oprechte dank en waardering uitspreken voor de collega's die de uitdaging zijn aangegaan en die zichzelf kandidaat hebben gesteld voor het Voorzitterschap van onze Kamer. Natuurlijk is het een eer om Voorzitter te mogen zijn, tegelijkertijd is het een ambt dat een stevige verantwoordelijkheid met zich brengt. Soms vraagt het een opstelling die niet altijd en overal waardering oogst en het vraagt om een grote inzet. Het feit dat deze drie kandidaten dit ambiëren, verdient ons respect. Zij stellen zich bovendien kwetsbaar op, omdat wij allen weten dat meedoen geen garantie is op succes. Het is voor mij een eer, vandaag het debat met hen te mogen voeren.

Het debat over het Voorzitterschap kan niet los worden gezien van het functioneren van de Kamer. De Tweede Kamer is immers een van de hoogste organen in onze democratie. Voor het goed kunnen functioneren van de Kamer is het nodig dat de Kamer zich onafhankelijk opstelt en dat zij in staat is om voldoende tegenmacht ten opzichte van de regering te vormen. Ik heb er dan ook bij de raming bij herhaling voor gepleit. De eerste stap op weg naar versterking van de ondersteuning van fracties is nu gezet, maar moet wat ons betreft zeker nog een vervolg krijgen. De CDA-fractie verwacht ook op dit punt een actieve inzet van de nieuwe Voorzitter.

In de afgelopen periode hebben wij verschillende wijzigingen in het Reglement van Orde doorgevoerd: vernieuwingen die naar het oordeel van de CDA-fractie beslist niet altijd tot verbetering hebben geleid. Nieuwe instrumenten zijn ingevoerd die zeker niet als doel op zichzelf moeten worden gezien. Er loopt een evaluatie. Mocht die evaluatie ertoe aanleiding geven, dan moet het mogelijk zijn dat ten behoeve van het verbeteren van het functioneren van de Kamer opnieuw gesproken wordt over aanpassing van het Reglement van Orde.

Wij hebben in de afgelopen periode ook gesproken over het functioneren en de omvang en samenstelling van het Presidium; een verantwoordelijkheid van alle fracties. Ik verklap geen geheim als ik zeg dat de nieuwe Voorzitter wat dat betreft nog niet in een gespreid bedje komt en ook deze discussie tot goede conclusies zal moeten laten leiden. Onze nieuwe Voorzitter zal leiding moeten geven aan de debatten, waarbij het aantal debatten en de lengte daarvan wat ons betreft best minder mag. Leiding geven aan debatten moet op een alerte en respectvolle manier gebeuren. Ook zal de Voorzitter de Kamer bij tal van gebeurtenissen een gezicht naar buiten moeten geven en een waardig vertegenwoordiger van deze Kamer moeten zijn. Wij willen ook graag een Voorzitter die absoluut de intentie heeft om de komende vier jaar als Voorzitter te blijven en zich dus niet beschikbaar stelt voor andere functies. Graag nodig ik de kandidaten uit om op deze punten een korte reactie te geven.

Dan een aantal meer specifieke vragen aan de drie kandidaten. De alfabetische volgorde aanhoudend, begin ik met een paar vragen aan mevrouw Van der Hoeven. U hebt een indrukwekkende staat van dienst en niet alleen in aantallen jaren in de Kamer. Gedurende die periode hebt u als lid van het Presidium en als ondervoorzitter ook actief bijgedragen aan het functioneren van de Kamer. Als minister hebt u de Kamer gedurende de afgelopen vier jaar van de andere kant van de tafel meegemaakt. Zijn er, nu u ook de andere kant van de tafel kent, in het huidige functioneren van de Kamer dingen die u graag zou willen verbeteren? De profielschets vraagt uitdrukkelijk om een Voorzitter die boven de partijen staat. Bent u voldoende onafhankelijk om dat inderdaad te kunnen doen? Hebt u, zeker in de afgelopen vier jaar, niet te veel begrip gekregen voor de regering? Kiest u onvoorwaardelijk de zijde van het parlement? Tot slot: de besluitvorming op Europees niveau wordt steeds belangrijker en wij moeten als parlement nog actiever onze bijdrage aan die Europese besluitvorming leveren; hebt u daar concrete ideeën over?

Dan kom ik bij de heer Kamp. Net als mevrouw Van der Hoeven hebt u een heel stevige parlementaire en bestuurlijke ervaring. In uw tijd als Kamerlid hebt u zich, voor zover ik heb kunnen achterhalen, geconcentreerd op de portefeuilles waarvoor u verantwoordelijk was en hebt u geen actieve bijdrage geleverd aan het functioneren of besturen van de Kamer. Was dat een bewuste keuze? Ambieerde u dat toen minder dan nu? In uw brief noemt u de Voorzitter terecht een bindend element en een persoon die boven de partijen staat. Wij hebben u leren kennen als een politicus met opvattingen die, ook als hij er niet in slaagt om een meerderheid voor zijn opvattingen te vinden, toch niet ogenblikkelijk los laat. Vanuit uw voorzittersstoel zult u misschien met regelmaat meerderheden zien ontstaan die niet stroken met uw persoonlijke of politieke opvattingen. Hoe gaat u daarmee om? Ook aan u de vraag wat u na vier jaar ministerschap zou willen verbeteren in het functioneren van de Kamer. Dan de laatste vraag. Ik neem aan dat u de laatste zin van de profielschets hebt gelezen: "Bij gelijke geschiktheid gaat de voorkeur uit naar een vrouw." Kijkt u eens naar uw medekandidaten, twee vrouwen. U moet dus beter zijn, want bij gelijke geschiktheid zou een van beide dames de voorkeur moeten krijgen. Waarin bent u beter?

Tot slot enkele vragen aan mevrouw Verbeet. U was de eerste die zich met veel enthousiasme kandideerde. U hebt een lange staat van dienst op het Binnenhof, binnen en buiten uw partij. U schrijft in uw brief dat u de collega's graag laat bepalen of u over de vereiste persoonlijke eigenschappen beschikt. Toch zou ik u graag willen uitnodigen om aan te geven wat u, op basis van uw ervaring als vicevoorzitter van de tijdelijke commissie Ouderenbeleid en als vicevoorzitter van de vaste Kamercommissie voor Justitie, graag zou willen verbeteren. Wat is uw ervaring op het gebied van leidinggeven en management? Die twee eisen zijn immers onder de kop "kennis en vaardigheden" in de profielschets opgenomen en ik heb daarover in uw cv nog niet veel teruggevonden. Ook ben ik nieuwsgierig naar uw ervaring met het vertegenwoordigen van de Kamer in het buitenland. Tot slot intrigeerde mij de zin over de "spindoctors" in uw brief; zou u die willen toelichten?

Ik wacht met spanning de antwoorden van de kandidaten af. Ik wens hun veel succes daarbij. Ook de collega's in mijn fractie zullen op basis van de antwoorden hun keuze op een van de drie kandidaten bepalen.

De heer Pechtold (D66):

Is de stemming over de kandidaten in uw fractie een vrije kwestie?

Mevrouw Spies (CDA):

Ja.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Vandaag kiest de Kamer haar eigen Voorzitter. Dat is een bijzonder moment, want sinds 2002 is de procedure voor het Voorzitterschap niet langer een kwestie voor de achterkamertjes. Individuele leden kunnen zich kandidaat stellen en de Kamer kiest vervolgens het lid uit haar midden dat haar het meest aanspreekt. De vastgestelde profielschets is daarbij houvast in het debat. Vandaag krijgen alle fracties de gelegenheid om de kandidaten aan de tand te voelen over hun ambities en de geschiktheid voor de functie.

Laat ik beginnen met de drie kandidaten te feliciteren met hun kandidatuur. Over een paar uur weten wij met wie wij verder gaan als onze Voorzitter. Nu nemen zij het op in een open strijd tegen elkaar en daar is moed voor nodig, want de uitkomst van deze strijd is natuurlijk ongewis. Vorige week hebben wij gezamenlijk de profielschets voor de nieuwe Voorzitter vastgesteld. Naast een ruime ervaring als Kamerlid zijn onder andere ook bestuurlijke ervaring in de Kamer, goede contactuele eigenschappen en ervaring in het management van een grote organisatie vereist. Daarnaast geldt – het werd net ook al gezegd – dat bij gelijke geschiktheid de voorkeur uitgaat naar een vrouw.

In het vorige week gehouden debat over de profielschets heeft D66 daar via een aangenomen motie nog een criterium aan toegevoegd, te weten: vernieuwingsgezind, gericht op verbetering. Daarmee waren wij ook gelukkig. In de brieven hebben de kandidaten alledrie aangegeven ervan overtuigd te zijn te zullen voldoen aan wat is gesteld in de profielschets. Ik ben er kort over. Ik weet niet welke kleur ogen zij hebben, maar ik geloof ze onmiddellijk. De vraag vandaag is dan ook niet óf zij voldoen, maar wie van hen in onze ogen het meest voldoet.

Dan begint het toch met een vraag die niet te vatten is in een profielschets. Dat is de vraag over de liefde voor het vak. Frans Weisglas, hij zit hier in de zaal, heeft een aantal dingen genoemd. Zo heeft hij gezegd dat het Kamervoorzitterschap een heel mooie, respectabele en bijzondere functie is, maar één ding heeft hij luid en duidelijk verkondigd, namelijk dat de functie van Voorzitter van iemand vraagt dat hij of zij deze met passie vervult. Als je een aanjager wilt zijn van het politieke debat, dan moet je ook de begeestering uitstralen die daarbij hoort. Ik zou graag die begeestering zien als de kandidaten straks antwoorden op de vraag waarom zij deze functie ambiëren boven alle andere functies die er voor hen in het verschiet liggen en waarom juist nu.

Voor mijn fractie is het daarnaast van belang dat de nieuwe Voorzitter duidelijk voor ogen heeft wat zijn of haar agenda is voor de komende jaren. Vanzelfsprekend is dat niet slechts een persoonlijke agenda. Deze dient gedragen te worden door een meerderheid van het parlement. Maar daar kun je wel op verschillende manieren mee omgaan: als agendazetter of als trendvolger. Ons idee is dat een Voorzitter de moed moet hebben om de agenda te "zetten".

Daarom heeft mijn fractie vijf voorstellen, waarop ik van de drie kandidaten graag een inhoudelijke reactie krijg. Allereerst is dat de versterking van het primaire proces van de Kamer: medewetgeving en parlementaire controle. De commissie-Duivesteijn die onderzoek heeft gedaan naar megaprojecten als de HSL en de Betuweroute, heeft de nodige aanbevelingen gedaan om de rol van de Kamer als controleur van de regering te versterken. Daarbij kwam onder meer naar voren dat de Kamer haar eigen onderzoeksfunctie dient uit te bouwen.

Ik heb namens mijn fractie diverse malen een pleidooi gehouden voor het verstevigen van het zogenaamde Bureau Wetgeving. Te vaak zijn Kamerleden die zelf initiatiefwetsvoorstellen of nota's schrijven afhankelijk van departementen. Er is in het afgelopen jaar gelukkig besloten, weliswaar voorzichtig – naar mijn smaak te voorzichtig – om beide functies uit te bouwen. De nieuwe Voorzitter moet daaraan krachtig leiding geven. De vraag aan de drie kandidaten is op welke wijze zij dat gaan doen.

Het tweede punt is het vermogen om de belangen van de Kamer als geheel in een dualistische verhouding met het kabinet ferm te verdedigen. Voorbeeld daarbij is de zogenoemde embargoregeling die het kabinet-Balkenende de vorige zitting eigenlijk heeft afgeschaft. Voorheen kregen de fractievoorzitters immers stukken voor Prinsjesdag altijd enkele dagen eerder. Zo konden zij zich voorbereiden op het debat voor de algemene politieke beschouwingen. Maar er werd gelekt en daarvan zijn wij nu allen slachtoffer. De Kamer heeft zich weliswaar verzet tegen deze drastische inperking van wat ik maar noem het recht op informatie, maar heeft de strijd jammerlijk verloren. In hoeverre bent u gedrieën van mening dat u in deze situaties moet optreden en, zo ja, op welke wijze gaat u dat doen? De twee kandidaten die op dit moment nog een demissionaire status als bewindspersoon hebben, vraag ik hoe zij denken om te gaan met de snelle rolwisseling die deze houding van hen zal vragen.

Het derde punt is, opkomen voor de belangen van de minderheid. De beschaving van een land valt af te lezen aan de wijze waarop men respect toont voor de groep die niet mag worden gerekend tot de meerderheid. In een beschaafd parlement houden wij de belangen van de minderheden hoog. In de afgelopen periode is de zogenaamde 30-ledenregeling in werking getreden. Dit betekent in ieder geval dat de oppositie niet langer een Kamermeerderheid nodig heeft voor het aanvragen van een spoeddebat. Immers, wij hebben het net nog gezien, het is genoeg als dertig leden een debat willen. Er is van uit verschillende fracties natuurlijk ook kritiek op deze regeling geuit. Soms kreeg ik daarbij het idee dat men de suggestie wekte dat de oppositie misbruik heeft gemaakt van de regeling en te vaak op spoeddebatten heeft aangedrongen die overbodig waren. Een Kamer die zelfbewust is, misbruikt haar positie niet en maakt haar eigen instrumenten niet bot. Daarover zijn wij het allemaal snel eens. Uit onderzoek van het Presidium is gebleken dat het extra aantal gevraagde spoeddebatten reuze meeviel. Mijn vraag aan de drie kandidaten is: Durft u de monisten te trotseren?

Het vierde punt is het vragenuur. Ik zeg het maar ronduit: het is al enige tijd aan inflatie onderhevig. Oud-voorzitter Weisglas heeft pogingen gedaan om verder te gaan, maar dat lukte niet zo. Hij heeft vervolgens een poging gedaan om het in elk geval een beetje op te kalefateren. Die poging is mislukt, omdat er niet de ruimte was om het meer vorm dan inhoud te laten zijn. Wij waren het er snel over eens dat je met het verslepen van een spreekgestoelte een debat niet levendiger krijgt. Welke ideeën leven er bij de kandidaten om het vragenuur politieker en daarmee ook interessanter te maken? Kandidaten, u mag zich er niet te gemakkelijk van afmaken door te verwijzen naar de eigen verantwoordelijkheid van ons als leden, want die kennen wij. De veronderstelling is dat zij die verantwoordelijkheid meer dan nu gaan oppakken.

Dit is ook het moment om u te bevragen op uw visie op een aantal andere nieuwe instrumenten die de Kamer zou kunnen hanteren, bijvoorbeeld een tussenvorm tussen het zware instrument van een parlementaire enquête, zoals wij die nu kennen, en de hoorzitting die wij eigenlijk nu alleen maar in zeer lichte vorm kennen. In de Amerikaanse Senaat bijvoorbeeld is het organiseren van een hearing (hoorzitting) iets waarmee een parlement snel en adequaat, maar toch onder ede de nodige informatie kan verkrijgen. Wat vindt u daarvan? Hoe kijkt u aan tegen het instellen van de functie van rapporteur? Daarmee hebben wij hier ook al wat ervaring opgedaan, maar die figuur is in bijvoorbeeld het Europees Parlement heel gebruikelijk. A propos, het belang van Europa in algemene zin mogen wij natuurlijk niet onderschatten. Op welke wijze wilt u dat binnenland dat nu nog buitenland heet, toch hier meer op de agenda zetten? Hoe kijkt u aan tegen de in onze ogen wat ongelukkige vorm waarin de commissie Subsidiariteit op dit moment verkeert, waarbij er natuurlijk een wat merkwaardige verhouding is tussen de Tweede en de Eerste Kamer. Ik kan dat natuurlijk gemakkelijker zeggen dan menig ander. Ik denk zo, dat het primaat van de politiek nog altijd hier ligt.

Mijn laatste punt is het aansturen van de Kamerorganisatie. Daarover is hier vaak het nodige te doen, naar ik meen meer in de wandelgangen dan hier in de zaal. De Kamerorganisatie is niet altijd even flexibel, hoeveel goed werk er ook door alle medewerkers wordt geleverd. Dus vanavond niet boos zijn allemaal! Natuurlijk zijn er wel eens zaken die tot kritiek leiden, zoals de bereikbaarheid van de mobiele telefoons, zeker ook vandaag weer een issue, de wijze waarop onlangs vertrekkende Kamerleden werden bejegend en de moeizame totstandkoming van de kinderopvang in het gebouw. Zult u ervoor zorgen dat dit soort kwesties soepeler verlopen?

Dit was de inbreng van de fractie van de Partij van de Arbeid. Ik wens alle kandidaten succes bij het beantwoorden van, wat ik dan maar hoop, voor hen pittige vragen. Ik wens haar daarbij de begeestering toe die past bij het ambt dat zij ambiëren.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. In neem u even mee terug naar het jaar 1994. In dat jaar deed de SP haar intrede in de Tweede Kamer. Na die intrede van Jan Marijnissen en Remi Poppe hebben wij met verbazing gezien hoe de Voorzitter van de Tweede Kamer Voorzitter werd. Het was de bloeitijd van de partijpolitieke benoemingen. De verdeling van posten was vooral afhankelijk van iemands politieke kleur en niet van zijn of haar kwaliteiten. Niet de beste man of vrouw op de plek, maar de politieke kleur was bepalend voor de vraag wie welke plaats kreeg en dit gold ook voor het Voorzitterschap van de Tweede Kamer.

Daarom trok fractievoorzitter Jan Marijnissen de stoute schoenen, want hij dacht: dit moet anders. Ik citeer hem uit een debat in 1996: "De situatie was dat 50% plus één binnen één fractie in deze Kamer uitmaakt wie er voorzitter wordt. Iemand met een democratisch hart kan dit nooit juist vinden." En omdat wij dit niet juist vonden, heeft hij toen voorgesteld om het anders te doen. Hij stelde voor om een echte kandidaatstelling op basis van een profielschets in te voeren en er echte verkiezingen van te maken.

Zo waar staan wij hier vandaag om voor de zoveelste keer op die mooie democratische manier een voorzitter te kiezen. Wij hebben vandaag de keuze uit drie kandidaten. Mijn fractie heeft uiteraard waardering voor hun kandidaatstelling. De keuze had nog iets groter kunnen zijn als een ander voorstel dat wij eerder hebben ingediend ook een meerderheid in de Kamer had gekregen, namelijk het voorstel om het 151ste Kamerlid in te voeren. Op het moment dat iemand tot Voorzitter wordt gekozen en de fractie mag die plaats in de Kamer weer opvullen, is het ook voor wat kleinere fracties die ook over heel veel parlementaire ervaring kunnen beschikken, mogelijk om een kandidaat naar voren te schuiven. Misschien is dit een optie voor verbetering in de toekomst.

Ik heb een hele reeks vragen voor de drie kandidaten opgesteld. Ik begin met een aantal algemene vragen aan alle drie. Wat is uw visie op het dualisme? Hoe denkt u het dualisme in uw functie als Voorzitter van de Tweede Kamer te bevorderen? Een actuele vraag is: vindt u als Voorzitter van de Kamer dat aangenomen Kamermoties moeten worden uitgevoerd?

Een volgende vraag heeft betrekking op de rechten van minderheden die mijn fractie erg belangrijk vindt. Ook om die reden is op initiatief van mijn fractie de 30-ledenregeling ingevoerd. Zo kan een minderheid in de Kamer als zij dat wenst, ook een debat voeren als bijvoorbeeld een coalitie daar geen boodschap aan heeft. Wij vinden dit een hele verbetering. Ik hoor graag hoe de kandidaat-voorzitters hierover denken, want dit zegt iets over hun houding en hun gedachten over het functioneren van de Tweede Kamer.

Wat is hun opvatting over het recht op interpellatie van een individueel Kamerlid? Wat is hun visie op de informatieplicht van het kabinet aan de Tweede Kamer? Willen zij bijvoorbeeld ingaan op de vraag welke betekenis zij hechten aan artikel 68 van de Grondwet in dezen? Actueel is ook de vraag hoe mijn collega Kamerleden die zich nu hebben gekandideerd voor het Voorzitterschap, aankijken tegen de verschillen van mening die hierover in de Kamer bestaan. Ik noem een voorbeeld, namelijk het al of niet openbaar moeten voorlichten, inlichten en informeren van de Tweede Kamer over de informatie op basis waarvan het kabinet heeft ingestemd met politieke steun aan de oorlog in Irak. Daar bestaan nogal wat verschillen van mening over en ik zou daar graag hun visie op krijgen. Zeker een kandidaat heeft natuurlijk een heel bijzondere positie bij het beantwoorden van deze vraag.

Wat is de opvatting van de kandidaten over kleine fracties en hoe zullen zij zich opstellen tegenover deze fracties? Ik memoreerde het al, maar ook de SP-fractie is klein begonnen! Het is van belang dat kleinere fracties serieus worden genomen en dat hun positie gewaarborgd is. Zij zijn immers het zout in de pap van de Nederlandse politiek.

In de afgelopen jaren is heel erg veel gesproken over de vernieuwing van de werkwijze van de Tweede Kamer. In de afgelopen periode is er een 30-ledenregeling gekomen, die het een minderheid mogelijk maakt om een debat aan te vragen, is de procedure voor het kiezen van de Voorzitter van de Tweede Kamer veranderd en zijn er themacommissies ingesteld. Verder is er niet zo heel veel veranderd. Er is vooral veel vergaderd over het functioneren en de procedures van de Kamer. Wat is de mening van de kandidaten? Moet het soms anders?

Mevrouw Van der Hoeven schrijft in de brief, waarin zij zich kandidaat stelt, opnieuw te willen inventariseren welke knelpunten er zijn en op basis daarvan voorstellen voor verbetering te willen doen. Ik verklap niets als ik zeg dat dan de zoveelste keer zou zijn. Ik loop al een tijdje mee en elke keer begint de Kamer een nieuwe periode met het tegen het licht houden van knelpunten, omdat men zo ontevreden is over de gang van zaken. Vervolgens gebeurt er helemaal niets. Waarom denkt mevrouw Van der Hoeven dat het onder haar leiding anders zal gaan? Hoe gaat zij ervoor zorgen dat mogelijke verbeteringen werkelijkheid worden en dat niet alles bij het oude blijft?

Ik ben nieuwsgierig naar de opvatting van de kandidaten over de suggestie van mijn fractie om een vragenuur met de minister-president in te voeren. De Kamer beslist natuurlijk zelf of zij dat wel of niet wil, maar de mening van de kandidaten leert mij wel iets over hun opvatting over het functioneren van de Kamer.

Twee kandidaten zijn op dit moment nog minister. Waarom is hun wens om Voorzitter te worden belangrijker dan hun verantwoordelijkheid om hun periode als minister tot een goed einde te brengen? In het bijzonder stel ik deze vraag aan de minister van Defensie. Waarom vindt hij niet langer dat hij de verantwoordelijkheid voor de naar Afghanistan uitgezonden troepen moet blijven nemen? Het is overduidelijk dat deze uitzending hem een bijzondere verantwoordelijkheid geeft. Ik hoop dat hij deze vraag bevredigend kan beantwoord, te meer omdat hij eerder heel stellig heeft gezegd dat hij tot de laatste dag bij Defensie zou blijven en geen verantwoordelijkheden zou gaan delen. Als hij bij Defensie weggaat, deelt hij inderdaad geen verantwoordelijkheid, maar dat laat onverlet dat hij eerder expliciet heeft aangegeven deze verantwoordelijkheid tot het einde toe te willen blijven dragen.

Is het niet ongewenst dat de heer Kamp zich als Voorzitter van de Kamer niet meer zou kunnen verantwoorden voor de vermeende mishandelingen door militairen in Irak? Is dat geen vreemde en wellicht zelfs een ongewenste situatie? De commissie-Van den Berg moet nog met haar conclusies komen. Zodra die er zijn, komt er een debat en dan zit de heer Kamp misschien wel in de stoel van de Voorzitter in plaats van in Vak K.

De brief van mevrouw Verbeet bevat een passage die mij in het bijzonder aanspreekt en wel de opmerking over de ergernis van Kamerleden wanneer bewindspersonen wijdlopige of ontwijkende antwoorden geven. De woordkeus is niet alleen heel mooi, maar het is ook nog eens bijzonder herkenbaar. Zij constateert deze ergernis, maar hoe denkt zij hierin als Voorzitter verbetering te kunnen brengen? Welke rol kan zij daarbij spelen? Omdat mevrouw Verbeet deze vraag heeft opgeworpen, wil ik hem ook aan de andere kandidaten stellen. Ik doe dat zeker ook, omdat zij als bewindspersonen inmiddels geoefend zijn in het geven van wijdlopige en ontwijkende antwoorden. Zij weten waar wij het over hebben! Zij weten hoe het werkt!

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie ziet de verkiezing van de Voorzitter als een belangrijk moment voor de Tweede Kamer, niet alleen voor haar leden maar ook voor al degenen die in de organisatie van de Kamer hun plek hebben. Wij zijn natuurlijk afhankelijk van de Kamerleden die zich voor deze positie beschikbaar stellen. In dit opzicht is de fractie van de ChristenUnie blij dat, evenals in 2002 en 2003, er ook deze keer weer iets te kiezen valt. Namens mijn fractie wil ik dan ook mevrouw Verbeet, mevrouw Van der Hoeven en de heer Kamp danken voor hun bereidheid om zich beschikbaar te stellen voor deze belangrijke en verantwoordelijke positie. Ik kan mij voorstellen dat zij een afweging hebben moeten maken. Hierbij denk ik met name aan de beide personen die hun lidmaatschap van de Kamer momenteel combineren met een demissionair ministerschap. Ik sluit mij dan ook aan bij de vraag die aan deze twee leden is gesteld, namelijk waarom zij uiteindelijk de keuze hebben gemaakt om zich voor het ambt van Voorzitter beschikbaar te stellen.

De fractie van de ChristenUnie heeft met belangstelling de brieven gelezen. Ik constateer dat de drie kandidaten heel duidelijk hebben aangegeven dat zij voldoen aan het door de Kamer gestelde profiel, dat natuurlijk nog redelijk algemeen is. De fractie van de ChristenUnie vindt ook dat de drie kandidaten aan het profiel voldoen. Aangezien er maar één Voorzitter nodig is en er drie kandidaten zijn, zal er toch gekozen moeten worden. Voor de fractie van de ChristenUnie is dit ook een open kwestie. In de afgelopen jaren is het steeds op deze manier gegaan en dat is ons uitstekend bevallen. In dit opzicht valt er voor iedere kandidaat in vak K in de komende uren nog een wereld te winnen. Als het om onze fractie gaat een wereld van zes stemmen. Doe uw best!

Er zijn al veel vragen gesteld. In het kort noem ik nog een aantal concrete punten die voor de fractie van de ChristenUnie met name van belang zijn. Mijn eerste vraag aan de kandidaten is, hoe zij staan in de kwestie rond de embargoregeling. De afgelopen jaren is dit een heel principieel punt geweest. Wij hebben het in onze oud-voorzitter Weisglas zeer gewaardeerd dat hij in dat opzicht heeft geknokt voor de versterking van de positie van de Kamer. Wij hebben de strijd helaas verloren, maar die strijd zou kunnen terugkomen, en dan vinden wij het van belang om te weten hoe de nieuwe Voorzitter van de Kamer in die discussie staat.

Wij hechten ook zeer aan het voortdurend verbeteren van de informatievoorziening aan de Tweede Kamer, omdat dit van cruciaal belang is voor het uitoefenen van een belangrijke taak van de Kamer, te weten het controleren van de regering. Wij hebben behoefte aan een adequate informatievoorziening en aan verwerking van de informatie, zodat wij deze op een goede wijze kunnen inzetten in de debatten met de regering. Ik zou graag van de drie kandidaten willen horen hoe zij als Voorzitter zouden willen werken aan verbetering van de informatievoorziening, want daar zijn wij nooit klaar mee.

Een derde punt van belang voor onze fractie is, hoe de kandidaten hun verantwoordelijkheid voor de interne Kamerorganisatie zien. Een Voorzitter heeft vele taken. Het leiding geven aan vergaderingen is een belangrijke taak, evenals het vertegenwoordigen van de Kamer in het buitenland. De Voorzitter heeft echter ook een grote verantwoordelijkheid voor de interne Kamerorganisatie. In dat opzicht speelt er veel. Ik wil graag van elk van de kandidaten horen hoe zij daarin staan, welke doelen zij voor ogen hebben en op welke wijze zij een en ander de komende jaren willen aanpakken. Uiteraard is de Voorzitter afhankelijk van wat de meerderheid van de Kamer wil, maar betrokkene heeft hierin toch een heel belangrijke taak.

Mijn fractie vindt het van belang om te horen hoe de verschillende kandidaten hun verantwoordelijkheid zien voor de kleinere fracties. Dit hangt wat ons betreft niet af van hun opvatting over de 30-ledenregeling, zo zeg ik er geruststellend bij. Wij hebben daarop behoorlijk wat kritiek als kleine fractie, hoe raar het misschien ook klinkt. De discussie daarover voeren wij nog wel op een ander moment, maar het is van belang dat een Voorzitter de Kamer in haar totaliteit bedient, en met name oog heeft voor de positie van de wat kleinere fracties. Meer vragen zal ik niet stellen, want er zijn er al ontzettend veel gesteld. Wij wachten de beantwoording met belangstelling af. Ik hoop dat eenieder binnen onze fractie dan tot een verantwoorde keuze kan komen.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ook voor mijn fractie is de verkiezing van een Voorzitter een belangrijk moment. Na nieuwe verkiezingen kiezen wij in het huis van de democratie een nieuwe Voorzitter. De manier waarop dat gaat, na de verkiezing van onze vorige Voorzitter, is iets waarop wij trots kunnen zijn. Ik vind dat wij blij moeten zijn dat er nu ook weer iets te kiezen valt. Ik complimenteer de drie kandidaten die nu in vak K zitten met hun moed om zich publiekelijk kandidaat te stellen. Hulde daarvoor!

De fractie van de Partij voor de Vrijheid hecht, net als iedereen in dit huis, sterk aan de rechten die de Kamer heeft, als geheel maar ook op individueel niveau. Dan gaat het om het budgetrecht, het recht van interpellatie, het vragenrecht en het recht van initiatief. Al die rechten zorgen ervoor – zo lang daar ook stevige politici met lef achter zitten die er gebruik van maken – dat de Kamer meer leeuw is dan lam. Ook ik stoor mij eraan dat wij vaak niet krijgen waarop wij recht hebben. Een enkele kandidaat heeft daarover in zijn of haar sollicitatiebrief al opmerkingen gemaakt. Te vaak komt het voor dat collega's, van welke partij dan ook, hier bij de regeling van werkzaamheden staan omdat brieven niet binnen de termijn die het Reglement van Orde stelt, worden beantwoord. Dat komt niet incidenteel voor maar heel vaak. Te vaak ook wordt tijdens plenaire debatten geen antwoord gegeven. Dan gokt iemand in vak K erop dat de Voorzitter geen interrupties meer toestaat en is het punt weg. Ik weet ook dat de Voorzitter geen ijzer met handen kan breken en dat hij mensen niet kan dwingen om te zeggen wat zij willen zeggen, maar toch vind ik dit een belangrijk punt. De kandidaten vraag ik daarom hoe zij daarmee omgaan en hoe zij de belangen van de Kamerleden het best en het meest effectief zullen verdedigen.

In 2002 koos de Kamer – voor het eerst buiten de partijvoorkeuren om – Frans Weisglas tot Voorzitter. Zijn kandidatuur en zijn uitverkiezing waren onverwacht. Ik vond de heer Weisglas een uitstekende Voorzitter van de Kamer. Wij zullen hem missen. Nieuwe tijden, nieuwe mensen. Ieder mens is anders en ook iedere Voorzitter is anders. Dat geldt niet alleen voor de persoon maar ook voor de inhoudelijke ambities hoe hij het Kamervoorzitterschap invult. Ik wil graag van de drie kandidaten weten wat zij anders zouden doen dan de vorige Voorzitter; niet beter of slechter. Er zijn veel nieuwe leden in dit huis, naast leden die er al langer zitten. Ik meen dat het antwoord op deze vraag een belangrijke toetssteen is.

Ook mijn fractie kijkt vooral uit naar een Kamervoorzitter die zijn uiterste best doet om boven de partijen te staan. Het spreekt voor zichzelf: boven de partijen staan, zorgen dat je geen partijpolitiek bedrijft. Niet alleen omdat de Voorzitter in ons stelsel tot een fractie behoort, maar ook omdat de kans groot is dat de fractie van degene die Voorzitter wordt tot een regeringspartij kan behoren. Hoe gaan de kandidaten om met het dualisme tegenover hun eigen fractie, zeker wanneer die in een coalitie zou zitten maar ook wanneer die in de oppositie zou zitten? Het is heel belangrijk voor ons in dit huis om dat te horen.

Ik herinner mij nog dat er in het debat van februari 2003, toen de heer Weisglas herkozen werd, een potpourri aan vernieuwingsvoorstellen klonk. Vergaderingen moesten minder saai worden en het moest allemaal wat minder procedureel. Er werd zelfs voorgesteld om in het land te gaan vergaderen. Het leek er even op dat de jaren zeventig in dit huis waren teruggekeerd. Ik zeg daarop: aan ons lijf geen polonaise. Wie vergaderingen saai vindt, moet deze zelf maar met een originele inbreng levendiger maken. Wie vaker wil vergaderen in Delfzijl of Oost-Knollendam moet vooral met zijn fractie of Kamercommissie vaker op werkbezoek gaan. Met inachtneming van het amendement dat de fractie van D66 heeft weten toe te voegen aan de profielschets, willen wij ervoor waken dat er wordt vernieuwd om het vernieuwen. Mooie woorden over alleen maar vernieuwen als het meerwaarde heeft en geen vernieuwing om het vernieuwen, klinken prachtig, maar wij moeten voorzichtig zijn met onnodig vernieuwen om maar zo origineel mogelijk te zijn. Hierop hoor ik graag een reactie van de drie kandidaten.

Ik hoop dat de beste kandidaat Voorzitter wordt. Ik ben erg benieuwd naar de antwoorden van de kandidaten. Onze fractie zal die zeer serieus nemen.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. De Kamer heeft in een eerdere vergadering reeds een profielschets vastgesteld. Op een enkel punt is deze recent nog gewijzigd. Nu zitten hier drie kandidaten die ons door hun lange staat van dienst en hun grote bekendheid niet direct voor verrassingen zullen stellen. Daarom zal de VVD-fractie slechts kort het woord voeren. Wij zullen over vier hoofdonderwerpen een korte opmerking maken om daarmee een reactie van de kandidaten uit te lokken.

In de eerste plaats hecht de VVD-fractie aan een ordelijke gang van zaken bij de werkwijze van de Tweede Kamer. Zaken die belangrijk zijn, moeten worden besproken en zo nodig met spoed worden ingepast. Dat wil echter niet zeggen dat elk onderwerp dat de media heeft bereikt, zich ook direct leent voor een snel debat en een wijziging van de voorgenomen agenda. Hoe denken kandidaten om te gaan met actuele zaken versus de wens, vooral ook het voorgenomen wetgevingsprogramma gerealiseerd te krijgen?

Een tweede zaak die de fractie nadrukkelijk bezighoudt, is de aansturing van het ambtelijk apparaat, met name de top hiervan. De VVD-fractie heeft geen problemen met de gekozen hoofdstructuur waarbij een toezichtmodel wordt gehanteerd. Wel zou de fractie gaarne zien dat de Voorzitter dit toezicht wat nadrukkelijker uitoefent en zich meer laat gelden bij de ambtelijke top van de Kamerorganisatie. De Tweede Kamer blijft tenslotte een heel bijzondere organisatie die niet zomaar op afstand kan worden gezet. Hoe denken de kandidaten om te gaan met dit onderwerp van aansturing van de ambtelijke organisatie?

In de derde plaats wil de VVD-fractie nog eens benadrukken dat zij zeer hecht aan dualisme en het primaat van de Kamer. Dit laat onverlet dat ervan moet worden uitgegaan dat deze doelstellingen kunnen worden gerealiseerd met goede verhoudingen, met name met het kabinet en specifiek met de minister-president. Ik vraag de kandidaten zich ook hierover nadrukkelijk uit te spreken.

Ten slotte heeft de Kamer uitgesproken dat de nieuwe Voorzitter zich zou moeten richten op verbeteringen van de werkwijze en de werkprocessen van de Tweede Kamer. Het gaat de VVD-fractie dus niet om vernieuwingen op zich, maar zeker wél om verbeteringen. Doel en middel moeten helder zijn. Veranderingen moeten vooral goed gemotiveerd worden door een goede probleemanalyse en een daarop gericht verbeteringsvoorstel. Ook dit vraagt om een reactie van de drie kandidaten.

Tot slot dank ik de kandidaten. Wij waarderen het zeer dat zij zich kandidaat hebben gesteld en wij vinden dat zij zich al op voorhand moedig hebben getoond.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Het is al gememoreerd dat het niet de eerste keer is dat de Kamer kandidaat-voorzitters aan een soort vragenronde onderwerpt. Vier jaar geleden was dat voor het eerst het geval. Bij het teruglezen van het verslag van dat debat kwam ik iets tegen dat ik mij niet herinnerde. Kort voor dat debat had in de Kamer een inhoudelijk debat over een generaal pardon plaatsgevonden, in het vragenuur. De tonen van staatssecretaris Kalsbeek, die zich er geharnast tegen keerde, om procedurele en inhoudelijke redenen, waren nauwelijks weggestorven of de Kamer begon aan een vragenronde aan het adres van kandidaat-voorzitters. Behalve over de bijzondere onderscheidingen van de heer Janssen van Raay ging het toen gelukkig eerst en vooral over de vraag of de kandidaat-voorzitters aan de profielschets beantwoordden.

Laat ik vooropstellen dat wij het verheugend vinden dat wij ook vandaag geen gebrek hebben aan goede kandidaten. Alle drie kandidaten hebben de nodige kwaliteiten en ervaring. Dank van onze kant dat zij zich hiervoor beschikbaar hebben willen stellen. Zo bezien is kiezen vandaag een luxe probleem geworden. Dit debat biedt de mogelijkheid om de kandidaten nog wat vragen te stellen, om te kijken wie het meest geschikt is. Wij maken daar graag een bescheiden gebruik van. Bescheiden, niet alleen omdat al heel veel vragen gesteld zijn en wij meteen kijken of zij in korte tijd heel veel vragen helder en duidelijk kunnen beantwoorden, maar ook bescheiden omdat dit toch wel een bijzonder type debat is, met een soort openbaar sollicitatiegesprek. Bovendien kennen wij alle drie de kandidaten al langer dan vandaag. Wij hoeven het niet alleen van de momentopname die dit gesprek is, te hebben.

In het licht van de profielschets onderstreep ik dat wij zeer hechten aan een grondige ervaring met het Kamerwerk. Daar voldoen alle kandidaten aan. Gelet op de vernieuwing die ook ditmaal heeft plaatsgevonden, is een goede bekendheid met de regels en procedures van dit huis van groot belang. De vernieuwingsgezindheid wordt als het ware aan de hand van allerlei voorstellen op de kandidaat-voorzitters uitgetest. Ik beklemtoon dat de Kamer daar uiteindelijk zelf over gaat, door wijzigingen van het Reglement van Orde. Wij kunnen de kandidaten gemakkelijk overvragen op dit punt. Het is goed om hun persoonlijke voorkeuren te horen, maar uiteindelijk is het de Kamer die er zelf over gaat. De positie van een Voorzitter is niet die van een ideeënbus voor allerlei veranderingen en verbeteringen.

De Voorzitter is vooral zichtbaar in zijn of haar primaire taak, het voorzitten van de vergaderingen van de Kamer. Dat mag de aandacht echter niet afleiden van de andere taken van de Voorzitter. Hij of zij geeft immers ook leiding aan allerlei processen van de Kamer achter de schermen. De Voorzitter zal ook in die rol goed leiding moeten kunnen geven, besluitvaardig moeten zijn en met invoelingsvermogen moeten kunnen omgaan met de ambtelijke diensten. Niet alle brieven gaan uitdrukkelijk op dat taakaspect in. Ik hoor de kandidaten er graag nader over.

Mijn fractie vindt het aanzien van de Kamer ook belangrijk. Hoe kan het aanzien van het parlement verder worden versterkt? Belangrijk is dat er bij de burgers vertrouwen is in het parlement en de wijze waarop tot besluitvorming wordt gekomen. Aan de ene kant wordt wel eens gezegd dat het parlement erg bezig is met allerlei hypes en de waan van de dag volgt. Er zou daarom wat terughoudendheid moeten zijn met het al te gemakkelijk toestaan van allerhande debatten. Er kan althans geprobeerd worden daarop invloed uit te oefenen. Aan de andere kant horen wij dat het juist van belang is om de kloof te dichten door het maatschappelijke debat zoveel mogelijk meteen in de Kamer te halen. Hoe kijken de kandidaten tegen dat spanningsveld aan? Hoe kunnen zij bijdragen om het aanzien van het parlement verder te versterken?

Om collega Pechtold voor te zijn, zeg ik tot slot maar even dat ook in de fractie van de SGP de keuze van de Voorzitter een volstrekt vrije kwestie is, al sluit ik niet uit dat wij het roerend eens kunnen zijn.

De voorzitter:

Voordat de kandidaten tot de beantwoording overgaan, bepaal ik door het lot in welke volgorde zij dat zullen doen.

Als eerste zal mevrouw Verbeet antwoorden. De tweede is de heer Kamp. De derde kan dan moeilijk iemand anders zijn dan mevrouw Van der Hoeven.

De vergadering wordt van 15.10 uur tot 15.25 uur geschorst.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de gelegenheid, mijn kandidatuur toe te lichten en de vragen te beantwoorden. Al heel jong werd ik gefascineerd door de politiek, maar ik was uiteindelijk vijftig toen ik lid werd van de Tweede Kamer, dus ik ben niet over één nacht ijs gegaan. Ik ben blij dat ik flink wat werkervaring, ook managementervaring, en levenservaring buiten de Kamer heb opgedaan. Zeker de nieuwe leden zullen het met mij eens zijn dat de Kamer niet de enige plek is waar je ervaring kunt opdoen. Op wat latere leeftijd in de Kamer komen, maakt ook sterk en autonoom. Ook als Kamerlid heb ik via werkbezoeken, stages en e-mail geprobeerd, mijn contacten met de samenleving heel goed te houden, want voor mij is mijn werk doen in nauw contact met de samenleving de enige manier waarop ik het Kamerlidmaatschap wil vervullen. Volksvertegenwoordiger zijn is voor mij het hoogste wat er is, ik voel mij volksvertegenwoordiger in hart en nieren, zoals ik ook in mijn brief geschreven heb. Ik zal ook met hart en ziel uw Voorzitter zijn, voor mij is er geen andere optie, ligt er geen andere carrière in het verschiet dan het Voorzitterschap van deze Kamer. Ik vind het jammer dat de heer Duyvendak dit niet uit mijn brief heeft kunnen opmaken, maar het was wel oprecht mijn bedoeling om dit over te brengen.

Als Voorzitter zal ik vanzelfsprekend boven de partijen staan. Zoals ik in mijn brief heb aangegeven, neem ik artikel 50 van de Grondwet buitengewoon serieus: de Kamer vertegenwoordigt het gehele volk. De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele volk en ik zie de Voorzitter van de Tweede Kamer als eerst verantwoordelijke om samen met de overige leden van de Kamer aan deze opdracht te voldoen. Maar hieruit vloeit natuurlijk ook een heel speciale verantwoordelijkheid jegens minderheden in deze Kamer voort. Wij hebben in het belang van de democratie de taak om minderheden – kleine fracties in deze Kamer, kleine groeperingen in de samenleving – voluit de gelegenheid te geven om hun stem te laten horen. Dit maakt onze democratie krachtig; tegengeluiden moeten in het parlement gehoord worden.

Ik heb in de afgelopen jaren als woordvoerder bij de behandeling van een aantal wetsvoorstellen, met als pièce de résistance de Wet maatschappelijke ondersteuning, waarbij wij, om mevrouw Azough te citeren, in gezamenlijk sterk opereren een extreme make-over hebben gerealiseerd, laten zien dat ik een bindende factor, een bruggenbouwer ben. Ik vind dat de Kamer alleen maar sterk kan opereren als wij gezamenlijk optreden; alleen dan kun je wezenlijke veranderingen in een wetsvoorstel bewerkstelligen. Daarbij is respect voor elkaar het belangrijkste wat nodig is, ook respect voor andere standpunten. Je moet elkaar de kans geven, de feiten te verzamelen die nodig zijn om een oordeel te vormen. Bij het verzamelen van feiten heb je het meest aan elkaar, daarna kun je elk een eigen standpunt vormen. Maar wij moeten elkaar steunen om eenieder als Kamerlid tot zijn recht te laten komen.

Een Voorzitter kan natuurlijk niets alleen, een Voorzitter is zo sterk als de Kamer hem laat zijn. Samen bepalen wij hoe sterk wij zijn. Maar als Voorzitter heb je natuurlijk wel een sterk initiërende en stimulerende taak, anders lukt het natuurlijk nooit. Je hebt als Voorzitter natuurlijk vooral de taak, de instrumenten van de Kamer heel scherp te houden. In het vorige debat over het Voorzitterschap maakte mevrouw Verburg daarover een aantal heel interessante opmerkingen, waarmee later niets is gedaan. Zij stelde voor, de Voorzitter tijdens debatten meer conclusies te laten trekken over het verloop van die debatten. Door het samenvatten van de toezeggingen, gedaan door ministers, zou moeten worden voorkomen dat er een motiediarree ontstaat.

De voorzitter:

Ik vraag de leden hun onderlinge conversatie te stoppen. Er is net met respect gesproken over de kandidaten, dan stel ik het op prijs als de leden met hetzelfde respect kennis nemen van de antwoorden van de kandidaten.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Ik heb mij er net als mevrouw Kant buitengewoon aan geërgerd dat wij geen greep kregen op de antwoorden van sommige bewindspersonen. De vragen die wij stelden waren glashelder, maar dat gold niet voor de antwoorden. Ik heb mij daarover wel eens beklaagd. Ik vind dat een Voorzitter dan moet ingrijpen en namens ons allen moet zeggen: bewindspersoon van dienst, u moet gewoon antwoorden. Er zijn drie mogelijkheden: u zegt ja, u zegt nee, of u zegt dat u het niet weet, maar wees helder, en laat de Kamer niet in het ongewisse. Ik wil, als ik Voorzitter ben, de leden daarin steunen en als zij dat wensen de bewindspersonen daarop aanspreken. Ik weet dat er een traditie in deze Kamer is om te zeggen: de Kamer gaat over de vragen, de regering over de antwoorden. Maar op dat punt is volgens mij wel iets te verbeteren. Als wij de toezeggingen gaan samenvatten, stimuleert dat de bewindspersonen om tot meer helderheid in hun beantwoording te komen.

Maar ik ben ook kritisch naar de Kamer zelf. Wij kunnen veel spitser zijn in de vragen die wij stellen, met als voorbeeld het mondelinge vragenuur. Het lijkt wel of wij elkaar besmetten met het virus van het houden van ellenlange inleidingen en het toch weer naar voren brengen van standpunten, zeker als de camera's draaien. Wij kunnen zelf scherper zijn in het formuleren van de vragen, en de bewindspersonen geen kans geven om ons te ontglippen. Wij weten precies wat wij horen willen, maar wij moeten ervoor zorgen dat de bewindspersonen kraakhelder zeggen wat zij wel of niet willen. Dán weten wij wat wij aan elkaar hebben, wat in mijn idee dualisme is. Welk kabinet er ook komt, of de fractie waartoe ik behoor daarvan deel uitmaakt of niet, het zal geen verschil maken in mijn optreden richting de leden. Het gaat erom dat de samenleving snapt wat wij hier doen. Het liefst zou ik alle zestien miljoen Nederlanders hier laten zien, hoe serieus wij met ons werk omgaan, maar dat kan niet. Daarom moeten wij ervoor zorgen dat wij op de momenten waarop wij in beeld zijn haarscherp zijn te volgen, zodat men snapt waarom wij iets vragen, wat wordt geantwoord en wat de oplossing is waarmee wij aan het werk gaan. Dat moet echt veel beter. Ik hoop dat de leden mij in de gelegenheid zullen stellen – misschien niet tijdens de vergadering, maar wel na afloop – om hun daarop aan te spreken door te zeggen: de poging was goed, maar het kan beter. Er wordt veel gesproken over vernieuwen en verbeteren. In die zin heb ik mijn naam mee: Verbeet is een begin van verbeteren. Ik zou zeggen "nomen est omen". Ik zal mijn uiterste best doen om daaraan een bijdrage te leveren.

Vernieuwing houdt in mijn ogen in dat wij ervoor zorgen dat wij ons imago – het beeld dat de samenleving van ons heeft – verbeteren. Mensen zijn niet gek. Zij weten heel goed of wij hier zitten te zwammen of dat wij hier zaken aan het doen zijn. Daarin kunnen wij veel vooruitgang boeken. Ik heb als lid van de Themacommissie Ouderenbeleid een aantal concrete voorbeelden van vernieuwing in de praktijk beproefd, die trouwens ook door de Nationale Conventie als vernieuwing zijn benoemd. Wij hebben bijvoorbeeld een Group Facility Room gebruikt. Dat betekent dat je deskundigen vraagt om anoniem te reageren op vraagstukken. Dat geeft vaak een helder inzicht. Wij hebben in het land vergaderd, waarbij wij werkbezoek en gesprekken met betrokkenen combineerden. Dat was op dat moment wel relevant. Het gaat mij er niet om dat wij de Kamer verplaatsen alleen om het verplaatsen. Het gaat er mij om dat op locatie vergaderd kan worden als dat relevant is.

Dan kom ik bij de controlefunctie van de Kamer. In dit verband noem ik de JBZ-raden die ik de afgelopen jaren heb voorgezeten. Overigens was dat geen sinecure. Je krijgt op het laatste moment de agenda's en de stukken, terwijl het om buitengewoon wezenlijke kwesties gaat. Soms zijn die stukken vertrouwelijk. De enige reden waarom dat zo is, is vaak dat het in andere landen ook het geval is. Dat vind ik geen sterk argument. Tegen deze achtergrond vind ik dat wij wat de vertrouwelijkheid van stukken en het achter gesloten deuren vergaderen betreft veel preciezer moeten nagaan wanneer dat onvermijdelijk is en wanneer wij dat kunnen vermijden. Van belang is dat wij tijdig over de informatie beschikken om goed te kunnen controleren wat de regering gaat doen. Ook achteraf moeten wij goed zijn geïnformeerd over wat de ministers hebben gedaan in Brussel of in Straatsburg. Vaak zitten daar nu heel grote tijdspannen tussen, waardoor wij de grip op de besluitvorming verliezen.

Europa is een heel belangrijk punt als het gaat om vernieuwing. Dan kom ik weer uit op de Wet maatschappelijke ondersteuning. Ik zeg heel eerlijk dat de Kamer nog beter had moeten onderzoeken wat de effecten van Europese regelgeving, bijvoorbeeld rond aanbesteding, waren op dat proces. Misschien had de commissie een rapporteur namens de Kamer moeten benoemen. Achteraf gezien vind ik dat de Kamer meer wetgevingsondersteuning in dat proces had kunnen gebruiken. In die zin ben ik het zeer eens met alle leden die vinden dat het Bureau Wetgeving versterkt moet worden. Met de commissie-Ten Hoopen is wat dat betreft een eerste stap gezet, maar de Kamer is nog steeds te zeer afhankelijk van de steun die departementen haar wil geven. Vaak is de creativiteit van de departementen er niet geheel op gericht om de wensen van de Kamer in wetgeving neer te leggen. Men zal vaak, met alle goede bedoelingen en inzet, dicht willen blijven bij de plannen die men al had.

Ik heb al een aantal voorbeelden van vernieuwing genoemd. Wat ik zelf op het punt van de relatie met de samenleving zou willen doen: naast het op onze website zetten wat wij in de Kamer gaan behandelen, zou ik willen nagaan of wij ook kans zien om bijvoorbeeld een uur na afloop van het debat aan de samenleving te vertellen wat wij hier besloten hebben. Dat geeft de samenleving immers veel meer inzicht in het resultaat. Nu zijn wij vaak een voortzetting van de informatie van de regering. Ik weet dat er al pogingen gedaan zijn om iets dergelijks te doen, maar dat is een beetje in het slop geraakt. Dat geeft mij de mogelijkheid om aan te geven hoe ik er als Kamervoorzitter voor zou willen zorgen dat wij ook met de ambtelijke ondersteuning bovenop de besluitvorming van de Kamer zitten. Als wij met elkaar beslissen dat wij iets belangrijk vinden, wil ik dat dat binnen afzienbare tijd ook gestalte krijgt in de Kamer. Ik wil niet dat dat eindeloos doorsukkelt, dat er nog eens een clubje naar kijkt en dat wij dan dit of dan dat eens gaan proberen. Als je met elkaar afspreekt dat je iets gaat veranderen, moet dat ook binnen afzienbare tijd vorm krijgen.

Mevrouw Kant (SP):

Ik kom op een vraag door uw verhaal over de relatie van de Tweede Kamer met de maatschappij. Een van de dingen die mij de afgelopen jaren persoonlijk enorm stort – u staat dan soms naast mij – is de manier waarop wij mensen ontvangen die ons iets te melden hebben, bijvoorbeeld door het aanbieden van een petitie. Mijn fractie heeft al eens voorgesteld dat wij ons veel meer als gastheer/gastvrouw zouden moeten opstellen door mensen te ontvangen met een kopje koffie, rustig naar hen te luisteren en met hen in gesprek te gaan in plaats van dit op een stalen manier af te doen in een kille hal. Het is wel een mooie, maar ook een kille hal. Door uw eigen inbreng komt bij mij de vraag naar boven wat u daarvan vindt. Zouden wij dat niet enorm moeten verbeteren?

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Volgens mij hebben wij al een poging gedaan om het iets te verbeteren. Als ik goed ben geïnformeerd, krijgen mensen inmiddels een kopje koffie. Ik geef u echter volstrekt gelijk: wij wringen ons soms in bochten om werkbezoeken te organiseren, maar laten soms de kans onbenut om, wanneer wij hier groepen uit de samenleving ontvangen, ons goed te informeren over waar mensen mee zitten. Het zou dus heel interessant zijn om daar eens naar te kijken. Wij moeten de commissie voor de Werkwijze der Kamer maar vragen om daar een goed voorstel voor te doen.

Mevrouw Kant (SP):

Het gaat mij heel specifiek om de situatie bij petities. Met name op dat punt is de situatie immers heel schrijnend. Bij hoorzittingen, rondetafelgesprekken en dergelijke doen wij het redelijk, maar met name bij het aanbieden van petities komen mensen hier met een boodschap en dan mag de Voorzitter niets zeggen. Dat begrijp ik ook wel, maar er staan allerlei Kamerleden omheen die daar wel een mening over hebben. Er moet gewoon een gelegenheid zijn waar mensen ontvangen worden en waar zij in gesprek kunnen gaan met de volksvertegenwoordigers over datgene waarvoor zij hier komen. Ik zou van u graag de toezegging willen krijgen dat u zich daarvoor zou willen inzetten.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Dat wil ik graag doen.

Ik heb een vraag gekregen over de minderheidsrechten. Daar wil ik eigenlijk niets aan veranderen. Volgens mij moeten wij gewoon verder gaan op de huidige wijze. Er wordt wel eens een beetje ingewikkeld over gedaan, maar in de praktijk heeft dat helemaal niet tot meer spoeddebatten geleid dan in de periode daarvoor. Ik denk dat het een heel kostbaar goed is om ervoor te zorgen dat ook kleinere groepen Kamerleden en kleine fracties dat recht hebben. Mevrouw Kant stelde in dit verband een vraag over een individueel recht op interpellatie. De Kamer heeft het recht op interpellatie. Ook daarvoor geldt een minimum van 30 leden, maar ik kan mij niet voorstellen dat in ieder geval onze fracties niet overtuigd kunnen worden door een Kamerlid dat werkelijk beargumenteerd kan zeggen waarom het nodig is om op dat moment over dat onderwerp een interpellatie te houden. De Kamer als geheel heeft die verantwoordelijkheid. Ik mag niet "onze fracties" zeggen; ik zie de heer Wilders kijken, maar ik moet er nog een beetje aan wennen dat ik daar dan in een andere rol zit. De Kamer moet altijd de wens van leden honoreren om inlichtingen in te winnen en kwesties aan de orde te stellen. Wij hebben als Kamer als geheel de verantwoordelijkheid om dat te doen. Ik heb al eerder gezegd: ongeacht de samenstelling van de coalitie en ongeacht de partij van het betrokken Kamerlid moet iedereen volledig de gelegenheid hebben om daarop in te gaan.

Er werd mij gevraagd hoe ik ga voorzitten en hoe ik ervoor ga zorgen dat het spannend blijft. Ik denk dat je dat vooral doet door van het begin af aan bovenop een debat te zitten. Van het begin af aan de klok goed in de gaten houden. De planning is waardevol, ook voor de mensen die komen luisteren. Je moet weten wanneer het debat begint en wanneer het eindigt. Kamerleden nemen vaak veel tijd om vervolgens te komen melden dat zij helaas naar een volgend overleg moeten en het antwoord niet kunnen afwachten. Wij moeten proberen binnen de tijd te blijven. Door puntig en precies te zijn moeten wij ervoor zorgen de tijd zo goed mogelijk te gebruiken.

Er zijn nog een aantal heel specifieke vragen gesteld, waaronder over de embargoregeling. Wij storen ons allemaal zeer aan het feit dat de Kamer op dit moment een informatieachterstand heeft ten opzichte van de regering. De heer Weisglas heeft als een leeuw gevochten om dat te veranderen. Het is deze keer niet gelukt. Ik denk dat een Voorzitter tijdig met een nieuw kabinet en een frisse minister-president moet bespreken hoe kan worden voorkomen dat de regering twee dagen of langer gratis zendtijd heeft en dat de Kamer pas na lezing van de stukken een oordeel kan geven. Daaraan moeten wij opnieuw werken.

De heer Duyvendak vroeg naar mijn managementervaring. Ik heb in mijn niet geringe leven voor Den Haag heel grote, landelijke projecten geleid. Dat cv staat trouwens gewoon op internet. Ik heb ook een bureau geleid. Ik kan zeggen dat het altijd voortreffelijk ging. Er was nooit gedoe. Mijn belangrijkste kracht is overtuigingskracht. Verder ben ik een teamspeler. Ik schep een goede sfeer, zodat mensen graag meewerken. Uiteindelijk moet er natuurlijk wel iemand zijn die beslissingen neemt en daar ben ik niet te beroerd voor.

Verder heb ik nog een belangrijke ervaring. Ik heb altijd gewerkt en dat heb ik gecombineerd met de zorg voor een gezin. Dat deed ik in een tijd dat er nog geen kinderopvang was. Het excuus waar sommige mannen nu mee komen dat zij voor de verjaardag van hun kind naar huis moeten, was er in mijn tijd niet. Juist door het combineren van werk en zorgtaken doe je managementervaring op. Daarvan heb ik nog het meest geleerd hoe je een organisatie moet sturen en aansturen. Chapeau voor alle vrouwen die dat ook doen!

Mevrouw Kant heeft het 151ste Kamerlid aan de orde gesteld. Ik vind dat een heel reëel punt. Zij heeft daar echter al een brief over ontvangen. Die kwestie is uitgezocht, maar ik begrijp haar heel goed. Ik heb er zelf wel eens over nagedacht om het te zoeken in de ondersteuning van de fractie. Een extra Kamerlid is een heel gedoe, want dan moeten wij de Grondwet veranderen. Maar het is misschien wel mogelijk om de fractie die de Kamervoorzitter levert extra beleidsmatige steun te geven. Die fractie krijgt dus een extra medewerker die veel stukken voor zijn rekening neemt. Op die manier kunnen de kleinere fracties wat extra kracht krijgen, want in grotere facties is dat geen probleem. Het lijkt mij dus geen goed plan om de discussie over te doen, maar het lijkt mij wel interessant om dat andere idee uit te voeren.

Mevrouw Kant vraagt in het algemeen of moties moeten worden uitgevoerd. Dat moeten wij vooral doen, maar ik neem aan dat iedereen dat zal zeggen. Zij heeft ook gevraagd naar een vragenuur met de minister-president. Ik wil de Commissie voor de Werkwijze der Kamer best de vraag voorleggen hoe dat zou kunnen, maar ik zie daar zelf niet zo één, twee, drie de meerwaarde van. Echter, als zij er zelf nadere ideeën over heeft, dan ben ik er niet op voorhand een tegenstander van.

Ik weet niet meer wie het was, maar iemand vroeg mij wat ik anders zou gaan doen dan de heer Weisglas. Ik hoop dat ik dezelfde passie voor het ambt kan uitstralen, want het lijkt mij schitterend om dat te vervullen, maar natuurlijk is de heer Weisglas de heer Weisglas. En ik ben Gerdi Verbeet. In het karakter zitten natuurlijk verschillen die in de praktijk voor mensen zichtbaar zullen zijn. Eerlijk gezegd, weet ik geen briljant antwoord op deze vraag.

Ik heb vast dingen vergeten. Ik moet zeggen dat ik op dit punt een beetje jaloers ben op de ervaring van mijn collega-kandidaten, want als bewindspersoon moet je natuurlijk altijd een heleboel vragen beantwoorden. Ik heb wel het voordeel dat ik niet de habitus van de minister heb ontwikkeld en die dus ook niet behoef af te leren. Maar goed, van ieder nadeel moet je proberen een voordeel te maken.

Ik ga nu conclusies trekken. Gesproken is over de Voorzitter als bondgenoot in de vernieuwing. Als ik overtuigd ben dat die vernieuwing echt een bijdrage is aan onze controlefunctie, aan onze onderzoeksfunctie en aan de mate waarin de samenleving begrijpt wat wij hier doen, zal ik met hart en ziel een bondgenoot zijn in vernieuwing. Ik zeg er eerlijk bij dat ik dit niet zal zijn als ik het idee heb dat wij daardoor nog meer met onze processen bezig zijn, omdat ik de indruk heb dat de samenleving daarin het minst geïnteresseerd is. Een prachtige quote in het rapport van de conventie: de samenleving wil vooral dat wij oplossingen zoeken en dat die stoeptegel weer recht komt te liggen. Hoe wij dat vervolgens doen, zal mensen minder boeien.

De heer Pechtold (D66):

Ik hoor u zeggen: vernieuwingen, ik zal er kritisch naar kijken waarop die gericht zijn. Waarom bent u daar zo huiverig voor? Als een paar jaar geleden niet het initiatief was gestart om de benoeming van de Voorzitter te veranderen, dan had u hier misschien helemaal niet gestaan. Kunt u mij voorbeelden noemen van vernieuwingen die niet hebben geleid tot die rechte stoeptegel?

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Ik heb al gezegd dat wij in de Themacommissie Ouderenbeleid met een aantal vernieuwingen bezig zijn geweest. Ik vind dan ook niet dat u kunt zeggen dat ik tegen vernieuwingen ben. Ik ben zeer enthousiast over de wijze waarop wij hier onze Voorzitter kiezen, omdat dit relevant is voor de rol die de Voorzitter vervult ten opzichte van de overige 149 Kamerleden. Duidelijk is dat hij/zij niet alleen staat voor de eigen fractie. Ik ben ook enthousiast over het burgerinitiatief, waarbij burgers het initiatief kunnen nemen om aan de Kamer onderwerpen voor te leggen die zij relevant vinden, maar waarvan zij denken dat de Kamer noch de regering er uit zichzelf mee komt. Dat zijn allemaal zaken die ik van harte ondersteun.

De heer Pechtold (D66):

Heel concreet: als wij u vandaag kiezen, wat zou u dan voor kerst nog geregeld of in ieder geval voorgesteld willen hebben? Ik vroeg daarnet drie voorbeelden, desnoods twee, maar zeker een. Ik vraag u dus ten minste één voorbeeld.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

In ieder geval wil ik, zoals ik al heb gezegd, de website beter later communiceren met de samenleving. Mij dunkt dat ik een spreekuur ga organiseren waarop u met al uw ideeën bij mij terecht kunt. Wij gaan er dan goed over spreken.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik wil mevrouw Verbeet even helpen door haar te herinneren aan twee vragen die ik graag nog beantwoord wil zien, namelijk die over haar ervaring in het buitenland en over de spin doctors die zij in haar eigen brief noemt.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Als wij hier helderder zijn en bijvoorbeeld de Voorzitter vragen om conclusies te trekken, dan is er veel minder ruimte voor interpretatie na het debat en hebben wij zelf veel meer greep op wat wij communiceren als Tweede Kamer. Natuurlijk hebben wij ook de eigen fracties die dit allemaal gaan doen. Ik wil graag dat wij veel scherper zijn in het trekken van conclusies over debatten. Wij geven de spin doctors dan minder kans om onze woorden te duiden op een manier die wij misschien zelf liever niet willen.

Met de Kamer heb ik een aantal werkbezoeken aan het buitenland afgelegd. Ik heb hier in Den Haag ook namens de Voorzitter mensen van buiten de Kamer ontvangen. In mijn eerdere functie als secretaris van de fractievoorzitter heb ik de contacten met partijen in andere landen geregeld en bezoeken aan andere parlementen gebracht. Ik denk dat ik alle parlementsgebouwen in Europa heb bezocht; het is ook een beetje een hobby. Op dit punt kunt u rekenen op een waardige vertegenwoordiging door uw Voorzitter buiten dit parlement in het buitenland.

De heer Kamp (VVD):

Als u mij kiest, zorg ik ervoor dat uw mobiele telefoon bereik heeft in het hele land en zorg ik ervoor dat u allemaal een dienstauto met chauffeur krijgt! Voorzitter. Mij is gisteren geadviseerd om zo te beginnen vandaag, maar ik vind het echt helemaal niets.

In plaats daarvan wil ik schetsen hoe ik onze volksvertegenwoordiging zie, hoe ik haar Voorzitter zie en ook hoe ik als Voorzitter zou willen functioneren. Mijn opvattingen zijn gebaseerd op mijn ervaring. Ik ben al meer dan de helft van mijn leven volksvertegenwoordiger en ik ben twee weken geleden voor de elfde keer gekozen met voldoende stemmen voor mijn eigen zetel daarginds, al zit de heer Weekers daar nu op.

Ik weet van binnenuit hoe het werkt in onze volksvertegenwoordigingen. Ik heb deel uitgemaakt van de volksvertegenwoordiging in een plattelandsgemeente, in een provincie en nu al weer twaalfenhalf jaar in Den Haag. Vandaag vertel ik voor het eerst in die 28 jaar in een formele vergadering ook iets over mijzelf. Dit is niet mijn favoriete onderwerp in een vergadering, maar dit hoort nu eenmaal bij een sollicitatie, dus ik zal dit toch doen.

Bij mij overheerst het besef dat iedereen in ons land belang heeft bij goed functionerende overheidsorganisaties. Hoeveel mensen ook zelf en met elkaar en met hun eigen bedrijven en verenigingen kunnen, er is ook heel veel waarvoor mensen zijn aangewezen op de overheid. Iedereen in ons land heeft dus groot belang bij een adequate aansturing van die overheid. Dan zijn wij als volksvertegenwoordigers in beeld. Wat die overheid doet, hoe zij dat doet en wanneer en wie de rekening betaalt, wordt in onze democratie uiteindelijk hier, in het parlement, door ons samen uitgemaakt. Wij doen dit door te bepalen welk kabinet er komt met welk regeerprogramma en wij doen dit door vertrouwen te geven of te onthouden aan bewindspersonen. Hier verdelen wij het geld en hier controleren wij de regering. Dit betekent dat wij met elkaar een grote verantwoordelijkheid dragen.

De inwoners van ons land mogen van ons verantwoordelijkheidsbesef verwachten, integriteit en een constructieve opstelling en wat telt is wat wij uiteindelijk voor hen weten te bereiken met die overheid die wij aansturen. Het resultaat van onze inspanningen moet zijn dat de overheid adequaat wordt aangestuurd en efficiënt en effectief doet wat nodig is.

Daarvoor zijn meerderheden nodig en daarvoor is consistentie nodig. Wij moeten in dit huis in staat zijn om elkaar te overtuigen en dit kan alleen als wij ook bereid zijn om ons te laten overtuigen door anderen. Ik vind dat wij daarbij aan de regering, binnen de door ons gestelde randvoorwaarden, binnen de marges die wij hebben bepaald, de ruimte moeten bieden om te regeren en dat wij aandacht en zorg moeten hebben voor de ambtelijke organisaties van de overheid.

Wij zijn de volksvertegenwoordigers en dit betekent dat wij in ons doen en laten voor de bevolking transparant moeten zijn. Wie onze debatten volgt, moet ervaren dat de relevante argumenten worden uitgewisseld en dat die ook goed worden gewogen. Wij moeten vervolgens op een inzichtelijke wijze tot een besluit komen. Niet iedereen hoeft het daarmee eens te zijn, maar iedereen moet wel kunnen begrijpen hoe wij daartoe gekomen zijn. Wij moeten er ook voor zorgen dat die besluiten kunnen worden uitgevoerd, want anders hebben onze besluiten weinig waarde. Ik ben niet voor het uitvergroten van de verschillen tussen coalitie- en oppositiefracties. Ze zijn er natuurlijk en ze zijn ook functioneel, maar ze hoeven niet uitvergroot te worden. Ook de coalitiefracties hebben de taak om kritisch te controleren en ook de oppositiefracties hebben er belang bij dat de regering het land zo aanstuurt dat de inwoners van ons land krijgen wat ze nodig hebben en dat zij waar voor hun belastinggeld krijgen geleverd.

In lijn hiermee zie ik mijn functioneren als uw Voorzitter. Ik wil bijdragen aan een prettige en constructieve sfeer in dit huis, zeker ook voor onze medewerkers en voor de bevolking werken aan een transparante en toegankelijke Tweede Kamer. Verder wil ik zorgen voor de vergaderdiscipline die nodig is om onze vergaderambities in goede banen te leiden, mogelijkheden creëren en in stand houden voor leden en voor fracties om goed te functioneren. Ten slotte wil ik staan voor de volksvertegenwoordiging in haar relatie met de regering toe en de buitenwacht. Dat moet je doen als Voorzitter. Je staat er voor de volksvertegenwoordiging, zoals ik dat de afgelopen jaren heb gedaan voor de krijgsmacht. Ik heb geprobeerd te staan voor die krijgsmacht. Ik wil voor de inwoners van Nederland herkenbaar zijn als Kamervoorzitter, maar wel zo dat hun aandacht langs mij afglijdt naar de Kamer, waarvoor ik als Voorzitter een dienende functie zal vervullen.

Voorzitter. Nu kom ik over mij zelf te spreken en u zult mij vergeven dat ik mij met een slok water een beetje moed in drink.

Als de Kamer voor mij kiest, weet de Kamer wat ze krijgt. Ik heb het in andere rollen en op andere stoelen al tien keer eerder gedaan. Ik heb gezag in Den Haag. Ik heb een groot netwerk in het hele land en ik heb ervaring in het buitenland. Ik ben ook herkenbaar voor de bevolking. In mijn werk heb ik de afgelopen jaren bewezen toegankelijk en stabiel en crisisbestendig te zijn. Ik ben besluitvaardig; dat moet je kunnen. Ik ben ook in staat om vergaderingen in goede banen te leiden. Maar het belangrijkste is dat ik weet te zorgen voor een sfeer in mijn omgeving, waarin anderen prettig werken en tot hun recht kunnen komen. Daar begint het allemaal mee, want mensen kunnen vaak zo veel meer! Als je mensen weet te motiveren, kun je echt wat bereiken!

Ik ga nu over tot het beantwoorden van de vragen en ik begin met de moeilijkste: waarom wil ik Voorzitter worden en waarom wil ik dat nu worden? Ik heb al gezegd dat ik ruim de helft van mijn leven volksvertegenwoordiger ben geweest. Al heel jong was het mijn droom om Kamerlid te worden. De dag dat ik doorhad dat ik volksvertegenwoordiger in de Tweede Kamer zou worden – niet toen ik gekozen werd, maar toen ik hoorde dat ik op een hoge plaats op de VVD-lijst zou komen te staan – was dan ook een van de mooiste dagen van mijn leven. Ik zal eventueel met heel veel genoegen de komende vier jaar als lid van de Kamer functioneren. Maar ik ben nu 54 en met alle ervaring die ik aan beide kanten van de streep heb opgedaan, denk ik mijn beste bijdrage als Voorzitter te kunnen leveren. Vandaar mijn ambitie om uw Voorzitter te worden. Ik denk dat ik het kan en dat ik dat ook bewezen heb. Als ik gekozen wordt tot Voorzitter, zal ik die functie, mits mijn gezondheid dat toestaat, de volle vier jaar vervullen. Daar komt niets tussen.

Waarin ben ik beter dan de vorige Voorzitter, de heer Weisglas? De heer Weisglas heeft vier jaar lang heel veel werk verricht als Voorzitter en heel veel gepresteerd. Hij verdient het dan ook dat ik op deze vraag geen antwoord geef. Als iemand mij zou willen dwingen om deze vraag toch te beantwoorden, moet ik hem een antwoord schuldig blijven. Ik heb hier dus niet veel op te zeggen.

Waarin ben ik beter dan mevrouw Verbeet en mevrouw Van der Hoeven? Dat is net zo'n moeilijke vraag. Ik kan maar twee dingen bedenken: ik ben beter in motorrijden en ik ben beter in overhemden strijken. Ik weet namelijk hoe je dat met een mouwplankje moet doen! Dat hebben zij nog nooit gedaan.

Kan ik weg bij Defensie? Die vraag speelde bij mij in het bijzonder toen ik moest beslissen of ik het lijsttrekkerschap van de VVD ambieerde. Ik heb daar toen over nagedacht en er uiteindelijk om een aantal redenen nee tegen gezegd. De belangrijkste reden was dat ik niet bij Defensie weg wilde. Dit speelde in maart, de periode waarin wij de grote operatie in Uruzgan voorbereidden, die in augustus van start zou gaan. Als ik mij zou kandideren als lijsttrekker, zou ik campagne binnen de VVD, voor de provinciale statenverkiezingen en voor de Kamerverkiezingen moeten voeren. In totaal zou ik in een periode van dertien maanden zes maanden campagne aan het voeren zijn geweest. Ik vond dat dat absoluut niet te verenigen was met mijn functie als minister. Ik heb er dus voor gekozen om hieraan niet mee te doen en gewoon minister van Defensie te blijven. Dit heb ik de hele periode volgehouden tot aan de verkiezingen. Na de verkiezingen brak er echter een andere periode aan. Iedereen in de Kamer weet dat de kans niet groot is dat ik bij het ministerie van Defensie blijf. Het kan vroeg of laat gebeuren, maar ik ga weg bij Defensie. Dit hangt niet van mij af, maar van degenen die onderhandelen. Ik weet niet hoe lang de onderhandelingen, die vrijdag beginnen, gaan duren. Ik moest dus voor deze nieuwe periode gaan bekijken wat ik op grond van wat ik tot nu toe heb gedaan, het beste zou kunnen doen. Ik heb gedacht dat dit het Voorzitterschap zou kunnen zijn. Ik heb inmiddels kunnen vaststellen dat de eerste vier maanden in Uruzgan erop zitten, dat er troepen teruggehaald worden en dat er andere troepen ingebracht worden. Vorige week heeft de Commandant der Strijdkrachten gezegd dat de operatie op het goede spoor zit. Iedereen begrijpt dan ook dat voor degenen die in de nieuwe periode geen minister blijven, zich op iets anders moeten gaan richten. Ik heb er nu voor gekozen om mij hierop te richten. Dat is verantwoord met betrekking tot de troepen in Uruzgan en de organisatie van het ministerie van Defensie, want die staat stevig overeind. Het is ook verantwoord omdat ik weet dat er voor mij een opvolger komt die nuttig zal kunnen functioneren. Dat weet ik, omdat ik zelf gedurende een halfjaar het ministerie van Defensie heb gecombineerd met het ministerie van VROM. In de huidige omstandigheden is dat naar mijn overtuiging mogelijk.

Dan is er gevraagd hoe de voortgang zal zijn van het onderzoek dat wordt ingesteld naar de vermeende onjuiste behandeling van gevangenen in Irak. Als minister moet ik mij hiervoor verantwoorden. Ik wil mij hiervoor natuurlijk als minister heel graag verantwoorden, dat is ook mijn taak. Ik ben 1450 dagen minister van Defensie geweest. Ik heb mij in deze periode ingezet om de krijgsmacht op een nette en verantwoorde manier te laten bijdragen aan een betere wereld. Dat hebben wij ook gedaan. Natuurlijk en onvermijdelijk zijn er door mij en door militairen fouten gemaakt. In de periode dat ik minister ben geweest waren er 2,9 miljoen man- en vrouwdagen van militairen in het buitenland. Er is van alles en nog wat gebeurd, er gebeurt iedere dag van alles en nog wat en vanmorgen is er nog van alles gebeurd. Ik ben voluit bereid om mij over alles te verantwoorden. De Kamer moet zelf uitmaken of de verantwoording over het rapport van de commissie-Van den Berg moet worden afgelegd door de minister van Defensie dan wel door mij persoonlijk. De Kamer moet niet op mij stemmen als de Kamer wil dat ik persoonlijk verantwoording afleg. Ik word dan geen Voorzitter en zal dan doen wat de Kamer wil.

Dan kom ik nu op het onderzoek naar de politieke steun voor de inval in Irak. Ik ga niet opnieuw uitgebreid vertellen hoe het gegaan is, maar ik stel vast dat in november 2002 de VN-veiligheidsraad heeft uitgesproken dat Saddam Hoessein onvoldoende meewerkte aan de uitvoering van VN-inspecties die gericht waren op onderzoek naar massavernietigingswapens in Irak. Er is toen een ultimatum gesteld en er is gedreigd met "serious consequences". In februari 2003 is vastgesteld dat er nog steeds onvoldoende medewerking was verleend. Op grond daarvan heeft de regering politieke steun gegeven aan de inval. Dat is allemaal glashelder en er is geen onderzoek voor nodig. Ik weet natuurlijk heel goed dat op ieder moment mijn opvolger of de Kamer, in welke samenstelling dan ook, kan besluiten om een onderzoek uit te voeren, en dat wacht ik dan maar af. Ik zal als Kamervoorzitter helemaal niets doen om dat onderzoek in de weg te staan. Ik herhaal echter wat ik hier in de Kamer steeds heb gezegd: een eventueel onderzoek zal zijn gericht op de informatie die de regering heeft gegeven en op de informatiepositie van de regering. Als je daarin duikt, is er een directe relatie met informatie van zusterdiensten van de MIVD, waarvan wij afhankelijk zijn voor de informatie voor onze troepeninzet. Wij hebben belang bij een goede relatie met de zusterdiensten. Wij hebben ook te maken met de informatiepositie van andere regeringen in andere landen. Ook dat kan consequenties hebben. Dit alles kan negatieve effecten hebben voor Nederland en voor de Nederlandse krijgsmacht, zonder dat er naar mijn overtuiging sprake is van meerwaarde. Daarom heb ik mij tot dusverre tegen een dergelijk onderzoek verklaard. Ik heb dat gedaan als minister van Defensie, maar, nogmaals, als Kamervoorzitter zal ik de afweging van de argumenten aan de Kamer of aan mijn opvolger overlaten.

Mevrouw Kant (SP):

Het was niet mijn bedoeling om dat debat hier te herhalen, maar om aan te geven dat er een verschil van mening is tussen uw opvatting over de informatie die de Kamer zou mogen of moeten krijgen en de opvatting van een deel van de Kamer. Als u straks niet meer minister bent maar op de voorzittersstoel zit, hoort u de belangen van de Kamer te dienen, ook van minderheden. Dat is de reden van mijn vraag. Wat zou u hebben gedaan als Voorzitter van de Kamer? Zou u dan dezelfde opstelling kiezen als nu, als minister van Defensie, of zou u dan opkomen voor de minderheid in de Tweede Kamer die de informatie graag wil?

De heer Kamp (VVD):

In algemene zin zal ik aanstonds ingaan op de informatievoorziening aan de Kamer en op de positie van minderheden in de Kamer, maar in dit concrete geval is het aan de Kamer om te bepalen of er een onderzoek wordt ingesteld. De Kamer moet in zo'n geval beslissen of zij een onderzoek instelt. De Kamer heeft dat niet besloten. De minister van Defensie – als ik dat niet meer ben – kan ook nog besluiten om zo'n onderzoek in te stellen. Dat is allemaal mogelijk. Als u mij vraagt of ik vind dat niet alleen een meerderheid van de Kamer tot zo'n onderzoek zou moeten kunnen besluiten maar dat ook 50, 30 of 10 Kamerleden daartoe zouden kunnen besluiten, is mijn antwoord dat het in dit soort gevallen helemaal niet verkeerd is dat de Kamer daarover in meerderheid besluit. Dit zijn zaken die het belang van de krijgsmacht aangaan, maar ook de relatie met zusterdiensten van de MIVD en de relatie met andere regeringen. Dit heeft verder consequenties voor de internationale politieke verhoudingen. Ik vind het dan verstandig om daarover als meerderheid in de Kamer te besluiten.

Mevrouw Kant (SP):

Het gaat hier om de informatieplicht aan de Tweede Kamer. Ik heb niet voor niets gerefereerd aan artikel 68 van de Grondwet, volgens welke de Kamer recht heeft op informatie. Dat heeft niets te maken met meerderheden of minderheden in de Kamer, maar met de controlerende taak van de Kamer, die op een fatsoenlijke manier moet worden uitgevoerd. Ik ben blij dat u dit antwoord geeft. Dat stelt mij niet gerust over uw opvatting over de rol van de Voorzitter als het gaat om de informatieplicht van het kabinet jegens de Tweede Kamer.

De heer Kamp (VVD):

Ik ben blij dat ik mevrouw Kant hiermee inzicht heb gegeven. Wat de informatieplicht aan de Kamer betreft, over onze overwegingen om politieke steun aan de inval te geven bestond geen enkel misverstand. Dat hebben wij glashelder gecommuniceerd in de Kamer. Daarnaar hoeft helemaal geen onderzoek te worden ingesteld. Sommigen in de Kamer hebben echter gezegd dat de regering beschikte over informatie, waarnaar men wel onderzoek zou willen instellen om te zien of de regering goed geïnformeerd is en of zij op grond daarvan ook de juiste opvattingen heeft gekozen. Dat is iets waarover men dan hier in de Kamer spreekt. Ik heb daarover een aantal keren als minister van Defensie met de Kamer gesproken. De Kamer heeft uiteindelijk de conclusie getrokken dat daarnaar geen onderzoek zou worden ingesteld, zoals ook in Engeland door de sociaaldemocratische meerderheid in het parlement is besloten om daarnaar geen onderzoek in te stellen. Zo vreemd is dit dus allemaal niet.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Ik begrijp dat u hier nu door de vraagstelling in een andere rol wordt geplaatst. Ik ben meer benieuwd naar uw opvattingen als Voorzitterskandidaat, los van deze specifieke casus. Hoe ziet u kwesties van informatieverschaffing en de uitvoering van moties? Los van de portefeuille die u hebt beheerd zou ik daarover in algemene zin graag iets horen.

De heer Kamp (VVD):

Het is glashelder dat de Kamer alle informatie moet krijgen die de Kamer wil hebben. Over de vorm waarin dat moet gebeuren kan men met de Kamer spreken. Als het staatsbelang of het belang van personen openbare behandeling in de weg staat, kan men met de Kamer overleggen of de informatie in een andere vorm kan worden gegoten, maar de regering heeft alle informatie aan de Kamer te geven, omdat de Kamer anders niet kan controleren. Daarover mag geen enkele twijfel bestaan. Ik heb de overtuiging dat dit ook voluit gebeurt door de regering. Ik heb met enkele ministeries gedurende langere tijd te maken gehad. Daarbij heb ik gemerkt dat bij de ministeries bovenaan staat dat de Kamer iets wil weten en dat dan ook te horen krijgt.

Hier is gezegd dat de Kamer vaak heel concrete vragen krijgt, waarop ontwijkende antwoorden komen, hetgeen de Kamer niet bevalt. Ik ben dit eens met degenen die dit naar voren hebben gebracht. Ik vind dat het inderdaad in zekere mate gebeurt dat de antwoorden ontwijkend zijn en niet de informatie bieden die de Kamer wil hebben. Mijns inziens kun je daarmee twee dingen doen. Als schriftelijke antwoorden onvoldoende zijn, moeten die door de staf van de commissie teruggestuurd worden, uiteraard in overleg met de betrokken Kamercommissie. De commissie moet in zo'n geval zeggen: doe het opnieuw want dit is niet goed.

Verder krijgen Kamerleden in een debat soms een onvoldoende antwoord omdat het debat al op een volgend punt is overgegaan, er niet meer geïnterrumpeerd mag worden en er geen volgende termijn meer is. Het is mijns inziens een essentiële taak van een Voorzitter om te voorkomen dat in zo'n situatie een punt passeert zonder dat er een goed antwoord is gegeven. Hij moet daarop attent zijn. Het gaat daarbij niet om de inhoud van het antwoord, maar het antwoord moet maximaal ingaan op wat door het Kamerlid gevraagd is. De Voorzitter houdt zich bezig met de vergadertechniek en moet de vergadering in goede banen leiden, maar op zulke momenten zal hij ook inhoudelijk scherp moeten zijn, moeten zorgen dat hij onderkent dat er onvoldoende antwoord is gegeven en daarop moeten reageren. Hij moet in zulke situaties de bewindspersoon uitnodigen alsnog het gevraagde antwoord te geven.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik heb op dit punt nog twee aanvullende vragen. In de eerste plaats hebben ikzelf en collega's een vraag gesteld over de embargoregeling. Daarbij gaat het ook om tijdige informatievoorziening van de Kamer, waardoor wij op het moment dat de stukken openbaar worden, direct het debat met de regering publiek kunnen voeren. Hoe is uw positie ten opzichte van dit onderwerp? Wat vindt u, in de tweede plaats, van bewindspersonen die keer op keer schriftelijke vragen niet beantwoorden en zeggen dat de antwoorden wel komen of later komen? Wat vindt u ervan als er gerappelleerd moet worden of er geen antwoord komt? Bent u ook in die gevallen, als u Voorzitter bent, degene die bij wijze van spreken na drie weken zelf de minister belt en zegt dat binnen een uur het antwoord bij de Kamer ligt?

De heer Kamp (VVD):

De laatste vraag raakt mij persoonlijk, omdat u zegt dat uw collega Karimi u heeft verteld dat ik antwoorden wegschuif en pas op een gegeven moment plotseling in de Kamer met alle antwoorden kom. Het ging in dit bewuste geval niet over de ISAF-operatie in Afghanistan maar over de operatie Enduring Freedom, en specifiek over de operatie van de Special Forces in Kandahar. In het jaar dat onze Special Forces in het gebied waren, heb ik de Kamer geen gedetailleerde informatie gegeven. Ik kan u zeggen dat in andere landen niet eens wordt bevestigd dat er Special Forces in het gebied zijn, laat staan dat er informatie gegeven wordt over de inzet ervan. Men geeft daar over de details van de inzet van de Special Forces geen enkele informatie. Ik heb wél van tevoren gezegd dat onze Special Forces naar Afghanistan gestuurd zouden worden en dat ze een jaar zouden worden ingezet. Verder heb ik verteld wat zij zouden gaan doen. Het jaar was voorbij op een maandag. Diezelfde week heb ik de Kamer mondeling een volledig overzicht gegeven van alle incidenten die hadden plaatsgevonden en wat de consequenties daarvan waren. Ik heb dus uitzonderlijk snel zeer gedetailleerde informatie aan de Kamer geleverd.

Ik kan de heer Duyvendak zeggen dat ik niet één keer de beantwoording van vragen heb vertraagd. Mijn medewerkers kregen echter wel eens op maandag 140 vragen, met daarbij het bericht dat de antwoorden op woensdag om 12.00 uur binnen moesten zijn. In zulke gevallen heb ik hun wel eens gezegd dat ik wilde dat de antwoorden op tijd zouden worden geleverd, maar alleen als ze ook goed waren en als het werk klaar was. Als het in zulke gevallen nodig was om een dag of zelfs twee dagen extra te nemen om de kwaliteit te kunnen garanderen, mochten mijn medewerkers dat doen. In die zin heb ik dus wel met hen overlegd, maar ik heb nog nooit de beantwoording van een vraag van de Kamer ook maar een dag vertraagd.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Goed, u vindt dus dat dit adequaat is. Het debat daarover moeten wij mijns inziens niet hier en in deze verhouding verder voeren. Mijn vraag was echter of u in de rol van Voorzitter er achteraan zou zitten dat de vragen beantwoord worden. Of laat u dit over aan Kamerleden, die dan zelf keer op keer naar de microfoon moeten lopen en aan de bel moeten trekken. Verder ligt mijn vraag over de embargoregeling er nog.

De heer Kamp (VVD):

Op de embargoregeling en de minderheden kom ik terug. U vraagt of ik er achteraan zou zitten dat vragen beantwoord worden. Ik zou op dit punt twee dingen doen. Ik zou in de eerste plaats absoluut willen dat de regering zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is met de antwoorden komt. Ik zou als de bok op de haverkist zitten om dit voor elkaar te krijgen. Maar ik zou ook de Kamer, als dat nodig is, een spiegel voor willen houden. Ik vraag mij af of het nodig is om 140 vragen te stellen over een brief van twee kantjes A4. Ik zou zo nodig opperen om over de kwestie eerste met elkaar te spreken, de belangrijkste punten eruit te halen en het met elkaar eens te worden over de formuleringen, om daarna het resultaat daarvan naar het kabinet te sturen. Ik bezie de zaak dus graag vanuit beide kanten. Als je acht jaar Kamerlid bent geweest en vele vragen hebt gesteld, en vierenhalf jaar bewindspersoon bent geweest en vele vragen hebt beantwoord, zie je dat er bij het kabinet zaken beter kunnen, maar ook dat er bij de Kamer wel eens eerst over zaken gesproken zou kunnen worden. Dat zou ik daarom in zulke situaties graag met de Kamerleden doen.

Ik kom op de embargoregeling. Wat deze regeling uiteindelijk heeft opgeleverd, bevalt mij niet erg. De stukken gaan nu naar de Kamer. Die wordt geacht daarover zo spoedig mogelijk te debatteren. Dat duurt natuurlijk een paar dagen, misschien wel een week. In de week dat de Kamer de begrotingsstukken bestudeert, vindt de discussie al plaats in de pers. De Kamer loopt er dan eigenlijk een beetje achteraan.

In de oude situatie was het natuurlijk veel mooier. Als de stukken die onder embargo aan de Kamer worden gegeven vervolgens twee keer in de openbaarheid terechtkomen, wordt het hele proces verstoord. De Koningin herhaalt dan in haar troonrede eigenlijk wat al in de krant heeft gestaan. Sommigen hebben dan informatie die anderen niet hebben. Dan heb je echt een heel ernstig probleem.

De regering heeft voor dat probleem een oplossing gevonden. Ik zie het als een uitdaging voor mij om daar een andere oplossing voor te vinden, in de geest waarin Frans Weisglas het destijds heeft bekeken. Ik wil proberen zonder het risico te lopen dat wat de afgelopen twee jaar, in 2004 en 2005, is gebeurd, dat de stukken uitlekken, de Kamer in staat te stellen zich behoorlijk voor te bereiden en met het debat te beginnen voordat anderen, buiten de Kamer om, dat debat in de media voeren.

Er zijn in de Kamer minderheden. De grote fracties hebben veel mensen, kunnen het werk goed verdelen, hebben veel ondersteuning, een wetenschappelijk bureau waar veel vandaan kan komen en de krachten in de maatschappij richten zich op de grote fracties, want die maken het uit. Dat betekent dat juist de kleine fracties extra aandacht nodig hebben van de Kamervoorzitter.

Ook om andere redenen is dat zeer gewenst. De fractie van de SGP bijvoorbeeld is heel klein, maar heeft wel een bijdrage die het waard is om gehoord te worden. De fractie van de SP kwam binnen toen ik met een fractie van 31 man binnenkwam, met twee man. Nu is zij groter dan mijn eigen fractie. De fractie van Wilders begon met één man en zit nu met negen in de hoek van de Kamer. De fractie van de ChristenUnie is verdubbeld. Om allerlei redenen is het noodzakelijk om veel aandacht te geven aan het functioneren van de kleinere fracties. Dat is van belang voor het parlement als geheel. Ik ben zeer gemotiveerd om dat als Kamervoorzitter te doen.

De 30-ledenregeling is er. Als zoiets er is, moet je dat niet zo maar weer afschaffen. Wij moeten ermee werken. Ik ga ervan uit dat het een werkbare regeling is. Wij moeten bij een evaluatie maar vaststellen of er een gepast gebruik van wordt gemaakt. Dan moeten wij de ambitie hebben om eraan vast te houden.

De 30-ledenregeling voor spoeddebatten zou op dezelfde manier voor interpellaties kunnen worden gebruikt. Misschien gebeurt dat al. Neem mij niet kwalijk dat ik dat niet zo paraat heb. Ik vind niet dat een individueel Kamerlid een recht op interpellatie moet hebben, maar ik kan mij voorstellen dat de 30-ledenregeling wordt gebruikt voor het recht op interpellatie.

Je kunt wel zeggen dat een algemeen overleg moet worden toegestaan als enkele leden of eenvijfde deel van de Kamerleden dat wensen. Dat kan ook een beetje een terreur van de minderheid worden. Voor een kleine fractie is het natuurlijk al lastig om alle AO's bij te houden. Als het aantal AO's nog drastisch toeneemt, is dat voor de kleine fracties een groot probleem. Wij moeten er maar eens goed over praten voordat wij iets vergelijkbaars gaan doen voor het algemeen overleg. Misschien moeten wij er een proef mee nemen en op grond van onze bevindingen conclusies trekken. Ik denk dat wij er voorzichtig mee moeten zijn. Er is echter geen principieel bezwaar tegen. Als de regel wordt gehanteerd voor plenaire debatten, kan niet worden gezegd dat zij onbespreekbaar is voor het algemeen overleg. Ik zie echter een aantal problemen dat aandacht behoeft.

Hoe kan de positie van de Kamer tegenover de regering worden versterkt? De positie van de Kamer tegenover de regering is al erg sterk, zo kan ik verklappen. De regering houdt natuurlijk altijd ernstig rekening met wat de Kamer doet. Voor het functioneren van ambtelijke apparaten en van bewindspersonen is van doorslaggevend belang wat de Kamer ervan vindt. De positie van de Kamer is sterk en kan verder versterkt worden door de mogelijkheden van het Onderzoeks- en Verificatiebureau nog beter te benutten. Gelet op de kwaliteit van de staf van de commissie voor de Rijksuitgaven heeft die commissie door de jaren heen heel veel meerwaarde voor de Kamer gehad. Ik meen dat je het Onderzoeks- en Verificatiebureau zoals dat is opgezet niet optimaal kunt laten functioneren door dat heel groot te laten worden en door alle deskundigheid die de Kamer nodig zou kunnen hebben daar aanwezig te laten zijn. Kiezen voor een dergelijke opzet lijkt mij dus niet verstandig. Ik meen dat in het Onderzoeks- en Verificatiebureau een aantal mensen moet zitten die overzicht hebben, die kunnen organiseren en die anderen kunnen inhuren. Als je dan op een gegeven moment deskundigheid nodig hebt, zou je die deskundigheid ad hoc door dat bureau moeten laten inhuren. De Kamer kan die deskundigheid vervolgens benutten en daarna moet zij van de ingehuurde deskundigen weer afscheid nemen. Bij de behandeling van een ander onderwerp huur je weer andere deskundigen in. Ik geloof dus zeer in het benutten van de staf van de commissie voor de Rijksuitgaven en het verder uitbouwen van de mogelijkheden van het Onderzoeks- en Verificatiebureau.

Er is gesproken over het beperken van het vertrouwelijk informeren van de Kamer. Ik heb daar al iets over gezegd. Niemand informeert de Kamer graag vertrouwelijk. Iedereen die in onze omgeving werkt, de omgeving van de departementen, het kabinet en de Kamer, voert het liefst alle discussies in het openbaar. Naar mijn overtuiging geldt dat niet minder voor de bewindspersonen en de Kamerleden. Wij voeren de discussies niet in het openbaar als het staatsbelang geschaad kan worden of als personen onrecht kan worden aangedaan. Als Kamerleden ontevreden zijn over de wijze van informeren, moeten zij de klachten verzamelen en die achteraf met de regering bespreken. Na een jaar kan men bijvoorbeeld zeggen welke gevallen ten onrechte vertrouwelijk zijn behandeld. De Kamer hoort daarop de argumenten van de regering aan en zijn die onvoldoende, dan zegt de Kamer tegen de regering dat in de onderhavige gevallen de discussie niet vertrouwelijk maar publiekelijk gevoerd had moeten worden. Als de Kamer alles wil weten en de regering de instelling heeft alles bekend te willen maken, dan moet je toch blijven accepteren dat in een beperkt aantal gevallen er goede redenen kunnen zijn om onderwerpen vertrouwelijk te behandelen.

De heer Pechtold vroeg welke vernieuwingen ik zou willen. Ik geef daarvan drie voorbeelden en zal daarbij de eerste twee in elkaar vlechten. Wat de laatste tijd in de Kamer is opgezet, wordt nog niet optimaal gebruikt. Ik noem het burgerinitiatief. Dat biedt de bevolking een opmerkelijke mogelijkheid waarvan nog weinig gebruik wordt gemaakt. Waarom zouden wij daarmee niet iets enthousiasmerender zijn? Dit is de eerste mogelijkheid. De tweede betreft de behandeling in commissieverband. Veel onderwerpen komen in de commissies aan de orde en ik meen dat het wel degelijk zinvol is om na een bepaalde tijd en los van een concrete agenda gezamenlijk en in het openbaar in een commissie te bespreken wat er speelt, bijvoorbeeld op het terrein van justitie en volksgezondheid. Daarbij kun je dan nagaan of er onderwerpen onvoldoende aandacht zouden krijgen als het proces op de normale wijze doorgaat en of andere onderwerpen aan de orde moeten komen. Op zijn minst zou je met één of met enkele commissies deze werkwijze kunnen uitproberen.

Als de Kamer op een gegeven moment zich met een onderwerp bezig gaat houden, kun je dat op een meer moderne manier doen. Ik ben van mening dat alle onderwerpen die maatschappelijk belangrijk zijn in de Kamer vroeg of laat aan de orde komen. Meestal komen zij vroegtijdig aan de orde. Echter, zij komen niet altijd aan de orde op een manier die voor de bevolking inzichtelijk is en die de behandeling toegankelijk maakt. Je zou sommige mogelijkheden kunnen uitbreiden. Je kunt debatten via de radio, via de televisie en via een goede internetsite toegankelijk maken. Die mogelijkheden zou je moeten koppelen aan het vergaderritme van de Kamer. Als brug zou je ook hoorzittingen en rondetafelgesprekken kunnen gebruiken. Op die manier geef je informatie, trek je belangstelling naar je toe en ga je vervolgens met onderwerpen aan het werk. Met ons vergaderritme dreigt altijd de verbureaucratisering: de concrete punten, de onderwerpen die op de agenda staan en de vergaderingen die moeten plaatsvinden. Daar hol je als het ware achteraan, daar ben je mee bezig terwijl je de grote lijn en zeker de relatie tussen degenen die je vertegenwoordigt en het werk dat hier gebeurt uit het oog verliest. Ik meen dus dat je de bestaande moderne mogelijkheden – ik noem: de kabel, internet en de grote klantgerichtheid en publieksgerichtheid die de huidige Kamer kenmerken – beter kunt gebruiken om het contact tussen de inwoners van het land en de mensen die de overheid aansturen, te verbeteren. Daar zou ik mij graag op richten.

Wat doe ik voor december? Ik geloof er niet in dat je zulke dingen voor december doet. Zulke dingen moet je uitdenken. Je maakt een paar varianten. Je legt ze aan het Presidium voor en spreekt erover. Je probeert het eens te worden over de volgorde van aanpak. Je gaat dingen testen en leert van je ervaringen. Op zo'n manier zou ik daarmee aan het werk willen gaan.

De heer Pechtold vroeg of de Kamer meer met themacommisies moet werken. Het werken met een commissie per departement vind ik erg functioneel. Het is moeilijk voor Kamerleden om zover de diepte in te gaan als nodig is om voldoende tegenwicht aan bewindspersonen te kunnen geven. Het is goed dat mensen zich gezamenlijk met een onderwerp bezighouden en volgen wat er op dat beleidsveld gebeurt. Dat wij daarnaast met themacommissies werken, vind ik heel verstandig. Wij hebben er tot dusver twee gehad, die waren bedoeld voor één kabinetsperiode. Die kabinetsperiode is voorbij. Ik stel mij voor om met de fracties te praten over hun ideeën op dit gebied. Met inachtneming van die wensen zal ik voorstellen ontwikkelen.

Ik kom op de afstemming met Europa. Wat betreft onze beïnvloeding van datgene wat er bij de Europese Commissie gebeurt, is het jammer dat het grondwettelijke verdrag niet tot stand gekomen is. Met het systeem van gele en rode kaarten is het namelijk heel goed mogelijk om dingen die voor ons van belang zijn, op een vroegtijdig moment te beïnvloeden en daarover onze opvatting te geven. Wij moeten het nu op een andere manier organiseren. Dat is best mogelijk. Het Parlementair Expertisecentrum voor Europa is een goed begin. Samen met de Eerste Kamer hebben wij de subsidiariteitscommissie. Wij moeten ons realiseren dat een heel groot deel van onze wetgeving uit Europa komt. Wij besteden daar eerder te weinig dan te veel aandacht aan. Er komt nog behoorlijk wat over ons heen. Het is belangrijk voor de kwaliteit van ons werk dat wij inzicht en grip krijgen op datgene wat in Brussel gebeurt. De komende tijd zullen wij daar veel aandacht aan moeten besteden.

Mevrouw Spies vroeg mij waarom ik mij in de acht jaar dat ik Kamerlid was niet met het bestuurlijke werk in de Kamer heb beziggehouden. Mevrouw Van der Hoeven heeft dat wel gedaan, hetgeen zeer te prijzen is. Mevrouw Van der Hoeven is ook nog twee of drie jaar langer Kamerlid geweest. Ik zie dus heel goed haar kwaliteiten. Ik heb mij tijdens mijn Kamerlidmaatschap vooral op het echte Kamerwerk geconcentreerd. Ik heb veel aan wetgeving gedaan. Al het werk dat je als Kamerlid maar kunt doen, heb ik zelf gedaan. Ik heb alle schriftelijke en mondelinge inbrengen zelf geschreven. Ik heb er vooral aan gewerkt om een gedegen Kamerlid te zijn. Na mijn Kamerlidmaatschap heb ik vierenhalf jaar op ministeries gefunctioneerd. Met mijn Kamerervaring en mijn bestuurlijke ervaring denk ik nu de bagage te hebben om mij met recht van spreken ook met dit bestuurlijke werk binnen de Kamer bezig te kunnen houden. Ik ben blij dat in de periode dat ik het niet heb gedaan, mevrouw Van der Hoeven het wel heeft gedaan.

Ik heb al toegezegd dat ik vier jaar wil blijven, mits alles dat mogelijk maakt. Ik hoop dat van ganser harte en zal er mijn best voor doen.

Veranderingen zijn inderdaad niet altijd verbeteringen. Als je je werk goed doet, bereik je resultaten. Als je met vernieuwingen verbeteringen kunt realiseren, vind ik het prachtig, maar ik ga echt niet vernieuwen om het vernieuwen. Ik denk wel dat mensen conservatief zijn. Mensen willen graag houden wat er is, mensen willen hun zekerheden handhaven. Een Voorzitter moet daar wel een beetje tegenaan gaan. Je moet ideeën ontwikkelen, je moet eens wat proberen, je moet eens wat stimuleren. De neiging die een ander zich misschien kan permitteren om het maar te laten zoals het is, past niet bij de Voorzitter. Hij moet creatief kijken naar mogelijkheden om dingen beter te gaan doen.

Mevrouw Dijksma heeft gevraagd naar mijn liefde voor het vak van volksvertegenwoordiger. Ik ben daar al op ingegaan. Ik denk dat ik ook al heb aangegeven waarom ik juist deze functie ambieer. Dat is dat juist nu doe, komt omdat ik denk dat ik er nu aan toe ben. Ik had het misschien twaalf jaar geleden kunnen proberen, maar toen was het zeker niet gelukt. Ik had het acht jaar geleden kunnen proberen, maar toen was het ook niet gelukt. Of het nu lukt, moeten wij even afwachten.

Er is gevraagd of ik het vragenuur interessanter wil maken. Ik vind het vragenuur erg interessant. Ik denk dat de Voorzitter hier een groot stempel op kan drukken. Immers, er worden altijd veel vragen van verschillende kanten aangedragen. Ik denk dat de Voorzitter zijn politieke gevoel moet gebruiken om die dingen die op dat moment het meest relevant zijn in de samenleving, aan de orde te krijgen. Hij zal daar in ieder geval aan moeten denken bij het maken van de keuze en het bepalen van de volgorde.

Ik zit er nog wel een beetje mee dat een vragenronde altijd eindigt met het antwoord van een bewindspersoon en dat het betreffende Kamerlid dan helemaal niets meer terug kan zeggen. Ik moet zeggen dat ik daar nu geen oplossing voor weet, want er wordt een vraag gesteld en daar moet een antwoord op komen. Als je vervolgens nog een keer het woord aan het Kamerlid geeft, dan blijft het een beetje hangen. Het past wel in de cultuur van "de regering regeert en de Kamer controleert" dat het gaat zoals het nu gaat. Ik ben er echter wel over aan het denken wat daarmee gedaan kan worden.

Ik denk niet dat wij de ambitie moeten hebben om de minister-president in de plaats van de bewindspersonen te laten treden tijdens het vragenuur. Dat is voor de minister-president niet te doen en er gaat ook veel kwaliteit verloren, omdat anderen er vaak meer van afweten dan de minister-president en er ook de eerste verantwoordelijkheid voor dragen. Ik vind dan ook dat je het vragenuur niet moet vervangen door een vragenuur alleen voor de minister-president. De minister-president moet echter wel bevraagd kunnen worden tijdens het vragenuur. Bij het maken van de keuzes moet je volgens mij wel rekening houden met het gewicht en de functie van de minister-president en het belang dat de Kamer of een Kamerlid daar in een bepaald geval aan hecht. Ik ben er dus voor om de minister-president onderdeel van het vragenuur te laten blijven.

Mevrouw Kant zal niet van mij verwachten dat ik weer op de discussie over het honderdeenenvijftigste Kamerlid inga. Zij heeft die discussie altijd met verve gevoerd en zij is daarin gesteund door de vorige Voorzitter. Het punt is evenwel behandeld en de discussie heeft geleid tot een uitkomst. Ik denk dat die uitkomst een gegeven is. Ik kan wel uit de voeten met het feit dat wij honderdvijftig Kamerleden hebben en dat dit zo blijft. Ik zal die discussie dus niet zelf opnieuw opstarten.

Mevrouw Kant heeft ook gevraagd of ik vind dat moties moeten worden uitgevoerd. Aangezien ik mevrouw Kant al wat langer ken dan vandaag, weet ik dat zij nooit onnozele vragen stelt. Hier zit dus iets achter, bijvoorbeeld iets dat te maken heeft met het generaal pardon. Ik vind dat moties moeten worden uitgevoerd, maar dat dit wel op een verantwoorde manier moet kunnen. Of dat verantwoord is, moet door de regering beoordeeld worden. Vervolgens kan daar met de Kamer over gesproken worden. Daarna zien wij hier in de Kamer wel welke ultieme consequentie wij daaruit trekken. Het antwoord op de vraag is evenwel dat een motie moet worden uitgevoerd. Daar begint het mee.

De heer Slob heeft gevraagd naar de interne organisatie van de Kamer. Ik vind de interne organisatie van de Kamer van het allergrootste belang. Als je ziet wat hier allemaal moet gebeuren, welke druk er op Kamerleden ligt en welke faciliteiten bewindslieden hebben vergeleken met een Kamerlid – u weet het nog niet half, zo zeg ik tegen de meeste leden – is de kwaliteit van het ambtelijke apparaat heel belangrijk voor het functioneren van de Kamer. Ik heb zelf altijd heel veel goede dingen en heel veel goede wil gezien bij de interne organisatie. Die bestaat uit mensen die er veel van afweten, die hart voor de zaak hebben, die gemotiveerd zijn en die er ook hard voor werken. Als ik met een nieuwe organisatie te maken krijg, verdiep ik mij eerst in wat daar speelt. Dan praat ik met mensen die meer ervaring hebben, en laat ik mij uitleggen wat er speelt en wat probleempunten zijn. Vervolgens ga ik met de mensen die het betreft, bekijken wat wij gezamenlijk als probleempunten ervaren. Daarna gaan wij bekijken wat er voor oplossingen denkbaar zijn en welke oplossingen het beste zouden zijn. Vervolgens kiezen wij daarvoor en gaan wij daarmee aan de slag. Die manier van werken, het gedegen oppakken van onderen af, het ervoor zorgen dat je iedereen erbij betrekt en dat het uiteindelijke besluit een gedragen besluit is, daar geloof ik in. Ik heb het altijd zo gedaan in de vierenhalf jaar dat ik op de ministeries heb gezeten. Als je vanaf het begin iedereen erbij betrekt, ben je het meest kansrijk in de uitvoering. Op die manier wil ik werken aan de interne organisatie van de Kamer, met respect voor al het goede dat zij doet, met begrip voor de problemen die er kunnen zijn. In die problemen zal ik mij vervolgens verdiepen om samen met de betrokkenen te werken aan oplossingen.

De heer Van Beek sprak over de goede verhoudingen tussen de Kamer en de regering, in het bijzonder de minister-president. Goede verhoudingen binnen onze ambtelijke organisatie en binnen de Kamer zijn van belang maar ook goede verhoudingen tussen de Kamer en de regering. Dat kunnen wij zelf ook hier bevorderen door als oppositie niet per definitie tegen alles van de regering te zijn en door als coalitie niet per definitie af te dekken wat de regering doet. Het is van belang om ook begrip te hebben voor de bewindspersonen en de verplichtingen die zij hebben en voor wat zij kunnen doen. Je moet laten blijken dat je dat respecteert maar je moet er tegelijkertijd ook je eigen redelijke verlangens tegenover stellen. Het werken met hen moet zodanig zijn, dat je er gezamenlijk mee uit de voeten kunt. Als Kamer hebben wij er belang bij dat de regering functioneert. Wij moeten de regering ertoe in staat stellen. Wij hebben er ook belang bij dat de regering ons respecteert en dat zij begrijpt dat de Kamer uiteindelijk, in laatste instantie uitmaakt wat er gaat gebeuren. Bij zo'n sterke positie die de Kamer heeft, past wel enige tegemoetkomendheid richting de regering. Ik vind dat je daar als Kamer ook zelf in moet investeren.

De heer Van der Staaij vroeg of ik het belangrijk vind om het aanzien van het parlement te bevorderen en te versterken. Ik vind dat van het grootste belang. Ik meen dat wij hier in de Kamer een fantastisch verhaal te verkopen hebben. Het is een Kamer die uit integere mensen bestaat in een overheidsorganisatie die ook integer is en er altijd op gericht is om dingen goed te doen en om, indien dingen verkeerd gaan, ze de volgende keer beter te doen. Er is heel veel goeds in onze overheid en er is heel veel goeds in onze Kamer. Wij moeten daar trots op zijn en wij moeten dat ook uitdragen. Dit is een goed parlement. Dit is een parlement dat weet wat er gebeurt in het land. Dit is een parlement dat wil presteren. De trots voor je eigen organisatie moet je dan uitstralen. Een Kamerlid kan dat wat minder doen dan een Kamervoorzitter. Als Voorzitter behoef je je niet in de verschillen te verdiepen. Je behoeft niet een visie uit te leggen en de andere aan te vallen. Nee, je kunt van een afstand het presteren van het kabinet als geheel beoordelen en je kunt ook staan voor je organisatie. Ik zie er zeer naar uit om voor de mooie organisatie die de Tweede Kamer is, te gaan staan en daaraan mede gezicht te geven. Of ik daarvoor de gelegenheid krijg, zal ik over een paar uur weten.

Mevrouw Kant (SP):

Er is toch nog wel een interessante vraag blijven liggen die mevrouw Verbeet in haar brief heeft aangeroerd, namelijk de ergernis onder Kamerleden over bewindspersonen die wijdlopige of ontwijkende antwoorden geven. Wat is uw reactie daarop? Zou u als Voorzitter daarin proberen op te treden?

De heer Kamp (VVD):

In reactie op een eerdere opmerking van de heer Wilders ter zake heb ik geprobeerd daarover al het een en ander te zeggen. Als ik er als Voorzitter zit, dan heb ik het door als er een antwoord ontlopen wordt. Ik vind niet dat een bewindspersoon dan weg kan komen met het feit dat een Kamerlid niet meer mag interrumperen of dat het tijd is voor een volgende termijn. Op zulke momenten moet je als Kamervoorzitter inhoudelijk door hebben wat er gebeurt. Je moet dan niet het Kamerlid aanspreken maar je moet dan tegen de desbetreffende bewindspersoon zeggen: die vraag ligt er nog en wilt u daarop antwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik thans het woord aan de derde kandidaat, mevrouw Van der Hoeven.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter. Waarde collega's, wij zijn de Tweede Kamer. Wij zijn de volksvertegenwoordiging en worden vanuit het hele land bekeken. De kiezers hebben ervoor gezorgd dat wij hier terecht zijn gekomen. Wij hebben ten aanzien van hen dan ook de verantwoordelijkheid om ons werk goed te doen. Wij hebben de verantwoordelijkheid om de regering te controleren en ervoor te zorgen dat de wetgeving goed op orde is. Ook dienen wij ervoor zorg te dragen dat die thema's worden geagendeerd die mensen bezighouden. Wij dienen niet alleen te debatteren over voorstellen die de regering op tafel legt, maar ook over onze eigen voorstellen. Het is belangrijk dat wij de durf hebben om zelf te debatteren over de zaken die door onze adviesorganen op tafel worden gelegd. Ik noem de REA als voorbeeld. Het is van belang om zelf te debatteren en een standpunt in te nemen over de rapporten die wij aan onderzoeksinstellingen hebben gevraagd. Ook is het belangrijk om zelf onderwerpen op de agenda te plaatsen. Uiteraard biedt het burgerinitiatief daartoe een mogelijkheid. Daarvan is echter slechts één keer gebruik gemaakt. Op dat punt hebben wij dus nog een wereld te winnen.

Onze Tweede Kamer is de arena van het politieke debat. Wij stellen allemaal wel eens iets in de media aan de orde. Dat geldt dus ook voor mij. Daarover mag geen misverstand bestaan. Dat neemt niet weg dat het debat in deze plenaire zaal met de Tweede Kamer moet plaatsvinden. Juist de kwaliteit van dat politieke debat is van belang voor onze democratie en voor het bij de les houden van onze kiezers. De vraag is hoe wij dat gaan doen en of wij weer talloze vernieuwingsvoorstellen moeten bespreken, zoals onder anderen de heren Wilders en Van Beek hebben geopperd. Moeten wij niet eens nagaan wat daarvan de vorige keer terecht is gekomen? Of is het beter om na te gaan op welke manier vernieuwingen, veranderingen en verbeteringen mogelijk zijn? Het laatste werd door de heer Pechtold voorgesteld. Om een en ander te laten slagen, dient er naar mijn idee een evaluatie te worden gehouden. Daarmee zijn wij overigens al bezig. Ook kunnen wij aandacht besteden aan knelpunten die niet uit die evaluatie naar voren komen omdat die niet aan de orde waren. Misschien hebben die te maken met de organisatie. Mevrouw Dijksma heeft daarnaar gevraagd. Het lijkt mij goed om daarna met voorstellen te komen en te zorgen voor draagvlak. Het werkt immers niet om voorstellen voor te leggen waarvoor geen draagvlak is te vinden. De Kamervoorzitter moet naar mijn idee initiëren en draagvlak creëren om veranderingen tot hun recht te laten komen. De heer Van der Staaij heeft terecht opgemerkt dat datgene wat de Kamervoorzitter kan doen mede wordt bepaald door de Tweede Kamer. Zo hoort het naar mijn idee ook.

Ik ben volksvertegenwoordiger vanaf 1974. Het is juist dat ik een uitstapje heb gemaakt naar een ministerspost. Die functie heb ik met veel plezier vervuld. Ik kom uit uw midden en zal daar terugkeren. Uitdrukkelijk heb ik gezegd dat ik vier jaar Tweede Kamerlid wil zijn indien ik niet in aanmerking kom voor een ministerspost. Juist omdat ik die bereidheid heb en samen met u de zaak wil runnen, heb ik mij kandidaat gesteld. Natuurlijk heb ik met de fractievoorzitter overleg gevoerd. Dat geldt echter ook voor de andere kandidaten. Zo hoort dat ook. Dat is logisch, want je komt nu eenmaal uit een bepaalde groepering. Logisch is ook dat je boven de partijen staat op het moment dat je op de voorzittersstoel zit. Dan dien je rekening te houden met meerderheden en minderheden, evenals met grote en kleine fracties.

Het Kamervoorzitterschap is altijd een dienende functie. Niet de persoonlijke opvattingen van de Kamervoorzitter zijn bepalend, al zal hij of zij die zeker hebben. De opvattingen van de Kamer zijn leidend. De Kamervoorzitter dient boven de partijen te staan, maar hij of zij is ook lid van de Tweede Kamer. De Kamervoorzitter hoort erbij, want die maakt onderdeel uit van de 150 leden. Het is een combinatie tussen enerzijds onafhankelijkheid en anderzijds betrokkenheid. Die onafhankelijkheid is belangrijk ten opzichte van coalitie- en oppositiepartijen. De Voorzitter moet honderd procent onafhankelijk zijn ten opzichte van het kabinet. De Voorzitter dient te waken over een goede balans tussen ruimte laten en ingrijpen. Ook dat is af ten toe wikken en wegen. Wat sta je wel en wat niet toe? Dat is niet altijd gemakkelijk. Op het juiste moment moet de juiste afweging worden gemaakt.

De heer Wilders vraagt wat ik anders zou doen dan de heer Weisglas. Ik ben een ander persoon met een ander karakter. Ik zal er een eigen inkleuring aan geven. Dat is goed. Zo hoort het ook. Een Voorzitter brengt immers een eigen achtergrond en eigen indrukken mee.

Een Voorzitter moet liefde voor het vak hebben. Een Voorzitter moet ook beschikken over passie. Die moet echter beheerst worden, omdat die anders met je op de loop gaat. Je moet ervoor gaan. Dat betekent ook dat je sommige onderwerpen opnieuw op de agenda moet zetten. Ik noem de embargoregeling. Wij hebben gezien hoe die uitwerkt. Het is goed om die opnieuw op de agenda te plaatsen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dit onderwerp zal vanzelf weer op de agenda worden geplaatst. Is mevrouw Van der Hoeven ongelukkig met de wijze waarop afschaffing van de embargoregeling is uitgepakt? Ik doel op de gevolgen voor de positie van de Kamer.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Ik heb die gevolgen gezien. De debatten zijn veertien dagen elders gevoerd in plaats van in de Kamer. Dat is niet goed. De vorige keer heeft echter een Kamermeerderheid daarmee ingestemd. Ik weet niet of die meerderheid er nu nog is. Om die reden vind ik dat wij moeten spreken over hoe de nieuwe Kamer het ziet.

Ik kom te spreken over de rol van het Voorzitterschap. Elke zetel in de Kamer vertegenwoordigt zo'n 65.000 kiezers. Dat betekent dat het bij uitstek de taak van de Voorzitter is om ervoor te zorgen dat de mening van de kiezers gehoord wordt in het parlement. Voor mij is het van belang, zeg ik in antwoord op vragen van de heer Pechtold en mevrouw Kant, dat elk Kamerlid zich gekend weet en aan bod komt. Dit zie ik los van de omvang van de fractie waartoe hij of zij behoort. Een Voorzitter behoort zorg te dragen voor een toegankelijk en levendig debat. Een interruptie is bijvoorbeeld geen betoog maar een vraag. Ook moeten herhalingen tegen worden gegaan. Als een minister geen antwoord geeft, moet de vraag van de Voorzitter aan de minister zijn om alsnog antwoord te geven. Overigens kan het zijn dat een Kamerlid wel een antwoord krijgt, maar dat hij of zij het daarmee niet eens is. Dat moet ook helder worden.

Een Voorzitter moet initiatieven nemen. Het is het draagvlak binnen het parlement dat maakt dat er veranderingen plaatsvinden. Iedereen heeft mij uitgedaagd om wat te noemen. Toen dacht ik: moet ik dat wel doen? Ik wil niet in die potpourri terechtkomen. Ik zal toch iets noemen. De onderzoeksfunctie moet worden versterkt. Er zijn al goede aanzetten gedaan, maar nog niet alles is optimaal. Dat betekent dat er ook gekeken moet worden naar de wetgevende functie. Ik heb als minister ervaren dat Kamerleden steun willen van een departement. Dat krijgen zij ook. Dit moet eigenlijk plaatsvinden in de vorm van een check in plaats van door ondersteuning die het departement veel te veel tijd kost. Dat is niet goed voor de onafhankelijkheid. Het is belangrijk om dit punt aan de orde te stellen. Er moet een countervailing power gevormd worden, ook op dit punt.

De politieke kracht van de Kamer bevindt zich ook in de fracties. Het is van belang om te investeren in de fractieversterking. Dat gebeurt volgens de raming ook in het jaar 2007. Een aantal dingen wordt gezamenlijk gedaan. Een aantal dingen wordt gedaan als Kamerfractie.

Het vragenuur duurt soms wat lang. Misschien moeten wij daarnaar nog eens kijken. De minister-president kunnen wij elk moment naar de Kamer roepen, bij het vragenuur en op andere momenten. Laten wij daar, indien nodig, ook gebruik van maken.

Laten wij op elke mogelijke manier bekendheid geven aan wat de Kamer doet, bijvoorbeeld door het parlementaire televisiekanaal beter te benutten. Het is voor ons allen een uitdaging om daar vorm en inhoud aan te geven. Op het punt van de themacommissies zeg ik: doen! Waarom niet? Laten wij kijken op welke manier daaraan kan worden bijgedragen zodat het debat er beter op wordt. Ik vind het ook prima als alle procedurevergaderingen openbaar worden gemaakt, zoals de heer Duyvendak voorstelt. De vaste commissie voor OCW heeft daar uitstekende ervaringen mee, dus ook op dat punt zeg ik: doen!

Ik kom op een aantal andere punten. Het lijkt wel alsof veranderingen op papier gelijk gesteld worden aan veranderingen in de praktijk. Daarvoor moeten wij naar mijn mening waken. De kracht van de Kamer is meer dan een optelsom van instrumenten. Het gaat ook om de wijze waarop de Kamer gebruik maakt van die instrumenten. Het is ons aller verantwoordelijkheid om ervoor te waken dat instrumenten niet bot worden. Het is op dat punt van belang dat vernieuwing niet als doel op zich wordt neergezet, maar de werkwijze van de Tweede Kamer toch wordt verbeterd. Ik heb daarvan ook voorbeelden genoemd. Er moet een combinatie worden gemaakt tussen de evaluatie, die de basis moet vormen voor veranderingen, en de knelpunten.

Er zijn opmerkingen gemaakt over moties. Natuurlijk moet een aangenomen motie in principe worden uitgevoerd. Dat is heel simpel. Als er argumenten zijn om dat niet te doen, dan moeten die besproken worden tussen de regering en de Kamer. Het lijkt mij een prima voorstel om aan het einde van een eerste termijn toezeggingen vast te leggen zodat moties ter ondersteuning van het beleid overbodig zijn. Een motie moet leiden tot een verandering in beleid, want anders is deze inderdaad een ondersteuning van het beleid.

Er is veel gesproken over Europa en over stijl. Wat gaan wij doen met Europa? Ik kijk dan met name in de richting van mevrouw Spies. Ik vind Europa een punt van zorg. Europa is binnenland. Laten wij ons niets wijs maken. De subsidiariteitstoets is ingevoerd voor de Eerste en Tweede Kamer en hoewel wij de evaluatie in 2007 moeten afwachten, hoor ik ook de kritische geluiden daarover. Er is een vertegenwoordiger van de Eerste en Tweede Kamer in het Europees parlement. Wij moeten bezien of daarmee de bijdrage wordt geleverd die wij willen. Naar mijn mening is een actievere rol mogelijk. Wij moeten niet alleen kijken naar het einde van het proces maar vooral naar het begin. Welke richtlijnen zijn daarbij aan de orde? Ik doel dan niet op de conferenties van de ministers, de ministerraden, maar op de comités. In de comités wordt in een veel eerder stadium gesproken over richtlijnen. Op dat punt moet invloed kunnen worden aangewend hetgeen momenteel lang niet altijd het geval is.

Mevrouw Spies vroeg wat ik zou veranderen vanuit mijn oude positie. Ik sta hier tenslotte als kandidaat-voorzitter. Ik zou één ding veranderen. Het zou goed zijn als de Kamer bij het indienen van amendementen ook kijkt naar de uitvoerbaarheid daarvan en de administratieve lasten die deze eventueel met zich meebrengt. Wij zijn dat aan de eigen stand verplicht. Via Actal of op een andere manier kan dat getoetst worden. Het lijkt mij juist om ook aan dat stukje van de verantwoordelijkheid vorm en inhoud te geven.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Dit klinkt prachtig, maar ik vraag mij af hoe dat in de praktijk moet werken. Amendementen kunnen tot vlak voor de stemming over het wetsvoorstel worden ingediend.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Dat klopt. Een heleboel amendementen verbeteren een wetsvoorstel en brengen geen administratieve lasten met zich mee. De uitvoering daarvan is verder geen probleem. Als een amendement echter heel ver gaat, dan vind ik dat de Kamer zich rekenschap moet geven van de betekenis voor de uitvoering.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Ik hoor graag van u wie dat moet bepalen.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Dat moeten wij zelf doen. Wij moeten zelf erkennen dat een amendement tot een heel andere aanpak leidt binnen een wetsvoorstel. Dat hoeft niemand anders tegen de Kamer te zeggen.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Stel dat ik een amendement wil indienen en dat mevrouw Kant – ik leen haar even voor dit voorbeeld – denkt dat het te veel administratieve lasten voor het bedrijfsleven met zich meebrengt: dat moeten wij niet doen. Zij kan mij dan in politieke zin klemrijden nog voordat ik dat amendement überhaupt heb ingediend. Daar ben ik niet van gediend.

Minister Van der Hoeven:

Ik ook niet; daar heeft mevrouw Dijksma gelijk in. Voordat je een amendement indient moet je daarom over dat soort vragen nadenken, zodat je ze kunt beantwoorden. Het kan echter niet zo zijn dat een ander Kamerlid de indiener van een amendement ertoe dwingt om dat te laten toetsen; dat lijkt me stug.

De heer Van Beek en mevrouw Dijksma hebben gesproken over het aansturen van de organisatie. De taak van het ambtelijk apparaat van de Kamer moet goed worden bekeken. Daarbij gaat het om de dienstbaarheid aan de Kamer. Al het werk van het ambtelijk apparaat is ten dienste van het primaire proces, zodat Kamerleden hun werk als volksvertegenwoordiger kunnen doen. Als een toezichtmodel wordt afgesproken, moet dat ook goed inhoud worden gegeven. Indien bepaalde zaken niet in orde zijn, moet je ingrijpen. Dit sluit aan bij de vragen over de organisatie van het ambtelijk apparaat en de wijze waarop dit flexibeler kan worden gemaakt. De woordvoerders hebben gelijk dat dit een taak van de Voorzitter is.

Op de vragen van mevrouw Kant over het invoeren van een vragenuur voor de minister-president heb ik al geantwoord. Een Kamer heeft altijd recht op informatie. Er moeten zwaarwegende argumenten zijn voor het niet kunnen geven van informatie. Ik ben het met de heer Slob eens dat er oog moet zijn voor de kleine fracties, ook op het punt van de informatievoorziening. Zijn overige vragen heb ik volgens mij al beantwoord.

Voordat ik eindig, maak ik een opmerking in de richting van de heer Wilders. Het klopt dat je als Kamer en als individueel Kamerlid rechten hebt. Dit betekent dat de Kamervoorzitter erop moet toezien dat die rechten kunnen worden uitgeoefend. Daarbij kan het gaan om het antwoord geven en het zich houden aan termijnen door de regering. De Kamervoorzitter moet die taak samen met voorzitters van commissies op zich nemen.

Tot slot de maatschappelijke invalshoek waarnaar de heer Van der Staaij vroeg. Dit is een heel wezenlijk punt. Wij moeten als Kamer niet alleen debatteren over stukken die ons door de regering worden voorgelegd. De mensen verwachten van ons dat wij ook zelf een maatschappelijke invalshoek kiezen.

Mevrouw Kant (SP):

In het kader van het niet beantwoorden van vragen: ik heb er nog eentje. Ik heb mevrouw Van der Hoeven gevraagd om in het licht van haar bijzondere positie als Kamerlid én minister in te gaan op de afwegingen om haar wens om Kamervoorzitter te worden te laten prevaleren boven het volledig uitzitten van haar (demissionaire) ministerschap.

Minister Van der Hoeven:

De procedures zijn bekend. Als je Kamervoorzitter wilt worden, moet je dat nu doen. Zo simpel is het. Ik heb die afweging gemaakt en gezegd: ik stel mij kandidaat. Het is aan de Kamer om te bepalen of ik het word of niet.

De voorzitter:

Ik dank de drie kandidaten. Kan ik vaststellen dat de Kamer geen behoefte heeft aan een derde termijn? Neemt u mij niet kwalijk, ik bedoelde een tweede termijn. Het wordt tijd dat er een andere voorzitter komt! Ik concludeer dat er geen tweede termijn nodig is.

De beraadslaging wordt gesloten.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Om praktische redenen verzoek ik om een korte schorsing voordat wij tot stemming overgaan. Ik kijk u heel vriendelijk aan: die zou tot 17.30 uur kunnen duren.

De voorzitter:

Dat is wel vrij lang. Ik stel voor om maximaal een kwartier te schorsen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 17.06 uur tot 17.20 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is thans de verkiezing van de voorzitter. De stemming vindt plaats conform de artikelen 74 tot en met 83 van het Reglement van Orde. Ik ga ervan uit dat iedereen de presentielijst heeft getekend.

Ik benoem tot stemopnemers de leden Van der Vlies, De Pater-van der Meer, Dijsselbloem en De Wit. Ik verzoek de heer Van der Vlies als voorzitter op te treden. Ik verzoek de stemopnemers om aan de tafel in het midden van de zaal plaats te nemen.

Ik verzoek de bodes, de oranje stembriefjes uit te delen. De leden worden geacht op het stembriefje één naam te schrijven. Briefjes met meer namen of met namen van niet-leden van de Kamer zijn ongeldig en tellen ook niet mee voor de berekening van het aantal stemmen dat nodig is voor het behalen van de volstrekte meerderheid.

Ik verzoek de griffier, van ieder lid de naam voor te lezen. De leden dienen op die oproep te reageren door op te staan en zich naar het stembureau te begeven, waar het stembriefje in de daarvoor bestemde bus kan worden gedeponeerd. Zo wordt voorkomen dat u als afwezig wordt afgekondigd. Ieder lid brengt het stembriefje persoonlijk naar de stemopnemers. Om gedrang te voorkomen, worden de namen in een langzaam tempo afgeroepen. Ik verzoek de leden om bij het stembureau aan te sluiten bij de voorganger en niet voor te dringen. De stemmen moeten ook worden geverifieerd. Voorts wordt het op prijs gesteld als de leden niet alleen niet met elkaar spreken, maar ook dat zij hun plaats weer innemen in de bankjes. Dat is bevorderlijk voor het proces en de overzichtelijkheid van het geheel.

Mijn stembriefje zal door de Kamerbewaarder bij de stemopnemers worden gebracht. De stemopnemers zelf zullen aan het slot hun stem uitbrengen.

De eerste stemronde is een vrije ronde. Dat betekent dat de leden hun stem mogen uitbrengen op alle leden. Ik verzoek de griffier om te beginnen met het voorlezen van de namen.

(Vervolgens roept de griffier de namen van de leden af voor het uitbrengen van hun stem.)

De vergadering wordt enige tijd geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de voorzitter van het stembureau.

De heer Van der Vlies (voorzitter van het stembureau):

Voorzitter. De commissie voor opneming van de stemmen trof 146 stembriefjes aan, waarvan 2 blanco. Het aantal uitgebrachte geldige stemmen is dus 144.

De voorzitter:

De presentielijst is getekend door 146 leden.

De heer Van der Vlies (voorzitter van het stembureau):

Op de heer Kamp zijn uitgebracht 44 stemmen, op mevrouw Van der Hoeven 47 stemmen en op mevrouw Verbeet 53 stemmen.

De voorzitter:

De volstrekte meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen is 73. Ik stel vast dat geen der kandidaten deze meerderheid heeft behaald. Er zal dus een tweede stemmingsronde moeten plaatsvinden. Ook deze stemronde is een zogenaamde vrije stemming. Dit betekent dat op alle leden een stem kan worden uitgebracht. Ik verzoek de bodedienst om de nieuwe, blauwe, stembriefjes uit te delen.

(Vervolgens roept de griffier de namen van de leden af voor het uitbrengen van hun stem.)

De vergadering wordt enige tijd geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de voorzitter van het stembureau.

De heer Van der Vlies (voorzitter van het stembureau):

Mijnheer de voorzitter. Er zijn uitgebracht 146 geldige stemmen.

De voorzitter:

Nog steeds is de presentielijst door 146 leden getekend.

De heer Van der Vlies (voorzitter van het stembureau):

Van de geldige stemmen zijn er 40 uitgebracht op de heer Kamp, 52 op mevrouw Verbeet en 54 op mevrouw Van der Hoeven.

De voorzitter:

Ik dank u. De volstrekte meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen is 74. Ik stel vast dat ook in de tweede ronde geen der kandidaten een volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald. Wij gaan dus over tot een derde stemronde.

Aangezien bij de tweede stemming op drie kandidaten stemmen zijn uitgebracht, vindt de derde stemming slechts plaats tussen de twee personen op wie het hoogste aantal stemmen is uitgebracht bij de tweede stemming. Dat zijn mevrouw Verbeet en mevrouw Van der Hoeven.

Stemmen op andere leden zijn ongeldig en tellen niet mee voor de bepaling van de volstrekte meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen.

Ik verzoek de bodes, de stembriefjes met de kleur pastelgroen uit te delen.

(Vervolgens roept de griffier de namen van de leden af voor het uitbrengen van hun stem.)

De vergadering wordt enige tijd geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de uitslag van de derde stemronde ter verkiezing van de Voorzitter van de Tweede Kamer. Ik geef het woord aan de voorzitter van het stembureau.

De heer Van der Vlies (voorzitter van het stembureau):

Voorzitter. De commissie heeft 146 stembriefjes aangetroffen, waarvan twee blanco. Er zijn dus 144 geldige stemmen uitgebracht.

De voorzitter:

Er zijn geen veranderingen opgetreden in de presentielijst. Deze is door 146 leden getekend.

Het woord is opnieuw aan de voorzitter van het stembureau.

De heer Van der Vlies (voorzitter van het stembureau):

Voorzitter. Op mevrouw Van der Hoeven zijn uitgebracht 66 stemmen en op mevrouw Verbeet 78 stemmen.

(Applaus)

De voorzitter:

Aangezien 73 stemmen, de volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen, moeten worden behaald om tot Voorzitter te worden gekozen, is mevrouw Verbeet gekozen tot Voorzitter van deze Kamer.

Voordat ik haar vraag, naar voren te komen, dank ik de leden van het stembureau voor hun zorgvuldige werkzaamheden. Zij zijn bij dezen van hun taak ontheven.

Ik nodig mevrouw Verbeet graag uit om de voorzittersstoel in te nemen en de hamer en alles wat daarmee samenhangt in ontvangst te nemen.

(Applaus)

De voorzitter:

Mevrouw Verbeet, terwijl u naar voren loopt, feliciteer ik u van harte. Ik mag wel zeggen dat uw moed beloond is. Van harte.

(Applaus)

De voorzitter:

En dan waar het allemaal om draait.

(De tijdelijk voorzitter overhandigt de voorzittershamer aan mevrouw Verbeet.)

De voorzitter:

Dit is uiteindelijk de stick die alles hier stuurt: de hamer van de voorzitter. Ik wens u heel veel plezier in dit werk en een geweldige tijd.

De Kamer heeft u haar vertrouwen gegeven.

Van harte.

(Applaus)

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

Dames en heren. Wat een buitengewoon moment!

Ik ben oprecht ontroerd door het vertrouwen dat u in mij heeft uitgesproken. Ik voel mij daardoor gesteund in de opdracht dat wij gezamenlijk het gehele volk vertegenwoordigen.

Ik wil graag in de eerste plaats dank uitspreken aan de tijdelijke voorzitter, de heer Ten Hoopen, voor de goede leiding van het debat. Ik weet even niet waar hij zit. Ik hoop ook in de toekomst op zijn steun en hulp te kunnen rekenen.

(Applaus)

De voorzitter:

Ik wil ook mijn dank uitspreken aan mijn medeleden die een sportief debat mogelijk hebben gemaakt en daarmee de meerwaarde van deze open kandidaatstellingsprocedure hebben aangetoond.

Ik wil mijn speciale dank uitspreken aan mijn collega's en medewerkers die mij in de voorbereiding tot het debat hebben bijgestaan.

Tot slot dank ik mijn kinderen en kleinkinderen die het vooral stoer vonden dat ik probeerde mijn droom te realiseren.

En dan nu aan het werk, om mijn voorganger Weisglas te citeren.

Ik dank u.

(Applaus)

De voorzitter:

Volgens mij hebben wij allemaal honger. Ik sluit de vergadering.

Sluiting 19.08 uur

Naar boven