Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik deel mee dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde de aangehouden moties op de stukken nummers 22894, nr. 97, 24077, nrs. 185 en 186, 27017, nr. 17, 27658, nr. 30, 27813, nr. 18, 27925, nr. 216, 28770, nr. 12, 29237, nr. 41, 29383, nrs. 60 en 61, 29407, nr. 38, 29674, nr. 15, 30080, nr. 10, 30300-VI, nr. 153, 30300-XV, nrs. 101 en 103, 30300-A, nr. 68, 30411, nr. 15, 30549, nr. 7, en 30550-X, nr. 11, zijn vervallen.

Aangezien voor de stukken gedrukt onder de nummers 23908 (R1519), nr. 73, 24493 (R1557), nr. 26, 30670, 30681 (R1813), 30688, 30691, 30695 (R1814), 30808 (R1815), 30813, 30835 (R1816), 30836 (R1817) en 30838 de termijnen zijn verstreken, stel ik voor dat wat deze Kamer betreft, de daarbij ter stilzwijgende goedkeuring overgelegde stukken zijn goedgekeurd. Ik stel voor deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Aangezien voor de stukken 30638, 30648, 30700, 30812, 30814, 30820, 30829, 30858 en 30873 de termijnen zijn verstreken, stel ik voor deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer VoorzitterVan der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik heb de minister van LNV twee keer gevraagd om antwoord te geven op vragen over de blauwvintonijn. De minister heeft niet om uitstel gevraagd. Daarom verzoek ik, de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden, ook in het kader van de begroting van LNV.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergaderingTijdelijke voorzitter door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dijsselbloem.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Gisteren laat in de middag ontvingen wij de reactie van het kabinet op de motie-Bos inzake de pardonregeling en het stopzetten van uitzettingen. Die brief geeft uiteraard aanleiding tot een debat, maar voorafgaand daaraan zouden wij per brief nadere opheldering willen over het volgende punt. De minister heeft gisteren in de media gezegd dat zij voorlopig is gestopt met uitzettingen. Dat aspect komt niet in de brief van gisteren terug. Wij ontvangen daarom graag een nadere brief op dit punt, waarin de minister bevestigt dat de uitzettingen in afwachting van het Kamerdebat inderdaad zijn opgeschort. Zodra wij die brief hebben ontvangen, kunnen wij een termijn bepalen waarop het vervolgdebat kan plaatsvinden.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Wij hebben ook kennisgenomen van de genoemde mededeling van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, die niet in lijn lijkt te zijn met de inhoud en de strekking van de brief die wij gisteravond hebben ontvangen. Ik wil daarom ook van de minister weten wat er nu gebeurt en of de bestaande regelgeving, waar het kabinet nog onverkort achter staat, wordt uitgevoerd. Ik zou er prijs op stellen dat wij die brief nog vandaag ontvangen, of uiterlijk voor morgenochtend 10.15 uur. Als er enig licht zit tussen de uitvoering van de regelgeving en de brief die wij hebben ontvangen, wenst mijn fractie daarover morgen een spoeddebat te voeren.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ik kan mij bij de laatste woorden aansluiten. De brief moet er wat mij betreft over een uur al liggen. Hoe eerder, hoe beter, mede gelet op het feit dat de uitspraken van de minister nogal wat consequenties hebben, zoals de heer Dijsselbloem ook terecht heeft gezegd. Die uitspraken staan niet in de brief. Wij denken er misschien inhoudelijk anders over, maar zij hebben wel gevolgen. Naar aanleiding daarvan zal ik zo dadelijk met een eigen voorstel komen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik kan mij goed vinden in de gestelde termijn. Het lijkt mij dat de brief de Kamer vandaag nog moet kunnen bereiken. Dan kunnen wij morgenochtend bij aanvang van de vergadering verder procederen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, en te zorgen dat de Kamer de gevraagde brief binnen de genoemde termijn zal ontvangen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wilders.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. In aansluiting op het verzoek van de heer Dijsselbloem dat wij daarnet hebben besproken, doe ik een verzoek aan de Kamer. Minister Verdonk heeft uitspraken gedaan die niet in de genoemde brief staan. Naar aanleiding daarvan hebben wij nu om opheldering gevraagd. Zij heeft haar uitspraken gedaan, zij het niet in de Kamer. Dat heeft als effect dat – als wij de uitspraken van de minister van gisteren in de media mogen geloven – tot het Kamerdebat geen uitgeprocedeerde asielzoekers worden uitgezet. Ik wil er alles aan doen om ervoor te zorgen dat mensen wel worden uitgezet en dat wij daarmee niet wachten tot het Kamerdebat. Ik hoop dat de brief waar wij daarnet om hebben gevraagd op tijd bij de Kamer zal arriveren. In dat geval zullen wij de procedure volgen die wij hebben afgesproken. Ik sluit echter niet uit dat die brief niet op tijd zal komen. Het tijdstip kan niet worden gehaald of wellicht moet deze zaak nog aanstaande vrijdag in de ministerraad worden behandeld. Wij zijn wel vreemdere zaken gewend van het kabinet. Voor het geval de brief er niet morgen om 10.15 uur zal zijn, verzoek ik om ook zonder die brief morgen een spoeddebat te houden op basis van de uitspraken die de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in de media heeft gedaan. Mijn inzet zal daarbij zijn om meteen met een motie ongedaan te maken wat de minister in de media heeft gezegd. Ik doe dus hierbij het verzoek om een spoeddebat morgen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Dit komt op mij toch een beetje merkwaardig over. De heer Wilders brengt nu ten opzichte van het vorige onderwerp in dit debat een onderscheid aan, dat er volgens mij niet is. Wij hebben zojuist besloten dat er liefst vandaag nog per brief nadere duidelijkheid over gegeven moet worden, zodat er morgenochtend bekeken kan worden op welke termijn het debat over de uitgebreide brief van gisteren gevoerd kan worden. Iedereen is het erover eens dat dit debat er moet komen. Zo'n debat moet niet worden doorkruist door een interpellatie of een spoeddebat, omdat het echt over hetzelfde onderwerp gaat. Dat lijkt me niet werkbaar.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie vindt het verzoek van de heer Wilders toch wel van belang. Wij hebben wel vaker gevraagd om een brief vóór een bepaald tijdstip, om vervolgens te constateren dat de brief er op dat tijdstip niet was. De VVD-fractie wil voorkomen dat wij, wanneer er morgenochtend om kwart over tien geen brief ligt, dan maar lijdzaam achterover leunen en afwachten. Ook als de brief er morgenochtend niet is, wenst de VVD-fractie een spoeddebat, dat het liefst mét brief gevoerd moet worden omdat wij dan precies weten waarover gesproken moet worden en welke posities moeten worden ingenomen. Als die brief er niet is, zal dit tijdens dat debat duidelijk moeten worden.

De heer Van de Camp (CDA):

De CDA-fractie gaat ervan uit dat er morgenochtend om kwart over tien een brief is en dat wij dan de nadere procedure bepalen.

De heer Wilders (PVV):

Ik ben blij met de steun van de VVD-fractie, maar ik vind het jammer dat andere fracties hierover op een andere manier willen procederen. Ik handhaaf echter mijn voorstel. Er zijn volgens mij genoeg leden die dit voorstel volgens het Reglement van Orde steunen.

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor om aan het verzoek van de heer Wilders te voldoen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik heb daar toch bezwaar tegen, omdat wij zojuist hebben vastgesteld dat wij morgenochtend om kwart over tien verder gaan met een nieuwe regeling, waarin wij vaststellen hoe wij omgaan met de dan ontvangen brieven. Mocht die tweede brief er dan niet zijn, dan komt de PvdA-fractie misschien ook wel tot de conclusie dat het debat toch aangegaan moet worden om meer duidelijkheid te krijgen. Ik vind het procedureel echter onjuist en onzuiver om daar met een spoeddebat "doorheen te fietsen". Wij hebben zojuist afgesproken dat wij morgenochtend de datum vaststellen van het debat, dat ik in mijn openingszin bij het vorige onderwerp al aanvroeg. Ik wens namelijk een debat over die brief, maar dat wordt nu weggedrukt door een later aangevraagd spoeddebat. Dat is echt heel wonderlijk.

De heer Weekers (VVD):

Ik constateer dat de Kamer het eens is over het verzoek aan het kabinet om met een brief te komen vóór morgenochtend kwart over tien. Daarnaast constateer ik dat er ten minste 31 leden zijn die hierover morgenochtend willen debatteren, zelfs als die brief er dan niet is.

De voorzitter:

Ik stel u voor, met het verzoek van de heer Wilders in te stemmen en het debat toe te voegen aan de agenda van de vergadering van morgen. Als de brief er is, voeren wij het debat op basis van de brief, maar als de brief er niet is, voeren wij het debat evengoed.

Daartoe wordt besloten.

De heer Wilders (PVV):

Als er wel een brief komt, ligt het voortouw bij de heer Dijsselbloem, maar als er geen brief is, handhaven collega Weekers en ik ons verzoek.

De voorzitter:

Dat is een bevestiging van mijn voorstel, waartoe reeds is besloten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Wij doen ingewikkeld over de procedure in het geval er geen brief is. Zullen wij niet gewoon zeggen dat de brief er morgen om kwart over tien moet zijn?

De voorzitter:

Als de Kamer zich van haar eigen kracht bewust is, kan het enige antwoord zijn: morgen is er een brief. Punt!

De heer Wilders (PVV):

Inderdaad: punt. Maar wij hebben wel besloten wat wij zojuist hebben besloten voor het geval dat de brief er niet is.

De voorzitter:

Wij besluiten niet opnieuw over besluiten die wij al hebben genomen.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering, met het verzoek van de heer Wilders, door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Baalen.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Wij hebben vanochtend een algemeen overleg gevoerd over de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van de Europese Unie. Het belangrijkste onderwerp betrof de onderhandelingen met Turkije. Vorig jaar september heeft de Kamer in een motie uitgesproken dat de onderhandelingen onverwijld moeten worden geschorst indien Turkije niet voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het Douaneakkoord, het Ankaraprotocol. Er is onduidelijkheid blijven bestaan over uitvoering van deze motie. Ik wil graag het verslag van het algemeen overleg nog deze week op de Kameragenda laten zetten, omdat mijn fractie van zins is, daarover een motie in te dienen.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Dit is een erg belangrijk onderwerp. Ik wil het verzoek van de heer Van Baalen van harte steunen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het VAO morgen om 10.15 uur op de agenda te plaatsen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik deel mee dat wij over de bij dat VAO ingediende moties morgen direct na de lunchpauze zullen stemmen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven