Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 78, pagina 4830-4833 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 78, pagina 4830-4833 |
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.
Vragen van het lid Irrgang aan de minister van Economische Zaken en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de bonus van de topman van Essent.
De heer Irrgang (SP):
Voorzitter. Wanneer is het genoeg geweest met het grote graaien aan de top van de Nederlandse energiebedrijven? Ruim een jaar geleden zei de minister-president dat het noodzakelijk was dat deze topmanagers een pas op de plaats zouden maken. Twee maanden geleden werden wij overvallen door het bericht dat de topman van Essent met een salaris van € 870.000 weer veel meer mee naar huis kon nemen dan in het voorafgaande jaar. Dit keer weigerde het kabinet dat zelfs maar te veroordelen. Gisteren las ik tot mijn verbazing in de Volkskrant dat opnieuw dezelfde topman van Essent in 2008 kan uitkijken naar een bonus van meer dan 1 mln.
Wanneer komt er een einde aan deze zakkenvullerij? Wanneer is het genoeg? Wanneer gaat dit kabinet er nu eindelijk iets aan doen? Daarom stel ik de volgende vragen aan allereerst de minister van Economische Zaken.
1. Veroordeelt u in tegenstelling tot de minister-president dit salaris met deze bonus van meer dan 1 mln. als volstrekt onacceptabel?
2. Bent u bereid om de privatisering van de leveringsbedrijven te verbieden, omdat een directeur van een geprivatiseerd bedrijf als allereerste zijn eigen salaris nog eens verdubbelt?
3. Vindt u dat het kabinet is voorgelogen door president-commissaris Pennings, omdat over deze bonus in de brief aan minister-president Balkenende helemaal niets werd gezegd?
4. Dit is de allerbelangrijkste vraag en die richt ik tot de minister van Binnenlandse Zaken. Drie weken geleden nam de Tweede Kamer de motie-Irrgang aan, medeondertekend door de heren Crone en Vendrik. Daarin werd het kabinet gevraagd om met een beloningscode te komen voor energiebedrijven die voor meer dan de helft in publieke handen zijn. Vandaar de vraag aan de minister van Binnenlandse Zaken: wanneer komt het kabinet met een voorstel voor zo'n beloningscode, zodat wij eindelijk paal en perk kunnen stellen aan deze schaamteloze zelfverrijking aan de top van de Nederlandse energiebedrijven?
Minister Brinkhorst:
Mijnheer de voorzitter. Wederom is er in deze Kamer een discussie over de salariëring in de top van de Nederlandse energiesector. In dit geval gaat het om de langetermijnbonus van de heer Boersma, de CEO van Essent. Overigens moet ik meedelen dat de top 20 van het Essent-management aan de regeling van het plan tot participatie in waardeontwikkeling kan meedoen.
Ik wil er geen misverstand over laten bestaan. Het kabinet begrijpt de ophef over deze geschiedenis heel goed. Ik betreur het dan ook dat de energiesector opnieuw op deze manier in de publiciteit komt. Het zou namelijk moeten gaan over de kwaliteit van de dienstverlening, maar het gaat over de salarissen van de top. Ik heb het al eerder gezegd: het kabinet kan aan de hoogte van de salarissen en de bonussen zelf niets doen. Ik wil wel nogmaals heel uitdrukkelijk verklaren dat ik zowel het salaris als de verschillende bonussen buitengewoon hoog vind. De aandeelhouders, de provincies en de gemeenten, alsmede de raad van commissarissen van Essent gaan over dat beloningsbeleid. Dat heeft men vanmorgen nog eens op de voorpagina van de Volkskrant kunnen lezen. Ik heb ook begrepen dat verschillende aandeelhouders versobering van het beloningsbeleid voor nieuwe topbestuurders niet ver genoeg vinden gaan. Ik begrijp dat heel goed. Ik vind het om die reden ook jammer dat de raad van commissarissen daarmee geen rekening heeft gehouden.
Met de heer Irrgang, de vragensteller, betreur ik het dat de voorzitter van de raad van commissarissen, de heer Pennings, in zijn brief van 13 maart jongstleden aan het kabinet, de Tweede Kamer en de media daarvan geen melding heeft gemaakt. Daarmee heeft hij het beloningsbeleid op de lange termijn als het ware buiten haakjes geplaatst. Ik begrijp overigens ook dat het toekomstige topmanagement daar niet onder zal vallen. Daarmee geven de aandeelhouders impliciet aan, het huidige beleid niet conform hun inzet te vinden.
Tijdens het debat over de splitsingswet is er een motie over de beloningscode voor energiebedrijven ingediend, dit maal door de heer Irrgang. Het is duidelijk dat, wanneer dat wetsvoorstel eenmaal tot wet is verheven, die daarover meer helderheid zal bieden. Het is wel merkwaardig dat dit aspect daarbij nooit aan de orde is gesteld door de vragensteller. Hij heeft namelijk tegen het wetsvoorstel inzake de splitsingswet gestemd. Volgens mij zal de splitsing een einde maken aan de mogelijke onduidelijkheid in verband met de vraag of een energiebedrijf al dan niet tot de (semi-)publieke sector behoort doordat er een commercieel handels- c.q. leveringsbedrijf ontstaat met publieke of private (na privatisering) aandeelhouders en een publiek netwerkbedrijf met publieke aandeelhouders. Dat commerciële bedrijf zal zijn salarissen waarschijnlijk aanpassen aan de markt en het netwerkbedrijf zal wat de salariëring betreft onder de semi-publieke sector blijven vallen. De wijze waarop daarmee wordt omgegaan, wordt onderzocht door de commissie-Dijkstal.
Ik kom nu bij de afronding van mijn concrete antwoord op de vraag van de heer Irrgang. Met de motie-Irrgang wordt beoogd dat er in de toekomst op een andere wijze met de salarissen wordt omgegaan. Die motie is aangenomen door de Kamer, dus gaat het kabinet ermee aan de gang. Er is een brief naar haar onderweg over de aanpak van die motie. Collega Remkes zal daar meer in concreto over berichten. Het is duidelijk dat het kabinet de beloningscode zeer belangrijk acht. Het heeft dan ook advies ingewonnen.
Ik hoop dat wij voor de allerlaatste keer over dit onderwerp spreken. Hoe ik denk over deze gang van zaken moge uit mijn antwoord duidelijk zijn geworden.
Minister Remkes:
Voorzitter. Collega Brinkhorst heeft net al uitgelegd dat, zoals te doen gebruikelijk is, de Kamer op korte termijn een brief tegemoet kan zien naar aanleiding van de motie-Irrgang. Ik kan ter completering daarvan op dit ogenblik toevoegen dat wat mij betreft de uitwerking van die motie bij het uitwerkingstraject van de motie-Bakker wordt betrokken. Daar heeft de Kamer een aantal maanden geleden een brief over gekregen. Dat proces loopt op dit ogenblik.
De heer Irrgang (SP):
Voorzitter. Dit debat gaat wat mij betreft niet over de splitsingswet waar de SP-fractie om zeer goede redenen tegen heeft gestemd, maar over de beloningen in de publieke en semi-publieke sector. Ik heb goed geluisterd naar de minister van Economische Zaken. Hij zegt dat hij de ophef begrijpt, maar betreurt en dat hij het salaris hoog vindt. Ik heb hem en het kabinet niet horen zeggen dat zij het salaris te hoog vinden. Daarover krijg ik graag meer duidelijkheid. Veroordeelt het kabinet de hoogte van dit salaris?
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft geantwoord dat er een brief onderweg is en dat er op korte termijn duidelijkheid over komt. Wanneer krijgt de Kamer inzicht in wat het kabinet precies gaat doen? Komt in de beloningscode een maximumsalaris te staan? Staan er ook regels voor bonussen in? En wat is de korte termijn? Is dat voor het zomerreces? Mij lijkt het goed als er gauw duidelijkheid komt over de manier waarop wij deze topsalarissen bij Essent en andere publieke energiebedrijven gaan aanpakken.
Minister Brinkhorst:
Voorzitter. In antwoord op de vraag of het salaris van de topmanager van Essent en andere energiebedrijven te hoog is, verwijs ik naar wat ik over de aandeelhouders heb gezegd. Die zijn daar kennelijk absoluut niet content mee, maar kunnen er blijkbaar onvoldoende invloed op uitoefenen. Dat is een van de redenen waarom ik steeds heb gezegd dat wij deze structuur moeten veranderen. U kunt daaruit afleiden dat dit niet het salaris is dat ik als aandeelhouder aan de heer Boersma zou geven.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Niet voor niets heeft de fractie van GroenLinks voor het reces een debat met de minister-president aangevraagd toen de zelfde heer Boersma in opspraak kwam omdat zijn bonus over het jaar 2005 een enorm bedrag beliep. Zijn totale salaris zou zijn uitgekomen op € 870.000. En dat voor een topman van een publiek bedrijf!
De minister van Economische Zaken, die hier voor ons staat, zei toen: "Dit is een provocatie." Dit waren de woorden van de minister van Economische Zaken. Nu is er iets nieuws aan de hand, namelijk dat de heer Boersma op de langere termijn nog eens tonnen kan weghalen en zodoende een salaris kan krijgen dat de gangbare salarissen enorm overstijgt. Herhaalt de minister van Economische Zaken zijn kwalificatie van toen? Op deze langetermijnbonussen lijkt mij die minstens evenzeer van toepassing.
De minister zei zojuist dat het eigenlijk onduidelijk was of de energiebedrijven al dan niet tot de publieke sector behoorden. Voor ons is het duidelijk, maar voor het kabinet ook. De minister-president heeft in het debat van enkele weken geleden duidelijk gezegd dat volgens het kabinet de energiebedrijven niet tot de publieke sector horen. Volgens de fractie van GroenLinks horen zij daar wel bij. Wat is het nu? Vindt het kabinet dat zij niet tot de publieke sector dan wel de semi-publieke sector behoren met de daarmee gepaard gaande normen en wat ons betreft het salaris van de minister-president als dak of is het onduidelijk? Wat is precies de positie van het kabinet? Ik mag hopen dat de minister de kant van de fractie van GroenLinks op schuift, zodat er eens ingegrepen kan worden. Deze vraag verdient opheldering.
Minister Brinkhorst:
Voorzitter. Het antwoord op de eerste vraag luidt dat dit een dubbele provocatie is. Het antwoord op de tweede vraag luidt dat, als na de Tweede Kamer ook de Eerste Kamer het wetsontwerp aanneemt, daarmee helder wordt dat de bedrijven deels tot de publieke en deels tot de private sector behoren. Het is voor het kabinet daarmee duidelijk dat zij nu niet tot de publieke dan wel semi-publieke sector behoren. Het gemengde, en daarmee niet heldere, deel is voor het kabinet een belangrijke reden geweest om het splitsingsvoorstel in te dienen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Een dubbele provocatie. Nu komt er eens een keer duidelijke taal van het kabinet. Een dubbele provocatie. Het is dus twee keer dat deze mijnheer de fout in is gegaan. Wat gaat het kabinet doen? De minister laat zich toch niet eindeloos de les lezen door de heren van de energiebedrijven?
Minister Brinkhorst:
Neen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Bij uitstek deze minister laat zich toch niet eindeloos provoceren? Hij gaat toch zeker iets doen? Hij gaat toch ingrijpen? Daarvoor staat deze minister toch? Wat is daarop zijn antwoord?
Minister Brinkhorst:
Voorzitter. Ik glimlach omdat de heer Vendrik net als ik zal weten dat als er één ding is waaraan de heer Boersma niet denkt, het is dat deze minister zich heeft laten provoceren door de voorzitter van het bestuur. Ik zal deze vraag daarom verder laten liggen. Collega Remkes heeft gezegd dat de commissie-Dijkstal de energiebedrijven meeneemt. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de motie-Irrgang. Ik hoop dat er op zo kort mogelijke termijn helderheid over zal komen.
De heer Bakker (D66):
Voorzitter. Wat mij betreft is de vraag "how low can you go?". Een bedrijf, dat eigendom is van provincies en gemeenten en geen vrij verhandelbare aandelen heeft, creëert fictieve aandelen, kent daar een waarde aan toe en geeft die vervolgens aan de topmensen. Je zou kunnen zeggen dat het monopolyaandelen zijn. Maar zij geven wel recht op echt geld. Het zijn monopolyaandelen in dubbele zin omdat de grote winst van de bedrijven wordt bereikt op een dienst waarop men een monopolie heeft. Dat debat hebben wij de afgelopen maanden gevoerd. En nu dit weer. Het is in de brief van het kabinet ook nog eens verzwegen.
Ik ben langzamerhand van mening dat de hoogte van de bonussen omgekeerd evenredig is met de moraal van deze bedrijven in Nederland. Aan de moraal kan het kabinet echter niets doen. Ik vraag het kabinet wel om twee andere dingen te doen. In de eerste plaats verzoek ik het kabinet duidelijk te maken wat het betekent voor de richtlijnen die bestaan in het geval van staatsdeelnemingen. Het betreft hier deelnemingen van provincies en gemeenten, maar de richtlijnen zijn door de minister van Financiën met provincies en gemeenten gedeeld. In de tweede plaats vraag ik het kabinet of het bereid is om de aandeelhouders, dus de provincies en de gemeenten, net zoals vorig jaar door – ik meen – minister De Geus is gebeurd, bijeen te roepen om duidelijk te maken dat kabinet en parlement er schoon genoeg van hebben en dat zij nu hun rol als aandeelhouder moeten spelen. Van onze kant lijkt het mij verstandig om datzelfde signaal te laten uitgaan naar de provinciale staten en gemeenteraden die hierin hun rol te spelen hebben.
Minister Brinkhorst:
Ik neem aan dat collega Remkes zal ingaan op de vraag naar de positionering van de staatsdeelnemingen. In de motie bij de behandeling van het splitsingsvoorstel is aan mij het verzoek gedaan om contact te hebben met de aandeelhouders over een groot aantal aspecten die te maken hebben met de bedrijven in de toekomst. Ik neem mij voor om de verantwoordelijkheid van de aandeelhouders in de discussie over de topsalarissen te betrekken. Ik ben erg benieuwd hoe zij hierop zullen reageren. Ik heb in het verleden wel eens uitgesproken dat ik niet onder de indruk was van de wijze waarop de gemeenten en provincies met de aandelen van de elektriciteitsbedrijven zijn omgegaan. De discussie over de cross-borderlease is in de Kamer uitvoerig aan de orde geweest. Dat is een ander voorbeeld van het feit dat wij in het verleden niet in staat zijn geweest om op een behoorlijke manier controle uit te oefenen.
Aan de inzet van het kabinet hoeft de heer Bakker dus niet te twijfelen.
De heer Bakker (D66):
Voorzitter. Ik weet dat er geen tweede termijn is, maar wil toch graag een aanvullende vraag stellen. In algemene zin is het contact met de aandeelhouders natuurlijk prima, maar in dit geval speelt een hoge mate van urgentie. Is de minister bereid om de aandeelhouders specifiek naar aanleiding van deze nieuwe, eerder stilgehouden, berichten op korte termijn bij elkaar te roepen?
Minister Brinkhorst:
Als mijn agenda dat toestaat zal ik op zo kort mogelijke termijn sowieso een gesprek met hen hebben. De urgentie hiervan is naar mijn mening evident naar voren gekomen.
De heer Jan de Vries (CDA):
Voorzitter. De CDA-fractie betreurt het ten zeerste dat de brief van de raad van commissarissen van Essent niet volledig is geweest. Wij verwachten dat het kabinet, dat de brief eveneens heeft ontvangen, de raad van commissarissen daarop zal aanspreken. Daarmee zijn Kamer en regering misleid en zijn de aandeelhouders onvoldoende geïnformeerd.
Het verstrekken van fictieve aandelen is gebaseerd op de fictie dat sprake is van een marktonderneming. Er is echter geen sprake van een volledig commerciële marktonderneming. Het gaat hier over het leveren van een publieke dienst. Daar heeft de Kamer telkenmale met de regering over gesproken, en ook heldere conclusies over getrokken. Dat heeft consequenties, en dan is het maatschappelijk onverantwoord om ook fictieve aandelen aan bestuurders, aan de top twintig toe te kennen.
De regering heeft in het eerdere debat over de beloning van de top van Essent toegezegd met een beoordelingskader te komen, op basis waarvan de overheidsaandeelhouders onderling kunnen afstemmen hoe zij in hun eigen rol als aandeelhouder zullen optreden. Is de regering met de CDA-fractie van oordeel dat in dat beoordelingskader past dat wij helder uitspreken dat het verstrekken van fictieve aandelen in ondernemingen als deze ongepast en onverantwoord is?
Tegelijkertijd moeten wij onze winst nemen. In de Volkskrant van vandaag staat namelijk – het had de SP-fractie gesierd als zij daar ook op had gewezen – dat de aandeelhouders nu wel degelijk hun verantwoordelijkheid nemen en dat zij dit soort uitwassen in de toekomst niet accepteren.
Minister Brinkhorst:
Voorzitter. De eerste vraag luidt of ik in een brief aan de raad van commissarissen mijn afkeuring wil uitspreken over de onvolledige informatie. Mijn antwoord daarop is bevestigend. Ik zal de Kamer een afschrift sturen van mijn brief daarover. Nogmaals, ik ben van mening dat door het splitsingsvoorstel, dat ook door het CDA is gesteund, de toekomstige beloningsstructuren helderder kunnen worden. Daarmee ontstaat ook beter inzicht in de werkelijke bijdrage van de bestuurders tot de winstontwikkeling van de betrokken bedrijven. De overige vragen zullen door mijn collega van Binnenlandse Zaken worden beantwoord.
Minister Remkes:
Voorzitter. Het spijt mij, maar de minister van Binnenlandse Zaken gaat helaas niet over staatsdeelnemingen. Ik zou dat overigens graag willen, maar ik ben bereid de opmerking die op dit punt naar voren kwam, te bespreken met collega Zalm. Het lijkt mij ook zinnig dat, als er toch een bijeenkomst met de aandeelhouders komt, de gedachte van een kader voor de relatie naar staatsdeelnemingen dan ook aan de orde wordt gesteld. Dat lijkt mij het juiste integrale gesprekskader.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. Twee maanden geleden hebben wij een debat gevoerd met de premier. Na lang aarzelen zei hij toen ook dat hij deze beloningen te hoog vond. Vervolgens is het kabinet in de desbetreffende motie gevraagd om een code, een gedragslijn op te stellen, maar ik benadruk dat de aandeelhouders daar ook om hebben gevraagd. De minister kan de bal nu niet naar de aandeelhouders spelen, want zij hebben gevraagd hoe Den Haag er inhoudelijk tegen aankijkt. Ik vind dus dat de minister de bal niet steeds naar de lokale aandeelhouders moet spelen. De code moet er snel komen, op basis van de ingediende motie. Dan kunnen wij bezien wat het beleid is. De aandeelhouders kunnen zich daar vervolgens ook op richten. De minister moet dus ook leiding geven aan de publieke en morele verantwoordelijkheid in dit opzicht.
Dan iets over de informatievoorziening. In Amerika worden topbeloningen door middel van één getal aangegeven. Er zijn daar ondernemers die als beloning een flat in Manhattan krijgen, of een vliegtuig. In dit geval is ook een stukje beloning verborgen gebleven, want wij weten dit pas sinds gisteren. Dat kan worden voorkomen door te eisen dat alle beloningsvormen, als ze worden gepubliceerd, in één getal worden teruggebracht, ook als ze zich in de verre toekomst voordoen, naar de netto contante waarde. Ik verzoek de minister ook dat in de code mee te nemen. Dan ontstaat in ieder geval een transparant beeld. Het kan ook via algemene governanceregels worden vastgesteld.
Minister Brinkhorst:
Voorzitter. De discussie met de aandeelhouders bevat uiteraard de elementen die de heer Crone heeft genoemd. Op die manier krijgt de zelfstandige verantwoordelijkheid van de aandeelhouders ook vorm. Nogmaals, het splitsingsvoorstel dat door de Kamer is aangenomen, biedt al direct mogelijkheden om tot veranderingen te komen. Daarbij zullen wij de gedachte van de Crone om tot een totaalsalaris te komen, bezien. Wij zullen echter wel rekening moeten houden met de verhouding tot andere soortgelijke sectoren, want wij zullen hier waarschijnlijk een bepaalde voorbeeldfunctie krijgen. Ik zal de Kamer hier nader over berichten, zodra de aandeelhouders gesproken hebben.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van deze serie vragen en tevens aan het einde van het vragenuur. Ik doe mijn best om niet blij verbaasd te klinken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20052006-4830-4833.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.