Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2006 (30300 XVI)

, en van:

- de motie-Heemskerk over een onderzoek door de CTG-ZAio naar de praktijkvoering van orthodontisten (30300 XVI, nr. 39);

- de motie-Verbeet c.s. over een wettelijke regeling van het recht op de mogelijkheid van een eigen kamer (30300 XVI, nr. 40);

- de motie-Smilde c.s. over een aanpassing van de regelgeving en het toezicht op de verkoop van zwakalcoholhoudende streekproducten (30300 XVI, nr. 41);

- de motie-Smilde c.s. over het als leidraad nemen van het meerjarenperspectief op de toename van het aantal opleidingsplaatsen (30300 XVI, nr. 42);

- de motie-Vietsch/Verbeet over de financiering van de Nederlandse Gezinsraad na 1 januari 2006 (30300 XVI, nr. 43);

- de motie-Vietsch c.s. over proefprojecten, waarbij ziekenhuiszorg en thuiszorg in één financiering zijn ondergebracht (30300 XVI, nr. 45);

- de motie-Kant c.s. over maatregelen om de vergaande bemoeienis van verzekeraars te voorkomen (30300 XVI, nr. 46);

- de motie-Kant c.s. over het aan een patiënt onthouden van een medisch gewenste behandeling met dure geneesmiddelen (30300 XVI, nr. 47);

- de motie-Van Miltenburg c.s. over het verplichten van instellingen een deel van hun budget te besteden aan de financiering van cliëntenraden (30300 XVI, nr. 48);

- de motie-Van Miltenburg c.s. over een vanuit het Fonds PGO centraal gefinancierde kabinetsbrede belangenbehartiging (30300 XVI, nr. 49);

- de motie-Schippers c.s. over het in de begroting 2007 voldoen aan de VBTB-systematiek (30300 XVI, nr. 50);

- de motie-Schippers c.s. over het recht van patiënten op geneesmiddelen die door de Commissie Farmaceutische Hulp als doelmatig, effectief en met een therapeutische meerwaarde worden beoordeeld (30300 XVI, nr. 51);

- de motie-Schippers c.s. over een jeugdprogramma waarin een kind op de basisschool jaarlijks wordt gezien door een jeugdarts (30300 XVI, nr. 52);

- de motie-Vendrik c.s. over vereenvoudiging, uniformering en bekorting van de machtigingsprocedure (30300 XVI, nr. 53);

- de motie-Vendrik c.s. over het baseren van ziekenhuisnota's op reële en niet op gemiddelde kosten (30300 XVI, nr. 54);

- de motie-Azough c.s. over de regelgeving over het opruimen van de kamer van een overleden verpleeghuisbewoner (30300 XVI, nr. 55);

- de motie-Koşer Kaya c.s. over de regie van de minister op de ontwikkeling van het Elektronisch Patiënten Dossier (30300 XVI, nr. 56);

- de motie-Van der Vlies over een plan van aanpak over het terugdringen van het op een platvloerse en vrouwonvriendelijke wijze inzetten van seksualiteit (30300 XVI, nr. 57).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor alle antwoorden. Ook dit afrondende begrotingsdebat stond in het teken van de onzekerheid, de angst en de wellicht valse verwachtingen die gecreëerd zijn rond de nieuwe Zorgverzekeringswet. De minister blijft daar uiterst geïrriteerd op reageren. De media wakkeren het aan, plastisch chirurgen bedonderen de boel, maar de mensen zijn onzeker. Zij kopen nog even snel een extra bril, omdat zij denken dat dat niet meer in het verzekerde pakket zit.

Zelfs de VVD vindt het noodzakelijk om in een motie vast te leggen dat mensen recht hebben op dure geneesmiddelen in een ziekenhuis. De PvdA heeft deze motie gesteund, want wij moeten af van de willekeur in ziekenhuizen en van de postcodezorg. Gisteravond gaf de minister voor de camera nog vage antwoorden. Vanochtend zei hij helder dat ziekenhuizen een betere financiering krijgen en dat er voor patiënten scherper toezicht komt. De inspectie zal ingrijpen als het niet goed gaat. Ook in ziekenhuizen zullen patiënten de medicijnen krijgen die de beroepsgroep en niet de verzekeraar als noodzakelijk heeft vastgesteld. Dat is winst, hoewel er onzekerheid blijft bestaan als de ziekenhuizen vervolgens schrijven dat zij niet uitkomen met het geld. Vanzelfsprekend hou ik de minister aan zijn woord.

Mensen hadden en hebben vragen over de onzekerheden rond het nieuwe pakket. Zij weten nog niet wat erin zit, want zij hebben hun persoonlijke polis niet ontvangen hun zorgverzekeraar. Het CDA en de PvdA willen via een motie met goede dekking ivf terug in het pakket. De PvdA wil dat per 1 januari 2006. Het CDA is echter gevoelig voor het onzinnige argument dat een inlegvel niet meer gedrukt kan worden en niet meer aan de polis kan worden toegevoegd. Voorafgaand aan dit debat werd echter ook bij echtparen zonder kinderen de hoop gewekt dat ivf per 1 juli 2006 terugkomt in het pakket, net als het zittend ziekenvervoer. Dat blijkt valse hoop. Deze minister stuurt het CDA en, erger nog, die echtparen zonder kinderen met een kluitje in het riet. Hij komt met een notitie, maar hij wil geen pakketaanpassing per 1 juli 2006. De verzekeraars en de centen zijn belangrijker dan de patiënten. Waar is de rechte rug van het CDA? Ik ga ervan uit dat de fractie van het CDA in tweede termijn met een motie komt. Men kan rekenen op de volle steun van de PvdA. Als die motie er niet komt, moet minister-president Balkenende eens gaan werken aan een cultuurverandering in zijn eigen partij, opdat daar de politici hun rug recht durven te houden. Want nu is het CDA weer de partij van de valse hoop.

De staatssecretaris wil cliëntenraden geld geven, maar geen rechten. Mijn collega Verbeet heeft het twee keer aan haar gevraagd, maar kreeg geen antwoord. Ik vraag het nu maar aan de baas. Minister, neemt u in het plan van aanpak ook mee dat cliëntenraden niet alleen beschikken over geld, maar ook over het enquêterecht om misstanden aan te pakken? Ik herinner aan de motie-Heemskerk/Weekers bij de WTZi en aan de motie-Schippers/Arib van wat langer geleden.

Ik ben niet tevreden met de beantwoording over de eenmalige verlenging en uitvoering van het actieplan ADHD. ADHD is bij kinderen nog steeds een groot probleem; eerlijk gezegd wordt het alleen maar groter. Met niet veel geld kunnen betere protocollen en een betere kennisuitwisseling worden gerealiseerd binnen het onderwijs en de jeugdzorg. Een amendement met een deugdelijke dekking is in voorbereiding. Wij willen een heel klein gedeelte van het implementatiebudget voor het elektronisch patiëntendossier overhevelen, want er wordt nog helemaal niets geïmplementeerd op dit gebied.

De minister heeft altijd gezegd pas in maart 2006 te gaan kijken naar de gemiddelde premie in de markt. Wij weten nu al dat die lager wordt dan € 1106, met dank aan die gouden verliesgarantie, de te ruime inschatting van de kosten voor bedrijfsvoering en de inzet van oorlogskassen bij de verzekeraars. Begrijp ik nu goed uit het betoog van de minister in eerste termijn dat het niet maart 2006, maar december 2005 wordt? Hoeveel geld keert hij niet uit via de zorgtoeslag als de premie bijvoorbeeld uitkomt op € 1060? Dan zijn er 5,2 miljoen huishoudens die € 46 niet krijgen, ofte wel 240 mln. Klopt dat? Het mag vanzelfsprekend zijn dat de Partij van de Arbeid vindt dat iedereen moet kunnen profiteren van een lagere premie, niet alleen de hoogste inkomens, maar juist ook de lagere inkomens. Bij tegenvallers geldt: sterkste schouders de zwaarste lasten en als de premie omlaag gaat, moet het geld dat nota bene al was gereserveerd voor de lagere inkomens daar ook naar toe gaan.

Mevrouw Schippers (VVD):

Ik verbaas mij echt over de schrille toon die de Partij van de Arbeid vandaag, gisteren en ook vorige week over het nieuwe zorgstelsel bezigt. De onzekerheden waarover de heer Heemskerk niet uitgesproken raakt, zijn mede ingegeven door de toon en de insteek van de Partij van de Arbeid. Alles wordt gekoppeld aan de Zorgverzekeringswet, zoals de dure geneesmiddelen. Dat probleem speelt overigens al jaren. In de plannen van de Partij van de Arbeid krijgt de verzekeraar helemaal geen andere rol, hij zal altijd te maken hebben met de spanning tussen het tevreden stellen van zijn verzekerde en het in de gaten houden van de kosten, zodat hij nooit meer zal vergoeden dan wat wij hier met z'n allen bepalen. De heer Heemskerk zet steeds vraagtekens bij het pakket, waarvan hij ook weet dat dat ongemoeid blijft.

De heer Heemskerk (PvdA):

De Partij van de Arbeid wil een publiekrechtelijk stelsel, waarbinnen het makkelijker is om verzekeraars te corrigeren dan binnen een privaatrechtelijk stelsel. Maar die discussie hebben wij in deze Kamer verloren. Wat de onzekerheid betreft: u gelooft blijkbaar in een complottheorie, alsof media en specialisten er alleen maar op zijn om deze minister zwart te maken.

Mevrouw Schippers (VVD):

Ik spreek niet de media, maar ú aan.

De heer Heemskerk (PvdA):

Dat mag u doen. Ik erken dat mensen onzeker zijn. Ik zie dat mensen extra brillen gaan kopen, omdat zij niet meer weten wat er in het pakket zit. Mensen hebben vragen over de inhoud van hun pakket zolang zij hun eigen polis nog niet hebben gekregen. Wij moeten dat onderkennen, wat u blijkbaar onvoldoende lukt. Dan kunt u wel zeggen dat de oppositie angst aanwakkert, maar dat doen wij helemaal niet. Wij erkennen dat mensen onzeker zijn, wij proberen in alle debatten juist de rechten van patiënten en cliëntenraden zwaarder te verankeren. Op die manier voorkom je onzekerheid. Je geeft de mensen veel meer houvast, omdat zij dat weten. Daarom heb ik de minister drie keer geïnterrumpeerd: als er volgens protocollen iets is voorgeschreven, heb je er recht op om dat te krijgen, of dat nu in het ziekenhuis is of daarbuiten. Een verzekeraar mag dat niet weigeren. De minister zou dat wat meer moeten uitdragen.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik wacht op een motie van de Partij van de Arbeid over ivf.

De heer Heemskerk (PvdA):

Nu breekt mijn klomp! Er ligt een motie van de leden Vietsch en Arib, met een deugdelijke dekking: per 1 januari 2006 ivf terug in het pakket. De minister vindt een inlegvelletje voor de zorgverzekeraars zo'n gedoe, terwijl de persen al draaien. U laat zich daardoor overtuigen. U wilt het per 1 juli 2006, ik per 1 januari 2006. Als u dat wilt, steunen wij u. Maar dan moet u wel komen met een motie. De minister is helder geweest, hem verwijt ik niets. Hij heeft gezegd, 1 juli 2006 geen optie te vinden. Hij komt met een plan van aanpak en zal de premies en pakketten halverwege het jaar niet meer veranderen. U was daar ontevreden over en kwam twee keer naar de interruptiemicrofoon. Dan moet u uw rug rechthouden. Dat half jaar uitstel heeft wat ons betreft helemaal niet de voorkeur, want wij willen het nu regelen. Als u een half jaar uitstel wilt regelen, moet u in uw tweede termijn een motie indienen. U kunt dan voluit rekenen op de steun van de PvdA.

Mevrouw Kant (SP):

Ik wil nog even terugkomen op de macht van de zorgverzekeraars en even aan de andere kant gaan hangen dan de VVD. Ik vind u namelijk juist nog wat te voorzichtig. U heeft het over onzekerheid bij de patiënt. Er is echter wel iets meer aan de hand dan alleen onzekerheid. Er zijn veel concrete voorbeelden gegeven, in mijn verslag, in Nova, in Twee Vandaag, van mensen die de noodklok luiden dat er medisch noodzakelijke behandelingen, die gewoon vergoed horen te worden, afgekeurd worden door de verzekering en niet meer vergoed worden. Het is dus niet alleen onzekerheid; er gebeuren echt dingen die niet kunnen. Dat standpunt deelt u toch wel?

De heer Heemskerk (PvdA):

Wellicht is het verschil tussen u en mij dat u, als er in een uitzending iets geroepen wordt, meteen zegt dat een verzekeraar de boel bedondert en dat u weet de specialist goed is en de verzekeraar fout. Het gaat om ongelofelijk forse beschuldigingen. Je zou geen bloedtransfusie meer krijgen, omdat de verzekeraar dat niet wil. Dat kan en mag absoluut niet waar zijn. De minister moet zeggen dat dat onjuist is en dat alles wat medisch noodzakelijk is altijd in het pakket blijft zitten en vergoed wordt. Dat debat moeten wij voeren. Ik ga niet van tevoren al zeggen wie er in een conflict gelijk heeft. Ik zal wel altijd zeggen dat de macht niet moet liggen bij de zorgverzekeraar, dat de Kamer over het pakket gaat en dat men altijd recht houdt op medisch noodzakelijke handelingen. De beschuldigingen zijn zo fors dat ik hoop dat de minister in zijn rapportage aantoont dat ze gewoon niet waar zijn.

Mevrouw Kant (SP):

Het gaat mij om de teneur en de trend. Die moet u ook onderkennen. U kent mij toch langer dan vandaag. Ik ga toch niet over de uitspraak van één specialist hier een politiek punt maken? Ik heb zelf een meldpunt geopend. Daar komen meldingen op binnen. Ik verzin ze niet, ze komen binnen. Het zijn praktijkvoorbeelden en die hebben wij geverifieerd, voorzover mogelijk. De trend die wordt geconstateerd, ook in het verslag, is een teneur die ook door advocaten en landelijke koepels wordt vastgesteld. Er is dus echt iets aan de hand. Erkent u dat? Vindt u ook dat er iets moet gebeuren om de macht van zorgverzekeraars niet te laten doorslaan?

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik erken volledig dat er veel meer onzekerheid is ontstaan over de rol van de zorgverzekeraars, dat er veel meer klachten zijn, dat er veel meer schrijnende rapportages zijn en dat dat verkeerd is, dat er heel veel onzekerheid en verwarring is en dat er zelfs valse hoop is gecreëerd door het CDA over wat er nu wel en niet in het pakket zit. Vandaar dat ik met u een motie heb getekend, waarin wij de minister oproepen – hij zou dat moeten omarmen – om er alles aan te doen om die onzekerheid weg te nemen en, als beschuldigingen die zijn geuit waar zijn, hard in te grijpen en de inspectie erop af te sturen. Iedere patiënt in dit land moet, ongeacht waar hij woont, recht hebben op de dure geneesmiddelen die in een ziekenhuis worden gegeven of op de netjes omschreven zorg, zoals die in het basispakket zit.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording van de vragen, hoewel zij ook wel zullen begrijpen dat wij over het gratuite karakter van sommige antwoorden ontevreden waren. Het eerste voorbeeld is de eigen kamer. De staatssecretaris zegt dat zij dat belangrijk vindt en dat dat in 2010 ook zo zal zijn. Zij doet dan, zoals altijd weer, uitspraken over zaken waar zij uiteindelijk zelf niet op af te rekenen is. Zij verwijst dan naar de rol die de instellingen zelf spelen.

Voorzitter: Ten Hoopen

Mevrouw Vietsch (CDA):

Ik begrijp van de staatssecretaris dat bouwen tijd nodig heeft. Als uw staatssecretaris, mevrouw Vliegenthart, de kwaliteit en de eenpersoonskamers had aangepakt, waren wij nu van dat probleem af geweest.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

De mensen die daar wonen, hebben helemaal niets aan dit soort uitspraken. Wat wij hopelijk samen van de staatssecretaris vragen, is om voor het eind van het jaar een brief te sturen, waarin zij zegt in welk tempo wij naar eenpersoonskamer toe gaan bewegen en vooral waar zij zelf op af te rekenen is, eind 2006 en eind 2007. In welk tempo gaan wij van de huidige situatie, waarvan ik vaststel dat wij er allemaal buitengewoon ongelukkig mee zijn, naar de nieuwe situatie? Ik hoop dat veel mensen die in verpleeghuizen wonen, daar nog van kunnen profiteren.

Ik was ook niet erg gelukkig met het antwoord op de vragen over de zorginfrastructuur. Hiervoor is AWBZ-breed 30 mln. Mijn fractie heeft een amendement ingediend. Tot mijn spijt heb ik dat zo laat gedaan dat ik nog geen steun daarvoor heb verworven bij anderen, maar ik hoop die wel te krijgen. Met dat amendement vragen wij de regering om een structurele regeling te ontwerpen die minstens tien jaar van kracht is en die mogelijk maakt dat mensen met een toenemende zorgbehoefte ook een beroep kunnen doen op technische en personele voorzieningen, welzijnsactiviteiten, 24-uursbeschikbaarheid van de zorg, zorgcoördinatie, maar ook bouwkundige voorzieningen, zoals een zorgpunt, een inlooppunt, een ontmoetingsruimte, kortom alles wat het mogelijk maakt voor zorginstellingen om echt over te gaan op een moderne manier van bouwen.

Wij hebben als dekking voor het amendement gekozen voor de onderuitputting in de WZW. Wij willen wel dat de staatssecretaris nog schriftelijk antwoordt op de vraag wat er nu precies in dat potje zit. In alle jaarbeelden die wij van haar krijgen, wordt gezegd dat het inclusief verzorgingshuizen is, maar wij krijgen nooit te horen hoeveel geld er precies in die onderbesteding zit. Graag ontvang ik informatie daarover.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik ben toch een beetje verbaasd over de verschillende signalen die u bij een- en dezelfde begroting uitstraalt. Aan de ene kant vindt u dat er een rijksregeling moet komen dat iedereen recht heeft op een eenpersoonskamer en een badkamer. U vindt dat de staatssecretaris daar persoonlijk op aanspreekbaar is. Aan de andere kant vindt u dat er geëxtramuraliseerd moet worden, maar dan vindt u wel dat instellingen dat moeten doen. Vorig jaar steunde u bij de begroting nog een motie over de Wmo, waarin werd gezegd dat de gemeenten de regierol moeten krijgen over extramuralisering en ondersteuning. Wat wilt u nu? Wilt u dat de instellingen de baas blijven over hoe de zorg wordt georganiseerd? Moeten de cliënten de baas zijn? Of moet de staatssecretaris de baas zijn?

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Ik wil gewoon dat het snel gebeurt. Wij weten dat de wens van de mensen is om zoveel mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Wij weten ook dat de modernisering van verzorgingshuizen wordt belemmerd, omdat men onvoldoende inzicht heeft hoe de financiële onderbouwing er in de toekomst uit zal zijn. Daarom hebben wij gewoon een regeling nodig voor zorginfrastructuur.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Erkent u dan ook dat die belemmering, die u terecht vaststelt, voor een groot deel wordt veroorzaakt door de onduidelijkheid over wie die sturing heeft? Er zijn nog veel verschillende prikkels in het systeem, maar daar wilt u mee doorgaan. Wat is uw sturingsfilosofie?

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Omdat wij nog helemaal geen Wmo hebben, wil ik eerst maar eens goed regelen dat de modernisering van verzorgingshuizen tot stand komt. Ik weet niet of de Wmo in dat tempo wordt ingevoerd dat de ouderen die daar nu zitten, er nog wat aan hebben. Er is een enorme vertraging bij de nieuwbouw van seniorenwoningen.

Over de zorgkloof houdt de staatssecretaris vol dat het allemaal wel meevalt en dat er voldoende geld is. Ik ben zeer teleurgesteld in het feit dat de coalitiepartijen haar laten wegkomen met het niet uitvoeren van de motie-Verbeet, die breed was ondersteund. Het is nu een open einde. Er wordt nu al gezegd dat wij pas in 2007 nieuwe tarieven hebben voor de volgende begroting, terwijl wij in de motie hebben gevraagd om zo spoedig mogelijk te komen met nieuwe tarieven, liefst voor de begroting voor 2006, zodat men de nieuwe richtlijnen voor verantwoorde zorg kan uitvoeren. Dat hebben wij niet voor elkaar gekregen en de coalitie accepteert dat. Daarover ben ik buitengewoon teleurgesteld.

Gisteren hebben wij het gehad over de straatcultuur en onze zorgen daarover. De heer Van der Vlies is met een motie gekomen. Wij dienen een motie in met een iets andere invalshoek, maar wij kijken nog wel hoe wij daar uitkomen. Daarom dien ik de volgende motie in.

  • De Kamer,

  • gehoord de beraadslaging,

  • van mening dat seksualiteit door onder meer muziekzenders MTV en TMF steeds vaker op een platvloerse en vrouwonvriendelijke wijze wordt ingezet;

O, wat erg, ik lees de verkeerde motie voor.

De heer Van der Vlies (SGP):

Plagerijtje. Ik maak het niet nog erger. Ik was al heel blij. Ik dacht: dat leidt alleen maar tot steun van deze motie.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Het was een goede motie. Het spijt mij. Ik ga nu opnieuw beginnen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende de onrustbarende verharding van de straatcultuur in de grote steden met name tot uiting komend in "gang"-vorming, extreme geweldsmisdrijven en (groeps)verkrachtingen;

van oordeel dat de oorzaak van deze problematiek voor een belangrijk deel begint bij het tekortschieten van opvoeding in de thuissituatie;

van oordeel dat naast de repressie ook de oorzaken van deze problemen hard moeten worden bestreden;

constaterende dat seksuele voorlichting op school, en met name de emotionele en relationele kant, zowel voor jongens als meisjes des te belangrijker is wanneer in het gezin dit belangrijke thema niet (adequaat) wordt besproken;

overwegende dat de tot op heden vrijgemaakte gelden voor opvoedingsondersteuning een goede eerste stap zijn maar in het licht van de omvang van de problematiek nog veel te beperkt zijn;

verzoekt de regering, te komen met een offensieve aanpak van de straatcultuur, waarvan naast de repressieve aanpak ook opvoedingsondersteuning en tijdige seksuele voorlichting in veel grotere mate wordt ingezet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verbeet en Kraneveldt. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64(30300 XVI).

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Dan heb ik nog twee restpunten. Ik ben voor een deel tevreden met het antwoord op de vragen over ondervoeding, maar niet helemaal en dan vooral op het punt van de protocollen. Mede namens de fracties van CDA en VVD verzoek ik de minister dan wel de staatssecretaris om in gesprek te gaan met de stuurgroep Ondervoeding en na te gaan wat wij kunnen doen om ervoor te zorgen dat aan dit belangrijke thema systematisch aandacht wordt besteed in ziekenhuizen.

Voor Pelita doe ik een vergelijkbaar verzoek. Het gaat hier om nazorg en maatschappelijke hulp voor groepen die afgewezen zijn voor een uitkering in het kader van WUBO en WUV. Ik verzoek het kabinet met deze instelling te gaan praten over de manier waarop zij dat werk goed kan doen.

Mevrouw Smilde (CDA):

Voorzitter. Deze begroting zet in het kader van stap voor stap op weg naar de nieuwe Zorgverzekeringswet een aantal puntjes op de i. Je zou de komende weken als motto kunnen meegeven: onzekerheid veranderen in draagvlak. Zo wil ik dat ook maar opvatten. Voor een aantal zaken hebben wij gevraagd om gevoel van urgentie. Die zal ik nog even langslopen.

Ik begin bij de Nederlanders in het buitenland. Het is goed dat er nu duidelijkheid is over de IZA-verzekerden. Hetzelfde geldt voor de particuliere verzekerden. Onze casus is een van de velen. Mevrouw Schippers gaf het ook al aan. Wij hebben echt stapels van dit soort mailtjes. Daarom krijg ik graag de toezegging dat het kabinet hierover op heel korte termijn in gesprek gaat met Zorgverzekeraars Nederland en dat wij voor eind november weten hoe het ermee staat. Ik denk dat dit snel moet gebeuren. De schriftelijke beantwoording van de E111- en E121-formulieren wordt vervangen door een Europese verzekeringskaart. Dat is een echte verbetering, maar hoe wordt het publiek hiervan op de hoogte gebracht? Is het mogelijk dat het CVZ mensen op het bestaan van deze verzekeringskaart wijst als zij een aanvraag voor één van deze formulieren ontvangt?

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Mevrouw Smilde is soms heel selectief, want zij verwijst wel naar e-mailtjes over klachten en zorgen van mensen in het buitenland, maar de e-mailtjes over plastische chirurgie en medicijnen die niet worden verstrekt, noemt zij niet. De eerste groep e-mailtjes is blijkbaar waar, terwijl de tweede groep op misverstanden is gebaseerd.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik heb in al die uren dat wij over deze begroting debatteren, niet een keer een vraag gekregen over e-mailtjes met klachten of opmerkingen over plastisch chirurgen. Namens de CDA-fractie zijn er vragen gesteld over de dure geneesmiddelen. Wij steunen ook de motie van mevrouw Schippers hierover. Ik begrijp uw opmerking over die e-mailtjes helemaal niet, want ik heb over plastisch chirurgen helemaal niets gezegd. Ik vraag nu aandacht voor mijn punten en op andere momenten ga ik in op de problemen van de plastisch chirurgen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voor sommige signalen hebt u terecht aandacht, maar over andere signalen hoor ik u niet.

Mevrouw Smilde (CDA):

Blijkbaar vindt u dat ik ook had moeten ingaan op de problemen die u hebt genoemd. Ik heb namens mijn fractie voor deze inbreng gekozen. Ik markeer nu deze punten en de punten die u noemt, behandel ik in andere debatten.

Ik ben tevreden met de antwoorden van de minister over de vliegende brigade en Postbus 51. Langzamerhand bereiken wij de situatie dat alle vragen op een goede manier worden beantwoord, niet in de laatste plaats doordat mensen nu ook direct worden doorverbonden met of teruggebeld worden door het CVZ of het ministerie van VWS als zij complexe vragen hebben.

Ik heb begrip voor het antwoord dat het te gecompliceerd is om nog deze maand een herinnering te sturen. Wel houd ik vast aan de toezegging van de minister dat die herinneringen in januari worden verstuurd. Mijn fractie is verder zeer content met zijn voornemen om te komen tot een nauwgezette analyse. Op die analyse komen wij zeker terug.

De minister heeft wel heel zuinigjes toegezegd dat hij met een plan van aanpak voor de ivf zal komen. Tegen de heer Heemskerk zeg ik nog maar eens dat wij niet tevreden zijn met een inlegvelletje. Ik wil dat de Zorgverzekeringswet zorgvuldig wordt ingevoerd en daarom ben ik gevoelig voor het argument dat het onmogelijk is om het per 1 januari te regelen. Ik vraag de minister zijn plan van aanpak ruim voor 1 juli naar de Kamer te sturen, omdat wij er zeker van willen zijn dat het op 1 juli daadwerkelijk is geregeld. De minister heeft mij dat duidelijk toegezegd en daarom vind ik dat wij hierover niet nog een motie moeten indienen. Wij moeten geen moties gaan stapelen. Dat is niet zinvol. Als de Kamer een motie aanneemt, moet dat voldoende zijn. Al met al ga ik er dus van uit dat de eerste ivf-behandeling vanaf 1 juli 2006 weer wordt vergoed.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Ik heb mevrouw Smilde in interrupties verschillende dingen horen zeggen. Moet het op 1 juli 2006 zijn geregeld of mag het ook 1 januari 2007 zijn als de minister maar de garantie geeft dat het dan geregeld is? Ik mocht de motie van het CDA en de PvdA niet medeondertekenen, omdat u dit punt samen wilde binnenhalen. Dat is prima, maar dan moet u ook wel klip en klaar aangeven wat u precies wilt.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik heb een- en andermaal gezegd wat ik wil. Het moet op 1 juli 2006 geregeld zijn. Wellicht heb ik mij een keer versproken, omdat wij tegelijkertijd ook spraken over het zittend ziekenvervoer. Wij zijn op dat punt inschikkelijker en daarom heb ik gezegd dat wij dat op 1 januari 2007 willen laten ingaan. De eerste ivf-behandeling moet dus vanaf 1 juli 2006 weer worden vergoed.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Ik heb de minister horen zeggen dat hij dat niet kan, dat hij hooguit met een plan van aanpak komt, maar dat invoering op zijn vroegst pas 1 januari 2007 mogelijk is. Dat heeft hij nog niet eens hard toegezegd. Wat gaat u doen als hij dat in tweede termijn niet toezegt?

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik ga ervan uit dat de minister royaal voor 1 juli 2006 met een plan van aanpak komt, met het oogmerk om het dan in te voeren. Ik begin geen als-dandiscussie. Ik ga ervan uit dat wij dat plan van aanpak royaal voor die tijd hebben met daarin vermeld hoe wij het 1 juli 2006 gaan invoeren.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Zegt u nu dat u vasthoudt aan de inhoud van uw motie?

Mevrouw Smilde (CDA):

Ja. Het is toch logisch dat je vasthoudt aan de inhoud als je een motie indient?

De heer Heemskerk (PvdA):

Toen ik de Telegraaf in juni las, ging ik ervan uit dat het zittend ziekenvervoer terugkwam in het pakket. Toen ik vorige week naar de radio luisterde, ging ik ervan uit dat er een generaal pardon kwam om die zorgtoeslagformulieren versneld toe te sturen. Voordat wij aan dit debat begonnen, ging ik ervan uit dat ivf per 1 januari en hooguit per 1 juli in het pakket terug zou komen. De minister zegt "ik doe het niet". De minister is heel erg helder. Hij gaat niet halverwege het jaar klooien met premies en formulieren. Daar gaat u wel vanuit! Waarom kan ik dit keer wel geloven dat u uw rug recht houdt, mevrouw Smilde?

Mevrouw Smilde (CDA):

In eerste instantie dienden wij de motie voor het zittend ziekenvervoer in voor deze begroting, maar dat bleek niet mogelijk. Daarom gaan wij een dekking zoeken voor 2007. Ik mag erop wijzen dat er inmiddels wel een ruimere hardheidsclausule is, compleet met geld erbij. Ik ga ervan uit dat dit voorlopig voldoende is om in de geest van die motie te handelen. Ik heb het woord "generaal pardon" nimmer gebruikt. Ik heb vorige week maandagavond precies hetzelfde verhaal gehouden over de zorgtoeslagformulieren als ik vanmorgen heb gedaan. Ik heb zeker al voor de tiende keer gezegd dat wij ervan uitgaan dat de minister met een plan van aanpak komt zodat wij de motie-Vietsch/Arib per 1 juli 2006 kunnen uitvoeren. Ik heb het niet helemaal bijgehouden, maar wij kunnen het straks in de Handelingen tellen. Duidelijker kan ik het echt niet zeggen.

De voorzitter:

Ik geef de heer Heemskerk nog één keer het woord. Ik verzoek hem de term die hij gebruikte in verband met de premies, nu en in de toekomst niet te herhalen.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik ben bang dat de minister ook per 1 juli 2006 gaat zeggen "dat komt mij niet uit en ik heb er geen zin in" en dat de CDA-fractie het voorstel dan weer intrekt. Weet u waarom ik dat zo jammer vind? Alle echtparen zonder kinderen die u valse hoop hebt gegeven, zullen dan weer teleurgesteld zijn in de Kamer. Het gebeurt namelijk niet omdat de CDA-fractie afhaakt terwijl er een Kamermeerderheid is die iets kan regelen.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik heb het verschillende malen gezegd. Het is nu 10 november 2005. Er is nog een hele tijd te gaan en ik ga er gewoon vanuit dat wij de motie dan gaan uitvoeren.

Wij begrijpen de minister zo dat hij bereid is om in de begroting van 2007 de motie-Smilde c.s. over het zittend ziekenvervoer uit te voeren. Wij willen dat ruim op tijd weten, opdat wij dat in het pakket kunnen realiseren. Wij hebben tijd genoeg om een goede dekking te vinden. Dat moet gewoon worden gerealiseerd.

In de beantwoording is nog één punt blijven liggen, namelijk de motie over de opleidingsplaatsen voor nurse practitioners en physician assistants. Wij willen die plaatsen in 2007 weer op het beoogde aantal van 400 hebben.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Voorzitter. Dit is de echte afronding. Ik ben in eerste termijn vergeten om de staatssecretaris te bedanken voor haar toezegging dat voor dure geneesmiddelen in AWBZ-instellingen eventueel een apart tarief kan komen en dat zij daar ook een pilot voor opzet. Wij krijgen eindelijk weer eens echte pilots. Wij danken de staatssecretaris ook voor haar toezegging over stageplaatsen. Wij zijn het geheel met haar eens dat de gelden aan het veld gegeven moeten worden. Wie is het veld? In onze ogen zijn dat niet de instellingen. Het is in onze ogen ook niet de bedoeling dat deze gelden ongeclausuleerd aan zorginstellingen gegeven worden. Bij het veld denken wij ook aan de vakbonden en beroepsverenigingen en wij zouden hier toch graag iets meer over horen en gerustgesteld willen worden door de staatssecretaris.

Wij hebben het vandaag gehad over de ADHD-richtlijn en de CDA-fractie ging er eigenlijk van uit dat de implementatie hiervan opgenomen zit in het programma "Zorg voor Beter" of dat men daar subsidiegeld voor kan vragen. Graag hoor ik hierop een reactie van de staatssecretaris.

Wij zijn teleurgesteld dat uit de schriftelijke antwoorden van de minister blijkt dat hij zijn eerdere toezegging over een nulmeting in de ggz intrekt. Wij gaan nu een geheel nieuw financieringstraject in, waarbij een deel van de ggz onder de nieuwe zorgverzekering valt, maar komend jaar nog wel uit de AWBZ betaald moet worden. Dan zou je toch zeggen dat er aan het eind van dat jaar een fatsoenlijke evaluatie moet komen? Wij gaan nu toch ook niet meteen van het een naar het ander? Daar zit dus twijfel. Er komt blijkbaar alleen een financiële evaluatie uit het oogpunt van de zorgverzekeraar en niet uit het oogpunt van de aspecten die voor de mensen belangrijk zijn. Dat willen wij toch nog een keer onder de aandacht brengen.

Wij danken de staatssecretaris voor de toegezegde beroepsmogelijkheid inzake de contracteerplicht. Natuurlijk houden wij als CDA-fractie een vinger aan de pols en als er knelpunten zijn, dan zullen wij daarop terugkomen.

Een ander punt waarop wij later in ieder geval terugkomen, is het Fonds PGO. De CDA-fractie ondersteunt het stellen van criteria, maar dat mag niet leiden tot halvering van het budget van de ouderenbonden in een klap, of naar een teruggang van 10% bij ouderverenigingen van bijvoorbeeld verstandelijk gehandicapten.

Cliëntenraden zijn belangrijk. Wij danken de staatssecretaris dan ook voor haar toezegging dat er een regeling komt, ook al weten wij nog niet hoe deze eruit zal zien. Wij zullen dat bij de nieuwe wet zeker in ons achterhoofd houden. Omdat de wet echter nog niet gerealiseerd is en de toezegging toch nog vaag, willen wij een noodfonds. Vandaar dat ik vasthoud aan mijn amendement. Mocht het op een andere manier geregeld worden, dan is duidelijk dat het noodfonds niet nodig is en dan kan dat geld gewoon weer terugvloeien naar de zorg. In dat opzicht wordt er niets verspild.

De staatssecretaris zei dat hospices toegelaten kunnen worden. In de praktijk zie je echter – dat was voor ons ook de reden om hierop terug te komen – dat een hospice een toelating vraagt. Men verschijnt dan met tekeningen van een gebouw, dat meestal door de samenleving gefinancierd is en waar iedereen erg tevreden over is, bij het College bouw ziekenhuisvoorzieningen, waar vervolgens wordt geconstateerd dat de kamer een vierkante meter te klein is of dat de badkamers niet helemaal voldoen aan de norm. Om dat soort redenen zie je initiatieven die door de samenleving volop gedragen worden, afgekeurd worden. Want toelating vereist dat er eerst een verbouwing komt, maar daar is geen geld voor. Dus wordt dat hospice niet toegelaten en loopt weer een initiatief voor iets wat wij graag zouden willen hebben, stuk op de bureaucratie. Kan daar niet wat soepeler mee omgegaan worden? Kan dat niet geregeld worden?

Wij hebben het straks gehad over de vraag of de pilot thuiszorg en ziekenhuiszorg in een financiële regeling opgenomen kan worden. De staatssecretaris doet in onze ogen een halve toezegging. Zij zegt dat 2006 te snel is, maar dat zij eens een plan wil maken voor 2007. Wij hebben de motie-Buijs toch al een jaar op de plank liggen. Wij hebben deze discussie ook gehad bij de Wmo. Daar hebben wij het er ook over gehad dat de ziekenhuiszorg overgeheveld moet worden. Wat is daar nu zo moeilijk aan? Je gaat naar een ziekenhuis, je gaat naar de zorgverzekeraar en zegt: wij willen een proef hebben voor laten wij zeggen honderd heupoperaties, waar jullie ook gelijk de thuiszorg bij doen en daar bieden wij jullie die en die prijs voor. Willen jullie dat voor ons uitvoeren? Dan kunnen wij zien wat de verschillen zijn. Ik weet dat er ziekenhuizen en zorgverzekeraars zijn die wel iets zien in een dergelijk experiment. Ik vraag mij dus ook af waarom dat niet mogelijk is en of het niet eerder de bureaucratische rompslomp is die het samenvoegen en vervolgens maximaliseren van twee financieringsstromen in een potje verhindert dan echt een praktisch probleem is. Dat laatste kan ik mij niet voorstellen, zeker niet als ik de geluiden uit het veld hoor. Het lijkt mij heel goed om een begin te maken, hoe klein ook, want dan weet iedereen dat wij en het ministerie het serieus menen.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Als specialisten in Nederland de noodklok luiden, zoals zij deze week hebben gedaan, doen zij dat niet omdat zij dat leuk vinden of niets anders te doen hebben, maar omdat zij zich gefrustreerd voelen in de reden waarom zij dat vak hebben gekozen, namelijk om zo goed mogelijke of de beste zorg aan patiënten te bieden. Die frustratie maakt dat men zich behoorlijk woedend uit. Dat kan ik mij heel goed voorstellen, want zij staan voor het belang van de patiënten. Zij willen de boodschap overbrengen dat zij gefrustreerd raken doordat zij niet altijd de juiste behandeling kunnen geven aan patiënten omdat de zorgverzekeraar op de stoel van de arts gaat zitten. Ik vind dat de minister hier niet geïrriteerd over moet doen en niet nog eens de media en de specialisten de schuld moet geven, maar dat hij dit soort signalen serieus moet nemen. Wij staan er met zijn allen toch voor dat patiënten een zo goed mogelijke behandeling krijgen in dit land? Dat belang moet toch voorop staan?

Ik heb Zorgverzekeraars Nederland op televisie in Nova horen zeggen dat het een misverstand was dat zij op de stoel van de arts gingen zitten, maar ik vind het een misverstand om te veronderstellen dat dit niet gebeurt. Zorgverzekeraars krijgen namelijk steeds meer belangen. Die verandering heeft de minister in het zorgstelsel aangebracht. Zorgverzekeraars moeten meer met elkaar concurreren, dus zij hebben er alle belang bij om beter op de centjes te letten en dus om te bezuinigen op dure behandelingen. Dat mag de minister niet uitvlakken. Hij moet onderkennen dat die belangen er zijn. Hij heeft ze zelf ingebracht; hij heeft het zelf gewild. Dan moet hij ook de gevolgen daarvan onder ogen zien.

De minister komt nu met een onderzoek. Dat is prima, maar ik wil dat in dat onderzoek gelijk wordt gezocht naar een oplossing voor deze trend en naar een manier om te voorkomen dat de zorgverzekeraars in plaats van de artsen het laatste woord hebben. De praktijk is namelijk dat zorgverzekeraars op de stoel van de arts gaan zitten en dat artsen inderdaad wel eens een nieuwe behandeling willen die nog niet helemaal gangbaar is op dat moment. Dat is natuurlijk van alle tijden, maar het gaat ook om medische behandelingen waarvan de beroepsgroepen allang met elkaar hebben vastgesteld dat die nuttig en medisch noodzakelijk zijn. Zij hebben daarover al afspraken gemaakt en gesteld dat het goed beleid is voor de patiënten. Daar gaat de zorgverzekeraar dus tussen zitten, maar dat moeten wij gewoon niet hebben.

Naar dure geneesmiddelen wordt ook onderzoek gedaan. Ik vind het terecht dat de minister stelt dat alle patiënten recht hebben op een goede behandeling en op goede geneesmiddelen en dat de inspectie dat gaat controleren. Dat vind ik prima. Ik vind het ook goed dat de minister uitspreekt dat men daar recht op heeft, maar ik wil dat de minister regelt dat het praktijk wordt. Inspectie en onderzoek vinden namelijk achteraf plaats. Ik wil dat patiënten die een duur geneesmiddel nodig hebben, omdat zij kanker hebben en anders eerder dood gaan, dat vanaf morgen krijgen. Lost de minister dit op om te voorkomen dat op dit vlak ongelijkheid in ons land ontstaat? Ik vind dat namelijk onacceptabel. De minister moet hier iets aan doen. Hij moet niet nog een tijdje wachten op wat de inspectie achteraf zegt, want dan is de patiënt in kwestie helaas al overleden.

Ik noemde al een aantal vragen die nog niet beantwoord zijn. Wil de minister daar op ingaan?

De minister is ook niet ingegaan op de wachtlijsten voor mensen met een levensbedreigende ziekte. Ik hem gevraagd om uiterste spoed te betrachten ten aanzien van de specifieke geneesmiddelen Plavix en Alimta waarvoor een oplossing in zicht is.

De taskforce ondervoeding zie ik graag uitgebreid tot mensen uit de ziekenhuiswereld en de cure. Ik krijg graag nog een antwoord op die vraag.

De minister is vandaag niet meer op de dbc's ingegaan. Ik heb inmiddels vernomen dat over de oplossing die hij wil en biedt, de nodige ruzie is ontstaan. Wil hij ons daar een toelichting op geven?

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording in eerste termijn.

Er wordt heel veel gepraat over preventie en dat draait altijd uit op meer ver- en geboden, accijnsverhogingen en alles wat past in de controletheorie. Dat is leuk voor het geweten, maar het haalt weinig uit, als je dit al zou willen. Wij zijn van mening dat stimulerend beleid veel betere resultaten geeft. Wij doen een voorstel dat stoelt op maatwerk, op daadwerkelijk persoonlijke aandacht en op advies over de opkomende volksziekte, namelijk hoe die zelf te voorkomen en wat daar zelf aan te doen. Het betreft advies over eten en bewegen, over mondzorg en over ontwikkeling van het kind in den brede. Ik betwijfel ernstig het resultaat van de 50 mln. die de staatssecretaris hier vandaag heeft genoemd. Goede wil, een creatieve invulling en efficiënte inzet van mensen is daarvoor wel nodig. Ik handhaaf dan ook mijn motie en vraag de staatssecretaris om uit te schrijven hoe zij de invulling heeft bemenst en hoe zij die 50 mln. heeft opgebouwd. Ook zie ik graag bij die beschrijving een lichte invullingsvariant, want wij moeten de zaken niet zwaarder optuigen dan nodig.

Ik ben blij met de uitspraak van de minister dat patiënten die medisch zijn geïndiceerd voor dure geneesmiddelen, daar recht op hebben. Wij hebben een betere financiering; verzekeraars betalen 80% vast en ziekenhuizen 20%. Ziekenhuizen die geen gelden hiervoor vrijspelen, doen gewoonweg de hele behandeling niet meer. Kwaliteit van zorg wordt daarmee gegarandeerd. Graag zie ik de evaluatie hiervan na één jaar tegemoet. Mijn motie vraagt om nog veel meer dingen, bijvoorbeeld waar het betreft de gang van zaken, de procedures en de kwaliteit van de Commissie farmaceutische hulp. Voorts wordt gevraagd om onderzoek naar prijzen, want het is onduidelijk of deze dure geneesmiddelen wel onder de Wet geneesmiddelenprijzen vallen, zoals de minister beweert. Ik heb signalen en ook anderen in de Kamer hebben die, dat het in het buitenland echt anders ligt. Ik zou daar graag van de minister een reactie op vernemen.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Ik wilde mevrouw Schippers nog iets vragen over de motie waarop zij aan het begin van haar betoog doelde, betreffende de eenmaal per jaar plaatsvindende controle van de kinderen. Wil mevrouw Schippers dit verplicht maken of wil zij alleen de facilitering ervan, zodat de mensen vrijwillig hun kind ernaartoe kunnen sturen? Wil zij echt een één keer per jaar plaatsvindende verplichte controle?

Mevrouw Schippers (VVD):

Het staat niet in de motie. Wij hebben nu een schoolarts waar je naartoe kunt gaan. Dat is iets wat mensen wordt aangeboden en zo voeg je de verpleegkundige eraan toe.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Het is dus vrijwillig wat u wilt?

Mevrouw Schippers (VVD):

Ja, het is vrijwillig.

Voorzitter. Ik ben heel tevreden met de toezegging over het onderzoek naar de beweringen die regelmatig op tv worden geuit over de rol van de verzekeraar en het feit dat de verzekeraar de autonomie van de arts zou aantasten. Ik zou in dit verband het volgende tegen de minister willen zeggen.

Minister, ga hierbij tot de bodem en laat ons uw bevindingen weten; doe dit grondig. U kunt hier tien keer uitspreken dat de arts bepaalt wat medisch noodzakelijk is en dat de verzekeraar het vergoedt als het in het pakket zit, maar het blijft een welles-nietesspelletje. Ik wil weten waar dat aan ligt.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ik verontschuldig mijn collega Vendrik, die helaas elders in het Kamergebouw verplichtingen heeft.

Gisteren sprak mijn collega Vendrik over het wantrouwen dat deze minister van VWS, de heer Hoogervorst, zou hebben ten aanzien van iedereen: zorgaanbieders, zorgverzekeraars, burgers. Dat sprak de minister tegen. De mens zou geneigd zijn tot goed doen, maar het lukt niet altijd. Dat vond ik mooi gevonden, want het leek mij ook wel voor de bewindslieden te gelden. Zij zijn misschien geneigd het goed te doen, maar het lukt niet altijd.

Ik ben blij met de reactie van de minister op het punt van de verhoging van de alcoholaccijns. Ik neem aan dat hij dit opneemt met staatssecretaris Wijn.

Wij hebben nog geen reactie gehad op de motie waarin wij vragen om ziekenhuisnota's te baseren op reële en niet op gemiddelde kosten, zoals bij de onduidelijke dbc-nota's.

Voorts wijs ik op de heroïnebehandelplaatsen; dit betreft het amendement-Van der Laan. Het gaat ons niet om het uitkopen van de gemeente. Het gaat ons om extra plaatsen op structurele basis. De dekking komt vooral van andere ministeries; het gaat om 1,5 mln. uit de eigen begroting. Wij zijn ook van mening dat het niet echt een gelukkige keuze is om het uit het preventiepotje te halen. Er is genoeg geld beschikbaar op de begroting van het ministerie van VWS. De minister moet dan ook niet moeilijk doen en het regelen.

De fractie die ten aanzien van de ivf het eerst moet worden aangesproken, is die van het CDA. Veel echtparen zullen in hun leven met ivf te maken krijgen. Het is daarom teleurstellend dat die zaak niet vandaag is geregeld. Ook onze voorkeur gaat uit naar 1 januari 2006. Als dat niet lukt, lijkt ons 1 juli 2006 een goede datum. Nu komt de minister ermee weg met het excuus dat het gedurende het jaar lastig is om afspraken te maken. Dat is onzin, want bij de Wmo lukt het ook om het halverwege het jaar in te voeren. Waarom zou het in dit geval dan wel bezwaarlijk zijn?

De staatssecretaris heeft mij gevraagd om de motie aan te houden waarmee ik wil regelen dat het voor nabestaanden niet noodzakelijk is om binnen 24 uur de spullen van hun gestorven geliefde op te ruimen. Haar schriftelijke antwoord was duidelijk afwijzend. Uit haar mondelinge antwoord heb ik begrepen dat er een algemeen overleg zal worden gehouden over de modernisering van de AWBZ. Ik handhaaf de motie. Als de staatssecretaris de intentie heeft om het probleem van het spoedig opruimen van spullen van de overleden partner op te lossen, neem ik aan dat zij die motie als een steuntje in de rug zal beschouwen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden. Na de beantwoording is mij echter nog niet helemaal duidelijk of de uitrol van het emd daadwerkelijk een jaar zal zijn vertraagd. Haast is vereist, want het gaat om mensenlevens.

Naar aanleiding van mijn vragen over het ontwikkelen van toepasbare normen door het NEN heeft de minister gezegd dat hij schriftelijk zal reageren. Toch dien ik een motie over deze kwestie in. Als de schriftelijke reactie van de minister bevredigend is, zal ik die motie niet in stemming brengen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de motie van de Kamer waarin wordt gesteld dat de burger/patiënt sleutelbewaarder moet zijn van zijn eigen elektronisch dossier door de minister niet is uitgevoerd;

constaterende dat bij het aanleggen van het Landelijk Medicatiedossier door NICTIZ niet is gegarandeerd dat de patiënt sleutelbewaarder is, dat wil zeggen zelf de zeggenschap heeft over de toegang tot en het gebruik van zijn medische gegevens;

voorts constaterende dat er nog steeds geen toepasbare normen zijn voor het regelen van de privacybescherming bij elektronisch verkeer in de zorg en in het bijzonder bij de toegang tot het gebruik van privacygevoelige gegevens (autorisatie) en dat het ontwikkelen en stellen van normen behoort tot de competentie van het NEN, dat immers ook de norm voor informatiebeveiliging heeft ontwikkeld;

verzoekt de regering om het NEN op korte termijn opdracht te geven om een toepasbare norm te ontwikkelen en vast te stellen voor privacybescherming en autorisatie voor elektronisch gegevensverkeer in de zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65(30300 XVI).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik ben zeer teleurgesteld in de reactie van de minister op het amendement van mevrouw Van der Laan over de heroïneverstrekking. De gemeenten financieren immers wel degelijk behandelplaatsen en beveiliging. Zij maken met name in de opstartfase veel extra kosten. Bijvoorbeeld de gemeente Enschede heeft te maken met € 500.000 aan verbouwingskosten en zij besteedt € 400.000 aan beveiliging. Zij draagt dus eenderde bij aan het totale budget voor de behandelplaatsen. Er zijn gemeenten waarvoor geldt dat dit percentage nog groter is. De argumenten van de minister gaan dus niet op. Dat neemt niet weg dat ik open sta voor suggesties ten aanzien van de dekking.

Ik kom op het homobeleid. Uit het veld horen wij dat er wel degelijk projecten rondom homo-emancipatie moeten worden beëindigd. Begreep ik het antwoord van de minister goed, dat hij garandeert dat geen van de vorig jaar opgestarte projecten hoeft te stoppen?

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Voorzitter. Wij hebben een aantal vragen gesteld over de onverzekerden. De beantwoording daarvan is vooruitgeschoven, omdat er nog allerlei plannen van aanpak en brieven over zullen komen. Dat is natuurlijk altijd een beetje jammer, want het is mooi om bij zo'n begrotingsbehandeling spijkers met koppen te kunnen slaan.

Een effect van de Zorgverzekeringswet is dat een verschuiving kan optreden in de zorgconsumptie. Ik heb van de minister geen afdoende antwoord gekregen op mijn vraag hoe wij een en ander gaan analyseren. Wil hij toezeggen dat wij vooral verschillen tussen rijke en arme burgers en wellicht ook tussen mensen uit verschillende culturen inzichtelijk krijgen gepresenteerd in de monitorsystematiek van de Zorgverzekeringswet?

Ook ik ben teleurgesteld dat het CDA inzake ivf zich zo gemakkelijk de kaas van het brood laat eten. Als de grootste partij samen met de op een na grootste partij een motie indient, dan schept dat verwachtingen. Het is dan erg jammer dat de minister daar zo makkelijk mee wegkomt.

De staatssecretaris heeft toegezegd dat zij mijn suggesties inzake de jeugdzorg en de versterking van de positie van gezinsvoogden zal meenemen. Zij zal erop terugkomen in een brief. Jammer dat zij niet gisteren al even met haar collega van Justitie heeft gesproken, waardoor wij nu al iets hadden kunnen horen over wat het kabinet van mijn suggesties vindt. Maar goed, ik reken erop dat wij voor het algemeen overleg over jeugdzorg een inhoudelijk goede reactie krijgen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging van een notitie over de geestelijke verzorging in de zorg, na ommekomst van de uitvoeringstoets CVZ. Ik zal haar de informatie waarover ik beschik, graag doen toekomen.

In het kader van het preventiebeleid wil ik het krachtige appel herhalen dat de minister heeft gedaan door mij, de Stichting Alcoholpreventie en de verslavingszorg bij te vallen in het pleidooi om af te zien van een verlaging van de alcoholaccijns met het oog op het preventiebeleid en het tegengaan van overmatig drankgebruik.

De staatssecretaris heeft aangegeven dat wij maandag de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap zullen ontvangen. Er zal een kabinetsstandpunt komen. Ik heb de staatssecretaris zo begrepen dat conform het Hoofdlijnenakkoord in het kabinetsstandpunt in geen geval getornd zal worden aan de zorgvuldigheidsnormen van de Wet afbreking zwangerschap, waaronder de vijf dagen bedenktijd, het wijzen op alternatieven als adoptie, en de hulpverlening, bijvoorbeeld van de VBOK.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. De minister heeft schriftelijk en mondeling helder afstand genomen van het inderdaad laakbare incident dat ik als voorbeeld inbracht van hoe het niet kan en mag. Laten wij hopen dat het inderdaad een incident was en geen trend. Ik zal de mening van de minister en de Kamer terugkoppelen aan mijn zegsman en zo nodig de zaak aan de minister doorgeleiden.

Mijn inzet op het terrein van de alcoholaccijns en de preventie is duidelijk. Ik val de minister bij dat die alcoholaccijns wel degelijk als instrument kan worden gehanteerd. De preventie moet voluit dienen, ook voor de andere doelgroepen.

De motie op stuk nr. 57 betreft een plan van aanpak straatcultuur, zoals mevrouw Verbeet het zo treffend verwoordde. De staatssecretaris heeft gevraagd om de motie aan te houden, totdat haar gezinsbrief bij de Kamer ligt. Wil zij bevestigen dat deze brief nog dit jaar zal verschijnen? Ik zal dat uiteraard op mij laten inwerken, maar er ligt intussen ook een motie van mevrouw Verbeet, die zij op unieke wijze verbond aan mijn motie. Ik dank haar daarvoor. Toen zij die motie voorlas, dacht ik al: wat vertrouwenwekkend toch. Toen bleek het warempel mijn eigen tekst te zijn. Ook haar motie heeft echter ook uitdrukkelijk elementen die mijn instemming hebben. Er groeit dus iets goeds. Laat dat met steun van de hele Kamer tot grote bloei en wasdom mogen komen, want het gaat erom dat wij de ontsporingen in die straatcultuur weten in te perken met wettige, legale, redelijke, billijke en proportionele instrumenten. Daar gaan wij hier wel over.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Het mooie is dat toen mevrouw Verbeet de motie van de SGP-fractie voorlas, ik dacht: dit is toch echt een klassieke PvdA-tekst. Politiek is af en toe toch een heel mooi vak.

Ik zal eerst een aantal punten langslopen die door de verschillende fracties in tweede termijn naar voren zijn gebracht. Daarna zal ik de moties en amendementen becommentariëren.

De heer Heemskerk is nog ingegaan op de meevaller die mogelijk komt rond de zorgtoeslag, omdat de premies meevallen. Het is wel bijzonder dat hij er toch wel in slaagde om dat als een soort tegenvaller te presenteren. Ik wil niet gaan speculeren hoeveel dat zou zijn en hoe dat geld kan worden aangewend. Ik wil daarmee wachten tot december, want dan kunnen wij een eerste inschatting maken over hoe groot de meevaller zou kunnen zijn. U kunt erop rekenen dat u dan een helder beeld krijgt, ook van hoe het kabinet het geld denkt aan te wenden.

De heer Heemskerk (PvdA):

Het is gewoon een tegenvaller voor de mensen, want zij krijgen het geld niet. Mijn vraag was heel simpel. Als de premie niet € 1106 bedraagt, maar € 1060 – dat is tot nu toe het gemiddelde in de markt – dan kunnen wij toch een rekensom maken? Het is dan € 46 minder en dat maal 5,2 miljoen huishoudens. Dat is 240 mln.

Minister Hoogervorst:

Ik weet niet of die rekensom wel zo simpel is. Er is namelijk ook nog een doorwerking naar de jaren daarna, zeker het jaar daarna. U krijgt van mij een glasheldere presentatie, maar ik wacht liever even tot december.

De heer Heemskerk (PvdA):

U heeft altijd gezegd dat u het pas in maart of april zou doen. Dat gaat u nu vervroegen?

Minister Hoogervorst:

Dan vindt de definitieve vaststelling van de zorgtoeslag plaats. In december weten wij echter al wel zo veel dat wij een vrij precieze berekening kunnen maken van de meevaller die dit eventueel met zich meebrengt.

De heer Heemskerk (PvdA):

En dat heeft natuurlijk helemaal niets te maken met het feit dat er twee maanden later verkiezingen zijn.

Minister Hoogervorst:

Alles wat tussen nu en dan gebeurt, vindt heel kort voor de verkiezingen plaats. Ik vrees dat ik dat niet kan veranderen.

Mevrouw Smilde heeft er nogmaals op aangedrongen dat wij spoed zetten achter de problematiek van de Nederlanders in het buitenland. Dat zal ik graag doen. Ik zal ook zorgen voor een precieze analyse waar sprake is van onderbenutting bij de zorgtoeslag en hoe wij dat gaan adresseren.

Wat betreft IVF zeg ik toe dat ik uiterlijk in mei met een voorstel zal komen. Dan is er voldoende tijd.

Tegen mevrouw Kant zeg ik dat ik de signalen van specialisten altijd serieus zal nemen, zoals ik de signalen van de diverse beroepsgroepen altijd serieus neem. Ik vraag mij daarbij wel altijd af hoe het staat met de andere belangen. Ik zal dat onderzoek laten verrichten. Als er problemen zijn, moeten wij die natuurlijk oplossen. Verder denk ik dat wij nu een mooie regeling hebben getroffen voor dure geneesmiddelen. Wij gaan goed bekijken hoe dat in de praktijk uitpakt. Op de vragen over de wachtlijsten heb ik al schriftelijk geantwoord.

Mevrouw Kant (SP):

Op de vragen over wachtlijsten bij levensbedreigende ziekten hebt u schriftelijk geantwoord dat u daar geen antwoord op kunt geven. Daar schiet ik niet zoveel mee op.

Minister Hoogervorst:

Ik heb daarin aangegeven dat dit zich nog steeds in de goede, dus neerwaartse richting, lijkt te bewegen. Ik heb ook gezegd dat wij nieuwe informatie krijgen, als het DIS wordt gevuld. Daar zal ik de Kamer dan van op de hoogte stellen.

Mevrouw Kant (SP):

Nee, het ging specifiek over wachtlijsten bij levensbedreigende ziekten, waarvan het kabinet zelf een speerpunt heeft gemaakt. Ik kom er op een ander moment, op een andere manier nog op terug. Ik kom ook nog terug op die dure geneesmiddelen, omdat ik niet gerustgesteld ben. Het gaat ons allemaal aan het hart. Ik vind het prima dat u onderzoek gaat doen, maar ik wil dat wij de problemen voor zijn en dat wij niet wachten, terwijl patiënten die deze dure geneesmiddelen niet krijgen, in de tussentijd tussen wal en schip vallen. Als u een meldpunt bij de inspectie opent, zodat het onmiddellijk gemeld kan worden, als zich een probleem voordoet, en dat ook opgelost kan worden, zijn wij een stap verder. Wij moeten niet wachten op onderzoek achteraf, terwijl weer een groep patiënten daar de dupe van wordt.

Minister Hoogervorst:

Wij gaan evalueren. Dat zal een lopende evaluatie zijn. De inspectie is gewoon een continu meldpunt. Wij zullen de zaak goed bijhouden. Ik zal de Kamer na verloop van een jaar vertellen hoe het met de evaluatie gaat.

Mevrouw Kant (SP):

Als er een melding bij de inspectie binnenkomt dat een darmkankerpatiënt een bepaald middel niet krijgt in het ziekenhuis, wordt er dan ook gehandeld zodat die patiënt dat wel krijgt? Daar gaat het om.

Minister Hoogervorst:

Daar zal zeker naar worden gekeken.

Ik ben mij niet bewust van ruzies over dbc's. Er is altijd wel iemand die er een eigen mening over heeft, als ik met meer dan drie partijen iets afspreek, maar ik ben echt tevreden over de manier waarop hierbij wordt samengewerkt.

Ik heb al schriftelijk geantwoord op de vragen over plavix en alimpta, naar aanleiding van het begrotingsoverleg vorige week, maar dat zal ook wel weer niet goed zijn geweest.

Mevrouw Kant (SP):

U hebt schriftelijk geantwoord dat er een procedure loopt en dat het ernaar uitziet dat er een beslissing over wordt genomen. Mijn vraag was of u daar spoed achter kunt zetten, zodat het niet in de bureaucratie blijft hangen, want ook voor deze medicijnen geldt dat het om levensbedreigende situaties gaat. Kunt u toezeggen dat er voor het eind van het jaar een oplossing voor komt?

Minister Hoogervorst:

Wij hebben daar reguliere procedures voor. Wij zijn een van de snelste landen van Europa bij dit soort zaken.

Mevrouw Koşer Kaya vroeg hoe groot de vertraging is. Ik ben daar een beetje voorzichtig over, omdat wij al zijn uitgelopen. Ik ben zeer gemotiveerd op dit onderdeel. Ik ga dat topdown aansturen, heb ik beloofd. Wij gaan echt proberen om dat in een jaar op te lossen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik ben ook zeer gemotiveerd, dat begrijpt u, maar daarmee kom ik er niet. Ik wil wel van u horen wanneer wij dat kunnen verwachten.

Minister Hoogervorst:

Wij gaan voor dat jaar.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Januari 2007 begrijp ik.

Minister Hoogervorst:

Ja.

Ik kom zo nog even terug op het amendement over heroïne. Ik heb sterk de indruk dat er is voorzien in wat mevrouw Koşer Kaya in de motie, die zij op de valreep heeft ingediend, vraagt over het NEN en dergelijke. Ik kom hier graag nog schriftelijk op terug, voordat wij hierover later deze maand een AO hebben.

Dan kom ik bij de moties. De heer Heemskerk heeft een motie ingediend op stuk nr. 39 over de orthodontisten. Het CTG is nu bezig om de studie over het tarief af te ronden. De definitieve onderbouwing tariefstelling volgt per 1 januari 2007, dus volgens mij wordt er aan de motie gewerkt, maar ik laat het oordeel aan de Kamer over.

De motie van mevrouw Smilde op stuk nr. 42 gaat over de "nurse practitioner" en de "physician assistent". De vraag is hoeveel in onze meerjarencijfers voor het jaar 2007 is ingeruimd voor het aantal opleidingsplaatsen. Wij verwachten van het Capaciteitsorgaan nog voor die tijd een nieuwe inschatting van de werkelijke behoefte aan opleidingsplaatsen. Ik verzoek mevrouw Smilde om haar motie aan te houden tot het nieuwe advies van het Capaciteitsorgaan beschikbaar is. Dan kunnen wij ook een goed onderbouwde discussie voeren.

Mevrouw Smilde (CDA):

Op welke datum komt het nieuwe advies van het Capaciteitsorgaan?

Minister Hoogervorst:

Dat weet ik niet uit mijn hoofd. Ik zal de Kamer dat schriftelijk laten weten.

De motie van mevrouw Kant op stuk nr. 46 gaat over de verzekeraar die op de stoel van de arts gaat zitten. Gezien de discussie van vanochtend zal het duidelijk zijn dat ik niet van mening ben dat hiervan sprake is. Ik ontraad dan ook aanvaarding van deze motie.

De motie van mevrouw Kant op stuk nr. 47 gaat over de dure geneesmiddelen. Ik ben van mening dat ik deze motie met de nieuwe, substantiële voorstellen in feite heb uitgevoerd. Ik ontraad aanvaarding van deze motie.

De motie van mevrouw Van Miltenburg op stuk nr. 49 gaat over de eenloketfunctie van de Stichting Fonds PGO. Gezien de beantwoording van vanochtend zal duidelijk zijn dat ik sympathiek sta ten opzichte van deze motie.

De motie van mevrouw Schippers c.s. gaat over de VBTB-systematiek in de begroting. Ook ik ben van mening dat die versterkt moet worden. Ik zal daar in het jaar 2007 een belangrijke stap toe zetten. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De motie van mevrouw Schippers op stuk nr. 51 gaat over de dure geneesmiddelen. Wij hebben elkaar vanochtend al gevonden over de rechtenkwestie. Ik wil bezien in hoeverre het nuttig is om nader onderzoek te doen naar de systematiek in andere Europese landen rond dit soort middelen, voorzover dat nog niet gedaan is. De Commissie Farmaceutische Hulp gebruikt al specifieke deskundigheid van buitenaf.

De motie van de heer Vendrik op stuk nr. 53 over de machtigingen voer ik graag uit. Ik heb vanochtend al het nodige gezegd over mogelijke versnellingen en homogenisering van de machtigingsprocedures.

De motie van de heer Vendrik over de transparantie van dbc-rekeningen vraagt de regering om de rekeningen van patiënten meer op reële kosten te laten baseren. Een van de problemen die patiënten hebben ondervonden met de nieuwe ziekenhuisrekeningen is juist dat die reëler zijn. Vroeger drukten alle zware overheadkosten op de klinische opnames en werden die niet doorberekend naar de poliklinische, kortdurende behandelingen. Dat is met de dbc-systematiek rechtgetrokken. Dat heeft een verhogend effect op de rekeningen van de polikliniek en een verlagend effect op de rekeningen van de opname. Dat doet recht aan de reële kosten. Los daarvan onderzoek ik of het mogelijk is om de rekening voor kortdurende consulten te vereenvoudigen en te verlagen. Ik denk dat ik de motie daarmee grotendeels uitvoer. De overheadkosten zijn natuurlijk ook gemiddelde kosten. Als voor twee op de tien behandelingen een extra specialist moet worden ingeschakeld, zijn dat reële kosten die doorwerken in de prijs. Dat is heel verwarrend weergegeven op de huidige rekeningen. Dat zullen wij beter gaan doen door het weer te geven als gemiddelde kosten. Volgens mij werk ik dus al in de geest van de motie.

De motie van mevrouw Koşer Kaya over de aansturing van het elektronisch dossier. Ik heb al gezegd dat ik bereid ben om in de geest van deze motie op te treden. De Kamer zal hierover nog voor het algemeen overleg nader worden geïnformeerd.

Vanochtend heb ik al gezegd dat ik bereid ben om de problematiek waarop de motie op stuk nr. 41 betrekking heeft, aan te pakken.

In het amendement van de heer Heemskerk op stuk nr. 29 wordt de rijksbijdrage volksgezondheid verlaagd met 90 mln., geld dat vervolgens wordt gebruikt voor preventie. Ik denk dat het kabinet een heel redelijk bedrag uitgeeft aan preventie. Ik kan natuurlijk altijd meer geld gebruiken, maar dat geld moet wel ergens vandaan komen. Door dit amendement valt in de rijksbijdrage echter geen geld vrij, want de rijksbijdrage is al openbaar gemaakt. De premies van de verzekeraars zijn daar inmiddels op gebaseerd, waardoor het onmogelijk is om een gedeelte van de rijksbijdrage in te trekken. De zorgverzekeraars zouden daardoor immers in grote problemen komen.

De heer Heemskerk (PvdA):

Blijkbaar ben ik verkeerd geïnformeerd, want ik verkeerde in de veronderstelling dat een lagere marktpremie gevolgen had voor de rijksbijdrage voor het kindsdeel.

Minister Hoogervorst:

Er vindt inderdaad geen nacalculatie plaats.

Het amendement op stuk nr. 28 van de heer Heemskerk regelt dat de eventuele meevaller bij de zorgtoeslag aan de TBU-regeling wordt toegevoegd. Dat zou leiden tot een scheefgroei tussen de TBU-regeling en de fiscale regeling waarop de TBU-regeling is gebaseerd. Dat is een vreemd gevolg, maar bovendien heb ik in eerste termijn al gezegd dat de regering in december met voorstellen komt voor de besteding van deze meevaller. Dat is de reden dat ik aanneming van dit amendement ontraad.

Het amendement op stuk nr. 62, dat dient ter vervanging van het amendement op stuk nr. 32. In dit amendement van de leden Vendrik en Azough wordt een bedrag vrijgemaakt voor de ophoging van het budget voor jeugdbeleid. Ik denk dat de reservering voor het jeugdbeleid adequaat is, aangezien daar de laatste tijd behoorlijk wat extra geld is ingestoken. Het geld van de dekking hebben wij hard nodig om de problemen met de dbc's en de verdere ontwikkeling van de dbc's te financieren. Het zou heel slecht zijn als dat geld er niet meer was. Ik ontraad dus de aanneming van dit amendement.

Het amendement op stuk nr. 34 is het heroïneamendement. Daar verschilden wij vanmorgen al stevig over van mening en dat doen wij nog steeds. Ik vraag mij af wat de indieners precies willen. Zij zeggen dat het op zichzelf mooi is dat de gemeenten nu 415 plaatsen hebben aangevraagd, waarvoor zij twee keer € 26.000 per plaats krijgen voor twee jaar. Zij impliceerden dat de gemeenten daar zelf geld bij doen. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat er via de rijksbegroting geld bij wordt gestopt, zodat de gemeenten weer schadevrij zijn. Je zou het volgende kunnen zeggen. Toegekend zijn 415 plaatsen. Wil je naar de duizend plaatsen gaan die oorspronkelijk de bedoeling van de Kamer waren, dan zijn er nog honderd plaatsen te financieren. Het amendement gaat uit van een periode van twee jaar. Dan heb je niet het bedrag nodig dat in het amendement wordt vrijgemaakt, maar minder. Volgens onze berekeningen heb je dan ongeveer 1,3 mln. per jaar nodig. Dat is€ 650.000 per departement per jaar gedurende twee jaar. Dat bedrag is nodig om die honderd extra plaatsen te financieren, zonder dat je de eigen bijdrage van de gemeenten weglaat. Er is dus minder geld nodig dan is voorzien in het amendement. Ik stel dan ook voor dat de indieners zich voor de stemmingen verstaan met mijn ambtenaren over dit technische aspect. Zij kunnen de dekking wellicht nog enigszins aanpassen. Ik weet niet of ik dan veel enthousiaster word, maar dan is de schade in ieder geval minder groot.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het gaat juist om het aanpassen van die dekking. Ik wil wel weten waar die dekking gevonden wordt.

Minister Hoogervorst:

Ja, het blijft nog steeds een politieke afweging.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw Koşer Kaya beëindigde haar tweede termijn met een opmerking over een andere dekking. U doet nu allerlei suggesties. Ik heb u vanmorgen gesteund in uw bejegening van het amendement op stuk nr. 34. Die dekking is uiterst onverstandig en eigenlijk onverantwoord. Zo hebt u het letterlijk gezegd. De hoogte van het bedrag stelt u niet ter discussie, want het zou wat lager kunnen uitvallen. Ik vind dat de Kamer het recht heeft om te weten waar die dekking gevonden wordt, los van de vraag hoe je over deze plus moet denken.

Minister Hoogervorst:

Laat ik dan het volgende voorstellen. De indieners zijn verantwoordelijk voor hun amendement. Zij zullen zich misschien nog even verstaan met de technici om over de techniek te praten. Ik zal u schriftelijk nog voor de stemmingen mijn mening doen toekomen over het uiteindelijk ingediende amendement.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik sloeg aan op wat u zei over de dekking. Het is net alsof de indieners op het departement kunnen vragen naar een verstandige dekking.

Minister Hoogervorst:

Nee, ook dat is hun verantwoordelijkheid. Ik zal ook blijven aangeven wat ik ervan vind. De schade zou in ieder geval wat lager kunnen uitvallen dan nu.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Er kan natuurlijk altijd een nieuw amendement worden ingediend. Het gaat ons erom dat die behandelplaatsen er komen en dat ze structureel worden gefinancierd.

Minister Hoogervorst:

Als u het structureel wilt doen, dan moet u geen amendement voor twee jaar indienen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

U moet ook naar het eerste amendement kijken waarin dat wel structureel is.

Minister Hoogervorst:

Laten wij die discussie maar niet overdoen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb de minister inderdaad uitermate zware bedenkingen tegen de dekking horen uiten, maar ook tegen het eerste onderdeel van het amendement, namelijk de bijplussing zelf. Hij gebruikte het argument dat de gemeenten het ook wel weten als wij er meer geld in gaan stoppen. Ik mag aannemen dat dit argument nog voluit overeind staat.

Minister Hoogervorst:

Daarom heb ik dat ook expliciet gevraagd. Er werd niet verbaal geantwoord, maar er werd wel druk "ja" geknikt. Het is toch ook niet de bedoeling van de Kamer om, wat de gemeenten nu bereid zijn om bij te dragen, te vervangen door rijksgelden?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Laat ik daar duidelijk over zijn: nee.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik vraag het niet om iets op te poken, maar omdat de minister zei dat hij niet wist of hij er veel enthousiaster over zou zijn als de schade met betrekking tot de dekking kan worden teruggedrongen. Dat ziet echter op de dekking. Ik wil ook de inhoudelijke vraag graag boven tafel houden.

Minister Hoogervorst:

Ik zou het spijtig vinden en het zou ook een slecht precedent zijn als hierdoor het moeilijke proces met de gemeenten wordt doorkruist. Omdat ik niet bereid was om de eis van de gemeenten om in structurele financiering te voorzien, in te willigen, is men uiteindelijk bereid geweest om zelf in de buidel te tasten. Dat proces mag echt niet worden doorkruist. Ik geloof dat de Kamer het daarmee eens is.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Namens de VVD-fractie kan ik u vertellen dat wij het daarmee eens zijn.

Minister Hoogervorst:

Dan lijkt het mij goed dat er nog eens goed naar het amendement wordt gekeken.

Het amendement-Vietsch op stuk nr. 38 beoogt de subsidie voor de Landelijke Stichting Ouders en Verwanten van Druggebruikers te continueren na 1 juli 2006. Dat is toch weer een gedeeltelijk terugdraaien van de subsidiebeslissingen die wij in 2003 – zeer wel overwogen en na uitvoerige Kamerbehandeling – hebben genomen. Ik ontraad aanname van dit amendement.

De heer Heemskerk (PvdA):

De dekking van mijn amendement op stuk nr. 27 betreffende preventie is ondeugdelijk en berust op een misverstand. Daarom trek ik het amendement in.

De voorzitter:

Het amendement-Heemskerk (stuk nr. 27) is ingetrokken.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. Ik ben mevrouw Verbeet een verontschuldiging schuldig vanwege het feit dat zij tot twee keer toe een enquête heeft gehouden. Dit is mij ontschoten. De heer Heemskerk zei het net weer. Ik zal hierop ingaan in mijn notitie inzake de cliëntenraden die ik voor januari heb toegezegd.

Mevrouw Verbeet heeft een motie ingediend inzake het recht op een eigen kamer. Zij heeft gevraagd hoe de Kamer inzicht kan krijgen in het tempo van de bouw. Ik deel mee dat het College bouw nu een keer per jaar rapporteert over de ontwikkelingen van de afbouw van de meerbedskamers. Daarin valt het te zien. Daarnaast heb ik toegezegd dat ik in mijn brief over gebouwenkwaliteit verpleging en verzorging dezelfde procedure ga volgen ten aanzien van de gebouwen met betrekking tot verpleging en verzorging als ik doe bij de gehandicapteninstellingen. Dat wil zeggen dat ik alle instellingen die nog geen plan hebben ingediend en die oranje of rood scoren, zal aanschrijven met het verzoek een plan in te dienen. Ik zal de Kamer hierover ook informeren. Vanzelfsprekend krijgt de Kamer zicht op de voortgang bij het realiseren van de eenpersoonskamers en de te splitsen tweepersoonskamers.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Dat zou dan toch wel nieuw zijn, want op dit moment wordt het aantal eenpersoonskamers volgens mijn informatie niet op die manier benoemd door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen bij de voortgang. Dat gebeurt wel met de afbouw van meerpersoonskamers, maar een- en tweepersoonskamers worden als groep neergezet en voorzover ik weet tot nu toe niet gesplitst. Dan wil ik toch wel zien wat de voortgang op die twee onderdelen is.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik zal kijken of dat goed weergegeven kan worden.

Dan is er een amendement ingediend over de zorginfrastructuur. Ik heb zelf 30 mln. uitgetrokken voor de nieuwe regeling die per 1 januari 2006 ingaat. Dat is een mooi bedrag. Het amendement voorziet in een substantieel hoger bedrag. Ik vind dat bedrag zeer aan de ruime kant, maar vooral vind ik de dekking buitengewoon curieus, vooral in het licht van het onderwerp afbouw meerbedkamers en realiseren van eenbedkamers. Als ik doe wat mij hier wordt voorgesteld, dan betekent de voorgestelde dekking dat ik 11.000 eenpersoonskamers minder kan realiseren. Ik heb uw betoog gehoord en ik kan mij niet voorstellen dat u dat wilt. Ik vraag u dan ook om dit amendement in te trekken. Als het gaat over de zorginfrastructuur komen wij daar nog inhoudelijk op te spreken, want die regeling gaat straks in werking treden. De regeling bereikt ook wat u wilt, al heeft zij niet geheel de reikwijdte om alle welzijnswerk daarin onder te brengen. Ik proef een beetje dat dit uw bedoeling is. Dat is niet mijn bedoeling, maar met die 30 mln. gaan wij een prima start maken in het realiseren van goede zorginfrastructuur. Met deze dekking kan ik geen kant op.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Misschien kan ik gebruik maken van eenzelfde aanbod als wat de minister net deed ten aanzien van heroïne, zodat ik nog even met uw ambtenaren kan kijken wat dan volgens hen het effect is. Het effect wat u noemt, is natuurlijk niet wat ik beoog. Als het op deze manier niet werkt, dan ga ik het niet doen. Ik kan het mij alleen niet voorstellen, want het was niet zo geformuleerd.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Dat overleg kan natuurlijk gehouden worden.

De minister sprak net over de stuurgroep op het gebied van ondervoeding. Ik zeg u graag toe, daar eens mee in gesprek te gaan. Dat zal ik zeker doen. Ik zal ook met de Stichting Pelita in gesprek gaan over de zorg die zij wil bieden, om te vragen waar het dan nu toch nog knelt, ondanks de middelen die wij hebben vrijgemaakt.

Voorts wordt mij in een motie verzocht om te komen met een offensieve aanpak van de straatcultuur. Naast de repressieve aanpak wordt er ook in veel grotere mate ingezet op opvoedingsondersteuning en tijdige seksuele voorlichting. Gehoord hebbende de opmerkingen van de heer Van der Vlies en mijn reactie in eerste termijn zijn wij het, geloof ik, erover eens dat wij hiermee een onderwerp te pakken hebben dat buitengewoon belangrijk is. Als het gaat om de repressieve kant en wij kijken naar justitie en politie kan ik niet zeggen dat daar niet voldoende op wordt ingezet. Ik beschouw dit deel van uw overwegingen als ondersteuning van ons beleid. Wat de preventieve kant betreft, zitten er heel verschillende beleidsterreinen in, waaraan de motie raakt. De motie pleit, zij het impliciet, voor meer geld voor opvoedingsondersteuning. Dat heb ik niet. Wat de seksuele voorlichting betreft, lopen er al programma's. Zij zullen geëvalueerd worden op hun werking. Met lokale inspanningen op het gebied van preventief jeugdbeleid zijn wij bezig in het kader van de Operatie Jong.

Ik twijfel nu wat ik zal gaan doen. De heer Van der Vlies spreekt over een plan van aanpak. U zegt dat ik veel meer moet optreden. De motie die er nu ligt, moet ik eigenlijk ontraden, ook vanwege de impliciete redenering dat ik er meer aan moet doen en dat ik er dus meer geld in moet steken. Ik kan mij voorstellen dat wij voor het geplande algemeen overleg over de jeugdzorg nog eens in samenhang proberen u in een korte notitie te laten zien hoe het kabinet op dit moment insteekt. Ik zal niet gelijk komen met een nieuw plan van aanpak. Dat lijkt mij niet handig. Ik kan wel kort schetsen op welke punten wij insteken en wat wij doen aan opvoedingsondersteuning. Ik noemde net al een aantal zaken. Daarvan kunt u zeggen of u het anders wilt of dat u vindt dat er meer bij moet. Ik vind het lastig om nu te zeggen dat ik heel wat anders ga doen. Naar mijn idee steken wij op deze terreinen al heel veel energie in verbetering. Daarbij kan ik mij voorstellen dat ik in een gesprek met de gemeente als regisseur van het lokaal preventief jeugdbeleid de zaken betrek waaraan volgens de Kamer nadrukkelijk aandacht moet worden besteed in programma's en in de inspanningen die daarvoor worden gedaan. Ik doe maar een suggestie. Je zou kunnen nagaan hoe dat dan moet. Daartoe ben ik bereid. Alles bij elkaar genomen, denk ik dat wij hier toch heel veel inspanningen voor doen. De aanneming van de motie als zodanig ontraad ik dus, maar ik voel met u mee dat dit een belangrijk onderwerp is en dat wij hierover met elkaar in gesprek kunnen gaan, ook tijdens het overleg over jeugdzorg.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Ik stel vast dat u ervoor kiest om er niet meer geld aan uit te geven. Het kabinet maakt uiteindelijk de keuze om 15 mln. of meer uit te trekken. Mijn fractie vindt het te weinig en komt er dan ook zeker op terug. Er is gesproken over het vervroegen van seksuele voorlichting op scholen en over het gesprek dat u daarover moet aangaan met minister Van der Hoeven, ook lid van het kabinet. Op dit moment heeft die namelijk een zeer vrijblijvend karakter. De lespakketten mogen al dan niet worden gebruikt, maar ik wil dat u afdwingt dat leerlingen hier tijdig op scholen over praten.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik zeg een gesprek met minister Van der Hoeven graag toe. Wij hebben samen programma's lopen. Ik denk dan ook dat het in de rede ligt dat wij hier met elkaar over spreken.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Horen wij dan wat het resultaat daarvan is?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ja, zeker. Ik kijk even of er een logisch moment is waaraan ik onze constateringen over het gevoerde beleid kan ophangen. Het lijkt mij goed dat ik u dat nog laten weten.

De heer Van der Vlies (SGP):

De staatssecretaris zegt dat zij het de Kamer nog even laat weten. Daarop voortbordurend, begrijp ik dat dit jaar nog de gezinsbrief verschijnt. Ook zal de staatssecretaris overleggen met de VNG en met haar collega van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van der Hoeven. Wil de staatssecretaris opschrijven wat het tijdpad is voor al deze actiepunten en wanneer wij daarover een brief van procedurele aard krijgen, voorafgaand aan de stemmingen over deze moties? Dan kunnen mevrouw Verbeet en ik navenant op onze moties reageren, althans, wij kunnen dan eerlijk afwegen of dat voor ons een begaanbare route is.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik zal proberen om voor de stemmingen zo goed mogelijk tegemoet te komen aan uw wens om te weten wat de natuurlijke momenten zijn om hierover te praten en of er nog een overleg is gepland waarvoor dit op de agenda kan komen te staan. Ik probeer u daarover te informeren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb een aanvullende suggestie in dit traject, omdat in de motie van de heer Van der Vlies wordt verwezen naar muziekzenders en mevrouw Verbeet en de heer Dijsselbloem erop hebben gewezen waar het vandaan komt. Zij hebben het dus gehad over de oorzaken. Het is mij een lief ding waard als u bij het gesprek met mevrouw Van der Hoeven ook de staatssecretaris voor Cultuur betrekt, want op het vlak van cultuur ligt een belangrijk aanknopingspunt voor de heer Dijsselbloem, mij en de heer Van der Vlies. Mijn fractie wil ook voorstellen doen voor de behandeling van de begroting in de mediasfeer oftewel de debatten met staatssecretaris Van der Laan. Ik hoop dat u dat punt op de agenda voor dat overleg wil zetten. Dan kunnen wij daar later op terugkomen.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik maak uit de woorden van de Kamerleden op dat waarden en normen hoog op hun prioriteitenlijst staan. Mevrouw Verbeet wees daar ook nadrukkelijk op. Dit sluit uitstekend aan bij wat het kabinet op dit moment en op dit vlak probeert te doen. Op zichzelf verheugt het mij, dit vast te stellen. Ik heb de heer Van der Vlies en mevrouw Verbeet toegezegd dat ik voor de stemmingen informeer naar evaluatiemomenten of andere momenten die eraan zitten te komen. Wij hebben een algemeen overleg over jeugdzorg. Daar past dit onderwerp goed bij. Verder zit er een gezinsbrief aan te komen. Ik denk dat op die momenten goed in den brede kan worden gesproken. Met dit in mijn achterhoofd zal ik er bij het voorbereiden van die overleggen ook rekening mee houden dat dit ter sprake kan komen. In mijn rol van coördinerend bewindspersoon voor jeugd in het kader van Operatie Jong zal ik ook bij collega's insteken dat dit onderwerp speelt. Uiteraard is het ook mogelijk om op de diverse onderdelen de collega's zelf uit te nodigen.

Mevrouw Vietsch vroeg om stageplaatsen. Zij wilde weten hoe het precies wordt ingevuld. Het lijkt mij goed dat ik de Kamer in het voorjaar bericht hoe het met de stageplaatsen gaat. Wij krijgen nog informatie vanuit de verpleging en verzorging over de afspraken die men met roc's heeft gemaakt.

Wat de hospices betreft lijkt het mij goed dat ik met het college Bouw nog eens spreek over het waarom van afwijzingen, de knelpunten bekijk en oplossingen probeer te vinden waar mogelijk.

Over de doorbraakpilots is gezegd dat het moet kunnen, al is het maar bescheiden. Ik wil ernaar kijken, maar er is al gezegd dat wij niet polissen kunnen aanpassen. Wij kunnen niet experimenteren met rechten van mensen. Als zorgverzekeraars iets willen, ben ik bereid te kijken wat wel mogelijk is binnen de bestaande marges. Nogmaals, als wij in het kader van de kortdurende zorg willen overhevelen per 1 januari 2007, zullen wij dat goed moeten voorbereiden. Daar houd ik in elk geval aan vast.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik meende het al eerder gehoord te hebben, maar zegt de staatssecretaris nu dat zij dit het komende jaar zal voorbereiden en dat het voor haar een optie is om een pakketmaatregel te nemen per 1 januari 2007 als blijkt dat het kan?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Het gaat hier ook om verschuiven van middelen. Het gaat om het aanpassen van polissen. In het regeerakkoord staat dat wij evenals in de GGZ proberen kortdurende zorg over te hevelen. Het gaat om alles wat maar efficiënt en goed kan. Wij zullen daar serieus naar kijken.

Mevrouw Schippers kwam terug op de motie in het kader van de jeugdgezondheidszorg. Ik kan het haar voorrekenen, want zij was daarin erg geïnteresseerd. Als je op de leeftijd van 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 jaar contactmomenten wilt aanbieden – zij zegt dat het vrijwillig is, maar laten wij ervan uitgaan dat iedereen er gebruik van maakt – en als een verpleegkundige dat moet doen, komt het volgens een berekening van Naam & Partners uit op een bedrag van 7,7 mln. per jaar voor de populatie kinderen die erin is meegeteld, inclusief 10% herhalingsoproepen. Als je iedereen in de gelegenheid wilt stellen, maar men is niet geweest, moet je het toch nog wel kunnen aanbieden. Het is een berekening op basis van het prijspeil 2002. Het was 46,2 mln. In 2006 zou dat overeenkomen met 50 mln. Als men het door mijn ambtenaren voorgerekend wil zien, wil ik het graag laten zien. Die dekking is er dus niet. Het gaat om een normaal consult, dat ongeveer € 30 kost. Als je het omrekent naar het aantal kinderen, is het heel veel geld. Ik heb er het geld niet voor en als ik het geld had, zou ik het inzetten voor de risicokinderen en niet voor de brede groep van kinderen met wie niet direct iets mis is.

Mevrouw Azough wil toch de motie inzake extra dagen leegstand handhaven. Ik ontraad haar dat nogmaals. Ik wil niet dat mensen onnodig van zorg verstoken blijven. Ik verkies zorg boven een extra dag, extra dagen of een week lege bedden. Wij zullen hierover nog wel spreken in het AO over modernisering van de AWBZ. Het lijkt mij toch goed om de Kamer voor de stemming inzicht te geven in de financiële consequenties en de consequenties voor de zorg. Ik meen het zeer serieus. Ik begrijp het punt wel. De piëteit met nabestaanden voel ik ook aan. Ik wil graag dat mensen ook zorg kunnen krijgen als zij op de wachtlijst staan, want daar is de nood vaak ook heel erg hoog. Alles wat ik kan leveren voor de stemming om haar van gedachten te doen veranderen, laat ik zeker niet na.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

De staatssecretaris zei in eerste termijn dat zij wel degelijke wilde zoeken naar een oplossing en dat wij wellicht tot een oplossing zouden komen in het AO over modernisering van de AWBZ. Ik begrijp nu dat er volgens haar eigenlijk geen oplossing is en dat ik van gedachte moet veranderen en mijn motie eigenlijk moet intrekken. Dat is iets anders dan wat zij in eerste termijn heeft gezegd.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik wil hierover beslist nadenken. Als ik op creatieve gedachten kom, zal ik dat zeker in dat algemeen overleg laten weten. Ik begrijp immers ook wel dat het heel vervelend kan zijn als die kamer zo snel moet worden leeggemaakt. Vooralsnog zie ik echter niet direct een alternatief. Ik ontraad de Kamer dan ook om die motie aan te nemen. Mocht tijdens het algemeen overleg op 23 november blijken dat ik nog steeds geen alternatief heb, dan kan die motie alsnog worden ingediend.

Mevrouw Azough heeft mij verder gevraagd of projecten in het kader van het homo-emancipatiebeleid zouden moeten worden gestopt. Dat weet ik niet. Als het een eenjarig project betreft, zou dat kunnen. De in het amendement-Van der Laan genoemde middelen zijn door mij structureel beschikbaar gesteld. Dat is een mooi bedrag waarmee veel kan worden gedaan.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Mijn vraag over de ivf is niet beantwoord. Ik heb gevraagd waarom het bij de Wmo geen bezwaar is om het halverwege het jaar in te voeren en waarom dat bij ivf een onmogelijke zaak is.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Bij de Wmo gaat het om het aanpassen van de zorgaanspraak AWBZ. Dat is dus iets anders dan het aanpassen van de polis.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vragen over de onderuitputting van de WZV. Ik verzoek de staatssecretaris om die vragen schriftelijk te beantwoorden en daarbij een overzicht te verstrekken van het precieze bedrag, exclusief verzorgingshuizen.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Als er sprake is van onderuitputting, zal ik de Kamer daarover berichten.

Mevrouw Vietsch (CDA):

De staatssecretaris heeft nog geen antwoord gegeven op mijn vraag over de ADHD-richtlijn.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ook die vraag zal ik schriftelijk beantwoorden.

Mevrouw Kant (SP):

De minister heeft de vraag over de ondervoeding en de taskforce naar de staatssecretaris doorgeschoven. Ik sluit niet uit dat mij is ontgaan dat zij die vraag heeft beantwoord. Is de staatssecretaris bereid om die taskforce uit te breiden naar de ziekenhuiszorg?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik heb gezegd dat wij over de ondervoeding in gesprek zullen gaan.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb gevraagd of de staatssecretaris van mening is dat het goed is om die taskforce te verbreden. Is zij van plan om die vraag op een ander moment te beantwoorden?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Er zijn verschillende taskforces op het terrein van cure en care. Als het nodig is, moet er natuurlijk gezwaluwstaart worden. Wij zullen in onze programma's nagaan waar dat het meest voor de hand ligt.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. Ik ga ervan uit dat in het briefje over de ADHD-richtlijn ook mijn amendement wordt beoordeeld.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Dat is juist.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb om een bevestiging van de staatssecretaris gevraagd op het voor mij niet onbelangrijke punt van de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap. Mag ik haar zo verstaan dat bij het opstellen van het kabinetsstandpunt daarover, gezien de lopende discussies en gezien het Hoofdlijnenakkoord, het punt van de vijf dagen bedenktijd en de overige punten niet ter discussie zullen komen te staan?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik zie de evaluatie met belangstelling tegemoet. Naleving van wetgeving is natuurlijk zeer belangrijk. Het is wel een wet die twintig jaar geleden van kracht is geworden. Het is prematuur om nu al aan te geven wat ik al dan niet zou willen.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat hierover op een ander moment nog zal worden gesproken.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aanstaande maandag zal een notaoverleg plaatsvinden over het onderdeel Sport van de begroting. Dat zal betekenen dat wij pas dinsdag over een week over de ingediende moties zullen stemmen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven