Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2006 (30300 XI).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

U hebt allen het lijstje met uw maximale spreektijd voor u liggen. Ik ga ervan uit dat u die niet helemaal in eerste termijn wilt gebruiken. Ik hoor graag wat u wilt.

Ik heet de bewindslieden van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu van harte welkom.

De heer Depla (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik lees in de begroting dat betaalbaarheid van het wonen een doelstelling is van dit kabinet. Maar het kabinet brengt dit niet in de praktijk. Ook dit jaar wordt er wederom met steun van het CDA bezuinigd op de huursubsidie. Sinds het aantreden van deze minister is de korting opgelopen naar € 17 per maand. Dit treft veel mensen, met name ouderen, die het niet zo breed hebben. Dit is des te schrijnender omdat de lastenverzwaring die de laagste inkomens moeten opbrengen, linea recta gaat naar de mensen die hun hypotheek hebben afgelost. Wij zouden een andere keuze maken. Om ervoor te zorgen dat de pijn volgend jaar niet nog erger wordt, stellen wij de minister voor om bij de vaststelling van de eigen bijdrage van huursubsidieontvangers in 2006 gebruik te maken van de kanbepaling. Is zij daartoe bereid?

Je bent jong en je wilt gaan samenwonen, of je bent getrouwd en gaat scheiden. Een koopwoning is onbetaalbaar en voor goedkope huurwoningen zijn lange wachtlijsten of verdien je net teveel. Je kunt dus geen kant op. De woningmarkt functioneert niet goed. Dat zegt de minister zelf ook altijd. Het gat tussen kopen en huren is te groot. De minister wil dit gat dichten door de huren te liberaliseren en dus fors te verhogen. Dan wordt het gat inderdaad kleiner. Dat is zonder meer waar, maar een koopwoning wordt er voor de lage en middeninkomens niet beter betaalbaar door. Zij kunnen die sprong immers niet maken.

Ik heb een onderzoekje gedaan naar de koopmogelijkheden van starters met een middeninkomen in kleinere kernen. In Castricum of in Breukelen moet men minstens tweeverdiener zijn en beiden een baan op hbo-niveau of academisch niveau hebben om de schaarse woning van € 160.000 te kunnen betalen. In de steden zijn iets meer goedkope woningen, maar voor een alleenstaande onderwijzer of politieagent is er geen betaalbare koopwoning te vinden onder de € 100.000. In Utrecht kan men voor dat bedrag net een garagebox kopen. Om de starters een betere plek op de woningmarkt te geven, willen wij hun een steuntje in de rug geven. Voor de koopstarters willen wij de overdrachtsbelasting op korte termijn afschaffen. Deze belasting moet op de lange termijn sowieso verdwijnen. Deze belasting is slecht voor de doorstroming op de woningmarkt en belemmert de mobiliteit op de arbeidsmarkt. Volledige afschaffing van de overdrachtsbelasting kost een hoop geld en moet plaats vinden in kader van de brede heroverweging van de fiscale ondersteuning van het wonen. Met de afschaffing van overdrachtsbelasting voor starters zou al eerder begonnen kunnen worden. Wij zien daarvoor mogelijkheden in de begroting van 2007. Wij stellen echter voor om dit jaar al een eerste stap te zetten en de overdrachtsbelasting voor starters in de 56 wijken af te schaffen. Wij zijn bezig met de voorbereiding van een amendement, maar willen eerst de reactie van de minister afwachten.

Iedereen is het erover eens dat er meer betaalbare woningen gebouwd moeten worden om de wachtlijsten op te ruimen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik vind het interessant en sympathiek om het kopen voor starters te vergemakkelijken. De heer Depla sprak echter over 56 wijken. Kan hij die beperking nog even toelichten en aangeven hoe de keuze totstandkomt?

De heer Depla (PvdA):

Het is duidelijk dat wij op termijn van die belasting af willen, om te beginnen voor de starters. Daarbij gaat het om een paar miljoen euro. Dat bedrag is nu nog niet te vinden op de begroting, maar wat ons betreft zal dat in de volgende begroting wel het geval zijn. Om een eerste stap te zetten, zou je nu echter al wel kunnen regelen dat mensen die een woning kopen in die buurten die wij graag verbeterd zien, vanaf 1 januari geen overdrachtsbelasting meer behoeven te betalen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het probleem blijft echter in stand dat andere groepen starters die tegen dezelfde problemen aanlopen, niet daarvoor in aanmerking komen. Is het niet billijker om, als het niet betaalbaar is om de overdrachtsbelasting gelijk helemaal af te schaffen, de overdrachtsbelasting voor alle starters deels op te heffen?

De heer Depla (PvdA):

Dat is ook een optie. Wij vinden evenwel allemaal dat er een extra impuls gegeven moet worden voor de door mij genoemde 56 buurten. Wij vinden het belangrijk dat mensen die wat meer te besteden hebben, in die buurten een toekomst willen opbouwen. Wat is er dan mooier dan die mensen een steuntje in de rug te geven door hen geen overdrachtsbelasting te laten betalen als zij daar beginnen?

Ik was bezig met betaalbare woningen. De minister heeft afspraken met de regio's gemaakt, maar die afspraken gaan niet over het aantal goedkope woningen en het aantal huurwoningen. Volgens de minister zijn dat er genoeg, maar dat komt vooral omdat zij alleen maar kijkt naar het aantal mensen dat is aangewezen op huursubsidie. Daar is evenwel een nieuwe groep bij gekomen. Immers, de woningprijzen zijn sinds 1997 zo hard gestegen dat de grote groep mensen die net te veel verdient voor huursubsidie, al lang niet meer in staat is om op eigen kracht in huisvesting te voorzien. Ik geef een voorbeeld. Je woont alleen, je verdient als metselaar of doktersassistente € 1200 tot € 1300 netto in de maand en je krijgt geen huurtoeslag. Dan is een kale huur van € 600 in de maand niet op te brengen. Zelfs bij een huur van € 450 betaal je dan al meer dan 30% van je inkomen aan kale huur, terwijl het CDA ernaar streeft dat iedereen 17% van zijn inkomen aan woonlasten kwijt is.

Met name in de randgemeenten en de Vinexlocaties worden veel te weinig betaalbare woningen gebouwd. Zo zijn er in Maarssen bij Utrecht sinds 1995, op één jaar na, in geen enkel jaar huurwoningen gebouwd. Ook in Vinexlocaties wordt vaak veel te eenzijdig gebouwd. Als gemeentebesturen wel betaalbare woningen willen bouwen, blijkt dat financieel trouwens steeds moeilijker op te brengen te zijn. Zo is voor het knooppunt Arnhem-Nijmegen de afspraak gemaakt om in de randgemeenten meer goedkope woningen te bouwen en in de steden wat minder. Ook is besloten dat minimaal 50% betaalbaar gebouwd wordt. Nu blijkt dat deze afspraak moeilijk te realiseren is omdat de grondexploitatie moeilijk rond te krijgen is. Wij hebben het amendement-Crone/Depla ingediend om ervoor te zorgen dat afspraken over bouwprojecten die leiden tot meer betaalbare woningen, worden uitgevoerd. Wij willen dat er extra geld uit het FES gehaald wordt en dat dit aan het ISV-budget wordt toegevoegd.

De minister schreef maandag in een brief aan de Kamer dat er jaarlijks zo'n 45.000 huurwoningen gebouwd moeten worden. Met de corporaties heeft zij afgesproken dat er in vijf jaar 110.000 huurwoningen gebouwd worden, dus zo'n 22.000 per jaar. Wie gaat de rest bouwen? De afspraken die de minister met de regio gemaakt heeft, gaan alleen over aantallen en niet over betaalbaarheid. Bovendien klopt het niet, want in haar ene verhaal zegt zij terecht dat er meer huurwoningen moeten komen, maar in de afspraken regelt zij dit niet.

Ik kom op de segregatie. In de antwoorden op onze schriftelijke vragen hebben wij met verbazing gelezen dat volgens de minister etnische concentratie geen probleem is waar het kabinet iets aan zou moeten doen. Uit alle onderzoeken blijkt dat een grote meerderheid van de allochtonen graag in gemengde en groene wijken wil wonen. Bovendien zijn geografische uitsluiting en etnische concentratiewijken erg risicovol. Daardoor dreigen parallelle samenlevingen te ontstaan. Mensen met verschillende culturele achtergronden treffen elkaar niet meer op school, op straat, op het werk of op de sportclub. Als mensen niets met elkaar hebben, is het heel lastig om je als samenleving teweer te stellen tegen invloeden van buitenaf, zoals racisme of terrorisme. Ook is het moeilijk om solidariteit voor bijvoorbeeld de sociale zekerheid in stand te houden, als je niets meer met elkaar hebt. Daarom is het zo belangrijk dat er voldoende betaalbare woningen in de randgemeenten komen. De minister schrijft dat de motie-Bos is uitgevoerd, maar volgens ons is dat niet zo. Zij moet haar toezegging waarmaken om free riders onder de gemeenten een aanwijzing te geven als zij te weinig betaalbare woningen bouwen. In Haaglanden lopen zij voorop met gemengd bouwen. Maar zelfs daar worden er door de nieuwe afspraken slechts 180 betaalbare woningen meer gebouwd in de randgemeenten. Er zouden er 5000 gebouwd worden, maar er zijn, ondanks uw inspanningen, maar 180 bij gekomen. En dat terwijl Haaglanden voorop loopt. Als je naar Utrecht, Tilburg en de regio Amsterdam kijkt, zie je dat die randgemeenten nog veel minder doen. Kortom de motie-Bos is niet uitgevoerd. Wij wachten nog steeds af wanneer de minister voorstellen naar de Kamer stuurt om de free riders aan te pakken als zij onvoldoende goedkopen woningen bouwen.

Er zijn 500.000 huiseigenaren die deel uitmaken van een vereniging van eigenaren. Het gaat vooral om eigenaren van portiekwoningen en galerijflats. Maar er is ook een andere ontwikkeling gaande. De vereniging van eigenaren kan ook een aantrekkelijk vorm zijn voor mensen in rijtjeshuizen en nieuwbouwprojecten. Aan de ene kant om samen de binnentuin of garage te beheren en aan de andere kant om samen de verbouwing te regelen en verzekeringen af te sluiten. Deze vorm van wonen waarbij individuele kopers ook als collectief optreden, is in Nederland nog te weinig bekend. Deze aanpak verdient wat ons betreft echter navolging. Het is de oude structuur van de woningbouwvereniging, maar dan in een modern jasje voor de kopers. Een belangrijke verschil is dat de bewoners nu kopers zijn en geen huurders. De grote slag die nog geslagen moet worden, is dat wij de deskundigheid en de onderhoudsfondsen van de verenigingen van eigenaren op orde brengen, willen wij voorkomen dat door slecht onderhoud de steden verloederen. Met veel geld is de particuliere voorraad in steden verbeterd, maar nu worden de steigers weggehaald en de verloedering begint weer. Daar moeten wij echt iets aan doen.

Wij hebben daar een plannetje voor gemaakt. Dat is des te belangrijker aangezien het aantal verenigingen en eigenaren groeit, omdat er meer woningen verkocht gaan worden door de corporaties aan huurders. De kern van ons plan is dat goed geleide verenigingen van eigenaren die genoeg geld in hun onderhoudsfonds hebben om hun woningcomplex goed te onderhouden, gestimuleerd worden. Daarom willen wij wettelijk vastleggen dat alle leden van een vereniging van eigenaren jaarlijks minimaal 2% van de WOZ-waarde in het onderhoudsfonds storten. Nu is in de wet geregeld dat er een onderhoudsfonds moet zijn, maar als je daar 0% in stort, heb je ook aan de wet voldaan. Dat werkt natuurlijk niet. Het gaat erom dat mensen die in een complex wonen of gaan wonen, ervan uit aan kunnen dat het onderhoudsfonds goed gevuld is en dat zij dat samen ook blijven vullen, zodat als er groot onderhoud is, het potje niet leeg blijkt te zijn en het onderhoud achteruit kachelt.

Het tweede punt is dat als je geld in dat potje stopt, daar via box 3 belasting over moet worden betaald. Dat is alleen maar ingevoerd, omdat er misbruik mee werd gemaakt. Wij denken dat dat misbruik op een andere manier op te lossen is, namelijk door aan dat bedrag een maximum te verbinden, want het gebeurde dat mensen voor 1 januari twee ton in het fonds stopten, het belastingformulier invulden en die twee ton er vervolgens weer uit haalden. Dat soort misbruik moet voorkomen worden, maar dat kan heel gemakkelijk. Wij zijn bezig om een amendement op te stellen om dat op te lossen.

Wij willen als het gaat om die verenigingen van eigenaren extra aandacht besteden aan de buurten waar het wat minder gaat. Wij vinden dat de corporaties bij uitstek een taak hebben als het gaat om het beheer van de kwetsbare voorraad. Dat is wat ons betreft een publieke taak van corporaties. Verder vinden wij dat voor bewoners van woningen uit de kwetsbare voorraad – dat zijn woningen die voor 1970 zijn gebouwd en die een marktwaarde hebben die lager is dan € 250.000 – de bijdrage aan dat onderhoudsfonds aftrekbaar moet zijn van de belasting. Ik zal straks het actieplan aanbieden aan de minister. Ik vraag haar op alle actiepunten en voorstellen te reageren.

De voorzitter:

Ik neem aan dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De heer Depla (PvdA):

Verleden jaar hebben wij nog gesproken over dak- en thuislozen. Wij zijn nu een jaar verder. Hoe staat het er nu mee? Ik zie in het land voorbeelden dat het wel degelijk mogelijk is om een sluitende aanpak te krijgen, zodat niemand zijn tijd op straat hoeft door te brengen.

Hoe gaat het verder met Almere? Iedereen weet dat er een grote sprong voorwaarts gemaakt moet worden. Kunt u ons informeren over de voortgang?

De minister heeft in een interview in HP/deTijd gezegd dat de vrouwen in het kabinet-Balkenende II allemaal de neiging hebben, problemen niet alleen te benoemen, maar ook op te lossen. Dat klinkt mooi, maar bij de voortgang in het corporatiedossier merk ik daar weinig van. Daar moet u minder bellen en meer poetsen.

De heer Van Bochove (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Eén dezer dagen kreeg ik een telefoontje van een jonge, enthousiaste projectontwikkelaar. Hij is enige jaren geleden voor zichzelf begonnen en hij probeert zich met succes een plaats in de markt te veroveren. Zijn noodkreet luidde: "Ik word gek van de regelgeving. Landelijke regels en lokale regels. In iedere gemeente hebben zij wel iets anders waar ik rekening mee moet houden. Doe er iets aan!". Ondanks de door de minister genomen en aangekondigde maatregelen gaat er kennelijk iets verkeerd. Hebben wij tot nu toe slechts het laaghangende fruit geoogst en regels geschrapt waaraan toch niemand zich hield? Of is de communicatie met burgers en bestuurders volstrekt onvoldoende? Zij vertellen ons namelijk bij alle werkbezoeken, via e-mails en brieven dat zij nauwelijks iets merken van veranderingen. Graag hoor ik van de bewindslieden hoe zij bestuurders en burgers op dat punt overtuigen.

Een wethouder uit een grote stad schrijft dat er een lichte regeling zou komen voor het impulsbudget stedelijke vernieuwing. De regeling blijkt echter tot veel aanvraag- en toetswerk te leiden, waarmee te veel ambtelijke capaciteit bij de gemeente en bij VROM is gemoeid. Hij vraagt de minister het aanvraag- en toetscircus rond deze regeling snel eenvoudig te maken. Het stopt niet bij het departement. Medeoverheden voeren ook een eigen beleid: decentraal wat kan, centraal wat moet, is het motto van de minister. Decentraal moet er echter ook het nodige gebeuren op het terrein van terugdringing regelgeving. Stimuleert de minister medeoverheden dit te doen? Zij moet meer communiceren over de door haar zelf benoemde successen – ik verwijs naar haar brieven – zodat ook anderen ervan overtuigd raken dat wij op de goede weg zijn. Burgers willen concrete en geen papieren resultaten.

Bij haar presentatie aan de vaste commissie voor VROM kort na haar aantreden stelde deze minister dat het departement om moest van hindermacht naar ontwikkelkracht. Hoe ziet de minister op dit moment, ruim twee jaar na haar aantreden, in dat licht het functioneren van het departement? Is deze doelstelling inmiddels in beeld of is er nog een lange weg te gaan? Dit kabinet zet met steun van de CDA-fractie in op volledige modernisering en aanpassing aan de eisen van de tijd van het ruimtelijk beleid. Het ruimtelijk beleid moet erop gericht zijn te komen tot een goed doordachte en passende invulling van de schaarse ruimte. Het beleid legt tevens de beleidsbeslissingen waar die het beste genomen kunnen worden, namelijk bij de medeoverheden, want hier geldt ook: centraal wat moet en decentraal wat kan. De medeoverheden moeten de ruimte krijgen om eigen keuzen te maken. Centrale sturing is daarbij niet het juiste antwoord op de wens van de burger om te mogen meedenken.

Natuurlijk heeft men hiervoor instrumenten nodig. Bij de Nota Ruimte zijn de kaders scherp gesteld, maar daarnaast mag het wettelijke instrumentarium niet ontbreken. Kan ik op dat punt een afspraak maken met de minister? Uiterlijk op 31 december 2006 staan alle wetten die wij nodig hebben, waaronder de omgevingsvergunning, in de Staatscourant. Als het kabinet de omgevingsvergunning realiseert, schrijft het geschiedenis, dus er ligt een geweldige uitdaging. Dat is noodzakelijk om te kunnen werken. Dat moet toch mogelijk zijn?

Het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) is uitgeput. De begroting laat zien dat er in 2005 al geen middelen meer zijn, maar ook in de komende jaren is er geen geld voor beschikbaar. Ik gebruik ter toelichting van de noodzaak van het BIRK slechts één voorbeeld. De gemeenteraad van Maastricht wil samen met de aanleg van de A2-tunnel, die een drastische stedenbouwkundige ingreep betekent, enkele voor de stad en de ruimtelijke ordening noodzakelijke projecten realiseren. Men gaat uit van vijf van de zeven doelen die de minister ook in 2006 wil bereiken: ruimte geven voor ontwikkeling, krachtige steden ontwikkelen, woningbouw stimuleren, een bijdrage aan eco en efficiënte economie en regels die werken. Maar hiervoor en voor veel andere projecten – was de minister deze week niet in Helmond? – is het BIRK absoluut noodzakelijk. BIRK-centen moeten er blijven. Deelt de minister deze visie? Vindt zij ook niet dat deze voorbeelden feitelijk financiële steun verdienen? Mag ik haar in dat verband vragen hoe zij de middelen bij andere departementen – 300 mln. bij Verkeer en Waterstaat bestemd voor stationslocaties en spoorwegonderdoorgangen – in dit BIRK-project kan betrekken. Wil de minister de mogelijkheid onderzoeken om het BIRK weer met geld te vullen?

De minister van VROM is verantwoordelijk voor de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Dat hier sprake moet zijn van zorgvuldigheid zal de minister met mij delen. Bij de behandeling van de Nota Ruimte in deze Kamer zijn tussen Kamer en kabinet afspraken gemaakt. Neemt de minister het initiatief bij het bewaken van die afspraken? Hecht de minister aan zorgvuldigheid bij de uitvoering daarvan? Bewaakt deze minister die zorgvuldigheid wel voldoende? Mag ik in dat verband haar oordeel over de uitvoering van de afspraken rond de Hoeksche Waard? Wordt daar gewerkt in overeenstemming met de gemaakte afspraken? In hetzelfde verband hoor ik graag de visie van de minister op de ontwikkeling van de Deltametropool. Bij de behandeling van de Nota Ruimte hebben wij gepleit voor een krachtige metropool die kan concurreren met de ons omringende landen. Nu is de ontwikkeling van het gebied in vier delen geknipt en ieder deel heeft een eigen bewindspersoon die het project moet trekken. Leidt dit wel tot het gewenste doel? Is er een kabinetsbrede eenduidige visie op de ontwikkelingen om te komen tot een krachtige metropool die kan concurreren met vergelijkbare regio's? Het bouwprogramma verloopt te traag. De oorzaken daarvan zijn in voldoende mate genoemd. Voortdurend wordt gezegd dat er wat dat betreft verbetering zal optreden. Met de discussie over de problematiek van de luchtkwaliteit dringt één conclusie zich echter op, namelijk dat het voorlopig niet goed zal komen. Dat zal gevolgen hebben voor al die mensen die op een woning wachten. Zowel kwantitatief als kwalitatief blijft de vraag groot. De prijzen van koopwoningen blijven stijgen en er zijn onvoldoende betaalbare woningen voor starters. Ik kan een gloedvol betoog houden over het grote belang van huisvesting voor starters. Ik kies voor een praktische benadering. Om de huisvesting voor starters een stimulans te geven, is meer nodig dan goede woorden. Ook is er meer nodig dan de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten nu al doet. Het Rijk kan wat dat betreft ook een steun in de rug geven. Er valt bijvoorbeeld te denken aan een spaarregeling voor jongeren, die is gericht op het aanschaffen van een woning in de toekomst. Daarnaast valt te denken aan het afschaffen van de overdrachtsbelasting voor starters per 1 januari 2007. De heer Depla heeft daarover de nodige opmerkingen gemaakt. Ik wacht de reactie van de minister af.

Vereenvoudiging van regelgeving is eveneens van belang. Daardoor zal worden gestimuleerd dat het aantal te bouwen woningen stijgt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik vind het natuurlijk geweldig dat ook de fractie van het CDA een aantal maatregelen voor starters aankondigt, want dat is hard nodig. De markt is echter niet alleen duur, maar ook krap. Waar kunnen die starters die woningen kopen en zou het niet een goed idee zijn als huurders een soort kooprecht kregen? Er zijn namelijk 2,4 miljoen huurwoningen in Nederland. Ongeveer 1 miljoen mensen maakt gebruik van huursubsidie, dus op dat terrein is er echt ruimte om meer te doen. Als er niet iets dergelijks gebeurt, wordt er een regeling gemaakt terwijl er niets te koop is. Hoe staat de heer Van Bochove daar tegenover?

De heer Van Bochove (CDA):

Ik ken het initiatief van mevrouw van Gent. Ik heb moeite met het woord "kooprecht", want dat veronderstelt dat de eigenaar van de woning verplicht is om die te verkopen. Ik kan mij voorstellen dat het op grond van het strategisch voorraadbeheer van de betreffende eigenaar – dat is vaak een grote corporatie – niet past om die woning te verkopen. Ik ben dus best bereid om wegen te vinden met als doel te stimuleren dat het voor huurders mogelijk is om een woning te verwerven, maar dat is iets anders dan koopplicht of kooprecht. Wij moeten immers ook rekening houden met de belangen van de partij die op dit moment eigenaar van die woning is.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik begrijp deze aarzeling, maar het verkopen van huurwoningen gebeurt nu zo langzaam als een slak. In het kader van de nota Mensen, wensen, wonen was de ambitie om 700.000 huurwoningen te verkopen: 500.000 van corporaties en 200.000 van particulieren. Op dit moment is ongeveer 30.000 woningen verkocht. Als dat in dit tempo doorgaat, zal pas over 30 jaar onze doelstelling bereikt zijn. Dan gaan die starters bijna met VUT. Op deze manier schiet het natuurlijk niet op. Zou het niet goed zijn als de minister wat dat betreft wat meer pit had? Dan zouden ook de ideeën van de heer Van Bochove om het voor starters aantrekkelijker te maken realistisch worden.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik zal mijn gedachten daarover laten gaan. Ik heb echter gereageerd op het woord "kooprecht". Als wij het kopen willen stimuleren en goede wegen vinden om een bijdrage te leveren aan het oplossen van de problematiek van het tekort aan woningen, denk ik graag met mevrouw Van Gent mee. Mij gaat het er vooral om dat wij dat op een verantwoorde manier doen. Het woord "kooprecht" roept in dat verband meer vragen op dan dat het oplossingen biedt.

De heer Depla (PvdA):

Ik wil voorkomen dat de starters niet blij worden gemaakt met een goed idee van ons. De heer Van Bochove vraagt de minister om een en ander per 2007 in de begroting op te nemen. Is dat een inspanningsvraag aan de minister, of is dat een ideetje?

De heer Van Bochove (CDA):

Het is een inspanningsverplichting. Ik hoop dat de minister daarop in eerste termijn ruimhartig reageert. Als zij dat niet doet, overweeg ik om op dat punt een motie in te dienen met als doel de minister te stimuleren om het probleem daadwerkelijk op te lossen.

De heer Depla (PvdA):

Vindt de heer Van Bochove het een goede suggestie om al per 1 januari iets te doen? Ik doel dan op het beperken van een en ander tot die 56 wijken, vanwege de budgettaire consequenties.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik vind uw suggestie interessant, maar ik ben ook benieuwd naar de financiering ervan. Op dit ogenblik gebeurt er al heel veel om die 56 wijken in beweging te krijgen. Dit zou een goede bijdrage kunnen zijn.

Mevrouw Gerkens (SP):

U stelt voor om de overdrachtsbelasting af te schaffen, maar dan wordt opnieuw de koper bevoordeeld ten opzichte van de huurder. Hoe wilt u uw voorstel eigenlijk financieren? Zou dat kunnen door een vermindering van de excessieve aftrek van de hypotheekrente?

De heer Van Bochove (CDA):

Die vraag had ik verwacht. De hypotheekrenteaftrek staat wat mij betreft niet ter discussie. Ik ga ervan uit dat het kabinet in het Belastingplan 2007 ingaat op de mogelijkheid om de overdrachtsbelasting voor starters af te schaffen. Het Belastingplan 2006 is al behandeld in eerste ronde en daarin kan het dus niet meer worden meegenomen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dit bevreemdt mij, want ik ken het CDA niet als een partij die alles aan het kabinet wil overlaten. Waar wilt u het geld vandaan halen om deze nieuwe subsidie aan de kopers te financieren?

De heer Van Bochove (CDA):

Het is zeker een stimulans voor starters om een woning te kunnen verwerven. Wij vragen het kabinet om er zorgvuldig naar te kijken in het kader van het Belastingplan 2007. Als het kabinet daar niet in slaagt, hebben wij de inspanningsverplichting om zelf naar een oplossing te zoeken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Vanwaar dit voorbehoud? Heeft het te maken met de dekking of ziet u nog andere haken en ogen?

De heer Van Bochove (CDA):

Op dit ogenblik zie ik geen andere haken en ogen. Het lijkt mij dat het begrip "starters" zorgvuldig kan worden gedefinieerd. Ook denk ik dat uitvoering van de regering niet een groot probleem is, want het is een redelijk eenvoudige administratie. Er moet natuurlijk nog wel een dekking voor worden gevonden. Vandaar mijn uitnodiging aan het kabinet om met voorstellen te komen in het Belastingplan 2007. Als het kabinet dat niet doet, moeten wij zelf naar middelen zoeken.

Voorzitter. Er is sprake van een geweldig pakket aan bouwregels. Ingewikkelde, niet werkbare en niet uit te leggen regels moeten echter worden vervangen door een eenvoudig pakket. Is de minister bereid om de rijksbouwmeester – een architect met voeten in de klei en met veel ervaring – te vragen een beperkte set van praktische regels te maken ter vervanging van de huidige ondoorzichtige en vaak niet werkbare regels?

In de provincies Gelderland en Overijssel bestaan succesvolle projecten voor dak- en thuislozen. Is de minister bereid deze projecten onder een stimuleringsregeling te laten vallen?

Wil de minister met betrekking tot de normhuur de kan-bepaling zodanig toepassen dat het voor de huurder de meest gunstige keuze is in de komende jaren?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

U spreekt nogal eens met projectontwikkelaars en dat is natuurlijk heel interessant, maar ik spreek dagelijks met huurders. Degenen die huursubsidie ontvangen, moeten elke maand € 17,05 inleveren. Wat u nu zegt over de kan-bepaling, lost wat deze zware korting betreft niets op. Spreekt u die huurders ook wel eens? Waarom doet het CDA niets aan deze zware korting voor mensen die toch al lage inkomens hebben?

De heer Van Bochove (CDA):

Wij hebben in de afgelopen periode heldere afspraken gemaakt over het huurbeleid. Het kabinet heeft een duidelijke lijn uitgezet en daar hebben wij in de Kamer over gediscussieerd. Wij hebben die lijn uiteindelijk gedeeltelijk gesteund. Wij hebben een aantal veranderingen voorgesteld op het voorstel voor de liberalisering van de huurmarkt. Die zijn door de Kamer overgenomen. Het debat over dit onderwerp is op andere momenten al uitvoerig gevoerd. Daarom zie ik geen aanleiding om daar in dit stadium op terug te komen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik vind dit opmerkelijk. Het is waar dat de CDA-fractie een afspraak heeft gemaakt. Ik vond dit een zeer slechte afspraak en ik begrijp niet dat het CDA die heeft geaccepteerd, maar goed, dit zal wel weer hogere doelen hebben gediend. Het feit dat er een afspraak is gemaakt, betekent natuurlijk nog niet dat de samenleving dan maar haar mond houdt. De huurders, de Raad van Kerken en andere organisaties wijzen erop dat huurders steeds armer worden. Nu moeten zij € 17,05 per maand missen en met de kan-bepaling kan het nog tegen zitten. Verder moet de huurverhoging gewoon worden betaald. De heer Van Bochove kan dit toch niet afdoen met de constatering dat dit ernstige signalen zijn, maar dat er nu eenmaal een afspraak is gemaakt. Hij zegt daarmee impliciet: wat er ook gebeurt, wij houden onze poot stijf in het kabinet en laat de huurders maar het heen en weer krijgen.

Mijnheer Van Bochove, ik doe een dringend beroep op u om dit niet langer te accepteren. Nu worden bijna 1 miljoen mensen behoorlijk op hun inkomen gekort. Het CDA kan dit als sociale partij toch niet zo maar laten gaan?

De heer Van Bochove (CDA):

In het totale pakket maatregelen met betrekking tot de inkomenspositie van de mensen met een laag inkomen zijn alle aspecten zorgvuldig gewogen, ook de huursubsidie. In de discussie die wij hierover in de afgelopen periode hebben gevoerd, heeft de CDA-fractie haar standpunt helder neergezet. Na zorgvuldige afweging hebben wij uiteindelijk het besluit genomen om de lijn van het kabinet te volgen. Ik heb al gezegd dat wij die op een aantal onderdelen hebben bijgesteld.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik vind dit heel treurig.

De heer Depla (PvdA):

Wij hebben vanochtend een brief ontvangen van het kabinet waaruit blijkt dat de kan-bepaling dit jaar niet zoveel uitmaakt. Vorig jaar leidde de keuze voor die bepaling tot een verschil van € 5 per maand voor de mensen die huursubsidie ontvangen. Dit jaar levert het waarschijnlijk niets op. Ik begrijp uit het betoog van de heer Van Bochove dat hij toch een beetje spijt heeft van de kortingen op de huursubsidie. Als dit niets oplevert, is hij dan bereid om mee te zoeken naar vergelijkbare bedragen om de korting op de huursubsidie wat minder groot te maken?

De heer Van Bochove (CDA):

Ik heb de brief van de minister zorgvuldig gelezen. Zij gaat er vooralsnog vanuit dat dit geen probleem is. Daarom heb ik de voorzet gegeven dat ik als dit in januari wel een probleem blijkt te zijn, het kabinet uitdaag om een aantal stappen te zetten. Daar wil ik niet op vooruit lopen. Ik wacht af wat de gevolgen van de kan-bepaling zijn voor ik verdere stappen zet.

De heer Depla (PvdA):

Als het in januari zo blijkt te zijn als de minister nu schrijft, zal de CDA-fractie niets voor de huurders doen behalve toezien hoe de huursubsidie weer verder omlaag gaat.

De heer Van Bochove (CDA):

De afspraken die wij in de afgelopen periode hebben gemaakt en de toepassing van de kan-bepaling voor de jaren 2005/2006 hebben ook gevolgen op de huren in 2006/2007. In dit traject hebben wij al een aantal stappen gezet die in de komende jaren nog zullen doorwerken.

De kwaliteitsnormen voor de door de Rijksgebouwendienst te bouwen gebouwen lijken hoog. De doelstelling moet zijn: sober en doelmatig. De indruk is dat het tegendeel wordt bereikt. Wij nodigen de minister graag uit om daar nog eens op in te gaan. Hoe denkt zij dat dit kan worden bereikt? Welke besparingen kunnen er dan worden bereikt?

Mevrouw Gerkens (SP):

Mevrouw de voorzitter. Dit kabinet staat met zijn beleid diametraal tegenover de aanpak van de SP. Het staat voor huurverhogingen, voor liberalisering en voor zelfregulering van de markt. De beleidsdoelstelling: betaalbaarheid van het wonen betekent bij Balkenende dat de mensen met de hoogste inkomens en de grootste villa's de hoogste bijdrage ontvangen, terwijl er wordt beknibbeld op de huursubsidie voor de armsten in de kleinste en de slechtste woningen. Dit kabinet doet een greep in de kas van de woningbouwcorporaties, het geld van de huurders, om zijn eigen huishoudboekje kloppend te maken. Deze bewindslieden melden in de begroting dat zij burgers actief willen betrekken bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid in een raadplegende, adviserende dan wel coproducerende rol. Wat doet de minister met de adviezen? Kan zij één huurderorganisatie noemen die haar heeft geadviseerd de huren te verhogen en te liberaliseren? Heeft zij kennis genomen van de petitie van de Nederlandse Woonbond, de vakbonden, de ouderenbonden en de cliëntenbonden, die gehakt maken van haar beleid? Hoe rijmt zij dit met coproduceren en adviseren? De minister is op onze suggestie langs geweest bij de bewoners in nieuw-Crooswijk, waar de gemeente en de corporaties 1800 van de 2100 woningen willen slopen. Dit zijn woningen die voor het grootste gedeelte gewild zijn door de huurders. Zij zijn betaalbaar, en voor zover nodig prima op te knappen. Wat heeft de minister met hun advies gedaan? De Rotterdamse PvdA zijn inmiddels de ogen open gegaan. De PvdA vindt nu ook dat de adviezen van de huidige bewoners serieus genomen moeten worden. Waarom trekt de minister niet dezelfde conclusies, maar houdt zij vast aan haar topdownbenadering, waarmee zij over de belangen van de bewoners heen walst? In onze alternatieve begroting hebben wij laten zien dat het anders kan, bijvoorbeeld door 200 mln. uit te trekken voor het terugdraaien van de aanslag op de huursubsidie, en door een begin te maken met de gelijke behandeling van huurders en kopers.

De SP-fractie pleit al 25 jaar voor gemengde wijken. Dit kabinet is vooral bezig om in de arme wijken betaalbare woningen te vervangen door dure, en toont aanmerkelijk minder daadkracht om gemeenten en corporaties ertoe te dwingen betaalbare woningen te bouwen in welvarende wijken en dorpen. Het kabinet liberaliseert de regels voor de woonruimteverdeling in plaats van deze zodanig op te stellen dat het gemengd wonen wordt bevorderd. Ik overweeg dan ook om in tweede termijn een motie in te dienen over betaalbare woningen in mooie wijken.

De Amsterdamse huurteams constateren in hun jaarverslag dat de afschaffing van de verouderingsaftrek de huren heeft opgedreven. RIGO heeft uitgerekend dat het volgende plan van de minister, namelijk 20% van de huurprijs op basis van de WOZ-waarde, de maximale huurprijs in Amsterdam gemiddeld met € 49 per maand opdrijft. Waarom moeten de huurders extra betalen, voordat zij er iets voor terug krijgen? Kan de minister ons uitleggen hoe deze bikkelharde lastenverzwaring zich verhoudt tot de fluwelen handschoen waarmee zij het taboe van de excessieve hypotheekrenteaftrek benadert? De huurteams constateren ook dat de malafide huisbazen nog steeds doorgaan met het vragen van huren boven het wettelijke maximum. In mijn ogen is dat gewoonweg oplichting. Waarom wordt dit soort praktijken in het kader van de verscherpte aanpak van de huisjesmelkers nog steeds niet strafbaar gesteld, zoals wij de afgelopen tien jaar steeds hebben bepleit?

Deze minister en de staatssecretaris van Financiën willen misbruik van huursubsidie en de huurtoeslag harder gaan aanpakken. Dat is prima, maar zijn de minister en haar collega van Financiën net zo fanatiek om huurders op tijd te geven waar zij recht op hebben? De SP-fractie ontvangt voortdurend klachten van huurders die ten onrechte te weinig krijgen en te lang moeten wachten. Ik geef een voorbeeld, namelijk van een weduwe met een netto inkomen van € 950 per maand, die per 1 juli opeens met € 100 per maand wordt gekort op haar huursubsidie. Haar protestbrief is tot op de dag van vandaag niet beantwoord. Pas nadat wij aan de bel trokken, werd toegegeven dat er een fout was gemaakt. Het ergste is dat deze mevrouw drie jaar geleden, toen het huursubsidiebeleid ook al is gecentraliseerd, al eens vijf maanden zonder geld heeft gezeten door een fout van het ministerie. Moeten wij in de toekomst geen schadevergoeding gaan toekennen aan huurders, net zoals wij misbruik bestraffen?

Dan kom ik nu op de daklozen. De GGD Amsterdam heeft recentelijk onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het aantal huisuitzettingen in de hoofdstad. Ik verwijs hiermee naar het rapport Dakloos door Huisuitzetting. Er vinden meer uitzettingen door corporaties plaats. Alleen al in Amsterdam waren dat er het afgelopen jaar 1300. In 90% van de gevallen is huurschuld de reden. Vaak is huurschuld een signaal voor onderliggende sociale en/of medische problematiek. Het onderzoek laat zien dat de huisuitzettingen een belangrijke rol spelen als definitieve stap naar dakloosheid en dat er vanuit de corporaties geen zicht is op huishoudens na de uitzetting. Mijn collega Kant heeft in februari 2002 namens het Comité Onderdak een actieplan aangeboden aan de toenmalige minister van VROM en de staatssecretaris van VWS. De laatste jaren zijn er met regelmaat moties aangenomen om het kabinet tot actie aan te zetten, maar wat is er daadwerkelijk gebeurd? In juli heeft de staatssecretaris van VWS gemeld dat de gerealiseerde initiatieven niet talrijk zijn. Waarom zorgt deze minister niet voor een strakker kader, maar vertrouwt zij op vrijblijvend gepolder? Ik kom hierover morgen met een motie.

Mijn laatste punt betreft de stookkosten van bestaande woningen. Mensen die er verstand van hebben, verbazen zich openlijk over de onevenwichtige aanpak van dit kabinet. Het legt de lat voor nieuwbouw steeds hoger – dat is heel goed – maar het benut enorme besparingspotentieel bij de bestaande woningen nauwelijks. Met name de bewoners van huurwoningen, die voor energiebesparing afhankelijk zijn van hun huisbaas, betalen hiervoor de rekening. Wij hebben in augustus schriftelijke vragen gesteld over invoering van een redelijkheidstoets door huurcommissies op de stookkosten bij collectieve verwarming. Volgens de minister mogen de huurcommissies dat al. Zij doen het echter niet. Wij vinden dat onacceptabel. Daarom zal ik in tweede termijn met een motie op dit punt komen.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu moet ervoor zorgen dat het volk kan worden gehuisvest en daarin faalt zij. De woningnood loopt op, de huren zijn onbetaalbaar, de huisuitzettingen nemen toe en zij is bezig met liberalisering. Kan de minister in plaats daarvan haar kerntaak weer ter hand nemen?

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Voorzitter. Omdat de tijd die wij hebben voor deze begroting beperkt is en ik met een keuze in de onderwerpen andere onderwerpen eventueel tekort zou doen, wil ik een beeld schetsen van de wijze waarop de VVD-fractie het wonen in 2015 ziet.

Het is weer leuk om een eigen woning te kiezen. Er zijn genoeg woningen. Er is voor ieder wat wils, jong en oud, gezond of gehandicapt, arm of rijk. Er zijn vrijstaande huizen, rijtjeshuizen, monumentale panden of appartementen. In iedere prijsklasse is er volop keuze, zowel voor huur- als koopwoningen. Niemand hoeft meer op straat te leven. Jongeren vinden gemakkelijk een klein flatje zodra zij gaan werken en op eigen benen willen staan. De studenten in onze universiteitssteden vinden eenvoudig een kamer of wonen op een campus. Er is geen student meer die blijft hangen in een studentenkamer. Waarom zou hij? Hij heeft een baan en wil groter wonen met meer comfort, dus een woning die past bij het inkomen dat hij of zij heeft na de studie. Als men wil gaan samenwonen of trouwen en eventueel kinderen wil, verandert de vraag weer naar een ander soort woning.

Huren kan, een woning in de stad of erbuiten. Kopen is ook mogelijk. Doordat de woningmarkt niet meer overspannen is, zijn de prijzen naar beneden gegaan. De markt doet zijn werk. Ook corporaties bieden hun huurhuizen te koop aan in de vorm "te woon". Dat wordt overal aangeboden. Door de verkoop van woningen hebben de corporaties weer investeringscapaciteit. Maar ook de sociale sector kent veel varianten. Gemeenten weten hoe de bevolkingopbouw is en bouwen voor deze groepen. Vaak is het beroep op een woning uit de sociale woningbouwvoorraad maar tijdelijk. Daarom selecteren corporaties niet meer op kernvoorraad, maar bieden hun hele voorraad aan voor deze doelgroep. Dit betekent natuurlijk wel dat er een normale huur wordt gevraagd als het inkomen hoger is.

De heer Depla (PvdA):

Zegt u dat mensen tijdelijk in een sociale huurwoning wonen en dat zij ergens anders heen gaan als zij een hoger inkomen hebben of heb ik u verkeerd begrepen?

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Ik zeg dat mensen vaak maar tijdelijk onder een huursubsidieregeling vallen. Het is niet zo dat iedereen die ooit onder de huursubsidieregeling viel, daar altijd onder blijft vallen. Wij stimuleren mensen om daar ook weer uit te komen. Als zij een hoger inkomen hebben, kunnen zij een hogere huur betalen. Als corporaties hun hele bezit openstellen, zoals ik net zei, zitten mensen met lage inkomens niet alleen meer in de sociale woningbouw. Als hun inkomen dan weer stijgt en geen huursubsidie meer nodig is, kunnen de corporaties ook weer een acceptabele, normale huur vragen.

De heer Depla (PvdA):

Meer dan de helft van de mensen die huursubsidie ontvangen, is ouder dan 65. Voor hen gaat uw verhaal dus niet op waarschijnlijk. Maar begrijp ik goed dat voor mensen die meer gaan verdienen de huursubsidie omlaag gaat en de huur omhoog?

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Nee, ik zei net dat er een groep is die huursubsidie nodig heeft. De huursubsidie gaat niet omlaag.

De heer Depla (PvdA):

Als iemand een baan krijgt, raakt hij zijn huurtoeslag kwijt en gaat ook zijn huur omhoog.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Dan hoeft die huur niet omhoog te gaan. Het kan zo zijn dat iemand gewoon de normale huur gaat betalen als hij zijn huursubsidie verliest. Dan gaat de huur dus helemaal niet omhoog, maar er bestaat geen recht meer op huursubsidie. De bedoeling van het hele verhaal is dat mensen in woningen zitten die niet meer gestigmatiseerd zijn omdat zij deel uitmaken van de sociale voorraad. Er moet geen verschil zijn tussen woningen voor mensen met en voor mensen zonder huursubsidie. Het openstellen door corporaties van hun gehele bezit voor alle huurders biedt daarvoor een oplossing.

De heer Depla (PvdA):

Wat is dan het verschil met de huidige situatie?

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Nu wordt de sociale voorraad benoemd, de kernvoorraad waar u ook vaak over spreekt. Men wil niet dat in al onze grote wijken mensen zo gestigmatiseerd in een bepaalde hoek worden gezet. Dat is de heer Depla waarschijnlijk met mij eens, want hij heeft het in zijn betoog ook genoemd. Dat wij dat daar niet goed hebben gedaan, is enigszins het probleem van onze grote steden geweest. Om dat te voorkomen moet men ervoor zorgen dat het hele bezit voor iedereen kan worden opengesteld. Er zijn corporaties die dat zelf voorstellen en zeggen dat zij er wel voor zorgen dat diegene minder huur betaalt zodra hij daarin komt.

De heer Depla (PvdA):

En dan zorgt mevrouw Veenendaal ook voor meer huurwoningen, begrijp ik?

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Iedere gemeente kent zijn burgers en zorgt ervoor dat er voor al deze mensen wordt gebouwd; voor jong en oud, gezond en gehandicapt. Gehandicapten kunnen vaak in een woning wonen die kleine of soms wat grotere aanpassingen heeft. In de woonvisie van gemeenten wordt meegenomen hoeveel mensen zo'n woning nodig hebben, daarom zijn er genoeg gebouwd. Ook de ouderen hebben volop keus in waar zij willen wonen. Zij kunnen het huis verkopen dat te groot is geworden nadat de kinderen het huis uit zijn. Zij kunnen een appartement of kleinere woning huren of kopen, met zorg of zonder, in de stad of juist weer in de natuur. Er is keuze, aan de woningmarkt zal het niet liggen.

Ook de wens van veel mensen om een woning te veranderen naar hun eigen wensen is heel gewoon. Het dak uitbouwen voor een hobby of zonnebank? Dan is een dakkapel vaak noodzakelijk. Geen probleem als er maar aan de veiligheidseisen wordt voldaan. De keuken in een uitbouw achter het huis? Natuurlijk het is toch jouw huis. De kleur van de zonnewering bepaal je zelf, was dat dan ooit anders? Betutteling bestaat niet meer. Tot zover de blik naar voren.

Een deel van deze toekomst is al ingezet, maar er moet ook nog veel gebeuren. De Nota Ruimte zorgt ervoor dat er weer ruimte is om te bouwen. Geen contingenten meer of beperkingen door bouwvolume. Dan moeten de streekplannen van de provincie echter geen streep door de plannen van de gemeenten zetten. In de discussie over de recreatiewoningen werd duidelijk dat dat wel gebeurt. Daar waar gemeenten de bestemming van recreatie naar wonen wilden wijzigen, werkte de provincie vaak niet mee. Of eigenlijk moet ik zeggen, zij liet vooraf weten dat zij niet mee wilde werken.

Ook gemeenten moeten kritisch kijken naar hun plannen; moeten die echt zo gedetailleerd of kan het ook meer in grote lijnen? Zouden gemeenten niet vaker moeten luisteren naar de informatie die uit onderzoek komt? Weten gemeenten eigenlijk wel wie er in hun gemeente woont en welke wensen de burgers hebben? In de hoorzitting over het BBSH hebben wij daarover veel gehoord. Ik refereer aan de gemeente Enschede.

De ruimte die in de Nota Ruimte is gemaakt moet nu worden omgezet in grondstukken. Veel grond is in het bezit van de projectontwikkelaars. Dat is een gegeven. Wij moeten deze bedrijven dus prikkelen om actief te worden. Zij zouden de mogelijkheid moeten hebben om voor alle doelgroepen te bouwen. Nu bouwen zij alleen nog maar voor de hogere huur of de koop. Plannen van gemeenten struikelen vaak omdat projectontwikkelaars niet geïnteresseerd zijn in het bouwen van sociale huurwoningen. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat dit wel gaat gebeuren.

Ook corporaties hebben een belangrijke taak. Zij hebben de grondposities in onze herstructureringswijken. Daar zou meer gemengd moeten worden gebouwd, in de vorm van sociale en commerciële huur en redelijke koop. Daarmee kan men segregatie voorkomen. Dit kunnen corporaties vaak niet alleen, daarvoor zijn partners nodig. Laten wij er dan voor zorgen dat deze partijen gaan bouwen zonder allerlei ingewikkelde regeltjes. Laten wij stimuleren en bevorderen, dat werkt vaak het allerbeste.

Ik vraag de minister daarom een onderzoek te doen naar het opheffen van de vrijstellingen bij alle institutionele beleggers in vastgoed en corporaties. Dat betekent dat zij allemaal integrale vennootschapbelasting gaan betalen. Dan kan er worden gestimuleerd op basis van fiscaal niveau. De herstructurering kan worden gestimuleerd door fiscale zones, de sociale woningbouw door renteaftrek en het WSW-fonds en het eigen woningbezit door verlaging van de aanschafprijs. Dit plan levert ook veel besparingen op in alle verschillende vormen van toezicht. Met het oog op de tijd kan ik het niet uitgebreid toelichten, maar de collega-Kamerleden zullen het onderzoeksvoorstel uitgedeeld krijgen. Ik wil de minister dit na afloop van mijn betoog overhandigen en haar vragen of zij met spoed een onderzoek wil laten uitvoeren.

Ik maak een opmerking over de prestatieafspraken.

De voorzitter:

Ik neem aan dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze editie.)2

De heer Depla (PvdA):

Ik ben altijd voor onderzoek, maar ik snap hier helemaal niets van. Wat wil mevrouw Veenendaal nu eigenlijk onderzoeken? Wij hebben samen heel veel onderzocht over de corporaties en hoe dit allemaal moet worden georganiseerd. Kan mevrouw Veenendaal in twee zinnen uitleggen wat dit onderzoek moet opleveren? Anders hebben wij onderzoek op onderzoek en gaat zij een motie indienen dat wij weer meer onderzoek moeten doen. Daarvan hebben wij in de Kamer wel genoeg. Dus iets concreter: wat moet het onderzoek opleveren?

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Het onderzoek moet opleveren dat er meer wordt gebouwd voor de goede doelgroepen en dat er op alle fronten activiteit ontstaat.

De heer Depla (PvdA):

Wil mevrouw Veenendaal de minister vragen of zij de bouwproductie in Nederland gaat onderzoeken?

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Nee. Ik heb een voorstel gemaakt. Ik kan wel zeggen wat mijn ideeën zijn, maar dat overtuigt niet. Ik wil graag dat dat wordt onderbouwd met een onderzoek en ik hoop dat ik de heer Depla daarmee kan overtuigen.

De heer Depla (PvdA):

Waarom heeft mevrouw Veenendaal haar tijd dan niet gebruikt voor haar plan? Voor de rest is het een mooi vergezicht. Blijkbaar is haar plan te ingewikkeld of niet bruikbaar, want zij heeft het hier niet uitgelegd.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Mijn plan is helemaal niet ingewikkeld. Ik zal het de heer Depla straks overhandigen. Hij kan het dan rustig lezen en in tweede termijn eventuele vragen stellen. Het plan is heel eenvoudig maar vanwege de tijd is het niet mogelijk het hier helemaal voor te lezen.

De heer Depla (PvdA):

Is het zo eenvoudig dat mevrouw Veenendaal het niet in twee of drie zinnen kan uitleggen?

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Ik heb het zojuist in één zin uitgelegd, maar de heer Depla is niet tevreden over de ene zin.

De voorzitter:

Mevrouw Veenendaal vervolgt nu haar betoog.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Wij hebben grond en plannen om te bouwen. Nu moet er ook daadwerkelijk worden gebouwd. Bijna alle prestatieafspraken zijn gemaakt, behalve bij de provincie Flevoland. Ik sluit mij aan bij de heer Van Bochove, die zegt dat de problematiek rondom Almere moet worden aangepakt. Ik verneem graag een reactie van de minister.

Het laatste probleem dat ik aankaart, is de Maasvlakte in Rotterdam. Er zijn eisen waaraan moet worden voldaan. Zo hebben wij dat met elkaar afgesproken. Het belang van onze haven staat hier op het spel. Heeft de minister al een taskforce ingesteld om de problemen zo snel mogelijk op te lossen?

Er moet weer worden gebouwd en mensen moeten weer invloed hebben op hun eigen huis en woonomgeving. De VVD-fractie werkt daaraan en zal zich daar verder voor blijven inzetten, zodat de beelden die ik zojuist heb geschetst in 2015 werkelijkheid worden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Mijn conclusie is dat je voor een liberaal volkshuisvestigingsbeleid eigenlijk een links kabinet nodig hebt. Dat is ook mijn conclusie bij de derde begroting van minister Dekker. Het beleid dat zij voert is de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie onwaardig. Als ik mijzelf de vraag stel wie van de twee het meest liberaal is, dan ben ik dat. Wie van de twee perkt de keuzevrijheid van huurders in door de huren te verhogen en de huursubsidie te verlagen? Wie van de twee verstoort de woningmarkt door de ongebreidelde hypotheekrenteaftrek? Wie van de twee laat zo goed als monopolistische corporaties zwemmen in hun vermogen? Wie van de twee is tegen het kooprecht voor huurders? Dat is in alle gevallen de minister.

Helaas hebben wij als het tegenzit nog twee jaar te gaan met dit kabinet. Wij gaan er maar het beste van maken met een aantal concrete voorstellen. Omdat het de minister moet aanspreken, heb ik dat deze keer gedaan onder het motto: "Voor het volk, voor de vrijheid en voor de democratie."

Een volkspartij begint natuurlijk met het huisvesten van het volk. Op een huurwoning moet je echter jaren wachten en een koopwoning is voor velen onbetaalbaar. Tegelijkertijd staat bijna 6 miljoen m2 kantoorruimte leeg. Wij kunnen nu beginnen en wij moeten nu doorpakken. Ik heb tien voorstellen om tienduizenden mensen aan een woning te helpen in voormalige kantoorpanden en ik zal de minister mijn plan straks in een leuk liberaal blauw kleurtje overhandigen. Ik ga ervan uit dat zij in haar eerste termijn daar uitgebreid op ingaat.

Bij een volkspartij horen geen onbetaalbare woningen. Er mag niet iedere maand € 17,05 op de huursubsidie worden gekort. Ik heb dan ook twee amendementen gemaakt om deze korting voor 1 miljoen huurders terug te draaien.

Een ander groot probleem zijn de ouderen van wie de partner is overleden. Wij ontvangen daarover veel brieven en hebben veel contacten gehad met deze mensen. Indien zij een woning hebben waarvan de huur € 600 bedraagt, hebben zij recht op huursubsidie. Is deze woning echter € 10 duurder, dan vervalt de huursubsidie volledig. Het gevolg is een gedwongen verhuizing. Ik vraag de minister dit te onderzoeken. Ik overweeg een motie in te dienen, maar ik hoop dat dat niet nodig is.

Het volk woont ook in de particuliere huursector. De GroenLinks-fractie vindt dat ook in de particuliere sector de huurders recht moeten krijgen op een verhuiskostenvergoeding bij sloop. De commissie-Leemhuis is het daarmee eens. Dat moet nu snel worden geregeld. Ik verneem graag de reactie van de minister.

Vrijheid in de volkshuisvesting betekent een vrije keuze tussen huren en kopen. De corporaties zitten bovenop hun 2,3 miljoen woningen en verkopen hiervan slechts 15.000 per jaar. Je zou dus kunnen zeggen dat de markt niet werkt. Daarom bepleit de GroenLinks-fractie een kooprecht voor alle huurders in Nederland. Natuurlijk moet dat gebeuren onder goede voorwaarden. De woningen moeten beschikbaar blijven voor de markt waarvoor zij bedoeld zijn. Ook op dit punt overweeg ik een motie. Ik verneem graag de reactie van de minister.

Vrijheid betekent voor mij vrijheid om te kiezen waar je wilt wonen, of je nu arm bent of rijk. Dat kan in een oude wijk, een nieuwe wijk of in een randgemeente zijn. In de oude wijken zijn honderdduizenden mensen niet meer welkom. Naar mijn mening moeten er keiharde afspraken worden gemaakt over gemengde wijken in steden en dorpen. De wat slappe afspraken die nu met de randgemeenten zijn gemaakt, zijn natuurlijk onvoldoende. Wat vindt de minister daarvan?

Vrijheid betekent vrijheid om te kiezen met wie je woont. Daarom zou een lat-relatie of zelfs samenwonen niet meteen moeten leiden tot een korting op je uitkering. Ik vraag de minister om samen met collega De Geus te onderzoeken of er een soort van samenwoonbonus kan komen voor AOW'ers, want als zij minder fors worden gekort op hun AOW komen er wellicht tienduizenden woningen vrij. Dat zou een mooie constructie zijn.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Als wij het huurrecht dat mevrouw Van Gent wil, zouden inzetten bij de herstructureringswijken van onze grote steden...

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

...kooprecht.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Ja, kooprecht. Volgens mij zei u zojuist huurrecht, maar u bedoelt kooprecht. Dan moeten de corporaties verkopen aan iedere huurder die in die wijken zit. Maar met onze herstructureringsopgave in deze wijken zou dat een enorm probleem kunnen opleveren, want dan zou die herstructurering niet meer op gang kunnen komen. Wilt u voor die wijken een uitzondering maken?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ook mensen met bescheiden inkomens krijgen veel meer mogelijkheden om zelf de touwtjes in handen te nemen. De huurders hebben de laatste jaren alleen maar slecht nieuws gehad: huurverhogingen, kortingen op de huursubsidie en bijna geen keuze. Dat patroon wil de GroenLinks-fractie doorbreken door het kooprecht in te stellen. Natuurlijk moet dat onder voorwaarden gebeuren. Ik denk aan tussenvormen van koop. De eerste koper moet geen spekkoper zijn, daarom moet er een antispeculatiebeding zijn. Anderzijds kunnen mensen profiteren van de hypotheekrenteaftrek die de VVD-fractie zo aanhangt en waarvan de GroenLinks-fractie vindt dat die ook voor lage inkomens een beetje aantrekkelijk moet worden.

Als mensen hun huis in hun bezit krijgen, kunnen zij daarin zelf investeren en dat kan voor bepaalde wijken heel goed zijn. Ik neem aan dat mevrouw Veenendaal dat met mij eens is. Voorts moet men nagaan of het platgooien wat nu gebeurt, misschien te drastisch is. Ik kan mij voorstellen dat woningen heel aantrekkelijk verkocht worden in die wijken en mensen dan zelf die huizen gaan opknappen. Binding met je huis en met de buurt, daar kun je heel leuke vormen in bedenken. Ik merk dat mevrouw Veenendaal graag met mij wil meedenken, dat vind ik heel plezierig. Laten wij dan kijken hoe wij daar samen kunnen uitkomen en hoe wij onder goede voorwaarden mensen meer keuzevrijheid kunnen geven. Het is goed voor de wijken en mensen kunnen ook nog meeprofiteren van zeer aantrekkelijke regelingen die nu te veel bij de hoogste inkomens terechtkomen.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Ik kom terug op de basis van mijn vraag. Wij hebben nu dat hele betoog gehoord en dat is prima.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Daar bent u het mee eens?

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Nee, daar ben ik het absoluut niet helemaal mee eens. Wij hebben namelijk twee problemen. Mevrouw Van Gent zegt wel dat de mensen hun huis zelf kunnen opknappen, maar wij weten dat in sommige plaatsen waar dit in het verleden is gebeurd, er enorm slechte resultaten waren, ofwel: mensen knapten hun huis níét op. De heer Depla bracht naar voren dat de vereniging van eigenaren verplicht een bepaalde bijdrage moet doen van 80%. Dat betekent dat mensen het dus niet doen. Daar gaat mevrouw Van Gent helemaal aan voorbij. Is zij dan niet bang – ik denk met de mensen mee waarvoor zij het wil opnemen – dat die mensen in enorme financiële problemen komen en zo meteen wel een huis hebben gekocht, maar vervolgens in armoede verder moeten?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Als mevrouw Veenendaal de discussie indertijd rondom de koopsubsidie had gevolgd, had zij geweten dat juist GroenLinks heel grote zorgen had over de betaalbaarheid in die constructies, ook onderhoudsconstructies. Ik heb er toen juist voor gezorgd dat mensen een helder financieel plaatje krijgen van wat het betekent als zij erin meegaan en wat voor kosten erbij komen. Dat vind ik uitermate belangrijk. Dat ben ik helemaal met mevrouw Veenendaal eens.

De andere kant van het verhaal is dat nu vaak in herstructureringswijken corporaties geen onderhoud meer plegen, mensen in zeer slechte woningen wonen en de zaak verpaupert. Dat vind ik een slechte zaak. Ik zie mevrouw Veenendaal knikken, zij is het met mij eens. Dus dat moeten wij goed regelen. Wij moeten dat niet kapotregelen, als mevrouw Veenendaal een echte liberaal is wil zij dat ook niet. Maar het gaat mij om het principe. Er zijn 2,4 miljoen huurwoningen in Nederland. Er zijn 1 miljoen huurders die huursubsidie ontvangen. Er is dus nog best ruimte om in verschillende vormen van koop iets te doen. Nu worden er door corporaties zo'n 12.000 woningen verkocht per jaar. Dat is helemaal niets. Er zijn 700.000 huurders in Nederland die graag een huis willen kopen. Dan is mijn conclusie dat die markt niet goed werkt, en een imperfecte markt wil ik bijsturen. Zo sociaal-liberaal ben ik dan wel weer. Ik wil ervoor zorgen dat de groepen waarover mevrouw Veenendaal en ik zich zorgen maken en die nu onvoldoende keuzevrijheid hebben, op een goede manier worden bediend. Ik ben graag bereid om daarover hier of in de wandelgangen door te praten.

Democratie betekent invloed van huurders op hun verhuurder. Dat is voor GroenLinks méér dan het babbelcircuit dat de commissie-Leemhuis voorstelt. Dat is bijvoorbeeld een initiatiefrecht voor alle huurders die verbeteringen aan hun woning en woonomgeving willen. Kortom, voorzitter, er houdt mij eigenlijk nog een centrale vraag bezig. Ik heb al een aantal concrete vragen gesteld aan de minister. Het gaat uiteindelijk om de volgende vraag, mevrouw de minister. Bent u minister van het volk, de vrijheid en de democratie, of blijft u de minister van verhuurders, veelverdieners en duur wonen?

Voorzitter. Ik wil de minister nog even mijn kantorenplan overhandigen en verzoek u, dit op te nemen als een noot bij de Handelingen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze editie.)3

De voorzitter:

De heer Van der Ham van D66 staat als volgende op de sprekerslijst. Hij bewaart zijn spreektijd voor het tweede deel, het milieugedeelte.

De heer Hermans (LPF):

Mevrouw de voorzitter. Het was voor mij ook een dilemma of ik mijn spreektijd helemaal zou reserveren voor het milieudeel van dit debat. Ik wil toch ook een aantal opmerkingen maken over het deel volkshuisvesting. Bij het eerste onderwerp kan men zich afvragen of het bij volkshuisvesting of bij milieu thuis hoort. Dat betreft namelijk de energie prestatienormering.

Het energiegebruik van huishoudens maakt een substantieel deel uit van het totale energiegebruik in Nederland. Het spreekt voor zich dat de aandacht uitgaat naar mogelijkheden om het totale energiegebruik voor de verwarming van huizen verder te beperken. In de afgelopen decennia is bereikt dat het verbruik van een nieuw gebouwd huis nog maar 1/5 is van hetgeen een huis van 25 jaar oud gebruikt.

Wij moeten ervoor waken door te schieten in regelgeving die in de praktijk nauwelijks meer zoden aan de dijk zet. Daarbij denk ik met name aan het voorstel om de Energieprestatienormering (EPN) voor nieuwbouwwoningen terug te brengen van 1,0 naar 0,8. Voor een dergelijk laag coëfficiënt moet een dusdanig groot beroep worden gedaan op technische voorzieningen dat terecht de vraag gesteld mag worden of deze theoretische besparingen wel gehaald zullen worden. De gemeente Amsterdam heeft in een recente brief hierop gewezen. Bij de aanleg van IJburg heeft dit geleid tot oververhitte slaapkamers en vervolgens tot de aankoop van airco's. Een verlaging van de EPN lijkt in veel gevallen niet bij te dragen aan het comfort. Ook zijn er twijfel gerezen over de kostenneutraliteit. Is de minister bereid om voor binnenstedelijke gebieden uitzonderingen toe te staan? Het komt ons voor dat overleg met betrokkenen noodzakelijk is. Het is dan ook de vraag of de datum van 1 januari 2006 gehaald wordt. Wij kiezen liever voor een doelmatige en efficiënte regeling dan voor haastwerk!

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik zou de heer Hermans willen vragen, of hij zich bewust is van het enorme energieprobleem waartegen wij aankijken en van het feit dat energiebesparing een groot deel van de oplossing kan vormen. Als het antwoord van de minister hem overtuigd, is hij dan bereid om dit beleid wel te steunen?

De heer Hermans (LPF):

Wij zijn ons er zeer van bewust dat er een energieprobleem bestaat. Wij zijn echter ook voor efficiënte maatregelen. Om met de metafoor van deze staatssecretaris te spreken: wij moeten het laag hangend fruit plukken en niet het hoog hangend fruit. Wij denken dat met een verlaging van de EPN naar 0,8 wel erg hoog hangend fruit geplukt wordt. Wij menen dat de aandacht beter gericht kan worden op oudere woningen omdat daar grotere winsten te behalen zijn.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik neem aan dat de heer Hermans mijn motie over dat punt zal steunen. Ik dank u daarvoor.

Als de minister de heer Hermans ervan overtuigt dat het fruit waarvan hij denkt dat het hoog hangt, misschien in het midden of toch laag hangt, gaat hij dat dan ook plukken, of is hij overtuigd van zijn eigen gelijk in dezen?

De heer Hermans (LPF):

Wij staan altijd open voor argumenten. Ik heb vooralsnog echter nog geen motie van u gezien. Als ik die heb kunnen lezen, zal ik u van een reactie voorzien.

Ik zei al dat er mogelijk grotere winsten in de bestaande ouderenwoningen gehaald kunnen worden. Ik neem aan dat de regering dit in haar antwoord meeneemt.

Wat ons betreft, moet er ook op andere terreinen terughoudend worden omgegaan met dwingende voorschriften. Mijn fractie zal zich blijven inzetten voor het terugdringen van regels die wij kunnen missen als kiespijn. Een voorbeeld hiervan dat ons erg in het verkeerde keelgat is geschoten, is de zogenaamde percentageregeling. Daarmee wordt bepaald dat een percentage van de bouwsom wordt ingezet voor kunst. Wij hebben daar in dit huis een voorbeeld van kunnen zien: € 130.000 voor een eigen dienst waarvan de directeur de enige werknemer was. Wij stellen dan ook voor om de percentageregeling voor kunst te schrappen. Ik hoor hier graag een reactie van het kabinet op.

Twee jaar geleden heeft Gerard van As namens mijn fractie een motie ingediend om het kraken tegen te gaan. Op dat moment bleek er slechts steun te zijn voor een motie voor het verruimen van de mogelijkheden van tijdelijke verhuur. Vorig jaar werden wij aangenaam verrast door de indiening van de motie-Sterk waarin de CDA-fractie aangaf dat zij het kraken eigenlijk wilde verbieden. Er zijn heel stuitende voorbeelden van kraken. Een daarvan betreft een huis in het centrum van Utrecht dat na het overlijden van vader of moeder keurig door de kinderen wordt onderhouden, vooruitlopend op nadere bestemming binnen de familie. Het is echter gekraakt en vervolgens mogen de eigenaren ook nog eens opdraaien voor de kosten van gas, water en licht. Nederland is het enige land ter wereld waar een complete bedrijfstak is ontstaan die zich toelegt op het voorkomen dat woningen en bedrijfspanden gekraakt worden. Immers, is een pand eenmaal gekraakt, dan kunnen de daders rekenen op steun van de wet. Voor ons is dit de wereld op zijn kop. Graag vernemen wij van de minister welke vooruitgang zij heeft geboekt bij de uitvoering van de motie-Van As en de motie-Sterk.

Ik heb natuurlijk nog veel te zeggen over de woningbouwcorporaties. Aangezien er nog een kabinetsstandpunt terzake komt, zullen wij op een later moment aangeven hoe wij verder willen gaan met de corporaties en corporate governance in die sector.

Mijn laatste punt in dit deel van de begrotingsbehandeling betreft ruimte voor ontwikkeling. Wij pleiten er hier nogmaals voor om het bouwareaal te vergroten. In dit verband vragen wij de minister hoe het staat met de uitvoering van de motie die wij hebben ingediend bij de behandeling van de Nota Ruimte, om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn bij het IJsselmeer.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. De minister wil een betere werking van de woningmarkt realiseren. Om dit te bereiken, wil zij onder meer de relatie tussen overheid en woningcorporaties vernieuwen. De minister heeft een commissie ingesteld en er zijn adviezen verschenen. De brief die ons voor oktober beloofd was, komt echter helaas pas in december. Daarom kunnen wij hier nu niet over spreken. Ik heb er wel begrip voor, want het is een complexe materie. Toch vind ik het jammer, want het is heel belangrijk dat de Kamer hier zo snel mogelijk over spreekt.

Er ligt wel een uitgewerkt standpunt over de woningbouwproductie. In 2008 moeten de stedelijke regio's minimaal 90% van de op regionaal niveau overeengekomen woningproductie 2005-2007 hebben gerealiseerd. Ik lees in de begroting dat het woningtekort daarmee naar verwachting wordt teruggebracht tot 2,2% in 2008. De begroting laat echter in het midden of het hier om een regionaal dan wel een landelijk tekort gaat. Dat maakt natuurlijk nogal wat uit. Een gemiddeld landelijk tekort van 2,2% kan regionaal namelijk heel grote verschillen te zien geven. Ik wil op dit punt graag opheldering van de minister, vooral omdat de woningbouwproductie nadrukkelijk is gekoppeld aan de liberalisering van het huurbeleid. Door de vergrijzing dreigt een "alarmerend tekort" aan geschikte woningen voor ouderen. Dat is de conclusie van een onderzoek uitgevoerd door de Vereniging van institutionele vastgoedbeleggers. Voor ouderen is het nu al vaak moeilijk om een geschikte woning te vinden. Ziet de minister dit probleem en neemt zij maatregelen om dat op te lossen?

De begroting spreekt in het kader van de herstructurering en de leefbaarheid van wijken eigenlijk uitsluitend over sloop en nieuwbouw. Er is toch echter ook de mogelijkheid om bestaande woningen te verbeteren? Mijn fractie stelt voor om een kostenaftrek onderhoud eigen woning in te voeren. Dat maakt het aantrekkelijker om de eigen woning te verbeteren. In onze tegenbegroting kunt u daar alles over lezen. Ik krijg hier graag een reactie op van de minister.

Door sloop en verkoop neemt het aantal goedkope huurwoningen af. De minister heeft een aantal malen gezegd dat er voldoende goedkope huurwoningen overblijven om de primaire doelgroep te kunnen huisvesten. Houdt de minister echter wel rekening met de bescheiden middeninkomens? Ook voor hen is het moeilijk om een betaalbare woning te vinden. Woningen met een middelhoge huur zijn voor de lage middeninkomens te duur. Wat is de reactie van de minister hierop?

In het kader van de herstructurering van verouderde wijken in de grote steden wil de minister dat randgemeenten een grotere bijdrage leveren aan de huisvesting van lagere inkomensgroepen. Wij vinden dat een goed streven, maar hebben daar wel een aantal vragen bij. Hoe verhoudt dit zich tot de plannen van de minister om de maximale huurprijzen te baseren op de WOZ-waarde van woningen? Is de huidige woningvoorraad van randgemeenten wel geschikt voor de huisvesting van lage inkomensgroepen?

In 2006 zal de Wet betaalbaarheidsheffing huurwoningen in werking treden. Op basis daarvan gaan verhuurders bijdragen aan de huurtoeslag. Hoe wil de minister voorkomen dat verhuurders deze bijdrage zullen doorberekenen in hun huurprijzen?

Ten aanzien van de ontwikkeling van de netto-huurquote wordt voor het jaar 2006 een verbetering geconstateerd. Het zou mooi zijn als dat waar was, maar bij de berekening is alleen rekening gehouden met het feit dat huishoudens volgend jaar als gevolg van de invoering van het nieuwe zorgstelsel geen ZFW-premie meer hoeven te betalen. Daarvoor in de plaats komt echter een nominale premie. In werkelijkheid is er geen sprake van een inkomensstijging en van een werkelijke verbetering van de netto-huurquote. Ik wil de minister oproepen, zich in te spannen voor een werkelijke verbetering hiervan.

Ten slotte de dak- en thuislozen. Ook wij horen graag van de minister hoe zij dat probleem aan wil pakken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil beginnen met een positief cijfer over het wonen. In de Sociale staat van Nederland stond dat bijna 90% van de huishoudens tevreden of zeer tevreden is over de kwaliteit van de woning. Dat is goed nieuws. Dat is op heel veel beleidsgebieden wel anders. Dat is echter geen reden om tevreden achterover te leunen, maar juist om voortvarend aan de gang te gaan met de oplossing van de bestaande knelpunten. Wij moeten die echter wel in perspectief zien.

Als het gaat om beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit zijn de nodige knelpunten aan de orde. Andere sprekers hebben die al genoemd. Ik wil beklemtonen dat ook volgens diezelfde Sociale staat van Nederland vooral de starters de dupe zijn van het opgelopen woningtekort. Een betaalbare woning voor starters, is voor de SGP-fractie een oud speerpunt. Wij hebben daarom ook met veel belangstelling kennis genomen van suggesties die in deze Kamer al eerder aan de orde zijn geweest om de meest onzinnige belasting die wij kennen, de overdrachtsbelasting, af te schaffen. Wij zijn daar voor, zeker als het om starters gaat. Wij staan ook open voor alternatieve modaliteiten. Als algehele afschaffing niet haalbaar zou zijn voor starters, zou kunnen worden met een halvering van het percentage. Wellicht is het ook een suggestie om eens te kijken of het niet kan worden gekoppeld aan een bepaald maximaal tarief, bijvoorbeeld woningen beneden € 205.000. Op die manier zou een neerwaartse druk kunnen worden uitgeoefend op de hoogte van woningprijs. Kortom, wij zouden de minister willen oproepen, aan de slag te gaan; onder het motto: steun de starter.

De tevredenheid over de woonomgeving is vaak afgenomen, zo bleek uit onderzoeken. Ik wil daarbij twee dingen noemen. In de eerste plaats is de klacht over verkeersoverlast in de omgeving van de woning van alle klachten rond het wonen het snelst gestegen. Dat was niet buurtspecifiek, maar breed het geval. Daarom vraag ik de bewindslieden om een impuls te geven, juist vanuit het belang van de woonomgeving, om het probleem van de verkeersoverlast aan te pakken.

Op veel plaatsen bestaan problemen bij vestigingen van bijzondere voorzieningen als een sociaal pension. Vorig jaar heb ik het voorbeeld van een Goudse woonwijk genoemd. Het risico bestaat dat er al te gemakkelijk nimby-kwesties van worden gemaakt, terwijl je je uit planologisch oogpunt moet afvragen of het eigenlijk wel verstandig is. Daarom waren wij blij met de toezegging van de minister dat zij wilde bezien of de eisen aan vestiging van bijzondere instellingen wel adequaat zijn. Moeten gemeenten niet worden verplicht om een veiligheidseffectrapportage op te stellen? Eind 2005 zou zij hierop terugkomen en dit punt willen wij graag warm houden.

Over de ruimtelijke ordening kan ik heel kort zijn omdat wij daarover in het kader van de Nota Ruimte al uitvoerig hebben gesproken. Het gaat nu vooral om een zorgvuldige uitvoering van de plannen. Ik wil nu slechts een paar punten aan de orde stellen.

Bij een toenemende verstedelijking kan de ruimte voor waterwinning gemakkelijk in de verdrukking komen. Krijgt dit aspect wel voldoende aandacht in de Nota Ruimte? Hoe kan worden gewaarborgd dat de waterwinningsmogelijkheden voldoende ruimte krijgen?

Het ondergronds bouwen vormt een juridisch terra incognita. De wetgever heeft nog steeds verzuimd om regels op te stellen over de aanleg, de eigendom en de registratie van kabels, leidingen en andere werken die aan het zicht zijn onttrokken. Er is verwarring over de juridische eigendom en een normering via bestemmingsplannen ontbreekt. Herkent de minister dit probleem en wat wil zij daaraan doen?

Een klein punt met een toch wel belangrijke psychologische lading betreft het volgende. Klopt het dat het Rijk de bouwsector vrijwel genegeerd heeft bij het opstellen van het Aanbestedingsreglement Werken 2005? Als dit het geval is, draagt het niet bij aan het herstel tussen de bouwsector en de overheid.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Het zal niemand zijn ontgaan dat de staatssecretaris de afgelopen tijd is gegroeid. Jazeker! Hij treedt wat vaker op de voorgrond, oogt zelfverzekerder en lijkt zowaar meer voor elkaar te krijgen in het kabinet. Hij straalt in ieder geval meer elan uit. Toegegeven, dat is ook niet zo heel erg lastig, vergeleken met het dieptepunt van de nu-even-niet-staatssecretaris die wij vorig jaar zagen, maar je moet het toch maar even doen. Er is echter een niet onbelangrijke "maar": de staatssecretaris groeit, maar de problemen groeien harder. Dat is niet zo best. Een bewindspersoon die de problemen boven zijn hoofd laat groeien, doet niet waarvoor hij is aangesteld: problemen oplossen.

Ter illustratie neem ik het niet geheel willekeurige voorbeeld van de luchtvervuiling. Is deze staatssecretaris nu opgewassen tegen de snel groeiende problemen die gepaard gaan met de te vieze lucht in ons land? Het antwoord is tot nu toe ronduit negatief. Een kleine roetfilterstimulering en een beperking van de snelheid op een paar stukken snelweg zijn de enige concrete maatregelen tot nu toe. Daar verandert het stuwmeertje aan plannen niets meer aan. Het is gewoon te weinig en te laat.

Met de wet- en regelgeving om dit probleem op te lossen, is het al helemaal een drama. De regeling is compleet mislukt, de uitwerking van het besluit is nog steeds niet klaar en verder is er een wet aangekondigd waarvan gemeenten en provincies niets anders dan een hoop bureaucratie verwachten. Dat is de ontluisterende oogst van het afgelopen jaar.

Het loont de moeite om in iets meer detail terug te kijken op het dossier luchtkwaliteit. Dan zal helaas duidelijk worden dat deze staatssecretaris een aantal grote blunders heeft begaan waardoor wij nu met de gebakken peren zitten. Geen schone lucht en geen nieuwe woningen. Wij kennen allemaal de circulaire die de staatssecretaris in september 2004 naar provincies en gemeenten zond. Daarmee stuurde hij ondanks onze expliciete waarschuwing met een volstrekt verkeerde interpretatie van de Europese richtlijn de lokale bestuurders het bos in. Die circulaire moest hij in april van dit jaar op last van de Raad van State schielijk intrekken. Veel minder bekend is dat de staatssecretaris al in juni 2003 brieven met eenzelfde strekking naar de provincies stuurde, in ieder geval naar de provincie Zuid-Holland. In totaal heeft het ministerie van VROM dus bijna twee jaar en wellicht nog wel langer, expliciet verkeerde adviezen gegeven over de interpretatie van de richtlijn met de bekende desastreuze gevolgen. Gemeenten werden op het verkeerde been gezet en hun projecten liepen stuk bij de Raad van State. Het stationsgebied van Amsterdam is hier een treffend voorbeeld van.

Hier dient zich dus niets anders aan dan de verantwoordelijkheidsvraag. Deze staatssecretaris heeft twee jaar verkeerde adviezen gegeven aan lagere overheden met als gevolg het sneuvelen of vertragen van grote bouwprojecten. De staatssecretaris heeft dit de Kamer nooit expliciet gemeld, maar nu wil ik het gewoon heel precies weten. Welke projecten zijn er door dit verkeerde advies gesneuveld? Hoeveel financiële schade is er daardoor ontstaan en hoeveel gezondheidsschade – als die in geld kan worden uitgedrukt – onder de verantwoordelijkheid van deze staatssecretaris? Een helder antwoord daarop hoort wat mijn fractie betreft thuis in dit debat.

Dan de concrete maatregelen die de staatssecretaris heeft genomen om de lucht schoner te maken. Met het sleutelen aan regelingen en besluiten lukt dit niet, dit kan alleen met roetfilters, door minder dieselauto's, schonere vrachtauto's en langzamer rijden op de snelweg. Ook hier even een terugblik, want de Milieubalans van september 2002 liet al onomwonden zien dat de Europese normen niet gehaald zouden worden. De begroting van dat jaar vermeld: voor die locaties waar sprake is van overschrijding van de plandrempels zullen in 2003 plannen worden ontwikkeld om aan de normstelling te voldoen. Hoe naïef kun je zijn?

In juni 2004 presenteert de staatssecretaris dan zijn nota Verkeersemissies die zich kort laat samenvatten met de woorden: wel ideeën, geen geld. Wij hebben hierover toen ook al de nodige confrontaties in de Kamer gehad. Ik herinner mij de dieselaccijns, maar voor het totaalbeeld noem ik het hier nog een keer. Want wat gebeurde er daarna? Niets!

Pas een jaar later, in juni 2005 mocht de staatssecretaris aankondigen dat er nu ook geld was. Samen met het geld uit de Nota mobiliteit 800 mln. in tien jaar en daar kwam later nog 100 mln. bij. Je zou bijna zeggen: eind goed, al goed. Eerst waren er plannen, toen kwam er geld, aan de slag. Maar niets daarvan.

Nu moeten wij weer wachten op pilots met roetfilters op vrachtwagens, schepen en locomotieven. Nu moet er onderzoek worden gedaan naar de effectiviteit van luchtwassers in veestallen, een onderzoek dat de staatssecretaris al twee jaar geleden heeft aangekondigd. Nu moeten er nog allerlei regelingen worden opgetuigd en aangemeld in Brussel. Nu moet er nog gewacht worden op de verdeling van 100 mln. voor lokaal beleid en weten de steden dus nog steeds niet waar zij aan toe zijn, terwijl het water hen aan de lippen staat.

Waarom is dit allemaal niet allang gemeld? De staatssecretaris moet niet zeggen dat hij dit niet kon doen, omdat hij immers nog geen geld had. Toen ik hem vorig jaar kapittelde over het feit dat hij de financiën niet had geregeld, wierp hij terug dat die Samsom niet zo'n drama moest maken, want hij was er zeker van dit geld er wel zou komen. Nu is het een van beide: of de staatssecretaris wist vorig jaar zeker dat er geld zou komen maar hij zette zich desondanks niet aan de voorbereiding van al die regelingen, of hij wist het helemaal niet en blufte gewoon.

Ik weet niet wat erger is. Hoe het ook zij, dit heeft in ieder geval tot kostbaar tijdsverlies geleid met als gevolg vieze lucht en verdere stagnatie van de woningbouw. Onze harde conclusie is dat de staatssecretaris dit grotendeels had kunnen voorkomen door in de afgelopen twee jaar andere keuzen te maken. Ik weet dat dit een conclusie achteraf is, maar dit maakt de politieke verantwoordelijkheid er niet minder om. Wij hebben de staatssecretaris expliciet gewaarschuwd en wij zijn zeer benieuwd naar het verweer dat hij hier tegen in weet te brengen.

De heer De Krom (VVD):

De heer Samsom houdt nu een stoer betoog, maar is hij niet van mening dat minister Pronk indertijd ook een andere keuze had moeten maken? Waar was de PvdA-fractie eigenlijk toen de VVD vijf jaar geleden hard aan de bel trok en aandacht vroeg voor dit probleem? Toen heb ik haar niet gehoord.

De heer Samsom (PvdA):

Ik trek nu hard aan de bel en dit doe ik al twee jaar, zolang als ik in de Kamer zit. Het is waar, de verantwoordelijkheid van het ministerie van VROM gaat verder terug dan deze twee bewindslieden, zo nodig tot 1999 toen de regeling werd vastgesteld, maar wij voeren hier nu een debat over de begroting voor het jaar 2006 en daar hoort de verantwoording van deze staatssecretaris bij over wat er de afgelopen twee jaar is gebeurd. Ik wil die verantwoording ook nog wel doortrekken, maar dan wordt het meer geschiedschrijving. Ik houd het liever concreet. Welke beslissingen zijn er de afgelopen twee jaar genomen en welke gevolgen hebben zij gehad? Dit debat is er ook voor om dit nu eens helder op een rijtje te krijgen.

De heer De Krom (VVD):

Ik leid uit de woorden van de heer Samsom af dat hij er eigenlijk een beetje spijt van heeft dat zijn fractie vijf jaar geleden niet met de VVD is opgetrokken. Had zij dit maar gedaan.

De heer Samsom (PvdA):

Ik heb geen spijt van de Europese regeling en die wilde de VVD-fractie toen niet. Ik wil die nog steeds, maar ik wil er ook voor zorgen dat wij eraan kunnen voldoen. Daarover verschillen wij van mening en de heer De Krom moet dan niet verbaasd zijn dat wij op dit punt even niet samen op trokken.

Ondanks alle moeten wij verder, maar hoe? Nog steeds is er geen deugdelijk functionerende wet of een besluit waarin de richtlijnen goed zijn vertaald. Er is nog steeds geen pakket van maatregelen dat het predikaat "maximum haalbaar" verdient. Er is dus nog steeds geen zicht op een oplossing. Mijn fractie komt nu met een aantal concrete voorstellen om die oplossing in zicht te brengen. Voor zover de staatssecretaris het na het eerste deel van mijn betoog nog niet had begrepen: wij zouden het op prijs stellen als hij er nu wel naar wilde luisteren, en ernaar wilde handelen. Hij moet niet weer op eigen houtje de bietenbrug opwandelen.

Er is een pakket concrete maatregelen nodig om de hoeveelheid luchtvervuiling terug te dringen; geen esoterische bespiegelingen tot 2015, maar gewoon boter bij de vis voor de begroting van 2006. Het kabinet reserveert daarvoor ongeveer 150 mln. in het komende jaar. Wij willen die inzet verdrievoudigen. Afschaffing van de accijnsvrijstelling voor rode diesel en verhoging van de aanschaffingsbelasting voor dieselauto's leveren in totaal 230 mln. op, welk bedrag kan worden geïnvesteerd in allerlei maatregelen. Veel belangrijker is de structurele maatregel die wij voorstellen om ons wagenpark op te schonen. Wij verhogen de dieselaccijns, en verlagen de accijns op benzine. Dat is een aanpassing van het voorstel dat wij deze zomer hebben gedaan. Het voordeel van deze aanpassing is dat het mes aan twee kanten snijdt, want het gat tussen benzine en diesel wordt twee keer zo snel kleiner. Een bijkomend voordeel is er aan de landsgrenzen, want op dit moment tanken Duitsers in Nederland goedkope diesel en tanken Nederlanders in Duitsland goedkope benzine. Aan dat heen-en-weergerij maken wij dan ook een einde. Met dit voorstel doen wij dus echt iets structureels. Ook komt mijn fractie maximaal tegemoet aan de wensen van andere fracties, met name de fracties van VVD en CDA, om de accijnzen als geheel niet te verhogen. Dit voorstel is budgettair neutraal. Het is de wiebeltaks van Hofstra in een andere vorm. Het is een budgettair neutraal voorstel, waarmee iedereen die met de begrotingsdiscipline van het kabinet te maken heeft, kan instemmen. Als dit niet welwillend wordt ontvangen, weet ik het niet meer.

Er is echter helaas nog meer nodig. Wij moeten ook ingrijpen in de procedures. Ik bedoel dan niet de door sommigen bepleite ontkoppeling of het uitgekookt omgaan met salderingsmethoden. Ik doel nu op het verlossen van wethouders en andere plannenmakers uit de wurggreep van de dure onderzoeksbureaus. Zij verdienen miljoenen aan dit drama, en terwijl gemeentehuizen in zak en as zitten, gaat daar de vlag uit. Dit kan zo niet langer. Het publieke belang van schone lucht en van de beschikbaarheid van voldoende woningen rechtvaardigt een forse publieke investering. Rust het RIVM zodanig toe, dat dit kan beschikken over een meetnet dat fijnmazig genoeg is, en over modellen die antwoorden geven op vragen van lokale bestuurders. Ik heb het dan over antwoorden waarover niet meer kan worden gecorrespondeerd en die bij de rechter standhouden. Het zal wel reuze ingewikkeld zijn met die modellen, maar het gaat er bij mij niet in dat wij wel de samenstelling van de atmosfeer van de planeet Venus kunnen meten, maar niet die van de Jan van Galenstraat. Het is een kwestie van prioriteiten stellen.

Het laatste voorstel is dit: geef de lokale bestuurders veel meer geld en mogelijkheden om de luchtvervuiling aan te pakken. Wij vinden dat grote steden zelf moeten kunnen beslissen over de maximumsnelheid op hun ringwegen. Het is toch te gek voor woorden dat Amsterdam niet mag beslissen wat de maximumsnelheid is op de rijksweg die door Amsterdam loopt? Er staan meer huizen buiten de A10 dan daarbinnen. Hetzelfde geldt voor Rotterdam. De PvdA-fractie wil daarnaast in het komende jaar 100 mln. extra uittrekken om provincies en gemeenten bij hun lokale initiatieven te ondersteunen. Ik weet niet hoe het met anderen staat, maar ik word wel vrolijk van de plannen die in Amsterdam en Nijmegen zijn gemaakt. Wat een creativiteit, en wat een daadkracht. Dat moeten wij belonen! Wij zien niets in ingewikkelde trucjes om de normen te omzeilen; wij zetten in op maatregelen, op lokale creativiteit en daadkracht en op vergroting van de kennis over luchtkwaliteit. Als wij dan naar Brussel moeten, wat zelfs ik niet kan uitsluiten, ga ik liever met opgeheven hoofd en een flink pakket maatregelen in mijn achterzak dan met het schaamrood op mijn kaken en een halfzacht pakketje aan roetfilterregelingetjes. Wat zou nu meer kans maken?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Wat de heer Samsom zegt klinkt mij als muziek in de oren. Hij doet uitstekende voorstellen, en hij heeft enige onrust weggenomen die bij mij was gerezen over de opstelling van de PvdA-fractie. Hij doet dat echter nogal impliciet, en daarom zou ik dit wat meer expliciet willen horen. De collega van de heer Samsom, de heer Verdaas, heeft onlangs gezegd dat wij weg moeten van die koppeling. Hij heeft zelfs gezegd: "Als de politiek vindt dat de autosnelweg A50 extra rijstroken moet krijgen, mag dat niet geblokkeerd worden vanwege de luchtvervuiling." Neemt de PvdA-fractie afstand van wat de heer Verdaas heeft opgeworpen?

De heer Samsom (PvdA):

De heer Verdaas heeft het gelukkig nooit over de ontkoppeling gehad, want dan zou ik een stevige discussie met hem hebben gehad. De uitspraak die u citeert, noem ik wat ongelukkig. De verbreding van de A50 wordt immers geblokkeerd vanwege luchtvervuiling. Wij kunnen dat tegengaan door de lucht weer schoner te maken. Als de lucht schoner is, is blokkade weer opgeheven. Dat is de inzet van de gehele PvdA-fractie.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dan heeft de heer Verdaas in de PvdA-fractie dus, gelukkig, een nederlaag geleden? Blijft de PvdA-fractie van mening dat de rechter moet toetsen of de luchtvervuilingsnormen worden overschreden, dat het project niet kan doorgaan als dat het geval is en dat dit een goede zaak is?

De heer Samsom (PvdA):

Ja, en dat neemt niet weg dat wij tot die tijd wel plannenmakers en wethouders zo veel mogelijk willen helpen om bij de rechter stand te houden. Daar heb ik ook voorstellen voor gedaan. De staatssecretaris heeft nogal veel fouten gemaakt. Die willen wij niet herhalen. Wij willen er zelfs aan bijdragen dat het beter gaat. Ik ben het volledig met de heer Verdaas eens dat wij echt iets moeten doen aan die procedures. Men moet inmiddels wel ongelofelijk slim zijn om niet nat te gaan bij de rechter, zo slim dat het bijna niet meer menselijk is. Ik denk dat wij daar echt naar moeten kijken. Daarmee tornen wij niet aan uitspraken van de rechter, aan de rechtsstaat als geheel – dat zou wel heel zot zijn – en zeker niet aan de regelingen zoals die nu gelden voor koppeling tussen luchtkwaliteit en ruimtelijke ordening.

De heer Hermans (LPF):

Ik wil nog iets zeggen over het artikel. Mij was de mogelijke veranderde opstelling van de PvdA-fractie zeer welkom. U doet de genoemde uitspraak nu af als ongelukkig. Zou u preciezer kunnen aangeven waarmee u het wel eens bent en waarmee niet?

De heer Samsom (PvdA):

Het artikel was niet ongelukkig. Daarin werd aangegeven dat wij worstelen met het feit dat die procedures zo lastig zijn en dat daarom allerlei plannen die wij ook graag willen realiseren, zoals het herstructureren van wijken en het bouwen van woningen, niet kunnen doorgaan. Daar willen wij echt wel iets aan doen. Wat dat betreft was het artikel niet ongelukkig. De heer Duyvendak citeerde net de uitspraak dat de rechter niet meer gaat over de normen voor luchtvervuiling. Voor zover dat al is gezegd, is dat een wat ongelukkige uitleg van het verhaal. Dat kan natuurlijk niet aan de orde zijn. De rechter is in dit land nog altijd aan het woord, althans, hij heeft een belangrijke stem.

De heer Hermans (LPF):

U bent het dus eens met de strekking van wat de heer Verdaas zei. Daarnaast pleit u er echter voor om te voldoen aan de norm en robuuster in procedures te zitten om zo aan de normen te kunnen voldoen.

De heer Samsom (PvdA):

Ja.

De heer Hermans (LPF):

U weet ook dat de norm met welk pakket dan ook onhaalbaar is. Dat betekent de facto dat u niet tot het aanleggen van wegen of het bouwen van huizen kunt overgaan, want de norm wordt niet gehaald.

De heer Samsom (PvdA):

Tot nu toe was een heel groot probleem bij de Raad van State dat VROM geen onderzoek of het verkeerde onderzoek had laten doen. Dat was een van de grootste problemen en daar willen wij echt iets aan veranderen. Wij hebben daarover concrete voorstellen gedaan, namelijk dat moet worden geïnvesteerd in kennis en in de materie. U hebt niet helemaal gelijk. U zegt dat u weet dat de normen niet worden gehaald. Ik formuleer het anders, namelijk dat ik het niet uitsluit. Met de plannen van Amsterdam en Nijmegen in mijn achterzak, heb ik hoop dat wij een heel eind komen als wij nog iets extra's toevoegen. Als het zover komt dat wij de normen niet halen, gaan wij naar Brussel. Ik ga dan alleen maar naar Brussel met een stevig pakket maatregelen in mijn achterzak, omdat ik weet dat het anders kwaad kersen eten is met de Europese Commissie. Dat is overigens terecht.

De heer Hermans (LPF):

Daarmee wordt de kans dat de bouwstop wordt opgeheven bijzonder klein. U verwees naar een artikel in het Financieele Dagblad, dat onderzoek heeft gedaan naar redenen voor een negatief oordeel van de Raad van State. De conclusie van dat onderzoek was dat het Besluit Luchtkwaliteit een zo goed als onneembare hobbel is. Dat is de conclusie van de onderzoeker.

De heer Samsom (PvdA):

Dat is de conclusie van een journalist. Ik zou hem geen onderzoeker willen noemen.

De heer Hermans (LPF):

De heer Backes wordt geciteerd, niet de journalist.

De heer Samsom (PvdA):

Wij kennen de opvatting van de heer Backes al een tijdje. Wij hebben daar de staatssecretaris uitgebreid over bevraagd. Zijn juridische mening staat recht tegenover die van vele andere. Dat maakt het voor politici lastig om erover te discussiëren. U zei dat wij de kansen op bouwen verkleinen. Dat is niet waar. Wij vergroten deze maximaal door in te zetten op schonere lucht, op robuustere procedures en eventueel op een kansrijke poging in Brussel. Wat deze staatssecretaris doet – misschien wel gesteund door de heer Hermans en misschien wil deze het nog veel erger – is veel minder kansrijk. Hij neemt te weinig maatregelen en komt met te ingewikkelde procedures – een nationaal plan voor luchtkwaliteit nota bene, ingewikkelder kan het bijna niet – en komt vervolgens in Brussel aan met de mededeling dat hij weliswaar niets met de dieselaccijns heeft gedaan en dat het wel vervelend is dat de diesel in Nederland relatief goedkoop is, maar dat Nederland daar niets aan wil doen, om vervolgens te vragen om uitstel van de normen. Wat denkt de heer Hermans dat de Europese Commissaris daarop te zeggen zal hebben?

De heer Van der Ham (D66):

Zal de heer Samsom in Brussel zeggen dat hij de ontkoppeling verkoopbaar vindt? Of zeggen wij – wij, want dat vind ik namelijk – dat wij enig uitstel willen. Wat is dan de keuze van de heer Samsom?

De heer Samsom (PvdA):

In het uiterste geval alleen het laatste. Ik wil helemaal niet graag uitstel.

De heer Van der Ham (D66):

Dat geldt ook voor mij.

De heer Samsom (PvdA):

Met heel veel tegenzin zal ik om uitstel vragen als dat moet. Wij zullen ook niet accepteren dat wij gaan sjoemelen met normen en met ons allen nog veel verder van huis raken.

Ik zal nog twee andere onderwerpen langslopen. Allereerst de Toekomstagenda Milieu. Die is tijdens de vorige begrotingsbehandeling al aangekondigd en de voltallige Kamer heeft zich toen afgevraagd of dat wel zo nuttig was tegen het einde van de ambtstermijn van de staatssecretaris. Hij heeft de Kamer toen bezworen dat die nota echt op tijd zou komen omdat hij wel degelijk wilde dat zij feitelijk operationeel kon worden. Die nota komt dus op tijd en wordt feitelijk operationeel. Of 2006 nu echt op tijd is, daarover kan men discussiëren. Wij vinden het rijkelijk laat in zijn ambtstermijn, en wie weet wat het komende halfjaar ons allemaal brengt. Misschien is het wel veel té laat en is het zijn ambtstermijn niet meer. Over zijn opmerking over het operationaliseren heb ik lang nagedacht en kan ik uiteindelijk duidelijk zijn. Op basis van het voorliggende document zie ik niet wat er nu eigenlijk te operationaliseren valt. Het is allemaal een herhaling van hetzelfde of een aantal open deuren. Misschien doe ik hiermee zijn inspanningen zeer tekort en moeten wij er later nog eens over spreken, maar op dit moment zijn wij niet enthousiast.

Tot slot vraag ik aandacht voor energiebesparing. Ons amendement om extra geld vrij te maken voor energiebesparingsprogramma's bij arme huishoudens is helder. Energiebesparing is hard nodig en extra ondersteuning voor de armste huishoudens is ook hard nodig. De staatssecretaris is de enige bewindspersoon die beide in een klap kan realiseren. Laat die kans nu niet liggen. Ik zie dat de CDA-fractie mijn oude strijdmakkers heeft opgezocht, of misschien was het wel andersom, om met soortgelijke ideeën te komen. Hoe meer, hoe beter, wellicht kunnen wij iets samenvoegen.

Het zal duidelijk zijn dat het onderwerp luchtvervuiling bij deze begrotingsbehandeling de absolute prioriteit krijgt. Ik heb de staatssecretaris hard aangesproken op zijn verantwoordelijkheid en ik hoop dat hij die handschoen opneemt. Ik verwacht morgen dan ook niets anders dan een frontale tegenaanval, want zo ken ik hem. Ik hoop dan echter in vredesnaam dat wij de zaal morgennacht – want dat zal het wel worden – niet zullen verlaten zonder concrete resultaten; concrete resultaten voor die mensen die nu naar adem snakken en voor die mensen die zo heel hard een woning nodig hebben. Daarvoor doen wij het uiteindelijk allemaal.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. De afgelopen zaterdag is op het congres van het CDA het Manifest duurzame ontwikkeling vastgesteld. Hiermee hebben de leden van het CDA het belang van duurzame ontwikkeling, van rentmeesterschap, opnieuw bevestigd. Het manifest zal als belangrijke bouwsteen worden gebruikt voor een nieuw verkiezingsprogramma en vanzelfsprekend zullen ook wij nu invulling proberen te geven aan de opdracht die het manifest voor onze partij bevat. Ik ben trouwens benieuwd naar de ontwikkeling bij andere politieke partijen op dit front. Ik kan mij vergissen, maar volgens mij is het bijvoorbeeld bij de PvdA oorverdovend stil over dit onderwerp.

De hoofdlijnen van de Toekomstagenda Milieu spreken ons aan. Terecht houdt het kabinet vast aan het streven naar een absolute ontkoppeling van economische groei en milieudruk en willen wij problemen niet afwentelen op andere delen van de wereld of op generaties die na ons komen. De kernwoorden om dat te bereiken zijn terecht "vergroot draagvlak en vergrote effectiviteit". Milieubeleid, duurzame ontwikkeling, is mensenwerk, daarop moeten wij inzetten. Verder herkennen wij ons in de hoofdlijnen: oriëntatie op Europa, milieu als kans, het delen van verantwoordelijkheden en het betrekken van de burger. Wat mij betreft zou dat ook gerust het verleiden van de burger mogen zijn.

Nuchter afwegen van kosten en baten is een van de hoofdlijnen. Dat klinkt natuurlijk mooi, maar staat of valt wel met de uitwerking. Aan welk schaalniveau denkt de staatssecretaris bij de uitwerking? Wij zijn benieuwd naar de instrumenten die hij in de toekomstagenda wil opnemen.

De toekomstagenda maakt bovendien een omslag in cultuur bij de uitvoerders van het milieubeleid noodzakelijk. Zoals men in de zorg steeds meer streeft naar een patiëntgeoriënteerde zorg, moet men bij het milieubeleid misschien veel meer streven naar een meer bedrijfsgeoriënteerde handhaving. Dat is geen gemakkelijke, maar wel een noodzakelijke opgave en ik verneem graag hoe de staatssecretaris die cultuuromslag wil vormgeven.

Ik wil nog een hartenkreet kwijt over de toekomstagenda. Wij hebben het in deze Kamer ooit gepresteerd om een NMP-4 vast te stellen als ongedekte cheque. Ik neem aan dat dat ons bij de toekomstagenda niet meer zal gebeuren.

Bij de luchtkwaliteit dreigt Nederland op een merkwaardige manier in twee kampen te worden verdeeld. Aan de ene kant staan de mensen die menen dat alleen zij zich inzetten voor de gezondheid van anderen en daarmee de enigen zijn die het probleem serieus nemen. Het lijkt wel of de collega's van bijvoorbeeld GroenLinks menen daarop het monopolie te hebben. Aan de andere kant staan de mensen die zogenaamd alleen maar willen bouwen en zich niets aantrekken van het belang van schone lucht. Dit is een onterechte tegenstelling die bovendien tot niets leidt. De lucht in Nederland is nog nooit zo schoon geweest. Dat lijkt wel het best bewaarde geheim van Nederland.

Ik maak een aantal opmerkingen over de concrete onderdelen van het voorliggende beleidspakket. In de eerste plaats maak ik natuurlijk een compliment over de 900 mln. Het bronbeleid dat Europees tot stand moet komen, schiet maar niet op. De Europese Commissie mag Nederland niet verbieden om zelf roetfilters verplicht te stellen. Dan maar een beetje burgerlijke ongehoorzaamheid.

Gelukkig ontstaan er steeds meer maatschappelijke coalities en initiatieven bij bedrijven die zelf met concrete maatregelen komen. De maatschappelijke coalitie voor het versneld invoeren van roetfilters is daarvan een mooi voorbeeld. Dit initiatief moet worden beloond en wij gaan ervan uit dat de minister dat ook doet. Dat geldt wat ons betreft ook voor initiatieven op het gebied van innovatie. Recent zijn wij in aanraking gekomen met een in onze ogen veelbelovend initiatief dat motoren van vrachtauto's en schepen veel zuiniger en schoner kan maken. Euro-2- en Euro-3-auto's kunnen worden omgebouwd tot Euro-5. Er moet volgens ons ruimte blijven om dergelijke initiatieven te stimuleren. Ik overhandig de staatssecretaris graag het initiatief op papier en vraag hem hier serieus naar te laten kijken. Ik verneem graag op redelijk korte termijn zijn reactie.

De heer Samsom (PvdA):

Mevrouw Spies zegt dat de maatschappelijke coalitie goed is en ondersteuning verdient. Zij gaat er wel gemakkelijk vanuit dat dit gebeurt. Tot op heden is het bedrag van € 400 per roetfilter het enige waarover de staatssecretaris specifiek is geweest. Dat is niet genoeg. Mevrouw Spies gaat ervan uit dat de staatssecretaris in eerste termijn meer geld aankondigt. Als hij dat niet doet, wat doet zij dan?

Mevrouw Spies (CDA):

Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris in eerste termijn aangeeft hoe hij precies met de maatschappelijke coalitie wil omgaan. In zijn brief van afgelopen donderdag is hij daarover nog tamelijk onduidelijk. Ik nodig hem uit in te gaan op de brief die wij gisteren van Natuur en Milieu hebben ontvangen, waarin een bepaalde spanning zichtbaar is. Aan de ene kant is er een bedrag voor roetfilters en aan de andere kant is er het verhaal van de maatschappelijke coalitie en het bedrag dat niet groot genoeg is. Daarnaast is er het probleem van de differentiatie, want een auto van vijf jaar geleden brengt andere kosten met zich mee dan een auto van een jaar oud. Ik zou graag van de staatssecretaris een nadere toelichting willen voordat de CDA-fractie bepaalt hoe daar verder mee om te gaan.

De heer Samsom (PvdA):

Ik wil het even concreet en simpel houden. Natuurlijk komt er een toelichting van de staatssecretaris. Die zal zeggen dat € 400 wel genoeg is. Dan blijft er een verschil van mening, dat wij politiek moeten oplossen, dat kunnen wij niet alleen aan de techneuten overlaten. Is mevrouw Spies dan bereid om er samen met mij – zij mag ook het initiatief nemen als zij dat graag wil – extra geld voor uit te trekken?

Mevrouw Spies (CDA):

Ik ben in elk geval niet bereid om er op de manier zoals de heer Samsom die voorstelt extra geld voor uit te trekken, want in dat verhaal over de diesel- en benzineaccijns weet de heer Samsom net zo goed als ik dat percentages in eurocenten absoluut niet leiden tot aanpassing van gedrag. Dat hebben wij de afgelopen tijd ruimschoots kunnen zien. Bovendien komt die verhoging van de dieselaccijns bij uitstek neer bij de transportsector en voor die sector is het momenteel al heel ingewikkeld. Bovendien kan die sector niet kiezen voor benzinemotoren. De heer Samsom zal voor dat alternatief bij de CDA-fractie geen steun vinden.

De heer Samsom (PvdA):

Als er iets is gebleken de afgelopen maanden, dan is het dat de burger wél gevoelig is voor prijzen van de brandstof. Ik denk dat er een zucht van verlichting door het ministerie van VROM is gegaan, want anders lag haar gehele beleid op zijn gat. Dus die gevoeligheid van de burger is wél waar gebleken. Maar die maatregel genereert geen geld. Wij kunnen er samen creatief over nadenken. Het gaat mij bijvoorbeeld om het verhogen van de bpm voor dieselauto's. Daarvan heeft de transportsector geen last, maar personenwagens wel. Dat soort zaken, daar gaat het mij om. Is mevrouw Spies bereid om op die manier na te denken om extra geld te reserveren om die maatschappelijke coalitie wel te laten slagen?

Mevrouw Spies (CDA):

De heer Samsom zegt dat het wel werkt. De afgelopen maanden hebben bewezen dat bij een stijging van de diesel- en benzineprijzen met 20 tot 30 eurocent, mensen gaan bewegen. Maar gebleken is dat die beweging vooral zat bij de consumenten die de keus hadden. De diesel geldt nog steeds in het bijzonder voor de transportsector en voor het woon-werkverkeer. Dus laten wij elkaar recht in de ogen blijven kijken, want als wij overgaan tot welles-nietesspelletjes heb ik ook een paar argumenten voor en tegen.

Wat de verhoging van de bpm op dieselauto's betreft, ligt er een voorstel bij het Belastingplan om meer te differentiëren in de bpm. Dat voorstel heeft onze hartelijke steun. Daarbij willen wij het voorlopig laten en dat hebben wij afgelopen maandag bij de behandeling van het Belastingplan ook al gewisseld.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Het gaat in een debat als dit om woorden en om daden. De CDA-fractie heeft een interessant duurzaamheidsmanifest vastgesteld, mijn complimenten daarvoor. Een van de kernelementen in dat manifest is een verdere vergroening: geef vervuiling een prijs, laat de vervuiler betalen. In dit debat over de lucht, wat het heetste en moeilijkste debat is dat wij voeren, is dat kernelement aan de orde. Er zijn twee maatregelen: verhoging van de dieselaccijns en kilometerheffing. Die voeren logisch voort uit het CDA-document. Vervolgens geeft de CDA-fractie niet thuis! Kan mevrouw Spies dat verschil uitleggen?

Mevrouw Spies (CDA):

Ik stel vast dat bij dit Belastingplan een aantal vergroeningsmaatregelen wordt voorgesteld met de hartelijke steun van de CDA-fractie. In de maatvoering verschillen de heer Duyvendak en ik wel vaker van mening. Maar men kan niet zeggen dat wij niets aan vergroening doen, want dat zit nu juist in dit Belastingplan. Ook voor de kilometerheffing geldt, mijnheer Duyvendak, tel uw zegeningen! De CDA-fractie heeft nog niet zo lang geleden, namelijk afgelopen zomer, het principe van de kilometerheffing omarmd. In die zin zijn wij volop bezig om invulling te geven aan de uitvoering van het manifest.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

De tragiek is dat de kilometerheffing door dit kabinet op de lange baan is geschoven, terwijl wij zaken hadden kunnen doen. Het gehele pakket van dit kabinet heeft minder effect op het milieu dan alleen de verhoging van de dieselaccijns met 8 eurocent kan hebben. Dus de vergroening in dit pakket is peanuts vergeleken bij wat er mogelijk en nodig is.

Mevrouw Spies (CDA):

Daarmee roept u beelden op die nooit reëel zullen zijn, want een invoering van een kilometerheffing vóór 2010 is een illusie. Ik verwijt de heer Duyvendak dat hij in de samenleving een beeld oproept dat het probleem van de luchtkwaliteit eerder dan in 2010 opgelost kan worden door een kilometerheffing in te voeren. Zelfs met de meest optimistische scenario's voor het invoeren van zo'n kilometerheffing, is daar zeven tot twaalf jaar voor nodig. Dan zitten wij na 2010. De heer Duyvendak kan honderd keer zeggen dat als wij de kilometerheffing nu invoeren het probleem in 2010 is opgelost, maar de kilometerheffing is praktisch niet eerder in te voeren dan op de termijn die de GroenLinks-fractie steeds voorstelt.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Het is jammer dat mevrouw Spies niet bij de hoorzitting was over de Nota mobiliteit, waar vier bedrijven vertelden dat het in 2008 of 2009 geregeld kan zijn. Het hangt af van de politieke wil om tot zaken te komen. Dan komt men in 2010 heel wat dichter bij de normen dan het kabinet nu komt.

Mevrouw Spies (CDA):

Onze wil om tot zaken te komen, is er zeker en er is beslist daadkracht aanwezig bij dit kabinet. Er moeten echter geen dingen beloofd worden die achteraf niet waargemaakt kunnen worden. Deze week is er weer een debat over de HSL en de HSA. Wij weten hoe het met dergelijke termijnen gaat. Beloftes in hoorzittingen zijn prachtig en wij hebben de ambitie om tot invoering van die kilometerheffing te komen, maar wel op een betaalbare, zorgvuldige en uitvoerbare manier.

De heer Van der Ham (D66):

Straks moet de staatssecretaris in Brussel wellicht gaan onderhandelen over uitstel als hij er met het huidige pakket niet uitkomt. Het is dan toch van belang dat wij ook in de richting van Brussel nu al politiek uitspreken welke grote maatregelen Nederland durft te nemen voor verbetering van de luchtkwaliteit? De kilometerheffing is daarvan een belangrijk onderdeel. Een aantal bedrijven zegt dat invoering van de kilometerheffing eerder kan. Daarbij zit ongetwijfeld ook enige bluf, maar het besluit om het uit te besteden aan een aantal bedrijven om ervoor te zorgen dat een en ander voor 2010 kan worden geïmplementeerd, kunnen wij natuurlijk wél tijdens deze kabinetsperiode nemen. Als er in deze kabinetsperiode een interessant voorstel komt vanuit het bedrijfsleven om dit vóór 2010 te doen, bent u dan bereid om dat te steunen, mevrouw Spies?

Mevrouw Spies (CDA):

Ik geef nooit antwoord op als-danvragen, mijnheer Van der Ham. Dat zou u inmiddels moeten weten. Ga uzelf eens na. Stel: u bent lid van de Europese Commissie en u krijgt van Nederland een pakket aangeboden dat 200% bevat van wat welke andere lidstaat dan ook doet. Daarin zit ook nog de mededeling dat Nederland misschien dan en dan, dit en dat pakket aan maatregelen zal nemen. Dat heeft geen invloed op het halen van de doelen in 2010. Weegt dat dan mee in het oordeel van de Commissie? Volgens mij niet. Ik denk dat het huidige pakket maatregelen in combinatie met wet- en regelgeving en bronbeleid heel hard en concreet is en dat daarop moet worden ingezet.

De heer Van der Ham (D66):

Als er wel een goed voorstel komt vanuit het bedrijfsleven, sluit u dan uit dat tijdens deze kabinetsperiode een besluit valt over de kilometerheffing?

Mevrouw Spies (CDA):

Wij zullen dan eerst dat voorstel bekijken.

De heer Van der Ham (D66):

Dan sluit u het dus niet uit?

Mevrouw Spies (CDA):

Wij zullen het voorstel eerst bekijken.

Gemeenten en provincies zijn volop bezig. De maatregelenpakketten die een aantal grote steden hebben vastgesteld en initiatieven in de provincies Zuid-Holland en Noord-Brabant laten zien dat er ontzettend veel mogelijk is. Tegelijkertijd worden wij geconfronteerd met veel klachten over goedwillende gemeenten die het allemaal niet meer weten en advocatenkantoren die kennelijk zoveel geld aan fijnstof verdienen dat zij er dagelijks radiospotjes van kunnen betalen. Ondanks alle goede bedoelingen weten wij nog steeds niet welke projecten wél en welke níet gerealiseerd kunnen worden. Op welke termijn komt daarover duidelijkheid?

Onlangs was ik in Pernis. Het lijkt wel of alle ellende van op zichzelf goede ontwikkelingen samenkomt in dat één stukje Rijnmond. Men kan geen kant meer op. Zijn dat nu de lokale knelpunten waaraan het ministerie met effectgerichte maatregelen uit de pot van 100 mln. iets wil doen?

Nederland staat bol van geruchten over de Wet luchtkwaliteit.

De heer Samsom (PvdA):

Ik hoor hier een prachtig aanknopingspunt voor een gezamenlijk initiatief om het RIVM of een andere publieke instelling te ondersteunen, zodat die advocatenkantoren waarover mevrouw Spies spreekt, inderdaad wat minder te doen krijgen. Zij hebben al genoeg werk. Het gaat niet over accijnzen. Ik haal het geld ook niet uit een verhoging van de accijns op dieselauto's. Ik zie tot mijn verbazing dat het hetzelfde artikel betreft. Mijn amendement lost wel wat op. Wilt u daaraan meedoen, mevrouw Spies.

Mevrouw Spies (CDA):

Staat u stevig? Houd u vast, mijnheer Samsom. Ik vind het een heel sympathiek amendement!

Ik ga verder met mijn inbreng, mevrouw de voorzitter. Ons bereiken steeds signalen dat wij Nederland "ontpronkt" hebben met de Nota Ruimte, maar dat de Wet luchtkwaliteit al die extra ruimte voor met name andere overheden ruimschoots in negatieve zin zou beperken. Dat is niet de wet die de CDA-fractie voor ogen staat. Overigens is het wel heel bijzonder dat een aantal fracties de gewoonte lijkt te ontwikkelen om wetten die de Kamer nog niets eens hebben bereikt, al af te schieten. Kennelijk willen VVD, PvdA en GroenLinks de bestaande problemen niet oplossen. Ik heb altijd geleerd dat stilstand achteruitgang is.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik sluit mij daarbij aan. Ik heb het wetsvoorstel ook niet gezien, maar ik ben niet blij met de contouren ervan die al wel duidelijk zijn geworden. U sprak net over de situatie in Pernis en zei dat de gemeente daar eigenlijk niet kan omgaan met de luchtkwaliteitsproblemen. Als ik het goed heb begrepen, zou Pernis, als de nieuwe wet er is, het probleem kunnen oplossen door in Rozenburg de luchtkwaliteit te verbeteren. Daar hebben de bewoners van Pernis dus helemaal niets aan. Staat u achter dat beleid?

Mevrouw Spies (CDA):

Ik denk dat saldering op zichzelf een heel goede methode is. Je moet die echter wel zien in samenhang met een aantal effectgerichte maatregelen op lokaal niveau. Je kunt dan misschien een probleem in Rozenburg oplossen, maar wel in combinatie met een aantal effectgerichte maatregelen op de plaats waar de ellende zich samenbalt. Dit zou in Pernis aan de orde kunnen zijn. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld een ringweg. Daarmee kun je misschien een behoorlijk deel van de ellende voor de binnenstad weghalen, maar de mensen die bij de aansluitingen op de ringweg wonen, kunnen hierdoor wel met extra luchtverontreiniging geconfronteerd worden. Daar zou je die pot voor effectgerichte maatregelen kunnen gebruiken. Ik wil het graag in die samenhang zien. Als ik het goed zie – ik hoor dat graag – dan denk ik dat dit beleid kan helpen om bijvoorbeeld de binnenstad van Den Haag of de binnenstad van Rotterdam van goede en effectvolle maatregelen te voorzien en tegelijkertijd tegemoet te komen aan ellende die ergens anders hoger dreigt te worden.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Zoals de regeling nu uitwerkt, kun je in Rozenburg een probleem oplossen en zeggen dat dit goed is voor de bewoners van Pernis. Daar helpt een rampenpotje niet bij, want daar zouden dan echt heel veel miljoenen in gestopt moeten worden. Ik zou graag van u een amendement zien om die salderingsoperatie ook voor de burgers een goede operatie te laten zijn, doordat wij het geld dat hier dan voor uitgetrokken wordt, overal kunnen inzetten waar deze regeling niet werkt.

Mevrouw Spies (CDA):

Wij weten op dit moment nog steeds niet precies over welke knelpunten wij praten. Ik vind dat ook te betreuren. Wij praten bij benadering over een knelpuntenpot van in ieder geval 100 mln. Laten wij alsjeblieft eens ergens beginnen en laten wij niet als rupsjes nooit genoeg gelijk zeggen dat bepaalde dingen niet kloppen. Wij hebben de eerste euro uit die pot van 100 mln. nog niet eens uitgegeven en dan beginnen wij al weer te kermen en te piepen dat het allemaal niet genoeg zou zijn. Ik vind het prachtig en prima, maar zolang ik nog niet eens precies weet welke lokale knelpunten er overblijven na de inwerkingtreding van de Wet luchtkwaliteit en welke knelpunten er mogelijk tegen welke kosten opgelost kunnen worden, kan ik ook niet zeggen of die 100 mln. genoeg, te veel of lang niet genoeg is.

De heer De Krom (VVD):

Ik reageer even op uw kritiek op de fracties die al iets over dit wetsvoorstel hebben gezegd. Daar kunt u natuurlijk niet echt verbaasd over zijn. Op zichzelf ben ik het trouwens met u eens dat het eigenlijk een beetje raar is om al een debat te hebben over het wetsvoorstel terwijl het nog bij de Raad van State ligt. Dit komt echter doordat uw eigen staatssecretaris eind augustus een bijeenkomst met journalisten heeft georganiseerd aan de hand waarvan er allemaal berichten in de pers zijn verschenen. U kunt toch moeilijk verwachten dat mensen, als zij daar bepaalde dingen in lezen, niet op reageren. Ik neem dan ook aan dat het fundament van uw kritiek daarop terugslaat. Verder raad ik u aan om iets beter te luisteren naar wat de VVD-fractie zegt, want wij hebben het wetsvoorstel niet naar de prullenbak verwezen. Het uiteindelijke en definitieve oordeel kan echter niet eerder komen dan nadat wij het voorstel en het advies van de Raad van State hebben gezien.

Mevrouw Spies (CDA):

Mijn moeder zei altijd: als je vriendje in de sloot springt, spring jij er dan achteraan? U hebt een eigen verantwoordelijkheid als volksvertegenwoordiger om u, ongeacht wat het kabinet doet, uit te laten over een wetsvoorstel waarover wij het advies van de Raad van State nog steeds niet kennen. Daar heb ik u op aangesproken. Ik ben natuurlijk buitengewoon content dat de koppen in de kranten kennelijk niet exact het standpunt van de VVD-fractie hebben weergegeven en dat wij dus gezamenlijk kunnen werken aan een mogelijke verbetering van het wetsvoorstel. Maar goed, ik ken de inhoud nog steeds niet.

De heer De Krom (VVD):

Ik schrijf die koppen in de krant niet. De artikelen die u in de krant hebt gezien, geven de mening van de VVD-fractie trouwens wel correct weer. Uw kritiek zou overigens in de eerste plaats moeten uitgaan naar uw eigen bewindspersoon die dat hele circus heeft gestart.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik heb de kritiek in uw richting geuit, mijnheer De Krom, en daar laat ik het voor dit moment bij.

De heer Samsom (PvdA):

Ik wil voor de Handelingen de volgende opmerking maken. Uw voorzitter, een andere persoon, maar met dezelfde functie, heeft daar ook al iets over gezegd. Hij verbaasde zich over de Kamerleden die zich uitspraken. Daar verbaas ik mij dan weer over. Wat is er namelijk gebeurd? Eind augustus geeft deze staatssecretaris nota bene een persconferentie over die wet. Ik ben toen – ik geef toe, met enige woede – in de regeling van werkzaamheden naar het spreekgestoelte gegaan en heb gezegd dat dat zo niet kan en dat er een brief moest komen. Die brief is gekomen en daar hebben wij op gereageerd. Overigens kan ik wel verklappen dat, zodra de heer De Krom de hele wet ziet, zijn nu wat milde opstelling onmiddellijk zal omslaan in een afwijzende, want het betreft hier echt een gedrocht. Onze uiteindelijke mening komt staatsrechtelijk gezien natuurlijk pas als de wet er is. Maar zo is het gegaan. De brief van de staatssecretaris, op mijn verzoek gestuurd, heeft de Kamer bereikt en daar hebben wij op gereageerd. Volgens mij is daar niets ongeoorloofds aan.

Mevrouw Spies (CDA):

Volgens mij gaan wij in een herhaling van zetten vervallen. Ik vind dat het niet goed is als volksvertegenwoordigers meedoen aan allerlei debatten, zonder dat die op precieze feiten zijn gebaseerd. Wij weten met zijn allen dat het advies van de Raad van State van ontzettend groot belang zal zijn voor de inhoud van die wet op de luchtkwaliteit. Er is een grote maatschappelijke onduidelijkheid over wat er nu precies wel en niet in staat. De meningen buitelen over elkaar heen. Ik denk daarom dat het goed zou zijn als er wat rust zou ontstaan en wij ons concentreren op de behandeling van dat wetsvoorstel, opdat wij dan ook weten waar wij over praten. Wat mij betreft zijn dan alle maatschappelijke organisaties, alle hoogleraren, alle inwoners van grote steden van harte uitgenodigd om in onze richting aan te geven wat zij van die wet vinden. Daar gaan wij het debat over aan met de staatssecretaris. Wij gaan echter niet mee in tal van speculaties over de plussen en minnen van het wetsvoorstel.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik wil twee korte opmerkingen maken. De eerste is dat ik concludeer dat verschillende van mijn collega's hier in de zaal een wetsvoorstel in handen hebben. Aangezien dat hier onderdeel van de discussie is, stel ik voor dat dat door de ambtenaren gekopieerd en rondgestuurd wordt. Dan weten wij dat wij het over hetzelfde conceptwetsvoorstel hebben.

Mijn tweede opmerking gaat richting mevrouw Spies. Als dat wetsvoorstel een kopie is van de ministeriële regeling, zoals die nu voorligt, bent u het toch wel met mij eens dat – ik sluit mij op dit punt helemaal aan bij PvdA, VVD en GroenLinks – de minister niet verder hoeft te gaan met het traject? Wij zijn voor het reduceren van administratieve lasten, bureaucratie en papiermisbruik. Deze regeling is niet goed genoeg. Daar hoeft dan ook geen wet van te worden gemaakt. Daar hoeft u uw schande dan niet over uit te spreken.

De voorzitter:

Wetsvoorstellen die nog niet ingediend zijn, maken überhaupt geen deel uit van de beraadslagingen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dat was mijn voorstel niet. Er is een stuk van klokkenluiders. Klaarblijkelijk zijn mensen binnen het ministerie het niet eens met het wetsvoorstel. Wij willen daar inzage in hebben.

De voorzitter:

Er is nog geen wetsvoorstel ingediend. Dat kan dus geen deel uitmaken van de beraadslagingen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dan wil ik mijn voorstel herformuleren. Er circuleren stukken in het gebouw en daar wordt over gesproken. Ik heb die stukken echter niet. Ik wil daar graag inzage in. Aangezien het onderdeel van de besprekingen is, stel ik voor dat het gekopieerd wordt. Dan noemen wij het niet een conceptwetsvoorstel, maar anders.

De voorzitter:

Een niet ingediend wetsvoorstel maakt geen onderdeel uit van de besprekingen. Wij hebben het nu over de begroting.

Mevrouw Van Velzen (SP):

U stelt zich formalistisch op.

De voorzitter:

Mevrouw Spies mag nu reageren.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik wil mevrouw Van Velzen aanraden zichzelf de moeite te besparen. Er is namelijk pas een wetsvoorstel nadat de Raad van State haar opinie daarover heeft gegeven en de regering misschien haar voordeel heeft gedaan met de opmerkingen en de suggesties die de Raad van State daarbij heeft gedaan. Ik heb het wetsvoorstel ook niet, maar ik hoef het ook niet te hebben.

Ik kom nu toe aan het onderwerp klimaat. Ik heb hier een foto uit een krant van 31 oktober. Daarop staan spelende kinderen in de Waal. De staatssecretaris zat ongetwijfeld in zijn korte broek op de racefiets. Is dat nu allemaal het gevolg van een klimaatverandering? Het KNMI en het MNP maakten in diezelfde week duidelijk dat wij rekening moeten houden met dit soort weersveranderingen en de keerzijde daarvan. In die zin dat er een grotere kans is op overstromingen. Kathrina staat hier niet voor de deur, maar wij kunnen de ogen niet sluiten voor een zeespiegelstijging die aan de gang is. De internationale agenda staat in het teken van de onderhandelingen over de post-Kyotoperiode. De evaluatienota klimaatbeleid confronteert ons met de onzekerheid over het halen van de Nederlandse taakstelling voor 2012. Een belangrijke oorzaak zou kunnen zijn dat men verstrikt raakt in de internationale bureaucratie als het CDM-projecten betreft. Die projecten zouden ons juist in staat moeten stellen om die doelstellingen te behalen. Mag ik ervan uitgaan dat het versnellen van dit proces één van de belangrijkste doelen van de minister is tijdens de Top in Montreal?

Er leeft bij mij nog een concrete vraag over het allocatieplan voor de CO2-emissiehandel in relatie tot de zogenaamde eventuele nieuwkomers. Ik ken er één: SABIC zou een naftakraker in Sittard en Geleen willen realiseren met alle bijbehorende positieve effecten voor de werkgelegenheid en de economische ontwikkeling. Zijn de bewindslieden bereid om op korte termijn duidelijkheid te verschaffen over de toekenning van CO2-emissierechten, of moeten wij achterover leunen en toekijken hoe deze investering 40 kilometer verderop in Duitsland wordt gedaan?

Energiebesparing is van groot belang. Natuurlijk kan en moet de overheid eisen stellen aan energieprestaties van gebouwen en woningen. Die lijken overigens lastig te verenigen met de campagne van de bewindspersoon die inhoudt dat ramen en deuren moeten worden opengezet om te bereiken dat er een goed binnenklimaat ontstaat. Het antwoord op de vraag of die prestaties dan ook echt zullen worden geleverd, zal nooit alleen afhankelijk zijn van de aanwezigheid van een zonneboiler, een WKK-installatie of HR+++-glas. Uiteindelijk gaat het om het gebruik en om de omgang met dergelijke voorzieningen en daarmee om ons eigen gedrag. Afgelopen zaterdag hebben wij die energiebox gekregen met een soort pakket voor het bieden van eerste hulp op het terrein van energiebesparing aan huishoudens. Naast de compensatie voor de hoge energierekening die mogelijk op korte termijn aan huishoudens zal worden geboden, wil de CDA-fractie meer structureel bevorderen dat mensen minder energie gebruiken. Dat is uiteindelijk niet alleen de beste manier om koopkracht te behouden, maar ook om de problemen van de zekerheid van de energievoorziening en het tegengaan van klimaatverandering te lijf te gaan. Mede namens de heren Van der Ham en De Krom stel ik voor om in 2006 een pilot uit te voeren met in elk geval enkele tienduizenden huishoudens. Die zouden een dergelijk pakket moeten krijgen. Het lijkt ons goed om vervolgens na te gaan of het mogelijk is om dat initiatief verder te verbreden. Een deel van de kosten voor die pilot, namelijk maximaal 5 mln., zou ten laste van de VROM-begroting mogen komen. Ik heb daartoe nog geen amendement ingediend, omdat een en ander binnen artikel 2 van die begroting zou vallen. Mij is gezegd dat het dan niet nodig is om daarvoor een amendement in te dienen. Mocht de staatssecretaris daarover een ander idee hebben, dan zal ik niet schromen om dat bedrag alsnog ergens vandaan te halen.

Ik nodig de minister en de staatssecretaris uit om te bezien of er juist op het gebied van maatregelen in de gebouwde omgeving niet meer mogelijkheden zijn in de financiële en de fiscale sfeer. Valt het isoleren, het investeren in een zonneboiler, of het vervangen van een cv-ketel onder de regeling voor groot onderhoud en daarmee onder de hypotheekrenteaftrek? Zijn er mogelijkheden om meer in btw-tarieven te differentiëren? Ik overweeg om in tweede termijn op dat punt een motie in te dienen.

Hoe staat het met de naleving van de afspraken op het punt van de energiebesparing in het Nationaal Akkoord Wonen? Dat loopt tot 2005, dus ik neem aan dat er vervolgafspraken op dat punt zijn gemaakt.

De CDA-fractie heeft met grote ongerustheid kennisgenomen van de resultaten van het onderzoek naar asbestverontreiniging in Twente. Wij hebben daarover vragen gesteld en zullen daarop in een apart debat terugkomen. Vandaag is de vraag actueel of wij in de begroting rekening moeten houden met een extra beslag op de financiële ruimte om dit probleem te kunnen oplossen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik heb helaas niet veel spreektijd. Anders had ik graag een aantal opmerkingen gemaakt over het Nederlandse klimaatbeleid, externe veiligheid, het te lage budget voor de Subsidieregeling maatschappelijke organisaties en milieu (SMOM), de discussie over de luchtkwaliteit, de bodemsanering enzovoorts. Direct na een historische doorbraak wil ik mij echter alleen op asbest focussen. De SP-fractie is lange tijd bezig geweest om dit punt op de politieke agenda te plaatsen. Lang stond zij wat dat betreft als een eenzame ridder in de strijd. Met name de mensen die in de dorpen wonen waar de ethanietfabrieken stonden, zaten niet te wachten op onze waarschuwingen. Het ontkennen van het gevaar voor de gezondheid dat asbest oplevert, is geen oplossing. Ik wil dan ook mijn lof en respect voor staatssecretaris Van Geel uiten die tegen de stroom van zijn eigen partij in heeft gehandeld. Hij heeft geluisterd naar mijn dringend verzoek om een onderzoek te doen naar het verband tussen het voorkomen van asbest in de bodem in het Hof van Twenthe en het ontstaan van asbestkanker. Dat onderzoek was baanbrekend. De causaliteit werd met een wetenschappelijk onderzoek bewezen.

Staatssecretaris Van Geel is terecht geschrokken van de uitkomsten van dit onderzoek. Bij vrouwen in dit gebied komt asbestkanker vijf keer zo vaak en bij mannen twee keer zo vaak voor als in de rest van Nederland. Het is nu dan ook tijd om in actie te komen. Er zijn naar schatting al 6.000 doden gevallen door asbest in Nederland. De verwachting voor de volgende 25 jaar is dat er nog minstens 33.000 doden bij zullen komen. Dat zijn voorzichtige schattingen. 30.000 arbeiders zijn direct blootgesteld aan asbest. Nu blijkt dat mensen ook door blootstelling vanuit het milieu grote risico's lopen. Wij hebben daarin onze verantwoordelijkheid te nemen. Ik kijk daarbij ook nadrukkelijk naar vak K. De overheid heeft tientallen jaren boter op het hoofd gehad. Zij heeft geweten wat de risico's waren en niet gehandeld. Ik ben blij dat daar nu een einde aan lijkt te komen.

Er zijn in de jaren dat de overheid wist dat er risico's waren doden gevallen. Er gaan nog meer doden vallen onder mensen die in die periode onnodig aan asbestvezels zijn blootgesteld. Er rust nu dus een loodzware verantwoordelijkheid op de schouders van dit kabinet. Ik heb een tienpuntenplan opgesteld met kortetermijnmaatregelen die nu getroffen zouden moeten worden, nu het kabinet inziet wat er aan de hand is. Puur intuïtief stel ik voor om hekken te zetten om de gebieden waar nu een acuut gevaar dreigt. Die bewoners zouden eigenlijk uit die gebieden geëvacueerd moeten worden. Maar ik wil niet aan paniekvoetbal doen. Daarom doe ik een aantal korte termijnvoorstellen.

Er moet direct een inventarisatie gemaakt worden van die plaatsen waar nu acuut volksgezondheidsgevaar dreigt. Paden, wegen en erven waar asbestvezels vrijkomen, moeten direct afgesloten worden. Daarnaast heeft de saneringsregeling voor de bezitters van asbestpaden en -wegen niet helemaal gewerkt. De subsidiëring was niet sluitend. Ik vind dat de overheid daar voor 100% zou moeten vergoeden. Dat is dus een warme sanering die acuut plaats moet vinden. Er moet een subsidiëringsregeling komen voor asbestdaken die aan het verweren zijn. Die veroorzaken nu landelijk een acuut gezondheidsgevaar. Staatssecretaris Van Geel moet in overleg gaan over de voorschottenregeling van Sociale Zaken, zodat er voor alle mesothelioomslachtoffers voorschotten geregeld kunnen worden. Ook wil ik graag dat staatssecretaris Van Geel zich inzet als ambassadeur in de strijd tegen het asbestmonster. Dat wil zeggen niet alleen in Nederland, maar zeker ook in Zuid-Amerika, in Afrika en in Azië waar die producten nog gewoon geproduceerd en toegepast worden. Hij moet daar de kennis van zaken die nu is opgebouwd gaan propageren. Graag krijg ik een toezegging op dit terrein. Last but not least moet hij nu een bodemprocedure aanpassen tegen Eternit. Eternit heeft al die jaren geweten wat er aan de hand was en toch niet gehandeld. De Staat moet ervoor zorgen dat de vervuiler zal betalen.

Voorzitter. Ik zie dat ik door mijn spreektijd heen ben. Ik wil het tienpuntenplan en het onderzoek dat het bureau van de SP heeft toevoegen aan de Handelingen. Graag krijg ik op alle tien punten een reactie van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Ik neem aan dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze editie.)4

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie kan zich op hoofdlijnen vinden in het prinsjesdagpakket dat gaat over luchtkwaliteit, een pakket van 900 mln. Mijn fractie wil de staatssecretaris met die inzet complimenteren. Ik wil het kabinet nog wel de volgende suggestie meegeven. Het uitfaseren van dieselauto's zonder roetfilter is ingewikkeld. Is het mogelijk om een roetfilter voor tweedehands dieselauto's verplicht te stellen? Het moment van aankoop van een tweedehands diesel zou het moment zijn om dat te doen. Huidige bezitters ondervinden daarvan geen nadeel, terwijl de aankopende partij weet waar hij aan toe is. Ik verzoek het kabinet om de plussen en minnen van dit idee eens op een rijtje te zetten. Kan het kabinet nader toelichten welke pilots worden gedaan om aardgas te stimuleren? Zonder een inhoudelijk oordeel te geven, juicht mijn fractie het toe dat gemeenten en provincies hun verantwoordelijkheid nemen. Veel plannen komen nu op tafel. Voor de VVD-fractie staat vast dat wij allemaal ons huiswerk moeten doen. Dat geldt ook voor Brussel. Daar kom ik op terug.

Vervolgens het juridische spoor. Mijn fractie ergert zich aan de gang van zaken op dit punt. De VVD-fractie heeft als enige in deze Kamer van het begin af aan hard aan de bel getrokken als het gaat om haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Op initiatief van de VVD heeft de Kamer van haar wettelijk recht gebruik gemaakt om de normen om te zetten in een wet. Dat garandeert een fatsoenlijke parlementaire behandeling, een openbaar oordeel van de Raad van State en de mogelijkheid om veranderingen aan te brengen. Het wetsontwerp ligt nu eindelijk na vijf jaar bij de Raad van State. Intussen kwam het eerste Besluit Luchtkwaliteit illegaal tot stand. Toen de Raad van State op grond daarvan met grote regelmaat besluiten vernietigde, bleek dat het besluit – volgens een beproefd recept van VROM – weer eens verder ging dan nodig was. Een ministeriële regeling sneuvelde vervolgens in concept. Een tweede herzien Besluit zag het daglicht en nu ligt er dus het wetsontwerp, waarvan wij de inhoud niet kennen maar de berichten daarover wel. Als 5 jaar geleden was gebeurd wat de VVD-fractie – en in het verlengde daarvan de Kamer – toen al wilde, was ons een heleboel onduidelijkheid bespaard gebleven en hadden wij veel tijd gewonnen.

Mijn fractie wacht het advies van de Raad van State met spanning af. Hopelijk zal de wet bereiken dat het slot eraf gaat en dat de problemen worden opgelost. Dan zullen wij voor het wetsvoorstel stemmen. Wij zijn er echter niet gerust op. Naar aanleiding van een bijeenkomst met journalisten over de wet die de heer Van Geel eind augustus belegde, verscheen een aantal artikelen in de pers. Er komt kennelijk een boekhouding van milieuplannen - en maatregelen die het Rijk, de provincies en de gemeenten inbrengen. Van Geel voert daarover de regie. Ik lees dat hij het beleid niet meer aan de regio's wil overlaten, maar de VVD-fractie wil nu juist af van centrale plannenmakerij en bureaucratie! Op lokaal – of regionaal – niveau kan het beste worden bepaald welke balans moet worden gekozen tussen milieu, economie, groen, gezondheid, mobiliteit en wonen. Daarom was de VVD net als CDA en PvdA zo'n groot voorstander van de Wet stad en milieu.

De staatssecretaris wil ook dat niet langer tegen elk bestemmingsplan beroep en bezwaar kan worden aangetekend voor wat betreft de luchtkwaliteit. Hij wil één beroepsprocedure tegen het gehele landelijke pakket. Als dat kan is het prachtig, maar ik hoor dat de juristen van de milieubeweging gillend van het lachen in hun stoel hangen. Kunnen de huidige bestemmingsplanprocedures zomaar opzij worden geschoven? Het wetsontwerp ligt nog niet voor, dus zal de staatssecretaris een beetje met meel in de mond moeten praten. Mijn fractie vreest echter een nieuwe juridische carrousel.

Als dit alles de prijs is die wij moeten betalen om koste wat kost de koppeling van ruimtelijke projecten aan de Europese luchtkwaliteitsnormen vast te houden, zal mijn fractie handhaving van die koppeling bij de behandeling van het wetsontwerp ter discussie stellen. De minister zegt ruimte te zien om te salderen en de koppeling flexibel of op afstand te houden. Als dat alle problemen oplost, zijn wij voor, maar ik zie nu alweer juristen stukken in de krant schrijven dat dat niet kan.

Intussen is Brussel niet in staat gebleken de meest kosteneffectieve maatregel te nemen, namelijk aanscherping van de emissie-eisen voor het verkeer. Brussel weigert duidelijkheid te geven over uitstel en de beloofde evaluatie van de normen uit te voeren. Op deze manier wordt Nederland flink in de steek gelaten. Brussel roept wel dat Nederland zijn huiswerk moet doen, maar doet dat zelf niet. Wel worden nog verdergaande luchtkwaliteitsnormen in het vooruitzicht gesteld en is er een thematische strategie luchtkwaliteit vastgesteld. Ik kan hier helder over zijn: als die normen verder gaan dan de huidige, kan er wat mij betreft geen sprake van zijn. Wij gaan natuurlijk niet het probleem verergeren als het probleem van vandaag nog niet is opgelost.

De heer Samsom (PvdA):

De heer De Krom spreekt een waar woord over de lethargie in Brussel. Zou hij dan ook enige moeite willen doen om zijn liberale internationale collega's in het Europees Parlement die tot in de milieucommissie dwars liggen op deze punten, te overtuigen van de noodzaak snel te handelen? Hij kan het tegen de staatssecretaris zeggen en dat moet hij ook zeker doen, maar hij heeft ook de beschikking over die andere kanalen. Ik zou graag willen dat hij die ook gebruikt. Wil hij mij dat beloven?

De heer De Krom (VVD):

Ja.

De VVD-fractie zal natuurlijk niet het kind met het badwater weggooien. Als deze bewindslieden zeggen dat zij dit probleem linksom of rechtsom oplossen – en ik vermoed dat het rechtsom zal zijn – zijn wij daar tevreden over, maar hier geldt: eerst zien en dan geloven, want wij moeten af van het gehannes en onduidelijkheid.

De hoofdlijn van mijn verhaal is duidelijk. De VVD wil een ambitieus en realistisch luchtkwaliteitsbeleid, maar wij willen ook dat mensen kunnen wonen en zich verplaatsen. Wij moeten weg van die deken van de verstikkende regels die dit in de weg staat. De VVD wil ruimte laten voor lokaal en regionaal bestuur, flexibiliteit, lokaal maatwerk en creativiteit. Dan wordt milieubeleid ook weer leuk in plaats van een verstikkend harnas bijeengegespt door allerlei apocalyptische symbolen. Dit is de visie van de VVD over het milieubeleid in 2015 en daar gaan wij wat ons betreft ook naar toe.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ambitieus, realistisch en niet apocalyptisch. Nu is er een verkeersmaatregel die uitermate effectief is, een verlaging van de algemene generieke snelheid op de snelwegen van 120 km naar 100 km. Daarmee bereik je drie keer meer reductie van de vervuilde lucht dan met het hele pakket van dit kabinet. Waarom pleit de VVD-fractie daar dan niet voor?

De heer De Krom (VVD):

Ik pleit ervoor dat wij realistisch zijn. De VVD-fractie heeft zich altijd op het standpunt gesteld dat er verkeersmaatregelen moeten worden getroffen waar dat nodig is. Ik noem het voorbeeld van Overschie. Als zo'n maatregel daar effect heeft, moeten wij het daar ook doen. Op plaatsen waar het geen effect heeft, doen wij het niet. Dus van een algemene snelheidsverlaging van 120 naar 100 km is wat ons betreft geen sprake.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik ken de heer De Krom als iemand die de materie beheerst, maar nu slaat hij de plank mis. Hij weet dat het niet alleen om lokale overschrijdingen gaat, maar ook om de algehele deken van vervuiling die over Nederland ligt. Die kan fors worden gereduceerd als de snelheid wordt verlaagd van 120 km naar 100 km. Als de VVD-fractie dan zo ambitieus is, waarom pleit zij daar dan niet voor?

De heer De Krom (VVD):

De realiteit is dat hier geen draagvlak voor is, totaal niet. Bovendien vraag ik mij af of dit zinvol is. Nogmaals: wij zijn van mening dat je verkeersmaatregelen moet treffen op de plaatsen waar het echt iets oplevert.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik zou nog een stapje terug willen gaan. Ik hoor de heer De Krom eigenlijk zeggen dat wij de luchtkwaliteit nationaal zouden moeten regelen. Europa bemoeit zich met van alles, wij willen roetfilters, maar Europa doet moeilijk. Wij moeten de staatssecretaris nu eigenlijk op pad sturen met een opdracht van burgerlijke politieke ongehoorzaamheid. Dit is een beetje ongemakkelijk. Is de heer De Krom eigenlijk in de basis van mening dat Europa zich hier niet mee zou moeten bemoeien?

De heer De Krom (VVD):

Het zou volgens mij veel effectiever zijn als Europa bronbeleid voert. Dit zeg ik keer op keer. Als Europa vijf of zes jaar geleden direct voor effectief bronbeleid had gekozen, hadden wij deze problemen voor een groot deel niet gehad. Ik ben er geen voorstander van dat Europa maatregelen kan nemen die diep ingrijpen in onze ruimtelijke ordening. Ik ben wel voorstander van een effectief bronbeleid door Europa. In de praktijk zie je dat er problemen ontstaan iedere keer als Brussel met maatregelen komt die zo diep ingrijpen in onze ruimtelijke ordening. Als wij hier in de politiek een besluit willen nemen over een tweede Maasvlakte, kunnen wij dit niet meer. Als wij hier een besluit willen nemen over wegverbreding, kunnen wij dit niet meer. Dit is dus geen beleid dat ik voorsta. Dit slot moet er af.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Wij hebben toch op nationaal niveau besloten tot de koppeling aan de ruimtelijke ordening? Daar heeft Europa verder helemaal niets mee te maken. De redenering is daarmee wat krom. Wij kunnen zelf net zo goed besluiten om een en ander niet aan ruimtelijke ordening te koppelen, maar aan een heel ander deel van de maatschappij. Als u daarmee zulke grote problemen hebt, verwacht ik dat u met een voorstel komt, in de trant van: wij bouwen gewoon door, maar zetten er wel een systeem van "checks and balances" op, opdat de luchtkwaliteit in Nederland gaat verbeteren. U bent toch ook van mening dat wij te maken hebben met een probleem dat aangepakt moet worden?

De heer De Krom (VVD):

Absoluut, en daarom steunen wij het pakket van het kabinet. Ik vind ook dat gemeenten en provincies hun huiswerk moeten doen. Maar het is natuurlijk nooit de bedoeling geweest dat Nederland op slot zou gaan.

De heer Samsom (PvdA):

U had het over verlaging van de maximumsnelheid waar het helpt. Welnu, wij weten dat het helpt op de ringwegen. Aan het begin van uw betoog zei u dat gemeenten de mogelijkheid moeten krijgen om te doen wat zij denken dat nodig is. Ik heb de staatssecretaris expliciet gevraagd om het mogelijk te maken dat gemeenten gaan over de snelheid op de ringweg, die feitelijk door hun eigen stad gaat. Zou u dat voorstel steunen?

De heer De Krom (VVD):

Neen, dat voorstel steun ik niet. Het zijn rijkswegen. Daar gaan wij over in Den Haag. De gemeenten betalen ook niet het onderhoud van die wegen. Wij bepalen hier in Den Haag wat er met de rijkswegen gebeurt.

De heer Samsom (PvdA):

Als je minder hard rijdt, is er minder onderhoud nodig. Daar profiteren wij dan ook weer van. Het gaat echter even om het principe. U zei: wij verlagen de snelheid daar waar het helpt. Wij weten dat het op de ringwegen helpt. De VVD huldigt het principe dat gemeenten gaan over zaken waarover zij zouden moeten gaan. Waarom zouden de gemeenten niet mogen gaan over de wegen die door hun stad heen lopen?

De heer De Krom (VVD):

Het zijn rijkswegen, en die zijn van nationaal belang. Je kunt het toch niet aan een gemeente overlaten om zomaar ergens de A4 af te sluiten? Dat is toch onmogelijk? Als u dat voorstelt, wordt het een mooie janboel! Dat gaan wij dus niet doen.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter...

De voorzitter:

Neen, mijnheer Samsom, wij vallen in herhalingen. Het woord is nu aan de heer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

De heer De Krom had het over het jaar 2015. U vindt dat er een roetfilter moet op tweedehands dieselauto's. Wat vindt u ervan om in 2015 gewoon te verbieden dat er in dit land überhaupt nog auto's rondrijden zonder roetfilter?

De heer De Krom (VVD):

Dat moet dan Europees beleid zijn.

De heer Van der Ham (D66):

Ja, maar bent u bereid om behalve met datgene wat binnen Nederlandse context mogelijk is, bijvoorbeeld met fiscale maatregelen, niet alleen te stimuleren dat mensen roetfilters nemen, maar ook ervoor te zorgen dat in 2015 de bijl valt? Als men met alle prachtige subsidies dan nog geen roetfilter heeft aangeschaft, is men echt de klos. Men heeft dan tien jaar de tijd, en dan is het wel mooi geweest. Wat vindt u daarvan?

De heer De Krom (VVD):

Ik ken de heer Van der Ham als een "freischwebende Intelligenz". Hij stelt mij een vraag, waardoor ik "ins Blaue hinein" moet kletsen, over het jaar 2015.

De heer Van der Ham (D66):

Daar hebt u zojuist uw hele bijdrage mee vol gekletst.

De heer De Krom (VVD):

Laten wij met de beide benen op de grond blijven staan, want er wordt al genoeg onzin over dit onderwerp verteld. Ik kan u hier toch geen antwoord op geven? Ik reageer nu op het pakket dat op tafel ligt en op wat ik nu weet. Ik vind dat Brussel effectief bronbeleid moet voeren in 2015. Ik verwacht van de bewindslieden in het kabinet dat zij ervoor zorgen dat er geen maatregelen komen. Hetzelfde geldt voor het bodembeleid dat er weer aan dreigt te komen en waar ik tegen ben. Dit heeft wellicht dezelfde consequenties als datgene waarmee wij hier nu worstelen. Wij moeten daarvan af; wij moeten het niet meer doen.

De heer Van der Ham (D66):

U weet dat er klachten zijn over de subsidieregeling; men vindt € 400 niet voldoende. U bent het er toch mee eens dat je, als je mensen tot iets wilt stimuleren, hen niet alleen moet kietelen maar ook een duwtje geven? Dat kietelen doen wij met de subsidie. Wij kunnen echter toch ook een einddatum vaststellen waarop mensen aan de voorwaarde moeten voldoen? Dat kan toch ook bijdragen aan het bereiken van het gewenste resultaat? U hebt het over een visie voor de toekomst, namelijk tot 2015. Dan moet u daar toch over durven nadenken?

De heer De Krom (VVD):

Mijn visie voor het jaar 2015 heb ik volstrekt helder geformuleerd: het bronbeleid ligt bij Brussel en het slot is van Nederland af.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Het debat over de luchtkwaliteitsnormen markeert het begin van een nieuwe generatie milieuconflicten. Tot nu toe konden wij in Nederland de meeste milieunormen halen met technische maatregelen. Daarmee is ook de eerste generatie milieuconflicten effectief aangepakt. Over het algemeen waren deze technische innovaties ook kosteneffectief. Per saldo deed op die manier het milieubeleid relatief weinig pijn en kon het zich ook in relatieve stilte voltrekken. De redelijk makkelijke maatregelen zijn genomen en de relatief eenvoudige problemen zijn opgelost. De techniek kan nu niet langer alle milieuproblemen pijnloos voor ons blijven oplossen. Bij de luchtvervuiling, de klimaatverandering, Schiphol en de bio-industrie redden wij het niet alleen met technologische oplossingen. Daar gaan de normen pijn doen. Zij vragen om verdergaande maatregelen en dus ook om politieke moed.

Deze nieuwe generatie milieuproblemen, de hardnekkige, kunnen wij alleen oplossen door het stellen van een harde norm en door die strikt te handhaven. Er zijn nog vele struisvogels die voor deze werkelijkheid hun kop in het zand steken, in de Kamer, in het kabinet en in de maatschappij. Nederland zit op slot, horen wij echoën door het land. De vraag is op welke manier wij het slot eraf willen halen. Doen wij dat door de norm te versoepelen, zoals het kabinet en de bouwlobby bepleiten, of door aan de gezondheidsnormen te gaan voldoen? De fractie van GroenLinks heeft voor prinsjesdag een uitgebreid pakket van maatregelen voorgesteld voor schonere lucht. De kern van dit voorstel is dat de vervuiler gaat betalen in het verkeer, de landbouw en de industrie. Volgens het Natuur- en Milieu Plan (NMP) komen de normen met dit plan binnen bereik. Het NMP kon maar 26 van de 45 maatregelen doorrekenen – dat betekent overigens niet dat zij zacht zijn, zoals de staatssecretaris in zijn brief van gisteren beweert – en daaruit blijkt dat de lucht veel schoner wordt als deze worden doorgevoerd. Ik heb een korte notitie gemaakt als reactie op de notitie van de staatssecretaris van gisteren. Die wil ik graag aan het kabinet overhandigen en het vragen om hierop te reageren in eerste termijn. Ik geef de notitie aan de voorzitter.

De voorzitter:

Ik neem aan dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze editie.)5

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Het kan dus wel, zo laat de doorrekening van het pakket van de fractie van GroenLinks zien. De vraag is of wij het lef hebben om de noodzakelijke maatregelen te nemen. Staatssecretaris Van Geel doet misschien wat hij kan, maar het is veel en veel te weinig. De reductie die hij weet te behalen, is maar een fractie van die in het voorstel van de fractie GroenLinks. De reden daarvan is dat hij weigert om het principe dat de vervuiler betaalt te hanteren. Hij kiest er zelfs voor om de vervuiler te subsidiëren. Bij hem krijgt de vervuiler betaald. Men krijgt roetfilters cadeau zonder dat tegelijkertijd de dieselaccijns wordt verhoogd. Het NMP noemt dit, niet ten onrechte, second best en relatief duur. Beprijzingsbeleid durft dit kabinet niet aan, terwijl dat soort maatregelen volgens het NMP het meest kosteneffectief zijn.

Waarom kiest staatssecretaris Van Geel niet voor een algemene snelheidsverlaging op de snelwegen naar 100 km/u, terwijl deze ene maatregel de lucht schoner maakt dan het hele kabinetsplan bij elkaar? Waarom kiest staatssecretaris Van Geel niet voor een kilometerheffing voor personenvervoer – een positieve maatregel die schoon gedrag financieel beloont en vuil gedrag duurder maakt – terwijl deze ene maatregel de lucht schoner maakt dan het hele kabinetsplan bij elkaar? Waarom kiest staatssecretaris Van Geel niet voor een forse verhoging van de dieselaccijns terwijl deze ene maatregel de lucht schoner maakt dan het hele kabinetsplan bij elkaar? Waarom kiest staatssecretaris Van Geel niet direct voor het verplichtstellen van luchtwassers in de bio-industrie terwijl deze ene maatregel de lucht schoner maakt dan het hele kabinetsplan bij elkaar?

Dit zijn allemaal maatregelen die wij binnen drie jaar kunnen invoeren. Dat zal de staatssecretaris toch niet durven te betwisten. Het zijn ook maatregelen die grotendeels tegelijkertijd helpen om het zeer ernstige klimaatprobleem aan te pakken. Afgelopen maandag werden wij nog eens gewezen op de enorme urgentie om op dit terrein daadwerkelijk iets te doen. Het kabinet koerst aan op forse boetes van de Europese Unie, want die vraagt, terecht, dat een land voldoende geloofwaardig beleid voert en dat het maximaal haalbare wordt gedaan. Alleen onder die voorwaarden is uitstel van het behalen van normen eventueel nog mogelijk. Het GroenLinks-pakket laat zien dat het kabinet bij lange na niet het maximaal haalbare doet. Wij zullen aan het einde van deze week ons pakket met maatregelen, inclusief de doorrekening door het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) naar Eurocommissaris Dimas opsturen en hem vragen om een gesprek. De commissaris moet weten dat in Nederland veel meer kan worden gedaan voor de gezondheid van de burgers. Het pakket van de staatssecretaris mag geen basis vormen voor uitstel. Wij zullen hem daarvan met kracht van argumenten pogen te overtuigen.

De staatssecretaris dreigt de resterende regeerperiode met lege handen te staan. Het kabinet geeft hem geen speelruimte voor een effectief pakket. De nieuwe luchtkwaliteitswet kan al in de prullenmand voor hij is ingediend nu de VVD-fractie de stekker eruit trekt. Er is geen concreet uitzicht dat de EU plots voor Nederland bijvoorbeeld binnen deze kabinetsperiode de normen zal versoepelen. Een impasse rond de vuile lucht dreigt met alle desastreuze gevolgen van dien. Deelt de staatssecretaris deze sombere conclusie?

De staatssecretaris werkt aan een nieuwe milieuagenda, een nieuw milieuplan. Toekomstagenda Milieu heet het, TAM, die afkorting zegt eigenlijk al genoeg. Terecht heeft de staatssecretaris in de nota geconstateerd dat het milieubeleid dreigt vast te lopen. Daarmee citeer ik hem letterlijk. Wij delen zijn analyse dat dat komt, ik citeer, "door de ligging in de delta, de energie-intensieve industrie, de sterk ontwikkelde transportsector, de hoge bevolkingsdichtheid en de intensieve landbouw". Inderdaad, de bio-industrie, Schiphol, de Rotterdamse haven, Nederland distributieland, dat zijn de grote problemen. Een nieuwe generatie milieuproblemen vergt een nieuwe aanpak. Welke aanpak stelt de staatssecretaris voor? Daarover valt de nota stil. Er worden slechts open deuren ingetrapt: milieu als een kans zien, delen van verantwoordelijkheid, een nieuw communicatiebeleid, beter betrekken van andere overheden. Dat is onthutsend. Zo komen wij nergens. Wie gelooft er nu dat bijvoorbeeld het zeer ernstige klimaatprobleem op deze manier effectief kan worden aangepakt? Inderdaad, de staatssecretaris staat met lege handen.

Helaas hebben wij slechts een staatssecretaris van Milieu. Ook het planbureau voor het milieu, het MNP, heeft een ondergeschikte status. Ik pleit ervoor dat het precies dezelfde status krijgt als het SCP en CPB. Is de staatssecretaris het daarmee eens en zal hij zich daarvoor inzetten?

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Wie nog zegt dat het milieu uit is, is niet meer bij de tijd. Er zijn veel discussies op de televisie, opiniepagina's worden er weer mee gevuld. Het milieu leeft en dat vind ik alleen maar heel goed en verfrissend. Ook dat de zurigheid daar een beetje van af is, is zeer goed. Het milieu- en energiedebat is niet meer een gezelschapsspel van fanatici en een benauwde gedachtepolitie, zowel van linker- als van rechterzijde. Nieuwe opiniemakers, journalisten en wetenschappers mengen zich erin en dat is heel goed voor het debat. Het lijkt ook of de staatssecretaris er meer zin in heeft gekregen. Hij had altijd enigszins een attitude problem vond ik, maar dat heeft hij enigszins van zich af geworpen. Misschien is dit het geval omdat er nu wel even geld is voor duurzame energie en bijvoorbeeld 900 mln. voor de luchtkwaliteit.

Enkele maanden geleden gaf de D66-fractie de staatssecretaris het voordeel van de twijfel over zijn pakket voor luchtkwaliteit. Dat heeft hij nog steeds. Als hij meent daarmee een pakket te hebben om langs Brussel te gaan, dan heeft hij onze steun. Wij zijn ook blij met de 900 mln. die er is gekomen voor luchtkwaliteit en waarmee de ambities worden geschraagd, maar ook bij ons gaat het wel een beetje jeuken. Schiet het nu echt wel voldoende op? De staatssecretaris spreekt de bevindingen van het Natuur- en Milieuplanbureau tegen, maar is dat wel terecht? Is de saldering wel genoeg als wij die straks in een wetsvoorstel zien?

De twijfel rijst bij ons natuurlijk ook, want al die geluiden horen wij natuurlijk ook. Gisteren heeft de Stichting Natuur en Milieu een petitie aangeboden over roetfilters. Zij stelt dat de subsidie daarvoor te laag is om echt de prikkel te kunnen vormen die zo hoognodig is. Ik heb zojuist in een interruptiedebatje aan de heer De Krom gevraagd of het niet noodzakelijk is ook de normstelling te verzwaren, of in ieder geval te introduceren, om niet alleen de carrot maar ook de stick te hebben opdat mensen die roetfilters zo snel mogelijk nemen. Misschien hebben wij niet eens een verhoging van de subsidies nodig omdat zij ook de druk van een jaartal voelen waarin zij er gewoon aan moeten voldoen. Ik vraag daarop een reactie.

Ik sluit mij bij iedereen aan die heeft gepleit voor lokale initiatieven. Waarom niet langs de ringwegen en steden een eigen verantwoordelijkheid voor lokale overheden? Ik heb daarvoor bijvoorbeeld ook gepleit via Kamervragen over Utrecht. Ik heb het gehad over normen voor dieselmotoren. Voer die in. Voor de fractie van D66 is het heffen van accijns op diesel ook bespreekbaar. U hebt ongetwijfeld gezien dat na de discussie over de Nota Mobiliteit en de algemene politieke beschouwingen over de kilometerheffing veel bedrijven zijn opgestaan om te zeggen dat zij die snel konden invoeren. Hoe reageert de staatssecretaris op die ontwikkeling en op de discussie, die ook in de media wordt gevoerd? Op de opiniepagina's vermelden bedrijven al welke technologieën zij versneld kunnen invoeren. Hoe staat het voorts met de invoering van een vorm van beprijzing van het vrachtverkeer? Hierover staat een passage in het Hoofdlijnenakkoord. Hoe vult de staatssecretaris die in? Hoe gaat hij dat doen? Ik hoor hem daar eigenlijk veel te weinig over zeggen.

Ik vind het zonde om in deze begrotingsbehandeling in de korte tijd die ik heb, de gehele toekomstagenda inzake milieu en de mondiale positie van Nederland er doorheen te jagen. Toch maak ik er enkele opmerkingen over. Ik heb diverse keren gezegd dat ik het helemaal niet erg vind als Nederland het beste jongetje van de klas is. Het level playing field is geen doel op zichzelf. In de mondiale agenda miste ik een aantal ambities op dat vlak. Als wij milieu als kans zien, denk ik bijvoorbeeld aan de juridische positie van Nederland op het vlak van de handhaving van internationale milieuregels. Daar schort het hier ongelooflijk aan. Hier ligt dus een kans voor Nederland. Hoe staat het met het wakker kussen van de Milieukamer in het Vredespaleis? Hier heb ik al diverse keren naar gevraagd.

De afgelopen week zijn wij weer geconfronteerd met het klimaatprobleem en het energievraagstuk, de belangrijkste problemen. Het Internationale Energieagentschap heeft de World Energy Outlook 2005 gepresenteerd volgens welke er in de komende jaren voor 17.000 mld. moet worden geïnvesteerd om aan de energiebehoefte in 2030 te voldoen. Ook Nederlandse en Europese investeerders zullen dat geld moeten leveren. Het lijkt mij dus dat het tijd is dat de staatssecretaris in Europees verband bepleit dat er met het bedrijfsleven wordt overlegd om ervoor te zorgen dat dit bedrag niet één op één wordt uitgegeven aan fossiele brandstoffen, maar breder wordt ingezet. Wat is het standpunt van de staatssecretaris terzake?

Ik wil terugkomen op de gedachte van het vooruit durven lopen op het vlak van milieu- en klimaatbescherming. In het kader daarvan wordt er over één onderwerp vaak gediscussieerd in deze Kamer: het belasten van vliegtickets en kerosine. Uit een NIPO-enquête blijkt dat een heffing hierop op veel steun van de Nederlandse bevolking kan rekenen. Duitsland en Nederland heffen al een relatief hoog btw-percentage op binnenlands luchtverkeer. De fractie van D66 wil dat de staatssecretaris onderzoekt of het mogelijk is om afspraken te maken met Duitsland of een kleine groep andere koplopers binnen Europa om btw te heffen op luchtverkeer tussen die landen, dus bijvoorbeeld tussen Nederland en Duitsland. De fractie van D66 vindt dat het mag gaan om een klein bedrag. Natuurlijk kun je direct inzetten op 16% of 19%, maar het mag ook minder zijn, bijvoorbeeld een paar euro. Het geheven geld zou moeten worden besteed aan duurzame energie. De voorkeur van de D66-fractie gaat in ieder geval uit naar een lager percentage. Overwogen kan zelfs worden om de invoering van gezamenlijke heffingen gepaard te laten gaan met een gezamenlijke verlaging van de luchthavenbelasting, zodat de discussie in ieder geval internationaal wordt opengebroken. Op dit moment vindt het overleg over het open-skyakkoord plaats. De VS stribbelt ongelooflijk tegen en wil eigenlijk de andere kant op. Wat vindt de staatssecretaris hiervan?

De heer De Krom (VVD):

Wat is de filosofie achter het idee dat passagiers van luchthavens moeten betalen voor duurzame energie? Ik vind dat net zo raar als de Europese plannen om luchthavens belasting op kerosine te laten heffen om de tekorten in de Engelse en Duitse budgetten voor ontwikkelingssamenwerking aan te vullen.

De heer Van der Ham (D66):

De filosofie is in ieder geval dat ik het wel een zeer bedachte variant vind om het geheven geld naar ontwikkelingssamenwerking te laten vloeien. Daar zou ik niet voor kiezen. Het gaat bij dit soort zaken alleen ook om draagvlak en om een één-op-éénrelatie. Als mensen iets meer moeten betalen voor hun ticket, willen zij weten waar dat extra geld naartoe gaat. Als dat alleen maar naar de algemene middelen zou gaan, lijkt mij dat het minder goed te verkopen is, al is het draagvlak hiervoor op zichzelf groot. Mensen maken zich zorgen over het klimaat. Als je ervoor zorgt dat dat extra geld terugvloeit naar een potje voor duurzame energie, desnoods een Europees potje, lijkt het me veel gemakkelijker te verkopen aan de passagiers. Dat is de filosofie erachter. Het feit dat wij nog steeds voor nop kerosine tanken, is natuurlijk niet goed. De vervuiler betaalt. Deze gedachte moet u toch aanspreken?

De heer De Krom (VVD):

De filosofie ontgaat mij volledig, moet ik eerlijk zeggen. Ik denk dat burgers best bereid zijn om te betalen, als zij maar weten waar het geld aan wordt besteed. Het moet wel verband houden met hetgeen waarover het geld wordt geheven. In dit geval is dat helemaal niet het geval. U gaat toch ook geen heffing leggen op frisdranken of auto's om onderwijs extra geld te geven?

De heer Van der Ham (D66):

Die link vind ik inderdaad anders dan wanneer een milieuheffing – want zo zou je zo'n btw kunnen noemen – wordt besteed aan duurzame energie. Als ik u dat moet uitleggen weet ik niet waar ik moet beginnen, want dat vind ik zó logisch...

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik begrijp het wel, maar misschien kunnen wij er even over doorspreken. De heer Van der Ham doet terecht voorstel op die idiote vrijstelling die de luchtvaart op allerlei manieren nog steeds geniet.

Wat ik begreep uit uw plan, wilt u het vooral met Duitsland. Waarom zegt u niet: op alle vluchten waar men vanaf Schiphol met de trein binnen zes uur kan zijn, doen wij een heffing van ongeveer € 50. Dan hebben de mensen een alternatief. Vaak is men er netto net zo snel van centrum naar centrum, en men stimuleert tevens het spoorvervoer.

De heer Van der Ham (D66):

Ik ken die suggestie nog vanuit mijn jongere democratentijd. Daar bedachten wij ook dergelijke ideeën. Op zichzelf is dat idee sympathiek, maar het kan niet overal concurreren. Mijn voorstel gaat alleen over het luchtverkeer. Op zichzelf ben ik voor het idee om de concurrentie tussen spoor en luchtvaart eerlijker te maken. Het lijkt mij een goede suggestie om daarover eens verder na te denken.

Ik noem Duitsland omdat onze belastingen op binnenlandse vluchten veel op elkaar lijken. Duitsland heft 16%, Nederland 19%. Maar er zijn ook enkele andere landen, zoals de Baltische staten, die ongeveer eenzelfde percentage heffen, maar dat zijn iets kleinere landen die iets verder weg liggen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik vind de heer Van der Ham op dit onderwerp zo bescheiden. Wij hebben over dit onderwerp eerder gedebatteerd en toen heeft de staatssecretaris mij toegezegd, nadat een motie van mijn hand was aangenomen, dat hij een kerosineheffing zou bepleiten voor alle vluchten binnen Europa. En dan komt de heer Van der Ham nu met een voorstel wat daar een totale afzwakking van is. De heer Van der Ham is het toch met mij eens dat de motie die wij hebben aangenomen, gewoon moet worden uitgevoerd? Ik neem aan dat de staatssecretaris hard werkt, en als hij dan in de tussentijd begint met Duitsland of welk land dan ook, is dat leuk, maar het is geen nieuw en revolutionair voorstel. Het is een afzwakking. Ik neem aan dat de heer Van der Ham dat met mij eens is.

De heer Van der Ham (D66):

Wij zijn elkaar vaak tegengekomen in debatten waar het level playing field en de Europese schaal als argumenten werden gebruikt om niets te hoeven doen. Alleen met kleine stapjes komt men in de juiste richting. Als wij alleen maar het grote eindbeeld willen zien waarbij heel Europa meedoet, en wij vervolgens afwachten wie in Europa de eerste stap durft te zetten, komen wij niets verder. Ik ben het helemaal met mevrouw Van Velzen eens; wij zouden dit in Europees verband moeten doen, maar als een aantal welwillende landen met een goede regeling de discussie kan openbreken, terwijl aan de andere kant Amerika erop staat te beuken dat wij eigenlijk niets moeten doen, dan vind ik dit een goede stap in de richting van het eindbeeld dat wij samen willen.

Dan kom ik bij de energiekosten. Ik kan mij aansluiten bij het pleidooi van de CDA-fractie over de energybox. Ik vind dat een zeer sympathiek idee van Greenpeace. Het lijkt me ook veel constructiever dan elk jaar de energierekening te compenseren, want dat is uiteindelijk niet de oplossing. Dat kunnen wij voor dit jaar doen – daar is de D66-fractie op zichzelf een voorstander van – maar op langere termijn is die doos van de CDA-fractie de oplossing.

De heer Samsom (PvdA):

Die doos is natuurlijk geweldig, maar als het nu een sigaar uit eigen doos blijkt te zijn? Hoe kijkt de heer Van der Ham dan ertegenaan? Er werd even snel gezegd dat wij die dekking regelen uit art. 2. Daarin staan allerlei subsidies voor energiebesparing en daar gaan wij nu energiebesparing van betalen. Dat is mooi, maar dat waren wij al van plan. Volgens mij was de bedoeling om in het kader van de hogere energierekening iets extra's te doen. Hoe kijkt de heer Van der Ham daartegenaan?

De heer Van der Ham (D66):

Als wij straks de discussie hebben over het compenseren van de energierekening om de koopkrachtplaatjes enigszins op niveau te houden, zal de D66-fractie geen pleidooi geven om dat uit energiebesparing weg te halen. Zo'n nieuwe doos lijkt mij ook geen oplossing. Wat dat betreft ben ik het weer eens met de heer Samsom.

De Kamer heeft een motie aangenomen over duurzaam inkopen. Wij hebben die motie van onze geliefde coalitiepartners uiteraard juichend ondersteund. Wij vinden het wel belangrijk dat het begrip duurzaam zo breed mogelijk wordt opgevat. Het moet niet alleen gaan over milieu, maar ook over de manier waarop men in het buitenland handeldrijft, kortom over het hele PPP-concent van duurzaamheid. Ik verneem graag hoe de bewindslieden het begrip duurzaamheid van de motie opvatten.

De heer Hermans (LPF):

Mevrouw de voorzitter. Vanochtend begon met debat met een opmerking van de heer Depla, die minister Dekker goedemiddag wenste. Hij verwees daarmee ietwat lacherig naar de actie vanmorgen van het GroenFront, een rabiaat linkse club. Ik heb zojuist op hun site gekeken en zag verwijzingen naar sabotage en bepaalde handboeken. Deze groep vond het nodig het privé-domein van de minister met voeten te treden. Ik wil dat hier zo scherp mogelijk veroordelen. Het recht op protesteren is een groot goed, maar namens mijn fractie zeg ik dat een grens wordt overschreden als het privé-domein van ministers, bestuurders en Kamerleden op een dergelijke wijze wordt binnengevallen. Ik laat het aan de regering over daarop te reageren. Misschien wil de minister dat helemaal niet doen of wordt er eerst in het kabinet over gesproken. Dit mag niet worden toegelaten en de deur mag niet worden opgezet voor verdergaande acties. Als dergelijke organisaties worden gesubsidieerd, moet dat worden stopgezet. Ik heb dat al eerder bepleit toen het ministerie van Verkeer en Waterstaat werd geblokkeerd.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Je moet wel naar de twee kanten van het verhaal kijken. De heer Hermans veroordeelt een groep die een actie uitvoert, terwijl zijn eigen fractie ook mensen heeft die wegen blokkeren en dossiers van de AIVD ontvreemden. Moet ik namen noemen? De heer Hermans kijkt namelijk erg verbaasd.

De heer Hermans (LPF):

Graag. Zitten die mensen in mijn fractie?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ja. Kent de heer Hermans Wien van den Brink?

De heer Hermans (LPF):

Wien van den Brink is een actievoerder.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik wil niemand veroordelen, maar ik vind het wel erg makkelijk als de LPF-fractie een aantal mensen veroordeelt maar niet kijkt naar wat er in de eigen fractie gebeurt. Je kunt er dan beter over zwijgen.

De heer Hermans (LPF):

In een ver verleden heeft de heer Van den Brink ooit iets gedaan, maar niet namens de LPF-fractie. Het is niet de bedoeling dat er grenzen worden overschreden en dat moet scherp worden veroordeeld. Het zet immers de deur open voor nog verdergaande acties. Men kwam 's nachts om twee uur met 120 decibel bij de minister. Waar ligt de grens? Ik verneem dat graag van het kabinet, maar stel het niet als een directe vraag.

De heer De Krom (VVD):

Ik hecht eraan mijn instemming te betuigen met de laatste woorden van de heer Hermans.

De heer Hermans (LPF):

De feiten over het dossier luchtkwaliteit zijn helder. Er ligt voor Nederland een norm die onhaalbaar is. Zelfs met het nemen van de meest draconische maatregelen zal de norm niet worden gerealiseerd. Het is dan ook terecht dat dit kabinet teruggaat naar Brussel om gewapend met vele argumenten voor clementie te pleiten. Tot zover het goede bericht.

Zeker een halfjaar geleden heeft mijn fractie al gepleit voor het ontkoppelen van de nationale wetgeving en de Europese richtlijnen. Nederland heeft als enige deze koppeling. Het is tot stand gebracht met haar gedrag als braafste jongetje van de klas. De economische vooruitgang en de bouwopgave die wij moeten realiseren, rechtvaardigen deze ontkoppeling. Het is dan ook jammer dat de staatssecretaris hierop vooralsnog niet wenst in te gaan. Hij heeft toegezegd verder onderzoek te doen naar de koppeling en naar de verschillende meetmethoden in andere landen. Het onderzoek schijnt eraan te komen en ik wil graag weten wanneer wij het kunnen verwachten.

De staatssecretaris zoekt vooralsnog zijn heil in de al genoemde saldobenadering. Wij zijn ervan overtuigd dat deze benadering een walhalla voor procederend Nederland zal worden. Ik steek dan ook niet onder stoelen of banken dat wij hier graag vanaf willen. Ik wijs bijvoorbeeld op de Vogel- en Habitatrichtlijn. Wat ons betreft hoeft de evaluatie hiervan niet te worden afgewacht. Wij zijn namelijk van mening dat de driehoeksmossel, die voor kort nog aanwezig was in Nederland, bestuurlijk een te grote rol speelt.

Er bestaat ook hoop. Op het ministerie blijkt de ratio ook nog een rol te spelen en wij zagen dat recentelijk in een uitspraak van minister Dekker. Zij onderzoekt of er toch ontkoppeld kan worden bij bouwprojecten met een omvang tot 2000 woningen die nauwelijks bijdragen aan de problematiek van de luchtkwaliteit. Hulde hiervoor! Wij zijn in ieder geval bereid om hierin mee te gaan en overwegen op dit punt een motie in te dienen ter ondersteuning. Wanneer kunnen wij overigens de resultaten van dat onderzoek tegemoet zien?

De heer Samsom (PvdA):

Ik heb een vraag over de ingenomen politieke stellingen. Wij hebben hier namelijk weer een situatie waarin D66 vrolijk uit de coalitie wappert omdat de LPF toch wel zal steunen wat de regering voorstelt op het gebied van milieu. Ik geloof echter niet dat dit geval is, als ik de heer Hermans goed beluister. Immers, hij vindt de saldobenadering niks en meent dat de ontkoppeling moet. Wij kennen het wetvoorstel nog niet tot in detail, maar het zou zowel de saldobenadering als de koppeling kunnen bevatten. Als dat het geval is, zal de LPF het dan steunen?

De heer Hermans (LPF):

Ik heb de conceptwet recentelijk in mijn bezit gekregen en ik wil het advies van de Raad van State afwachten. Mijn voorkeur gaat uit naar ontkoppelen. Loop niet vooruit op Europa en zorg dat je de ontwikkelingen in Nederland niet belemmert door je als het braafste jongetje van de klas te gedragen. Ik zal ook kijken naar rationele oplossingen, maar u weet waar mijn voorkeur ligt.

De heer Samsom (PvdA):

Misschien moet ik het iets scherper formuleren. De ontkoppeling staat niet alleen in dit wetsvoorstel en daarom wil ik even doorgaan op de saldobenadering. De staatssecretaris heeft ons al geschreven dat de nieuwe wet een groot saldofeest zal zijn. Ik begrijp dat u dit niet steunt.

De heer Hermans (LPF):

Onze voorkeur gaat daar niet naar uit. Wij verwachten grote problemen op dat punt. Als er echter maar een oplossing voorhanden is en het niet kiezen van die oplossing Nederland voor zeer grote problemen zal stellen, dan zal ik toch moeten overwegen om dat plan te steunen, zij het met grote tegenzin. Laten wij dit vooralsnog evenwel even afwachten.

Vorige week heeft de rechter in Rotterdam een belangrijke uitspraak gedaan. Hij heeft gesteld dat ook bouwplannen die van vóór het Besluit Luchtkwaliteit dateren, moeten voldoen aan dat besluit. De sector heeft hier in niet mis te verstane bewoordingen op gereageerd en gezegd dat dit rampzalig is voor bouwprojecten. Kan hierop gereageerd worden?

Het plan op het punt van de roetfilters vind ik in principe prima. In recent onderzoek wordt evenwel gesteld dat de problematiek van fijnstof hier mogelijk door vergroot wordt. Moeten wij niet meer zekerheid hebben over de problematiek van fijnstof voordat wij die 400 mln. gaan aanwenden?

Wij zijn er niet voor om een miljard te steken in windmolens op zee. Helaas heeft onze motie terzake het niet gehaald. Nu blijkt dat er 500 mln. in gestoken zal worden. Dat geld komt uit het FES, hetgeen betekent dat er ook een ICES/ICRE-advies moet zijn. Ik kan mij niets anders voorstellen dan dat het project als zwak beoordeeld is. Daarom vraag ik de regering om dat advies naar de Kamer te sturen of in ieder geval aan te geven hoe het project beoordeeld is.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Het moet gezegd: het kabinet maakt met de hete adem van diverse Europese richtlijnen in de nek in 2006 werk van een beter en gezonder leefmilieu. Wat met name hoog op de agenda staat, althans op de agenda van de Kamer, is energiebesparing. Ik begrijp niet dat de Nederlandse regering niet van zins is om de EU-richtlijn inzake energieprestaties gebouwen op korte termijn in te voeren, omdat dit te duur zou zijn. Hierdoor slaan wij niet alleen een slecht figuur in Brussel, maar wij laten hiermee ook mogelijkheden liggen om in de bouw energie te besparen. Ik heb hier een aantal vragen over. Bij de behandeling van het richtlijnvoorstel in de Raad heeft Nederland zonder voorbehoud met dit voorstel ingestemd. Kan de staatssecretaris aangegeven op welke grond er besloten is om nu tot uitstel van de invoering over te gaan? Kan Nederland zo maar eenzijdig tot opschorting van haar verplichtingen overgaan? Wat is de tijdsduur van het uitstel? Is er een maximumduur aan dit uitstel verbonden? Het kabinet zal in overleg treden met de Europese Commissie om te bekijken of de richtlijn kan worden aangepast, zo citeer ik uit een van de brieven. Heeft de Commissie al gereageerd op het Nederlandse standpunt en zo ja, wordt deze richtlijn aangepast?

De afgelopen jaren bleken gezondheidseisen en wensen op het gebied van de ruimtelijke ontwikkeling vaak moeilijk verenigbaar. Het meest in het oog springend hierbij is het luchtkwaliteitdossier. Het kabinet wil de problemen die hieruit voortvloeien niet te lijf met meer regels maar met slimmere instrumenten, zoals Europese emissiehandel en gebiedsgerichte ontwikkeling. Vooralsnog kunnen die slimme instrumenten niet op veel bijval in de Kamer rekenen. Dat is ook bij deze begrotingsbehandeling weer gebleken. De een vindt het niet ver genoeg gaan, de ander vindt het nodeloos ingewikkeld. Mijn fractie staat positief tegenover de saldobenadering van de staatssecretaris. Laten wij vooral de urgentie van de problematiek beseffen en gezamenlijk op zoek gaan naar oplossingen voor de korte én de lange termijn.

Er is nog veel onbekend over de precieze samenstelling van fijn stof. Kan de staatssecretaris ons meer inzicht verschaffen? Ik maak mij ook zorgen over de kosteneffectiviteit van maatregelen om de luchtkwaliteit te bevorderen. Er is totaal 900 mln. beschikbaar voor de periode tot 2015. Met dat geld wordt de subsidieregeling voor de roetfilters bekostigd. Wij hebben echter ook begrepen dat er een scherm van 50 mln. komt langs een stuk snelweg bij de Zuidas. Maar daar woont niemand! Kan hier geen betere afweging gemaakt worden en moet er bij de besteding van het geld geen prioriteit gelegd worden bij de bescherming van gevoelige zaken, zoals scholen en ziekenhuizen? Ik wil graag meer inzicht in de kosteneffectiviteit van de maatregelen.

Ik loop even vooruit op de Wet luchtkwaliteit. Daarover is al het nodige bekend, ondanks de wat vermanende woorden van mevrouw Spies hierover. Ik vraag de staatssecretaris, of relatieve blootstelling niet in de nieuwe Wet luchtkwaliteit kan worden opgenomen. Waarom zou de luchtkwaliteit op de snelweg hetzelfde moeten zijn als die in een woonwijk of een weiland?

Veel milieumaatregelen voor volgend jaar krijgen hun beslag via de fiscaliteit. Dat geldt ook voor de differentiatie BPM naar CO2-uitstoot. Eindelijk wordt de o.a. door ons reeds lang voorgestane tariefdifferentiatie bpm ingevoerd, maar dit gebeurt op basis van relatieve zuinigheid van de auto en niet op basis van absolute zuinigheid. Wat heeft de doorslag gegeven voor een tarief op basis van relatieve zuinigheid, behalve het bestaande stelsel van energielabels? Een relatieve benadering leidt ertoe dat een kleine auto die in zuinigheidsklasse G valt, de koper geld kost en dat een grote auto in zuinigheidsklasse A geld oplevert, terwijl de kleine auto zuiniger is dan de grote. Dat willen wij toch niet? Als er op basis van absolute zuinigheid wordt gedifferentieerd, kan er veel gemakkelijker worden overgegaan tot een sterkere differentiatie dan nu is voorgesteld. Want € 540 erbij voor een relatieve grote, niet zuinige auto die € 50.000 heeft gekost, stelt weinig voor en zet geen zoden aan de dijk. Het zou toch veel beter zijn om met een grotere differentiatie te werken? Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris.

Wat energiebesparing en fiscaliteit betreffen, sluit ik mij kortheidshalve aan bij de opmerkingen van mevrouw Spies van het CDA.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. "Realistisch, met oog voor resultaat", zo typeert de begroting het voorgestane milieubeleid. Dat spreekt aan, maar vraagt tegelijkertijd om concretisering. Realistisch wil iedereen zijn. Realistisch is volgens de fractie van de SPG erkenning van de problemen die er zijn, bijvoorbeeld dat jaarlijks 5000 mensen sterven aan de schadelijke effecten van luchtverontreiniging en dat er nog nooit zoveel roofbouw op de aarde is gepleegd als in de laatste halve eeuw. Bij de aanpak van de problemen moet niet teruggedeinsd worden voor vervelende maatregelen. Realistisch betekent ook dat er gewerkt wordt aan draagvlak voor bepaalde maatregelen. Daarvoor moet alles op alles gezet worden. Gezondheidseisen en ruimtelijke ontwikkeling blijken soms moeilijk verenigbaar. De heftige discussies over de luchtkwaliteit in ons land spreken boekdelen. Het afgelopen jaar zijn er in allerijl een aantal concrete maatregelen afgekondigd. Daar waren wij ook voorstander van. Wij zijn nu een tijd verder. Het is goed om even terug te kijken en te reflecteren op wat er gebeurd is en wat nog kan gebeuren. Wij maken ons enigszins zorgen over berichten in de media dat bijvoorbeeld roetfilters ook allerlei nadelige effecten zouden kunnen hebben en dat daardoor andere giftige stoffen in verhoogde mate een kans krijgen. Bovendien schijnen deze filters bijwerkingen te kunnen hebben die nog onvoldoende bekend zijn. Omdat dit een eigen leven zou kunnen gaan leiden, vraag ik de staatssecretaris op dit soort geluiden te reageren.

Daarnaast rijst de vraag of de luchtkwaliteit ook niet op een andere wijze substantieel verbeterd kan worden. Ik noem in dit verband de versnelde aanleg van groen: bomen en planten, in het bijzonder langs drukke wegen. Deze nemen immers flinke hoeveelheden schadelijke stoffen op. Krijgt dit onderdeel, en andere alternatieven, voldoende aandacht? Daarnaast vind ik dat er nog steeds ten onrechte eenvoudige maatregelen achterwege worden gelaten. Rond de grote steden is er nu een traject van in totaal 25 km., waar niet harder dan 80 km/u mag worden gereden. Waarom op zo'n beperkte schaal? Kunnen die maatregelen niet veel verder gaan.

Afgelopen maand verscheen het evaluatierapport "Twee jaar ervaring met het Schipholbeleid". Uit deze nota blijkt klip en klaar dat het de luchtvaartmaatschappijen ontbreekt aan stevige prikkels om te investeren in schoner materieel. Hoe kunnen wij voorkomen dat wij ten aanzien van de luchtvaart opnieuw achter de feiten gaan aanlopen? Ook wij ergeren ons er eerlijk gezegd aan dat je op dit ogenblik met vliegtuigmaatschappijen voor € 9 naar Berlijn kunt vliegen en dat de milieueffecten niet verwerkt zijn in de tickets. Wij hebben sympathie voor suggesties van bijvoorbeeld D66 om vliegen tussen Duitsland en Nederland duurder te maken, of voor andere suggesties die hier iets aan kunnen doen.

Sprekend over de luchtkwaliteit verwijs ik in dit verband ook naar het door de SGP-fractie ingediende amendement inzake een milieuheffing op vuurwerk. Dit is een uitwerking van de destijds breed aanvaarde Kamermotie op dit onderdeel. Vuurwerk geeft in allerlei opzichten de nodige overlast en milieuhinder en het ligt in de rede om dit ook te verwerken in de prijsvorming.

Mevrouw Spies (CDA):

U heeft een amendement ingediend dat tot een opbrengst van 25 mln. zou moeten leiden. Ik zou graag van u willen horen waar u dan aan denkt. Hoe verhoudt die 25 mln. zich tot de omzet van dat vuurwerk? Waar wilt u het eventueel te innen geld aan besteden?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik begrijp dat mevrouw Spies enthousiast is over dat grote bedrag. Daar kun je inderdaad een grote slag slaan. Er zijn ook enorme bedragen gemoeid met vuurwerk. Volgens mij is uitgegaan van een heffing van zo'n 30%. Als je kijkt naar de heffingen die bijvoorbeeld voor tabak en benzine gelden, is dat nog een heel gematigd percentage. Waar zouden wij dat aan willen besteden? Het past voor ons in een algemeen financieel plaatje dat wij hebben gemaakt, zoals allerlei andere fracties ook hebben gedaan. Wij zagen dit als een dekking voor een extra investering in de aanpak van achterstanden bij de rechtspraak. Het komt dus bij de begroting van Justitie terecht.

Mevrouw Spies (CDA):

Dat vind ik jammer. Mijn sympathie wordt per seconde kleiner. In de toelichting op het amendement geeft u aan dat u een heffing wilt ter voorkoming van verdere luchtverontreiniging. Dan zou ik zeggen: laten wij dan kijken hoe die middelen binnen de begroting van VROM kunnen worden aangewend. Ik begrijp nu van u dat wij moeten denken aan een heffing van in de orde van grootte van 30% op de prijzen van het vuurwerk. Ik vind dat een substantieel bedrag.

De heer Van der Staaij (SGP):

30% is natuurlijk een behoorlijk percentage, maar als je kijkt naar de bedragen die daarin omgaan, valt het mee. Een vuurwerkpakketje van € 10 gaat dan € 13 kosten. Het is de vraag of dat als zo indrukwekkend wordt ervaren. Het is echter wel een maatregel die wat zoden aan de dijk kan zetten.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik constateerde verleden jaar al dat op de basisscholen hier in Den Haag gewoon illegaal vuurwerk verhandeld werd. Dat komt dan waarschijnlijk van net over de grens vandaan. Met uw voorstel – dat ik erg sympathiek vind, als het geld tenminste voor de juiste doeleinden wordt ingezet – zou je juist die illegale handel kunnen verstevigen. Ik vraag mij af of u nagedacht heeft over de handhaving. Dat zou toch een wezenlijk onderdeel moeten zijn van uw voorstel.

De heer Van der Staaij (SGP):

Daarmee ben ik het volledig eens. Dat zal zeker een essentieel onderdeel moeten zijn. Dat geldt ook als het gaat om andere producten waar men op illegale wijze aan kan komen, zoals sigaretten. In het kader van het tabaksontmoedigingsbeleid is er sprake van heffingen op sigaretten en de Kamer heeft ook moties aangenomen met als doel een vuurwerkontmoedigingsbeleid te voeren. Die motie werd door een groot aantal Kamerfracties ondersteund. Ik vind het dan ook te gemakkelijk om te zeggen dat het tot illegale handel zal leiden en dat wij het daarom niet moeten doen. Ik wil de parallel doortrekken en hecht eraan om te zeggen dat wij ons ervan bewust moeten zijn dat dit extra aantrekkelijk kan zijn voor het illegaal invoeren van vuurwerk. Daaraan zouden wij dan serieus aandacht moeten besteden. Tegelijkertijd zouden wij erop moeten toezien dat invoering en gebruik van illegaal vuurwerk wordt tegengegaan en dat er aan handhaving wordt gedaan. Los van die heffing, hebben wij overigens al te maken met een groot illegaal deel en de vraag is of diegenen die nu legaal vuurwerk kopen zich op grond van een prijsverhoging opeens ook naar de illegale markt zouden spoeden.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Steeds als ik voorstellen doe die iets te maken hebben met nationaal beleid, wordt gezegd dat er niet kan worden gehandhaafd als er geen level playing field is. Dat valt mij op en ik wil de heer Van der Staaij behoeden voor die fout. Heeft hij zijn gedachten laten gaan over handhaving? Een gedeelte van het geld zal naar de VROM-inspectie of naar een andere handhavende organisatie moeten gaan.

De heer Van der Staaij (SGP):

Misschien is Justitie dan nog niet zo gek.

Ik heb geen spreektijd meer. Daarom volg ik het goede gebruik om ten aanzien van de EPC-kwestie te verwijzen naar de bijdrage van mevrouw Spies.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.32 uur tot 14.15 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven