Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 oktober over het wandelbeleid.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wandelbeleid is typisch een feel-goodonderwerp. Bij dit onderwerp vervagen de grenzen tussen politiek en fracties wel eens, en dat is ook een van de invalshoeken. Ik heb al eerder een debat over dit onderwerp mogen doen. Verder zouden ook de grenzen wat moeten vervagen tussen enerzijds het ministerie van Verkeer en Waterstaat en anderzijds het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Die twee ministeries zouden ook als het gaat om wandelbeleid op een goede manier moeten gaan samenwerken, en misschien wat budgetten kunnen gaan samenvoegen. Daar is een eerste stap in gezet, maar het zou beter kunnen. Tijdens het overleg van 13 oktober zijn een aantal toezeggingen gedaan waar de fractie van GroenLinks blij mee is. Minister Veerman heeft aangekondigd dat hij zich sterk wil gaan maken voor 500 kilometer wandelpad op het boerenland, met cofinanciering door de provincies. Dat is in onze ogen een belangrijke eerste stap naar het laten bloeien van het wandelbeleid, dus daar kunnen wij tevreden mee zijn.

Bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat zijn er volgens de fractie van GroenLinks nog behoorlijk wat open einden en is de zaak nog niet zo in beweging als wij zouden willen. Er komen veel woorden op ons af, soms ook wat sussende woorden: de waterschappen doen heus wel hun best, dus de Kamer moet niet zo moeilijk doen; ProRail maakt altijd een goede afweging. Allemaal wat sussende invalshoeken in de ogen van de fractie van GroenLinks. Het zou bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat allemaal wat beter kunnen, daarom willen wij een aantal stappen zetten. De minister van Verkeer en Waterstaat noemt zich de minister van lopen, dus ook van wandelen, zou je kunnen zeggen. Ik wil vandaag drie moties indienen waardoor het wandelbeleid ook vanuit het ministerie van Verkeer en Waterstaat wat beter gaat lopen en de samenwerking met het ministerie van LNV nog beter op gang komt. Dat is allemaal bedoeld omdat wij het feel-goodonderwerp wandelbeleid, dat van links tot rechts een goed gevoel oproept, goed willen regelen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat provincies een brede doeluitkering krijgen ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het provinciaal verkeer- en vervoerbeleid (artikel 2 Wet BDU);

overwegende dat verkeer- en vervoerbeleid volgens artikel 1 van de Wet BDU gericht moet zijn op aanleg en verbetering van de functionaliteit en instandhouding van de gebruiksfunctie van onroerende voorzieningen ten behoeve van het vervoer van personen en goederen;

overwegende dat de minister van Verkeer en Waterstaat bij diverse gelegenheden heeft laten weten dat de brede doeluitkering niet voor recreatieve wandelpaden gebruikt mag worden hoewel de Wet BDU dit niet expliciet uitsluit;

overwegende dat de minister niet afwijst dat autowegen voor recreatief vervoer van personen en goederen naar bijvoorbeeld een pretpark, strand of bos of binnen een natuurgebied uit de brede doeluitkering worden betaald;

verzoekt de regering, duidelijk naar provincies te communiceren dat BDU-gelden ook voor wandelrecreatie mogen worden aangewend,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.Van Gent

Zij krijgt nr. 7(29892).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat duizenden kilometers wandelpad gecreëerd kunnen worden met openstelling van oeverpaden door waterschappen;

overwegende dat waterschappen niet principieel tegen openstelling van oeverpaden zijn, maar de praktijk laat zien dat er bij de meeste waterschappen weinig van terechtkomt;

verzoekt de regering, bij de waterschappen te inventariseren:

  • - welke oeverpaden al zijn opengesteld;

  • - bij welke oeverpaden er zwaarwegende bezwaren zijn tegen openstelling;

  • - wat de knelpunten zijn waarom de overige oeverpaden niet zijn opengesteld;

en op basis hiervan te komen tot een plan van aanpak om substantieel meer oeverpaden opengesteld te krijgen en de Kamer hierover uiterlijk in maart 2006 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(29892).

De heer Koopmans (CDA):

Als ik het goed hoor, staat in de motie dat de regering bij de waterschappen moet gaan inventariseren, terwijl de bevoegdheid bij de waterschappen blijft. Als de motie uitgevoerd wordt, blijft het aantal paden na de inventarisatie zoals het nu is. Is dat het gevolg van de motie?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Als de heer Koopmans de strekking van de motie onderschrijft, maar de formulering graag wat anders zou zien, dan zijn wij natuurlijk bereid tot nader overleg met hem. Zijn steun is ons namelijk wel iets waard.

De heer Koopmans (CDA):

Ik had gewoon een vraag.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nou, dat is mijn antwoord. Ik begrijp van u dat u het niet helemaal goed geformuleerd vindt. Het is natuurlijk niet onze bedoeling om na de inventarisatie over te gaan tot de orde van de dag. Wij willen dat er naar aanleiding van de inventarisatie voor wordt gezorgd dat er meer oeverpaden worden opengesteld om te wandelen.

De heer Koopmans (CDA):

En hoe wilt u dat dan doen vanuit deze Kamer?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat zal in overleg met de waterschappen moeten gebeuren. Wij hebben evenwel de indruk dat de waterschappen zich afvragen of men dit wel wil. Als uit de inventarisatie blijkt dat hier meer enthousiasme voor is en dat er ook mogelijkheden voor zijn, dan kunnen wij daar in overleg met de waterschappen nadere stappen toe zetten. Ik begrijp trouwens dat u ook voor die inventarisatie bent en dat vind ik heel plezierig.

Voorzitter. Ik kom aan mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ondanks herhaalde verzoeken de Kamer geen overzicht heeft van overwegen waarvoor sluitingsplannen bestaan noch over de motivatie daarvan;

overwegende dat niet zeker is dat de sluitingen voldoen aan de criteria van "proportionaliteit" en "effectiviteit", aangezien uit het project Recreatie & Overwegen blijkt dat de overwegen die gesloten zijn/worden merendeels tot de minst gevaarlijke categorie overwegen behoren;

overwegende dat de Kamer haar controlerende taak niet kan uitoefenen als zij niet over deze informatie beschikt;

verzoekt de regering, het actuele overzicht te geven van plannen en ideeën van ProRail voor sluiting van overwegen in de periode 2005-2007, waarbij per plan/idee is aangegeven:

  • - in welk stadium van de besluitvorming het zich bevindt;

  • - wat de ongevalsgeschiedenis is van de betreffende overweg (exclusief suïcide);

  • - hoe het voldoet aan proportionaliteit en effectiviteit;

  • - welke alternatieven zijn onderzocht met welk resultaat;

  • - welke gelden eventueel door ProRail worden betaald en waartoe die worden benut;

  • - in hoeverre en op welke wijze door ProRail overleg is gevoerd met de recreatieve belangenorganisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Kruijsen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(29892).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Tijdens het overleg van 13 oktober hebben de bewindslieden al een aantal toezeggingen gedaan. Wij hebben toen onder meer gesproken over het behoud van onze wandelnetwerken en het feit dat zij niet geblokkeerd mogen worden. Wij hebben er ook over gesproken dat spoorwegovergangen niet zomaar mogen vervallen en dat het niet zo mag zijn dat wandelnetwerken daardoor niet meer gebruikt kunnen worden. Verder hebben wij gesproken over het herstel van oude wandelpaden, zogenaamde ommetjes, en over het eventueel openstellen van oevers door waterschappen. Op al deze punten heeft het kabinet volgens ons een redelijk aantal toezeggingen gedaan.

Uit de reacties die wij uit de samenleving hebben gekregen, blijkt dat mensen meer willen wandelen. In het eerste overleg heeft de VVD-fractie naar voren gebracht dat dit punt veel integraler moet worden meegenomen op gemeentelijk en provinciaal niveau. Op dit punt dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat binnen de maatschappij een grote vraag is naar meer wandelmogelijkheden;

overwegende dat thans diverse wandelnetwerken niet optimaal zijn en dat wandelen geen prioriteit geniet binnen het lokaal en provinciaal beleid;

overwegende dat juist wandelen onderdeel dient te zijn van integraal ruimtelijk beleid op lokaal en provinciaal niveau;

verzoekt de regering, gemeenten en provincies duidelijk te maken dat meer aandacht dient te worden gegeven aan het "wandelen" en dat bestaande wandelmogelijkheden intact dienen te blijven en dat daarnaast nieuw wandelbeleid integraal dient te worden meegenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff en Kruijsen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(29892).

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie wil geen evaluaties, inventarisaties, plannen of papier, als het over wandelen gaat, maar alleen maar paden. Dat is wat de CDA-fractie graag wil. Toen wij in het algemeen overleg de overtuiging en het gemak ontwaarden waarmee de minister van LNV zei dat hij graag samen met de provincies 500 km wandelpad wil creëren, dachten wij, alles afwegende, dat die toezegging te verbeteren moet zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is om samen met de provincies op basis van een 50%/50%-kostenverdeling 500 kilometer wandelpad te creëren;

verzoekt de regering om deze inspanning te verdubbelen tot 1000 kilometer wandelpad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(29892).

Mevrouw Kruijsen (PvdA):

Voorzitter. Het wordt bijna een rupsje Nooitgenoeg-verhaal, maar dat lijkt mij niet de bedoeling. Dat rupsje wil wel wandelen en daar sluit ik mij graag bij aan. Dat enthousiasme voor wandelen is niet alleen groot bij dat rupsje, maar vooral bij heel veel Nederlanders en dat neemt alleen maar toe. Helaas blijkt dat de mogelijkheden om te wandelen de afgelopen tijd per saldo toch wat zijn afgenomen. Wij steunen dan ook van harte het initiatief van onze collega Duyvendak, waarover wij in de debatten in juni en op 13 oktober ruimschoots hebben gesproken. De regering reageerde aanvankelijk helaas wat lauw, maar gelukkig zijn er toch een aantal mooie toezeggingen gekomen. De heer Koopmans constateert terecht dat het niet de bedoeling is dat het alleen bij plannen blijft. Er moet daadwerkelijk wat veranderen. Wij steunen de verschillende moties die inmiddels zijn ingediend, maar wij willen daar graag een concluderende motie aan toevoegen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat 80% van de Nederlanders wandelt in zijn of haar vrije tijd, maar dat er met name in de directe woonomgeving een tekort aan wandelmogelijkheden is;

voorts overwegende dat mede op basis van het wandelinitiatief van de heer Duyvendak diverse initiatieven in gang zijn gezet en dat door de regering op een aantal terreinen toezeggingen zijn gedaan;

voorts overwegende dat over mooie plannen niet heengelopen kan en niet heengelopen mag worden;

verzoekt de regering om voor de behandeling van de begrotingen Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en die van Verkeer en Waterstaat voor het jaar 2007 met een evaluatie te komen ten aanzien van de tussen najaar 2005 en najaar 2006 extra aangelegde wandelmogelijkheden, waarbij specifiek ingegaan wordt op:

  • - openstelling oeverpaden door waterschappen;

  • - openstelling oeverpaden door Rijkswaterstaat;

  • - 500 kilometer wandelpad over boerenland in cofinanciering met provincies;

  • - opheffen knelpunten Pieterpad;

  • - bestrijden van barrièrewerking rijksinfrastructuur;

  • - veilige openstelling spoorwegovergangen voor wandelaars,

Kruijsen

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kruijsen, Van Gent en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(29892).

Mevrouw Kruijsen (PvdA):

Deze motie is met nadruk gericht tot de regering als geheel. Dat betekent dat wij niet verwachten dat wij over een jaar weer moeten praten over verwijzing van het ene ministerie naar het andere. Of het nu wandelen, lopen, rennen of op een andere manier voortbewegen met de benen is, het gaat ons erom dat er meer paden komen waarover wij kunnen bewegen. Wij hopen dat wij hier over een jaar al kunnen staan om te constateren dat geen enkele Nederlander meer kan zeggen dat er onvoldoende wandelmogelijkheden in de directe woonomgeving zijn.

De voorzitter:

Ik wacht even totdat de bewindslieden en degene die de nota heeft geschreven, de moties hebben, en dan geef ik hun het woord.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Voordat ik het woord geef aan de minister van Verkeer en Waterstaat, is het voor mij een groot genoegen en een eer om in de voorzittersloge de voorzitter van de Senaat van Canada, the Speaker of the Senate of Canada, the honorable Dan Hays, met een delegatie, bestaande uit the honorable Pierre Claude Nolin, the honorable Merlin John Council en the honorable James Cowan en ook mevrouw Hays, mrs. Hays, van harte welkom te heten. I wish you a very hearty welcome in our house of representatives.

Ik geef het woord aan de minister van Verkeer en Waterstaat.

Minister Peijs:

Voorzitter. Het is voor mij een eer om over het wandelbeleid het woord te voeren in aanwezigheid van onze gasten uit Canada. The most beautiful National Parks I ever saw, heel mooi voor wandering, were Banff and Jasper in Canada.

Vandaag spreken wij over wandelen in Nederland. Het verbaast mij steeds weer dat de Kamer zegt dat de regering lauw op het initiatief heeft gereageerd. In eerste aanleg hebben wij juist heel enthousiast gereageerd en daar waar mogelijk hebben wij aanzienlijke toezeggingen gedaan ten behoeve van het Pieterpad en de onderdoorgangen bij de rijkswegen. Met die onderdoorgangen wordt bijzonder zorgvuldig omgegaan en ik heb de Kamer van de overwegingen op de hoogte gebracht.

Op de motie-Snijder-Hazelhoff/Kruijsen op stuk nr. 10 zal minister Veerman ingaan. Ook op de motie-Koopmans/Snijder-Hazelhoff op stuk nr. 11 met als doel vijfhonderd kilometer in duizend kilometer te veranderen zal minister Veerman reageren. Hij heeft gigantische bedragen voor wandelen op zijn begroting staan, dus het kan voor hem geen probleem zijn om die motie uit te voeren.

Dan de motie van mevrouw Van Gent over de BDU. Het is een misverstand dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat nooit aan zet is als fiets- en/of wandelpaden aan de orde zijn. Als die paden een verbindende functie hebben, is dat wel degelijk het geval. Als het wandel- of fietspad bijvoorbeeld een attractie of een strand ontsluit, valt dat onder het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Ik ontraad de Kamer om deze motie aan te nemen. De BDU is niet bedoeld voor zuiver recreatieve paden, bijvoorbeeld een rondje in het bos. Daarvoor is het budget van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bestemd. Dit soort verbindende en ontsluitende wegen kan echter wel van de BDU worden betaald. Ik ben bereid om de provincies daarop te attenderen in het geval dat daarover waar dan ook in Nederland een misverstand bestaat.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het gaat niet om het misverstand, maar om die verbinding. In de motie heb ik in de laatste overweging voor het verzoek inderdaad vermeld dat het ingeval van ontsluiting wel mogelijk is om de BDU te gebruiken. Ik vind het belangrijk dat aan provincies duidelijk wordt gecommuniceerd dat de BDU wel degelijk kan worden ingezet voor wandelrecreatie, indien die verbinding tot stand wordt gebracht. Als wij het daarover eens zijn, beschouw ik de motie als door de minister overgenomen.

Minister Peijs:

Dat is goed als u het mij eens bent dat het rondje in het bos er niet bij hoort omdat dat op de begroting van LNV staat, dus als wij afspreken dat wij de motie zo lezen dat verbindingen, ook als het ontsluitingen van een pretpark of van het strand zijn, er absoluut bij horen en dat het rondje in het bos en door de weilanden echt bij LNV hoort.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil niet flauw doen, want volgens mij komen wij samen een heel eind op dit pad. Het kan echter ook zo zijn dat je die verbinding door het bos moet maken. Als dat dan onderdeel uitmaakt van een route, lijkt het mij vrij logisch om dat ook uit die BDU-gelden te financieren. Dat is precies wat u wilt en dat is wat ik wil.

Minister Peijs:

Die wandelpaden zitten in die duizend kilometer van de heer Veerman. Ik denk dus dat wij helemaal niet van mening verschillen. Die wandelpaden worden gewoon door de overheid bekostigd; alleen staan zij toevallig bij een ander potje. Ik denk dat wij gemeenten niet tekort moeten doen. De BDU was nooit hiervoor bedoeld en daar is dus ook geen geld voor wandelen in gegaan, want de BDU is een verzamelplaats van allerlei potjes. Als ik het huiselijk mag zeggen: daar zat geen wandelen in het bos bij. Als wij dat nu wel gaan doen, staan morgen de gemeenten bij mij op de stoep met de vraag: kunnen ook die potjes dan even in de BDU? Die potjes staan echter gewoon op de begroting van LNV. Dat bospad wordt dus wel degelijk geregeld, maar niet uit de BDU, want dan doen wij de gemeenten tekort.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nee, dat doet u niet. Het punt is namelijk dat de andere zaken die u op het punt van de verbindingen zojuist noemde, wel uit deze middelen betaald kunnen worden. Dan is het natuurlijk onlogisch als dat niet geldt voor wandelrecreatie, waarvoor ook die verbindingen gelegd moeten worden. Laat ik het zo zeggen: daarvoor kunnen dit potje en het potje van Veerman nodig zijn. Als wij er geen potje van willen maken, hebben wij beide nodig. Daarom moet deze motie op die manier worden uitgevoerd. Daar kunnen wij het toch over eens worden? Dat is immers ook wat u wilt.

Minister Peijs:

Ik raak het spoor bijster met mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat ligt niet aan mij.

Minister Peijs:

Ik denk dat ik het heel duidelijk heb aangegeven. Ik blijf er dus maar bij dat ik aanneming van de motie in deze vorm moet ontraden. Ik weet ook niet waarom u per se het onderste uit de kan wilt hebben, terwijl er duizend kilometer... Nou, laat ik voorzichtigheidshalve zeggen dat er vijfhonderd kilometer uit het potje komt. Dat bospad zal dan dus daaruit komen. Ik ben wel heel graag bereid om de provincies erop te attenderen dat verbindingen wel degelijk bij de BDU horen, maar dat geldt dus niet voor de andere paden. Als wij het daarover eens zijn, zijn wij het eens. Als dat niet zo is, moet ik aanneming van de motie ontraden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Deze toezegging over de motie neem ik in ieder geval graag aan. Ik zal mij nog even beraden op de vraag of ik de motie kan intrekken. Ik twijfel nog een beetje, maar wij moeten het spoor ook niet bijster raken. Aan mij ligt dat niet; ik kom daar dus nog even op terug.

Minister Peijs:

Ik denk dat mijn toezegging heel helder is en er heel veel aan heeft bijgedragen om dit verteerbaar te maken voor mevrouw Van Gent. Ik hoop dus dat wij zullen terugkeren van onze dwalingen.

De tweede motie van mevrouw Van Gent gaat over de duizenden kilometers wandelpad, de waterschappen enzovoort. In 1991 is er een rapport geweest, Recreatie en Waterschappen. Ik heb het gevoel dat de onvrede van de Kamer op dit punt uit die nota komt, maar tussen 1991 en nu is er ongelooflijk veel gebeurd. Ik moet aanneming van de motie dus ontraden, want ik deel de overwegingen die mevrouw Van Gent namens haar fractie op papier heeft gezet, niet. De situatie is immers veel positiever dan hier wordt beschreven. Waterstaatsobjecten zijn in beginsel vrij toegankelijk. Heel veel waterschappen bevorderen het recreatieve medegebruik zelfs heel actief. Inventarisatie vraagt een aanzienlijke inspanning die niet opweegt tegen een mogelijke winst, omdat ik vervolgens – stel je voor dat eruit zou komen dat zij dat op bepaalde punten niet zouden willen – geen plan van aanpak kan maken omdat ik de waterschappen wat dat betreft niet bestraffend kan toespreken. Bovendien zijn de paden langs watergangen, in onderhoud bij het waterschap, vaak niet in het bezit van het waterschap. Het waterschap mag die paden betreden met het oog op het onderhoud. Het waterschap mag echter niet eigenstandig beslissen dat toegang moet worden verleend aan recreanten.

Ik heb al gezegd zeer binnenkort een brief aan de waterschappen te sturen met een oproep om het recreatieve medegebruik waar mogelijk te stimuleren. Ik heb dat in het nationale mobiliteitsberaad al mondeling gedaan. De waterschappen zijn in zijn algemeenheid ook goedwillend en meewerkend. Ik ben graag bereid de brief te sturen.

Ik kan geen actie verbinden aan een evaluatie bij de waterschappen. Dan houden wij elkaar bezig met symboolpolitiek. Wij zetten dan veel ambtenaren aan het werk voor niets. Waterschappen zijn er vooral voor om onze voeten droog te houden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil ook graag mijn ogen droog houden. Ik begrijp goed van de minister dat zij zich enthousiast inzet bij de waterschappen voor het medegebruik. Zij zal ook een duidelijke brief aan de waterschappen sturen. Zij houdt een en ander ook in de gaten. Een brief is immers gauw gestuurd. Vervolgens is van belang wat uit zo'n brief voortkomt. De minister schetst dezelfde problemen als ik in mijn motie. Wij moeten proberen om die op te lossen. Gaat de minister ervan uit de bestaande situatie te willen verbeteren?

Minister Peijs:

Ja.

De derde motie van mevrouw Van Gent gaat over de spoorovergangen. Ik verzoek haar om deze motie aan te houden.

In de motie is sprake van de term "exclusief suïcide". Ik zou die graag geschrapt zien. Wij doen bij overwegen en toegang tot het spoor veel om suïcide te voorkomen. Onderzoek maakt duidelijk dat suïcide vaak voortkomt uit een impuls. Die impuls willen wij dwarsbomen. De achtergrond van het voorkomen van toegang tot het spoor is dus af en toe het voorkomen van suïcide. Ik kan mij er iets bij voorstellen als de Kamer dit liever vertrouwelijk behandeld ziet.

Ik kan de Kamer toezeggen dat de uitwerking van de motie-Hofstra eind november in het geactualiseerde Programma verbetering veiligheid overwegen wordt opgenomen. Ik heb op 3 november een brief aan de Kamer gestuurd waarin hiervoor uitstel is gevraagd om een aantal redenen. In die brief kom ik precies op de punten van de motie terug. Ik verzoek mevrouw Van Gent om de motie aan te houden tot de Kamer de uitwerking heeft ontvangen. Vervolgens moeten wij bekijken wat er nog moet gebeuren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De minister zegt toe eind november met een uitwerking te komen. Ik kan de motie twee maanden aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Gent stel ik voor, haar motie (29892, nr. 9) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Peijs:

De motie van mevrouw Kruijsen betreft de inventarisatie van openstelling van wandelpaden. Ik heb zo-even al uitgelegd dat ik Rijkswaterstaat daarop kan aanspreken. Ik zal verder de provincies en de andere overheden die in de motie worden genoemd, aanschrijven om te vragen naar een overzicht en naar de plannen voor het komende jaar. Dan kunnen wij daar in de begroting 2007 op terugkomen. Die motie kan ik dus overnemen, met de restrictie dat ik de waterschappen wel kan toespreken maar niets kan opleggen.

Minister Veerman:

Voorzitter. Ik kan kort zijn. De eerste motie van mevrouw Snijder-Hazelhoff op stuk nr. 10 kan ik als ondersteuning van het beleid kwalificeren. Ik ben graag bereid om gemeenten en provincies een brief te schrijven met het verzoek meer aandacht te geven aan wandelen. Ik neem aan dat mevrouw Snijder daarmee tevreden is gesteld.

Dan kom ik bij de motie van de heer Koopmans op stuk nr. 11. De begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is tien keer zo groot als die van mij en dan nog heeft de minister de vrijmoedigheid om te zeggen dat ik daar geld voor heb. Laat zij nou nog gelijk hebben ook. Wij hebben er met de Kamer over gesproken op initiatief van de heer Duyvendak. Die motie kunnen wij dus uitvoeren. Er zijn alleen twee condities: de provincies moeten meedoen en het moet gaan om wandelpaden over boerenland. Maar dan is het ook echt op!

De heer Koopmans (CDA):

Bedankt voor de toezegging. Ik trek bij dezen de motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Koopmans/Snijder-Hazelhoff (29892, nr. 11) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Veerman:

Daarmee heb ik maar weer eens aangetoond dat wij zeer ontvankelijk zijn voor wat er in de Kamer leeft. Wij doen als departementen ons uiterste best om de mensen aan het wandelen te krijgen. Mevrouw Peijs en ik hopen ook dat wij in de toekomst in staat zullen zijn van de door ons gesubsidieerde paden gebruik te maken.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De minister heeft net zo'n geweldige toezegging gedaan dat ik de motie op stuk nr. 10 ook kan intrekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Snijder-Hazelhoff/Kruijsen (29892, nr. 10) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Ik maak nog een enkele opmerking, vooral ook om een aantal moties te beschouwen vanuit het perspectief dat ik oorspronkelijk had bij het indienen van mijn initiatiefnota Wandeloffensief. Ik moet zeggen dat iedereen wel lijkt te wandelen. Het belang van het wandelen wordt dwars door de politieke partijen heen onderkend en dat is verheugend. Daardoor hebben wij voor het eerst hier in Den Haag debatten over het wandelbeleid kunnen voeren. De zaak is in beweging gebracht. Het gaat mij er vooral om het platteland beter toegankelijk maken en verder vraag ik de aandacht voor de barrières die opgeworpen worden op bestaande wandelpaden door infrastructuur. Op beide punten is beweging gekomen. Ik was wel blij met de motie die mevrouw Kruijsen indiende met het verzoek om de vinger nu wel aan de pols te gaan houden en over een jaar te kijken hoever wij zijn gekomen. Ik hoop dat dit op een duidelijke manier in de begroting van minister Peijs terechtkomt. Dan kunnen wij bekijken of er aanvullende acties nodig zijn.

Ik heb nog een enkele opmerking over de motie van mevrouw Van Gent over de BDU-gelden. Een paar weken geleden sprak ik een professor die in Tilburg college geeft over staatsrecht. Hij zei mij: de discussie over de BDU-gelden die naar de gemeenten en de kaderwetgebieden gaan voor verkeer en vervoer in relatie tot het wandelbeleid, geef ik mijn studenten steeds als voorbeeld van Haagse verkokering die je op een gegeven moment niet meer kunt uitleggen. Wanneer is iets een wandelpad? Wanneer is iets lopen? Waar begint de recreatie van LNV? Waar is de scheiding tussen de departementen helder te trekken? In het interruptiedebatje van daarnet zagen wij daarvan iets terug. Minister Peijs maakte een kleine beweging door te zeggen: als het een verbinding is, kan het uit de BDU worden betaald. Wij zouden nu natuurlijk weer een eindeloos debat kunnen houden over: een verbinding, maar waartussen dan wel? Een ommetje kan ook een verbinding zijn waarbij je een stuk over boerenland gaat, et cetera. Gaat het alleen om een verbinding van een plaats naar een andere plaats? Of ook van een plaats naar het strand, een boerderij of een molen die je wilt bezichtigen? Je kunt het niet afbakenen met "als het maar een begin en een einde heeft". Dit blijft een moeizame, erg Haagse discussie. De minister biedt echter openingen, dus wij kunnen bezien hoe dit het komende jaar in de praktijk uitpakt. Wij moeten wel beseffen, zoals minister Veerman op de hem bekende wijze al zei: er zit veel meer geld in die BDU-pot ...

De voorzitter:

U mag nu reageren op de Kamer; het is niet de bedoeling dat u een beetje in debat gaat met de bewindslieden. Mevrouw Van Gent heeft dat namens uw fractie op een manier gedaan waarover ik niet het recht heb om mij uit te laten als voorzitter. Maar ze deed het wel goed.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Er zit in ieder geval heel wat meer geld in de BDU-pot dan in de pot voor wandelpaden bij LNV. Het is daarom van groot belang dat ook uit die BDU-pot geld beschikbaar komt.

Als het boerenland beter toegankelijk wordt, dan zou dat ook moeten gelden voor het boerenland of het gewone land langs de dijken van de waterschappen. Ik heb het gevoel dat dit nog wat traag verloopt. In het licht van wat er in het veld gebeurt, ben ik niet zo optimistisch. Heel veel waterschappen zijn er huiverig voor en zien dit niet als hun natuurlijke taak. Er is veel druk nodig om ze op dat terrein in beweging te krijgen. Ik ben benieuwd hoe wij hierop over een jaar terugkijken en hoeveel er dan inmiddels is gebeurd.

Tot slot de heer Koopmans. Wij kennen hem allemaal als een bijtertje en een zuigertje. Dat maakt hij in dit debat weer waar. Deze keer sta ik helemaal aan zijn kant. Het is hartstikke mooi dat het gelukt is om 1000 km potentieel te realiseren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende moties volgende week dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven