Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Lith.

De heer Van Lith (CDA):

Voorzitter. Namens de CDA-fractie vraag ik u om het verslag van het algemeen overleg "partners voor water" op de plenaire agenda te zetten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en dat verslag toe te voegen aan de agenda van de volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Duyvendak.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Verleden week heb ik op deze plek en omstreeks dezelfde tijd minister Peijs om een brief gevraagd naar aanleiding van de verwikkelingen bij de HSL-Zuid. Ik doel er met name op dat het ernaar uitziet dat er op 1 april 2007, als de spoorlijn gereed is, daar geen trein over zal rijden. Wij hebben vanmorgen van de minister een feitenrelaas ontvangen over de gebeurtenissen in de afgelopen twee jaar. Daarin probeert zij uiteen te zetten op welke manier zij de Kamer heeft geïnformeerd. Zij geeft ook aan wat zij wel en niet gedaan heeft om het probleem te voorkomen. Laat ik er duidelijk over zijn: ik vind die brief volstrekt onvoldoende. Mijn fractie is er namelijk niet van overtuigd dat de minister alles heeft gedaan om de Kamer adequaat te informeren en om deze gênante vertoning te voorkomen.

Ik zou hierover graag nog deze week een spoeddebat met de minister willen voeren. Dit verzoek had ik overigens met steun van mevrouw Dijksma van de Partij van de Arbeid willen doen. Ik heb echter inmiddels begrepen dat er grote problemen zijn met ruimte op de plenaire agenda. Ik neig nu naar de volgende handelwijze. Het algemeen overleg over de Maasvlakte van aanstaande donderdag kan later worden gehouden en daarvoor in de plaats hebben wij donderdagochtend ruim de tijd, ongeveer drie uur, om het hele verhaal van de HSL-Zuid met de minister in een algemeen overleg door te nemen.

Ik kondig nu al nadrukkelijk aan dat ik donderdagmiddag of -avond ruimte op de plenaire agenda wil hebben om dat debat voort te zetten. Er is dan ook een kans dat er gestemd wordt. Dat kunnen wij donderdag bij de regeling van werkzaamheden overigens nog bezien.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij het voorstel van de heer Duyvendak.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Verleden week heb ik er bij de regeling van werkzaamheden op gewezen dat er deze week een algemeen overleg gepland is over de hogesnelheidslijn. Wat mij betreft, kunnen wij daarbij aanhaken. Ik wil op voorhand niet uitsluiten dat wij het met de minister eens worden over een aantal conclusies. Ik wil mij niet verzetten tegen het reserveren van tijd op de plenaire agenda, maar het lijkt mij wel wat voorbarig.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Ook dit deel van het verzoek van de heer Duyvendak kan mijn fractie volledig ondersteunen. Daarbij neemt zij in acht dat er donderdagmiddag slechts een uurtje gereserveerd is. Dat is veel te weinig, zeker gezien de ijdele hoop om de minister in beweging te krijgen en om overeenstemming tussen alle fracties te krijgen. Wij hebben dan in ieder geval meer tijd nodig.

De heer Hermans (LPF):

Voorzitter. Ik ben niet tegen het voorstel, maar dat impliceert dat het AO over de tweede Maasvlakte donderdag geen doorgang zal vinden. Dat heeft niet mijn voorkeur. Ik vraag de heer Duyvendak dan ook om volgende week het plenaire debat te voeren.

De voorzitter:

Volgende week heeft de minister een buitenlandse verplichting.

De heer Hofstra (VVD):

Dat is de commissie voor Verkeer en Waterstaat bekend.

De voorzitter:

Maar niet de hele Kamer.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter. Ik neem kennis van het voorstel van collega Duyvendak, maar ik ben het met collega Hermans eens dat het een beetje snel gaat. De procedurevergadering van de commissie wordt nu door één persoon gehouden, resulterend in het voorstel dat "Rotterdam" niet wordt besproken. Ik hecht eraan dat de commissie in een eigen procedurevergadering vaststelt of dit programmatechnisch zo wel kan.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik dank de collega's die steun gaven aan het voorstel. Tot degenen met enige kritische kanttekeningen zeg ik dat ik er zeer aan hecht dat wij uitgebreid met de minister kunnen debatteren. Donderdagochtend is naar mijn idee de enige mogelijkheid. Als ik moet kiezen tussen een AO over de Maasvlakte en dit onderwerp, dan gaat dit nu voor. Ik weet dat de minister de volgende week weg is en wij kunnen op een later tijdstip over de Maasvlakte debatteren. Mijn excuses dat wij hier een halve procedurevergadering voor de commissie voor Verkeer en Waterstaat hebben. Dat heeft te maken met mijn bereidheid nu niet onmiddellijk voor een spoeddebat te pleiten, terwijl wij toch de zaak goed moeten afkaarten.

De voorzitter:

Ik stel vast dat wij niet een procedurevergadering van de commissie voor Verkeer en Waterstaat zullen houden. De leden en de voorzitter van de commissie hebben meegeluisterd en weten wat hier naar voren is gebracht. Wij laten dit dus aan de commissie over. Ik kan mij voorstellen dat de commissie nog beziet of het ene uur dat nu voor dit onderwerp is gepland voldoende is, maar nu doe ik zelf waarvan ik heb gezegd dat ik dat niet moest doen. Mijn excuses daarvoor. Ik stel voor kennis te nemen van de vooraankondiging van de heer Duyvendak dat donderdag een VAO met wellicht stemmingen zal volgen. Als het algemeen overleg klaar is, zal dit al dan niet worden bevestigd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Na vijfentwintig jaar is afgelopen week het volledige onderzoeksrapport-Bos in de affaire-Khan naar de Kamer gestuurd. De bijlage was vertrouwelijk en de rest is grotendeels openbaar gemaakt. Wie de moeite neemt het vertrouwelijke deel van het rapport te lezen, en dat heb ik gedaan, vraagt zich echt af hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren. Sterker nog, weten wij zeker dat dit niet nogmaals zal gebeuren? Daarover heeft mijn fractie twijfels.

Ik was al van plan naar aanleiding van het rapport een debat in de Kamer aan te vragen. Daar is nog de uitzending gisteren van Zembla bij gekomen, waarin Henk Sleebos, die zich de beste vriend van Khan noemt, in een interview heeft toegegeven willens en wetens te hebben meegewerkt aan de totstandkoming van de Pakistaanse kernbom. Dat zijn allemaal redenen om een debat te voeren met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister van Justitie en de staatssecretaris van Economische Zaken.

Nu de Zembla-uitzending heeft plaatsgevonden, kan ik mij voorstellen dat er voorafgaande aan het debat een brief naar de Kamer komt waarin een aantal vragen moet worden beantwoord. De eerste vraag is hoe het zover heeft kunnen komen dat de heer Sleebos vijfentwintig jaar lang zaken naar Pakistan kon exporteren en dat dit niet kon worden gestopt. De tweede vraag betreft de rol van de CIA in deze zaak. In de Zembla-uitzending zijn daarover ook uitspraken gedaan. De minister van Justitie heeft eerder in antwoord op schriftelijke vragen aangegeven dat er geen inmenging van de CIA in deze zaak is geweest. De derde vraag luidt hoe het staat met wetgeving hierover. Dit is zeer belangrijk. Waarom staat de heer Sleebos bijvoorbeeld alleen voor een economisch delict voor de rechter en niet voor het meewerken aan de proliferatie?

Ik doe dit verzoek ook namens de heer Koenders van de PvdA-fractie.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik sluit mij aan bij dit verzoek, zodat drie fracties vragen om een snel debat. Ik vul de vragen van mevrouw Karimi aan. Ik ben heel benieuwd of er onderzoek is geweest naar andere Nederlandse bedrijven die zouden hebben geleverd aan Pakistan. Waarom zijn die niet vervolgd? Er is een lijst van Nederlandse bedrijven, waarvan in de uitzending specifiek Philips wordt genoemd, maar er zijn nog meer bedrijven. Daarop wil ik ook een antwoord.

In de vaste commissie voor Justitie hebben wij besloten, de minister een korte periode de tijd te geven, om aan te geven wat de stand van zaken is bij het onderzoek naar het dossier, dat plotseling verdwenen blijkt te zijn. Ik heb daar overigens vragen over gesteld, die de minister heeft beantwoord. Wij hebben dat verzoek de vorige week gedaan. Ik schat in dat het kan samenvallen. Mijn verzoek is of minister Donner voor het plenaire debat kan aangeven wat de stand van zaken is in het onderzoek naar het verdwijnen van het strafdossier.

De heer Ormel (CDA):

Deze zaak, waarover wij regelmatig vragen stellen en antwoorden krijgen van de regering, speelde vijfentwintig jaar geleden. Nu is er kennelijk een nieuw feit, een televisie-uitzending over deze zaak van vijfentwintig jaar geleden. Ik steun mevrouw Karimi als zij daarover een brief vraagt. Ik vind het echter veel te vroeg om nu al over een debat erover te praten. Ik stel daarom voor, dit door te geleiden naar de procedurevergadering van hetzij de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, hetzij de vaste commissie voor Justitie.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank mevrouw Van Velzen voor de steun. Volgens mij is het goed om dat verzoek toe te voegen aan de vragen die ik heb opgesomd.

Inderdaad speelde deze zaak dertig jaar geleden, maar daartoe is het niet beperkt gebleven. De atoomspionage was al een groot schandaal, maar daarna is het werk van de vrienden van de heer Khan gewoon doorgegaan. Er is een internationaal netwerk. Wij weten dat dit heeft geleverd aan Iran, aan Libië en aan Noord-Korea. Dat gaat gewoon door. Juist waar wij zo vaak over de gevaren van proliferatie praten, moeten wij ook onze rol stevig onder de loep nemen. Ik vind dat het een enorme urgentie heeft. Ik handhaaf dus mijn verzoek.

De heer Herben (LPF):

Ik steun het verzoek van mevrouw Karimi om een uitgebreide brief. Ik vind dat zeer belangrijk. Aan de hand van die brief zouden wij in een procedurevergadering moeten bepalen hoe verder te handelen. Ik heb zelf op dit moment een lichte voorkeur voor een algemeen overleg, omdat je dan de dubbele spreektijd hebt. Ik wil dat echter laten afhangen van de inhoud van de brief en de procedurevergadering.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter. Wij hebben geen enkel bezwaar tegen een brief. Verder wil ik de lijn van de CDA-fractie volgen. Een debat lijkt ons nu voorbarig.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de staatssecretaris van Economische Zaken, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Justitie.

Ik stel voorts voor om een definitieve beslissing te nemen als de gevraagde brief er is, waarbij duidelijk is dat mevrouw Karimi een sterke voorkeur heeft voor een plenair debat over de brief.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik wil wel een termijn verbinden aan die brief. Die zou dan voor volgende week dinsdag naar de Kamer moeten komen.

Ik voeg er nog een vraag aan toe. De rapporten die vertrouwelijk naar de Kamer zijn gestuurd, zijn blijkbaar wel in het bezit van journalisten. De vraag is nu gerechtvaardigd waarom de bijlagen nog steeds vertrouwelijk moeten zijn. Ik doe een beroep op de bewindslieden om nu ook die stukken openbaar te maken.

De voorzitter:

Dit laatste verzoek staat nu ook in het gedeelte van het stenogram dat wordt doorgestuurd naar de drie genoemde bewindslieden.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter. Het is niemand in deze Kamer en buiten deze Kamer ontgaan dat het er in Frankrijk hard aan toegaat. De zogenaamde getto's in de buitenwijken van de grote steden in Frankrijk staan in brand, letterlijk en figuurlijk. Dat gaat al een paar dagen zo door en de verwachtingen zijn dat dit nog wel een poosje zal doorgaan. Je kunt eigenlijk zeggen dat het mengsel van uitzichtloosheid, werkloosheid en gebrek aan perspectief erg explosief is gebleken, wederom letterlijk en figuurlijk. Het zou, dunkt mij, nogal hooghartig, arrogant en onverantwoord zijn, indien wij denken dat a priori Nederland niet aan de beurt komt, als het om dit soort conflicten gaat. Wij hebben in ons land immers ook te maken met achterstandswijken, met integratieproblemen en met oneerlijke verdeling van kansen.

Om die reden krijg ik graag een analyse van het kabinet. Het hoeft niet te interveniëren in de binnenlandse aangelegenheden van Frankrijk, maar het lijkt mij wel verstandig dat de Nederlandse regering enerzijds een analyse loslaat op wat zij denkt dat er aan de hand is in deze delen van Frankrijk, waar de onrust zo hevig is en zo lang aanhoudt. Anderzijds leg ik daarbij de vraag voor of, in het licht van wat zich ontrolt in Parijs en omstreken en in andere grote steden in Frankrijk, de Nederlandse regering denkt dat zij voldoende heeft gedaan om te voorkomen dat zoiets in Nederland kan gebeuren. Een kleine kanttekening daarbij is dat uit onderzoek blijkt dat maar liefst 90% van de Nederlanders – negen van de tien Nederlanders – van mening is dat iets soortgelijks in Nederland heel wel denkbaar is.

De voorzitter:

Ik zie dat ook andere leden hier iets over willen zeggen. Als eerste is daarbij het woord aan de heer Wilders, die over dit onderwerp gisteren schriftelijke vragen heeft gesteld.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Ja, voorzitter, vandaar dat ik hier sta. Ik ben het zeer met de heer Marijnissen eens dat het een urgent onderwerp is en dat het gaat om iets wat inderdaad morgen ook in Nederland zou kunnen gebeuren. Ik sluit mij niet alleen bij zijn verzoek aan, maar tevens stel ik voor dat tegelijkertijd in die analyse mijn vragen worden beantwoord. Wat mij betreft, moet het ook een analyse zijn die wij op korte termijn ontvangen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik kan mij niet voorstellen dat er bezwaren zouden kunnen zijn tegen het verzoek van de heer Marijnissen. Deze bezwaren formuleer ik dan ook niet. Wel ben ik veel meer geïnteresseerd in oplossingen dan in een analyse; dit temeer omdat wij die analyses wel kennen. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de commissie-Blok, die een uitgebreide analyse heeft gemaakt van de combinatie van achterstand, perspectiefloosheid, discriminatie en gettovorming. Die analyse zouden wij ook kunnen gebruiken. Ik ben benieuwd of de heer Marijnissen ook geïnteresseerd is in de oplossingen van de regering.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ik zeg dank voor de steun aan mijn verzoek.

Wat betreft de opmerking van mevrouw Halsema over de commissie-Blok merk ik het volgende op. Wij hebben ruim een jaar geleden in de Kamer gesproken over de conclusies van de commissie-Blok, die twee jaar lang onderzoek heeft gedaan. Ik denk dat de aanvulling van mevrouw Halsema heel terecht is. In mijn ogen sprong er één ding uit bij de commissie-Blok, namelijk dat het afgelopen moet zijn met de vrijblijvendheid. Dat is het centrale begrip geweest. Er zou een aantal dingen moeten veranderen; daarbij geldt dat gelijkwaardigheid van mensen een voorwaarde is. Als ik zeg dat ik geïnteresseerd ben in de analyse van het kabinet met betrekking tot de situatie in Frankrijk en vraag hoe het kabinet de Nederlandse situatie te dien aanzien inschat, impliceert dit dat het kabinet moet ingaan op hetgeen de commissie-Blok onder andere naar voren heeft gebracht en wat anderen daarover naar voren hebben gebracht.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Ik hoor de heer Marijnissen niet reageren op mijn verzoek om daar ook een heldere termijn aan te verbinden. Ik was zelf van plan om over een paar weken erop terug te komen, als wij hier de begrotingen van zowel Justitie als van Vreemdelingenzaken en Integratie plenair behandelen. Het betekent dat wij ruim voor die tijd – tenzij de heer Marijnissen er een apart debat over wil voeren – deze analyse moeten ontvangen. Wij zouden dan binnen twee weken dienen te ontvangen: de analyse waar de heer Marijnissen om vraagt, de oplossingen waar de fractie van GroenLinks naar vraagt en de antwoorden op mijn vragen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Excuus aan de heer Wilders dat ik vergeten ben op zijn vraag te antwoorden. Ik ga er vanzelfsprekend van uit dat dit geen weken hoeft te duren. Dingen duren hier altijd al veel te lang. Ik ga ervan uit dat dit binnen een week kan en dat wij dan een fatsoenlijk verhaal hebben van het kabinet om te kunnen beoordelen of wij daar snel een debat over willen voeren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De bijdrage van de heer Wilders roept bij mij een vraag op. Hij opperde dat de heer Marijnissen wellicht een apart debat erover zou willen voeren, maar zelf koppelt hij het als een automatisme aan het begrotingsdebat inzake Justitie en integratiebeleid. Dat zou ik bezwaarlijk vinden, omdat je dan vooruitloopt op de analyse en de conclusies van het kabinet betreffende de omstandigheden in Frankrijk, want er is in Frankrijk natuurlijk meer aan de hand. Ik neem dan ook aan – zo heb ik de heer Marijnissen begrepen – dat de vraag breder is en niet uitsluitend gekoppeld is aan integratie.

De voorzitter:

Ik zie de heer Wilders nee schudden. Misschien kan hij dit even toelichten.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Voorzitter. Ik heb niet gezegd dat het per se bij die begroting moet. Het thema is belangrijk en urgent genoeg om er een apart debat aan te wijden. Wij zullen het bekijken als wij binnen een week de stukken hebben.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen door middel van het doorgeleiden van het stenogram van dit gedeelte van de vergadering naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president. De minister-president kan dan bezien met welke collega's hij aan de slag gaat.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Omdat een groot aantal leden vanzelfsprekend aanwezig wilde zijn op Schiphol-Oost voor de herdenking naar aanleiding van de ramp die daar heeft plaatsgehad, is besloten om vandaag geen stemmingen te houden.

De vergadering wordt van 14.42 uur tot 15.15 uur geschorst.

Naar boven