Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van volgende week:

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring en uitvoering van de op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 1992, 47), het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120), het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 2001, 21) en de op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (29874);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 19 oktober 1996 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Trb. 1997, 299) (29981);

  • - het wetsvoorstel Uitvoering van het op 19 oktober 1996 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen alsmede van de verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (PbEU L 338), en wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Uitvoeringswet EG-executieverordening (Uitvoeringswet internationale kinderbescherming) (29980);

  • - het wetsvoorstel Uitvoering van Richtlijn nr. 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten (30138);

  • - het wetsvoorstel Implementatie van het kaderbesluit nr. 2003/80/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PbEG L 29) (30037);

  • - het wetsvoorstel Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de wet tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. Invoeringswet titel 7.17 en titel 7.18 Burgerlijk Wetboek (30137);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende aanpassing van het inkomens- en vermogensbegrip aan het fiscale inkomens- en vermogensbegrip (29685);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Flora- en faunawet in verband met de verruiming van de mogelijkheden tot beheer en schadebestrijding van beschermde inheemse diersoorten (29448);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek omtrent de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling en van artikel IV van de wet van 17 november 1994, Stb. 837 (30049);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 23 november 2001 te Boedapest totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken (Trb. 2002, 18) (30036, R1784).

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Gerkens.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik verzoek u, het verslag van het algemeen overleg over Novio en de HTM op de agenda te plaatsen. Dat hoeft vandaag niet meer; het mag ook volgende week.

De voorzitter:

Ik zal ervoor zorgen dat het op de agenda staat die u zaterdag a.s. thuis ontvangt.

Het woord is aan de heer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Mijn fractie verzoekt om beantwoording van de Kamervragen over homoseksuele asielzoekers vóór 14 september a.s., de datum waarop wij over dit onderwerp een algemeen overleg met minister Verdonk voeren. De vragen over de dreigende executies in Iran op 27 of 28 augustus jl. zijn op 19 augustus jl. gesteld. Op 28 juli jl. zijn vragen over de homoseksuele asielzoeker AKD gesteld. Ik wil dat de beantwoording uiterlijk op de dag voor het algemeen overleg de Kamer bereikt.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Onze collega van de VVD, de heer Visser, heeft ons verrast met een voorstel dat hij onder andere in het dagblad Trouw heeft gedaan. Ik begrijp dat hij voorstelt dat asielzoekers die in beroep gaan tegen de eerste afwijzing van hun asielaanvraag, toch moeten worden opgevangen door de overheid. Het COA zou voor hen noodopvang dienen te verzorgen. Dit is een belangrijke uitspraak. Het is echt een doorbraak, omdat er tot dusver noch bij het kabinet de bereidheid noch in de Kamer een meerderheid bestond om ervoor te zorgen dat voor deze mensen opvang wordt geregeld. Mijn fractie wil dat al heel lang. Dat geldt ook voor andere oppositiefracties in deze Kamer. Ik verzoek met spoed een debat met minister Verdonk over deze materie te agenderen, opdat wij heel snel met haar afspraken kunnen maken over deze zaak en de mogelijkheid krijgen om een motie in te dienen over dit onderwerp.

De heer Visser (VVD):

Voorzitter. Ik hoop mevrouw Vos nog vaker te kunnen verrassen, soms in aangename maar misschien ook in onaangename zin. Ik weet dat je binnen de Kamer hetzelfde moet zeggen als erbuiten. Ik was mij ervan bewust dat wij volgende week een algemeen overleg zullen voeren over het asielbeleid. Ik was voornemens om hetgeen ik voor de radio en tegen een journalist van een krant heb gezegd, in dat verzameloverleg naar voren te brengen. Ik meen dat wij daarvoor genoeg tijd zullen hebben. Indien dat nodig mocht zijn, zal ik mij niet verzetten tegen een plenair debat. Wij zouden ook eerst het antwoord van de minister kunnen afwachten. Ik laat het oordeel graag aan anderen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik verzet mij niet tegen de bedoeling van mevrouw Vos. Welk agendastuk zou echter aan de orde zijn? Dat kan toch geen artikel in Trouw zijn?

De heer Van Fessem (CDA):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Van der Vlies. Op 14 mei hebben wij een overleg gepland. Ik meen dat er zoveel vragen zijn, dat het niet meer of minder zin heeft daaraan een spoeddebat te wijden dan deze aan te orde te stellen op de veertiende. Voor mij is een spoeddebat dus niet nodig. Het kan ook de veertiende.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. Ik heb pas tien minuten geleden in alle beknoptheid via een persbericht kennis kunnen nemen van dit belangrijke voorstel. Ik ben met mevrouw Vos van mening dat het van groot belang is en wil er zeer graag over spreken. Het lijkt mij aangewezen om er een apart debat over te voeren. Daarvoor zijn wel twee dingen nodig. In de eerste plaats zou ik graag het volledige plan van de heer Visser zien. Aan de hand van het persbericht rijzen bij mij de nodige vragen. Ik neem aan dat het plan verder is uitgewerkt. In de tweede plaats heb ik in de haast gezien, dat de minister al kans heeft gezien positief op dit voorstel te reageren. Dat betekent in ieder geval dat de relaties tussen de heer Visser en de minister sneller verlopen dan die tussen bijvoorbeeld mijzelf en deze minister. Het duurt meestal even voordat ik ergens een reactie op krijg.

Het zou mij zeer dienstig voorkomen wanneer de minister voor aanstaande dinsdag schriftelijk naar de Kamer reageert op het voorstel van de heer Visser dat zij inmiddels in de publiciteit heeft omarmd. Indien het een spoeddebat zal worden, neem ik aan dat dit niet voor woensdag zal plaatsvinden. Ik heb er ook geen bezwaar tegen om hierover eerst in een algemeen overleg te spreken, al zal er zeker een plenair debat op moeten volgen. Het bezwaar van een debat dat op een algemeen overleg volgt, is dat dat meestal debatten zijn met een spreektijd van enkele seconden. Dit is een belangrijke materie. Ik ben daarom van mening dat mevrouw Vos het recht heeft om een spoeddebat te blijven vragen over dit onderwerp, zodat wij de tijd hebben om onze gedachten erover te vormen.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos. Er zijn twee suggesties gedaan. De eerste is om te vragen om een brief van de minister en eventueel dinsdag aan de hand daarvan alsnog een spoeddebat aan te vragen. De tweede is om het voorstel te bespreken tijdens het algemeen overleg.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kan mij voorstellen dat een brief op zich zinvol is. Ik ben van mening dat een duidelijke kwestie voorligt, die al heel lang in deze Kamer onderwerp is van debat en in het land tot enorm veel beroering heeft geleid. Het onderwerp voor het debat lijkt mij dus glashelder. Een brief hierover van de minister lijkt mij een uitstekende gedachte. Ik hecht eraan om de discussie tijdens een spoeddebat plenair in de Kamer af te ronden, juist omdat het een kwestie is die heel veel mensen beroert. Het leeft overal in het land. Ik hecht er daarom aan om het apart in deze Kamer te behandelen, zodat wij wanneer dat nodig is bovendien direct een motie kunnen indienen om deze zaak te regelen.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik heb nog een vraag aan mevrouw Vos. Ik ben graag bereid deze materie als een afzonderlijk punt te handelen. Het reikt nogal ver en betreft ook de ac-procedure. De Kamer heeft van de minister een brief ontvangen over een motie die is aangenomen en die vraagt om de verlengde opvang van mensen die bezig zijn om hun vertrek te regelen maar dat niet binnen 28 dagen voor elkaar kunnen hebben. Dit gaat natuurlijk voor een deel ook over mensen die door de tijd gedrongen in de problemen komen. Het zou denkbaar zijn – ik wil dit even aan mevrouw Vos voorleggen – te kijken of wij daar niet die hele problematiek bij zouden moeten agenderen en derhalve ook die motie nog eens op de agenda zouden moeten zetten.

De heer Visser (VVD):

Zoals anderen al hebben aangegeven, is het een discussie die wij al langere tijd voeren met elkaar en die verschillende keren aan de orde is geweest. Een en ander wordt nu al inhoudelijk vanuit verschillende kanten belicht. Ik heb er geen bezwaar tegen als wij het bij het algemeen overleg doen, het resultaat daarvan afwachten en het debat eventueel plenair voortzetten indien dat nodig mocht zijn. Ik vind het ook prima om het in één keer plenair te doen, maar dan is er wel het formele punt waarop de heer Van der Vlies terecht wijst, dat er geen stuk voorligt behalve een interview met één van de leden. Dat is een rare vorm van debatteren; dat geef ik zelf ook toe.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Misschien mag ik collega Visser vragen of hij een verdere uitwerking van het plan heeft dan het persbericht dat ons is geworden?

De heer Visser (VVD):

Daar leek mij dat algemeen overleg nu juist zo geschikt voor. Zo heb ik ook nog nooit eerdere, uitgewerkte plannen van mevrouw Vos of van de heer De Vries gezien. Ik erken een probleem en daar wilde ik in het algemeen overleg op ingaan of in een plenair debat, dat maakt mij niet uit, maar dat is wat anders dan een rapportje van 50 bladzijden.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Er ligt een duidelijk punt voor, een punt waar deze Kamer veel over heeft gediscussieerd. Tot dusverre heeft dit niet geleid tot zorg en treurnis van mijn fractie, tot aanpassing van het beleid. Wat ik wil met dit debat, is een debat over dat ene punt. Het betreft mensen die in de eerste procedure zitten – dat is althans het voorstel van de heer Visser – die hun procedure verliezen en die vervolgens in hoger beroep gaan. In die procedure geeft dat toch recht op opvang en tot nu toe is dat niet zo en belanden deze mensen in principe op straat, tenzij de gemeenten hen onder de hoede nemen. Ik wil over dit punt discussiëren en ik ben heel blij dat daar nu een Kamermeerderheid voor lijkt te zijn. Het lijkt mij dat wij niet allerlei brieven daarover nodig hebben. Het punt is helder, maar ik vind het prima als er een brief komt van het kabinet. Ik kan mij voorstellen dat het punt van collega De Vries, waar het gaat om een motie die al is aangenomen en die niet goed wordt uitgevoerd, erbij wordt betrokken, maar ik zou het daartoe dan willen beperken. Ik hecht er dan aan om dit in een plenair debat met elkaar af te ronden.

De heer Van Fessem (CDA):

Graag wil ik wat zeggen over wat de heer De Vries er nu met die motie bij probeert te halen. Ik vind dat dit niet zo veel te maken heeft met het onderwerp dat hier speelt. Dat is mijn oordeel.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Als dat een probleem is, trek ik mijn voorstel terug. Die motie komt wel op een andere manier terug in deze zaal.

De voorzitter:

Ik stel voor dat er een brief aan de minister wordt gevraagd met betrekking tot het standpunt waar de heer Visser over heeft gesproken, zodat deze brief onderdeel kan zijn van de beraadslaging. Ik denk dat wij geen debat kunnen voeren op basis van uitlatingen van een Kamerlid; daar dient een stuk aan ten grondslag te liggen. Ik stel verder voor dat deze brief er vóór maandag dient te zijn.

Ten tweede stel ik voor dat, op basis van die brief, bij de regeling van werkzaamheden op dinsdag a.s. definitief wordt besloten of wij al of niet het spoeddebat zullen houden. Immers, het lijkt mij zinnig om op basis van dat stuk definitief daarover te besluiten en een dergelijk besluit niet te nemen als wij nog niet weten wat er in de brief staat. In principe zou dan eventueel het spoeddebat dinsdagmiddag gehouden kunnen worden.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. Het staat de leden tegenwoordig vrij om eventuele voorstellen van hun kant aan de Kamer voor te leggen door middel van een gedrukt stuk. Ik zou de heer Visser willen uitnodigen om het stuk dat kennelijk geen 50 bladzijden telt – dat lijkt mij ook wat lang – aldus officieel aan de Kamer aan te bieden, zodat wij een helder stuk hebben op basis waarvan wij kunnen discussiëren.

De voorzitter:

De heer Visser heeft de uitnodiging gehoord. Wij hebben nu besloten dat er een brief komt van de minister; deze moet er vóór maandag zijn. In de regeling van werkzaamheden wordt besloten hoe wij verder procederen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik kan mij hierin vinden. Wat mij betreft een spoeddebat, maar laten wij daar dinsdag definitief knopen over doorhakken.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Weekers.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Vorige week hebben wij algemeen overleg gevoerd met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën over het onderwerp WW en ontslagrecht. Ik verzoek u, het verslag van dat algemeen overleg op de plenaire agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik zal het een plaats geven op de plenaire agenda van volgende week.

Mevrouw Kant had zich ook aangemeld voor de regeling, maar zij is op dit moment niet aanwezig.

Sluiting 15.31 uur

Naar boven