Noot 1 (zie blz. 555)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de bewindslieden van Economische Zaken, op vragen gesteld in de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Economische Zaken

1. Maakt de ANWB misbruik van haar machtspositie?

Over de kwestie ANWB-Route Mobiel zijn ook Kamervragen gesteld door de leden Crone en Hofstra over de communicatie van de ANWB over Route Mobiel. De staatssecretaris en de minister van V&W zullen deze zo spoedig mogelijk schriftelijk beantwoorden. Hieruit zal blijken dat de ANWB misleidende informatie gaf over Route Mobiel. Dit is inmiddels door de ANWB recht gezet.

Ik heb verder onderzoek gedaan naar de mogelijkheden over te stappen van ANWB naar Route Mobiel. Daaruit is niet gebleken dat de ANWB de uiterste overstapdatum geheim zou houden. De klantenservice van de ANWB is behulpzaam gebleken, maar wel alert op het verliezen van klanten, hetgeen mij een niet ongewoon lijkt voor een bedrijf dat haar klanten wil behouden.

Overigens is de datum van 15 november (6 weken voor einde van het jaar) een opzegtermijn die bijvoorbeeld ook geldt voor allerlei andere soorten abonnementen of verzekeringen die een jaar geldig zijn.

Geenszins is mij gebleken dat de ANWB haar klanten die over willen stappen negatief benadert. Mijn departement heeft nog geen klachten ontvangen van oud-klanten van de ANWB die agressief benaderd zouden zijn door de ANWB.

Ook bij de NMa zijn geen klachten gemeld van misbruik van machtspositie in de zin van de Mededingingswet.

2. Waar het MKB de banenmotor is gaat in krappe tijden groot geld naar verlaging van de winstbelasting. Dit is toch vooral een douceurtje voor de grote bedrijven?

Het kabinet kiest voor een verlaging van het Vpb-tarief in 2005, omdat dit een positief effect heeft op de economie als geheel en leidt tot bevordering van het ondernemingsklimaat.

In het Belastingplan 2005 wordt geconcludeerd dat het Vpb-pakket inclusief de financiering macro gezien leidt tot een lastenverlichting voor het MKB.

Bij de Algemene Politieke Beschouwingen heeft het kabinet naar aanleiding van de motie Verhagen c.s. besloten tot een alternatieve financieringswijze van de Vpb-verlaging.

Partieel valt het aangepaste pakket positiever uit voor MKB-bedrijven met veel auto's, omdat de grijze kentekens worden ontzien. Naar verwachting zal dit met name tot gunstiger effecten in de bouw- en transportsector leiden. Op dit moment berekent Financiën de effecten van het nieuwe financieringspakket voor MKB en grootbedrijf.

3. In 2005 10 000 kennisvouchers?

Er wordt nu door middel van een pilot ervaring opgedaan met de eerste 100 kennisvouchers. De eerste signalen zijn positief, maar het is nu nog te vroeg om hieruit conclusies te trekken.

Volgend jaar komt er een nieuwe reeks vouchers. Het aantal wordt definitief vastgesteld op basis van inzichten die voortkomen uit de pilot.

4. In hoeverre sluit gedeeltelijke verkoop van regionale netwerken aan op motie-Crone?

De motie Crone uit april 2001 over privatisering van regionale energiebedrijven is door het toenmalige kabinet omgezet in beleidsregels, die door de Kamer zijn goedgekeurd.

Kern daarvan was, dat het lid Crone bescherming zocht voor de publieke belangen die met het netwerk gepaard gaan en daarom een goede afscheiding zocht van het netwerkbedrijf.

De beleidsregels openden de mogelijkheid van minderheidsprivatiseringen van regionale energiebedrijven. Deze beleidsregels zijn onder het kabinet-Balkenende I ingetrokken, in afwachting van een meer definitieve regeling.

Het huidige voorstel van het kabinet stelt dat als een regionaal energiebedrijf zich opsplitst, het leveringsbedrijf – dat immers concurreert met andere bedrijven – geheel geprivatiseerd kan worden en dat van het netbedrijf vooralsnog een minderheidsaandeel geprivatiseerd mag worden.

Het splitsingsvoorstel sluit daarmee naar mijn mening goed aan bij de motie Crone, die immers ook gericht was op (quote motie) «zelfstandige en onafhankelijke positionering van het netwerkbedrijf zodat belangenverstrengeling wordt uitgesloten».

5. Wat doet het kabinet eraan om ook voor gemeenten en provincies die niet in de prijzen vallen, het toch aantrekkelijk te maken zich in te zetten voor een sterkere en regionale economie?

Het motto van het kabinet in de Nota Ruimte is centraal wat moet, decentraal wat kan. Dat betekent dat het Rijk zich zo min mogelijk wil uitlaten over wat lagere overheden moeten gaan doen. De rol voor het Rijk is te zorgen voor een goede basiskwaliteit voor iedere regio. Dat gebeurt op tal van terreinen, bijvoorbeeld door:

– een goed fiscaal klimaat en lagere administratieve lasten;

– een concurrerend generiek innovatieklimaat;

– meer ruimte voor gemeenten – ook kleinere gemeenten – om zelf keuzes te maken over woon- en werklocaties.

Wat mij betreft hebben kleinere gemeenten nu meer ruimte dan ooit om zelf initiatieven te nemen voor een sterke lokale en regionale economie.

De opmerking van de VNG over cofinanciering kan niet goed geplaatst worden. Van aanscherping van co-financieringseisen voor innovatieprojecten is bijvoorbeeld geen sprake. Daarnaast vind ik een eigen betrokkenheid van de regio – dus ook van kleinere gemeenten – bij innovatieve projecten nodig voor een goede projectenselectie.

6. Hoe is het gesteld met de handhaving van de winkeltijden door gemeenten?

Ik heb kennis genomen van berichten dat de handhaving van de winkeltijden in diverse gemeente een punt van discussie is.

Handhaving van de Winkeltijdenwet in gemeenten is primair de verantwoordelijkheid van de lokale overheid

Maar ik hoor soms ook dat de huidige ontwikkelingen en de veranderde 'winkelcultuur' het in met name de grotere steden steeds moeilijker maken om de Winkeltijdenwet effectief te handhaven.

Ik stel u daarom voor de werking van de Winkeltijdenwet in 2005 aan een degelijke evaluatie te onderwerpen, dat mag ook wel na bijna 10 jaar. De evaluatie die wij in 1998 hebben uitgevoerd was tamelijk beperkt en kort na inwerkingtreding van de Wet. We zullen in de evaluatie nadrukkelijk handhavingsaspecten meenemen

7. Kan het kabinet meer aandacht geven voor fiscale aftrekbaarheid van de aantoonbare beveiligingskosten die bedrijven moeten maken?

De kosten van beveiliging die bedrijven moeten maken zijn in beginsel steeds in mindering te brengen op de fiscale winst. Indien bedrijfsmiddelen worden aangeschaft kan onder bepaalde voorwaarden ook nog de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek worden benut. De afgelopen jaren heeft de Kamer het Kabinet meerdere malen gevraagd om een extra algemene fiscale stimulering ter voorkoming van criminaliteit. In maart van dit jaar heeft het kabinet aan de Kamer laten weten dat het kabinet geen extra algemene fiscale stimulering wil invoeren ter voorkoming van criminaliteit. Het kabinet acht de huidige (fiscale) mogelijkheden voor criminaliteitspreventie voldoende.

8. De verlengde TROS-regeling loopt nog tot eind maart. Hoe zien de bewindslieden de situatie na die datum en kan het kabinet de concrete toezegging doen dat de TROS-regeling wordt verlengd als er nog geen overeenstemming is bereikt op Europees niveau?

Het totstandkomen van een level playing field is van cruciaal belang voor de concurrentiepositie van de scheepsbouwsector in ons land. Het is de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie om hierop toe te zien.

Het beleid van de Nederlandse overheid is altijd gericht geweest op afschaffing van scheepsbouwsteun, zowel Europees als mondiaal, met als doel te komen tot een level playing field. Nederland heeft zich dan ook sterk verzet tegen de invoering van de tijdelijke defensieve maatregel door de Commissie.

De Nederlandse scheepsbouw is een gezonde sector die efficiënt schepen bouwt met een hoge toegevoegde waarde en loopt daarmee voorop in Europa.

Hangende de looptijd van de door de Commissie bij de WTO ingezette klachtenprocedure tegen Zuid-Korea is de tijdelijke maatregel verlengd tot 31 maart 2005.

Ook als de WTO niet tijdig met een oordeel komt, zal Nederland zich na het aflopen van de verlengde TROS-regeling op 31 maart 2005, in Europees kader blijven verzetten tegen een eventuele nieuwe verlenging van de tijdelijke defensieve maatregel die de EU thans kent.

9. Kunt u een garantie afgeven om 5 jaar geen aanpassing te doen na wetswijziging? Kan het Meldpunt Voorgenomen Regelgeving daar op toezien?

Een garantie dat een wet 5 jaar lang niet wordt aangepast, kan ik niet geven. Het moet mogelijk zijn om wetten aan te passen, bijvoorbeeld als er fouten worden geconstateerd of als politieke besluitvorming daartoe noopt.

Ik wil wel terughoudendheid betrachten met het aanpassen van wet- en regelgeving, zeker als deze pas beperkte tijd van kracht is. Ik wil het Meldpunt Voorgenomen Regelgeving de komende tijd extra laten toetsen op de vraag hoe snel de wijziging plaatsvindt. Deze toetsing wordt dan betrokken bij het politieke besluitvormingsproces binnen het kabinet.

10. Waarom wordt er jaarlijks door de Kamers van Koophandel geen kosteloos bewijs van inschrijving verstrekt?

Op dit moment wordt een uittreksel uit het handelsregister onder de kostprijs verstrekt en vormt (gedeeltelijk) een dekking voor de kosten van het handelsregister. Het verschil wordt gedekt door de heffing, die aan alle ingeschrevenen in het handelsregister wordt opgelegd. Het ongevraagd toesturen van een kosteloos uittreksel uit het handelsregister werkt kostenverhogend omdat er ook onnodig uittreksels (extra kosten) worden verstrekt. Deze extra kosten dienen gedekt te worden door (een evenredige verhoging) van de heffing, die alle ingeschreven ondernemers dienen te betalen. Het voorstel gaat dan ook in tegen het uitgangspunt van het profijtbeginsel waarin zoveel mogelijk kosten worden doorberekend aan gebruikers.

11. Verzoek om haalbaarheidsstudie naar doorstart Fokker?

Over een mogelijke haalbaarheidsstudie voor de doorstart van Fokker heb ik tijdens de begrotingsbehandeling van vorig jaar al vragen beantwoord van de Kamer. Ik heb mij toen op het standpunt gesteld dat een dergelijke studie alleen zinvol is, indien er in de private sector partijen zijn die daarvoor belangstelling hebben. In de tussentijd is de situatie echter niet veranderd.

In de private sector is er geen draagvlak om een dergelijke haalbaarheidsstudie te legitimeren. In het verleden zijn er vanuit oud medewerkers van Fokker wensen uitgesproken voor een dergelijke haalbaarheidsstudie. Tot op heden heeft geen enkel van de partijen actief in de luchtvaart daarvoor interesse getoond.

12. Waarom kunnen beide kenniscentra aanbesteding niet worden samengevoegd?

In het visiedocument is aangegeven dat het kabinet samenhang wil aanbrengen tussen verschillende initiatieven tot ondersteuning van aanbestedingproces. Dit streven in samenhang zal resulteren in één kenniscentrum voor inkoop en aanbesteden dat interdepartementaal wordt gepositioneerd en gefaseerd tot stand zal komen.

In de eerste fase zullen beide departementen ieder een deel van het kenniscentrum opzetten waarbij er een Kenniscentrum Bouw door VROM wordt opgezet en idem voor leveringen en diensten door EZ. In deze eerste fase komt de samenwerking tot uitdrukking in gezamenlijke aansturing, huisvesting en bedrijfsvoering.

Achtergrond van deze gescheiden aanpak is gelegen in het feit dat in het kabinetsstandpunt bouwnijverheidenquête is besloten tot het oprichten van een Kenniscentrum aanbesteden bouw. Het kabinet heeft zich gerealiseerd dat vooralsnog een scherpe focus op het publieke opdrachtgeverschap in de bouw noodzakelijk is, gegeven de problematiek en de structuurkenmerken van de sector. VROM is beleidsmatig verantwoordelijk voor het opdrachtgeverschap in de bouw. Hieruit vloeit de beleidsmatige verantwoordelijkheid voor het Kenniscentrum aanbesteden bouw voort. Inmiddels is gebleken dat in alle sectoren van overheidsopdrachten behoefte bestaat aan kennis over aanbesteden. EZ neemt daarom complementair de verantwoordelijkheid op zich voor de overige sectoren. De besluitvorming met betrekking tot de integratie van beide kenniscentra vindt uiterlijk in 2007 plaats, mede op basis van de dan voorziene evaluatie van het kenniscentrum aanbesteden bouw.

13. U stelt voor om forfaitare salaristarieven in plaats van exact berekende uurtarieven per medewerker voor de WBSO toe te staan?

EZ juicht vereenvoudiging ten zeerste toe en heeft onander andere hiertoe dan ook begin van dit jaar een werkgroep in het leven geroepen die de uitvoering van de WBSO nog eens kritisch onder de loep neemt en ook voorstellen zal doen die administratieve lastenverlichting met zich meebrengt. Een van de voorstellen heeft betrekking op de berekening van het Speur & Ontwikkelingsloon. Voor de berekening van het S&O-loon zijn een aantal gegevens nodig, namelijk het uurtarief en het aantal uren. Ik ga ervan uit dat de werkgroep met voorstellen komt die vereenvoudiging teweegbrengen.

Invoering van een forfaitair salaris vind ik niet wenselijk. De reden hiervoor is de bepaling van een forfait. Het uurtarief van S&O-medewerkers is namelijk zeer verschillend. Dit komt doordat S&O-medewerkers geen eenduidige groep zijn. Er zijn zowel medewerkers met een academische achtergrond als bijvoorbeeld met een middelbare opleiding.

14. Voor bepaalde zones is vrijstelling van dubbele overdrachtsbelasting geregeld, maar niet als de in de praktijk veel gebruikte rechtsvorm een CV is. Kan dit snel worden aangepast aan de behoeften vanuit de praktijk?

De vrijstelling van overdrachtsbelasting voor lichamen die in het kader van stadsvernieuwingsprojecten woningen verwerven dient het algemeen belang van de herstructurering van binnensteden.

Ik heb steeds aangedrongen op een restrictief vrijstellingenbeleid in situaties waarin gelijke concurrentieverhoudingen moeten bestaan tussen commerciële en niet-commerciële partijen.

Een Commanditaire Vennootschap zal in veel gevallen commerciële belangen vertegenwoordigen zodat een belastingvrijstelling voor deze groep een ongewenste inbreuk zou kunnen maken op de concurrentieverhoudingen.

Indien echter zo'n vennootschap een algemeen belang als stadsvernieuwing zou nastreven zou kunnen worden onderzocht welke knelpunten er zijn en welke oplossingen daarvoor kunnen worden aangewend. In onze gedachten zou zo'n vrijstelling dan echter gericht moeten zijn op een bepaalde functie van een lichaam en niet op een bepaalde rechtsvorm.

15. WAO-premies zouden conform regeerakkoord kostendekkend moeten zijn. Wat is het kabinet van plan te doen met het overschot?

Het is op dit moment geen kabinetsbeleid dat WAO-premies op kostendekkend niveau worden vastgesteld. Dit is dan ook niet opgenomen in het regeerakkoord. Wel is in het elfde rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte (2001) opgenomen dat het op lange termijn wenselijk is de WAO-premie te verlagen naar het structurele lastendekkende niveau.

In 2005 is vrijwel sprake van kostendekkendheid: het bedrag dat in 2005 aan premies binnenkomt is 68 mln euro hoger dan het bedrag dat aan uitkeringen wordt uitgegeven. De WAO-premie wordt verlaagd van 7,67% (in 2004) naar 7,25% (in 2005).

16. Bespaart U a.u.b. niet nog meer op het EIM?

Ik ben niet voornemens meer te besparen dan ik bij de begroting 2004 heb aangekondigd.

Recent is het evaluatierapport verschenen m.b.t. Onderzoeksprogramma MKB en Ondernemerschap.

De evaluatie is aangevuld met een advies van een begeleidingscommissie. Beide stellen een heel andere opzet van het programma en financiering voor, waarbij een fors deel via vraagsturing tot stand moet worden gebracht. Dit loopt geheel in de pas met de adviezen van de Commissie Wijffels over dynamisering en meer vraagsturing van de hele kennisinfrastructuur.

EZ neemt zelf al wel een voorschot op het nieuwe systeem van vraagsturing met het onderzoek met betrekking tot Ondernemerschap. Financiering hiervan vindt additioneel plaats vanuit het onderzoeksbudget van EZ en zal dus geen onderdeel meer uitmaken van het Programmaonderzoek en de bijbehorende subsidie.

In de brief die ik U vorige week stuurde naar aanleiding van de evaluatie treft u nog een verdere toelichting aan.

17. Bent U bereid zich in te spannen voor werkgelegenheid van jongeren?

De hoge jeugdwerkloosheid is een zorgelijke ontwikkeling. De Task force Jeugdwerkloosheid onder leiding van Hans de Boer doet in dat licht waardevol werk.

De Task force moet binnen deze kabinetsperiode 40 000 jeugdbanen creëren (variërend van een leerbaan of (werk)stage tot een reguliere baan). Het Innovatieplatform heeft aanbevelingen gedaan om leerlingen in het vmbo sneller en meer mogelijkheden te geven praktijkgericht beroepsonderwijs te volgen. Een belangrijke lijn hierbij is het streven naar een grotere vervlechting van het MKB met de onderwijsinstellingen bijvoorbeeld via afspraken over leerwerkplaatsen.

Ook het gebrek aan stageplaatsen is een punt van zorg. Dit blijkt vooral een probleem te zijn in tijden van laagconjunctuur. Als uitvoering van een van de lijnen van het Actieplan Bèta Techniek zal ik in overleg met minister Van der Hoeven experimenten gaan opzetten om het aanbod van stageplaatsen minder afhankelijk te maken van de conjunctuur.

Ook is van belang dat in vmbo en mbo onderwijs aandacht wordt besteed aan ondernemerschap. In lijn met het Actieprogramma Ondernemerschap en Onderwijs wil ik daarom stageplaatsen gaan aanbieden aan docenten.

Diverse maatregelen die in de groeibrief genoemd staan zijn gericht op structurele groei van de economie. Enkele speerpunten die in de groeibrief staan zijn specifiek voor jongeren. Een ervan betreft het realiseren van een versterkte aansluiting tussen theorie en praktijk in het vmbo. Ook een flexibeler ontslagrecht is gunstig voor jongeren. Bedrijven zullen eerder bereid zijn nieuw personeel aan te trekken. Aanpassing van het lifo-beginsel zal eveneens gunstig zijn voor de positie van jongeren op de arbeidsmarkt.

18. Waarom studeert het kabinet niet op nieuwe mogelijkheden voor kernenergie?

Ik vind het van belang dat onze kennispositie inzake kernenergie op peil blijft. Daarom wordt los van EOS het kennisinstituut NRG, dat zich toelegt op kernenergie, jaarlijks met 8 mln. gefinancierd en wordt voor een periode van drie jaar bijna 30 mln. toegekend aan de Hoge Flux Reactor (HFR) in Petten.

Van de ruwweg 90 mln. die jaarlijks naar energieonderzoek gaat (50 mln. naar EOS, 30 mln. naar ECN en NRG, 10 mln. naar HFR), gaat dus ± 18 mln. naar kernenergie. Dat is 20% van het totaal.

Dit is geen gering percentage, gegeven de betrekkelijk geringe rol die kernenergie in de Nederlandse energiemix speelt.

In Energie Onderzoek Strategie (EOS) doet kernenergie inderdaad niet mee. Basisfilosofie van EOS, waarmee Kamer al in 2001 akkoord is gegaan, is toespitsing op terreinen waarin (a) de Nederlandse kennispositie excellent is en (b) die van belang zijn voor een duurzame energiehuishouding

Kernenergie voldoet naar huidige inzichten niet aan deze criteria.

19. Eén loket naar voorbeeld van TEKES?

In de Industriebrief is aangekondigd een onderzoek te doen naar wat ik de Innovatiebank heb genoemd. Daarbij gaat het om het verstrekken van financiële middelen en om de overheid als actieve netwerkspeler die samen met ondernemers kijkt naar de mogelijkheden om concrete innovatieproblemen aan te pakken. In het kader van de toekomstige vormgeving en taken van deze organisatie wordt uiteraard naar succesvolle organisaties op het terrein van innovatie in het buitenland gekeken. TEKES is daar een voorbeeld van.

20. Innovatieve bedrijven profiteren toch nauwelijks van het Vpb-pakket?

Het kabinet kiest voor een verlaging van het Vpb-tarief in 2005, omdat dit een positief effect heeft op de economie als geheel en leidt tot bevordering van het ondernemingsklimaat. Met name het innovatieve bedrijfsleven heeft baat bij een concurrerend ondernemingsklimaat.

Door de verlaging van de Vpb neemt het rendement van succesvolle innovatieve investeringen toe en daarmee is het een stimulans voor innovatie.

In het kader van de modernisering van de Vpb wordt momenteel ook gekeken naar de fiscale behandeling van R&D.

Het flankerend beleid in de inkomstenbelasting (IB) (verhoging van de zelfstandigenaftrek) draagt bij aan een evenwichtige verdeling van de voordelen uit het Vpb-pakket, ook over IB-ondernemingen.

Op dit moment worden de sectorale effecten van het Vpb-pakket berekend.

21. Waarom dalen de prijzen van energie niet? Daar was marktwerking toch voor bedoeld?

De prijsstijgingen die we nu zien zijn geen uiting van een gebrek aan concurrentie, maar worden verklaard door andere factoren. Ter illustratie, de energierekening van een gezin valt in verschillende delen uiteen:

Allereerst de transportkosten. De tarieven daarvan worden door de DTe gereguleerd. Dit is immers het monopoliedeel van de sector. Via tariefverlagingen worden efficiëntieverbeteringen afgedwongen, en dat gaat goed.

Dan de energiebelastingen. Deze worden door kabinet en kamer elk jaar hoger vastgesteld. Dit leidt tot hogere energierekeningen van de consument. Maar met een goede reden, namelijk de gebruiker betaalt.

De derde component vormt de prijs voor de kilowatten en de kubieke meters gas. De olie- en kolenprijzen zijn het afgelopen jaar dramatisch gestegen. Wereldwijd zie je een koppeling tussen met name de olieprijs en de gasprijs; dat is geen exclusief Nederlands verschijnsel. Die twee brandstoffen vormen immers substituten voor elkaar. Aangezien vrijwel al onze elektriciteit wordt opgewekt met gas en kolen, vertaalt zich dat dus in hogere kostprijzen voor elektriciteitsopwekking.

Door de concurrentie moeten energieleveranciers zelf bepalen in hoeverre ze grondstoffenprijzen doorberekenen aan hun afnemers. Ze moeten rekening houden met wat de concurrentie doet en hun marktaandeel in de gaten houden.

Naar boven