Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor om voor het debat over het huurbeleid van hedenavond de spreektijden vast te stellen op 3 minuten per fractie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van notaoverleg met stenografisch verslag op maandag 6 december 2004 van 11.15 uur tot 17.00 uur van de vaste commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Justitie gezamenlijk over het Landelijk beleidskader jeugdzorg en de voortgangsrapportage jeugdzorg (29815).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Afgelopen maandag hebben de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie in hun vergadering blijkbaar besloten om een nieuwe lijn in te zetten ten opzichte van Iran en het beleid van Iran met betrekking tot het nucleaire programma. Daarbij is blijkbaar besloten om in ruil voor het stoppen door Iran met uraniumverrijking economische steun aan Iran te geven. Volgens mij is dat een nieuwe lijn van de Europese Unie. In de geannoteerde agenda die aan de Kamer is toegezonden voorafgaand aan de bijeenkomst van de ministers, hebben wij met geen woord kunnen lezen dat dit onderwerp op de agenda zou staan, en al helemaal niets over de inzet van de Nederlandse regering daarbij.

Mijn fractie is zeer verbaasd door deze ommezwaai in het beleid van de Europese Unie, zeker nu het mensenrechtenbeleid hier blijkbaar helemaal geen rol meer in speelt. Daarom zou ik willen vragen om de minister van Buitenlandse Zaken deze week te mogen interpelleren.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. Uit de stukken die ik gelezen heb, kan ik niet zo helder als mevrouw Karimi kennelijk kan, de conclusie trekken die zij heeft getrokken. Ik zou dan ook willen suggereren dat wij eerst aan de minister van Buitenlandse Zaken vragen om ons deze week uitvoerig bij brief te informeren over de precieze gang van zaken. Als wij die brief hebben, kunnen wij besluiten wat wij er verder mee doen.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Volgens mij is het staand beleid dat economische contacten en handelsbetrekkingen met Iran en het non-proliferatiebeleid aan elkaar gekoppeld zijn. Dat is niets nieuws. Ik vraag mij dan ook af wat er nu zo urgent zou zijn. Sterker nog: de VVD-fractie gelooft niet in die urgentie. Ik kan mij aansluiten bij het voorstel van collega Timmermans om een brief te vragen en op basis daarvan te bekijken wat wij verder moeten doen.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de heer Timmermans. Ook ik zou willen verzoeken om een brief en ook ik zie niet in waarom dit nu zo urgent zou zijn. Aan de hand van de inhoud van de brief kunnen wij besluiten wat wij verder doen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Het is duidelijk dat er nieuwe ontwikkelingen zijn en dat het urgent is om daarover met de minister te spreken. Dat kan echter op een veel betere en meer ordentelijke wijze als wij precies weten wat er is afgesproken. Wij sluiten ons dus aan bij degenen die suggereren om eerst een brief te vragen. Daarna zouden wij wel zo snel mogelijk daarover in debat moeten gaan. De brief moet dus niet nog weken op zich laten wachten.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Voorzitter. Ik zou het verzoek van mevrouw Karimi wel willen ondersteunen. Het is volgens mij urgent genoeg. In de Washington Post staat trouwens dat niet alleen Europa, maar ook de Verenigde Staten een dergelijke beleidslijn willen gaan volgen. Als een brief een en ander kan verhelderen, kan ik dat voorstel ondersteunen, maar als mevrouw Karimi persisteert, heeft zij in ieder geval mijn steun.

Mevrouw Kant (SP):

Ik kan mij hierbij aansluiten. Ik steun het verzoek, maar als mevrouw Karimi eerst een brief wil vragen, vind ik dat ook een goede optie.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Ik steun weer het voorstel van de heer Timmermans.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik dank de collega's die mijn verzoek hebben gesteund. Ik denk wel dat dit urgent is, omdat de nieuwe lijn die nu is ingezet, gewoon zal worden voortgezet in de G8, in de contacten met Rusland, in de relatie met de VS, enz. Er zullen allerlei internationale afspraken worden gemaakt, terwijl de Kamer geheel buiten spel staat. Zelfs bij de voorbereiding van de RAZEB hebben wij hier nauwelijks informatie over ontvangen.

Ik heb mijn interpellatievragen al klaar. De informatie die wij nodig hebben voor het debat, zal ons voor het debat moeten bereiken. Ik handhaaf mijn verzoek.

De voorzitter:

Ik kan niet anders concluderen dan dat uw verzoek om een interpellatie door onvoldoende leden wordt gesteund. Daarom stel ik voor om via het doorzenden van dit deel van het stenogram van de vergadering aan het kabinet, in het bijzonder aan de minister van Buitenlandse Zaken, eerst te vragen om schriftelijke informatie. Wij kunnen dit zo inrichten dat de vragen die u heeft voorbereid daarbij worden gevoegd opdat die ook beantwoord worden. Als het antwoord binnen is, kunnen wij een nadere procedure bepalen. Ik denk dat het mogelijk moet zijn om deze brief op korte termijn – zeg voor het weekeinde – te ontvangen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb niet gevraagd om een spoeddebat, maar om een interpellatie. Het is mij ontgaan dat een verzoek om een interpellatiedebat ook door minimaal 30 leden moet worden gesteund.

De voorzitter:

Dit geldt voor beide vormen van debat.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dan sluit ik mij aan bij uw voorstel. Ik vrees dat het overleg daardoor op zich zal laten wachten tot na het reces. Dit betreur ik ten zeerste.

De voorzitter:

Het spijt me, maar het is niet anders.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Buitenlandse Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Koomen.

Mevrouw Koomen (CDA):

Voorzitter. Ik vraag u om de behandeling van het wetsvoorstel Arbeid en zorg, langdurend zorgverlof die voor morgen op de plenaire agenda staat, uit te stellen tot na de behandeling van het wetsvoorstel met betrekking tot de levensloopregeling. In het wetsvoorstel Langdurend zorgverlof wordt bepaald dat de financieringsregeling zal verlopen via de levensloopregeling. Aangezien die laatste regeling nog niet is behandeld, ben ik van mening dat het zinvol zou zijn om de behandeling van het langdurend zorgverlof uit te stellen. Ik word hierin gesteund door mijn collega's van de VVD en D66.

De voorzitter:

Daar gaan wij weer. De commissie heeft mij gevraagd om de stemmingen over het wetsvoorstel inzake arbeid en zorg pas te laten plaatsvinden als de wetsvoorstellen met betrekking tot de levensloopregeling zijn behandeld, maar niet om het debat uit te stellen. Ik vind het onverantwoord om een dag van tevoren een wetsvoorstel dat de volgende dag in een aantal uren zal worden behandeld, van de agenda af te voeren. Daarmee zouden wij morgen een deel van de dag niets doen, terwijl wij vandaag tot een uur of drie hebben gewerkt en daarna pas een lunchpauze hebben gehouden. Op deze manier kunnen wij niet werken. Mijn voorstel is om het verzoek niet in te willigen, hoewel het – ik kan tellen – van een meerderheid komt. Kunt u met mijn voorstel akkoord gaan? Anders gaan wij later in de middag daarover stemmen. Ik krijg er namelijk genoeg van.

Mevrouw Koomen (CDA):

Ik ben het er niet mee eens. Vorige week stond het wetsvoorstel op de agenda, maar toen is het daarvan afgevoerd. Het was even afwachten wanneer het weer geagendeerd zou worden. Pas afgelopen weekend werd bekend dat het voor deze week op de agenda stond. Gisteren is er in de procedurevergadering waaraan u refereert iets misgegaan. Op onverklaarbare wijze heeft mijn collega niet de juiste informatie tot zich genomen, hoewel ik die wel had gegeven. Zowel ik als mijn collega's van de fracties van de VVD en D66 menen serieus dat het beter is om dit wetsvoorstel pas te behandelen op het moment dat wij weten hoe wij de financiering van de levensloopregeling kunnen garanderen onder dit wettelijk recht. Er loopt daarbij een aantal zaken door elkaar heen.

De heer Bakker (D66):

Mevrouw Koomen spreekt ook namens mij, dus ik zou mijn mond kunnen houden, maar ik wil er iets aan toevoegen. Ik heb alle begrip voor het probleem van u, mijnheer de voorzitter. Ik kan mij voorstellen dat wij beginnen met de behandeling van het wetsvoorstel, maar dit wetsvoorstel is een onlosmakelijk onderdeel van onderwerpen als VUT, prepensioen en levensloop. De conclusie ten aanzien van dit wetsvoorstel kan pas worden getrokken op het moment dat ook die onderwerpen aan de orde zijn. Ik herhaal dat ik begrip heb voor uw tijdsprobleem, en daarom zouden wij ook met de behandeling kunnen beginnen. De afronding van die behandeling – en nu heb ik het niet alleen over de stemming – en het trekken van conclusies, bijvoorbeeld ook ten aanzien van mogelijke amendering, moeten echt samenhangen met het VUT- en levensloopplan, los van welke politieke meerderheden of minderheden dan ook.

Mevrouw Stuurman (PvdA):

Gisteren was ik bij de procedurevergadering die u memoreert en ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat degenen die er zaten zich ervan bewust waren waarvoor zij kozen. Het kan dan toch niet zo zijn dat wij een dag later een andere discussie krijgen? Er is een aanvraag ingediend in exact dezelfde bewoordin gen. Op deze manier gaan wij niet met elkaar om en ik vind dat wij moeten vasthouden aan het voorstel van de voorzitter.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ik steun het voorstel van de voorzitter. Hij wil altijd dat wij proberen de plenaire agenda te ontlasten en zaken zoveel mogelijk in commissies te behandelen. Wij hebben dit onderwerp gisteren in de commissie behandeld en daar is iets uitgekomen. Als dit nu weer wordt herzien, doen wij allerlei dingen dubbel en dat slaat volgens mij nergens op.

Mevrouw Kant (SP):

Ik ben het eens met het voorstel om het wetsvoorstel te behandelen.

De voorzitter:

Ik blijf bij mijn voorstel.

Mevrouw Örgü (VVD):

Ik stel voor om daarover te stemmen.

De voorzitter:

Dat is goed. Dan stemmen wij over mijn voorstel om het debat morgen te houden. Ik heb geen zin om door die stemming tijd te verliezen, dus dat doen wij dan na de eerste termijn van de kant van de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken. Ik schat dat die stemming om een uur of half zeven zal plaatsvinden.

Mevrouw Stuurman (PvdA):

Kunnen wij daarover niet morgenmiddag stemmen, bij de stemmingen?

De voorzitter:

Neen, dat vind ik niet correct ten opzichte van de bewindslieden. Ik kan het mij niet voorstellen, maar als mijn voorstel het niet haalt, vindt het debat morgen niet plaats en daartoe zou dan op het allerlaatste moment worden beslist. Dat vind ik niet netjes.

Mevrouw Kant (SP):

Het is kinderachtig wat er gebeurt, maar laten wij het niet nog kinderachtiger maken. Het is duidelijk dat een meerderheid van de Kamer wil dat het debat van de agenda wordt afgevoerd. Laten wij niet elkaar naar de Kamer roepen. Laten wij de kinderachtigheid niet nog verder doorvoeren.

De voorzitter:

Het is geen kinderachtigheid. Ik wens dat door een stemming wordt vastgesteld hoe hier normale procedures worden ondermijnd.

Mevrouw Kant (SP):

De meerderheid wil het gewoon van de agenda afvoeren. Dat is toch helder?

De voorzitter:

Dat constateren wij in deze zaal alleen maar door middel van stemmingen, mevrouw Kant.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Ik acht het van belang om te onderstrepen dat het hier niet gaat om een politiek uitstel, maar om een intrinsieke samenhang tussen het wetsvoorstel dat morgen op de agenda staat en VUT en levensloop. Wij weten allemaal hoe gevoelig deze onderwerpen op dit moment in de maatschappelijke discussie liggen. Daarom zou ik zeggen laten wij stemmen over mijn voorstel om morgen met de behandeling te beginnen, daarmee komen wij ook tegemoet aan het tijdsprobleem van deze Kamer. Wat mij betreft, doen wij slechts een eerste termijn van de kant van de Kamer en een eerste termijn van de kant van het kabinet. Dan zult u tijdens het debat zien dat zowel door de regering als door de woordvoerders voortdurend verwezen zal worden naar het latere debat. Volgens mij ligt het dan voor de hand om de afronding van het debat op een later tijdstip te laten plaatsvinden, in de week van het debat over VUT en levensloop.

De voorzitter:

Ik constateer na de interventie van de heer Bakker dat er een meerderheid is voor het laten plaatsvinden van het debat in eerste termijn van de kant van de Kamer en van de kant van de regering. Mijn nadere voorstel is om dat morgen te doen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. De fractie van GroenLinks heeft uit heel betrouwbare bron vernomen dat morgen de sociaal-economische vierhoek van het kabinet bij elkaar komt om met de heer Van der Knaap te spreken over de uitkomst van zijn verkenning onder de sociale partners. Het zal u niet verbazen dat mijn fractie meer dan nieuwsgierig is naar de uitkomst van die verkenning. Ik zou dan ook via u willen verzoeken om voor de dinerpauze een brief te ontvangen van het kabinet waarin verslag wordt gedaan van de uitkomst van de verkenning van de heer Van der Knaap. Ik zou u tevens willen verzoeken om, afhankelijk van de uitkomst van de brief, ermee rekening te houden dat ik wellicht een verzoek zal doen om een extra regeling van werkzaamheden.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Hier heb ik nou echt bezwaar tegen. Gisteren hebben wij hier een mondelinge vragenronde gehad over de verkenning van de heer Van der Knaap. Wij weten allemaal dat het in dit buitengewoon precaire dossier van belang is dat kabinet en sociale partners weer met elkaar in gesprek komen, maar dat kan alleen als wij het enige ruimte geven. U kunt hier elke dag hijgerig op het spreekgestoelte staan om Van der Knaap verslag te laten doen. Ik acht het in het belang van het land om die verkenning rustig te laten plaatsvinden. Natuurlijk moet daar vervolgens verslag van worden gedaan, maar ik vind dat je dat niet per dag kunt eisen. Ik maak hier ernstig bezwaar tegen.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de woorden van de heer Bakker. Ik had het niet beter kunnen verwoorden.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik wil mij aansluiten bij de woorden van de heer Bakker.

De heer Depla (PvdA):

Wij steunen het voorstel van de GroenLinks-fractie.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Dat geldt ook voor mijn fractie. Ik vind het heel normaal dat een fractie om een brief vraagt. Als daar iets over gezegd moet worden, dan is het kabinet best in staat om de argumenten die net door de heer Bakker zijn genoemd, zelf te bedenken. Dat hoeven wij hier niet te doen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de heer Rouvoet voor zijn woorden, hij nam ze mij uit de mond. Ik ben overigens blij dat de coalitiepartijen schijnbaar de verkenning en de hervatting van het sociale overleg in het belang van het land vinden, dat hebben wij de afgelopen weken ook wel eens anders gehoord, maar dat terzijde. Mijn verzoek was om een brief naar de Kamer te sturen na afronding van de verkenning. Het bericht dat wij hebben gekregen is dat er morgenmiddag na afronding van de verkenning een overleg plaatsvindt in de vierhoek, waarin de heer Van der Knaap het kabinet informeert over zijn bevindingen. Ik vind het niet meer dan logisch en zelfs in lijn met wat de heer Bakker zelf betoogt dat de Kamer nadien wordt geïnformeerd.

De voorzitter:

Ik stel voor, de gevraagde informatie aan het kabinet te vragen door het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar vice-premier Zalm, met een afschrift ter informatie naar de staatssecretaris van Defensie en naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zijnde de opdrachtgever van de staatssecretaris van Defensie in dezen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Weekers.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Het debat over de no-claimregeling is verplaatst van vorige week naar deze week. Ik dank u ervoor dat u het deze week nog op de agenda hebt kunnen krijgen.

De voorzitter:

U hebt net gezien wat voor een strijd daarvoor nodig is.

De heer Weekers (VVD):

Ik dank u daarvoor. Tot mijn grote verrassing zag ik dat de stemmingen die voor deze week zijn voorzien, staan gepland morgen bij aanvang van de middagvergadering. Dat betekent dat wij niet meer voor het herfstreces over de no claim zouden kunnen stemmen. Het moest per se deze week op de agenda, inclusief stemmingen, om het wetsvoorstel nog tijdig te kunnen invoeren. Ik verzoek u klemmend om de stemmingen morgen zo snel mogelijk op een door u gepast geacht moment te doen plaatsvinden na afloop van de tweede termijn van de regering.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Hiervoor geldt nu echt: eigen schuld, dikke bult. Wij hadden gewoon na de middagpauze kunnen stemmen over de no-claimregeling als niet dankzij de coalitie het debat een week was uitgesteld. Ik stel voor om, zoals door de voorzitter en zijn medewerkers is voorgesteld, na de middagpauze te stemmen. Daarna hebben wij het debat over de no-claimregeling. Het is het eigen risico geweest, om maar even in de termen van het debat te blijven, van de coalitiepartijen en nu zitten zij op de blaren. Helaas.

De heer Heemskerk (PvdA):

Nu breekt mijn klomp. Het idee van no claim is dat je rekent en nadenkt over eigen verantwoordelijkheid en consequenties daarvan. Het is bovendien een zeer ingewikkeld wetsvoorstel. Er zijn amendementen ingediend waar de Kamer de consequenties niet van kon overzien en die de oppositiepartijen niet konden uitleggen. Wij hebben echt de tijd nodig om de mogelijke gevolgen te overzien. Stemmingen donderdag zitten er helaas door het uitstel op verzoek van de coalitie niet in.

Mevrouw Kant (SP):

Ik ben het daar helemaal mee eens. Het is een buitengewoon ingewikkeld wetsvoorstel. Op de consequenties van de wijzigingsvoorstellen die er liggen, moeten wij even studeren. Net als de heer Buijs moest studeren, in de achterkamertjes weliswaar, op het alternatief voor het uit de no claim halen van de huisartszorg. De oppositie moet nog een tijdje studeren op alle alternatieven die er liggen. Het gaat echt niet, morgenavond nog snel even stemmen. Dat lijkt mij onzorgvuldig. Wij willen er fatsoenlijk over kunnen praten in de fractie. Ik begreep net dat hetzelfde geldt voor de fractie van GroenLinks. Het is niet doenlijk om er morgen over te stemmen. Dat zal echt na het reces moeten. En als dat te laat is: helaas, pindakaas.

De heer Buijs (CDA):

Ik herinner mij nog dat mevrouw Kant vorige week zei dat het wat haar betreft nooit tot stemming zou komen, dus deze opmerking verbaast mij niet. Het wetsvoorstel is zo duidelijk en zo glashelder dat men zelfs op de lagere school daar kennis van kan nemen.

Mevrouw Kant (SP):

Daarom had u zeker zo veel tijd nodig.

De heer Buijs (CDA):

Mevrouw Kant en de heer Heemskerk weten bovendien heel goed dat uitstel nu een probleem oplevert voor invoering per 1 januari 2005 vanwege de procedure in de Eerste Kamer. Ik vind dit een beetje een opportunistische en gemakkelijke reden. Als u moeite hebt om het te snappen, wil ik het u graag uitleggen. En anders stemmen wij bijvoorbeeld maandag.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mijn argumenten zijn net verwoord door een aantal andere leden. Wij hadden inderdaad gewoon kunnen stemmen als het debat vorige week was gehouden. Dan hadden wij alle tijd gehad. Ik wil onderstrepen wat door anderen is gezegd. Dit wetsvoorstel is op zichzelf heel helder, maar er zijn vragen bij gekomen door het amendement van coalitie. Vorige week was het argument dat zij er nog niet uit waren. Het lijkt mij dan nu niet te veel gevraagd, ook met het oog op de planning, om ook de oppositie de gelegenheid te geven om het amendement goed te beoordelen en eruit te komen. Er zijn zo veel vragen gesteld, ook over het amendement dat is ingediend, dat wij daar de tweede termijn echt bij nodig zullen hebben.

De heer Weekers vraagt om na afloop van de tweede termijn te stemmen. Ik sluit echter helemaal niet uit dat er een derde termijn nodig zal zijn om alles helder te krijgen. Ik zou het na wat vorige week is gebeurd echt raar vinden als nu een moment wordt gefixeerd terwijl het debat nog loopt en het niet door mijn fractie naar dit moment is verschoven. Ik zou daar echt bezwaar tegen hebben.

De heer Bakker (D66):

Het is wel erg koekoek één zang bij de oppositie. Dat zijn wij de laatste weken wel gewend.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat geldt ook voor de coalitie overigens.

De heer Bakker (D66):

Nee, ik geloof niet dat dit geldt voor de coalitie. U hebt vanochtend het debat goed gevolgd. Ik vind het hypocriet dat de oppositie zegt nog tijd nodig te hebben om dit te bestuderen, terwijl zij vanochtend al heeft laten weten wat haar conclusies zijn. De oppositie heeft gezegd: "Wij Kant, wij Halsema, wij Heemskerk, wij Rouvoet, zijn tegen." Het toeval is dat ik voor ben. Ik vind het een zeer goed plan. Los van de heilloze discussie hierover, stel ik voor om vandaag te stemmen over de vraag of wij morgen stemmen, zo de voorzitter dit niet al voorstelt. Wat mij betreft, stemmen wij morgen na het debat over de huisarts.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Staat u mij toe om een feitelijke opmerking te maken. De heer Bakker zegt dat van alle fracties al vaststaat wat zij gaan stemmen. Dat is onjuist. Ik was er al bang voor dat er voor het echte debat weinig belangstelling was. Die angst bleek gegrond. Als de heer Bakker had opgelet en in de zaal was geweest toen de woordvoerders van de oppositiefracties spraken, had hij uit mijn mond en ik meen ook uit de mond van de heer Van der Vlies kunnen vernemen dat de aanvaardbaarheid van het wetsvoorstel mede afhangt van de uitkomst van de stemming over het amendement-Halsema c.s. Wat ons betreft, is het debat nog steeds gaande. Voor de heer Bakker geldt dit kennelijk niet.

De voorzitter:

Ik bied u, mijnheer Van der Vlies, mijn excuses aan voor het feit dat ik enkele leden al in een tweede ronde het woord heb gegeven tijdens deze regeling, terwijl ik u niet het woord heb gegeven in de eerste ronde.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat zij u graag vergeven, voorzitter. Als dat de grootste en zwaarste fout is in uw carrière als voorzitter, valt het erg mee.

De voorzitter:

Ik vat dit maar vriendelijk op.

De heer Van der Vlies (SGP):

Zo is het ook echt bedoeld.

Ik kom terug op de opmerking van de heer Bakker dat de oppositie koekoek één zang is. Hij vergist zich schromelijk. Wat is het criterium dat ten grondslag ligt aan de vraag of wij al dan niet gaan stemmen? Het wetsvoorstel moet fatsoenlijk kunnen zijn behandeld. Daarbij hebben de coalitie en de oppositie elkaar niet zelden te herinneren aan een constructieve houding. De oppositie kan om bepaalde redenen maar doorgaan met het vragen van nieuwe termijnen en daarvoor als argument aandragen dat anders een wetsvoorstel niet voldoende is behandeld. Dat moet een keer eindigen. Wij hebben elkaar met een zekere constructieve houding te beoordelen. Als wij morgen in de loop van de dag het wetsvoorstel fatsoenlijk hebben kunnen behandelen, doet de voorzitter een voorstel voor het moment waarop er wordt gestemd. Vlak voor een recesperiode is het niet ongebruikelijk om op de dag waarop de behandeling plaatsvindt, ook te voorzien in een stemming. Dat moeten wij in dit huis toch de baas kunnen? Wij hebben wel voor zwaardere opgaven gestaan!

De heer Bakker (D66):

Ik dank de heer Van der Vlies voor zijn interventie. Misschien is het praktisch om het wetsvoorstel over de huisarts 's ochtends af te handelen, zodat het stemmingsmoment onveranderd blijft.

De voorzitter:

Nee. Er is al zo veel gesold met dit wetsvoorstel, dat ik niet van plan ben om tegen minister De Graaf te zeggen dat hij 's middags voor het debat over Koninkrijksrelaties moet komen omdat dit 's ochtends moet gebeuren. Ik vind dat bewindslieden ook recht hebben op een enigszins ordelijke behandeling van hun agenda door de Kamer.

Mevrouw Kant (SP):

Staat u mij toe nog een inhoudelijk argument aan te voeren. Ik zeg met een glimlach dat de stemming voor mijn part zo lang mogelijk mag worden uitgesteld omdat ik hoop dat van uitstel afstel komt. De oppositie gaat serieus na of dit wetsvoorstel zorgvuldig wordt behandeld. Daar gaat het om. Zij heeft vandaag pas tijdens het betoog van de heer Buijs duidelijkheid gekregen over de plannen van de coalitie. Het is nog volstrekt onduidelijk wat de consequenties van de dekking van de coalitie zijn voor de huisartsenzorg in Nederland. Het vergt tijd om dit te bestuderen. Ook moet er worden overlegd met de sector over de manier waarop die dekking uitpakt. Die is volstrekt nieuw. Normaal gesproken doet de Kamer vrij lang over de behandeling van een wetsvoorstel. Zij probeert altijd alle consequenties ervan te overzien. In dit geval is één dag voor de stemmingen een compleet nieuwe dekking voorgesteld. Ik vind dat die zorgvuldig moet kunnen worden afgewogen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik teken zwaar protest aan tegen het verzoek van de heer Bakker om vandaag te stemmen over eventueel te houden stemmingen morgen, zeker nu hij zegt dat hij het hypocriet vindt van anderen als zij hier niet mee akkoord gaan. Zonder op hetzelfde niveau te gaan schelden zou ik op mijn beurt willen zeggen dat het onfatsoenlijk is om stemmingen aan te vragen zonder de reactie van de minister in eerste termijn te hebben gehoord. Blijkbaar heb je dan voor je oordeel over het wetsvoorstel het oordeel van de minister in eerste termijn niet eens meer nodig. Het lijkt mij dat wij vandaag niet kunnen stemmen over morgen stemmen.

De voorzitter:

Wij hebben de goede gewoonte om niet meteen na de afronding van de discussie over een ingewikkeld wetsvoorstel te stemmen, dus ik vind het een slecht idee om morgen om half zes of zo te gaan stemmen, gesteld dat het debat om vijf uur klaar zou zijn. Wij geven elkaar de ruimte om in fracties te overleggen. Als de meerderheid van de Kamer erop staat om morgen te stemmen – ik heb ook goed naar de heer Van der Vlies geluisterd – kan ik mij, ook omdat het morgen de laatste dag voor het reces is, voorstellen dat wij morgenavond laat over het wetsvoorstel stemmen, na de behandeling van de Wet arbeid en zorg in eerste termijn en het antwoord van de regering en de tweede termijn van de Kamer bij de behandeling van de begroting voor het onderdeel Koninkrijksrelaties. Als het na twaalven wordt, rijden de bussen weer ...

Kan de Kamer hiermee instemmen?

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. Ik maak wel het voorbehoud dat de tweede termijn dan afgerond zal zijn en dat de minister alle nog ontbrekende informatie nog vóór de stemming aangeleverd zal hebben.

De voorzitter:

Voordat er gestemd wordt, doet de voorzitter altijd het voorstel om de beraadslaging te sluiten. Dat gebeurt alleen als de Kamer ermee instemt, dat spreekt vanzelf.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Zal het debat over de Koninkrijksrelaties of het debat over arbeid en zorg tot nieuwe stemmingen leiden?

De voorzitter:

Nee.

De heer Bakker (D66):

Waarom is het dan nodig om de stemmingen midden in de nacht te houden?

De voorzitter:

Omdat ik fracties de ruimte wil geven om zich te beraden over het wetsvoorstel over de no-claimregeling.

De heer Bakker (D66):

Dan zou ik een ander voorstel willen doen: een uur schorsen na de discussie over de huisarts.

De voorzitter:

Ik denk er niet over. In een week waarin wij moeten woekeren met de tijd – wij zijn nu al drie kwartier met de regeling bezig – ga ik morgen de vergadering niet een uur schorsen. De stemmingen komen wel na de dinerpauze.

De heer Bakker (D66):

In alle eerlijkheid, u bent nu onwelwillend. Ik blijf dus aan de kant van de orde staan door voor te stellen, te stemmen na afloop van de discussie over huisarts.

De voorzitter:

Wij stemmen morgenavond aan het eind van de vergadering.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven