Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 84, pagina 5021-5032 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 84, pagina 5021-5032 |
Aan de orde is het debat over het achterlaten van vrouwen en kinderen in Marokko.
De beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Voorzitter. Afgelopen vrijdag en zaterdag vroeg ik mij soms af, aan wier zijde de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie staat. Aan die van de vrouwen die vaak met Nederlandse kinderen gedumpt zijn in herkomstlanden, zonder enig inkomen of recht op alimentatie, met kinderen die misschien jaren later weer terug zullen komen naar Nederland, zonder dat ze Nederland kennen of Nederlands spreken? Of stond minister Verdonk aan de kant van de mannen, die op deze manier goedkoop van hun vrouw en gezin af zijn, en vrij zijn om opnieuw en opnieuw en opnieuw een nieuwe vrouw naar Nederland te halen? Ik moet zeggen dat ik twijfelde. De minister bleek mijn vraag tijdens het AO vorige week onjuist te hebben beantwoord, een vraag die over zes vrouwen ging bij de tien zaken die vorig jaar waren aangedragen. Er zaten overigens meer ambtenaren in de zaal dan het aantal vrouwen dat wij bespraken! Het "nee" had "ja" moeten zijn. De afgewezen vrouwen hadden voor een groot deel Nederlandse kinderen. Bovendien bleek de minister ook in de excuusbrief die vrijdag volgde, de Kamer opnieuw verkeerd te informeren.
Welke criteria, welk kader aan rechten hanteert de minister nu bij de individuele belangenafweging? Waarom mag de ene vrouw met Nederlandse kinderen wel, en de andere met kinderen niet naar Nederland komen, ondanks vergelijkbare omstandigheden? Is er eigenlijk wel sprake van een belangenafweging waarbij de belangen van de vrouw en haar Nederlandse kinderen serieus betrokken worden? Tot nu toe zegt de minister eigenlijk dat deze kinderen dan maar alleen naar Nederland moeten komen, en dus in een kindertehuis terechtkomen. Of gaat de minister er net als de IND standaard van uit dat het minderjarige kind wel bij de moeder zal achterblijven? Het Nederlandse kind en zijn of haar moeder zijn wel moedwillig achtergelaten, en niet vrijwillig vertrokken. Graag een reactie.
Ik heb enige informatie gekregen van dezelfde advocaat die de zaak bij de minister heeft aangekaart. Voor mij is de afweging van de minister volstrekt onhelder. Hoe beoordeelt zij de zaak van Mina, die in de Volkskrant van zaterdag werd geïnterviewd, die voor mishandeling op de vlucht heeft moeten slaan met haar zoontje van vier en die nu illegaal in Nederland verblijft? Ik heb nog meer voorbeelden. Mijn fractie vindt het van groot belang dat er een helder en rechtvaardig oordeel is over de tien zaken die tot nu toe hebben voorgelegen. Maar er zijn meer achtergelaten vrouwen, en ook voor hen moet er een helder kader zijn, vergelijkbaar met het kader bij gezinshereniging, met duidelijke voorwaarden voor Nederlandse kinderen met buitenlandse verzorgende ouders. Gedumpte Nederlandse kinderen moeten weten waar ze aan toe zijn, welk recht ze hebben om in Nederland te wonen en verzorgd te worden door hun moeder. Dit mag niet afhankelijk zijn van toeval of pech. Graag een reactie.
In deze kwestie zijn niet één, maar verschillende fouten gemaakt, en dat is op zich ernstig genoeg. Maar er zijn eerder incidenten geweest. Er tekent zich een patroon af van een minister die voortdurend feiten door elkaar haalt, bluft, en soms onjuistheden verkondigt. Wat vindt de minister daar zelf van? Ik vind het ernstig, maar zij is minister. Wij als Kamer, maar ook de burgers, horen er vertrouwen in te hebben dat zij een zorgvuldig, rechtvaardig en consistent beleid voert. Als zij alleen al op basis van de relatief eenvoudige vragen tot nu toe de Kamer onjuist voorlicht, hoe is het dan gesteld met de individuele belangenafweging? Zorgvuldigheid en consistentie komen niet bij mij op, maar eerder nonchalance en willekeur, waarvan deze vrouwen en hun kinderen het slachtoffer dreigen te worden. Graag een reactie.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Voorzitter. Op 14 september heeft de VVD-fractie een motie ingediend, waarin zij de regering verzoekt om voor de vrouwen die aantoonbaar slachtoffer zijn en de zorg hebben voor kinderen met de Nederlandse nationaliteit, de terugkeer naar Nederland te bespoedigen en, eenmaal in Nederland, hun een zelfstandige verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te geven. Destijds ontraadde de minister aanvaarding deze motie, maar zij heeft niet gezegd dat zij de motie niet zou uitvoeren. In haar brief van 21 februari heeft de minister aangekondigd dat zij de Kamer zou informeren over haar standpunt over deze motie en de kabinetsreactie op het ACVZ-advies. De VVD-fractie is van mening dat aangenomen moties uitgevoerd moeten worden. Daarom is het van belang dat de kabinetsreactie op het ACVZ-rapport zo spoedig mogelijk naar de Kamer wordt gezonden.
De minister geeft terecht blijk van haar zorg dat het terugbrengen van vrouwen die gedumpt zijn in Marokko mogelijk misbruik van de Vreemdelingenwet in de hand zou werken. Toch vindt de VVD-fractie dat er in de motie voldoende ruimte is gegeven voor de minister om eventueel misbruik te voorkomen. Zo staat in de motie dat de vrouwen om wie het gaat, slachtoffer moeten zijn van dumping en de zorg moeten hebben voor kinderen met de Nederlandse nationaliteit. Dat betekent dat de minister gebruik kan maken van haar bevoegdheid om voor uitzonderingen, zoals deze vrouwen, een hardheidsclausule toe te passen.
De VVD-fractie is van mening dat wij de beoordeling van individuele gevallen over moeten laten aan de minister. Wij gaan over het beleid. Bovendien heeft de VVD een andere motie ingediend, waarin de regering wordt verzocht de daders van dumping op te sporen, te vervolgen en te laten berechten. Juist deze combinatie van aantoonbaar slachtofferschap en een harde aanpak van de daders verkleint de kans op misbruik.
In het overleg van verleden week gaf de minister aan dat zij een afweging moet maken tussen enerzijds een restrictief toelatingsbeleid en anderzijds het belang van de integratie van de kinderen in een later stadium in de Nederlandse samenleving. Laat de minister in haar afweging het belang van de restrictieve immigratie zwaarder wegen?
De VVD-fractie is voorstander van een beperking van de immigratie om juist de integratie van migranten een kans te geven. Naar ons oordeel is het verstandiger om kinderen, van wie het vrijwel vaststaat dat zij op latere leeftijd voor een leven in Nederland zullen kiezen, omdat zij beschikken over de Nederlandse nationaliteit, hier te laten opgroeien. Dat is een preventieve aanpak, waarbij achterstand in taal, onderwijs en andere communicatieve vaardigheden wordt geminimaliseerd. Daarnaast kunnen de moeders van deze kinderen die aantoonbaar slachtoffer worden van achterlating, deelnemen aan een verplichte inburgeringscursus. Het is contraproductief om Nederlandse kinderen pas in een later stadium te laten inburgeren, omdat de kosten van inburgering op een latere leeftijd hoger zijn dan de kosten van het natuurlijk opgroeien in Nederland.
De vrouwen om wie het gaat, bevinden zich in een schrijnende situatie. Hun mannen hebben misbruik gemaakt van hun afhankelijke positie. Slecht gedrag mag niet worden beloond. De VVD-fractie rekent erop dat de minister dit probleem wil oplossen.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik verbaas mij enigszins over uw woorden. U lijkt uzelf tegen te spreken. U zegt enerzijds dat de motie die verleden jaar bijna kamerbreed is aangenomen, uitgevoerd moet worden, maar anderzijds dat u achter een individuele belangenafweging staat. Nu blijkt echter dat er wel degelijk een duidelijk en helder kader moet zijn met criteria, die wij ook in kunnen zien en waar deze vrouwen op kunnen rekenen, opdat zij weten waar zij aan toe zijn als het gaat om hun Nederlandse kinderen. Bent u het met mij eens dat het niet bij een individuele belangenafweging moet blijven, maar dat er een helder beleidskader moet komen, met criteria, opdat deze vrouwen weten waar zij aan toe zijn? Hoe beoordeelt u verder de fouten die verleden week zijn gemaakt, zowel het foutieve antwoord dat in het AO is gegeven, als de fout in de brief van vrijdag? U heeft daar tot nu toe met geen enkel woord over gesproken.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie is voorstander van een restrictief immigratiebeleid. Een onvoorziene uitwerking van dat immigratiebeleid is dat vrouwen naar Nederland worden gehaald en vervolgens gedumpt worden. Wij vinden dat kinderen met de Nederlandse nationaliteit terug moeten komen en hier moeten opgroeien als de vrouwen aantoonbaar slachtoffer zijn van dumping. De minister heeft daarover advies gevraagd aan de ACVZ. Daarop is nog geen kabinetsreactie gekomen. Wij hebben de minister in het algemeen overleg gevraagd om heldere kaders. Die zullen er ook komen.
Dan kom ik op de tweede vraag. Ik vind en vond dat de Kamer geen vragen had moeten stellen over individuele casussen en dat de minister daarop geen antwoord had hoeven geven. Dat gaat altijd mis. De Kamer gaat over de brede lijnen. Daarnaast wijs ik erop dat de motie die is aangenomen, wordt uitgevoerd. Ik zie dan ook niet in wat het probleem is, eerlijk gezegd.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Als u niet inziet dat er een probleem is, vraag ik mij af waarom u überhaupt meedoet aan dit debat. Ik heb van u begrepen dat u het met mij eens bent dat er een helder beleidskader moet zijn. Kunt u dan verklaren waarom de ene vrouw met Nederlandse kinderen wel toegelaten wordt en de andere vrouw niet? Daar heeft de minister geen helderheid over kunnen geven, noch in het algemeen overleg, noch in de brief die afgelopen vrijdag is verstuurd. Het is voor de Kamer als medewetgever van cruciaal belang dat die helderheid er is.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Wij moeten niet treden in het oordeel van de minister over individuele casussen. De motie is duidelijk: vrouwen moeten aantoonbaar slachtoffer zijn van dumping. Dat moet de minister individueel beoordelen. Wij hebben ook om heldere kaders gevraagd. In dit verband verwees ik naar het ACVZ-advies. Wij wachten de kabinetsreactie daarop af. Dus ik zie echt het probleem niet.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik zal proberen mijn vraag te verduidelijken. Het gaat hierbij om twee zaken van vrouwen die beiden langer dan drie jaar in Nederland hebben gewoond. Beide vrouwen zijn achtergelaten en beiden hebben Nederlandse kinderen. Dat moet u niet afdoen met het antwoord dat de Kamer niet in individuele casussen mag treden. U moet het toch met mij eens zijn dat beide vrouwen, die aantoonbaar slachtoffer zijn van dumping en die kinderen met de Nederlandse nationaliteit hebben, terug moeten kunnen komen naar Nederland.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
In zijn algemeenheid ben ik het met u eens, maar ik blijf erbij dat het verstandig is om de hardheidsclausule te hanteren. Zoals gezegd, vind ik dat vrouwen die aantoonbaar slachtoffer zijn van dumping en die Nederlandse kinderen hebben, terug moeten komen. Het is echter aan de minister om te beoordelen of die vrouwen aantoonbaar slachtoffer zijn. Daarvoor heeft zij een discretionaire bevoegdheid.
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter. Ik constateer dat mevrouw Hirsi Ali dezelfde criteria hanteert als minister Verdonk. Er worden nu twee dingen door elkaar gehaald. Mevrouw Hirsi Ali zegt dat de VVD-fractie voorstander is van restrictief beleid ten aanzien van gezinshereniging. De vrouwen om wie het hierbij gaat, zijn echter geen vrouwen die voor het eerst in Nederland worden toegelaten. Dat zijn vrouwen die aan alle criteria hebben voldaan om in Nederland te kunnen verblijven. Zij hebben hier gewoond, hun kinderen zijn hier geboren en zij hebben de Nederlandse nationaliteit. Die vrouwen worden in Marokko gedumpt en hun papieren worden afgepakt. Het gaat erom dat die vrouwen de kans moeten hebben om terug te komen. Het gaat niet om restrictief beleid, het gaat erom dat vrouwen die in Nederland een leven hebben opgebouwd, de kans moeten krijgen om dat leven weer op te pakken. Ik zou heel graag van mevrouw Hirsi Ali horen wat er met deze vrouwen moet gebeuren.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Het is heel eenvoudig. De VVD-fractie heeft een motie ingediend die ertoe strekt dat de terugkeer van vrouwen die aantoonbaar slachtoffer zijn van dumping en die de zorg hebben over kinderen met de Nederlandse nationaliteit, bespoedigd wordt. De minister heeft toegezegd de motie uit te voeren. Zij heeft vervolgens een ACVZ-advies gevraagd. Wij hebben haar reactie daarop nog niet ontvangen. Wij kunnen daarover en over de kaders dus nog niet debatteren. Ons standpunt is echter duidelijk: wij zijn voorstander van een restrictief toelatingsbeleid, wij willen misbruik voorkomen en wij vinden dat de vrouwen en hun kinderen terug moeten kunnen keren. De minister is bezorgd over misbruik. De motie over het vervolgen en berechten van de betrokken mannen zal dat doen afnemen. Het standpunt van mijn fractie is glashelder.
Mevrouw Arib (PvdA):
Vorig jaar september waren uw toon en betoog geheel anders en dat vind ik jammer. U zei in dat debat: "Ik ken deze minister als de enige vrouw in het kabinet, waarschijnlijk in de hele geschiedenis van de Nederlandse kabinetten, die zich echt inzet voor vrouwen. Vandaar dat ik van haar iets meer inspanning verwacht." Een aantal vrouwen wordt keihard geweigerd op basis van verkeerde informatie. Staat u nog steeds achter uw uitspraak van vorig jaar?
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Ja, ik vind dat deze minister tot nu toe van alle kabinetten in de Nederlandse geschiedenis het beste en het meeste heeft gedaan voor allochtone vrouwen. Sterker nog, deze minister voert de motie uit, zodat de terugkeer van de vrouwen die worden achtergelaten, wordt bespoedigd. Zij is echter ook verantwoordelijk voor een restrictief toelatingsbeleid. Zij moet erop toezien dat er geen misbruik wordt gemaakt van de wet. Ik zie het probleem niet.
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter. Een man die zijn vrouw dumpt, alle papieren en identiteitsbewijzen van haar afpakt, haar en de kinderen in een ander land achterlaat en hier zijn eigen gang gaat, kan zich geen betere minister wensen dan deze. Deze mannen moeten heel blij met haar zijn, want ook zij laat deze vrouwen in de steek. Het debat van september vorig jaar was een grote mediashow. Iedereen vond het verschrikkelijk voor die arme vrouwen, maar daarmee is alles gezegd. De Kamer was unaniem: de minister moet alles op alles zetten om deze vrouwen te helpen om terug te komen, opdat zij en hun kinderen hun leven kunnen voortzetten. Maar minister Verdonk heeft niets gedaan. Zij heeft in september een aantal toezeggingen gedaan. Vorige week bleek dat daar niks van terecht is gekomen.
Ik heb in dit huis geleerd dat, wanneer een bewindspersoon met de Kamer in debat gaat, elk woord op een weegschaal wordt gelegd, dat een bewindspersoon verantwoordelijkheid draagt voor zijn of haar eigen uitspraken en zich verantwoordt wanneer van toezeggingen niets is gerealiseerd of uitspraken niet kloppen. Bij deze minister tellen deze waarden en normen niet. Het leek alsof minister Verdonk vorige week niet in een politiek debat met de Kamer zat, maar even op de koffie was bij de buurvrouw. Zij antwoordde onvoorbereid, onzorgvuldig en slordig. Zij schoof alles voor zich uit en was vooral niet betrokken. Het lijkt wel of zij zich niet realiseert dat wij het hierbij over echte vrouwen hebben, die echt worden achtergelaten, met echte kinderen en dat zij hier echt verantwoordelijk voor is.
En dan de blunder over het aantal vrouwen dat de minister heeft toegelaten. Waarom heeft zij niet de juiste informatie gegeven tijdens het debat? Als de Volkskrant niet met het bericht was gekomen dat de minister de Kamer verkeerd heeft geïnformeerd over het aantal vrouwen met Nederlandse kinderen dat geen verblijfsvergunning heeft, had de minister dan zelf haar fout rechtgezet? Ik zie nog steeds het gezicht voor mij van de minister tijdens dat debat bij het beantwoorden van de vraag of deze vrouwen Nederlandse kinderen hadden. Keihard, zelfverzekerd en emotieloos antwoordde zei: nee, nee, deze vrouwen hebben geen Nederlandse kinderen. Hoe komt het dat deze minister deze fout heeft gemaakt? In haar brief, die ik absoluut niet als een excuusbrief zie, schrijft zij dat het er eigenlijk ook niet toe doet of er wel of geen Nederlandse kinderen bij betrokken zijn. Waarom zei de minister dat niet tijdens het debat? Waarom ontkende zij dat toen keihard? Als zij de mening is toegedaan dat het er niet toe doet of de kinderen de Nederlandse nationaliteit bezitten, betekent dit dat deze minister de motie-Hirsi Ali niet uitvoert. Welke criteria hanteert deze minister om vrouwen in Nederland te laten verblijven? Wat moeten deze vrouwen nog meer meemaken om hier terug te kunnen komen en met hun kinderen hier te kunnen verblijven?
Voorzitter. Wij hebben te maken met een minister die de Kamer niet serieus neemt, de Kamer verkeerde informatie geeft en een motie niet uitvoert. Laat zij op alle dossiers zoveel steken vallen of illustreert dit alleen maar dat minister Verdonk geen enkele belangstelling kan opbrengen voor dit dossier?
Mevrouw Sterk (CDA):
Voorzitter. Het zou een beetje flauw zijn, te beginnen met het verhaal van de ezel en de steen. Ik zal dat ook niet doen, maar de fractie van het CDA vindt het buitengewoon onhandig dat de minister de Kamer twee keer verkeerd heeft geïnformeerd, vooral omdat het om zo'n buitengewoon gevoelige zaak gaat.
Gedwongen achtergelaten vrouwen zijn al een probleem, maar als er kinderen bij in het spel zijn, vraagt dat om veel meer zorgvuldigheid. De fractie van het CDA begrijpt dat kinderen nooit automatisch een reden kunnen zijn dat vrouwen een verblijfsvergunning in Nederland krijgen als zij zijn achtergelaten, maar voor ons zijn kinderen wel een zeer zwaarwegende factor in de afweging of vrouwen terug mogen naar Nederland. Om die reden hebben wij destijds de motie van mevrouw Hirsi Ali niet gesteund, omdat wij de motie willen interpreteren naar de geest en niet zozeer naar de letter.
Ook als vrouwen met kinderen in het land van herkomst zijn achtergelaten, is het zaak de tijd tussen het vertrek uit Nederland en de terugkeer naar Nederland zo kort mogelijk te houden. Mevrouw Hirsi Ali heeft ook al gezegd dat het heel belangrijk is dat de kinderen zo snel mogelijk weer verder kunnen gaan op hun school in Nederland, omdat de achterstand anders te groot wordt. Toch wil de CDA-fractie hier ook uitspreken dat zij zich niet wenst te mengen in de individuele afweging die de minister heeft gemaakt rond de tien vrouwen over wie wij vandaag spreken. Dat is de bevoegdheid van de minister en het is niet aan de Kamer daarin te treden.
De CDA-fractie beseft wel dat het een afweging is waarin verscheidene factoren een rol spelen, maar kinderen zijn daarin voor ons een zwaarwegende factor. Daarom horen wij graag van de minister of zij duidelijkheid kan bieden over de rol die kinderen in haar afweging spelen en wanneer dat bijvoorbeeld niet leidt tot een terugkeer naar Nederland. Is de minister van plan om de aanbeveling van de ACVZ over te nemen inzake een explicitering als kinderen een rol spelen in de belangenafweging of vrouwen kunnen terugkeren naar Nederland?
Mevrouw Vergeer (SP):
Negeert mevrouw Sterk de motie-Hirsi Ali die door de Kamer is aangenomen? Daarin staat namelijk heel duidelijk dat het hebben van Nederlandse kinderen een reden is om een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te krijgen.
Mevrouw Sterk (CDA):
De fractie van het CDA heeft deze motie destijds niet ondertekend. Een motie moet natuurlijk wel worden uitgevoerd, maar wij willen die motie naar de geest interpreteren en niet zozeer naar de letter.
Mevrouw Vergeer (SP):
Dat is een vreemde opmerking van mevrouw Sterk, want als een motie door de Kamer wordt aangenomen, moet die volgens haar ook worden uitgevoerd. Waarom zegt zij dat in dit geval niet?
Mevrouw Sterk (CDA):
Ik heb zojuist gezegd dat deze motie moet worden uitgevoerd, maar dat het voor de CDA-fractie belangrijk is dat die naar de geest en niet zozeer naar de letter wordt uitgevoerd.
Mevrouw Vergeer (SP):
Kunt u mij dan uitleggen wat het verschil is tussen de geest en de letter van deze motie? Het gaat hierbij gewoon om mensen van vlees en bloed. Je kunt dan niet over geest praten. Het gaat om mensen met een lijf die in Marokko zijn en naar Nederland kunnen komen. Om hen gaat het. Dat is heel duidelijk. Bent u nu wel of niet van mening dat achtergelaten vrouwen met Nederlandse kinderen terug moeten kunnen keren naar Nederland?
Mevrouw Sterk (CDA):
Als u had geluisterd naar mijn betoog, had u kunnen horen dat wij van mening zijn dat het inderdaad mogelijk moet zijn dat vrouwen die met hun kinderen zijn achtergelaten in het land van herkomst, terug kunnen keren naar Nederland. Voor ons is het echter geen automatisme dat als er kinderen in het spel zijn, deze vrouwen zonder meer een verblijfsvergunning krijgen om terug te keren naar Nederland. Het is mogelijk dat het gaat om kinderen met de Nederlandse nationaliteit die nog nooit in Nederland zijn geweest. Bovendien kan er sprake zijn van verschillende factoren die bepalen of iemand wel of niet terug mag naar Nederland. De minister moet die afweging maken.
Kinderen zijn een zeer zwaarwegende factor voor de CDA-fractie, maar het is geen automatisme dat als er kinderen in het spel zijn, men zonder meer terug mag naar Nederland.
Mevrouw Vergeer (SP):
U komt nu met een extra criterium, namelijk dat de kinderen ook in Nederland moeten hebben gewoond. Is dat dan een hard criterium?
Mevrouw Sterk (CDA):
Er moet zeker sprake zijn van een band met Nederland en van de Nederlandse nationaliteit. Dat criterium vindt de CDA-fractie inderdaad belangrijk.
Tot slot maak ik van de gelegenheid gebruik om te vragen wat het overleg met minister Pechtold heeft opgeleverd. Wij willen voorkomen dat een man eigenhandig de vrouw kan uitschrijven. De zomervakantie nadert en het zou goed zijn als wij het voor die tijd geregeld hebben, want daar kunnen vrouwen geholpen mee zijn. Is de brandbrief naar de gemeenten inmiddels verstuurd?
Mevrouw Azough (GroenLinks):
U had het over de ezel en de steen en u noemde het ontzettend onhandig. Nu gaat het hier niet om een gezellig debat in een politiek centrum, maar om het serieus en zorgvuldig uitvoeren van beleid. Wij hebben te maken met een minister die meer fouten heeft gemaakt in dit dossier en die tijdens het AO uitermate onzorgvuldig optrad. Hoe beoordeelt u dat? Stel dat hier niet minister Verdonk had gezeten, maar minister Donner. Hadden wij dan niet een heel ander debat gevoerd?
Mevrouw Sterk (CDA):
De discussie over het laatste lijkt mij een beetje zinloos. Wij hebben gewoon te maken met minister Verdonk. Ik heb gezegd dat ik juist niet wil beginnen over de ezel en de steen. Ik vind het wel buitengewoon onhandig dat de minister de Kamer tot twee keer toe verkeerd heeft geïnformeerd. Ik heb ook gezegd dat wij niet moeten treden in een individuele afweging. Wel denk ik dat het belangrijk is dat er duidelijkheid komt over die belangenafweging. Ik heb de minister gevraagd of zij de aanbeveling van de ACVZ wil overnemen. Wat ons betreft is het van belang duidelijk aan te geven wanneer er sprake is van een zwaarwegende factor, waar kinderen dan een rol in spelen. Daarnaast zijn er nog andere dingen die meegenomen moeten worden in de afweging of vrouwen moeten terugkeren naar Nederland.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
U zegt dat het buitengewoon onhandig is. Vindt u dat niet buitengewoon belangrijk voor het oordeel over het beleid van de minister? Zij heeft de Kamer al onzorgvuldig geïnformeerd. Hoe denkt u dat zij haar eigen beleid op dit dossier invult?
Mevrouw Sterk (CDA):
Ik heb tot op heden geen reden om te denken dat zij dat niet goed doet. Wij hebben de minister wat vragen gesteld. Wij hebben er een debat over gevoerd en er is een groot aantal toezeggingen gedaan. Ik vind het van groot belang dat deze toezeggingen in korte tijd worden gerealiseerd, maar ik heb er geen behoefte aan om dit debat te gebruiken voor een beoordeling van het beleid van de minister in den brede.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik ben het met u eens dat deze minister steken heeft laten vallen. Welke consequenties verbindt de CDA-fractie daaraan?
Mevrouw Sterk (CDA):
Ik heb gezegd dat het buitengewoon onhandig is. Ik denk overigens dat het voor deze tien vrouwen geen verschil had gemaakt als de minister ons wel juist had geïnformeerd. De CDA-fractie vindt dat de minister in principe over deze individuele afweging gaat en dat het niet aan de Kamer is om daarover te oordelen. Daarnaast vind ik het van belang dat er meer duidelijkheid komt over die belangenafweging. Er moet een bepaald kader komen. Wij zijn niet op zoek naar een beleidsregel die tot gevolg heeft dat kinderen per definitie een reden zijn voor het verkrijgen van een vergunning.
Mevrouw Arib (PvdA):
U zegt dat het geen verschil had gemaakt als de minister de Kamer juist had geïnformeerd. Volgens mij is het niet juist informeren van de Kamer een grote politieke zonde. Deelt u die mening?
Mevrouw Sterk (CDA):
Ik heb gezegd dat ik het buitengewoon onhandig vind dat de minister de Kamer tot twee keer toe verkeerd heeft geïnformeerd.
Mevrouw Vergeer (SP):
Voorzitter. Het gaat niet om asielzoeksters, maar om vrouwen die al in Nederland waren. Ik denk dat wij dat onderscheid duidelijk moeten maken en ik wil graag dat mevrouw Sterk er hoe dan ook op terugkomt, omdat er sprake is van het scheppen van onduidelijkheid die wij op dit moment niet nodig hebben. Die onduidelijkheid komt vooral af van de minister, want in de brief van januari was sprake van tien achtergelaten vrouwen. In zes van die gevallen is er geen verblijfsvergunning toegekend, in de overige vier gevallen wel. Bij die zes waren vier vrouwen met Nederlandse kinderen en twee met Marokkaanse kinderen. De vier toegelaten vrouwen hadden allen Nederlandse kinderen. Maar in het debat van woensdag heeft de minister gezegd dat er bij de zes niet-toegelaten vrouwen geen sprake was van Nederlandse kinderen. In de brief van afgelopen vrijdag schrijft de minister dat twee van de vier toegelaten vrouwen Nederlandse kinderen hebben en twee Marokkaanse kinderen. De minister heeft dus twee keer een fout gemaakt, en het gaat wel over mensen.
Hoe kan de minister zich zo vergissen en daarmee de Tweede Kamer op het verkeerde been zetten? Wanneer komt de minister met duidelijke criteria over wanneer achtergelaten vrouwen een terugkeervergunning kunnen krijgen? Uit die criteria moet ten minste blijken dat de motie-Hirsi Ali door de minister wordt uitgevoerd. Dat blijkt niet uit de brief van afgelopen vrijdag, omdat zij daarin, zoals gezegd, schrijft dat haar bekend is dat in vier van de zes zaken sprake was van Nederlandse kinderen, maar dat zij daaraan geen doorslaggevende betekenis heeft toegekend. Het is ook heel belangrijk voor de vrouwen om te weten of de minister het ACVZ-advies volgt om vrouwen met Nederlandse kinderen te laten terugkeren.
In de brief van vrijdag lijkt het erop dat de minister in de veronderstelling heeft verkeerd dat zij ook twee vrouwen met Marokkaanse kinderen heeft laten terugkeren. Dat roept nog sterker de vraag op wat haar criteria zijn. Is het een kwestie van willekeur? Waarom in dit geval vrouwen met Marokkaanse kinderen laten terugkeren en in andere gevallen niet? Ik verzoek de minister daarom zo snel mogelijk met helderheid te komen.
Mevrouw Koser Kaya (D66):
Voorzitter. Basisregel is dat de minister de Kamer goed moet informeren. De minister heeft tijdens het overleg onjuiste informatie verstrekt. Zij heeft zelf de Kamer hierover direct geïnformeerd. Echter, in de Volkskrant is gemeld dat ook deze informatie onjuist is. Hoe zit dat precies? Het roept bij mij de vraag op of haar ambtenaren de minister wel goed informeren. Zij neemt op basis van hun informatie beleidsbeslissingen. Kan zij ons geruststellen dat dit goed gaat? Welke maatregelen heeft zij in haar ambtenarenapparaat genomen om ervoor te zorgen dat het in de toekomst goed blijft gaan?
Ik ga ervan uit dat de minister de Kamer niet bewust onjuist heeft geïnformeerd, dat zij ons over deze vrouwen helderheid kan verschaffen en dat zij kan aangeven welke criteria zij hiervoor heeft gehanteerd.
Minister Verdonk:
Voorzitter. Vorige week woensdag heb ik met de Kamer gesproken over de problematiek van achtergelaten vrouwen. Ik heb toen over de zes vrouwen die ik geen verblijfsvergunning heb verstrekt, informatie gegeven die niet overeen bleek te komen met de informatie in de vreemdelingendossiers. Miscommunicatie was daarvan de oorzaak. De leden hebben mij nee zien schudden op een moment dat ik ja had moeten knikken. Om een en ander recht te zetten heb ik uw Kamer op 20 mei 2005 een brief gestuurd. Naar aanleiding van deze brief is bekend geworden dat ik opnieuw onjuiste informatie heb verstrekt. Ik moet u zeggen dat ik in een poging om mijn fout van woensdag zo snel mogelijk recht te zetten, in de brief van afgelopen vrijdag zo veel mogelijk informatie heb willen geven. Ik heb dus niet alleen de nationaliteit willen vermelden van de kinderen van de vrouwen die ik niet in het bezit heb gesteld van een verblijfsvergunning, maar ook van de vrouwen die wel een verblijfsvergunning hebben. In de contacten die de IND met de raadsvrouwe van de betrokken vrouwen heeft gehad, is ten aanzien van enkele kinderen de nationaliteit enige tijd onderwerp van discussie geweest. Daarom is in het geautomatiseerde informatiesysteem van de IND en in een overzicht dat de IND hanteerde om de besluitvorming voor te bereiden van de tien zaken die aan mij zijn voorgelegd, de Marokkaanse nationaliteit genoteerd. Vlak vóór de IND-analyse aan mij werd voorgelegd, is door de raadsvrouwe alsnog aangetoond dat de kinderen de Nederlandse nationaliteit hebben. Ik ben hieromtrent tijdig geïnformeerd door mijn ambtenaren en ik heb op basis van de juiste informatie mijn beslissingen genomen.
Bij het opstellen van de brief van 20 mei jl. is omwille van de spoed niet het dossier opgevraagd, maar is er afgegaan op de gegevens die in een verouderd dossieroverzicht waren genoteerd. Hierdoor zijn in de brief van 20 mei incorrecte gegevens opgenomen.
Ik heb de Kamer nooit bewust verkeerd geïnformeerd. Voor dit algemeen overleg geldt zo langzamerhand de Wet van Murphy. Ik heb in het overleg zelf gemeld dat een van de zaken betrekking had op een Duitse vrouw. Ik heb op dat moment twee lijsten door elkaar gehaald, de lijst uit de brief van de advocaten en de lijst met slachtoffers van huiselijk geweld. In het laatste geval is wel sprake van een Duitse vrouw. Zij behoort dus niet tot de tien gevallen die in de brief van de advocaat worden genoemd.
Onhandig? Ja! Bewust of opzettelijk de Kamer verkeerd informeren? Nee! Ik heb er alle begrip voor dat mijn fouten geen goede indruk hebben gemaakt, maar ik heb niets te verbergen. De beslissingen die ik heb genomen, zijn geheel in lijn met hetgeen ik steeds in de Kamer heb gezegd, namelijk dat ik steeds een afweging maak van de belangen van de achtergelaten vrouwen en het belang dat de overheid heeft bij een restrictief toelatingsbeleid.
Hoeveel gewicht legt het feit dat een achtergelaten vrouw Nederlandse kinderen heeft, in de schaal van mijn belangenafweging? Natuurlijk weegt dit zwaar en natuurlijk voel ik mij betrokken bij de problematiek van deze vrouwen, maar dit betekent niet dat ik zonder meer een verblijfsvergunning verleen aan de buitenlandse ouder die het betreft. Bij de vraag of aan die buitenlandse ouder een verblijfsvergunning moet worden verleend, weeg ik de belangen van de vrouw af tegen de belangen van de Nederlandse samenleving.
Om te komen tot een evenwichtige benadering van ieder individueel geval ga ik dus niet af op één enkel aspect van de zaak, zoals de aanwezigheid van een kind met de Nederlandse nationaliteit. Ik richt mij bij de belangenafweging op het geheel van feiten en omstandigheden zoals die zich in een individuele zaak voordoen. Ik kijk dan onder andere naar de leeftijd van het kind, naar de mate waarin het in Nederland opvoeding en onderwijs heeft genoten en naar eventuele banden van het kind met het land van herkomst van de moeder. Ik zoek naar een balans tussen het uitgangspunt van het toelatingsbeleid van dit kabinet – dit is een restrictief toelatingsbeleid – en de belangenafweging van de moeder en van de kinderen.
Als mij dan wordt gevraagd welke criteria ik daarbij hanteer, kan ik niet meer zeggen dan ik nu in het algemeen heb gedaan. Ik maak een individuele belangenafweging. Natuurlijk wegen de belangen van het kind en van de moeder daar zwaar in mee.
Mevrouw Azough sprak over de factoren toeval en pech. Nee! Zij sprak over nonchalance en willekeur. Nee! Dat werp ik verre van mij. Ik ga heel zorgvuldig om met alle individuele gevallen die ik krijg voorgelegd. De IND gaat ook zorgvuldig om met de individuele gevallen die de dienst behandelt. Er is geen sprake van nonchalance en willekeur.
Mevrouw Hirsi Ali vroeg mij, de kabinetsreactie zo snel mogelijk te sturen. Ik zal ervoor zorgen dat deze in juni bij de Kamer is. De motie-Hirsi Ali zal ik meenemen in de kabinetsreactie.
Het restrictieve beleid wordt niet altijd als de belangrijkste factor gezien, maar wel als uitgangspunt. Maar natuurlijk kijk ik naar de belangen van de kinderen en van de moeders. In vier van de tien gevallen heb ik een verblijfsvergunning gegeven. Daaruit blijkt toch ook dat het niet altijd neen is? Er wordt een zorgvuldige belangenafweging gemaakt.
Mevrouw Hirsi Ali stelde ook dat het contraproductief is om kinderen later te laten inburgeren. Daar ben ik het echter niet altijd mee eens, want ook dat kan behoren tot de belangenafweging. Als de moeder de meeste banden en haar sociale netwerk in Marokko heeft liggen en daar beter dan in Nederland voor haar kinderen kan zorgen, ook al hebben deze de Nederlandse nationaliteit, zou dat een overweging kunnen zijn om de moeder geen verblijfsvergunning te geven. Kinderen horen bij hun moeder. Als de moeder ervoor kiest om in Marokko te gaan wonen en zich daar het meest zeker voelt om de opvoeding van de kinderen ter hand te nemen, behoort dat ook tot de mogelijkheden. Ik ben het helemaal eens met de stelling dat slecht gedrag van de mannen niet mag worden beloond. Vrouw en kinderen achterlaten in het land van herkomst en de papieren meenemen is gedrag dat wij in Nederland niet toelaten. Mannen die dat doen, moeten daarvoor worden gestraft. Daartoe ben ik bezig met het uitvoeren en verder vervolmaken van een pakket maatregelen, zoals het zo veel mogelijk laten gelden van de alimentatieverplichtingen volgens de Nederlandse wet.
Mevrouw Arib (PvdA):
De minister zal de motie-Hirsi Ali betrekken bij de kabinetsreactie waarmee zij naar de Kamer komt. Als een motie wordt aangenomen, moet deze worden uitgevoerd. Wat bedoelt de minister precies met de woorden "betrekken bij"?
Als vrouwen een sociaal netwerk hebben in het land van herkomst, is het volgens de minister voor die vrouwen beter dat zij daar blijven. Dan wordt er geen verblijfsvergunning verleend. Als die vrouwen zelf daarvoor kiezen, lijkt mij dat prima, maar het is niet de bedoeling dat de minister bepaalt of die vrouwen het beste af zijn in het land van herkomst. Als zij daar hun sociale netwerk hebben, zullen die vrouwen helemaal geen beroep doen op Nederland om hier terug te komen. Het gaat juist om de vrouwen die daar kennelijk niet kunnen aarden, evenmin als hun kinderen, en daarom een verblijfsvergunning aanvragen.
Minister Verdonk:
In de kabinetsreactie op het rapport van de ACVZ zal ik terugkomen op de motie-Hirsi Ali. Op dat moment kunnen wij de discussie voeren.
Vrouwen kunnen ervoor kiezen in het land van herkomst te blijven. Zij kunnen ook aangeven dat zij liever naar Nederland komen. Ik zal dan een belangenafweging maken. Daarbij gaat het om het belang van het restrictieve toelatingsbeleid ten opzichte van het belang van de vrouw en de kinderen.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik blijf met heel veel vragen achter. De motie-Hirsi Ali moet worden uitgevoerd, want deze is bijna kamerbreed aangenomen. Geeft u nu binnenkort wel of geen duidelijkheid over de criteria en de voorwaarden die u hanteert bij de individuele belangenafweging? Kan dit betekenen dat de zes zaken waarover wij het hebben, dan nogmaals worden overwogen en dat er in die zaken wellicht toezeggingen worden gedaan?
Minister Verdonk:
Ik heb eerder al gezegd dat ik in de kabinetsreactie op het rapport van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken terugkom op de motie-Hirsi Ali. Daarna kunnen wij daarover discussiëren.
Naar aanleiding van de opmerking over het sociale netwerk van vrouwen wil ik zeggen dat vrouwen ervoor kunnen kiezen om daar te blijven. Vrouwen kunnen ook duidelijk maken dat zij liever naar Nederland komen. Dan moet ik de belangenafweging maken waarover ik het net had. Daarbij gaat het om het belang van het restrictieve toelatingsbeleid versus het belang van de vrouw en haar kinderen.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik blijf met veel vragen zitten. Er ligt een motie-Hirsi Ali. Die moet worden uitgevoerd, want die is bijna kamerbreed aangenomen. Maakt de minister binnenkort wel of niet duidelijk wat de criteria en de voorwaarden zijn waaraan zij vindt dat moet worden voldaan bij haar individuele belangenafweging? Zo ja, kan dat betekenen dat er nogmaals een afweging wordt gemaakt met betrekking tot de zes zaken waarover wij het nu hebben? Kunnen die wellicht worden toegezegd?
Minister Verdonk:
Ik heb de advocaten op 22 december 2004 een antwoord gestuurd. Daarin heb ik duidelijk gesteld wat de afweging is geweest in iedere individuele zaak. Die afweging lijkt mij duidelijk. Zij heeft in vier casussen geresulteerd in de verlening van een verblijfsvergunning en in zes casussen niet.
Ik heb al een aantal keer eerder gememoreerd dat ik een individuele belangenafweging maak. Ik kan mij voorstellen dat mevrouw Azough daar een andere mening over heeft en dat zij vindt dat er criteria moeten worden opgesteld. Die worden echter niet opgesteld. Ik maak een individuele belangenafweging. Zoals ik eerder heb gezegd, ga ik niet over tot een beleidslijn. Ik zal hier uitgebreid op ingaan in de kabinetsreactie op het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Dat betekent eigenlijk dat de minister de motie niet uitvoert, ook niet ten tijde van haar reactie op het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken.
De minister heeft het over het woord nonchalance dat ik in de mond nam. Ik kan daar de woorden toeval en pech aan toevoegen. Die baseer ik niet alleen op deze zaak, dit dossier en het algemeen overleg dat vorige week plaatsvond, maar ook op het incident rondom de landsadvocaat, de eenmalige regeling inzake schrijnende gevallen en het incident rondom de Phonepass-technologie waarvan gebruik wordt gemaakt bij de inburgeringstoets in het buitenland. Ook daarover heeft de minister in de Kamer onjuistheden naar voren gebracht. Ook daarvan heeft zij achteraf gezegd dat zij de gegevens niet paraat had en verkeerd geïnformeerd was. Dat kan wel zo zijn, maar dat levert een beeld op van haar als minister dat voor haar heel vervelend is.
Minister Verdonk:
Het mooie van een debat in de Kamer is dat je het niet altijd met elkaar eens hoeft te zijn. Dat zijn mevrouw Azough en ik het ook lang niet altijd. Gelukkig proef ik bij mevrouw Azough wel dezelfde betrokkenheid bij deze groep vrouwen als ik voel. Eens zullen wij het op zeer veel punten niet worden. Dat hoef ik niet te voorspellen, want dat weet ik zeker. Mevrouw Azough definieert momenten waarop wij het niet met elkaar eens zijn als incidenten waarin ik de Kamer niet juist heb geïnformeerd. Volgens mij gaat dat te ver.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Nu moet ik ingrijpen. De minister zegt dat ik verschillen van mening aan de orde stel. Natuurlijk zijn de verschillen van mening duidelijk. Mijn fractie verschilt op zeer veel punten principieel met de minister van mening over haar beleid. Het gaat in dezen alleen om het geven van juiste antwoorden aan de Kamer. Het gaat om het serieus nemen van de Kamer als medewetgever. De minister heeft in dit dossier fouten gemaakt en eerder heeft zij ook fouten gemaakt. Laat haar eens proberen om daarop in te gaan. Laat haar eens proberen om duidelijk te maken hoe zij dat in de toekomst denkt te voorkomen.
Minister Verdonk:
Deze vraag heeft mevrouw Koser Kaya ook al gesteld. Welke maatregelen er zijn genomen? Er zijn natuurlijk gesprekken gevoerd met de diverse ambtenaren die hierin een rol hebben gespeeld. Ik ben terecht verantwoordelijk voor wat ambtenaren doen en ik heb dan ook intern gesprekken gevoerd. Er zijn afspraken gemaakt en opgefrist. Dat moet ook wel eens gebeuren. Dat hebben wij dus gedaan. Ik ben eruit gekomen met de ambtenaren, maar dat betekent niet dat er nooit meer iets fout zal gaan. Waar mensen werken, worden fouten gemaakt. Ik ben er om tegen de Kamer te zeggen dat ik haar niet met opzet fout heb geïnformeerd en dat ik haar daarvoor mijn excuses aanbied. That's life.
Mevrouw Karimi verwijt mij dat ik de vrouwen in de steek laat, dat er van toezeggingen niets is terechtgekomen en dat ik niet betrokken ben bij de vrouwen.
De voorzitter:
Ik verstond dat u mevrouw Karimi zei. Als dat zo is, vergist u zich.
Minister Verdonk:
Excuus.
Mevrouw Arib (PvdA):
Wij hebben allemaal donker haar, maar ik ben mevrouw Arib.
Minister Verdonk:
Mevrouw Arib, ik bied u mijn excuses aan.
Daar is geen sprake van. Het is evenmin zo dat er nog geen maatregelen zijn genomen. Dat is natuurlijk flauwekul, want er zijn al heel veel maatregelen genomen. Er is van alles in werking gezet. Ik blijf ook bovenop dit dossier zitten. Ik leef mij in in de situatie van de vrouwen over wie wij het hebben. Dat zijn heel akelige situaties. Ik betrek die ook bij de individuele belangenafweging. Dat ik geen belangstelling voor dit dossier heb, zijn de woorden van mevrouw Arib. Dat laat ik ook maar zo.
Mevrouw Arib (PvdA):
Kan de minister die maatregelen concreet noemen? Zij is haar toezegging om overleg te zullen voeren over het uitschrijven uit het bevolkingsregister niet nagekomen. Verder is zij haar belofte niet nagekomen om met de ambassades tot afspraken en richtlijnen te komen om deze vrouwen makkelijker te kunnen helpen. Verder zou zij overleggen met de Marokkaanse autoriteiten. Dat is ook niet gebeurd. Misschien is mij iets ontgaan?
Minister Verdonk:
Over de afspraken met ambassades heb ik contact opgenomen met Buitenlandse Zaken. Mijn collega van Buitenlandse Zaken gaat over de ambassades, zoals u weet. Er zullen nieuwe instructies uitgaan naar de ambassades en de consulaten.
Ik heb al enige keren gesproken met de Marokkaanse overheid, ook over dit onderwerp. Ik kan u ook nog zeggen, mevrouw Arib, dat ik deze week bij de Marokkaanse ambassadeur heb gegeten ter voorbereiding van het bezoek dat ik half juni aan Marokko zal brengen. Daarbij staat dit punt ook op de agenda. Het is al op diverse momenten ter sprake geweest.
Over de voorlichting heb ik vorige keer heel duidelijk uitgelegd dat ook ik mij dien te houden aan de aanbestedingsregels. Ik ben nu bezig met het selecteren van een bedrijf om ervoor te zorgen dat die voorlichting goed gestalte krijgt. Ik zal vrouwenorganisaties betrekken bij de vraag welk soort voorlichting erin moet komen te staan.
Verder heb ik verschillende keren gesproken met vrouwenorganisaties en met advocaten. Ik heb toegezegd, zo snel mogelijk de 120%-regel in te zullen voeren. Het gaat daarbij om 120% van het minimumloon, maar dan wel exclusief de alimentatieverplichtingen. Volgens mij gebeurt er heel veel!
Ik heb ook gesproken met de organisatie die Marokkaanse en Turkse vrouwen in het buitenland bijstaat. Er gebeurt werkelijk van alles bij dit dossier!
Mevrouw Sterk heeft gesproken over uitschrijven door mannen van hun vrouw en kinderen. Ik heb daarover meteen contact opgenomen met mijn collega Pechtold. Er komt zo snel mogelijk een bericht. Wij zijn het helemaal eens. Hij zal dat doen langs de lijn die de Kamer bedoelde.
Mevrouw Sterk (CDA):
Betekent dit dat het nog vóór de zomervakantie geregeld is?
Minister Verdonk:
Dat hangt af van het antwoord op de vraag of er een wetswijziging nodig is. Dat wordt op dit moment uitgezocht. De urgentie is ons beiden heel erg duidelijk.
Mevrouw Sterk (CDA):
Als er wel een wetswijziging nodig is, kan de minister ons dat dan in juni meedelen?
Minister Verdonk:
Zullen wij afspreken dat ik dat meeneem in de kabinetsreactie die in juni komt?
Mevrouw Sterk (CDA):
Als die echt in juni komt, ga ik daarmee akkoord.
Minister Verdonk:
Tegen mevrouw Vergeer wil ik nogmaals zeggen dat de brief van 22 december uiterst zorgvuldig tot stand gekomen is. Op grond van belangenafweging heb ik de Kamer toen niet geïnformeerd over individuele cases. Ik wil dat nu ook niet doen. Er zijn fouten gemaakt in de informatieverschaffing.
Mevrouw Sterk (CDA):
Ik had ook nog gevraagd of er naar de gemeenten een brandbrief is verstuurd om alert te zijn op uitschrijvingen door partners.
Minister Verdonk:
Ik wil eigenlijk even afwachten of mijn collega Pechtold het snel zonder wetswijziging kan organiseren. Als dat inderdaad het geval is, kunnen wij het in één keer laten weten aan de gemeenten. Als er wél een wetswijziging moet komen, stel ik mij voor dat er wel een brandbrief uitgaat naar de gemeenten waarin staat dat zij dit wettelijk moeten toelaten en waarin aan hen gevraagd wordt dit alstublieft te registreren.
Ik heb duidelijk gezegd welke maatregelen ik heb genomen en waarop ik let bij de individuele belangenafweging, mevrouw Koser Kaya.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Voorzitter. Het debat ben ik ingegaan met een gevoel dat werd gekenmerkt door hoop. Echter, in de eerste minuten werd met name door de inbreng van mevrouw Hirsi Ali die hoop de grond in geslagen. Ik ben zeer teleurgesteld vanwege het feit dat er een ontzettende heisa is gemaakt van een kwestie die al jaren speelt en terecht; een kwestie waarover enkele Kamerleden al lang vragen stellen en waarvoor zij aandacht vragen. Vorig jaar is geroepen: wij gaan er wat aan doen! Deze vrouwen worden gered, zij komen terug en zij hoeven met hun Nederlandse kinderen hun leven niet berooid en zonder perspectief in Marokko of Turkije voort te zetten. Als ik vandaag het resultaat in aanmerking neem, ben ik pessimistisch. Een paar vrouwen konden terugkomen, maar hun aantal staat niet in verhouding tot de vele vrouwen die achtergebleven zijn en die waarschijnlijk niet de kans zullen krijgen om terug te keren naar Nederland.
Wij hebben het nu niet over een restrictief immigratiebeleid. Wij hebben het ook niet over een asielbeleid. Daar gaat het allemaal niet om. Wij hebben het over vrouwen als Mina, getrouwd in 2000, achtergelaten bij haar schoonfamilie en gevlucht voor mishandeling. Wij hebben het over vrouwen als Manouk. Deze vrouw heeft acht jaar in Nederland gewoond. In 1992 kreeg zij al een zelfstandige verblijfsvergunning en in 1995 werd zij met haar Nederlandse kinderen berooid achtergelaten. Zij heeft een dochter van dertien jaar die nu al jaren niet naar school is geweest. Dáár gaat het vandaag over, dus niet over asielverzoeken en zeker niet over vrouwen die als economische gelukzoeksters naar Nederland willen terugkomen.
Mevrouw Sterk (CDA):
Ik verbaas mij enigszins over uw constatering dat een grote groep vrouwen niet zal kunnen terugkeren. Er wordt, zoals de minister zojuist ook heeft aangekondigd, een aantal maatregelen getroffen. Tijdens het algemeen overleg van vorige week zijn een heleboel toezeggingen gedaan. U constateert nu al dat er van al die toezeggingen niets terecht zal komen. Waarom bent u zo pessimistisch?
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Dat kan ik heel goed zeggen. In de afgelopen tien maanden is ondanks alle politieke wil en ondanks de enorme politieke en publieke druk zeer weinig voor elkaar gekomen. Van de tien vrouwen waarvoor een afweging is gemaakt, kregen er vier toestemming om terug te keren naar Nederland. Die andere zes vrouwen verkeerden in vergelijkbare omstandigheden. Dan maak ik mij ernstig zorgen en denk ik aan al die vrouwen die te horen krijgen: pech gehad. De ene vrouw mag dus wel terugkomen en de andere niet. Dat vind ik triest, zeker gelet op het feit dat alle Kamerleden – ook u, mevrouw Sterk – hebben uitgesproken, zeer veel belang te hechten aan de positie van deze vrouwen en hun Nederlandse kinderen. Dan vind ik dat de motie moet worden uitgevoerd, maar ik krijg niet de indruk dat de minister van plan is om dat te doen, ondanks haar woorden over het ACVZ-advies. Ik had verwacht dat mevrouw Hirsi Ali haar overtuiging gestand zou doen en bij haar principes zou blijven als het gaat om vrouwenemancipatie en dat zij deze minister net zo hard zou aanpakken als zij soms andere ministers doet. Daarom dien ik een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat er helderheid moet komen over de vraag welke ondersteuning en welke rechten "achtergelaten vrouwen" kunnen verwachten van de Nederlandse regering;
verwijzend naar de motie-Hirsi Ali c.s. (29742, nr. 5) die verzoekt om een zelfstandige verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd voor achtergelaten vrouwen met Nederlandse kinderen;
verzoekt de regering, met een helder kader te komen waaruit duidelijk blijkt welke ondersteuning en welke rechten de verschillende groepen achtergelaten vrouwen van de Nederlandse regering kunnen verwachten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Azough en Arib. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13(29742).
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Voorzitter. Waarom dien ik deze motie in? Omdat het essentieel is dat de Kamer, dat onze burgers en vooral deze achtergelaten vrouwen, niet alleen in Marokko, maar ook in Turkije, weten waaraan zij toe zijn en waarop zij kunnen rekenen.
Mevrouw Vergeer (SP):
Wil mevrouw Azough mijn naam ook onder de motie zetten?
Mevrouw Azough (GroenLinks):
De motie lag lange tijd bij mevrouw Hirsi Ali, die haar helaas niet heeft willen ondertekenen. Daardoor is dit zo gelopen.
De voorzitter:
Ik zal uw naam eronder laten zetten, mevrouw Vergeer.
Ik deel mede dat de motie-Azough/Arib (29742, nr. 13) thans wordt medeondertekend door het lid Vergeer.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Voorzitter. Ik deel de waarneming van mevrouw Arib en mevrouw Azough niet. Vorige week, tijdens het algemeen overleg, heeft de voorzitter van de vaste commissie voor Integratie, mevrouw Adelmund, het overleg als volgt samengevat: jullie hebben nog nooit zoveel binnengehaald. Dat is waar. Ik doe een greep uit de toezeggingen van de minister. Wij hebben gevraagd om registratie, wij krijgen een registratie van de mensen die worden achtergelaten. Wij vroegen om echtscheiding op basis van de Nederlandse wet, en dat krijgen wij ook. Wij vroegen om overleg van de minister met Marokko, en dat is toegezegd door de minister. Zij heeft zelfs gegeten op de ambassade, en ik begrijp dat dat goed was. Er wordt gewerkt aan strafrechtelijke vervolging van de daders. Hetzelfde geldt voor medewerking van de Nederlandse ambassade en het Nederlands consulaat. In mijn waarneming – ik denk dat het CDA dat met mij eens is – is de betrokkenheid van deze minister bij deze groep vrouwen zeer groot. Anders dan haar voorgangers vertaalt zich dat in beleid. In juni komt de kabinetsreactie op het ACVZ-rapport. Voor de minister is het belangrijk om een restrictief beleid te voeren, maar zij zegt dat dat niet absoluut is maar een uitgangspunt. Zij heeft al vier van de tien vrouwen laten terugkomen. De minister komt met een pakket maatregelen, dat is gericht op het civielrechtelijk, strafrechtelijk en vreemdelingrechtelijk aanpakken van de daders. Dus ben ik van mening dat mijn motie wordt uitgevoerd. Voor mij zijn alle vragen beantwoord.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik wijs u erop dat wij de minister hebben moeten herinneren aan alles wat u hebt opgelezen. Dit zijn toezeggingen die al in september waren gedaan, zodat er in de afgelopen tien maanden veel te weinig is gebeurd.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Dat is niet waar. Ik heb om het debat van vorig jaar gevraagd. Het was toen acuut nodig, en in dat debat zijn de moties ingediend en later aangenomen. Wij krijgen voortgangsrapportages over de uitvoering. Daarop is om het ACVZ-advies gevraagd, dat nog maar net binnen is. De minister komt al op 1 juni met een reactie. Beleid is een proces, zeg ik tegen mijn collega's. Bovendien...
Mevrouw Azough (GroenLinks):
U klinkt al als een echte politica! Mag ik herinneren aan uw eigen NOVA-interview naar aanleiding van het ACVZ-advies? Daarin zei u: dit is broddelwerk, dit is alleen bedoeld om het proces te vertragen. Vele van de adviezen die zijn uitgebracht, hadden wij zelf kunnen verzinnen, heeft u toen gezegd. U doelde op het protocol, de informatiecampagne en de gang van zaken bij de GBA. Die dingen zijn al in september besproken. Op tv zegt u het wel, maar hier niet.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Ik heb gezegd dat in de ACVZ-advies het Kamerdebat min of meer werd overgedaan. Ik ben overigens niet in debat met de ACVZ, maar met de minister. Haar reactie op dat rapport is nog niet binnen.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Mijn enige conclusie is dat u een erg trouwe vazal van deze minister bent. U volgt haar beleid uitermate kritiekloos. De vrouwen, voor wie u in september nog terecht en met onze steun opkwam, laat u in de steek.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Ik deel die waarneming niet. Als lid van de Tweede Kamer word ik geacht het beleid van de minister te controleren. Dat doe ik. Anders dan in uw waarneming ben ik tot nu toe tevreden met de gedane toezeggingen. Ik wil de minister de kans geven haar toezeggingen na te komen.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik constateer dat mevrouw Hirsi Ali niet als een politica praat, maar als een ambtenaar. Zij zegt: beleid is een proces. Dat zeggen ambtenaren en niet politici. U heeft in Nova en kranten gezegd dat u het kabinet naar de Kamer wilde halen om ervoor te zorgen dat deze vrouwen geholpen worden. Wat is de houdbaarheidsdatum van de uitspraken die u in de media doet? U heeft een motie ingediend. Die motie wordt door deze minister eigenlijk opzij gelegd. Bent u door uw fractie onder druk gezet om deze minister niet hard aan te pakken? Zo ken ik u namelijk niet. Wat is er met u gebeurd?
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Ik heb inderdaad de minister naar de Kamer gehaald. Wij hebben een debat gevoerd, zoals dat staatsrechtelijk hoort. Ik heb daarin moties ingediend. Die worden nu uitgevoerd. Een lid van uw eigen partij, mevrouw Karin Adelmund, heeft als voorzitter van de vaste Kamercommissie afgelopen week het debat afgerond met: jullie hebben nog nooit zo veel binnengehaald. Het CDA deelt die mening. Ik zie dan ook niet in waarom u mij dit verwijt. U bent verder in debat met de minister en niet met mij.
De voorzitter:
Ik wil toch even voor mijn voorzitters opkomen. Wanneer een Kamerlid in de functie van voorzitter iets zegt, kan dat niet verbonden worden met het lidmaatschap van de fractie van dat Kamerlid.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Ik heb alleen de mate van objectiviteit van de voorzitter willen onderstrepen.
Mevrouw Arib (PvdA):
U zegt dat de minister in het laatste AO op dit punt een aantal toezeggingen heeft gedaan. Dat klopt. Die toezeggingen waren echter een herhaling van de toezeggingen die zij in september al had gedaan. Van al die toezeggingen – dat waren er een stuk of tien – is geen enkele werkelijk uitgevoerd. De minister heeft wel gegeten met de ambassadeur. Dat is inderdaad een paar keer voorgekomen. Verder heeft een commissie jarenlang kennelijk ook alleen gegeten, want zij heeft verder niets gedaan. Dat noem ik geen toezeggingen.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Nu wordt er een schijntegenstelling gecreëerd. De toezeggingen zijn afgelopen woensdag gedaan. Het is vandaag weer woensdag. Dus pas een week later. Er wordt gewerkt aan die registratie. Mannen worden strafrechtelijk vervolgd. Er is al contact gezocht met Marokko en de Marokkaanse ambassade. En de consulaten hebben de opdracht gekregen om alle medewerking te verlenen. Sterker nog, ik meen dat van de tien vrouwen die terug moesten keren, er al vier terug zijn. Dat de minister een afweging moet maken tussen haar restrictieve beleid en het terug laten keren van deze vrouwen, is wat wij als Kamer van haar vragen. Daar heeft zij wat mij betreft voldoende antwoord op gegeven.
Mevrouw Vergeer (SP):
Ik ben natuurlijk ook heel blij met de toezeggingen die in het laatste AO zijn gedaan. Dat is niet niets, maar ze liggen wel allemaal in de preventieve sfeer en dienen om te voorkomen dat vrouwen achtergelaten worden. Vandaag hebben wij het over vrouwen die al achtergelaten zijn. Ik wil mevrouw Hirsi Ali erop attent maken dat als het aan haar had gelegen, wij dat overleg van afgelopen woensdag helemaal niet hadden gevoerd. Er zijn drie partijen die dat debat hadden aangevraagd, omdat zij zich ernstig zorgen maakten. Daar was uw partij niet bij. U had zich daar niet bij aangesloten. Maar omdat de drie partijen, GroenLinks, PvdA en SP, het hadden aangevraagd, heeft het overleg plaatsgevonden. In de preventieve sfeer heeft het succes gehad, maar vandaag gaat het over de uitvoering van uw motie, over vrouwen die al zijn achtergelaten, en over de vraag of die terug mogen komen. Die motie wordt niet uitgevoerd en u legt zich daarbij neer.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Mijn motie wordt wél uitgevoerd. Ik heb niet meegedaan met het aanvragen van dat AO, omdat wij zouden debatteren over de kabinetsreactie op het AVCZ-advies, en die was er nog niet. Nu hebben wij weer een debat. Ondertussen hebben wij inderdaad een overleg gevoerd zonder dat ACVZ-advies. Ik ben blij met al die toezeggingen. Daar heb ik uit afgeleid dat mijn motie juist wel wordt uitgevoerd.
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter. Het lijkt erop dat bewust verwarring wordt geschapen om daarmee de indruk te wekken dat er iets gebeurt, maar dat is absoluut niet het geval. Mevrouw Hirsi Ali zei dat er tien vrouwen zijn teruggekomen, maar tien vrouwen hebben een aanvraag ingediend. Daarvan zijn er zes afgewezen.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Ik heb de tien vrouwen als voorbeeld genomen en gezegd dat vier van hen al terug zijn.
Mevrouw Arib (PvdA):
De minister heeft erkend dat de cijfers waarmee zij naar de Kamer is gekomen, het topje van de ijsberg zijn en dat het om veel meer vrouwen gaat. Wij hebben het over een klein groepje en nu al blijkt dat de minister absoluut niet bereid is om de door de VVD ingediende motie uit te voeren.
Mevrouw Hirsi Ali heeft gezegd dat wij veel hebben binnengehaald, verwijzend naar de toezeggingen die de minister tien maanden geleden heeft gedaan. Ik vraag de minister om die uit te voeren. Ik zal daartoe een motie indienen.
De minister heeft haar excuses aangeboden voor het verstrekken van verkeerde informatie aan de Kamer. Ik hoop dat dit niet meer voorkomt. Letterlijk heeft de minister gezegd dat de vrouwen geen Nederlandse kinderen hebben. Nu zegt zij dat zij "nee" heeft geschud, maar "ja" heeft bedoeld. Naast de Nederlandse taal moeten wij ook nog gebarentaal leren om te kunnen communiceren met deze minister.
Ik moet helaas constateren dat de VVD-fractie haar nek niet uitsteekt, als vrouwenrechten met voeten worden getreden. Wel een grote mediashow, maar als het erop aankomt, worden de vrouwen beschouwd als personen die asiel aanvragen, terwijl daar geen sprake van is. Of er wordt gesteld dat zij om economische redenen toegelaten willen worden, terwijl ook dat niet het geval is, want zij hebben hier gewoond en geleefd. Toch is de VVD van mening dat de minister haar eigen afweging moet kunnen maken.
Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag wat de vrouwen nog meer moeten meemaken om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning.
Omdat de minister haar toezeggingen niet nakomt, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat steun geboden moet worden aan vrouwen en kinderen die zonder paspoort/identiteitsbewijzen door hun echtgenoot worden achtergelaten in het land van herkomst;
overwegende dat om deze steun vorm te geven verschillende acties ondernomen dienen te worden;
verzoekt de regering, de Kamer met ingang van 15 juni 2005 maandelijks te rapporteren over de stand van zaken rond vrouwen en kinderen die worden achtergelaten en daarbij te rapporteren over de mate waarin verschillende toezeggingen, die in debatten met de Kamer zijn gedaan, zijn uitgevoerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Arib, Azough en Vergeer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 14(29742).
Mevrouw Sterk (CDA):
Voorzitter. Het CDA accepteert de excuses van de minister aan de Kamer. Zij gaf aan dat wat tijdens, maar ook na het AO is gebeurd, erg onhandig is. Wij zijn blij dat zij heeft aangegeven dat kinderen in haar belangenafweging een zwaarwegende factor zijn. Wij onderschrijven niet de constatering van GroenLinks, de SP en de PvdA dat er niets gebeurd is. Wel zijn wij van mening dat er meer gedaan had kunnen worden en dat dit sneller had gekund. Deze minister had al eerder iets met minister Pechtold kunnen regelen. Daarom is het van groot belang dat dit alsnog voor het reces gebeurt. Als hiervoor een wetswijziging noodzakelijk is, moet die zo spoedig mogelijk geregeld worden.
Wij gaan ervan uit dat de brandbrief die de minister heeft toegezegd als op korte termijn geen wetswijziging mogelijk is, nog voor de vakantie de gemeenten bereikt, zodat de registratie dan al kan beginnen.
De minister heeft voorts toegezegd dat de kabinetsreactie op het ACVZ-advies in juni komt. Wil de minister daar spoed achter zetten, opdat wij nog voor het zomerreces in de Kamer daarover kunnen spreken en bepaalde zaken in gang kunnen worden gezet? Als dat niet lukt voor het zomerreces, wordt het al gauw september of oktober voordat wij er weer over kunnen praten. Wellicht is het mogelijk aan die kabinetsreactie een voortgangsrapportage toe te voegen over alle toezeggingen die de Kamer vorige week tijdens het algemeen overleg zijn gedaan.
Mevrouw Vergeer (SP):
Voorzitter. De SP-fractie gaat ervan uit dat na alle onnodige vertraging nog voor deze zomer wordt geregeld dat zogenaamde gezinshoofden hun vrouwen niet meer kunnen uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie.
Voor ons is duidelijk dat de motie-Hirsi Ali niet wordt uitgevoerd, niet naar de letter, maar ook niet naar de geest. De minister hanteert niet het zeer duidelijke criterium dat in de motie staat. Vier van de zes vrouwen die niet zijn toegelaten, hadden volgens de motie wel een verblijfsvergunning moeten krijgen. De minister zegt dat die vier vrouwen niet zijn toegelaten, omdat zij individuele belangenafwegingen maakt. Zij noemt daarbij enkele criteria. Wat is precies de status daarvan? Kan men zich daarop beroepen? De criteria zijn bijvoorbeeld dat de nationaliteit van het kind de Nederlandse is, de moeder misschien in Marokko wil blijven en het kind bij de moeder hoort, kinderen misschien meer banden met Marokko hebben dan met Nederland. Wat de status is van dergelijke criteria, is niet duidelijk. Evenmin is duidelijk of zij uitputtend zijn. Wat kan een advocaat die deze vrouwen terzijde wil staan, beginnen met zulke criteria? Kunnen zij aangevochten worden? Om die reden heb ik de motie-Azough mede ondertekend. Wij moeten kunnen beoordelen of de minister geen fouten maakt in dit dossier of verkeerde afwegingen maakt.
Omdat in de motie-Arib wordt aangegeven dat wij willen weten hoe het met deze vrouwen gaat, heb ik ook deze motie mede ondertekend.
De voorzitter:
Mevrouw Koser Kaya heeft zich verontschuldigd in verband met andere verplichtingen in de Kamer.
Minister Verdonk:
Voorzitter. Enkele Kamerleden hebben hun bezorgdheid geuit over de uitvoering van de toezeggingen die ik heb gedaan. Mevrouw Sterk vroeg om een kabinetsreactie op het ACVZ-advies nog voor het zomerreces waarbij wordt ingegaan op de activiteiten die in gang zijn gezet. Natuurlijk wil ik die geven, maar de activiteiten die in gang zijn gezet, vinden plaats en gaan door ondanks de uit te brengen kabinetsreactie. Er loopt al van alles en dat gaat door. De voortgang die is gemaakt bij een aantal activiteiten, zal ik meenemen in de kabinetsreactie.
Mevrouw Azough merkt op dat vrouwen berooid worden achtergelaten in de landen van herkomst. Wij proberen juist die vrouwen naar Nederland terug te laten komen om hier in ieder geval de echtscheidingszaak te laten plaatsvinden volgens Nederlands recht, opdat de alimentatieverplichtingen volgens Nederlands recht gaan gelden. Dat is duidelijk de inzet van het beleid.
Mevrouw Azough noemt steeds enkele casussen uit de brief van de advocaten. Het gaat om de belangenafweging en die kun je alleen maar maken als je het hele dossier kent.
In de motie van mevrouw Azough wordt de regering verzocht met een helder kader te komen, waaruit duidelijk blijkt welke ondersteuning de verschillende groepen achtergelaten vrouwen van de Nederlandse regering kunnen verwachten en welke rechten zij hebben. Ik heb vandaag al eerder gezegd dat de balans tussen enerzijds het restrictieve toelatingsbeleid en anderzijds de belangen van de moeders en de kinderen wordt uitgewerkt in de kabinetsreactie. Die toezegging heb ik al gedaan en daarom moet ik aanneming van deze motie ontraden.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
U zegt dat vrouwen die berooid achtergelaten worden, dus zonder enige vorm van alimentatie, het recht krijgen om hier een echtscheidingsprocedure te beginnen. Betekent dit dat de zes vrouwen die nu afgewezen zijn, in ieder geval daarop kunnen rekenen? Kunnen zij een echtscheidingsprocedure beginnen in Nederland?
Minister Verdonk:
Dat kan ik nu niet zeggen. Ik heb gezegd dat ik er alles aan zal doen om ervoor te zorgen dat de vrouwen die willen scheiden en die kunnen bewijzen dat zij zijn achtergelaten, kunnen scheiden volgens Nederlands recht. Dat was de vraag van de Kamer. Die toezegging doe ik ook gestand. Ik kan nu alleen niet ingaan op individuele casussen.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Wilt u de Kamer dan wel informeren over het mogelijk aanvragen van een echtscheidingsprocedure door die zes vrouwen? Kunt u de Kamer laten weten hoe u dan wikt en weegt?
Minister Verdonk:
Ik heb al eerder gezegd dat het gaat om individuele belangenafwegingen. Ik vind het trouwens jammer dat de discussie zich toespitst op een brief van een advocaat over tien casussen, terwijl wij weten dat het er veel meer zijn. Ik ben overtuigd van de urgentie van deze problematiek. Ik heb een aantal toezeggingen gedaan en die kom ik ook na.
In haar motie vraagt mevrouw Arib de regering om de Kamer met ingang van 15 juni 2005 maandelijks te informeren over de stand van zaken rondom vrouwen en kinderen die worden achtergelaten en daarbij te rapporteren over de mate waarin verschillende toezeggingen die in de debatten met de Kamer zijn gedaan, zijn uitgevoerd. Ik heb net al toegezegd dat ik over de voortgang zal rapporteren in de kabinetsreactie op het ACVZ-rapport. Iedere maand rapporteren over deze zaak lijkt mij niet juist. Ik denk dat wij de tijd beter kunnen gebruiken. Ik besteed de tijd liever aan het nakomen van de toezeggingen die ik heb gedaan. Natuurlijk zal ik de Kamer informeren tijdens de AO's die wij nog zullen hebben, maar met een maandelijkse rapportage kan ik niet akkoord gaan. Ik ontraad dan ook aanneming van deze motie.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik heb deze motie ingediend omdat wij in de afgelopen tien maanden weinig informatie van u hebben gekregen. Wij kregen alleen vage briefjes waarin stond dat u bezig was met overleg. Dat was voor mij een reden om die motie in te dienen. Ik ben ook niet uit op elke maand een pak papier, maar gezien de ervaringen met de wijze waarop u met toezeggingen omgaat, is deze motie voor mij heel belangrijk.
Minister Verdonk:
Mevrouw Hirsi Ali heeft net duidelijk gemaakt dat je beleid niet van het ene op het andere moment in werking kunt zetten, en daar sluit ik mij bij aan. Ik ben druk bezig met de toezeggingen. Die toezeggingen heb ik overigens niet tien maanden geleden gedaan. Die tien maanden zijn zo langzamerhand een eigen leven gaan leiden. Volgens mij hebben wij hier op 7 september een AO over gehad. Ik doe er alles aan om de toezeggingen na te komen, maar ik kan de wereld niet van de ene op de andere dag veranderen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor volgende week, waarschijnlijk donderdag, over de ingediende moties te stemmen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-5021-5032.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.