Aan de orde is het debat naar aanleiding van de zaak-Karimi en het media-initiatief Iran.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Collega Farah Karimi is geen Bond-girl. Zij is geen spionne maar een Kamerlid; zij hoeft geen adressen op microfilm vast te leggen en in een holle kies te verbergen. Zij is in Teheran geweest en zij heeft open en eerlijk overleg gevoerd met democratische mensenrechtengroeperingen. Zij heeft dat op een keurige wijze gedaan. De VVD-fractie vond de opmerking van een woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken dat mevrouw Karimi onzorgvuldig of onvoorzichtig heeft gehandeld dan ook ongepast. Zij is lid van dit huis en verdient respect voor haar inzet voor de mensenrechten in Iran en daarbuiten.

Ook na de brief van de minister van Buitenlandse Zaken blijft het onduidelijk of Teheran al dan niet ruim excuses heeft aangeboden. Ik hoor daar graag een reactie op van de minister in deze plenaire zaal. Wordt de zaak al dan niet serieus onderzocht? Verder vraag ik de minister om duidelijkheid over de veiligheid van de gesprekspartners van mevrouw Karimi. Indien daarover onduidelijkheid blijft bestaan, dient Nederland zijn ambassadeur in Teheran voor consultatie terug te roepen.

De heer Brinkel (CDA):

U dreigt nu met het terugroepen van de Nederlandse ambassadeur uit Iran. Bent u het met mij eens dat er op dit ogenblik zoveel aan de hand is in de betrekkingen met Iran, zoals de problematiek van non-proliferatie, dat het volstrekt onverantwoord is om vertegenwoordiging op hoog niveau terug te roepen?

De heer Van Baalen (VVD):

Naar mijn mening is dat niet onverantwoord. Ik stel niet voor om de ambassadeur een jaar lang niet ter plekke te laten zijn. Hij wordt voor consultatie terug geroepen en vervolgens is het aan de minister van Buitenlandse Zaken om te bepalen wanneer hij weer kan terugkeren in zijn functie. Dat is niet onverantwoordelijk maar heel belangrijk, juist omdat van een dergelijke actie een belangrijke symboolwerking uitgaat.

Op het punt van het media-initiatief, het amendement-Karimi/Van Baalen, dient de regering voortvarend te werk te gaan. In de brief van 3 mei is daar geen sprake van; de praktische problemen die daarin zijn opgesomd, kunnen volgens de VVD-fractie worden overwonnen op basis van een nader direct gesprek met de Iran Gooya Media Group en eventueel andere geïnteresseerden. Het ministerie van Buitenlandse Zaken moet op korte termijn, na genoemd overleg, een voorstel doen en de Kamer daarover informeren. Waar een wil is, is een weg. Bij de Kamer is die wil aanwezig en ik zie graag dat de minister zijn weg vindt.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Onze collega Farah Karimi is in de nacht van 9 op 10 mei, vlak voor haar vertrek naar Nederland, op het vliegveld van Teheran ondervraagd en geïntimideerd. Er was absoluut geen sprake van een losse actie van narrige douane of veiligheidsmensen. Het ging om een voorbereide en gerichte actie vanuit de Iraanse regering, om officiële bedreiging en intimidatie vanwege de parlementaire activiteiten van Farah Karimi. Zij is allereerst opgewacht en meegenomen voor een gesprek met de vertegenwoordiger van het ministerie van Informatie en haar is duidelijk te kennen gegeven dat haar reizen, gericht op onder meer activiteiten zoals het oprichten van een onafhankelijke Iraanse satelliet tv-zender – waarvoor zij steun in de Tweede Kamer had weten te verwerven – ongewenst waren en dat doorgaan met dit soort activiteiten zou leiden tot niet meer toelaten of tot beperkt toelaten. Ook liet men haar weten dat men haar en haar familie in de gaten hield; de naam van haar zoon viel daarbij meerdere malen. Ook haar bagage is onderzocht en tijdelijk in beslag genomen. Farah Karimi heeft het vermoeden dat aantekeningen gekopieerd zijn. Gezien de ernst was een harde en heldere reactie van de minister van Buitenlandse Zaken op zijn plaats geweest. De GroenLinks-fractie is dan ook teleurgesteld in de reactie van minister Bot.

Waarom heeft de minister de ambassadeur niet zelf op het matje geroepen, maar liet hij dat door een hoge ambtenaar doen? Waarom heeft de minister er niet voor gezorgd dat in een eerste reactie een duidelijke veroordeling werd uitgesproken? Waarom heeft de minister er niet voor gezorgd dat niet zou worden gemeld dat het onverstandig was dat Farah Karimi met gevoelige aantekeningen en informatie rondliep? Vooral de melding dat dit onverstandig was, vindt de GroenLinks-fractie misplaatst en beneden peil. Dit gaat lijken op "blaming the victim" en dit gaat volstrekt voorbij aan de wijze waarop Farah Karimi haar parlementaire taak opvat en uitvoert. Zij doet dat in alle openheid en wars van geheimzinnigheid, omdat dit haar niet past. Zij dat doet dat echter ook omdat haar gesprekspartners en zij weten dat zij haar werk daar alleen in die openheid kan uitvoeren en dat zij daardoor mogelijke gevaren uit de weg gaat, juist ook voor haar gesprekspartners. De GroenLinks-fractie vraagt dan ook aan de regering om dit verwijt richting Farah Karimi terug te nemen.

Vervolgens is het de vraag hoe het zit met de excuses van de Iraanse regering. Zijn die nu aangeboden of niet? Wij zien een verschil tussen de brief van de minister en de reactie van de minister van Buitenlandse Zaken van Iran. Het lijkt ons helder dat die excuses er dienen te komen. Gaat de minister die excuses alsnog eisen? Zal hij ervoor zorgen dat het onderzoek naar de gebeurtenissen met spoed wordt afgerond? De GroenLinks-fractie zou graag zien dat dit onderzoek eind volgende week is afgerond. Als er geen glasheldere en duidelijke reactie komt in de vorm van excuses, dan zal de ambassadeur voor overleg terug moeten worden geroepen naar Nederland. Daarnaast vraag ik de minister deze zaak in de RAZEB aan de orde te stellen.

Ik kom nu te spreken over de reactie op de brief naar aanleiding van het amendement. De minister wil het amendement eigenlijk niet uitvoeren. Zo lezen wij het. Daarmee komt hij toch aan het budgetrecht van de Kamer. Sinds wanneer vindt de Nederlandse regering dat steun aan mensenrechten en vrije en onafhankelijke media alleen kan plaatsvinden met toestemming van een dictatoriale regering zelf? Hij is blijkbaar zo bezorgd om de manier waarop de Iraanse overheid hier tegenaan kijkt dat hij zegt: ik wil nu niet met volle vaart doorgaan om dit amendement uit te voeren en te zorgen dat die onafhankelijke tv-zender er komt. Ook zegt hij dat er problemen zijn van politieke en praktische aard, want er is een mensenrechtendialoog die wellicht wordt verstoord door deze activiteit. Het mag natuurlijk nooit zo zijn dat een belangrijke actie, gericht op het versterken van democratie en mensenrechten, zou worden geblokkeerd omdat er op ander niveau een dialoog zou plaatsvinden. Dan is het nog de vraag welke effecten die dialoog werkelijk heeft in de praktijk.

Op 10 mei is de Iran Gooya Media Groep gestart met een internetkrant. Dit is een onafhankelijke en gematigde aanpak die tot veel dialoog, gesprek en effect in Iran leidt. Wij zouden graag willen dat de minister op deze voet verder gaat. Volgens ons is het wel degelijk financieel haalbaar. Het zou toch te gek zijn als wij de minister zouden volgen als hij zegt: indien na vijf jaar blijkt dat de zender niet financieel zelfstandig zou opereren, dan zou dit betekenen dat deze aanzienlijke Nederlandse investering feitelijk voor niets is geweest. Wanneer er in Iran vijf jaar vrije en onafhankelijke meningsuiting plaats kan vinden, kan dit een enorme impact hebben op de situatie in Iran. Kijk maar naar de omliggende landen. Het is te gek voor woorden om nu op voorhand te zeggen dat die vijf jaar weggegooid geld is. Mijn fractie zegt dan ook dat het amendement moet worden uitgevoerd. De minister moet met de Iran Gooya Media Groep om tafel gaan zitten en uiterlijk 15 juni met een stappenplan komen voor de uitvoering van het amendement.

De heer Brinkel (CDA):

Voorzitter. Er is veel dat ons bij Iran betrokken houdt en mensenrechten horen daarbij. Omdat wij de vrijheid van meningsuiting en de vrije media in Iran willen bevorderen, heeft deze Kamer het amendement-Karimi/Van Baalen op de begroting over 2005 gesteund, zo ook de CDA-fractie. In de brief van 3 mei schrijft de minister dat de uitvoering van het amendement politieke en praktische problemen oproept. Het is niet verbazend dat dit voorstel politiek gevoelig ligt in Iran. Alle methoden om op te komen voor mensenrechten en, meer specifiek, voor de vrijheid van meningsuiting zullen daar als politiek gevoelig worden beschouwd. Iedere dictatuur is bang voor vrijheid van meningsuiting. Wij moeten niet wijken voor dat soort bezwaren.

De minister zet vraagtekens bij de effectiviteit van het voorstel om euro 15 mln. te besteden aan de journalisten die samen "the First Common Media of Democracy Inside and Outside Iran" vormen. De minister moet daar meer duidelijkheid over geven in dit debat. Mensenrechtenbeleid moet effectief zijn. Net als bij ontwikkelingssamenwerking, willen wij ook hier dat het geld verantwoord wordt uitgegeven. Kan de minister duidelijk maken of de steun aan de genoemde organisatie de meest effectieve manier is om de vrije media in Iran te bevorderen? Zijn er alternatieven onderzocht? Is het amendement praktisch uitvoerbaar gebleken? Ik hoor graag het antwoord van de minister op deze vragen. Er hangt ook wat af van zijn beantwoording. Mocht de steun aan de specifieke in de toelichting op het amendement genoemde organisatie echt niet uitvoerbaar zijn, is het redelijk dat andere, zo effectief mogelijke manieren worden gevonden om de vrije pers in Iran te steunen. Heeft de minister andere organisaties, zoals Free Voice en Press Now, onderzocht of benaderd en, zo nee, wil hij dat doen?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het is mij niet duidelijk wat de minister volgens u moet gaan doen. Leest u net als ik in de brief dat de minister eigenlijk niet zo heel veel zin heeft om het amendement uit te voeren? Mag ik uit uw woorden opmaken dat u vindt dat dit amendement in ieder geval moet worden uitgevoerd en dat het initiatief voor oprichting van een vrije televisiezender moet worden ondersteund door de Nederlandse regering?

De heer Brinkel (CDA):

Ik lees in de brief niet dat de minister van Buitenlandse Zaken niet bereid is om het amendement uit te voeren. Ik merk dat hij praktische bezwaren aanvoert. Ik wil duidelijk van hem horen hoe hard die bezwaren zijn gebleken. Wat was uw andere vraag?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het is mij niet duidelijk wat u precies van de minister wilt.

De heer Brinkel (CDA):

Dat heb ik net gezegd.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Is uw opdracht aan de minister dat hij het amendement moet uitvoeren? Vindt u dat hij ervoor moet zorgen dat er een initiatief van de grond komt en dat de Nederlandse regering dat moet financieren?

De heer Brinkel (CDA):

Het amendement vraagt om steun aan vrije media in Iran. Bij de begrotingsbehandeling heeft mevrouw Karimi een aantal punten naar voren gebracht. Zij heeft gezegd dat wij de Iraanse bevolking als bondgenoot moeten beschouwen, dat wij moeten voorkomen dat de hardliners in Iran sterker worden, dat wij initiatieven moeten steunen van democratisch gezinde groepen in Iran en dat wij onafhankelijke media daar moeten steunen. Daar staat mijn fractie achter. Dat is ook de reden geweest dat wij dat amendement hebben gesteund. De brief van de minister roept bij mij de vraag op of het voorstel uitvoerbaar is. Daar wil ik de minister graag over horen.

De heer Koenders (PvdA):

Ik begrijp eigenlijk helemaal niets van de CDA-fractie en haar standpunt. De minister is vrij duidelijk in zijn brief. Hij zegt dat er een afweging moet worden gemaakt. Hij stelt dat de uitvoering negatieve gevolgen kan hebben voor de mogelijkheid om, al dan niet in EU-verband, de komende jaren een constructieve dialoog te voeren met Iran. Dit is de opvatting van de Nederlandse regering en die is op zich legitiem. De vraag is of u het daarmee eens bent of niet. Vindt u dat de afweging moet worden gemaakt om toch het amendement uit te voeren? Of bent u van mening, nu snel door een achterdeur weggaande, dat het amendement niet hoeft te worden uitgevoerd omdat de minister van Buitenlandse Zaken een andere positie heeft?

De heer Brinkel (CDA):

Ik heb precies uitgelegd wat ik vind. Ik heb ook geen behoefte aan een achterdeur. Ik lees in de brief dat de minister politieke problemen ontmoet in Iran. Ik heb al gezegd dat ik het begrijpelijk vind dat een dictatuur politieke bezwaren heeft tegen steun aan vrije media, dus dat punt vind mijn fractie niet valabel. Daar gaat het niet over. Het gaat over de praktische uitvoerbaarheid. Ik wil graag weten of het amendement waarin wordt gevraagd om steun aan deze specifieke zender op dat punt uitvoerbaar is. Wij staan volkomen achter het streven en achter het bedrag van euro 15 mln. dit jaar en euro 15 mln. volgend jaar om de vrije media in Iran te bevorderen.

De heer Van Baalen (VVD):

Deelt de heer Brinkel het gevoel van urgentie van de Kamer of in ieder geval de fractie van de VVD? Het is nu half mei. Het kabinet is heel laat met zijn reactie. Er is snel actie geboden.

De heer Brinkel (CDA):

Ik deel het gevoel van urgentie. Ik ben het eens met de analyse van de problematiek. De specifieke steun aan de bijzondere organisatie is een probleem.

De Iraanse autoriteiten zijn hun boekje te buiten gegaan bij de controle van collega Karimi op het vliegveld van Teheran. Zoiets kan niet. De minister heeft snel en adequaat gereageerd. Hij heeft de Iraanse ambassadeur op het matje geroepen, kreeg verontschuldigingen en de belofte dat er een onderzoek zou worden ingesteld. Zo heeft hij in het afgelopen najaar ook gehandeld toen de collega's Ferrier en Dittrich in Cuba werden geïntimideerd en vastgehouden. De minister heeft tegenover zijn collega Kharrazi van Iran zijn teleurstelling uitgesproken en volledig inzicht in de gang van zaken gevraagd. De minister schrijft in zijn brief dat hij de resultaten van het onderzoek afwacht. Wij doen dat met hem. Wij gaan ervan uit dat hij de Kamer daarover tijdig zal inlichten.

De heer Koenders (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Wie opkomt voor democratie en mensenrechten verdient de volle steun van de Nederlandse regering en het Nederlandse parlement. Dat geldt dus voor Farah Karimi in Iran. Haar behandeling op het vliegveld van Teheran was duidelijk bedoeld om te intimideren. Velen van ons zijn op dat vliegveld geweest, ikzelf ooit ook eens. Wij kennen de sfeer. Maar wat hier is gebeurd gaat echt veel te ver.

De Iraanse regering heeft natuurlijk een directe bedoeling. De ruimte die in Iran een heel klein beetje nog bestaat om de lamgeslagen activisten voor verandering, openheid, vrouwen- en mensenrechten verder te beperken, om de link tussen mensen binnen en buiten Iran door te snijden en om activiteiten ten behoeve van het verruimen van de beperkte groep van echte hervormingsgezinden, bijvoorbeeld via het mediaproject, kapot te maken en te blokkeren. Daarover gaat het in feite vanavond.

Het gaat niet aan om in Nederland of bij de woordvoering door Buitenlandse Zaken te stellen dat het niet zo handig was om papieren en boekjes mee te nemen. Die onderschatting van het parlement past niet. Hadden de ministers en de beleidsambtenaren zich toen al geïnformeerd over de situatie? Waarom werd deze uitlating eigenlijk gedaan?

Minister Bot heeft terecht onmiddellijk ambassadeur Ziaran op het matje geroepen. Ik weet niet of hij er was of niet, maar als hij er was had hij het zelf moeten doen. Op de Iraanse televisie is het gebeurde kennelijk niet onbesproken gelaten. Het debat in Iran is nog niet helemaal dood. Wij moeten de mogelijkheden voor dat debat vergroten.

Ik sluit mij aan bij een aantal vragen van de fractie van GroenLinks over hetgeen is gebeurd. Wat betekenen de excuses precies? Zijn zij gedaan of niet? Waar komt de verwarring sindsdien vandaan? Welk onderzoek wordt nu eigenlijk door wie gedaan? Welke activiteiten ontplooit onze ambassadeur in Teheran?

Over het eventueel terugroepen van de ambassadeur in Teheran heb ik op dit moment geen opvatting. Geen enkele methode om helderheid te krijgen moet geschuwd worden. Het lijkt mij overigens een beetje voorbarig dat daar de vorige week al over geroepen is. Wij moeten geen wedstrijd houden wie het meest tegen Iran is. Het gaat om het effectiefste middel. Terugroepen kan wat mij betreft niet worden uitgesloten. Het gaat er echter om resultaten te bereiken.

Het gezamenlijke amendement over de media is glashelder. Duidelijk moet zijn dat de actie op de luchthaven van Teheran nooit mag leiden tot het niet uitvoeren van dat amendement. Als daarvoor al een reden zou zijn geweest, is die er nu helemaal niet meer. Het amendement is breeduit gesteund. De problemen zijn volgens de minister van politieke en praktische aard. Ik begin met de politieke bezwaren.

De minister is daar vrij eerlijk over, al deel ik zijn opvatting niet. Ik wil wel graag weten hoe hij er precies in staat. Met Iran is er nu een discussie over de nucleaire problematiek. Er zijn over een maand verkiezingen. Het beleid is gericht op een overeenkomst met Iran. Is de opvatting van de minister dat hij geen gezeur met Iran wil zolang dit aan de orde is? Geeft hij de voorkeur aan het nucleaire dossier boven het andere? Het lijkt mij niet een doorslaggevend argument, maar ik wil precies weten waar hij staat.

Het praktische argument van de minister vind ik nog minder overtuigend: een kantoor in Teheran zou niet mogen van de Iraanse regering. Ik heb juist begrepen dat het een geste was aan de Iraanse regering, maar het kan natuurlijk ook altijd daar buitenom. Wat betreft het geld sluit ik mij aan bij de opmerkingen van de fractie van GroenLinks.

Kortom, wie opkomt voor democratie en mensenrechten, die heeft daarbij de volledige steun nodig van het parlement en van het ministerie, ook van alle lagen van zo'n ministerie. Het lijkt mij van belang dat de minister zo snel mogelijk het amendement uitvoert en het gesprek continueert met de Iraanse mediagroep en anderen. Vervolgens dient hij de Kamer erover in te lichten wat er precies aan de hand is en mede te delen wanneer wij de uitvoering tegemoet kunnen zien.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijnheer de voorzitter. De SGP-fractie vindt dat wat collega Karimi in Iran is overkomen, hoog moet worden opgenomen. Het gaat hier om een brute intimidatiepraktijk die een aanslag vormt op de taakuitoefening door een parlementariër. Het regime in Iran moet het volstrekt duidelijk zijn dat zo'n bejegening niet kan en niet mag worden getolereerd. Deelt de minister deze visie? In zijn brief staat het niet zo krachtig. Het zou goed zijn als hij hieraan expliciet ook dergelijke kwalificaties verbindt.

De ambassadeur is om opheldering gevraagd. Iran zou bij monde van de ambassadeur eerst excuses hebben aangeboden, maar die vervolgens weer hebben ingeslikt. Hoe zit dat nu? Graag verkrijg ik hierover volstrekte duidelijkheid. Het is gênant en maakt in feite gedane excuses betekenisloos, als het vervolgens voorwerp van discussie wordt of zij nu wel of niet zijn uitgebracht.

De minister heeft zelf ook iets op te helderen. Hij zou via zijn woordvoerder gezegd hebben dat het onverstandig en naïef zou zijn om gevoelige informatie bij zich te dragen. Het lijkt mij goed dat de minister van dergelijke uitlatingen krachtig afstand neemt. Het is toch de omgekeerde wereld als in uiterst voorzichtige bewoordingen over de handelwijze van Iran wordt gesproken en in termen van ongepaste, verregaande kwalificaties over de handelwijze van mevrouw Karimi.

Inmiddels vindt in Iran onderzoek plaats en de minister stelt dat onderzoeksresultaten snel beschikbaar zullen zijn. Wanneer is snel? Ik vind dat bij zo'n affaire past dat je geen slepend onderzoek gedoogt, maar uitspreekt dat dit in enkele dagen helder te maken moet zijn. Zo ingewikkeld hoeft het toch allemaal niet te zijn? Wij vinden hier het snel verschaffen van helderheid dringend geboden en zouden de minister willen aansporen zich daarvoor in te zetten.

Tot slot maak ik een opmerking over het zogenoemde media-initiatief. Ook voor mijn fractie staat voorop dat een voortvarende uitvoering van het amendement is aangewezen. Ik ben het eens met degenen die hebben gezegd dat politieke beletselen zoals genoemd in de brief, geen doorslaggevende reden mogen zijn om van de uitvoering af te zien. Praktische bezwaren zijn er wat ons betreft om overwonnen te worden. Wij verwachten van de minister dat al het mogelijke wordt gedaan om wat in het amendement is vastgelegd, tot uitvoering te brengen.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Er zijn kernwaarden die voor de fractie van de Lijst Pim Fortuyn ononderhandelbaar zijn: als een gerespecteerd volksvertegenwoordiger zich in het buitenland inzet voor vrede en veiligheid, dan dient dat te worden gerespecteerd en is dat niet onderhandelbaar. Ik zeg dit nadrukkelijk, omdat ik bij deze minister de laatste maanden een zekere verschuiving zie naar wat haalbaar is. Als de Tweede Kamer duidelijk een grens heeft getrokken, een streep in het zand heeft gezet, dan heeft de minister zich daaraan te houden. Ik refereer aan het wapenembargo voor China en aan de softwareoctrooien en de rol van het Europese Parlement. Ik hoor de minister dan steeds zeggen: wij zullen zien wat wij kunnen doen. Als de minister in de nabijheid is van de machtigen der aarde, is de daadkracht versmolten en is het: wij zullen zien wat wij kunnen doen.

Hier is duidelijk een grens overschreden en dit is voor mijn fractie niet aanvaardbaar, waarbij ik bovendien hoor dat de woordvoerder van Buitenlandse Zaken zegt dat een collega onverstandig of naïef zou zijn geweest. Ik wil hierop graag een antwoord van de minister en ik sluit mij aan bij de vragen die door collega Van Baalen, maar ook door de collega's van GroenLinks en de Partij van de Arbeid zijn gesteld. Wij mogen op dit punt niet een timide houding aannemen, want hier is duidelijk een grens overschreden. Een amendement van de Kamer is ook zo'n lijn in het zand waaraan de minister zich heeft te houden. Dat amendement moet gewoon worden uitgevoerd. Daarover valt niet te onderhandelen. Daarom wil ik vandaag ook niet horen: wij zullen wel zien wat wij kunnen bereiken.

De heer Brinkel (CDA):

U vindt het zorgelijk dat deze minister probeert het haalbare te bereiken. Verlangt u dan van de minister dat hij het onhaalbare nastreeft?

De heer Herben (LPF):

Ik verlang van de minister dat hij doet wat de Kamer hem opdraagt. Als de Kamer unaniem een amendement aanneemt, dient dat te worden uitgevoerd. Punt uit! Dan kan de minister niet zeggen: ik leg de mening van de Tweede Kamer naast mij neer. Als hij dat doet hebben wij in dit huis een echt politiek probleem.

De heer Brinkel (CDA):

Natuurlijk moet de regering amendementen van de Kamer uitvoeren, maar als dat onhaalbaar is, wat verlangt u dan nog van de minister?

De heer Herben (LPF):

Als hij onmogelijkheden ziet, mag hij uitleggen welke die zijn. Uiteraard! Wij zijn een zeer redelijke volksvertegenwoordiging en ook de LPF is een redelijke partij. Zij wil graag naar argumenten luisteren. Echter, als op een gegeven moment de Kamer gewikt en gewogen heeft, een amendement of motie heeft ingediend en dat amendement of die motie wordt aanvaard, dan dienen die, zoals de voorzitter al vele malen heeft gezegd, klip en klaar te worden uitgevoerd. Nu hoor ik nog te vaak van deze minister: wij zullen wel zien wat wij kunnen bereiken. Dat niet dus!

Voorzitter: Ten Hoopen

Minister Bot:

Voorzitter. Er is over twee onderwerpen een aantal vragen gesteld. De vragen betreffen in de eerste plaats datgene wat mevrouw Karimi is overkomen en in de tweede plaats de kwestie van het amendement. Ik zal eerst iets zeggen over het incident dat mevrouw Karimi is overkomen.

Het is misschien goed om allereerst op een rijtje te zetten wat de minister en het departement in reactie op dat incident hebben gedaan. Ik heb onmiddellijk de ambassadeur laten ontbieden. Zelf was ik op reis. Overigens heb ik mevrouw Karimi en mevrouw Halsema persoonlijk gebeld om tekst en uitleg te geven en gezegd wat de positie van de Nederlandse regering is: een krachtige veroordeling van wat er is gebeurd. Ik deel de mening van degenen die hierover hebben gesproken en die gezegd hebben dat wat mevrouw Karimi is overkomen geen pas geeft.

Het is nog niet duidelijk of mevrouw Karimi daar op een privé-reis was dan wel of zij daar was als parlementariër. Van de ambassadeur heb ik begrepen dat zij daar op privé-reis was, dat zij in Iran gesprekken heeft gevoerd en dat het ministerie van buitenlandse zaken van Iran medewerking heeft verleend voor het voeren van die gesprekken. Dit doet echter niet ter zake. De behandeling die mevrouw Karimi heeft gekregen is niet correct en daartegen is geprotesteerd.

Ik heb dus de ambassadeur ontboden en met mevrouw Halsema en mevrouw Karimi gesproken. Ik heb een brief gestuurd naar mijn collega Kharazzi, die hier een week eerder was geweest. Daarin heb ik om tekst en uitleg gevraagd.

De ambassadeur heeft in zijn gesprek op het ministerie voor het gebeurde zijn excuses aangeboden. Ik herhaal: hij heeft zijn excuses aangeboden. Via de media heeft mij het bericht bereikt dat in Teheran gezegd zou zijn dat hij niet zijn excuses heeft aangeboden. Dat heeft tot het misverstand geleid. Ik wijs erop dat de ambassadeur niet bij mij is teruggekeerd om te zeggen dat hij niet zijn excuses heeft aangeboden. De Nederlandse regering gaat er dan ook van uit dat hij dat in het bewuste gesprek wel heeft gedaan. Op geen enkele officiële wijze is mij geworden dat die zijn ingetrokken. Ik wacht de brief van mijn collega af en zal druk op de ambassadeur blijven uitoefenen en hem zeggen dat ik snel uitleg van het gebeurde wil.

Ik geloof niet dat er enige reden is om een ambassadeur terug te roepen. Dat is een buitengewoon zwaar middel, dat je pas moet inzetten als bijvoorbeeld uit de brief van Kharazzi zou blijken dat het gaat om een normale procedure of dat men het onbelangrijk vindt. Ik weet niet wat de reactie gaat worden, maar ik wil haar wel afwachten. Nogmaals, de excuses zijn aangeboden. Ik heb geen reden om te twijfelen aan de oprechtheid ervan. Ik begrijp dat de ambassadeur ook met mevrouw Karimi zelf contact heeft opgenomen. Ik weet uiteraard niet wat daar besproken is en wat hij tegen haar gezegd heeft. Daar ben ík dan nieuwsgierig naar. Ik geef de feiten die hebben plaatsgevonden en ben van mening dat de Nederlandse regering adequaat heeft gereageerd.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik heb van de minister begrepen dat het terugroepen van de ambassadeur voor consultatie tot de mogelijkheden behoort.

Minister Bot:

Dat behoort het altijd.

De heer Van Baalen (VVD):

Ja natuurlijk, er behoort veel tot de mogelijkheden. In dit specifieke geval behoort het tot de mogelijkheden. Of het gebeurt, hangt af van het verdere verloop, onder andere van het onderzoek. Mijn fractie zal het blijven volgen.

De minister plaatst een vraagteken bij de aard van het bezoek van mevrouw Karimi. Een Kamerlid is echter altijd Kamerlid, net als een minister altijd minister is, hoe hij of zij ook reist. Mevrouw Karimi was overduidelijk niet op vakantie in Iran. Ik snap dus niet welke relevantie deze vraag van de minister had.

Minister Bot:

Het is niet juist dat een minister altijd reist als minister. Als ik op vakantie ga, reis ik met mijn gewone paspoort en niet met mijn diplomatieke paspoort. Dat is goed gebruik. Ik ben dan een ander persoon dan wanneer ik op een officieel bezoek ben. Het spijt mij zeer, maar zo zijn de regels.

De heer Van Baalen (VVD):

Zo werkt het niet. Als de minister met zijn privé-paspoort reist en een uitlating doet of op de een of andere manier wordt aangepakt, dan is hij minister van de Kroon, net als een Kamerlid Kamerlid is.

Minister Bot:

Daarom heeft de Nederlandse regering gereageerd zoals zij heeft gereageerd. Er is een brief geschreven aan de Iraanse collegae. De ambassadeur is op het matje geroepen. Er zijn excuses aanvaard. Dat is allemaal gebeurd.

De heer Van Baalen (VVD):

Dus deze vraag was irrelevant.

Minister Bot:

De vraag was niet irrelevant. Het is belangrijk om te weten wat de feitelijke toedracht van zaken is geweest. Dat is belangrijk bij de beoordeling van de situatie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het is duidelijk dat mevrouw Karimi op het vliegveld op het matje is geroepen door een vertegenwoordiger van het ministerie van informatie van de Iraanse regering. Men heeft bezwaar gemaakt tegen de parlementaire activiteiten van mevrouw Karimi. Het is glashelder. Het ging om de parlementaire activiteiten, met name het media-initiatief. Daarop is zij aangesproken, daarvoor is zij gewaarschuwd. Daarvan moet de minister toch zeggen dat dat niet kan?

Minister Bot:

Dat zeg ik dus ook: dat kan niet. Om die reden hebben wij ook al die maatregelen getroffen, onmiddellijk nadat het incident bekend is geraakt.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Maar dan begrijp ik niet waarom de minister onderscheid wil aanbrengen tussen een reis om privé-redenen en een reis als parlementariër.

Minister Bot:

Dat onderscheid maak ik omdat het mogelijk is dat de Iraanse autoriteiten daar een verschillende interpretatie aan geven. Zij kunnen zeggen dat mevrouw Karimi daar als privé-persoon was, dat zij reisde op een Iraans paspoort. Dat zijn allemaal factoren die ik graag wil weten. Het neemt niet weg dat ik veroordeel wat daar gebeurd is. Wij hebben maatregelen genomen die wij niet genomen zouden hebben als het was gegaan om een privé-persoon. Ik wil de feitelijke toedracht graag precies kennen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Stel dat mevrouw Karimi als privé-persoon zou hebben gereisd en zou zijn aangehouden en aangesproken op haar parlementaire activiteiten. Zou de reactie van het ministerie dan minder zijn geweest, zou de veroordeling dan minder zijn?

Minister Bot:

Wij zoeken opheldering over wat er precies gebeurd is en waarom het gebeurd is. Ik wacht een brief van mijn collega Kharazzi af.

De heer Herben (LPF):

Het is mij nog niet duidelijk. Als wij het hebben over de mensenrechten, dan hebben wij het over de rechten van de homo sapiens. Ik ben mij er niet van bewust dat parlementariërs een hogere rangorde bezitten dan privé-personen. Stel dat ik als Mat Herben op reis ben in een land en daar bruut word behandeld. Dan verwacht ik niets anders dan een faliekante veroordeling van dat handelen door de regering, en geen opmerkingen in de trant van "het zijn feiten die relevant zijn voor de Iraanse autoriteiten". Dat kan zo zijn, maar dat geldt niet voor mij. Wij gaan uit van de mensenrechten, en die gelden voor iedereen, privé-persoon of parlementariër.

Minister Bot:

Ik wil graag weten wat er gebeurd is. Dat is toch heel logisch? De ambassadeur heeft excuses aangeboden voor het feit dat ze onheus bejegend is. Daar hebben wij kennis van genomen. Wij hebben om een onderzoek gevraagd naar de reden van haar onheuse bejegening. Wat is haar precies toegevoegd en wat wil de Iraanse regering hiermee bereiken? Ik wacht vol belangstelling de antwoorden daarop af.

De heer Herben (LPF):

Maar dat laat uw oordeel op voorhand onaangetast.

Minister Bot:

Onaangetast. Anders had ik niet de maatregelen genomen die ik genomen heb.

De heer Koenders (PvdA):

Dat is toch wel een beetje vreemd, want dan is de vraag wat zo'n onderzoek nog moet opleveren.

Ik heb nog twee korte vragen. Maakt het feit dat mevrouw Karimi zou reizen met een Iraans paspoort enig verschil voor u waar het gaat om de mate waarin u verder naar het onderzoek kijkt en de manier waarop u er vervolgens conclusies aan verbindt? Kunt u bovendien nog een reactie geven op de uitlating van de woordvoerder van uw ministerie met betrekking tot het al dan niet aanwezig zijn van boekjes in de tassen van mevrouw Karimi? Vindt u dat een gelukkige uitlating?

Minister Bot:

Ik vind dat geen gelukkige uitlating. Aan de andere kant kan ik mij voorstellen dat wanneer je als parlementariër op reis bent in een land als Iran en je contacten hebt met mensen die zich verzetten tegen het regime ... Nogmaals, ik ken de feiten niet precies. Vandaar dat ik eerst wil weten wat er precies is gebeurd en wat precies de redenen van de Iraanse autoriteiten waren. Ik weet niet of u ooit vanuit Curaçao terug bent gekomen op Schiphol, maar ik kan u verzekeren dat u dan aan een grondig onderzoek wordt onderworpen, dat er in uw tas wordt gekeken, dat uw spullen worden ingenomen en dat u wordt geïsoleerd. U heeft er onlangs in de krant nog over kunnen lezen. Dat zijn maatregelen waartoe een staat gerechtigd is, die ook wij kunnen nemen. Om die reden wil ik graag weten wat de omstandigheden waren voordat ik een eindoordeel vel. Ik heb ondertussen alle maatregelen genomen die je kunt nemen onder deze omstandigheden.

De heer Koenders (PvdA):

Ik vind het belangrijk te constateren dat u het een ongelukkige uitspraak vond van uw woordvoerder. Uit die uitlating blijkt een minachting van het parlement, waarvan overigens wel vaker blijk wordt gegeven. Natuurlijk weet een parlementariër – dat zeg ik ongezien voor mijn 149 collega's – vrij goed wat die doet als die op reis is, ook met betrekking tot boekjes. Het is dus goed dat hier duidelijk wordt gezegd dat genoemde uitlating ongelukkig is. Ik neem dan ook aan dat dit niet meer gebeurt. Verder zou ik graag nog antwoord krijgen op mijn vraag of het een verschil maakt dat er sprake is van een Iraans paspoort.

Minister Bot:

Niet wanneer de behandeling onheus is. Ik zou wel graag willen weten op welke wijze er is gehandeld door de Iraanse autoriteiten. Ook Nederlanders kunnen gefouilleerd worden als er bepaalde verdenkingen bestaan. Dat gebeurt op Schiphol. In Washington gebeurt het voor Amerikanen. Ik wil dus gewoon weten op welke basis de Iraanse autoriteiten hebben gehandeld zoals ze hebben gedaan. Hebben ze dat gedaan omdat zij Iraanse is of omdat het om een parlementariër gaat? Ik wil dat gewoon weten.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik wil een duidelijker antwoord van de minister op het verwijt dat door zijn voorlichter is gemaakt richting mevrouw Karimi

Minister Bot:

Dat heb ik gegeven. En dat ga ik niet herhalen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dan moet ik zeggen dat ik dat antwoord onvoldoende vind. Er is hier sprake van een parlementariër die precies wist wat zij deed. Zij was op weg naar Iran, hetgeen zij overigens heeft gemeld aan Teheran. Men wist daar dat ze zou komen. Zij heeft zelfs gesproken met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij heeft in alle openheid haar afspraken afgehandeld, juist wetende dat dit voor haar eigen veiligheid en die van haar gesprekspartners nodig was. Uiteraard heb je dan in je tas een boekje waar adressen in zitten. Maar daar is niets mis mee. Men wist namelijk ook met wie zij ging praten. Dat was het probleem verder helemaal niet. Zij wist dus goed wat zij deed. Zij heeft het gedaan in het kader van een actie voor een onafhankelijke media aldaar, een actie die nota bene door het voltallige Nederlandse parlement is gesteund. En dan wordt vanuit uw voorlichting gezegd dat het allemaal niet zo handig was dat ze een schrift bij zich had met aantekeningen over die actie, dat ze een boekje had met namen van mensen. Dat is toch te gek voor woorden? U moet dat gewoon terugnemen en duidelijk maken dat vanuit uw ministerie dit soort dingen niet over parlementariërs gezegd kan worden.

Minister Bot:

Ik heb gezegd dat dit een ongelukkige uitlating is. Daar heb ik niets aan toe te voegen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik wil van u horen dat dit soort uitlatingen niet meer gedaan zal worden.

Minister Bot:

Dat hangt van de omstandigheden af.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik moet hier toch op doorgaan. Ik heb van mevrouw Karimi begrepen dat de afdeling voorlichting deze uitlating heeft gedaan voordat er nog maar enig contact met haar was geweest. Zij heeft contact met uw ministerie opgenomen en u hebt haar inderdaad teruggebeld, maar dat was later. Voor die tijd heeft men in de media gezegd dat dit niet zo handig was van mevrouw Karimi. Ik vind het sowieso gênant dat een dergelijke uitlating over een parlementariër wordt gedaan, maar het is helemaal erg als dit wordt gedaan zonder haar daar zelf over te consulteren. Dat soort oordelen mag een ministerie niet naar buiten brengen. Ik wil een duidelijker veroordeling hiervan van de minister en ook de toezegging dat dergelijke dingen niet meer op deze manier naar buiten worden gebracht.

Minister Bot:

Ik heb gezegd wat ik gezegd heb en daar blijf ik bij, mevrouw Vos.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Ik sluit mij van harte aan bij de woorden van mevrouw Vos. Het is zorgelijk dat de minister door de relativerende opmerking dat iedereen kan worden gecontroleerd, de Iraanse regering als het ware de kans geeft om weg te komen met de opmerking dat het een routine-veiligheidscheck was. Wij weten van mevrouw Karimi dat er eerst sprake was van een normaal onderzoek door vrouwelijke agenten, maar dat zij daarna door militairen werd afgezonderd. Zij werd intimiderend bejegend. Dan resteert de volgende vraag aan de minister: trekt hij de woorden van mevrouw Karimi in twijfel?

Minister Bot:

Het antwoord is nee.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik wil niet te lang in deze kwestie blijven roeren, maar het blijft mij steken dat er zo voorzichtig wordt gesproken over de handelwijze van Iran. Er wordt in feite gezegd dat een en ander nog eens goed uitgezocht moet worden. Er wordt niet gezegd: ongelukkige uitspraak punt. Er volgt steeds een komma en een maar. Het is volstrekt irrelevant wat u of uw ministerie vindt van de wijze waarop mevrouw Karimi met haar boekjes omgaat. Daar gaat het helemaal niet over en daar moeten wij verder geen woorden aan vuil maken.

Minister Bot:

Dat doe ik niet, maar ik krijg de indruk dat u dat wel doet. Ik heb heel duidelijk gemaakt dat wij deze zaak serieus nemen. Ik heb gezegd dat er direct maatregelen zijn genomen die onder andere omstandigheden zeker niet genomen zou zijn. Daarmee erkennen wij dat er op een bepaalde manier gereageerd moet worden als een parlementariër zo wordt behandeld. Ik heb dat uitvoerig uiteengezet. Ik heb direct contact opgenomen met mevrouw Halsema en met mevrouw Karimi. Ik was in het buitenland en ik kon niet meer doen. Wij wachten nu het antwoord van de Iraanse regering af, want anders had ik die brief niet hoeven schrijven. Ik blijf bij mijn verklaring dat mevrouw Karimi totaal fout behandeld is en dat dit onacceptabel is. Dat is ook duidelijk gemaakt en de ambassadeur heeft daarvoor excuses aangeboden. Ik heb ondertussen niets anders gehoord. Ik weet echt niet wat ik nog meer kan doen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat is mij helder en daar ben ik het ook mee eens. Het ging mij om hetgeen is gezegd over de handelwijze van mevrouw Karimi. Daarvan moeten wij zeggen: dat was een ongelukkige uitspraak punt. Dus zonder een komma en een maar, zoals u aanvankelijk deed.

Minister Bot:

Voorzitter. Dan ga ik nu over tot de satellietzender. Op dat punt is er sprake van een aantal misverstanden. Ik herinner eraan dat het amendement oproept tot ondersteuning van vrije op Iran gerichte media. Mijn inzet is daarop gericht. Daarover mag geen enkele twijfel bestaan. Ik voer het amendement zonder meer uit. Ik hecht er echter ook aan dat belastinggeld zorgvuldig wordt besteed. Daarom dienen bij de besteding van de 15 mln. de gebruikelijke kwaliteitscriteria in acht te worden genomen. In feite wordt dit over een periode van vijf jaar een bedrag van 43 mln. Bovendien kon op basis van het huidige beleid geen subsidie verstrekt worden aan de Iran Gooya Media Group omdat het een buitenlandse rechtspersoon betreft. Daarom was het noodzakelijk om een nieuw beleidskader te formuleren voor de besteding van in eerste instantie 15 mln. aan subsidie waarnaar verschillende organisaties kunnen meedingen. Ik kom straks nog te spreken over het juridisch kader. Dit subsidiekader zal binnenkort verschijnen, maar daar heb ik nog wel enkele weken voor nodig. Ik heb inmiddels een voorstel ontvangen voor de opzet van de satellietzender door een andere groep belangstellenden, een groep Iraanse journalisten uit Londen. Het gaat deels om ex-BBC-werknemers met jarenlange ervaring in de regio die een satellietzender willen oprichten voor de gehele Farsi-sprekende regio.

Belangrijk bij het opzetten van een subsidiekader zijn de kwaliteitscriteria. Ik doel op de kwaliteit van de voorstellen, de doelmatigheid, de doeltreffendheid, de haalbaarheid van de beoogde activiteiten, de vraag of aannamen realistisch zijn, bijvoorbeeld de medewerking van de Iraanse autoriteiten, de duurzaamheid van de beoogde activiteiten en het "record" van de indienende organisatie.

De Kamer wil ondersteuning van de Iraanse journalisten. Het gaat om een activiteit op initiatief van anderen dan het ministerie. De juridische relatievorm wordt dan die van een subsidie. Er is geen sprake van een Europese aanbesteding. Een dergelijke verplichting geldt alleen voor opdrachtverlening en commerciële transacties. Er geldt wel een juridisch kader, dat als volgt is opgebouwd. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft Buitenlandse Zaken zijn eigen subsidiewet, de Kaderwet subsidies BZ. Deze wet is uitgewerkt in het Subsidiebesluit BZ en de Subsidieregeling BZ. De activiteit valt daarom onder de zogenaamde thematische medefinanciering.

Dit is een gemeenschappelijk afstemmingskader voor BZ-subsidies op bepaalde terreinen. Vorig jaar heeft de Tweede Kamer de toezegging bedongen dat TMF-subsidies voortaan ten goede moeten komen aan Nederlandse aanvragers. Daarom kon de door mevrouw Karimi voorgedragen groep niet zomaar voor een subsidie in aanmerking komen. Voor buitenlandse subsidieaanvragers, wier OS-werk te belangrijk is om ze voor de toekomst subsidie te weigeren, heeft mijn ambtgenoot van OS een speciaal beleidskader in voorbereiding op basis van een uitzonderingsbepaling. Dat is artikel 2.12 van de BZ-subsidieregeling.

Voor de activiteit "steun aan de vrije media in Iran", zal ik op korte termijn een soortgelijk speciaal kader laten schrijven. In dit kader zal tevens de figuur van de subsidietender verwerkt worden. Dit houdt in dat uit de potentiële aanvragers, die aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen om in aanmerking te komen, na een onderlinge vergelijking de beste zal worden gekozen.

Het is belangrijk om duidelijk te maken dat de regering het amendement zal uitvoeren. Er is vertraging opgetreden om de puur juridische redenen die ik heb aangegeven. Omdat het in voorbereiding is, wacht ik tot het gehele kader voor elkaar is. Het gaat in eerste instantie om de groep die een buitenlandse subsidieaanvrager is. Ik kan daaraan niet zonder meer subsidie toekennen. Helaas zijn er juridische kaders die nagekomen moeten worden. Dat wil niet zeggen dat de regering het amendement niet uitvoert. De regering voert het amendement uit. Ik heb in de brief niet geschreven dat ik het amendement niet zal uitvoeren. Ik heb geschreven dat ik naar de praktische kanten moet kijken. Die hebben met name betrekking op de formele uitvoeringsmogelijkheden en -problemen.

De heer Van Baalen (VVD):

Het amendement is eind vorig jaar aangenomen. De heer Bot heeft tijdelijk in het bedrijfsleven gewerkt. Daar is het mogelijk om kort en snel een juridische zaak te onderzoeken en om snel actie te ondernemen. Wij zijn bijna een half jaar verder. Hoelang duurt het precies voordat het kader er is en voordat er een besluit kan worden genomen?

Minister Bot:

Dat zal nog een paar weken duren. Ik probeer om het kader gereed te krijgen in de maand juni. Wij zullen vervolgens bekijken welke organisatie daarvoor het meest in aanmerking komt.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het verbaast mij dat wat de minister nu over juridische belemmeringen meldt niet in de brief naar aanleiding van het amendement staat. Dit lijken mij praktische zaken die snel opgelost kunnen worden. In de brief staan meer principiële bezwaren van de kant van de minister. Het verbaast mij dat hij daarover weinig zegt. In de brief schrijft de minister bezorgd te zijn over het verzet van de Iraanse regering tegen deze activiteit. Hij is bang dat de Iraanse oppositie het zal gebruiken in haar verzet tegen de regering. Dat is blijkbaar het probleem. Dat is toch geen reden voor de minister om een dergelijk initiatief te vertragen?

Minister Bot:

Nee, dat mag op zichzelf geen reden zijn, maar als minister van Buitenlandse Zaken ben ik natuurlijk verantwoordelijk voor de bilaterale verhoudingen. Ik zit echter ook in de Europese Unie, waar op dit ogenblik een aantal initiatieven gaande zijn. Dat weet u heel goed, dat zijn onderhandelingen over de stopzetting van nucleaire activiteiten. Ook vindt op dit ogenblik binnen EU-verband een mensenrechtendialoog plaats. Verder zijn er gesprekken met Iran in het kader van de Midden-Oostenproblematiek. Al die elementen moeten worden betrokken bij de overwegingen over het wat en hoe.

Ik zal het amendement uitvoeren, maar de kwestie is daarbij wel: hóe ga ik het uitvoeren. Zoals gezegd is er een praktisch probleem in de vorm van het juridisch kader, waaraan ik me heb te houden. Daar kan ik niet onderuit, ook vanwege de beperkingen die de Kamer zelf heeft opgelegd, zoals de TMF-subsidie die alleen aan Nederlandse ontvangers kan worden verleend. Daarvoor moet ik dus een uitzondering formuleren. Natuurlijk heb ik contact gezocht met mijn collega's in de EU. Mij is daarbij gebleken dat men staat voor vrije media, maar dat geen enkele partner het middel ondersteunt dat de Kamer suggereerde – integendeel, dat heeft men bijna unaniem verworpen.

Ik vind dat al deze elementen nodig zijn voor mijn oordeelsvorming. Dat was ook wat de Kamer uiteindelijk heeft gevraagd. De Kamer kwam met een amendement, ik heb in een brief geschreven dat ik wilde bekijken welke steun daarvoor bestaat – dat was overigens een verzoek uwerzijds – de uitkomst daarvan is duidelijk. Een en ander wil niet zeggen dat ik het amendement niet zal uitvoeren. Dat zal ik uitvoeren, en ik heb ook gezegd binnen welke termijn: zo spoedig mogelijk. Ik denk dat hiermee enkele weken gemoeid zullen zijn.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik krijg de indruk dat de minister veel juridische en praktische bezwaren heeft opgeworpen, maar dat het uiteindelijk niet daarom gaat. De kern van de zaak is dat hij zich zorgen maakt dat de dialoog met de regering van Iran over mensenrechten en nucleaire ontwapening in gevaar komt of lastiger wordt als dit project heel voortvarend door de Nederlandse regering wordt uitgevoerd. Ik wil duidelijk horen van de minister of dit het geval is en of hij het wenselijk acht dat dit allemaal wat op een lager pitje wordt gezet, zodat in ieder geval de dialoog niet wordt verstoord.

Minister Bot:

Nee, dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat de minister de plicht heeft om gevolg te geven aan het verzoek van de Kamer om de Europese collega's te raadplegen, ook vanwege het lidmaatschap van de EU. Welnu, dat heb ik gedaan. Ik heb opgesomd welke factoren daarbij aan de orde kwamen. Ik heb daar rekening mee te houden bij mijn oordeelsvorming.

Ik heb tevens gezegd dat ik het amendement zal uitvoeren, dat ik wacht op het juridische kader. Ik geloof niet dat ik nog duidelijker kan zijn over de intentie van de Nederlandse regering: inwinnen van informatie voordat zo'n belangrijke stap wordt gezet. Want laten we wel zijn: mevrouw Karimi is ervoor gewaarschuwd, meneer Kharrazi heeft mij gewaarschuwd toen hij hier was. Ik wist namelijk dat hij zou komen en ik wilde bij hem polsen hoe de regering ertegenaan keek. Het antwoord was zonder meer duidelijk: daar zult u de consequenties van ervaren. Welnu, dat is dan duidelijk. De regering zal uitvoering aan het amendement geven omdat de Kamer dat wil. Ik zeg u echter wel dat daar problemen aan verbonden zijn. Ik vind dat ik de plicht heb om die helder te schetsen.

De heer Brinkel (CDA):

Voorzitter. De minister zegt ons toe dat hij een subsidiekader opzet. Graag hoor ik van hem of daarin concrete, haalbare en effectieve manieren worden voorgesteld om de vrije media in Iran te bevorderen. Daar is het ons immers om te doen.

Minister Bot:

Het gaat uiteraard om de uitvoering van dit amendement. Zoals gezegd is het de bedoeling om de mogelijkheid te scheppen om ondersteuning te geven aan vrije, op Iran gerichte media. Dat is het doel van het juridisch kader dat aan mij zal worden voorgelegd en dat ik zal goedkeuren omdat ik het amendement wil uitvoeren, klaar uit.

De heer Brinkel (CDA):

In het subsidiekader worden daarover heel concrete voorstellen gedaan?

Minister Bot:

Uiteraard, want anders kunnen wij niet aan de slag. Op basis daarvan kunnen organisaties die zich richten op bevordering van de vrije media in Iran het bedrag van 15 mln. in ontvangst nemen dat in vijf jaar kan oplopen tot 43 mln.

De heer Koenders (PvdA):

De minister van Buitenlandse Zaken krijgt het wel zwaar in de Kamer. De kritiek was tot nu toe volledig terecht, maar hij zegt nu duidelijk dat hij het amendement uitvoert. Laten wij daar kennis van nemen. Het is eigenlijk jammer dat de verschrikkingen van mevrouw Karimi op de luchthaven van Teheran daar mede aan hebben moeten bijdragen. Het wordt ook steeds moeilijker om het amendement niet uit te voeren want dat zou ook een reactie op intimidatie zijn. Ik stel twee vragen over die uitvoering. Ik vraag niet naar de details van de subsidie want eerlijk gezegd is dat verhaal een beetje laat gekomen. Ik begrijp niets van de redenering en de vergelijking met de TMF. Misschien kan de minister daar schriftelijk op ingaan. Het gaat om een amendement. Het is allang mogelijk om buitenlandse organisaties te subsidiëren. Volgens mij is het besluit dat de minister noemt, en dat terecht niet eerder in enige brief naar voren is gebracht, een noviteit die hij misschien nodig heeft om ruimte in de tijd te scheppen in de richting van Iran. Laten wij er eerlijk over zijn als dat een overweging is. Mijn eerste vraag is dus of dat een overweging is.

Mijn tweede vraag betreft een tussenzin in het betoog van de minister; hij sprak over de instemming van Iran. Die instemming kan natuurlijk nooit een reden zijn om het amendement niet te kunnen uitvoeren. Het gaat om vrije media en eventueel kan steun daaraan van buiten Iran komen. Bij voorkeur wordt die steun natuurlijk binnen Iran verleend, maar als het niet anders kan, wordt die steun buiten Iran om verleend. De instemming van Iran kan geen ontbindende factor zijn voor de toezegging van de minister.

Minister Bot:

Nee, dat is een misverstand. Dat heb ik niet gezegd. Ik heb alleen gezegd dat het de bedoeling is dat deze groep vanuit Teheran werkzaamheden verricht. Dat was een van de redenen dat mevrouw Karimi erover gesproken heeft op het ministerie.

De heer Koenders (PvdA):

De politieke positie moet zijn dat er vrije media komen. Het is een goede zaak, ook voor de mensen in Iran en uw onderhandelingen met dat land, als gewerkt kan worden vanuit Teheran. Misschien kan dat ook wel; dat moet maximaal onderzocht worden. Als de Iraanse regering daar echter een probleem mee heeft, mag dat niet betekenen dat geen uitvoering gegeven kan worden aan het amendement.

Minister Bot:

Dat is glashelder. Uitvoering van het amendement mag niet afhankelijk zijn van de instemming van de Iraanse regering. Ik heb mijn collega Kharrazi wel gevraagd naar zijn zienswijze op dit punt. Het antwoord daarop heb ik u meegedeeld. Wat was uw eerste vraag?

De heer Koenders (PvdA):

Ik vroeg naar het juridische kader van de subsidie. Ik kan dat niet goed plaatsen. Voor mij is het nieuw dat een en ander in het verband van de TMF wordt geplaatst. Het gaat om een amendement terwijl er heel andere zaken bij betrokken lijken te worden. Wij kunnen dat eigenlijk niet op een dergelijk korte termijn waarderen. Is dat de overweging die ten grondslag ligt aan het feit dat dit punt opeens uit de hoed wordt getoverd? Het is in geen enkele brief genoemd. Ik kan begrijpen dat u rekening houdt met de verkiezingen in Iran en met de deal tussen de Europese Unie en Iran.

Minister Bot:

Nee, dat is absoluut geen overweging geweest. Ik was van mening dat ik eerst overleg moest plegen met mijn Europese collega's om te bekijken of er steun is voor een dergelijk project. Ik wist verder dat mijn collega Kharrazi zou komen en zich een goede gelegenheid zou voordoen om de zaak aan te roeren. Mevrouw Karimi had aangekondigd dat zij naar Iran ging en erover zou spreken. Onafhankelijk van het feit dat de regering dit amendement wilde uitvoeren, was het toch goed om te kijken naar de factoren rond die uitvoering. Daarom heb ik gewezen op het feit dat wij in nucleaire onderhandelingen verwikkeld zijn en dat er een mensenrechtendialoog aan de gang is. Wij zijn bezig met het uitpuzzelen van het juridische kader, omdat je het geld niet zomaar kan uitgeven. Ik wil dat graag nogmaals voorlezen, maar ik kan er verder niets aan doen.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik begrijp dat het nu om praktische, vooral juridische zaken gaat. De minister zegt dat hij dat op korte termijn regelt ter uitvoering van de motie. Ik vind het daarom van belang dat wij daarover medio juni als Kamer met de minister kunnen spreken, want dan heeft hij de praktisch-juridische bezwaren weggewerkt en kan hij met concrete voorstellen komen. Ik wil het niet over het zomerreces heen tillen.

Minister Bot:

Nee, ik beloof u dat het zeker voor het zomerreces aan de Kamer zal worden voorgelegd. Wij werken er ook hard aan, omdat het nooit mijn bedoeling is geweest om het amendement niet uit te voeren. Ik wist namelijk heel wel dat dit Kamerbreed gedragen werd. Ik heb de Kamer de elementen aangereikt waarom ik toch eerst bepaalde onderzoeken heb gedaan en bepaalde zaken heb afgewacht. Ondertussen was het juridische probleem aan de orde gesteld en hebben wij gekeken hoe wij hieraan gestalte kunnen geven, wie er eventueel naar kunnen dingen en wat vrije op Iran gerichte media zijn. Deze vragen hebben wij ons gesteld. Ik hoop dat deze vragen binnenkort aan de Kamer kunnen worden voorgelegd, wanneer wij het juridische kader rond hebben.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben blij dat uw positie en uw opvattingen over hetgeen onze collega, mevrouw Karimi, is overkomen, in dit debat duidelijker zijn geworden. U hebt duidelijk gezegd dat zij totaal fout is behandeld, dat dit onacceptabel is en dat u dat ook duidelijk hebt gemaakt aan de ambassadeur. Ik ben blij dat u dat hier onomwonden hebt gezegd. Verder hebt u duidelijk gezegd dat de uitspraak die vanuit voorlichting is gedaan dat het niet zo handig was dat mevrouw Karimi daar met boekjes en aantekeningen rondliep, een ongelukkige uitspraak was. Ik noteer dat graag. Het is duidelijk dat u daar wat mij betreft nog wat verder in had mogen gaan. Ik ben in ieder geval blij dat u daarin heel duidelijk bent geweest. Het was een ongelukkige uitspraak en wat mijn fractie betreft zouden dit soort uitspraken niet meer mogen worden gedaan.

U hebt gezegd dat u laat onderzoeken wat er precies is gebeurd. Hoe ziet u daarop toe en wanneer wordt de uitkomst van het onderzoek verwacht? Kan dat er eind volgende week zijn? U hebt gezegd dat de excuses echt zijn aangeboden en dat u niets anders hebt gehoord vanuit Teheran. Ik ga ervan uit dat die excuses nog steeds gelden. Ik neem aan dat dit ook onderdeel is van het onderzoek. Hebt u al geïnformeerd bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in Teheran hoe het precies zit met de uitlatingen die blijkbaar in de media zijn verschenen dat er helemaal geen sprake is van excuses? Er werd namelijk vrij letterlijk geciteerd in die artikelen. Er stond dat het een misverstand was dat is opgehelderd en dat het iets kleins was. Hebt u hiernaar geïnformeerd?

Mijn fractie had een motie voorbereid over de uitvoering van het amendement omdat wij uit de brief hadden opgemaakt dat u daar nogal grote aarzelingen bij had en dat u er niet veel voor voelde om deze uit te voeren. U bent nu heel duidelijk geweest en hebt gezegd dat u het amendement zal uitvoeren. U hebt ook toegezegd dat u de Kamer er in elk geval voor het zomerreces zult informeren. Die toezegging lijkt mij in elk geval voor nu voldoende. Wij leggen de motie nu niet voor aan de Kamer. Wij horen graag ruim voor het zomerreces meer over deze zaak zodat wij er zo nodig verder kunnen debatteren.

Minister Bot:

Voorzitter. Het onderzoek vindt via twee kanalen plaats. Wij wachten in de eerste plaats af wat het antwoord is van mijn collega Kharrazi. In de tweede plaats vindt het onderzoek plaats via de ambassade in Teheran. Die hebben wij onmiddellijk geïnstrueerd om deze zaak heel goed te blijven volgen. Daarnaast hebben wij de ambassade gevraagd om na te gaan hoe de Iraanse regering verder omgaat met deze zaak. Ik heb geen informatie ingewonnen bij het ministerie. Ik vind dat ik eerst moet afwachten wat er uit het onderzoek komt.

De Iraanse ambassadeur in Nederland heeft de excuses aangeboden. Ik heb geen enkele bevestiging van de berichten die in de media zijn verschenen, noch via onze ambassade in Teheran, noch via de Iraanse ambassade in Nederland. Ik blijf erbij dat er excuses zijn aangeboden en dat die excuses zijn geaccepteerd. Ik hoop ook dat de ambassadeur zijn excuses heeft aangeboden in het gesprek dat hij met mevrouw Karimi heeft gehad. Ik begrijp nu dat dit niet is gebeurd. Dat betreur ik zeer. Hij heeft aan ons wel zijn excuses aangeboden. Ik zal aan de Nederlandse ambassade in Iran vragen wat er aan de hand is. Ik kan uiteraard de Iraanse regering niet dwingen om op een bepaalde dag te antwoorden. Ik zal wel via onze ambassade druk blijven uitoefenen om ervoor te zorgen dat er een antwoord komt. Ik zal ook mijn collega opbellen om te vragen wanneer de brief komt.

De beraadslaging wordt gesloten.

Sluiting 18.40 uur

Naar boven