Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) (29764);

het wetsvoorstel Wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) (29765).

(Zie vergadering van 20 januari 2005.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. De Kamer kreeg onvoldoende inzicht in de inkomenseffecten van de Awir. Dat was een knelpunt in dit wetsvoorstel, met name voor het onderdeel huursubsidie. Maar inmiddels heb ik ook enkele vragen over de toeslag voor de kosten van kinderopvang. Die zal ik later in mijn termijn stellen.

De PvdA-fractie is voorstander van het nieuwe systeem. Nu en dan moet ik dat extra benadrukken. Ik had echter de indruk dat aan dat nieuwe systeem een aantal forse bezwaren kleefde voor de mensen die met een behoorlijke inkomenswijziging te maken krijgen en ik hecht eraan dat nader toe te lichten.

Het kenmerk van de nieuwe subsidiewet Awir is dat de toeslagen voor de huursubsidie, de kosten voor de kinderopvang, de zorgtoeslag en voor de schoolkosten – een deel van de studiefinanciering – zijn gebaseerd op het actueel verzamelinkomen. Het betreft dus het inkomen van een actueel jaar waarvoor de betrokkene subsidie vraagt. Het kan voorkomen dat het inkomen tijdens dat jaar verandert. De Awir geeft dan op verzoek een aangepaste toeslag, of de betrokkene krijgt in geval van een hoger inkomen aan het eind van het jaar een rekening. Dan heeft men teveel toeslag gekregen. Dat is bitter, want daardoor houdt de betrokkene dat jaar van dat meerinkomen veel minder over.

Het is erger als men plotseling een lager inkomen krijgt. Dat veroorzaakt namelijk de meeste pijn. Het systeem van de Awir rekent namelijk ieder tussentijds inkomensverschil terug op het jaargemiddelde van de betrokkene, ofwel het verzamelinkomen. Dat betekent dat de toeslag wordt afgestemd op dat jaargemiddelde. Maar bij een forse inkomensdaling krijgt betrokkene daardoor per maand behoorlijk wat minder toeslag dan hij nodig heeft om de kosten voor het wonen en voor de kinderopvang te kunnen betalen. Zowel de huursubsidie als de kinderbijslag kunnen substantieel lager zijn. Dat tast de draagkracht in het maandinkomen aan. De vraag is dus hoe groot dat verschil is en hoe ernstig dat is. De bewindslieden hebben hun uiterste best gedaan om dat probleem weg te redeneren. Zij deden dat in het verslag, in de nota naar aanleiding van het verslag, in antwoorden op nadere schriftelijke vragen en tijdens het plenaire debat. Dat was geen probleem. Er was hooguit sprake van enige ruwheden. Een hardheidsregeling zou voor deze vorm van inkomens tekortschieten en die zou niet van toepassing zijn. Staatssecretaris Wijn zei dat een dergelijke regeling niet aan de orde zou zijn. De hardheidsregeling waarvoor hij verantwoordelijk is, zou hij in een dergelijke situatie in ieder geval niet toepassen.

Minister Dekker van VROM merkte op dat de vangnetregeling niet meer nodig was en minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid was van mening dat de bijzondere bijstand voor deze categorie niet aan de orde is, omdat de Awir-regeling passend zou zijn. Dat waren de betogen van de regering.

De staatssecretaris heeft tot driemaal toe geweigerd aan de PvdA-fractie informatie te geven over de inkomenseffecten van de Awir, terwijl zij die nodig had om te kunnen beoordelen of een vangnetregeling voor de Awir noodzakelijk is en om vervolgens na te gaan hoe dat vangnet er eventueel uit zou moeten zien.

De gemeenten Amsterdam en Rotterdam voeren de huidige vangnetregeling huursubsidie uit. Inmiddels heb ik die gemeenten gevraagd berekeningen te maken van het effect op de toeslagen in het geval van een fors inkomensverlies. Dat heb ik gedaan, omdat de bewindslieden en de ambtelijke bijstand die ik dat vervolgens vroeg dit hebben geweigerd.

Sinds vorige week heeft de staatssecretaris zijn ambtelijke capaciteit beschikbaar gesteld. Hij heeft inmiddels wel nadere informatie verstrekt. Daarvoor dank ik hem en zijn ambtenaren uitdrukkelijk. Zij hebben immers hun best gedaan. Ik hecht eraan ook dat hier te zeggen.

De voorzitter:

Voor de Handelingen zeg ik dat de staatssecretaris tegen zijn ambtenaren een gebaar van erkentelijkheid maakte en dat zij vervolgens unaniem glimlachten.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mijn compliment was welgemeend. Ik merk dat op, omdat ik weet dat ik soms een lastige klant ben. Maar het gaat om het goede doel. Daarvoor doen wij allemaal ons best. Ik had de gemeenten Amsterdam en Rotterdam, die de huidige vangnetregeling uitvoeren, gevraagd om berekeningen te maken. Deze berekeningen zijn getoetst door het ministerie en vervolgens herberekend, want voor een deel was kennis en informatie nodig waarover alleen het ministerie beschikte. Er is dus inmiddels inzicht gegeven in de ontwikkeling van bijvoorbeeld de marginale druk in de huursubsidie, waarvoor mijn dank. Ik heb echter nu pas in de grafieken gezien dat de aangekondigde verlaging van de marginale druk in de huursubsidie zich maar in bescheiden mate voordoet en dat voor werkenden sprake is van een verhoging van de marginale druk in de huursubsidie. Nu ik deze grafieken heb gezien, vind ik dus dat wij niet goed zijn geïnformeerd over de effecten van de Awir op de inkomens.

Uit de berekeningen van het ministerie blijkt dat de berekeningen van Amsterdam en Rotterdam niet helemaal correct waren, maar dat lag in de rede, want de gemeenten hadden niet alle kennis. Het beeld dat in Amsterdam en Rotterdam naar voren kwam, wordt wel bevestigd door de berekeningen van het ministerie. Meerpersoonshuishoudens komen € 120 per maand tekort en eenpersoonshuishoudens rond het sociaal minimum komen € 205 per maand tekort op basis van de huidige vangnetregeling of op basis van het recht op huursubsidie dat zij zouden hebben als het maandinkomen dat in de betreffende maanden en voor de rest van het jaar wordt genoten één twaalfde deel van een jaarinkomen was geweest. Naar het oordeel van mijn fractie is dat ontoelaatbaar.

Ik heb ook gegevens gekregen over de ontwikkeling van de zorgtoeslag bij een plotseling dalend inkomen. Dat is een kwestie van een tientje. Ik had voor mijzelf een ondergrens gesteld van een tientje per maand. Daar kan ik nog net mee leven. Als het verder gaat, vind ik dat dit gerepareerd moet worden, maar dat is volgens deze berekeningen niet het geval. Daarom zal ik daarvoor geen voorstellen doen.

Ik mis nog de berekening van de toeslag voor de kosten van kinderopvang. Ik heb begrepen dat er in de loop van het jaar nog een toepassingsregeling komt. Ik ga er nu van uit, maar ik hoor daar graag een bevestiging van, dat bij de Toepassingswet de minister of de staatssecretaris de Kamer aanvullend zal informeren over de toeslag, over de ontwikkeling daarvan wanneer sprake is van een plotselinge inkomensdaling en eventueel over de marginale druk.

De bewindslieden hebben tot nu toe steeds gezegd dat de berekeningen van Amsterdam en Rotterdam over bijzondere situaties gaan. Mevrouw Verburg zei eerder in het debat dat ik alle plagen van Egypte optelde, maar de voorbeelden die er nu liggen gaan over normale, reguliere situaties. De vraag was hoe vaak het nu nog voorkomt dat iemand een inkomensdaling heeft van 30, 35 of 40%, omdat de Awir dan niet meer passend is. Ik kan u bijvoorbeeld dankzij collega Omtzigt melden dat de instroom in de WW per jaar 400.000 mensen bedraagt en dat er in zulke gevallen in de regel sprake is van een inkomensdaling van 30%, of van 35% indien men een onkostenvergoeding kreeg. Als er een auto van de zaak was, wordt dat al snel een inkomensdaling van 40%. Hetzelfde doet zich voor als iemand gebruik moet maken van de kortdurende WW. Er zijn ook nog mensen die bijvoorbeeld in de WAO terechtkomen, mensen die in het tweede ziektewetjaar komen en mensen met een verdienende partner die kinderen krijgen, waarop de vrouw stopt met werken of sterk teruggaat in haar arbeidzame leven. Voordat je het weet, heb je een inkomensdaling van 25 tot 30%. Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan.

Ik heb op mijn manchet uitgerekend dat wij over ten minste 300.000 mensen spreken, vaak in lage inkomensklassen. Als je bedenkt dat een zesde deel van de Nederlandse huishoudens huursubsidie ontvangt, kun je snel uitrekenen dat de groep waar dit probleem zich kan voordoen per jaar uit ten minste 50.000 mensen bestaat. Dat is niet zo vreemd in vergelijking met de huidige vangnetregeling, die voor 30.000 mensen geldt, maar daarnaast kent de huidige vangnetregeling een relatief hoog niet-gebruik. Niet iedereen weet of durft de weg naar de gemeente te vinden voor deze regeling.

Dit betekent dat naar het oordeel van de PvdA-fractie een analoge vangnetregeling of in ieder geval een regeling die qua volume van toepassing is op ongeveer 30.000 mensen – en als wij het wat lager ramen op 20.000 mensen – noodzakelijk is om het negatieve inkomenseffect bij een plotseling dalend inkomen te compenseren. Dit is inherent aan het gekozen Awir-systeem.

Ik heb het ministerie van EZ gevraagd wat het kost om een dergelijk vangnet uit te voeren. Ik heb daarover twee amendementen ingediend en ik zal de achtergrond straks toelichten. De kosten voor een vangnet bedragen ongeveer 7 mln, waarvan 2 mln voor de uitvoering. Dit is zowaar goedkoper dan de huidige vangnetregeling. Deze kosten zijn peanuts vergeleken met het totale volume van de huursubsidie van 1,5 mld. Als men een groot maatschappelijk en sociaal probleem wil oplossen en wil zorgen dat mensen niet in de knel komen omdat wij weer een nieuwe subsidiewet willen maken – voor een deel willen wat dat; dit geldt ook voor de PvdA-fractie – dan moet men ervoor zorgen dat men deze negatieve effecten compenseert. Dat kan.

De koninklijke weg hiervoor loopt via een vangnetregeling via de Wet Awir. In de Wet Awir zit een onvolkomenheid die inherent is aan het systeem. Ik begrijp het probleem, ik heb dit nooit ontkend. De vangnetregeling voorziet niet in de tijdelijke inkomensdaling en bevat onvoldoende aanpassing van de toeslag aan de inkomensdaling. Naarmate wij van plan zijn meer inkomensafhankelijke regelingen in de Wet Awir onder te brengen, dient temeer een regeling in deze wet te worden ondergebracht.

Ik heb ambtelijke bijstand gekregen voor het vermaken van een amendement. Ik heb ook zelf een dergelijk amendement ingediend. Dit is amendement nummer 22 op de Wet Awir. Volgens dit amendement is de koninklijke weg om een vangnetregeling in deze wet op te nemen. Ambtelijk heeft men mij wel gezegd dat men nog geen oplossing heeft hoe de Belastingdienst/Toeslagen voor een deel van het jaar het actuele inkomen moet berekenen. Ik weet dat dit ingewikkeld is. In mijn eerste termijn heb ik gezegd dat dit misschien wel mogelijk zou zijn als de UWV de codeadministratie zou hebben. Ik zie de problemen, maar ik vind dat dit moet worden opgelost.

Ik heb een tweede amendement ingediend. Er zal voor een van de twee moeten worden gekozen. Realisering van beide is niet mogelijk. De koninklijke weg is dus een regeling via de Wet Awir. Dit staat in amendement nummer 22. Ik nodig de staatssecretaris uit om aan te geven wanneer hij verwacht dat in de Wet Awir via de Belastingdienst/Toeslagen in een vangnetregeling kan worden voorzien, dan wel een regeling te realiseren op de manier die ik vervolgens heb bedacht. Dat is via de Wet werk en bijstand.

Er ligt een amendement voor van de heer Omtzigt over de hardheidsclausule. Dit is een dienstig instrument, maar niet een instrument waaraan men een recht kan ontlenen. Naar het oordeel van de bevoegde ambtenaar is er reden voor het wel of niet toepassen van de hardheidsclausule. Men kan er echter geen enkel recht aan ontlenen. Hier betreft het een situatie die wordt veroorzaakt door een zekere starheid die nu eenmaal impliciet in het systeem zit en die moet worden gecompenseerd. Men moet daarvoor niet afhankelijk zijn van een niet goed op voorhand te verifiëren oordeel. Men moet afhankelijk zijn van een recht op inkomensondersteuning.

Ik heb daarom amendement nummer 12 ingediend. Dat is een amendement op de toepassingswet. In dit amendement wordt een vangnet voorgesteld, uit te voeren door de gemeenten. Dat kunnen zij, dat doen zij nu ook. Zij zijn in staat het om het actuele inkomen te berekenen. Dat amendement zou dan worden ondergebracht bij artikel 36, waarin ook de langdurigheidtoeslag zit. Dat is een andere regeling in de Wet werk en bijstand. Dat is een recht, dat niet onderhevig is aan de discutabele bevoegdheid van B en W. Als je voldoet aan de criteria, heb je recht op deze toeslag. Ik heb dit zo vormgegeven dat het niet alleen is bedoeld voor mensen met een bijstandsuitkering. Het geldt voor iedereen die recht kan doen gelden op huursubsidie, maar dat nu niet krijgt omdat het recht is afgeleid van het gemiddelde jaarverzamelinkomen, terwijl dat geen overeenkomst heeft met zijn maandinkomen. Ik geef toe, het is ingewikkeld, maar zo is het.

Dat betekent dat ik in de vormgeving van artikel 12 een bepaling heb opgenomen dat via een ministeriële regeling tussen de gemeenten en de staatssecretaris afspraken kunnen worden gemaakt over de meest doelmatige uitvoering, de koppeling van bestanden en de gegevensuitwisseling. Dat ga ik niet op voorhand allemaal voorschrijven. Het is echter wel de bedoeling dat de gemeente een en ander zelf uitvoert. Als het amendement wordt aangenomen, is het verstandig een en ander niet door alle 450 gemeenten te laten uitvoeren. De uitvoering moet worden beperkt tot centrumgemeenten of CWI-gemeenten. De deskundigheid wordt op die manier gebundeld, zoals dat ook gebeurt bij de WIK. Ik kan mij voorstellen dat er op de lange termijn een voorziening op de Awir zelf komt. Naar het oordeel van mijn fractie is dit een goede mogelijkheid om een en ander met een vangnet voor de huursubsidie op te lossen. Ik vind wel dat de kosten die gepaard gaan met de vangnetregeling gewoon moeten worden gedragen via het budget van de Awir of via de instroom vanuit het huidige budget voor de vangnetregeling. Als ik mij niet vergis, bedraagt dat momenteel 10 mln euro.

Ik merk in de marge nog op dat ik nog steeds niet gelukkig ben met het feit dat in de begroting van het ministerie van VROM voor 2005 nog volop wordt gesproken over huursubsidie in formatiepunten. In een eerdere termijn hebben de bewindslieden nog een grap gemaakt over HIP of HOP of hoe het ook komt te heten. De plek waar de mensen moeten zijn voor informatie over de huursubsidie is niet gewaarborgd. De bewindslieden hebben gezegd dat zij hierop nog nader terugkomen. Ik krijg graag de verzekering dat er ook in het systeem van de Awir een plek is waar mensen met vragen over huursubsidie of zorgtoeslag terecht kunnen, ingeval zij nog niet toe zijn aan een online-verbinding of de vragen niet telefonisch kunnen stellen.

Ik heb het amendement op stuk nummer 12 hedenmorgen in enigszins gewijzigde vorm ingediend. Het was oorspronkelijk amendement op stuk nummer 11. Ik pas nog een wijziging toe, omdat de heer Weekers van de VVD-fractie het amendement mede ondertekent.

Ik heb een opmerking over de marginale druk in de huursubsidie. Ik had al een aantal malen gevraagd om een grafische weergave hiervan. Gelukkig heb ik die deze week ontvangen. Daaruit blijkt dat de aangekondigde marginale druk van de huursubsidie met respectievelijk 16 procentpunt voor een eenpersoonshuishouden en 5 procentpunt voor een meerpersoonshuishouden zich niet voordoet. De marginale druk verschuift weliswaar voor een deel, maar de hoogte blijft gemiddeld constant. Zowel de eenpersoonshuishoudens als de meerpersoonshuishoudens kennen scherpe pieken in de verhoging van de marginale druk. Dat is inmiddels erkend. Dat is toch niet de bedoeling van de Awir? Zo hebben wij er ook niet over gesproken. Heeft de regering daar vrede mee? Ik kan mij dat niet voorstellen. De piek, die zich voordoet bij inkomens van € 15.400 voor alleenstaanden, is zeer verontrustend. Dat is meer dan 60% marginale druk en dat alleen al op de huursubsidie. Dat mag toch niet voorkomen. Het betekent een nieuwe armoedeval van ongekende hoogte. Dat kan niet de bedoeling zijn. Hier wreekt zich dat de regering zo laat in het wetgevingsproces, vlak voor de derde termijn, pas met gegevens komt die al in het verslag zijn gevraagd. Ik vraag de bewindslieden mij toe te zeggen dat voor 2006 de huursubsidietabel zodanig wordt aangepast dat de marginale druk wordt gemitigeerd en niet boven de 40% uitsteekt. Ook minister Dekker van het ministerie van VROM spreek ik hierop aan, omdat zij daarvoor beleidsverantwoordelijk is. Ook 40% vind ik nog waanzinnig hoog, maar dan is het in elk geval niet meer zo wanstaltig. Mocht het antwoord van de regering mij niet bevallen, dan verzoek ik om de mogelijkheid om daarover eventueel een motie in te dienen.

Jammer genoeg is niet naar voren gekomen hoe de toeslag in de opvang van de kinderkosten zich ontwikkelt. Ik vraag de bewindslieden om de Kamer daarover nader te informeren voor de stemmingen, die naar ik aanneem dinsdag aanstaande zullen plaatsvinden. Het is namelijk van belang dat de Kamer van deze toeslag weet of hij een probleem oplevert of niet. Ik heb gezien dat de zorgtoeslag een marginale druk van 4% kent, maar bij de kinderopvang weten wij niet hoe het gaat als plotseling het inkomen daalt.

Ik wil ook nog een opmerking maken over de uitbetaling op grond van de Awir. Mensen krijgen toeslagen, zoals de zorgtoeslag, de kosten van de kinderopvang en huursubsidie. Voor een aantal toeslagen moeten zij echter eerst betalen. Voor bijvoorbeeld de zorgtoeslag moeten zij eerst de zorgpremie betalen. Dat is een fors bedrag. Het is heel belangrijk dat voor een aantal inkomensgroepen de toeslag vooraf beschikbaar is, omdat anders forse betalingsproblemen ontstaan. Een soortgelijk probleem is er al bij de kosten voor de kinderopvang. Mensen zijn er lang niet altijd op ingericht, vooral ook omdat de aanvraagperiode en het moment van uitbetaling wel eens een probleem zijn. Is de regering bereid de ziekenfondsen toe te staan, de bepaling van de ziektekostenpremie en de zorgtoeslag te salderen voor mensen die in een AWBZ-instelling verblijven? Ik zeg dit omdat mensen die in een AWBZ-instelling verblijven en vaak alleen zak- en kleedgeld hebben, lang niet altijd hun financiële zaken kunnen behandelen. Mensen zijn in die zin financieel kwetsbaar. Voordat je het weet, ontstaan schulden. En die schulden kunnen fors oplopen. Het zou van wijsheid getuigen om dat toe te staan.

Hetzelfde geldt voor de bijstand. Uit het nog niet zo verre verleden hebben wij de ervaring van de invoering van de heffingskorting, waarbij de Belastingdienst de heffingskorting aan de bijstandsgerechtigden ging uitbetalen. Op het moment dat de gemeenten erop wezen dat die nog wel met de uitkeringen verrekend moest worden en dat deden, ontstonden enorme schulden. Toen heeft het ministerie van Financiën in overleg met de VNG een oplossing gevonden door de gemeenten dit te laten verrekenen in de uitkering, waardoor het risico op schulden werd vermeden. In deze nieuwe situatie zal dat zich in veel grotere mate kunnen voordoen, met name bij de zorgtoeslag. Zijn de bewindslieden bereid met de gemeenten afspraken te maken dat de bijstandsuitkering van mensen door de sociale dienst wordt gesaldeerd, zodat zij niet eerst een paar weken een fors bedrag krijgen en daarna ontdekken dat zij een deel moeten terugstorten? Wij moeten niet in dezelfde situatie terechtkomen als twee of drie jaar geleden. Ik heb op dit punt een motie voorbereid. Als de bewindslieden het nu toezeggen, zal ik de motie nu niet indienen. Mochten zij dat niet doen, dan zal ik straks om een heel korte termijn vragen om die motie alsnog in te dienen. Voorlopig hoop ik dat de bewindslieden het willen toezeggen. Ik hoop dat zij willen meewerken, want het kan voor mensen rampzalig zijn als zij eerst geld ontvangen en het daarna moeten terugbetalen of soms eerst geld moeten betalen en vervolgens moeten afwachten wanneer zij het terugkrijgen. Dat kan in heel korte tijd tot schulden leiden die bijna niet meer te repareren zijn. Bij de invoering van de heffingskortingen hebben sommige mensen met een bijstandsuitkering twee jaar lang moeten terugbetalen, omdat zij het bedrag dat zij dachten terecht van de Belastingdienst te ontvangen toch met de uitkering moesten verrekenen. Het luistert heel nauw; ik vraag dus om medewerking.

De voorzitter:

Kent u de ongeschreven regel dat u een doos chocola aan de voorzitter moet geven wanneer uw derde termijn langer is dan uw tweede? En aan de andere deelnemers van het debat!

U begrijpt wat ik bedoel.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Zo is dat.

Ik wil nog even ingaan op de partner van iemand die hier onrechtmatig verblijft. Wij hebben het hier al een paar keer eerder over gehad. Wij zijn het erover eens dat iemand die geen geldige verblijfsvergunning heeft, geen recht heeft op een Awir-toeslag. Het is dus ook prima dat dit in de wet staat. Ik vind het echter onrechtvaardig dat vervolgens gesteld is dat de partner in de woning ook alle rechten verliest, bijvoorbeeld op een WTOS-uitkering. Dit staat niet in verhouding tot de overigens rechtvaardige bepaling dat een vreemdeling geen gebruik mag maken van toeslagen die bedoeld zijn voor mensen die hier rechtens verblijven. Om die reden heb ik een amendement ingediend waarin ik voorstel dat de effecten op de inwonende partner niet in deze wet moeten worden bepaald, maar in de materiewetten. Bij de materiewetten moet je namelijk steeds bekijken of een maatregel proportioneel is ten opzichte van het doel ervan. Het doel van bijvoorbeeld de WTOS is dat een kind naar school kan. Je moet dat het kind dus vervolgens niet onmogelijk maken door de een of andere schakelredenering. Ik heb trouwens al eerder gemerkt dat ook andere leden verschillen zagen tussen de bepaling en de manier waarop daaraan gevolg werd gegeven. De regering heeft aangegeven dat zij nog dit jaar met toepassingswetten zal komen voor onder meer de zorgtoeslag en de huursubsidie. Dat betekent dat zowel de regering als de Kamer alle gelegenheid heeft om zo'n bepaling op te nemen in die materiewetten.

Tot slot kom ik op de amendementen. Ik begin met mijn amendementen op de Awir. Op stuk nr. 15 had ik een amendement ingediend over de uitbetaling van de kinderbijslag. Dit amendement heb ik in de tweede termijn ingetrokken.

Op nr. 17 heb ik een amendement ingediend om de ministeriële regeling om te zetten in een AMvB. Ik had eerst gekozen voor een zware voorhangprocedure, maar ik heb die inmiddels gewijzigd in een lichte. Het gewijzigde amendement heeft nr. 31 gekregen.

Mijn amendement op stuk nr. 20 wil de ministeriële regeling voor uitstel van betaling omzetten in een AMvB. Ik heb dit amendement heden ingetrokken vanwege de toezegging van de regering om dit stuk voor te leggen aan de Kamer.

Mijn amendement op stuk nr. 21 betreft de AMvB over informatie-uitwisseling. Ik trek dit amendement in, mits de regering aangeeft dat de toezegging terzake ook bedoeld is voor de AMvB's van de staatssecretaris.

Op het amendement op stuk nr. 30 heb ik zojuist een toelichting gegeven. Dit amendement handhaaf ik.

Bij de Aanpassingswet Awir heb ik een amendement ingediend op stuk nr. 9. Dit is een verzamelamendement om alle AMvB's voor te leggen aan de Kamer. Aangezien de staatssecretaris heeft toegezegd dat hij die AMvB's de eerste keer zal voorhangen, trek ik dit amendement in.

Mijn amendement op stuk nr. 12 betreft de huurkostentoeslag. Ik heb dit uitbundig besproken; het gaat hier namelijk om de vangnetregeling.

Ik hoop dat de bewindslieden ervoor zorgen dat ik de voorbereide moties niet behoef in te dienen. Dan blijft het ook een schoon debat. Gezien de wijze waarop het geheel verlopen is, gezien het feit dat het departement mijn eerste inschatting dat er een probleem aan deze wet zou kleven, onderschrijft in zijn berekeningen en gezien het feit dat inmiddels ook de VVD-fractie van mening is dat een vangnetregeling noodzakelijk is, krijgen wij een wetsvoorstel waar wij met een redelijk opgeheven hoofd mee aan de slag kunnen.

Het feit dat de huursubsidie per 1 januari 2006 wordt overgeheveld naar de Belastingdienst/Toeslagen is in de ogen van mijn fractie zeer risicovol. Vandaar mijn motie op dit punt. Ik hoop dat ik geen gelijk krijg, maar dat is een punt waarover wij grote vrees hebben. Daarom vinden wij het erg belangrijk dat de regering de Kamer zeer frequent informeert over de wijze waarop de invoering plaatsvindt.

De voorzitter:

De amendementen-Noorman-den Uyl (stuk nr. 20, 29764, en stuk nr. 9, 29765) zijn ingetrokken.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. De derde termijn beoogt een heel korte afronding te zijn: hier en daar misschien nog een puntje op de "i", en wellicht nog een heel klein probleem bij de kop pakken. Eerder hebben we al vastgesteld dat het hier gaat om een grote operatie, waarvan de burgers niets hoeven te merken, maar waarbij ze wel veel baat zullen hebben. Een aantal regelingen wordt namelijk veel eenvoudiger, door bundeling en transparantie. Dat is waar het ons om gaat, in combinatie met het feit dat we dingen niet meer algemeen regelen. Hierdoor kunnen de consequenties voor het ene huishouden namelijk heel anders zijn dan in het andere huishouden. We krijgen nu maatwerk per huishouden. Dit gaat veel beter in op de draagkracht van dat huishouden. Voor mijn fractie is dat een belangrijk punt.

Mevrouw Noorman heeft vanaf de eerste termijn met een aantal voorbeelden aandacht gevraagd voor de positie van een aantal huurders in de grote steden. In de daarop volgende gedachtewisseling naar aanleiding van haar vragen is dit wat meer duidelijk geworden. Daarbij is ook gebleken dat de gegevens waarop het onderzoek in Amsterdam en Rotterdam is gebaseerd niet altijd even correct waren, terwijl onderliggende documentatie niet meer beschikbaar was. Daardoor zou de accuratesse van de rapportage ter discussie kunnen staan. Blijft over dat wij vinden dat op een aantal vragen van mevrouw Noorman wel een antwoord moet komen van de regering.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Hecht u wel geloof aan de berekeningen van het ministerie?

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij hebben dat een- en andermaal gewisseld. In de nadere verkenning van de situatie, ook naar aanleiding van overleg met de grote steden, wordt het probleem heel langzaam wat scherper in beeld gebracht. U hebt daarvan zojuist een groot aantal voorbeelden gegeven, en u hebt een aantal vragen gesteld. Wij wachten met veel belangstelling af waarmee de regering komt.

In mijn tweede termijn heb ik gepleit voor een zorgvuldige tenaamstelling. De bewindslieden hebben gezegd dat de regelingen na bundeling qua beleid bij de verantwoordelijke departementen blijven. De uitvoering wordt echter gerealiseerd door de nieuwe belastingdienst toeslagen. Dat is een verademing voor de burgers, maar dat moet eigenlijk ook doorklinken in de tenaamstelling. Ik heb er eerder naar gevraagd, maar het kabinet heeft er bij monde van diverse bewindslieden wat verschillend op gereageerd. Wij hebben gemeend dat vast te leggen in een motie en eventueel in de Kamer in stemming te brengen. De motie is medeondertekend door de heren Weekers en Van der Vlies en ik sluit niet uit dat er meer mensen in deze Kamer zijn die eventueel willen medeondertekenen. Ik was echter niet in de gelegenheid om hun dat op zo'n korte termijn te vragen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bundeling en vereenvoudiging van diverse regelingen in de Awir bijdragen aan substantiële vermindering van de bureaucratie;

van mening dat de herkenbaarheid versterkt wordt door een eenduidige naamstelling van de toeslagen;

verzoekt de regering, in de Awir en de materiewetten de volgende wijzigingen van benaming door te voeren:

  • - huursubsidie wordt huurtoeslag;

  • - Regeling tegemoetkoming kinderopvang wordt kinderopvangtoeslag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verburg, Weekers en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(29764,29765).

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De motie van mevrouw Verburg gaat alleen over dit wetsvoorstel, maar is het niet verwarrend dat huursubsidie in alle andere wetgeving huursubsidie blijft heten? Moet je nu op 285 plaatsen in alle materiewetgeving waar het woord huursubsidie voorkomt, die naam veranderen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Mijn fractie is wel een voorstander daarvan. Het zal geen kleine operatie zijn. Ik heb overwogen om die woordwijzigingen via een amendement te regelen. Het gaat ons om de helderheid en de eenduidigheid voor de burgers voor wie wij dit werk doen. Voer die operatie maar uit, zodat je de vereenvoudiging in de wet ook duidelijk maakt. Er zijn een aantal deskundige ambtenaren voor beschikbaar. Mevrouw Noorman heeft die deskundigheid recent kunnen ervaren. Daarvoor heeft zij terecht haar waardering uitgesproken, waar ik ook blij om ben.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Als het allemaal anders was begonnen, had ik er geen moeite mee. Mevrouw Verburg komt nu echter met een voorstel om op 285 plaatsen een naam te veranderen, terwijl wij ons druk maken over administratieve besparing en over lastenbeperkingen. Daarmee heb ik wat moeite. Ik zal iets opbiechten. Ik heb namelijk een amendement voorbereid om de Belastingdienst toeslagen de toeslagendienst te noemen, want straks heeft die dienst misschien helemaal niets meer met belasting te maken. Het is een andere regeling; daarover waren wij het eens. Toen dacht ik: "Ach, wat maakt het nu uit?" Hoewel ik mevrouw Verburg begrijp, vraag ik mij af of zij daarvoor werkelijk zoveel administratieve belasting nodig heeft.

Mevrouw Verburg (CDA):

De administratieve belasting die wij voorzien, is eenmalig. Je voert het eenmalig door en je hebt vervolgens te maken met vele duizenden burgers in Nederland die tenminste weten waar zij aan toe zijn. Zij hebben recht op een toeslag en dat wordt uitgevoerd door de Belastingdienst toeslagen. Dat is alleen maar helder. Wilt u tot in lengte van dagen en misschien wel tot over 25 of 30 jaar zeggen dat de Belastingdienst toeslagen de huursubsidie uitvoert maar dat het wel huursubsidie blijft heten? Hetzelfde geldt ten aanzien van de tegemoetkomingregeling voor kinderopvang. Waarom doen wij niet in één keer die operatie? Met zoveel opgebouwde deskundigheid moet dat zeer wel te doen zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp de gedachtegang van mevrouw Verburg zoals neergelegd in de motie. Ik zou het woord toeslag liever vervangen door korting. Is het nu overigens zo dat de politieke duiding van deze motie zo ver mag gaan dat wij in de toekomst ook gaan spreken van een hypotheekrentetoeslag? Is dat ook een optie of is dat volgens mevrouw Verburg niet de bedoeling?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik stel het bijzonder op prijs dat de heer Vendrik altijd vooruitkijkt. Dat siert hem, maar wat hij nu aangeeft, is niet de bedoeling van deze motie.

Voorzitter. Mijn laatste opmerking heeft te maken met de vermogenstoets voor alleenstaande ouders. In de voorstellen wordt op dat punt een wijziging aangebracht. Wij kunnen ons voorstellen dat je als een soort overgangsmaatregel de vermogenstoets voor alleenstaande ouders handhaaft op het niveau van vóór de inwerkingtreding van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Ik heb daartoe mede namens collega Weekers een amendement ingediend.

Wij gaan hierover ongetwijfeld volgende week stemmen. Ik wens de bewindspersonen en alle hen ondersteunende ambtenaren veel succes bij de invoering van deze wet en de uitvoering van het beleid. Het succes daarvan kunnen wij alleen herkennen als de burgers in het land, de mensen om wie het gaat, zeggen: kijk, dat is nu eens een structurele bijdrage aan het terugdringen van de bureaucratie en aan vereenvoudiging van de hele zaak; ik weet nu veel sneller waar ik recht op heb en datgene waar ik recht op heb, krijg ik ook vrij gemakkelijk uitbetaald.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik dank de bewindspersonen voor de uitgebreide beantwoording, de rekenvoorbeelden en de uitwerkingen om te laten zien hoe deze ingewikkelde operatie uitpakt. Dat hebben zij met overtuiging gedaan. Ik denk dat zij daar zeer veel aandacht aan hebben besteed.

Als gevolg van deze uitwerkingen hebben wij een aantal voorstellen tot verandering gedaan. Mijn collega Verburg heeft al verwezen naar het amendement over de alleenstaande ouders. Ik heb mijn amendement op stuk nr. 13 enigszins aangepast, waardoor het nu vooral over box 3-vermogen gaat. De pleegkinderen worden er expliciet in ondergebracht, zodat daarvoor een uitzondering wordt gemaakt. Wij hebben een uitzondering gemaakt voor pleegkinderen, omdat hun vermogen op geen enkele manier bijdraagt aan de draagkracht van het huishouden, of dat nu vrij of gebonden vermogen betreft. De pleegouders kunnen daar niet over beschikken.

Wij hebben nog een aanvullende vraag aan de staatssecretaris. Met Awir wordt een forse slag gemaakt om het begrippenkader te harmoniseren, formulieren simpeler te maken en mensen te laten begrijpen waar zij recht op hebben. Er zijn niet meer twintig verschillende regelingen, maar er is één regeling. Ik zeg "een slag", omdat wij er nog niet helemaal zijn. Er komen straks nog wetten die al door mevrouw Noorman zijn genoemd. Mijn vraag aan de staatssecretaris is om ons voor die tijd een brief te sturen over welke slagen er nog te maken zijn, hoe de harmonisatie in Awir nog meer gestalte kan krijgen en hoe dat in de aanpassingswetten die nog dit jaar naar de Kamer komen, wordt meegenomen.

Bij veel burgers is er verwarring over het verschil tussen het primair en het verzamelinkomen. Het kan soms onwenselijk zijn dat mensen achteraf het verzamelinkomen kunnen drukken. Daarom vragen wij de staatssecretaris om in die brief in te gaan op de vraag of deze twee begrippen verdergaand geharmoniseerd kunnen worden naar één inkomensbegrip.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Mijn fractie heeft in de voorgaande termijnen al gezegd dat deze wet een goede wet is: één loket, meer mensen gebruik laten maken van waar zij recht op hebben, op het moment dat zij dat hebben, minder bureaucratie en minder steun. Wij hebben veel voorbeelden gekregen van de staatssecretaris, waarvoor dank.

Uit de rekenvoorbeelden en de cijfers die wij hebben gekregen, blijkt dat er toch een probleem is bij een sterke plotselinge inkomensval. Dat is voor ons een groot probleem, dat wij echt moeten gaan regelen. Het is een goede wet, maar dit is een gat waarvan mijn fractie zegt dat het niet kan. Ik vind dat wij deze groep mensen met een vangnetregeling enigszins moeten ondersteunen.

Wij hebben een sterke voorkeur om dit via de belastingdienst toeslagen te doen. Anders hebben wij niet één loket, zoals wij willen en zoals de sterke kant is van deze wet, maar dan hebben wij 467 plus 1 gemeenten. Dat was niet de bedoeling van deze wet. Moeten honderdduizenden mensen die halverwege het jaar WW aanvragen, straks naar die 467 plus 1 gemeenten toe? De staatssecretaris spreekt altijd vol lof over de belastingdienst. Ik zou zeggen dat hij het zelf dan maar moet regelen. Hij wil toch altijd bewijzen dat de belastingdienst het kan? Hij kan het zien als een uitdaging voor de belastingdienst om ook een nieuw tijdperk in te gaan door deze wet uit te voeren.

Ik heb een motie ingediend over het verschuiven van de datum van de huursubsidie. De minister is daar uitgebreid op ingegaan. Ik heb nog eens naar de motie gekeken. Ik begrijp een aantal van de bezwaren. Ik denk dat het nog steeds wenselijk zou zijn om die verhoging op 1 januari te laten plaatsvinden, maar 10% van de gevallen is erg weinig. Ik trek mijn motie daarom in en wacht eerst maar even af hoe het met die 10% loopt.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Gerkens (29764, 29765, nr. 27) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Mevrouw Gerkens (SP):

Concluderend: dit is een goed wetsvoorstel en wij zullen het graag steunen, maar dan moet er wel een goede vangnetregeling in zitten. Er liggen een aantal goede amendementen en ik ben erg benieuwd wat de staatssecretaris daarover gaat zeggen.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Ik ga het debat niet overdoen; maakt u zich dus geen zorgen. Er zijn nog maar enkele leftovers, om een goede Engelse term te gebruiken. Ik begin met het amendement op stuk nr. 14 van mijzelf, dat beoogde om af te wijken van het toetsingsinkomen dat in de Wet Awir wordt gekozen voor het gezinsinkomen. Daarvan heeft de staatssecretaris andermaal duidelijk gemaakt dat dit wetsvoorstel niet geamendeerd hoeft te worden om precies datgene te bereiken wat de VVD-fractie graag wil. Daarmee is het amendement overbodig. Overbodige amendementen trekken wij in.

De voorzitter:

Het amendement-Weekers (stuk nr. 14, 29764) is ingetrokken.

De heer Weekers (VVD):

Met het amendement op stuk nr. 11 willen wij regelen dat de Belastingdienst Toeslagen een stok achter de deur heeft als niet tijdig of verkeerde informatie door derden wordt verstrekt, waardoor ten onrechte te veel of een verkeerd bedrag aan subsidie wordt uitgedeeld. Dat amendement is door de staatssecretaris omarmd en is gesteund door alle andere fracties. Ik heb daarvan gezegd dat wel een strikte scheiding aangebracht moet worden tussen de fiscaliteit in de collecterende sfeer en de Belastingdienst Toeslagen, die subsidieregelingen verzorgt. Er moet immers niet vooruit worden gelopen op de boete- en dwangsomdiscussie die in het voorjaar zal worden gevoerd. Ook daarvan heeft de staatssecretaris gezegd dat hij dit amendement in de discussie in het voorjaar niet zal gebruiken. Ik heb hem althans zo verstaan dat hij straks niet gaat zeggen: Kamer, ik heb nu een argument in handen om u in de fiscaliteit tot bepaalde wetgeving te bewegen. Ik denk dat daarmee in elk geval voor de mensen uit de fiscaliteit de kou uit de lucht is.

Ik heb wel een gewijzigd amendement ingediend. Ik weet niet of dat hetzelfde nummer houdt. De strekking is hetzelfde, maar de wijzigingen komen ten eerste neer op enkele technische wijzigingen die ons door wetgevingsambtenaren zijn gesuggereerd; dat is dus een verbetering van het stuk dat er eerst lag. Ten tweede is sprake van een beleidsinhoudelijke wijziging in die zin dat meer wordt aangesloten bij de systematiek van het bestaande artikel 40, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen een boete voor niet tijdig verstrekken van informatie en een boete voor het verstrekken van onjuiste informatie, waarbij opzet of grove schuld in het geding is. De VVD-fractie vindt dat in het laatste geval een hogere boete is geïndiceerd. Er wordt ook aangesloten bij de systematiek waarvoor de staatssecretaris heeft gekozen als het gaat om belanghebbende, partner of medebewoner. Die is doorgetrokken in de richting van de derde. Ik neem aan dat het dan ook niet op bezwaren stuit.

De fractie van het CDA heeft een door mij meeondertekend amendement ingediend over de hardheidsclausule. In het debat is gesteld dat er aanleiding is voor invoering van een hardheidsclausule in de gekozen systematiek. Namens mijn fractie heb ik daarbij aangetekend dat het volgens mij alleen hoeft voor de vermogenssfeer en niet voor de inkomenssfeer. Het amendement is ook in die zin gewijzigd. Met name het argument dat is aangedragen rond de pleegkinderen vinden wij steekhoudend. Het argument over het smartengeld is ook steekhoudend. Ik heb dat in mijn betoog ingebracht. Dat zijn twee zaken waardoor de AWIR als zodanig leidt tot een niet-billijke uitvoering voor bepaalde mensen. Dit amendement biedt daarvoor een goede oplossing, zeker nu het ook beperkt blijft tot box 3.

Ik heb ook het amendement over vermogensvrijstelling voor alleenstaande ouders gesteund. Daarbij wordt een soort sterfhuisconstructie toegepast. Mensen kan men immers niet van vandaag op morgen confronteren met een vermogensvrijstelling die praktisch gehalveerd wordt. Dat geldt zeker voor een kwetsbare groep zoals de alleenstaande ouders. Voor nieuwe gevallen moet er gekeken worden naar de systematiek als zodanig. Er moet niet voortdurend uitzondering op uitzondering gestapeld worden. Dit amendement komt dan ook precies aan het probleem tegemoet. Vandaar dat ik het heb meeondertekend.

De voorgaande twee termijnen is uitvoerig aandacht besteed aan de vangnetconstructie. Er zijn uitgebreide interruptiedebatten over gevoerd. Tevens is er nadere informatie gekomen. Ik begrijp dat in elk geval ook door het departement niet ontkend kan worden dat er incidentele inkomensdalingen van meer dan 30% kunnen voorkomen, al twijfelt het departement of er frequent sprake van zal zijn. Het gaat om mensen die in de tweede helft van een jaar met een enorme inkomensachteruitgang te maken krijgen. Als die inkomensachteruitgang in de eerste helft plaatsvindt, leidt dat tot het volle pond aan huursubsidie. Als die achteruitgang in de tweede helft van een jaar plaatsvindt, ontvangen deze mensen slechts de helft aan huursubsidie. Er moet dan ook aan een constructie gewerkt worden.

Van de staatssecretaris van Financiën hebben wij begrepen dat het erg lastig is om dat in de fiscaliteit te regelen. De VVD-fractie wil de Belastingdienst niet opzadelen met een onmogelijke opdracht. Wij hebben echter sympathie getoond voor het initiatief van mevrouw Noorman om het zaakje via een vangnet bij de gemeentelijke sociale dienst recht te trekken. Ik hoor daarop graag een reactie van de regering. Ik heb mevrouw Noorman toegezegd, haar initiatief te steunen. Daarmee is voor het kabinet duidelijk wat de positie van de VVD-fractie is. Ik stel mij uiteraard open voor technische bezwaren. Als de staatssecretaris mij aan de hand van rekenvoorbeelden ervan kan overtuigen dat het amendement "overdone" is, laat ik dat graag gebeuren. Mensen die in de tweede helft van een jaar met een inkomensachteruitgang te maken hebben, moeten echter reëel gesproken aanspraak kunnen maken op een bepaald bedrag aan huursubsidie. Door de uitmiddeling van het jaarinkomen kan dat niet. Daarvoor moet iets gecreëerd worden.

Mevrouw Gerkens (SP):

In mijn herinnering is de VVD-fractie ook positief over het wetsvoorstel vanwege de eenloketgedachte. Is het niet wenselijker om dit in de wet te regelen? Kan de staatssecretaris niet beter daarnaar streven? Anders heb je weer te maken met die 467 gemeenten plus één.

De heer Weekers (VVD):

De VVD-fractie is inderdaad voorstander van de eenloketgedachte. Alleen hebben wij van de staatssecretaris begrepen dat het voor de Belastingdienst/Toeslagen technisch ongelooflijk lastig is om een dergelijke vangnetregeling uit te voeren. Dat leidt tot een enorme administratieve rompslomp en daar willen wij die dienst niet mee opzadelen. Wij denken dat de gemeenten, gelet op de huidige praktijk van de vangnetregelingen, zeer goed geëquipeerd zijn om mensen te helpen die in de knel komen. Ik denk dat de systematiek die mevrouw Noorman heeft aangereikt best praktisch is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Kunt u mij uitleggen wat gemeenten wel kunnen en de Belastingdienst niet? In mijn beeldvorming is het eerder omgekeerd, maar nu kennelijk niet. Waarom kunnen gemeenten zo'n regeling wel uitvoeren en de in mijn ogen tamelijk superieure Belastingdienst/Toeslagen niet?

De heer Weekers (VVD):

Ik denk dat u de gemeentelijke sociale diensten tekortdoet als u zegt dat de Belastingdienst in alle gevallen superieur is, dus ook in het leveren van maatwerk voor mensen die in de knel zijn gekomen. Juist de gemeenten hebben ervaring met moeilijke gevallen. Niet voor niets wordt de huidige vangnetregeling door de gemeenten uitgevoerd. Er is niet gekozen voor een andere regeling. Ik denk dat de gemeenten dit in de toekomst ook kunnen doen. Wat mij betreft hoeven niet alle gemeenten dat te doen. Mevrouw Noorman heeft gesuggereerd om dat in de CWI-gemeenten, de centrumgemeenten, te concentreren. Ik denk dat het betere dan niet de vijand hoeft te zijn van het goede.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Er moet nog wel iets gebeuren vanmiddag. De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is in principe een goede wet, maar die wet gaat eigenlijk nog niet ver genoeg. Daar gaan wij mee door, want je kunt een revolutie het beste in één keer helemaal goed doen. Dat weten wij ook uit de geschiedenis. Het is van groot belang dat Nederlandse burgers die recht hebben op huursubsidie, een tegemoetkoming in de kinderopvang, een tegemoetkoming in de schoolkosten of een zorgtoeslag die subsidie, tegemoetkoming of toeslag ook snel, efficiënt en eenvoudig krijgen. Dat is het doel van het kabinet en dat steunen wij van harte. Daar is het ons allemaal om te doen. Dat had alleen vijftien jaar geleden al mogen gebeuren.

Ik heb gemerkt dat er nogal wat ruis op de lijn zat in dit debat. Ik denk aan de informatievoorziening tussen Kamer en kabinet. Ik heb het idee dat het probleem van de ruis langzamerhand wel is opgelost, maar ik zou graag zien dat de staatssecretaris bevestigt dat de informatie die wij nodig hebben nu op tafel ligt. Voor zover het ergens pijn heeft gedaan, kan hij persoonlijk her en der nog een Awir-toeslag uitkeren. Ik laat het aan hem over om de vraag te beantwoorden bij welke banketbakker die geïncasseerd mag worden.

Voorzitter. Vanmiddag moet de kwestie van de vangnetregeling worden opgehelderd. Als iemand in een jaar geen huursubsidie heeft vanwege een goed inkomen en vervolgens een inkomensval doormaakt, dan krijgt hij vandaag de dag terecht snel en adequaat huursubsidie. Vaak zijn die inkomensdalingen immers het gevolg van een onvoorziene situatie. Ook bij de huidige vangnetregeling kom je ervoor in aanmerking als het gaat om een inkomensdaling van meer dan 20%. Dan helpt de overheid om het trieste feit van het scherp gedaalde inkomen enigszins te compenseren zonder dat je meteen hoeft te verhuizen naar een huis met een lagere huur. Zeker bij dit kabinetsbeleid zijn die huizen met lage huren er niet, maar dit terzijde.

Het huidige systeem moet zoveel mogelijk worden gehandhaafd. Uit alle informatie maken wij op dat het voornamelijk gaat om burgers die eerst geen recht hadden op huursubsidie en op grond van de huidige vangnetregeling wel. In combinatie daarmee gaat het vooral om burgers die een inkomensdaling doormaken van meer dan 20%. In de voorbeelden, die in de brief van het kabinet van 25 januari worden genoemd, wordt een inkomensdaling in beeld gebracht van 10-25%. In dit geval zijn de verschillen tussen de huidige vangnetregeling en de Awir-systematiek niet zo groot. Als echter sprake is van een forse inkomensdaling in de orde van grootte van 30-50% – als iemand werkloos wordt en wellicht naar de bijstand moet – gaat het echt knellen. In deze vaak onvoorziene situaties moet de overheid conform de huidige vangnetregeling iets doen voor de mensen die het aangaat.

Het heeft onze diepe voorkeur dat de staatssecretaris dit gaat regelen. Wij moeten de systematiek van de fiscaliteit gebruiken om het voor de burgers zo eenvoudig mogelijk te maken. Het zou mij dan ook pijn doen als besloten wordt tot een vangnetregeling om die vervolgens onder te brengen bij de CWI-gemeenten. Dan moeten die burgers weer naar een heel ander loket met alle coördinatieproblemen van dien. De gemeenten zullen bij het toepassen van de vangnetregeling zoveel mogelijk moeten aansluiten bij wat overigens gebruikelijk is bij de huursubsidie, zoals uitgevoerd door de afdeling toeslagen van de Belastingdienst. Ik begrijp de achterliggende gedachte van amendement nr. 12 van mevrouw Noorman-den Uyl om dit in ieder geval te regelen. Het aangepaste amendement nr. 22 van mevrouw Noorman is mij echter veel liever, want ik vind dat wij echt moeten aansluiten bij de fiscaliteit. Dat is ook de leidraad van dit wetsontwerp en dat moet ook gelden voor de vangnetregeling. Als de staatssecretaris zegt dat dit technisch onmogelijk is, neem ik daar geen genoegen mee. Het is technisch wel mogelijk, want het gebeurt nu al bij de gemeentes. Wat kunnen gemeentes wel wat de afdeling toeslagen van de Belastingdienst niet kan?

Het lijkt mij dat wij er vanmiddag uit moeten komen. Duidelijk is wat de probleemgevallen zijn en ik daag de staatssecretaris uit met een heldere toezegging te komen. Ook hier zijn overigens modaliteiten denkbaar. Dat is op het punt van het vermogen ook gebeurd. Ik hoop dat wij het debat eensgezind kunnen afsluiten en ik doe een beroep op de staatssecretaris om in de geest van amendement nr. 22 te reageren.

Voorzitter. Ik heb al even gesproken over vermogen, waarover ik een schitterend amendement had ingediend en wel dat op stuk 29764, nr. 18, maar dat is nog beter geworden en heeft stuk nr. 10 (29765) gekregen. Dat betekent dat ik het eerstgenoemde amendement intrek.

De voorzitter:

Het amendement-Vendrik (stuk nr. 18, 29764) is ingetrokken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Volgens mij moeten wij er vanmiddag wel kunnen uitkomen. Ik hoop dat de bewindslieden ook in die geest hun derde termijn zullen houden. Als het met die vangnetregeling onverhoopt toch verkeerd gaat, dan overweeg ik toch nog om een motie in te dienen. Ik doe dat liever niet, maar dat ligt dus in de handen van de bewindslieden!

De voorzitter:

Mevrouw Noorman verzoekt mij om in deze derde termijn alsnog een motie in te mogen dienen. Ik stel voor, haar dat toe te staan.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Daar dank ik u voor. Ik heb zojuist gezegd dat ik enkele moties overwoog, maar ze nog niet wilde indienen, maar mevrouw Verburg heeft mij er juist toe verleid om er in ieder geval één wel in deze derde termijn in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het verlengde van de motie-Verburg de naamgeving van subsidies in Awir toeslagen zal zijn;

overwegende dat in dat geval ook de naamgeving van de dienst daarop afgestemd zou moeten zijn;

verzoekt de regering, op afzienbare termijn de Belastingdienst/Toeslagen te vernoemen naar Toeslagendienst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Noorman-den Uyl. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(29764,29765).

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Die afzienbare termijn betekent natuurlijk niet dat morgen direct al het briefpapier opnieuw hoeft te worden gedrukt, maar misschien wel het volgend jaar.

De voorzitter:

Gelet op de duur van de derde termijn tot nu toe ben ik van mening dat ik nu wel terecht nauwelijks of geen interrupties meer hoef toe te staan.

Staatssecretaris Wijn:

Mijnheer de voorzitter. De heer Weekers sprak in deze termijn over zijn amendement op stuk nr. 12 en zei dat als ik daar rekenvoorbeelden van had, hij die zeer op prijs zou stellen. Ik heb een van de Kamerbewaarders reeds een stuk gegeven met het verzoek dat rond te delen met daarop een aantal voorbeelden, maar ik deel u dat nu formeel mee. Die voorbeelden heeft mevrouw Noorman door middel van onze ambtelijke bijstand al gekregen, maar voor zover ik weet, andere leden nog niet.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Een half uur nadat ik die voorbeelden kreeg, heb ik ze doorgestuurd naar de andere woordvoerders.

Staatssecretaris Wijn:

Ik kan een dergelijke collegialiteit alleen maar met een prettig gevoel aanschouwen.

Voorzitter. Het lijkt mij geen zin te hebben om weer opnieuw een discussie te gaan voeren of de discussie te laten escaleren, maar ik moet toch nog even ingaan op de opmerkingen van mevrouw Noorman over de ambtelijke bijstand. Het lijkt mij goed om deze discussie te sluiten omdat zij zo royaal de ambtenaren van het ministerie heeft bedankt. Terecht merkte u op dat ik die non-verbaal heb doorgegeven. Er zit op dit moment ook nog een aantal ambtenaren hard te werken aan de ondersteuning van een initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Noorman. Ambtelijke bijstand is weliswaar geen formeel recht, maar zeker wel een gewoonterecht, waar wij altijd van harte aan mee hebben gewerkt en natuurlijk ook zullen blijven meewerken. Ik stel het op prijs dat mevrouw Noorman toegeeft dat je op een gegeven moment bij het verkennen van beleidsopties aan het einde van je creativiteit komt. Ik hoop dat wij hiermee de discussie over ambtelijke bijstand kunnen sluiten. Ik voeg hier wel aan toe dat het altijd mijn bedoeling en intentie is en dat ik ook altijd nadrukkelijk aan de ambtenaren vraag om alle bijstand te geven waar de Kamer om vraagt. Ik zal me daar niet inhoudelijk mee bemoeien. Als voormalig lid van de Kamer kan ik mij goed voorstellen dat er om die bijstand wordt gevraagd. Daarom is het ook mijn intentie om die echt te geven.

Ik vind dit toch wel een mooi moment om de invoering van de AWIR te bespreken. De heer Vendrik heeft gezegd dat dit 15 jaar geleden had moeten gebeuren en wellicht nog rigoureuzer. Hij doet daar met sommige van zijn opmerkingen ook wel weer aan af. Als je het namelijk zo rigoureus doet en dit echt als een revolutie ziet, pak je wel heel erg door in de vereenvoudiging. Alleen al de discussie over het feit dat box 3 niet één-op-één wordt doorgepakt, geeft natuurlijk al aan dat het soms moeilijk is om de soep op de juiste temperatuur te serveren. En revoluties? Ach, dit is een zekere revolutie. Nu is het bij GroenLinks meen ik net zo als bij het CDA: zo hij mij geen KVP'er mag noemen, mag ik hem waarschijnlijk geen CPN'er noemen. Je moet bij een revolutie natuurlijk altijd wel in de gaten houden dat zij kan beklijven. Ik denk dat wij dit met de AWIR ook wel doen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Voordat er een misverstand ontstaat: ik ben nooit lid geweest van de CPN.

Staatssecretaris Wijn:

Ik niet van de KVP. De heer Vendrik zal toch inzien dat revoluties zoals de communistische, misschien door een iets andere fasering tot een andere uitkomst hadden geleid.

Ik wil nu terug naar de oorsprong van de AWIR, omdat wij hier met name zullen discussiëren over de vangnetregeling. Wij willen de AWIR invoeren omdat de wet tot harmonisatie en toegankelijkheid voor de burger leidt, uitgaat van het actuele inkomen en eenheid en eenvoud in de uitvoering brengt. De harmonisatie draagt bij aan een beter inzicht in het huishoudinkomen en de draagkracht van het huishouden. Ik zeg in dit verband dat ik het op prijs stel dat de heer Weekers het amendement ter zake heeft ingetrokken, omdat hij in materiewetten daarmee kan doen naar goeddunken.

Er is ook sprake van een harmonisatie in visie. Voor alle inkomensafhankelijke regelingen geldt dezelfde visie. Dat wil zeggen dat je niet bij de ene regeling een bepaalde norm voldoende draagkracht vindt en bij een andere weer een andere norm. Volgens de geharmoniseerde visie komt er één draagkrachtbegrip.

Harmonisatie kan ook de effectiviteit vergroten omdat je inkomensafhankelijke subsidies inzet voor die mensen die het echt nodig hebben. Dit is dus doeltreffender. Hetzelfde geldt voor de actualiteit. Ik heb het voorbeeld gegeven van iemand die net afgestuurd academicus is. Die geeft nog zijn lage inkomen op en krijgt, terwijl hij inmiddels misschien een inkomen heeft boven de ziekenfondsgrens, alsnog huursubsidie.

De toegankelijkheid is bovendien ook goed geregeld: één loket, één formulier, één inkomensbegrip, één vermogensbegrip. Juist daarin zit de crux van deze wet. Dit leidt tot transparantie in de uitvoering en een laagdrempelige toegang tot het gebruik van regelingen. De woordvoerders van met name de fracties van de PvdA en de SP hebben terecht gevraagd of wij dit laatste element ook willen meenemen bij de evaluatie. Tot slot biedt deze wet mogelijkheden voor goede ondersteuning en goede communicatie.

Dit betekent echter ook dat wij moeten oppassen dat wij nu niet te veel uitzonderingen gaan maken. Dan raken wij immers weer een stukje van die harmonisatie kwijt. Verder moeten wij nu ook niet onmiddellijk een baaierd aan uitzonderingen invoeren, omdat deze operatie juist op gelijkvormigheid is gericht.

Het gewijzigde amendement-Omtzigt laat zien dat wij een heel constructief debat hebben gevoerd. Die constructieve houding prijs ik dan ook, maar laat tegelijkertijd onverlet dat hij geen antwoord geeft op de vraag waarom voor de belastingen box 3 wel volledig wordt meegeteld, maar voor de Awir niet. Het amendement regelt immers dat er voor de Awir een correctie op box 3 wordt ingevoerd in verband met de draagkracht. Ik denk dat je een dergelijke correctie per geval goed moet beargumenteren. Aan het amendement liggen wel degelijk goede argumenten ten grondslag, maar desondanks denk ik dat uit dit amendement blijkt dat je moet oppassen met één-op-één-vertalingen van de draagkracht.

Er is gekozen om de draagkracht op jaarbasis vast te stellen. Dat is voor het kabinet heel belangrijk, omdat wij uitgaan van het principe "gelijke monniken, gelijke kappen". Daardoor wordt immers de rechtseenheid verder bevorderd.

Bij een inkomensterugval van minder dan 20% biedt de Awir een bijpassende tegemoetkoming. Dat is een verschil met de huursubsidie, want daarvoor is een terugval van tenminste 20% vereist. In die zin is de Awir dus een verbetering ten opzichte van de huidige vangnetregeling, want die biedt bij een inkomensterugval van minder dan 20% geen soelaas. Verder kunnen mensen die geconfronteerd worden met een geleidelijke inkomensachteruitgang, ook een verzoek tot een tegemoetkoming indienen bij de Belastingdienst. Dat is eveneens een belangrijk verbetering ten opzichte van de huidige vangnetregeling.

In het jaar T+1 zijn de tegemoetkomingen in de Awir hoger dan de tegemoetkomingen ingevolge de Huursubsidiewet. In deze wet zit immers een vertragend effect. Ik geef een voorbeeld onder het mom "lange halen, gauw thuis". Op dit moment bedraagt de achtervang in het geval van T+1,5 0,75 in plaats van 1,5. In de nieuwe systematiek kun je dus in het nieuwe jaar meteen ingaan op het gemiddelde inkomen voor en na de inkomensdaling in het voorafgaande jaar.

Ik stel het op prijs dat de heer Vendrik zegt dat uit de voorbeelden in onze brief blijkt dat het allemaal heel overzichtelijk is. Het zijn naar onze mening dan ook representatieve voorbeelden in tegenstelling tot de voorbeelden van de gemeenten. De gemeenten die ons deze voorbeelden hebben voorgelegd, geven overigens ook zelf aan dat zij hebben gezocht naar extreme voorbeelden. Het zijn verzonnen casussen en de heer Omtzigt heeft daarom terecht gezegd dat een aantal voorbeelden behoorlijk vergezocht is. Omdat de heer Weekers het vroeg, wil ik toch op enkele rekenvoorbeelden van deze gemeenten ingaan.

Ik begin met een voorbeeld op pagina 2. Dat is het derde voorbeeld op deze pagina. Dit voorbeeld heeft nummer 949.674.674.2278 en is afkomstig uit Rotterdam. Ik heb een jaar voor de klas gestaan en ik heb het gevoel dat ik weer dat lerarentoontje aansla. Als dat zo is, moet de Kamer mij vergeven, want ik heb ook zelf een grote hekel aan mensen die zo'n toontje aanslaan. Het is een voorbeeld van iemand uit Rotterdam met een inkomen voor de inkomensachteruitgang van € 18.214 en na de inkomensachteruitgang van € 12.750. Ik pik dit voorbeeld eruit, maar ik kan het ook met andere voorbeelden doen. Ik wijs erop dat het inkomen hier naar € 12.750 gaat, terwijl bijstandsniveau rond de € 16.000 zit. Dit is dus een forse inkomensklap.

De eerste regel geeft de huidige huursubsidie inclusief vangnetregeling. Vanaf augustus komt er € 190 huursubsidie bij. De tweede regel geeft aan hoe dat in het desbetreffende jaar zal gaan qua huursubsidie onder de Awir. Het bedrag komt inderdaad lager uit. Het verschil bedraagt in het eerste jaar € 275. Als je naar het inkomen kijkt dat je hebt verdiend tot en met de maand juli, dan is het onze stelling dat het inkomen van € 18.000 ruimte moet geven om tegen mensen te kunnen zeggen: u kunt een potje opbouwen om dat op te vangen. Wij vragen mensen om een vijfde van hun bruto maandinkomen als buffertje te hebben. Mag je tegen mensen zeggen dat zij een eigen verantwoordelijkheid hebben om een buffertje aan te houden? De regering vindt van wel.

Iemand die het hele jaar € 15.937 heeft verdiend, de derde lijn, krijgt € 674. Een persoon die onder de nieuwe wet inkomensachteruitgang heeft, maar qua jaarinkomen hetzelfde verdient als de persoon die stabiel op € 15.000 zit, krijgt daarentegen € 949. In dat laatste geval zit er een verschuiving binnen het jaar in. Vanuit een oogpunt van rechtsgelijkheid is dat moeilijk te beargumenteren tegenover de persoon die het hele jaar op een wat lager gemiddeld inkomen heeft gezeten.

Een volgend argument heeft betrekking op het volgende jaar, de onderste lijn. De derde lijn zou zijn wat de vangnetregeling bij de huursubsidie doet. In het tweede jaar zou de huursubsidie op het gemiddelde inkomen gaan zitten. Er zit namelijk een vertraging in. De vierde lijn geeft aan wat de Awir doet in het nieuwe jaar. De Awir gaat namelijk volledig op het lage inkomen zitten. De derde regel geeft dus aan wat je krijgt bij de vangnetbepaling van de huursubsidie. Omdat je op -1,5 zit, gaat de vangnetregeling in het tweede jaar op het gemiddelde inkomen van het jaar ervoor zitten. Dat is een grosso modo gestileerd voorbeeld. Als je vervolgens naar de laatste regel kijkt, dan gaat het om de Awir in de nieuwe situatie, die het volledige lage inkomen actueel gebruikt. Ook bij de vangnetregeling gebruik je in het nieuwe jaar nog een terugloop, waarin dat oude hogere inkomen nog een beetje meetelt. Als je regel 1 en regel 3 bij elkaar optelt, krijg je de huursubsidie in de oude situatie, inclusief vangnet. Als je regel 2 en regel 4 bij elkaar opgeteld, dan krijg je Awir in de nieuwe situatie. De Awir geeft in het nieuwe jaar direct een tegemoetkoming op dat hele lagere inkomen. Je vangnet in de huursubsidie geeft in het nieuwe jaar niet meteen huursubsidie over dat volledige jaarinkomen, maar daar zit een gemitigeerde vertraging in. Juist doordat de Awir direct vanaf 1 januari actueel gaat zitten, kom je in de Awir per saldo beter uit.

Wij kunnen ook op de andere voorbeelden ingaan. Die loop ik graag met u langs. Het gaat om rechtsgelijkheid tussen mensen die een gemiddeld jaarinkomen hebben en mensen die te maken hebben met een val. Er mag van mensen worden gevraagd om een potje op te bouwen van ongeveer een maandsalaris en er zijn kredietmogelijkheden bij banken. Met het oog daarop en op de uitvoering, is de Awir een heel nette, keurige, fatsoenlijke regeling, zelfs bij zo'n gezocht voorbeeld. Rotterdam geeft toe dat dit het geval is.

De voorzitter:

Ik neem aan dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

Ik sta mevrouw Noorman-den Uyl één interruptie toe omdat zij het initiatief heeft genomen voor deze heropening. Als er behoefte is om diep in de details te treden, moet dat gebeuren in een wetgevingsoverleg.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De Kamer beschikt niet alleen over de cijfers van u, maar ook over een schema dat ik erbij heb gevoegd. Rotterdam heeft vijf onrealistische casussen gepresenteerd. Ik heb ook uitgelegd waarom dat zo is. Er zijn echter ook acht realistische casussen waarvan er maar één positief is en de rest negatief. Dat loopt hoog op. U pikt er één uit waarbij hij een premisse stelt. U zegt gelijke monniken, gelijke kappen. Als het inkomen van iemand halverwege het jaar wisselt omdat bijvoorbeeld de werkgever failliet gaat, heeft hij vaak die reservering niet. Ik vind niet dat de regering een systeem mag maken waarbij iedere Nederlander wordt verplicht om een maandinkomen op zijn spaarbankboekje in reserve te hebben omdat er een nieuw systeem is dat niet adequaat reageert op de draagkracht en het inkomen. Dat is tot op heden in alle situaties relevant, ook in de bijstand. U kunt het wegredeneren, maar ik had het meer op prijs gesteld als u gewoon eerlijk had gezegd dat er een probleem, of ruwheid, aan dit voorstel zit en dat dit moet worden opgelost waar het erg scherp is. Dan zijn wij snel klaar.

Staatssecretaris Wijn:

Wij hebben dus gewoon een politiek verschil van mening over de vraag of er sprake is van een probleem. Er is een voorbeeld van iemand die van € 29.000 terugvalt naar € 16.000. Die persoon verdient dus iets minder dan de ziekenfondsgrens en valt terug op bijstandsniveau. Dat moet wel iemand zijn die geen WW-rechten heeft opgebouwd. Het zijn mensen van wie wij zeggen dat zij snel naar de arbeidsmarkt moeten. U haalt zelf terecht aan dat u vindt dat er geen armoedeval mag ontstaan. Dat zijn wij met elkaar eens. In dit voorbeeld zal het erop neerkomen dat die persoon een klein buffertje moet hebben opgebouwd. Daarmee creëren wij een systeem dat actueel op het inkomen reageert.

Ik vind het niet zo gek om te stellen dat het een keer kan gebeuren – dat is heel naar en heel vervelend en ik gun het ook niemand – dat iemand met een inkomensval te maken krijgt. Dit systeem zorgt ervoor dat die persoon in het volgende jaar meteen op het hoge niveau wordt getild dat erbij past en niet te maken krijgt met vertraging. In het eerste jaar waarin iemand ermee te maken krijgt, is hij niet slechter af dan iemand die gemiddeld hetzelfde heeft verdiend in dat jaar. Dat heeft te maken met rechtsgelijkheid. Het gaat niet om bestaande gevallen. Het gaat om mensen die voor het eerst in de huursubsidie komen. Ik noemde het voorbeeld van 29.000. Er is dan sprake van een nieuw geval. Men had voordien immers geen huursubsidie. Je weet dus bij wijze van spreken niet eens wat je in het oude systeem gehad zou hebben. De tegemoetkoming met huursubsidie is in het oude systeem minder dan in het nieuwe systeem. Dat beperkt zich tot nog geen maandsalaris. In deze casus moet je dan tegen de betrokkenen zeggen dat dit onder hun eigen verantwoordelijkheid valt. Dat geldt met name omdat wij met dit voorstel zoveel andere mensen zoveel meer kunnen helpen en hun zoveel meer ten goede kunnen laten komen. Daardoor vermindert de armoedeval. Bovendien worden de mensen bij hun actuele inkomen geholpen en niet bij dat van anderhalf jaar geleden, zelfs niet van driekwart jaar geleden. Dat komt door het vangnet.

Minister De Geus gaat in op de koppeling, voorgesteld in een van de amendementen van mevrouw Noorman, met de Wet werk en bijstand. Ik doe geen uitspraken over zijn beleidsterrein. Wat de inhoud betreft, vindt de regering die vangnetbepaling echt niet nodig, omdat er al vangnetbepalingen uit het oude systeem worden meegenomen.

Er is één vangnetbepaling die wij in de eerste termijn direct hebben aangepast naar aanleiding van vragen van de heer Omtzigt. Ik bedoel de bepaling dat, als de inkomensval 10% is vanwege het weggaan van een partner, de regering de betrokkene extra tegemoetkomt. Dan wordt er dus niet naar het huishoudinkomen gekeken over dat jaar, maar naar dat van het individu. Dit is dus ook een soort vangnetbepaling. Daarmee is in het verkeer tussen regering en Kamer een stap naar elkaar toe gezet.

Ik moet ronduit toegeven dat het bij de Belastingdienst lastig is. Mevrouw Noorman ziet dat ook. Ik stel het op prijs dat zij dit toegeeft. De ambtenaren hebben mij gemeld dat er wat dit betreft een einde aan hun creativiteit is gekomen. Ik weet niet of dit wel mogelijk is, wanneer wij over een aantal jaren de polisadministratie in ons systeem integreren. Ik heb in dat verband wel opgemerkt dat de zelfstandigen of degenen die zelfstandig worden dan nog niet in beeld zijn. Ik weet dus niet of dat de oplossing wordt. Nogmaals, het doet mij echt deugd dat mevrouw Noorman de oplossing niet bij de Belastingdienst ziet; wij evenmin, met alle wil van de wereld.

Ik hoop dat ik de Kamer overtuigd heb, in ieder geval de woordvoerders die deze discussie graag nog eens inhoudelijk wilden voeren.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik begrijp dat, als de Kamer om een vangnetbepaling vraagt, dat gebeurt conform amendement op stuk nr. 12 en niet conform dat op stuk nr. 22. Ik heb beide amendementen ingediend, maar die kunnen niet tegelijkertijd worden uitgevoerd. Mocht de Kamer uitspreken dat er in dit opzicht toch iets moet gebeuren, begrijp ik het goed dat dan de staatssecretaris de voorkeur geeft aan het amendement op stuk nr. 12?

Staatssecretaris Wijn:

Mevrouw Noorman zal begrijpen dat zij dit niet mag afleiden uit mijn betoog. Straks zal minister De Geus uitgebreider ingaan op het amendement op stuk nr. 12. Minister De Geus moet dus die discussie met u voeren en niet ik. Ik weet wel dat hij in aansluiting op mijn woorden de aanvaarding van dat amendement zal ontraden.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voor de duidelijkheid: u ontraadt nadrukkelijk de aanvaarding van het amendement op stuk nr. 22, als er een vangnetvoorziening komt.

Staatssecretaris Wijn:

In deze termijn en voor zover het mijn beleidsterrein betreft, moet ik aanvaarding van het amendement op stuk nr. 22 met klem ontraden. Nogmaals, minister De Geus zal aanvaarding van het amendement op stuk nr. 12 ook ontraden. U merkt, voorzitter, dat wij proberen om onderling wat humor in het debat te brengen. Mevrouw Noorman-den Uyl vroeg vervolgens of de zorgtoeslag kan worden gesaldeerd met de bijstand, de ziekenfondsen of met de AWBZ. Die discussie hebben wij al eerder gevoerd. Die voerden wij overigens niet met mevrouw Noorman-den Uyl, maar met haar collega mevrouw Smits van de PvdA-fractie op het moment dat wij de Wet op de zorgtoeslag behandelden. De Awir, de wet die wij hier overkoepelend bespreken, biedt de mogelijkheid om een toeslag op de rekening van een derde te laten betalen. Die mogelijkheid zit er dus in en dat is het enige waarover wij nu spreken. Het is dan natuurlijk wel belangrijk dat de aanvrager daarmee expliciet instemt, want het is zijn geld.

Vervolgens stel ik dat ik van mening ben dat hier voor De Belastingdienst/Toeslagen niet een actieve rol is weggelegd, anders dan die welke wij met de formulieren communiceren. Naar mijn idee is het primair aan de bewindspersonen te zeggen hoe zij een en ander in hun domein geregeld willen hebben. Minister Hoogervorst is verantwoordelijk voor de zorgtoeslag, minister Dekker voor de huursubsidietoeslag en minister De Geus voor de bijstand. Ik neem de zorgtoeslag als voorbeeld. Wij willen die zorgpremies op kostendekkend niveau hebben om aan mensen inzichtelijk te maken hoe duur zorg feitelijk is. Dat is belangrijk om marktwerking te verkrijgen. Als minister Hoogervorst de marktwerking wil laten prevaleren, zal hij zeggen dat hij niet wenst dat de zorgtoeslag kan worden verrekend. Als hij van mening is dat een verrekening van de zorgtoeslag direct via de verzekeraar de marktwerking niet verstoort, zal hij ervoor kiezen het geld direct te laten uitbetalen.

Vanuit het meer technisch georiënteerde wetsvoorstel Awir kan ik mevrouw Noorman-den Uyl slechts vriendelijk verzoeken dat punt met de vakbewindspersonen te bespreken. Zij zijn immers ook verantwoordelijk voor die materiewetten. Voor zover het de overkoepelende regeling betreft, wordt een en ander in de Awir wel mogelijk gemaakt. Dat wist mevrouw Noorman-den Uyl natuurlijk al, maar dat zal haar wel deugd doen.

Mevrouw Noorman-den Uyl vroeg vervolgens naar de HIP's, ofwel de Huursubsidie Informatiepunten. Wij hebben daarbij inderdaad met enig plezier enkele woordspelingen bedacht.

Wij werken al samen met vak- en ouderenbonden. Elk jaar helpen die ons op zeer goede wijze met het invullen van de belastingaangiften. Dat stellen wij bijzonder op prijs en die bonden bereiken heel veel mensen. De papieren formulieren, waaronder folders, komen dus niet alleen terecht bij die Huursubsidie Informatiepunten, corporaties, gemeenten en bij de kinderopvang. En niet alleen de meeste ouderen krijgen die papieren toegestuurd. Ik heb aan de Kamer toegelicht dat wij ongeveer 90% van de mensen die het betreft automatisch een brief zullen sturen. Die papieren komen natuurlijk ook bij de belastingkantoren te liggen. Grofweg durf ik de stelling dus wel aan dat alle kanalen die thans bestaan er ook in de nieuwe situatie zullen zijn. Dan ontstaat er dus zelfs een stapeling van informatiekanalen. Bij de Wet op de kinderopvangtegemoetkoming – wij hebben die WBK en WOK genoemd, maar die heeft tussentijds ook andere namen gehad – is gebleken dat mensen daarin uiteindelijk hun weg vinden. Ik mocht indertijd zelfs op een aantal televisiezenders verschijnen en enkele dagen daarna was opeens sprake van een heel ruime dekking.

Het antwoord op de vraag van mevrouw Noorman-den Uyl is dus grofweg dat alle kanalen die nu bestaan in de nieuwe situatie niet zullen verdwijnen. Daaraan wordt bovendien een internetapplicatie toegevoegd.

Ik heb met dit betoog een poging gedaan om alle vragen van mevrouw Noorman-den Uyl te beantwoorden. Zij heeft echter ook nog opmerkingen gemaakt over de armoedeval. De feitelijke grafieken heeft zij getoond. Tegelijkertijd neemt de armoedeval in de huursubsidie wat af ten opzichte van de huidige situatie. Wij hebben in tweede termijn gesproken over armoedevallen. Ook de regering wil daarvan af. Daarbij komt dat armoedevallen natuurlijk heel vaak worden opgelost. Een armoedeval krijg je doordat je veel subsidie krijgt, die je kwijtraakt als je meer gaat verdienen. Dan moeten wij niet – althans, ik neem aan dat mevrouw Noorman dat zeker niet wil – mensen minder huursubsidie geven, zodat zij minder huursubsidie kwijtraken als zij meer gaan verdienen. Het is dus elke keer een afweging met betrekking tot de koopkracht. Nu een te hoge subsidie geven, leidt namelijk inderdaad tot een achteruitgang als men meer gaat verdienen. Wij kunnen de aanvangssubsidie verlagen, maar dat zou niemand willen. Voor het verhogen van de vervolgsubsidie hebben wij op dit moment niet de financiële middelen. Ik vind dat overigens ook niet nodig. Mevrouw Noorman heeft hiermee wel een probleem bij de kop. Wij moeten de komende jaren met ons allen proberen de armoedevallen te verminderen. Bij nieuwe gevallen kan men dat van onze zijde verwachten.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik heb een vraag gesteld aan minister Dekker van VROM, omdat deze primair verantwoordelijk is voor de huursubsidie. Ik dacht dat de staatssecretaris daarop zou ingaan. Uit de grafieken blijkt namelijk dat de armoedeval toeneemt in de huursubsidie en zelfs op een paar punten piekt tot 60%, wat wij geen van allen willen. Ik heb om een toezegging gevraagd. Geeft de staatssecretaris daarop in dit debat antwoord, of zal hij dat schriftelijk doen voor de stemming?

Staatssecretaris Wijn:

Ik probeer nu de toelichting te geven. Volgend jaar voert de Kamer ook nog het huurdebat in bredere zin. Er zijn inderdaad gevallen waarbij de marginale druk oploopt. Ik zeg niet dat dat weinig is. Ik zeg ook niet dat het veel is, maar het is zo. De grafiek spreekt boekdelen. Het hangt ook af van het inkomen en de normhuur, dus het heeft met een aantal zaken te maken. De armoedeval wordt echter minder in datgene wat hier in totaliteit voorligt. Mijn reactie op de vraag, mede namens minister Dekker, is als volgt. Wat nu voorligt vermindert per saldo de armoedeval, maar inderdaad zijn er situaties waarin de armoedeval wordt vergroot. Het tegengaan van die armoedeval zou leiden tot koopkrachteffecten die wij thans niet zouden willen. Daarnaast hebben wij het geld niet om de armoedevallen thans helemaal weg te werken. De inzet van de regering is om het probleem, dat mevrouw Noorman terecht aankaart, in de toekomst beter aan te pakken.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik had om de toezegging gevraagd dat vóór 2006 de tabellen worden aangepast, opdat de piek van de marginale druk eruit verdwijnt en gemitigeerd wordt tot 40%. Als ik die toezegging niet krijg, zal ik hierover een motie indienen.

Staatssecretaris Wijn:

Minister De Geus zal daarop ingaan.

Mevrouw Verburg heeft een motie ingediend om de huursubsidie "huurtoeslag" te noemen en om de tegemoetkoming kinderopvang "kinderopvangtoeslag" te noemen. Het dictum over de tegemoetkoming kinderopvang betreft de materiewet, waaronder minister De Geus als eerste zijn handtekening zet. Overigens ben ik wel een van de medeondertekenaren. Minister De Geus zal dus ingaan op dat deel van de motie.

De regering ziet een klein risico in het deel van de motie over de huurtoeslag. Wij werken bij de zorgtoeslag namelijk met normkosten. Bij de huursubsidie werken wij nog niet met normkosten. Het woord "nog" moet daarbij tussen haakjes, want deze uitspraak is meer partijpolitiek gekleurd dan kabinetsbreed gekleurd en het laatste zou ik niet willen suggereren. Bij de huursubsidie werken wij dus niet met normkosten. Als de huursubsidie "huurtoeslag" wordt genoemd, terwijl wij bij de kinderopvang en de zorgtoeslag met normkosten werken, zou dat verwarring kunnen wekken. De vraag is of de Kamer dit wel of niet vindt. Wij zullen dit vernemen bij de stemming over de motie van mevrouw Verburg.

Ik kom op het gewijzigde amendement nummer 13 op stuk nummer 32 van de heer Omtzigt. Ik stel het op prijs hoe de onderlinge discussie in de Kamer kan leiden tot aanpassingen en daarmee tot verbeteringen. Wij laten het amendement ter beoordeling aan de Kamer. Ik zal wel enig inhoudelijk tegengas geven. Als men vindt dat een vermogen in box 3 bij de belastingen wel belast moet zijn, waarom telt men het dan niet mee bij de toeslagen? Men moet dus wel belasting betalen over een vermogensbestanddeel, maar het telt niet mee in de vermogenstoets voor de huursubsidie. Dat is even lastig, maar ik hoor graag de argumentatie van de heer Omtzigt hiervoor.

De heer Omtzigt (CDA):

De argumentatie van de CDA-fractie is als volgt. De Awir zorgt voor nette, glijdende schalen bij inkomens. Als iemands inkomen enkele honderden euro's hoger is, gaat de zorgtoeslag 4% van dit bedrag naar beneden. Bij de vermogenstoets zit daar een verschil. Men krijgt huurtoeslag of men krijgt geen huurtoeslag. De rand kan bijzonder scherp zijn. Bij de belasting maken wij geen uitzondering, want als men € 10.000 extra vermogen heeft, betaalt men € 120 extra belasting. Dit is niet zo problematisch als wanneer men door het extra vermogen in één keer al het recht op huurtoeslag kwijtraakt. Voor veel mensen is dit niet € 120 per jaar maar € 120 per maand. Daarom hebben wij ervoor gekozen dat men in bepaalde individuele gevallen een hardheidstoeslag kan toepassen, omdat € 1 vermogen extra € 1440 per jaar aan huurtoeslag kan schelen.

Staatssecretaris Wijn:

Dat is een heldere, plausibele redenering, waar geen speld tussen te krijgen is. Dat is feitelijk juist. Ik begrijp de heer Omtzigt en de heer Weekers een stukje beter.

Mevrouw Gerkens (SP):

De staatssecretaris laat het oordeel over dit amendement over aan de Kamer. Ik heb eerder gesproken over letselschade. Kan bij de uitwerking ook letselschade onder dit amendement vallen als het wordt aangenomen?

Staatssecretaris Wijn:

Ik geef antwoord via een omweg. In het amendement-Omtzigt/Weekers is al de mogelijkheid genoemd om bijvoorbeeld bij de vermogenstoets het vermogen van pleegkinderen vrij te stellen. Als dit amendement wordt aangenomen, gaan wij niet zuur met elkaar discussiëren. Ik zal dan meteen een regeling maken waarin het vermogen van pleegkinderen wordt vrijgesteld. Dat doen wij met largesse als dit zo is toegelicht.

Bij een letselschade-uitkering is iemand een ongeluk aangedaan en krijgt deze in één keer een groot bedrag. Het hangt er allereerst van af hoe dit bedrag fiscaal wordt geduid. Als het fiscaal via box 1 loopt, dan wordt box 1 toegepast. Loopt het fiscaal via box 3, dan is het anders. Ik zeg toe om voor box 3 zeer constructief letselschade-uitkeringen te bezien. Ik kan het nog niet helemaal overzien, maar ik krijg vanuit de Kamer thans non-verbale signalen dat men dit niet onredelijk vindt. Wij zullen met een positieve grondhouding bezien of en hoe dit mogelijk is. Dit zeg ik mede indachtig de argumentatie die de heer Omtzigt met zijn interruptie heeft gegeven.

Omdat het juridisch nauw luistert, maak ik een opmerking over de hardheidsclausule. Ik lees het amendement als volgt. Het voorstel is de hardheidsclausule op het box 3-vermogen zodanig te regelen, dat de hardheidsclausule kan worden toegepast voor groepen van gevallen. De criteria van de aan te wijzen groepen van gevallen worden in een ministeriële regeling neergelegd. Het gevolg daarvan is dat er geen individueel bezwaar of beroep mogelijk is tegen de beleidsafweging van de staatssecretaris of de minister om in een bepaalde situatie geen bijzondere regeling te treffen. Tegen het niet-treffen van een ministeriële regeling kan immers geen bezwaar worden gemaakt. De betrokkene kan zich in dat geval wel tot de Tweede Kamer wenden, die mij in het kader van haar controlerende taak hierheen kan halen. Indien in een verzoek aanleiding wordt gezien tot een tegemoetkomende maatregel, wordt deze neergelegd in de ministeriële regeling. Deze regeling wordt dan toegepast door de Belastingdienst/Toeslagen. Wijst de Belastingdienst/Toeslagen toepassing van deze regeling in een specifiek individueel geval af, omdat de betrokkene naar zijn mening niet aan de in de ministeriële regeling vastgelegde voorwaarden voldoet, dan kan de betrokkene tegen die beslissing wel bezwaar en beroep aantekenen. Mevrouw Noorman-den Uyl heeft dat ook zo toegelicht. Dat is nu netjes in de wetsgeschiedenis vastgelegd.

Mevrouw Verburg heeft een amendement ingediend over een overgangstermijn voor de vermogenstoets voor alleenstaande ouders. Dat wordt nu op wetsniveau ingebracht. In mijn termijn heb ik al gezegd waarom ons dat niet direct nodig lijkt. Dit is een amendement waarvan de regering zegt dat het oordeel bij de Kamer ligt.

De heer Omtzigt heeft gezegd dat de regering hier wel iets doet, maar dat de harmonisatie nog verder moet gaan. Hij vulde dat niet met voorbeelden in. Het zou kunnen dat ik zijn eerste en tweede termijn nog even terug moet lezen. De heer Omtzigt zei dat er nog implementatiewetten komen. Wij weten niet of dat nodig is. Ik zie op dit moment niet zo snel dat er nog implementatiewetten moeten komen, omdat er nu twee wetsvoorstellen voorliggen, die onzes inziens alles regelen. Ik wil de Kamer wel toezeggen dat wij inventariseren welke harmonisatie mogelijkerwijs nog gedaan kan worden. Wij hebben in het debat verschillende zaken de revue laten passeren die in de materiewetten moeten worden geregeld. Het gaat dan om aparte huursubsidies of om een aparte kinderopvangtegemoetkoming. Wij hebben ook gezien waarom dat soms zo is. Ik zeg de Kamer toe dat wij een inventarisatie maken om te kijken of er nog meer kan worden geharmoniseerd. Mocht de Kamer daarover nog ideeën hebben, dan staan wij daar natuurlijk voor open.

De Kamer heeft gevraagd naar het inkomensbegrip te kijken. Kunnen het belastbaar en het onzuiver inkomen meer op elkaar aansluiten? In de huidige Wet op de inkomstenbelasting komen de begrippen "onzuiver inkomen" en "belastbaar inkomen" niet voor. Dat is van voor de IB 2001. Destijds ging het verschil om een aantal aftrekposten, consumptieve rente, buitengewone lasten enz.. Nu hebben wij het verzamelinkomen, de som van het inkomen uit de drie boxen.

Persoonsgebonden aftrekposten zijn daarin al verdisconteerd. Waarschijnlijk bedoelt de heer Omtzigt het verzamelinkomen voor toepassing van persoonsgebonden aftrekposten.

De heer Omtzigt (CDA):

Inderdaad, ik heb mij daarin vergist. Ik bedoel het primair inkomen en het verzamelinkomen.

Staatssecretaris Wijn:

Dat is een lastige vraag. Het is ook een vrij fundamentele vraag. Sta mij toe deze vraag te betrekken, als wij het redden, bij de evaluatie van de Wet IB 2001. Daarin zal ik dan een reactie geven. Anders zal ik een ander moment vinden om daaraan een bespiegeling te wijden.

De heer Weekers heeft een amendement ingetrokken. Heel chic! Het is fijn om zo met elkaar te kunnen samenwerken. Het was een overbodig amendement.

De heer Weekers heeft een amendement ingediend over dwangsommen. Ik hoop dat ergens in het gebouw de fiscale woordvoerders hun meeluisterapparatuur hard hebben aangezet. Bestaan de palen nog? Het lijkt mij dat die palen ouderwets zijn en dat het via internet kan. Ongetwijfeld zullen beide nog bestaan. Mevrouw Verburg heeft breedbeeld op haar Kamer. Maar goed. Geachte meeluisterende fiscale woordvoerders, het amendement-Weekers om boeten in te voeren binnen de Awir zal ik niet gebruiken als argument om dwangsommen in te voeren richting derden bij de belastingwetgeving. Ik ga bij de belastingwetgeving de discussie met de Kamer gaarne nog een keer aan. Wij blijven vinden dat het bij de belastingwetgeving zou moeten, maar dit argument zal ik daarbij niet gebruiken. Het amendement van de heer Weekers is dus geenszins een precedent of vooruitlopen op.

Minister De Geus:

Mijnheer de voorzitter. In mijn betoog zal ik ingaan op de vangnetbepaling, op de suggestie om de zorgtoeslag en zorgpremie te salderen en op de huursubsidie en de piekjes in de marginale druk waarover mevrouw Noorman heeft gesproken.

De staatssecretaris is al ingegaan op de vangnetregeling en heeft wat rekenvoorbeelden genoemd. In de tweede termijn is een problematiek opgekomen en aangeduid – dit in de richting van mevrouw Noorman - waarop wij in tweede termijn niet grondig genoeg konden ingaan. Ik heb toen gezegd dat wij er een brief over zouden schrijven in de hoop haar te overtuigen. Met de brief is het niet gelukt, maar nu het zo gelopen is, gaan wij graag de extra mijl om het debat hier te voeren. Ik hoop dat wij aan het slot ervan kunnen zeggen dat wij elkaar hebben kunnen overtuigen.

Mevrouw Verburg heeft een motie ingediend over de naamgeving. De regeling tegemoetkoming kinderopvang valt inhoudelijk in mijn portefeuille. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen als de regeling kinderopvangtoeslag zou gaan heten. De voorstellen van de regering liggen er echter zoals zij er liggen. Het is aan de Kamer om daarover uitspraken te doen.

Over de vangnetregeling lag er een amendement op stuk nr. 12 . Er ligt nu een amendement op stuk nr. 14. Daarvan zegt de heer Weekers dat het door de Kamerleden samen is opgesteld, maar nu de termijnen zo verlopen wil hij van de regering horen wat precies de argumenten van de regering zijn. De staatssecretaris heeft al het een en ander gezegd over de rekenvoorbeelden. Ik zal er meer analytisch op ingaan, ook wat de rol van de gemeenten betreft.

De voorbeelden suggereren dat wij met Awir geld van mensen afpakken. Dat is niet het geval. Bestaande vangnetgevallen zullen geen geld inleveren door Awir. De voorbeelden betreffen uitsluitend nieuwe mensen die te maken hebben met inkomensdaling. Het gaat om fictieve gevallen. Amsterdam en Rotterdam hebben de cijfers zo gekozen, dat het effect maximaal is. Het gaat niet om naar hun aard representatieve voorbeelden. Dat kan ook niet, want er ligt geen populatie of cijfermateriaal onder. Het gaat om rekenkundige exercities die een mogelijk theoretisch effect laten zien.

Kunnen wij iets zeggen over de kans dat dit soort gevallen zich voordoet? Onverwachte en onvrijwillige inkomensdalingen van meer dan 40% zullen echt heel zeldzaam zijn. Voor de WW en in geval van ziekte geldt een terugval van maximaal 30% bruto. Hoger dan die 30% kan alleen door enorm veel niet-structureel overwerk. Structureel overwerk zit immers in de grondslag voor de WW. Het wegvallen van een onkostenvergoeding staat tegenover het wegvallen van onkosten. Ontslag op staande voet is een mogelijkheid, mits het de schuld van betrokkene is. Ook denkbaar zijn situaties waarin een van beide tweeverdieners vrijwillig minder gaat werken. Voor zo'n situatie maken wij natuurlijk geen vangnetregeling. Een andere denkbare mogelijkheid is iemand die werkloos wordt en nog geen recht heeft op een (loongerelateerde) WW-uitkering vanwege een te korte arbeidstijd of een te korte aanwezigheid in Nederland. Met een vangnetregeling hebben wij ook op zulk soort gevallen niet direct het oog. Ik noem nog de schrijnende gevallen bij echtscheiding of overlijden. Daarin voorziet de regeling. Kortom, het is theoretisch niet uit te sluiten dat zich voorbeelden voordoen, maar alles nalopend moeten wij tot de conclusie komen dat het zal gaan om incidenten, en wij kunnen onze wetten en regelingen niet op incidenten baseren. Geconstrueerde theoretische voorbeelden vormen een slechte basis voor het beleid. Het kan niet zo zijn dat iemand door een inkomensterugval van de ene op de andere maand er zodanig op achteruitgaat, dat de bestaanszekerheid van een huishouden wordt aangetast. Dat is via de bijstand als zodanig geregeld.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De minister denkt dat een beperkt aantal casussen daadwerkelijk zal optreden. Ik wijs hem erop dat de inkomensdaling zich ook voordoet als iemand al huursubsidie heeft. Hij weet dat de overgang van het eerste naar het tweede Ziektewetjaar gepaard gaat met een inkomensdaling van 30%. Ik heb het voorbeeld gegeven van de lease-auto die bijgeteld moet worden. De instroom in de WW bedraagt 400.000 per jaar. Voor al die mensen gaat het om een inkomensdaling met 30%. De instroom in de bijstand bedraagt 100.000 per jaar. Die mensen horen niet allemaal tot de doelgroep, maar de minister kan niet zeggen dat het om incidenten gaat. De voorbeelden zijn uit hun verband getrokken en doen geen recht aan het feit dat het gaat om een grote doelgroep. De raming van 20.000 tot 30.000 is echt heel bescheiden.

Minister De Geus:

Ik heb zojuist een uiteenzetting gegeven van de best mogelijke analyse die wij hebben kunnen maken. Mevrouw Noorman zegt dat in geval van ziekte de terugval 30% kan bedragen. Dat heb ik onderkend. Wij hebben voorbeelden gegeven van een terugval van 25% en dan komt die 30% bruto dicht in de buurt. Echter, het zou zeer zeldzaam zijn als de inkomensterugval meer dan 30% werd. Mevrouw Noorman noemt ook de gevallen waarin al huursubsidie wordt gegeven. Bij die gevallen is het inkomen substantieel lager. Doordat de huursubsidiegrens niet zo heel veel boven de bijstandgrens ligt, kan de groep die meer dan 40% van het inkomen verliest niet heel groot zijn. Het ging bij deze discussie om de groep mensen die meer dan 30% in inkomen teruggaat. Mevrouw Noorman noemt in dit verband ook de lease-auto. Als de lease-auto bij de berekening niet in aanmerking hoeft te worden genomen, doet die niet terzake. Hierbij verwijs ik naar het betoog over de onkostenvergoeding.

Hiermee heb ik willen aangeven dat ik naar eer en geweten heb nagegaan om welke categorieën het zou kunnen gaan. Er kunnen zich onbedoelde effecten voordoen. Daarbij denk ik aan ontslag op staande voet, vrijwillig minder werken en werkloos worden en te kort in Nederland zijn. Verder kan zich een situatie voordoen waarvoor al een voorziening bestaat: echtscheiding en overlijden. In theorie is wel van alles mogelijk, maar de vraag is over welke personen van vlees en bloed het dan zou kunnen gaan. Wij kunnen van die personen geen beeld krijgen anders dan ik zojuist aangaf.

Voorzitter. Vervolgens kom ik te spreken over de uitvoerbaarheid van het voorstel van mevrouw Noorman om de regeling via de Wet werk en bijstand gestalte te geven. De staatssecretaris heeft al aangegeven dat een dergelijke vormgeving voor de fiscaliteit zeer bezwaarlijk is. Ik zal nog zeven argumenten geven waarom het werken met de Wet werk en bijstand in dit geval zeer bezwaarlijk is.

Allereerst wijs ik erop dat het desbetreffende amendement de gemeenten geen enkele beleidsvrijheid biedt. De WWB is 100% gebudgetteerd met maximale prikkels voor de gemeenten en met een zo groot mogelijke beleidsruimte. Het een bijt dus het ander.

Mijn tweede argument betreft de huurkostentoeslag. Die toeslag is strijdig met de primaire doelstelling van de WWB: werk boven inkomen. De armoedeval neemt toe: de mensen verliezen immers meer als ze meer gaan werken.

Mijn derde argument is dat bij een vrijwillige inkomensval en minder werken je op grond van dit amendement ook aanspraak kunt maken op de huurkostentoeslag. Als mevrouw Noorman een uitzondering wil maken op de hoofdregel, zou zij er ook voor moeten zorgen dat mensen van die uitzondering geen oneigenlijk gebruik kunnen maken. Oneigenlijk gebruik wordt met dit amendement niet voorkomen. Daardoor gaat het voorstel van mevrouw Noorman veel verder dan de huidige vangnetregeling. Het amendement is ook strijdig met de WWB. Het belangrijkste uitgangspunt daarvan is namelijk dat de eigen verantwoordelijkheid voor het bestaan centraal staat. Nogmaals, het probleem van het oneigenlijk gebruik wordt met het amendement niet getackeld.

Mijn vierde argument is dat het amendement niet past bij de inkomens- en vermogensbegrippen van de WWB. Dat leidt onherroepelijk tot meer regels en het vergroot de uitvoeringslast van gemeenten. Het gaat er dus om dat het begrippenkader niet hetzelfde zou zijn. De gemeenten zouden naast de eigen inkomensbegrippen gaan werken met de fiscale begrippen en met het oog op een goede afwikkeling tijdens het lopende jaar, maar ook na afloop informatie moeten uitwisselen met de Belastingsdienst.

Mijn vijfde argument is dat als dit amendement zou worden aangenomen, er weer meer loketten komen, waardoor het niet-gebruik zal toenemen.

Mijn zesde argument is dat er niet onaanzienlijke extra kosten ontstaan in de sfeer van automatisering, personeel en scholing.

Het zevende argument is dat er enorme communicatiestromen op gang komen, doordat 467 gemeenten zich niet alleen moeten gaan verstaan met het publiek, maar ook met de Belastingdiensttoeslagen.

Kortom, via de Wet werk en bijstand aan deze wens tegemoetkomen is zeer, zeer bezwaarlijk. Aanneming van het amendement moet ik ontraden.

Er komt bij dit alles nog een ander argument. In de toelichting heeft mevrouw Noorman aangegeven dat de huurkostentoeslag door de gemeente wordt verleend. Voor de kosten van deze toeslag en de uitvoering ervan zou het budget van de huidige vangnetregeling kunnen worden ingezet. Echter, de dekking daarvoor ontbreekt. Het budget voor de huidige vangnetregeling is namelijk al ingezet om gebruikt te worden voor de uitvoering van de Awir. In de toelichting staat dat bij ministeriële regeling nadere uitvoeringsregels kunnen worden gesteld, zoals de toekenning van een voorschot ingeval de aanvraagprocedure lange tijd vergt. Een voorschotregeling op een vangnetregeling leidt tot extra bureaucratie. De aanvraagprocedure zal vrijwel altijd lang duren, omdat het lastig is om het inkomen over de afgelopen twaalf maanden te berekenen. Die periode valt per definitie niet gelijk met een kalenderjaar. Wij hebben dit bij de gemeenten gecheckt en zij hebben ons laten weten, deze uitvoering niet voor hun verantwoordelijkheid te kunnen nemen, gegeven ook de kaderstelling van de WWB.

Mijn hoofdargument betreft niet de uitvoering, maar de analyse van de groepen en de waarschijnlijkheid van de theoretische voorbeelden. Ik heb de technische bezwaren genoemd, omdat ik vind dat de Kamer een eerlijke afweging moet kunnen maken. De heer Weekers heeft gevraagd om aan te geven of iets wel of niet uitvoerbaar is.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter.

De voorzitter:

U kunt één korte vraag stellen. Dit is een derde termijn. De argumenten zijn gewisseld. Op een gegeven moment moet iedereen zijn mind opmaken.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dat begrijp ik, maar er worden nu zeven argumenten ...

De voorzitter:

Nee, één korte vraag.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik zal het heel kort houden, maar ik moet deze argumenten pareren. Uit het oogpunt van de wetsgeschiedenis krijg ik daar graag de gelegenheid voor.

De voorzitter:

Het moet heel kort, want het is een derde termijn.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dan moet ik een vierde termijn vragen.

De voorzitter:

Die is nog korter.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik houd het heel kort. Ten aanzien van artikel 36 van de geamendeerde wet hebben de burgemeester en wethouders geen beleidsvrijheid. Dit is hetzelfde als bij de langdurigheidtoeslag en daar hebben wij gisteren uitgebreid over gesproken. Er is geen sprake van een armoedeval, want men krijgt na 1 januari weer huursubsidie. Er is geen sprake van de eigen verantwoordelijkheid op grond van de WWB. De minister legt nu betrokkenen een nieuwe verantwoordelijkheid op om een jaarinkomen in reserve te houden. Daar is deze wet niet voor bedoeld. Ik mag hopen dat wij eindelijk een uitwisseling van gegevens tussen Belastingdienst en gemeenten krijgen. Daar pleit niet alleen ik voor, maar ook het CDA en de VVD. Het is inderdaad een nadeel dat er meer loketten nodig zijn. Ik had dit graag in de Awir willen regelen, maar de minister vond dat dit niet kon. Op deze manier kan het wel. Ik heb door het ministerie laten uitrekenen of er extra personeelskosten zijn en ik heb dit inmiddels op schrift gekregen. Het kost 7 mln, inclusief 2 mln uitvoeringskosten. Dat is goedkoper dan de huidige vangnetregering. Ik heb het nooit over 476 gemeenten gehad. Mijn bedoeling is een beperkt aantal gemeenten hiervoor in te schakelen, zoals ook bij de WIK gebeurt. De gemeenten hebben aangetoond dat zij een dergelijke regeling goed kunnen uitvoeren. Ik heb rekening gehouden met het bezwaar van de gemeenten dat de termijn van twaalf maanden te strak is. Daarom heb ik inmiddels de mogelijkheid van een ministeriële regeling toegevoegd, op grond waarvan de termijn kan worden gewijzigd.

Kortom, van de argumenten van de minister blijft niets over.

Minister De Geus:

Voorzitter. Ik zal proberen net zo kort te reageren als mevrouw Noorman. Het voorstel om dit te regelen op een punt waarop gemeenten geen enkele beleidsvrijheid hebben, sterkt de regering in de opvatting dat wij dit juist niet moeten doen. In de filosofie van de WWB wordt uitgegaan van een maximale beleidsvrijheid van gemeenten. Mevrouw Noorman wil binnen de WWB een regeling waarmee die beleidsvrijheid aan banden wordt gelegd. Ik blijf van opvatting dat de vangnetregeling zal leiden tot een armoedeval. Mevrouw Noorman heeft het argument van de inkomens- en vermogensbegrippen niet kunnen pareren, evenals dat van de meerdere loketten. Zij heeft ook erkend dat er extra kosten mee gemoeid zijn. Het is waar dat gemeenten op dit moment al een vangnetregeling hebben. Was niet juist de winst van deze wet dat deze regelingen geharmoniseerd worden? Het in stand houden van een vangnetregeling leidt tot extra kosten. Ook de extra communicatiestromen naar de Belastingdienst en het publiek vind ik erg bezwaarlijk. Wij hebben dit serieus gecheckt bij de gemeenten en het blijkt niet uitvoerbaar te zijn.

Mevrouw Noorman heeft gevraagd of gemeenten voor bijstandsgerechtigden de zorgtoeslag en de zorgpremie kunnen salderen. Misschien is dat een beetje paternalistisch ten opzichte van betrokkenen, want het veronderstelt dat bijstandsgerechtigden niet goed met hun eigen rekeningen kunnen omgaan. Je kunt je afvragen waarom wel voor bijstandsgerechtigden en niet voor andere uitkeringsgerechtigden, zoals AOW'ers en ANW'ers. Per saldo kunnen gemeenten, waar nodig en desgewenst, salderen. Niets verzet zich daartegen. Dat is maatwerk en dat willen wij graag zo laten.

Ten slotte ga ik in op de pieken in de huursubsidie. De huursubsidie kent geen glijdende schaal, maar werkt met inkomensklassen. Daarom is er niet over de gehele linie een gelijke marginale druk, maar treedt rond enkele inkomens een piekje op in de marginale druk. Die piekjes zitten ook in de nieuwe regeling, omdat daarin ook de systematiek met inkomensklassen aan de orde is. Door de wijziging verschuiven wel de pieken, waardoor op enkele inkomensniveaus – zoals valt op te maken uit de grafiek – de donkere lijn weer even boven de lichte lijn komt te liggen, maar het overgaan op een glijdende schaal is of erg duur of gaat gepaard met negatieve koopkrachteffecten. Wij moeten deze zaken die uit de grafische voorstelling blijken nu echt voor lief nemen. Of het wordt te duur of het gaat met negatieve koopkrachteffecten gepaard.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Kan de minister de Kamer voor de stemmingen per brief uiteenzetten wat het kost om de huursubsidietabel zodanig te mitigeren dat de "piekjes" van 60% marginale druk gemitigeerd worden tot 45%?

Minister De Geus:

Ik wil deze vraag met mevrouw Dekker doornemen, maar mijn antwoord is dat er geen glijdende schaal is en er gewerkt wordt met inkomensklassen. Het gaat erom of de huursubsidie omgezet moet worden. Uw vraag betreft niet de Awir, want u wilt bij de huursubsidie met een glijdende schaal werken in plaats van met inkomensklassen. Dat betreft de materiewet van de huursubsidie. Als mevrouw Dekker daar antwoord op geeft, lijkt mij dat prima, maar de vraag betreft niet deze wetgeving. Ik kan geen termijn noemen waarbinnen hier antwoord op wordt gegeven. Men zal begrijpen dat de aanpassing geld kost. Als het wordt geregeld zonder dat het geld kost, zijn er negatieve koopkrachteffecten. Op details moet buiten dit debat om worden ingegaan, maar ik zeg graag toe, deze vraag door te geleiden naar mevrouw Dekker.

Tot besluit. Eerder ben ik wel eens vanuit de Kamer benoemd tot chef inkomensbeleid. Dat is een rol die ik graag vervul. Ik meen dat de heer Vendrik in deze Kamer collega Wijn heeft uitgeroepen tot chef Awir. Ik gun collega Wijn deze benoeming van harte, want het wetsvoorstel is op een uitstekende manier verdedigd. Met het wetsvoorstel wordt naar mijn overtuiging een belangrijke stap gezet naar een voor veel burgers veel transparanter en toegankelijker stelsel van inkomensafhankelijke regelingen, wat het niet-gebruik zal terugdringen en het mogelijk maakt om de armoedeval gericht aan te pakken.

De voorzitter:

Er resten nog twee dingen. De staatssecretaris is vergeten, te reageren op de motie van mevrouw Noorman. Ik wil hem die gelegenheid nog geven. Daarnaast heeft de heer Vendrik aangegeven dat hij nog een motie wil indienen. Ik zal hem daartoe formeel de gelegenheid geven in een vierde termijn. Ik vraag de staatssecretaris om daarna op de twee moties te reageren.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Ik trek mijn amendement op stuk nr. 22 op wetsvoorstel 29764 in, waarin het vangnet in de wet Awir wordt geregeld.

De voorzitter:

Het amendement-Noorman-den Uyl/Vendrik (stuk nr. 22, 29764 (herdruk)) is ingetrokken.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Voorts vraag ik u of ik aan het debat nog een motie mag toevoegen. Ik hoop dat dit schriftelijk mag. Ik heb de motie aangekondigd, maar ik hoopte dat ik een toezegging zou krijgen. De motie heeft te maken met de brief van mevrouw Dekker, die wij nog moeten krijgen.

De voorzitter:

Dat is goed; we zullen het op die manier doen. De procedure is bekend: als er een lid is dat niet meteen wil stemmen, maar daarover wil debatteren, dan geeft dat ene lid dat aan.

Ik geef het woord aan de heer Vendrik in vierde termijn, alleen voor het indienen van een motie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Deze motie volgt op de opmerking van mevrouw Noorman dat zij haar amendement op stuk nr. 22 heeft ingetrokken. Dat betekent dat de Kamer kan gaan voor een vangnetregeling via de Wet werk en bijstand. Dat is naar de mening van mijn fractie met de hakken over de sloot, en maar heel tijdelijk. Om dat te bevorderen, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een vangnetconstructie bij forse inkomensdalingen in de Awir noodzakelijk is;

van mening dat het uit het oogpunt van efficiëntie en klantvriendelijkheid de voorkeur heeft dat de Belastingdienst/Toeslagen deze vangnetregeling uitvoert in plaats van de gemeenten;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de Belastingdienst/Toeslagen er zo snel mogelijk op ingericht is dat deze dienst de vangnetregeling zelf kan uitvoeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik, Noorman-den Uyl en Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(29764,29765).

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter. Excuseert u mij dat ik nog niet heb gereageerd op de motie-Noorman-den Uyl over de Belastingdienst Toeslagen, die mevrouw Noorman heeft ingediend in haar derde termijn. Ik had de motie tijdens mijn betoog nog niet ontvangen. Vandaar dat zij mij is ontschoten.

Wij hebben ervoor gekozen om de nieuwe organisatie die de toeslagen gaat uitvoeren "Belastingdienst/Toeslagen" te noemen. Deze naam hebben wij gekozen omdat wij het inkomensbegrip "verzamelinkomen" centraal stellen. De belastingdienst is min of meer de dienst van het inkomensbegrip en daarom gaan ook de inkomensafhankelijke regelingen daaronder vallen. What's in a name? De heer Vendrik wil een negatieve inkomstenbelasting. Mevrouw Noorman doet pogingen om allerlei verzilveringzaken op te lossen. De heer Weekers denkt daar weer volstrekt anders over. Mevrouw Verburg wil alles "toeslagen" noemen. Als je alle visies en ideeën bij elkaar legt en nagaat wat per saldo voor iedereen acceptabel is en voor de burger ook nog duidelijk, dan blijkt voor ons dat de naam Belastingdienst Toeslagen voor de burger herkenbaar is. Daarmee geef je tegelijkertijd aan dat er een relatie is tussen fiscaliteit en inkomensafhankelijke regelingen, althans voorzover deze onder de AWIR vallen en door de Belastingdienst Toeslagen worden uitgevoerd. Het aannemen van de desbetreffende motie moet ik derhalve ontraden.

Hetzelfde geldt voor de motie-Vendrik. De heer Vendrik gaat ervan uit dat het amendement op stuk nr. 12 is aangenomen. Op de vraag van mevrouw Noorman of ik het aannemen van het amendement op stuk nr. 22 ontraad, heb ik "ja" geantwoord. Dat amendement is nu ingetrokken. Zij vroeg mij ook of ik het aannemen van het amendement op stuk nr. 12 ontraad. Het antwoord daarop is ook "ja". Ik begrijp dat dit inmiddels het amendement op stuk nr. 14 is. Er bestaan geen smaken in ontraden; ontraden is ontraden. Wij gaan ervan uit dat dit amendement niet wordt aangenomen. Mocht het onverhoopt toch worden aangenomen, dan willen wij al helemaal niet dat de motie-Vendrik wordt aangenomen, want mevrouw Noorman heeft juist daarom het amendement op stuk nr. 22 ingetrokken. Ik ontraad dus het aannemen van de motie-Vendrik. De heer Vendrik weet zelf heel goed waarom.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week donderdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven