Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 21, pagina 1213-1241 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 21, pagina 1213-1241 |
Aan de orde is het debat over de Staat van de Europese Unie (29803) en de op 4 en 5 november 2004 te Brussel gehouden Europese Top.
De voorzitter:
Ik heet in het bijzonder welkom de Nederlandse leden van het Europees Parlement, maar helemaal in het bijzonder onze minister-president, die na een langdurige afwezigheid weer in ons midden is. Ik wens hem veel sterkte en een goede gezondheid toe.
Er zijn enkele leden die als gevolg van de ontwikkelingen in Den Haag nog in de trein zitten en later zullen komen. Ik stel echter toch voor om te beginnen. U kent allen de spreektijden en de afgesproken regels voor het debat.
De heer Timmermans (PvdA):
Voorzitter. Ik neem aan dat voor mij geldt wat voor iedereen in deze zaal zal gelden, namelijk dat ik op dit moment eigenlijk niet met mijn aandacht bij dit onderwerp ben, maar dat ik vooral bezig ben met wat zich vannacht, gisteren en vandaag in ons land heeft afgespeeld en afspeelt. Ik wil mijn medeleven met iedereen die dit betreft uitspreken en het kabinet veel wijsheid en sterkte wensen bij de aanpak van deze ingewikkelde problemen. De Kamer zal daar vandaag later nog over spreken, maar aangezien dit ons zo bezig houdt, kan ik niet anders dan hier aan het begin van mijn betoog een opmerking over maken.
Er is uiteraard ook een verband met de ontwikkelingen in de Europese Unie. In de afgelopen week is meer dan ooit tevoren gebleken hoezeer, ook in negatieve zin, onze lotsbestemming in Europa ligt en hoezeer de ontwikkelingen die nu ons land raken, ook Europese en internationale ontwikkelingen zijn. Ik denk daarbij aan de daders van deze verschrikkelijke moord en de aanslagen. Het profiel is hetzelfde. Andere Europese landen hebben met dezelfde problemen te kampen en zullen dus ook met ons samen aan een oplossing moeten werken. Op dit punt is er in de afgelopen Europese Raad een stap voorwaarts gezet, al was het maar op een aanverwant terrein, asiel- en migratiebeleid. Het feit dat wij dat beleid Europeaniseren in de komende jaren, is een groot goed, een verworvenheid, iets waar ook de Nederlandse regering, ook in eerdere samenstelling, zich zeer sterk voor heeft gemaakt bij de Top van Tampere. Wij zien daar nu de concrete resultaten van.
De fractie van de PvdA juicht die resultaten toe. Mijn fractie zou het overigens ook hebben kunnen toejuichen als op het aanpalend terrein van de criminaliteits- en terrorismebestrijding met evenveel daadkracht zou kunnen worden geopereerd. Daar gaat het allemaal wat langzamer. Daar is, om de heer Van Aartsen te citeren, de sense of urgency nog onvoldoende doorgedrongen. Waar is Gijs de Vries? Waar is hij eigenlijk mee bezig? Wat zijn de concrete resultaten? Mijn fractie zou graag zien dat op dat punt nu ook spijkers met koppen worden geslagen en wij concrete voorstellen krijgen en concrete maatregelen tegemoet kunnen zien.
Het was duidelijk dat dit debat van vandaag ook in het teken zou staan van een besluit dat de Europese Raad in december zal moeten nemen over het mogelijk starten van toetredingsonderhandelingen op een later moment met Turkije. De Europese Commissie heeft daarover een snoeihard rapport uitgebracht, waarin zaken niet onvermeld blijven en waarin de vinger wordt gelegd op nog steeds bestaande, zeer grote problemen. Die problemen hebben ook te maken met het eerste criterium van Kopenhagen, waar Turkije aan moet voldoen voordat kan worden begonnen met onderhandelen. De Europese Commissie heeft op dat punt een aantal problemen geïdentificeerd die nog dienen te worden opgelost. De fractie van de PvdA is het met de Commissie eens dat die problemen echt voor het begin van de onderhandelingen moeten worden opgelost. Het gaat dan met name om de implementatie van strafrechtwetgeving. Wij maken ons ook grote zorgen over de mensenrechtensituatie, de positie van vrouwen en minderheden en de toestanden die zich afspelen in de gevangenissen. Dit laatste probleem is niet zozeer gelieerd aan de wetgeving, maar wel aan de praktische situatie "op de grond" in dat immense land. Ik las vandaag in de Volkskrant dat de fractievoorzitter van het CDA vindt dat martelen onacceptabel is. Daar zal iedereen in deze Kamer het over eens zijn. Daarover zal ook geen enkel misverstand bestaan met het kabinet.
Welke consequenties moeten hieraan verbonden worden? Ik noem drie punten. Ten eerste dient op het moment dat de Europese Raad komt tot een besluit dat behelst dat er op een latere datum kan worden begonnen met onderhandelen, glashelder te zijn dat die onderhandelingen op het moment dat Turkije niet doet wat is afgesproken meteen worden opgeschort. Die mogelijkheid staat expliciet vermeld in het rapport van de Europese Commissie. Er mag geen enkel misverstand over bestaan dat die mogelijkheid ten volle zal worden benut. Turkije maakt een stormachtige positieve ontwikkeling door, maar is er nog lang niet. Je kunt nooit uitsluiten dat die positieve ontwikkeling stokt of zelfs stopt. Dan moet de Europese Unie glashelder van tevoren zeggen: als dat gebeurt, stoppen wij meteen met dit toetredingsproces. Ten tweede zal gelet op de omvang van Turkije en op de ontwikkelingsachterstand van Turkije op de rest van de Unie nu al door de Europese Raad aan Turkije moeten worden duidelijk gemaakt dat er tegen de tijd van toetreding een besluit ligt om het vrije verkeer van werknemers toe te staan onder de dan geldende omstandigheden. Nu al moet aan Turkije duidelijk worden gemaakt dat de Europese Unie het hoogstwaarschijnlijk nodig vindt dat er een vrij lange vrijwaringsclausule komt. Daarmee moet niet gewacht worden – zoals wij hebben gedaan met Centraal-Europa en de Oost-Europese landen – tot het laatste moment. In de derde plaats moet de Europese Unie zichzelf een heldere opdracht stellen, namelijk dat het gemeenschappelijke landbouwbeleid en structuurfondsenbeleid fundamenteel moeten worden hervormd en dat er een eerlijke verdeling van de financiële lusten en lasten in de Europese Unie tot stand moet worden gebracht.
Als aan die drie voorwaarden niet is voldaan, is Turkse toetreding vanwege het falen van de Unie zelf zeer problematisch. Daar kan Turkije niets aan doen. Daar moet de Europese Unie zelf voor zorgen. Die opdracht zou de Europese Raad zichzelf in alle helderheid moeten stellen, zodat wij ook in de loop van het proces de lidstaten en de Europese Raad aan die belofte kunnen houden. In de visie van de PvdA-fractie zal een Unie die nog steeds het uitbreidingsperspectief als belangrijke opdracht heeft – een Unie die nog verder zal uitbreiden dan alleen met Turkije, ook met de landen op de Balkan en wellicht nog met andere landen – niet alles even goed kunnen blijven doen. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt. Dan zeg ik de minister van Buitenlandse Zaken na in zijn Humboldt-rede. Ook verwijs ik naar de rede die Wouter Bos in Den Haag heeft gehouden voor buitenlandse diplomaten. Die keuzes zullen helder moeten zijn. Wij zullen duidelijk moeten maken wat Europa wel en wat Europa niet kan doen, wat de lidstaten zelf moeten doen en wat wij gemeenschappelijk zullen moeten doen. Prioriteiten voor Europees gemeenschappelijk beleid liggen wat de PvdA-fractie betreft bij het buitenlandse beleid, bij het beleid van Justitie en van Binnenlandse Zaken. Zeker in het licht van de recente ontwikkelingen is die prioriteit alleen maar toegenomen. Alleen gemeenschappelijk kan Europa hier uitkomen. Op andere gebieden – ik noemde een aantal gebieden waar hervormingen nodig zijn – zal de rol van de Europese Unie minder worden, zullen de lidstaten zelf meer verantwoordelijkheid moeten dragen.
De heer Van Dijk (CDA):
De overgang van het vraagstuk van Turkije naar andere onderwerpen verliep heel soepeltjes. Ik wachtte totdat dit punt was afgerond. De heer Timmermans heeft drie voorwaarden genoemd waaraan voldaan moet worden om de onderhandelingen met Turkije tot een succesvol einde te kunnen brengen. Over de voorwaarden waaraan Turkije moet voldoen voordat wij met de onderhandelingen beginnen, heeft hij echter niets gezegd. Kunnen die onderhandelingen volgens hem zonder meer beginnen? Voldoet Turkije in voldoende mate aan de criteria?
De heer Timmermans (PvdA):
Misschien ben ik niet duidelijk genoeg geweest voor de heer Van Dijk. Aan het begin van mijn betoog heb ik al gezegd dat ook wij ons grote zorgen maken over de situatie van de mensenrechten en enkele andere elementen uit het eerste Kopenhagen-criterium waaraan voldaan moet zijn, voordat met onderhandelen kan worden begonnen. Ik meen daar duidelijk over te zijn geweest.
Ook mijn fractie vindt het stelselmatig plaatsvinden van martelingen onaanvaardbaar. Het moet glashelder zijn dat dit niet meer plaatsvindt. Ongelukken en incidenten kun je nooit uitsluiten, zoals de heer Verhagen vandaag in de Volkskrant zegt. Je moet er vandaag de dag meer dan ooit vanuit kunnen gaan dat er niet gemarteld wordt op de politiebureaus, voordat met onderhandelen kan worden begonnen. Daarover bestaat tussen de heer Van Dijk en mij geen enkel misverstand.
Over dat punt zal er in december een duidelijke uitspraak moeten zijn van de Europese Raad. Voordat de onderhandelingen daadwerkelijk beginnen, moet een wegingsmoment worden ingebouwd om vast te stellen of Turkije inderdaad aan de criteria voldoet. Je moet nu al duidelijk maken dat als onverhoopt vastgesteld moet worden dat Turkije er niet aan voldoet, er ook niet onderhandeld kan worden. Mij lijkt dat duidelijk. Namens de fractie van de Partij van de Arbeid wil ik daarover geen enkel misverstand laten bestaan.
De zaak heeft twee kanten. Onze ouders hebben in de jaren vijftig en zestig het wonder van de Rijn gezien, zoals Cohn-Bendit het noemde: een verzoening tussen Frankrijk en Duitsland. Dat is een enorme verworvenheid van de Europese Unie. Wij hebben eind jaren tachtig, begin jaren negentig het wonder van de Oder gezien. De hereniging van Europa en het einde van de Europese deling waren een tweede groot succes van de Europese integratie. Ik zou zo graag het wonder van de Bosporus willen zien, waarbij de integratie van een pluriform, democratisch, modern Turkije in de Europese Unie mogelijk wordt. Dat is een opdracht met historische proporties. Die opdracht kan alleen slagen als je duidelijk bent over de criteria die daaraan verbonden zijn. Je kunt met die criteria niet sjoemelen, want dan haal je de Europese Unie als waardegemeenschap onderuit.
Voorzitter. De Europese Raad heeft onlangs de heer Barroso een handje geholpen met enkele wijzigingen in zijn Commissie waardoor ik verwacht dat de Commissievoorzitter nu met een gerust gemoed naar het Europees Parlement kan gaan om zijn ploeg aldaar te verdedigen. Wij zullen de collega's uit het Europees Parlement die daarover gaan, nog horen vandaag. Ik wil daar niet te veel over zeggen, omdat dit een verantwoordelijkheid is van de vandaag in deze zaal aanwezige europarlementariërs.
Ik wil wel iets zeggen over het gedrag in dezen van de Nederlandse regering. De heer Zalm, daartoe uitgenodigd door mij in deze Kamer, zei met zoveel woorden: daar gaan wij niet over, ons past geen oordeel over de Italiaanse kandidaat of over de heer Butiglione. Gisteren ontving ik het antwoord van de minister-president op schriftelijke vragen waarin hij dat ook met zoveel woorden zegt. Het bevreemdt mij dat ondanks die uitspraak de minister van Buitenlandse Zaken toen wel meende zich heel positief over de heer Butiglione uit te moeten laten. Hij was van mening dat het een uitstekende kandidaat was. Het is echter van tweeën een: of je meent dat je als kabinet over deze kwestie geen mening kunt of moet hebben, of je meent dat je er een mening over kunt hebben en dan moet je die voor het front van het parlement durven uitspreken en niet alleen tegenover journalisten. Hoe oordeelt de minister-president over de uitlatingen van de minister van Buitenlandse Zaken op dit punt? Vindt hij het achteraf gezien misschien niet verstandiger vindt als die uitlatingen niet gedaan waren? Is het waardeoordeel van de heer Bot over de heer Butiglione en diens opvattingen ook het oordeel van de Nederlandse regering?
Tijdens de top is ook gesproken over de Lissabon-doelstellingen. Het is evident dat Europa in 2010 niet de meest concurrerende kenniseconomie van de wereld zal zijn. Tegelijkertijd blijft de hele Lissabon-agenda wel de enige manier om de Europese economie sterk te maken en sociaal te houden. Het sociale model kan alleen worden gehandhaafd als de economie veel beter presteert. Het is dan ook teleurstellend dat er in de Europese Raad gekissebis over onderdelen plaatsvindt en de regeringsleiders nog steeds onvoldoende in staat zijn, elkaar aan te spreken op elkaars binnenlands beleid. Er is inmiddels in toenemende mate overeenstemming over de grote lijnen. Vanuit Nederlands perspectief is het rapport-Kok misschien wat te weinig ambitieus, maar in Europees verband zou het rapport een zodanige uitstraling moeten hebben dat de landen inderdaad hun economieën structureel hervormen.
De heer Van Bommel (SP):
U zegt iets te gemakkelijk dat Europa in 2010 niet de meest concurrerende economie van de wereld is. In het rapport-Kok staat dat de Lissabon-agenda niet overambitieus is en dat er geen reden is om de deadline van 2010 te veranderen. Bent u van mening dat dat wel moet gebeuren?
De heer Timmermans (PvdA):
Ik heb de neiging om het niet meer over die deadline te hebben. Niet kletsen, maar poetsen! De dringend noodzakelijke hervormingsmaatregelen moeten worden genomen en de discussie over doelstellingen, die hoogstwaarschijnlijk niet kunnen worden gehaald, moet worden gestopt. Het heeft weinig zin om telkens maar weer de vraag aan de orde te stellen of Europa of de VS de race wint in 2010. Het moet veeleer gaan om de vraag welke hervormingen van het stelsel van sociale zekerheid nodig zijn, hoe de arbeidsmarkt moet worden geflexibiliseerd, hoe de kenniseconomie kan worden gestimuleerd en hoe gezorgd kan worden voor beter onderwijs.
De heer Van Bommel (SP):
Doel en tempo van de Lissabon-agenda hangen met elkaar samen. In het rapport-Kok worden aanbevelingen gedaan om de druk op lidstaten te vergroten. Uit het SER-advies blijkt dat dat negatieve gevolgen kan hebben voor sociale en milieudoelstellingen. Als u die agenda wilt verlaten, moet u dat gewoon zeggen. Dan kunnen wij ook die sociale en milieudoelstellingen halen. Dat lukt niet als wij vasthouden aan dit tempo.
De heer Timmermans (PvdA):
Ik ben het zeer met u oneens. Juist met het oog op een verantwoord sociaal beleid, milieudoelstellingen en een stevige maatschappelijke samenhang zul je de economie moeten vernieuwen. Er moet winst worden gemaakt, er moet worden geproduceerd. Dat leidt niet tot sociale afbraak. Het is juist de bedoeling om ons sociaal stelsel aan te passen aan de moderne tijd. Het probleem is niet dat de doelstelling in 2010 moet zijn gehaald, maar dat te veel lidstaten op hun handen zitten terwijl zij moeten hervormen!
De heer Dittrich (D66):
Het rapport-Kok is een ondersteuning van de hervormingen die het kabinet voorstaat. Tegen die hervormingen heeft de PvdA zich altijd gekeerd. Ik denk bijvoorbeeld aan de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Nu hoor ik u zeggen dat dat allemaal moet gebeuren. Ik begrijp dus niet waar de PvdA nu precies staat. Ondersteunt u het rapport-Kok en dus het kabinetsbeleid?
De heer Timmermans (PvdA):
De heer Dittrich begrijpt heel goed waar de PvdA staat. De PvdA heeft in de jaren negentig lang verantwoordelijkheid gedragen voor de hervorming van de economie. Zij heeft ervoor gezorgd dat er in dit land 1 miljoen banen bij zijn gekomen door de arbeidsmarkt te flexibiliseren en meer mogelijkheden voor deeltijdar beid te creëren. Wat hierover in het rapport-Kok staat, ondersteunen wij volledig. Ik heb vorige week tijdens het voorbereidend algemeen overleg voor de Top tegen de minister-president gezegd dat er in dit land in grote lijnen overeenstemming bestaat over de hervormingsagenda. Ik heb verder gezegd dat de Partij van de Arbeid van mening is dat het kabinet erg onverstandig met die hervormingsagenda is omgegaan door sociale partners tegen zich in het harnas te jagen. Wij denken daar nog steeds zo over. Gelukkig heeft het kabinet nu weer een akkoord kunnen bereiken met sociale partners. Dit is de manier waarop het Nederlandse model het beste werkt. Over de grondlijnen van de agenda voor de hervormingen is hier nooit met de Partij van de Arbeid verschil van mening gerezen.
De heer Dittrich (D66):
Dit was een lang antwoord. Laat ik dan nu een heel concrete en toegespitste vraag stellen: bent u het ermee eens dat bijvoorbeeld het ontslagrecht in Nederland moet worden versoepeld zoals in het rapport staat.
De heer Timmermans (PvdA):
Ik ben voorstander van het Deense model. Daar is het ontslagrecht veel soepeler dan in Nederland, maar het vangnet en de sociale voorzieningen voor de mensen die worden ontslagen, is veel beter. Je moet wel beide dingen doen. Je kunt niet aan de ene kant streven naar een versobering van de WW en het lastiger maken voor mensen die tijdelijk zonder werk zitten, en aan de andere kant ertoe bijdragen dat mensen eerder kunnen worden ontslagen. Dit kan niet. Ik ben niet principieel tegen versoepeling van het ontslagrecht, maar dit kan alleen als die versoepeling niet tot meer onzekerheid leidt voor de mensen die tijdelijk zonder werk zitten.
De heer Dittrich (D66):
Ik begrijp dat wij nu geen discussie kunnen voeren over het Deens model, maar u legt het wel verkeerd uit. De vaste Kamercommissie heeft een bezoek aan Denemarken gebracht en heeft daar kunnen vaststellen dat het model anders in elkaar zit dan de heer Timmermans zegt.
De heer Timmermans (PvdA):
Ik verheug mij op uw uitleg.
De heer Van Baalen (VVD):
Het Europa-92-proces dat beoogde de interne markt tot stand te brengen, was een proces met trajecten, data en voorgenomen besluiten. Daarom was het succesvol. Als de heer Timmermans het Lissabon-proces los koppelt van een datum en kiest voor een open einde, neemt hij eigenlijk de kern weg. Als je iets wilt bereiken met het Lissabon-proces, zul je het Europa-92-proces als voorbeeld moeten nemen.
De heer Timmermans (PvdA):
Die processen zijn totaal onvergelijkbaar. Het Europa-92-proces van de heer Delors was gericht op het wegnemen van barrières en het creëren van één markt. Er werd een heel telefoonboek opgesteld met maatregelen die nodig waren om één markt te creëren. Het Lissabon-proces richt zich heel sterk op zaken waarvan u en ik vinden dat zij niet tot het federale Uniebeleid behoren. Het zijn zaken die te maken hebben met het beleid van de lidstaten. Ons probleem is niet zozeer dat de agenda niet klopt of dat er een datum moet worden genoemd om druk op de ketel te houden, ons probleem is dat lidstaten niet doen wat is afgesproken. De lidstaten schieten te kort in hun nationale beleid. Daar breng je geen verandering in door een datum te noemen. Dit help je alleen door over concrete maatregelen te spreken en niet over een regattarace met de Verenigde Staten.
De heer Van Baalen (VVD):
De heer Timmermans is het dan toch met de heer Kok eens die spreekt over internalisering en van mening is dat het Lissabon-proces onderdeel moet worden van de interne markt en dat het minder vrijblijvend moet zijn. Ik denk dat je moet kijken of het Lissabon-proces kan worden beperkt en minder vrijblijvend kan worden. Aan die datum moet je wel vasthouden. Hoe denkt de heer Timmermans hierover?
De heer Timmermans (PvdA):
Ik zou heel graag zien dat de afspraken in het Lissabon-proces minder vrijblijvend worden. Dit lijkt mij een belangrijk streven. Ik wil echter voorkomen dat wij een collectieve teleurstelling organiseren door onrealistische data te noemen. Dit gebeurt te vaak in de Europese Unie. Er worden mooie verwachtingen gewekt, maar de mensen worden teleurgesteld doordat die verwachtingen niet realistisch blijken te zijn. Ik wil het hebben over concrete maatregelen die concrete lidstaten moeten nemen om hun economie te moderniseren. Dat is de kern van de Lissabon-agenda en dan ben ik het geheel met de heer Kok eens dat dit vraagt om internalisering.
De heer Van Bommel (SP):
Vindt de Partij van de Arbeid dat de Nederlandse regering hardop moet zeggen dat die deadline moet worden verlaten?
De heer Timmermans (PvdA):
Dit wordt zo langzamerhand een puur semantische discussie. De heer Van Baalen vindt dat wij moeten vasthouden aan 2010 om de druk op het proces te houden. Daar geloof ik niet in. Ik vind die datum niet belangrijk. Deze is eerlijk gezegd niet realistisch in het licht van de ontwikkeling van de economie van de Verenigde Staten. Ik kan mij niet voorstellen dat de Europese economie de Amerikaanse economie tegen die tijd heeft ingehaald. Ik zeg daarbij dat ik dit punt ook niet belangrijk vind. Het is belangrijk dat wij ons concentreren op de hervormingsagenda en weggaan van het spel rond data want dat levert voor de mensen in Europa die zonder werk zitten, voor de mensen die onvoldoende onderwijs hebben en voor de sociale stelsels in Europa die nu echt gevaar lopen geen bal op.
Tot slot breek ik een lans voor een project dat niet groot, maar wel heel interessant is en gestart is door de gemeente Middelburg. De minister-president zal zich waarschijnlijk ook wel door een Zeeuws project aangesproken voelen. De gemeente Middelburg heeft het initiatief genomen tot het opzetten van een huis voor Europa, bedoeld als ontmoetingsplek voor de verschillende culturen in de Europese Unie en als uitwisselingsplek van ideeën. De gemeente Middelburg meent dat het wellicht interessant is om dit project te ondersteunen als een soort herinnering aan het laatste Nederlandse voorzitterschap. Ik roep het kabinet op om dit project eens tegen het licht te houden en te bepalen of het interessant genoeg is om in het kader van het Nederlands voorzitterschap enige ondersteuning te bieden. Dat is namelijk het Europa dat regionaal en lokaal door mensen wordt opgepikt en waar mensen op hun manier invulling aan geven. Daarmee wordt Europa dichter bij de burger gebracht.
De heer Van den Berg:
Voorzitter. Mijn late komst heeft alles te maken met privatisering, liberalisering en al die discussies over het openbaar vervoer die wij in Europa nog stevig mogen voeren.
Op 27 oktober moest de voorzitter van de Europese Commissie Barroso bakzeil halen toen hij besefte dat 200 sociaal-democraten unaniem tegen zijn arrogante houding en tegen de eenzijdige machtsuitoefening van de raad dreigden te stemmen. In heel Europa ontstonden toen debat en politieke strijd en de ogen van het gehele continent waren op dat moment op het Europees Parlement gericht. Men besefte breed dat het een historisch moment was, zelfs zozeer dat mijn collega's van CDA en VVD alsnog spraken van een grote dag nadat zij het eerst zelf hadden laten afweten. Ik ben trots op die meerderheid in het Europees Parlement; ik was heel wat minder trots op het Nederlands voorzitterschap. De Nederlandse ministers lieten na om Barroso in de raad – ik denk daarbij vooral aan de heer Berlusconi – op andere gedachten te brengen en de wensen die het Europees Parlement had geuit naar aanleiding van de hoorzitting met de kandidaatscommissarissen serieus te nemen. Minister Bot verklaarde zelfs aan de vooravond van de gebeurtenis onverkort achter Barroso en Buttiglione te staan. Ik hoor graag van de regering hoe het op dit punt zit met het respect voor de grondrechten en de parlementaire democratie. Zal het voorzitterschap voorstellen doen om het in de toekomst mogelijk te maken om niet de gehele commissie maar afzonderlijke commissarissen te weigeren of in een later stadium af te laten treden? Ik hoor graag concreet of de regering bereid is om op dat punt, dat evident ontbreekt, het initiatief te nemen.
Het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie levert sowieso een wat tegenstrijdig beeld op. Het technisch management, het op de winkel passen, is dik in orde, maar als het aankomt op de echt belangrijke beslissingen, ontbreekt het bij het voorzitterschap aan een duidelijk profiel. Hoe denkt de regering dat het overkomt dat de beslissing over de toetreding van Turkije door de ene regeringspartij, D66, wordt afgedaan als een zaak waarover reeds in 1999 beslist is en waarover geen debat meer mogelijk is, terwijl de andere regeringspartij, de VVD, die zelf een verklaard tegenstander is van referenda, oproept tot een referendum in 2016 wanneer alle onderhandelingen zijn afgerond? Ik noem dat simpelweg volksverlakkerij. De toetreding van Turkije vraagt nu om een serieus maatschappelijk debat dat ingaat op de zorg van de burgers en daarmee bedoel ik geen debat onder professoren en partijvoorzitters in chique zaaltjes. Die technische houding is fnuikend voor het vertrouwen van de burger. Zelf ben ik van mening dat de toetreding van Turkije economische groei, stabiliteit en vrede kan opleveren. Die mening zal ik in zo'n debat ook uitdragen. Laat dat debat nu eens beginnen op scholen en in buurthuizen, het liefst met Turkse immigranten in Nederland en met autochtone Nederlanders. Het moet een debat worden waaraan zo veel mogelijk mensen kunnen meedoen. Waarin iedereen zijn of haar verhaal kwijtkan. Laat dat debat nu eens niet geleid worden door het ministerie van Buitenlandse Zaken in verafgelegen zaaltjes of op dure conferenties. Voer het debat bij McDonald's, op de roltrappen van de Kalvertoren, betrek de locale en de regionale tv.
De PvdA is voorstander van een referendum, maar dan over alle grote maatschappelijke vraagstukken via een referendumwet. Als de VVD daarmee instemt, dan is ook Turkije mogelijk onderwerp van een referendum. Kan de regering nu eens zeggen wat zij hiervan vindt, te weten van het referendum, de toetreding van Turkije en het maatschappelijk debat? Of krijgen wij de tegenstrijdige spelletjes niet nu te zien, maar wachten wij even tot het einde van het Nederlands voorzitterschap en beginnen wij daarna opnieuw?
Daarnaast maak ik mij bij het Nederlands voorzitterschap zorgen over de wijze waarop de regering het debat over de Lissabonagenda – daarover is net al het nodige gezegd – inruilt voor haar eigen, conservatieve agenda. Ik denk daarbij vooral aan minister Brinkhorst met zijn betoog over harder en langer werken voor hetzelfde loon en het verkopen ervan als de noodzakelijke concurrentieslag met China. Tegelijk blijven velen aan de kant staan en blijft kennis onbenut. Wij raken achterop in de lijstjes van onderwijs, onderzoek en innovatie. Nederland bungelt onderaan in een aantal staatjes waarin wij onszelf vergelijk met Scandinavische landen. Wie zien wij in Nederland tegenwoordig eigenlijk als maatstaf? Zweden of China als nieuwe maatstaf? De regering laat sociaal Europa op dat punt vallen en drukt Europa in de conservatieve hoek. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop burgers reageren op Europa en zich erbij betrokken voelen. Daarmee dreigt Lissabon, zeer ten onrechte, synoniem te worden met afbraak van publieke diensten en van een aantal verworven sociale evenwichten in Europa.
Nu de regering van Nederland onder maatschappelijke druk de sociale dialoog heeft herstelt, vraag ik mij af of zij bereid is dezelfde sociale dialoog, die in het ontwerp van de Europese grondwet een essentiële plaats heeft, opnieuw inhoud te geven. Een denkpauze rond liberaliseren en privatiseren van publieke diensten, ruimte geven voor een flexwet zoals in Nederland, maar dan op het totale terrein van Europa. Kortom, op dat punt is dringend behoefte aan samenhang.
Ik had iets willen zeggen over grensregio's, maar omdat ik moet afronden laat ik dat vallen. Ik vraag alleen om ze de ruimte te geven. Stop met een teveel aan regels. Maak de regio's proeftuinen.
Ik rond af met een woord over de moord op Theo van Gogh. Zij heeft natuurlijk niet alleen velen in Nederland geschokt, maar ook in Europa. Bij de schok is duidelijk geworden dat het verschijnsel van radicaal, fanatiek religieus, gewelddadig optreden niet alleen in Nederland plaatsvindt, maar ook in andere landen. Laten wij gebruik maken van de kennis en ervaringen. Laten wij samenwerking zoeken. Dat is dringend nodig, want alle burgers in Europa zijn nodig, uit christendom, islam, humanisme en alle andere redelijk denkende, democratische gezindten. Zij moeten met elkaar staan tegenover hen die in wezen de keuze maken van fanatisme, haat en geweld. Heel Europa heeft behoefte aan die inzet. Ik zou graag willen dat de regering op Europees niveau de Europese dimensie van dit onderwerp nadrukkelijk definieert. Dat is onze inzet voor een Europese rechtsstaat waarin ieder individu telt, ongeacht sekse, ras, geloof of inkomen. Dat is het Europa waarin wij geloven.
De heer Van Dijk (CDA):
Voorzitter. 2004 is een belangrijk jaar in de Europese geschiedenis. Op 1 mei 2004 traden tien nieuwe lidstaten toe tot de Europese Unie. Op 29 oktober is de grondwet voor Europa ondertekend, die eerder in juni was aanvaard. Wij hebben opnieuw een Europees Parlement gekozen. Naar het zich laat aanzien zal er bovendien op korte termijn een nieuwe Europese Commissie zijn. Dat zijn belangrijke gebeurtenissen op Europees niveau geweest. Maar de vraag is of dat iets is waarmee de burgers zich elke keer bezighouden. Zijn de burgers niet veel meer bezig met andere vraagstukken, zoals: hoe zit het nou precies met mijn veiligheid? Kan ik nog wel zeggen wat ik denk? Hoe zit het met mijn baanzekerheid? Dat zijn de vraagstukken waar de Europese burgers zich in belangrijke mate mee bezighouden. Een belangrijke rol is weggelegd voor het Nederlands voorzitterschap om te laten zien dat je dit soort vraagstukken op Europees niveau moet aanpakken en dat je daaraan iets kunt doen. Je moet een duidelijke meerwaarde voor Europa kunnen aantonen.
Laat ik beginnen met het veiligheidsgevoel. Wij hebben dit jaar drie belangrijke terroristische gebeurtenissen gehad. Wij hebben Madrid gehad, wij hebben Beslan gehad en wij hebben de gebeurtenis van vorige week in Amsterdam gehad. Wij dachten dat wij te maken hadden met een open samenleving, een Europa dat er was gekomen om nooit meer oorlog te hebben. Wij hebben inderdaad geen oorlog meer, maar er is wel een andere vijand opgedoken die een serieuze bedreiging vormt voor de open democratie die wij in Nederland en in de EU hebben. Het gevoel van veiligheid raken wij hier langzamerhand kwijt. Op dat punt wil ik toch eens met de regering van gedachten wisselen over het vraagstuk van de terrorismebestrijding, waarvoor een coördinator in Brussel is aangesteld, de Nederlander Gijs de Vries. Hij zou ervoor zorgen dat de terrorismebestrijding een paar stappen verder gebracht zou worden en echt handen en voeten zou krijgen. Wat ons betreft, moet er heel intensief worden samengewerkt tussen de veiligheidsdiensten. Er moet een cultuurverandering komen. Het adagio kan niet langer zijn: wij geven iets, omdat wij ook weer iets terugkrijgen. Nee, er moet intensief worden samengewerkt, zodat het terrorisme echt kan worden bestreden. Kunnen de bewindslieden iets zeggen over wat de heer De Vries in de afgelopen periode al heeft bereikt? Hoe kijken zij aan tegen het feit dat de vijf grote lidstaten met hun eigen veiligheidsdiensten bij elkaar komen, zonder dat Gijs de Vries daarbij betrokken is?
Voorzitter. Wij hebben altijd gehamerd op het belangrijke element dat Europa meer is dan alleen een sociaal-economisch samenwerkingsverband tussen enkele lidstaten. Het is een waardegemeenschap en dat is nou juist waar wij voor blijven strijden, de waardegemeenschap van een democratische rechtsstaat, waarin er respect is voor minderheden, waarin er respect is voor de mensenrechten en waarin er een goed juridisch stelsel is. Dat is waarom wij vinden dat Europa het waard is om voor te strijden. Naar onze mening kunnen er geen concessies worden gedaan waar het om deze belangrijke elementen gaat. Die waarden – dat zei de minister-president ook zelf tijdens de conferentie in september – bezitten wij niet; wij moeten er permanent voor werken om ervoor te zorgen dat deze waarden overeind blijven. Daarin zie ik ook een belangrijke rol weggelegd voor de Europese Unie.
Deze waarden spelen eveneens een belangrijke rol in de discussie over de uitbreiding van de Europese Unie. Dan kom ik automatisch uit op de zogeheten politieke criteria van Kopenhagen en op het vraagstuk van Turkije. Over Turkije is er op 6 oktober een belangwekkend rapport verschenen van de Europese Commissie. Het is een heel hard rapport, maar tegelijkertijd ook een rechtvaardig rapport. Daarin is aangegeven dat er ongelofelijk veel stappen vooruit zijn gezet. Tegelijkertijd is echter ook aangetoond dat er veel op papier goed geregeld is, maar dat het in de praktijk nogal tegenvalt. In de brief van 8 november aan de Kamer staat dat er veel is bereikt, maar dat er nog enkele elementen gerealiseerd moeten worden en dat een zestal wetten nog aangenomen moet worden. Die zes wetten zijn niet aangeduid in de brief. Welke zes wetten zijn dat precies?
Ter voorbereiding op dit debat, maar ook op latere debatten over de opening van de toetredingsonderhandelingen met Turkije, heeft een deel van de CDA-fractie een bezoek gebracht aan Turkije. Wij hebben daar veel gesprekken gevoerd met maatschappelijke organisaties, met politici, maar ook met overheidsfunctionarissen om na te gaan hoe het er nu echt voorstaat. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat er ongelofelijk veel is bereikt. Wij waren ook onder de indruk van wat er is bereikt. Tegelijkertijd is ons duidelijk geworden dat er nog steeds dingen niet in orde zijn. Er blijken dit jaar nog steeds 250 gevallen van martelingen te zijn. Dat zijn er veel te veel en wij hebben niet boven tafel gekregen dat er voldoende garanties zouden zijn dat er in de toekomst geen martelingen meer plaatsvinden.
Een tweede element is de discriminatie van Christenen. In het rapport van de commissie wordt niet zo veel aandacht besteed aan de positie van christenen. Wij zijn echter tot de conclusie gekomen dat die buitengewoon precair is. Wij vinden dat er een einde moet komen aan de discriminatie van christenen. Van deze twee elementen waren wij nogal geschrokken. Wij willen dus meer garanties voordat wij kunnen instemmen met de start van de onderhandelingen. Wij zijn het ermee eens dat er eerst wetten moeten worden aangenomen. Die zes à zeven wetten zijn al min of meer genoemd. Daarnaast willen wij echter garanties hebben dat maatregelen worden getroffen om martelingen te voorkomen. Wij vinden ook dat er maatregelen moeten worden getroffen die een einde maken aan de discriminatie van christenen.
De heer Van Baalen (VVD):
Voorzitter. Ik denk dat iedereen in deze Kamer vindt dat elk geval van marteling er één te veel is. Stelt de heer Van Dijk in tegenstelling tot de mensenrechtenorganisaties in Turkije dat bij aanvang van de onderhandelingen "zero tolerance" aan de orde is of is hij juist van mening dat gedurende de onderhandelingen er zo spoedig mogelijk een "zero tolerance"-beleid moet worden bereikt? Wat wil hij van Turkije voordat de onderhandelingen aanvangen?
De heer Van Dijk (CDA):
Wij willen dat Turkije maatregelen treft die ons de garantie geven dat er hard wordt gewerkt aan het voorkomen van martelingen. Dit betekent dat er een onafhankelijk comité moet komen, bestaande uit medici en juristen. Dat staat ook in het rapport van bijvoorbeeld Human Rights Watch. Dat comité moet monitoren en de toegang krijgen tot gevangenissen en politiebureaus om te onderzoeken hoe de zaken er voor staan. Elke klacht die de mensenrechtenorganisatie indient over martelingen moet serieus op ministerieel niveau of door de regering worden beantwoord. Ten behoeve van christenen moeten maatregelen worden getroffen als het verschaffen van toegang tot overheidsfuncties, het per direct heropenen van opleidingscentra als het Grieks-orthodoxe seminarie Halki en het toestaan van het stichten van kerken en het openen van kerkgebouwen. Dergelijke maatregelen kunnen morgen worden genomen. Wij vinden dat die moeten zijn genomen voordat de onderhandelingen kunnen worden geopend met Turkije.
De heer Van Baalen (VVD):
Dat betekent dus dat u zich tegen de toetreding van Turkije keert indien de door u genoemde en, naar ik meen, door niemand in de Kamer weersproken zaken niet zijn gerealiseerd, zodra de regering met een positief besluit terugkomt uit Brussel.
De heer Van Dijk (CDA):
Ik corrigeer wat u zegt. Wij zullen ons niet tegen de toetreding van Turkije keren, want dat is nog niet aan de orde. Wij zullen ons keren tegen de start van de onderhandelingen over de toetreding van Turkije. Dat hebt u goed begrepen.
De heer Van Baalen (VVD):
Dat betekent met andere woorden dat u het niet accepteert als de regering met een ander besluit terugkomt.
De heer Van Dijk (CDA):
Wij maken duidelijk dat wij vinden dat de Nederlandse regering er bij andere lidstaten op moet aandringen dat deze elementen worden gerealiseerd. Als deze elementen niet zijn gerealiseerd, kunnen wij niet instemmen met de start van de onderhandelingen.
De heer Dittrich (D66):
Voorzitter. Begrijp ik goed dat u zegt eigenlijk geen vertrouwen te hebben in de noodremprocedure, die is voorzien voor het geval dat Turkije tijdens de onderhandelingen toch niet aan allerlei criteria blijkt te voldoen?
De heer Van Dijk (CDA):
Nee, ik zeg dat bij de start van de onderhandelingen in ieder geval aan deze voorwaarden moet zijn voldaan. Wij hebben steeds gezegd dat van ons de onderhandelingen met Turkije pas mogen starten als aan de politieke criteria is voldaan. Zo staat het ook letterlijk geformuleerd in de Raadsconclusies van december 2002. Dit is niet iets additioneels; dit maakt integraal deel uit van de politieke criteria. Daarom vinden wij dat daaraan moet zijn voldaan. De noodremprocedure is van nut ingeval van terugval of ingeval van een situatie waarin die niet helemaal is gerealiseerd.
De heer Dittrich (D66):
In december spreekt de Kamer over het besluit van de Europese top. Als is besloten tot het openen van de onderhandelingen met Turkije, zegt de CDA-fractie dus dat de regering het fout heeft gedaan, omdat zij tegen is.
De heer Van Dijk (CDA):
Wij vinden dat de Nederlandse regering geen genoegen moet nemen met enkel die zes wetten, maar dat de onderhandelingen pas mogen starten als de andere, net door mij genoemde maatregelen ook zijn genomen en terugkomen in de Raadsconclusies.
De heer Dittrich (D66):
Is het zo moeilijk alleen maar ja of nee te antwoorden? Als de regering met dit voorstel komt, gaat de fractie van het CDA dan in december aanstaande tegenstemmen?
De heer Van Dijk (CDA):
Dan kunnen wij niet instemmen met de start van de onderhandelingen.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Ook uit de brief van het kabinet blijkt dat er een positief besluit kan worden genomen, recht tegenover het kabinet. Ik ben een beetje bang dat u alleen voor de bühne praat. Welke consequenties trekt u nu uit uw stellingname?
De heer Van Dijk (CDA):
De consequentie die ik uit de stellingname trek, is dat wij vinden dat de Nederlandse regering er, in de vijf weken die er tot aan 17 december aanstaande nog zijn, hard voor moet vechten om ervoor te zorgen dat deze elementen in de raadconclusies terechtkomen. Wij gaan ervan uit dat de Nederlandse regering dat ook zal doen en wachten gewoon af wat er uiteindelijk ter voorbereiding op de Europese raad naar voren zal komen.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Maar de regering zal zo haar eigen eerste termijn hebben. Als zij vasthoudt aan het standpunt in die brief, is mijn vraag welke acties u in tweede termijn onderneemt.
De heer Van Dijk (CDA):
Als het antwoord van het kabinet onbevredigend is, zullen wij in tweede termijn met een motie komen.
De heer Timmermans (PvdA):
Ik heb ook het interview met de heer Verhagen gelezen dat vandaag in de Volkskrant stond, waarin hij na een heleboel lawaai tot slot zegt dat hij het toch niet kan tegenhouden. Daar komt het althans op neer. Mijn vraag aan u is of wij hier te maken hebben met "een Bolkesteintje". Daarmee bedoel ik of wij heel veel lawaai gaan maken en uiteindelijk toch door de pomp gaan. Of zegt u dat u het op een hoofdpunt van beleid oneens bent met het kabinet en dat u daaraan ook consequenties zult verbinden? Dan is een grote regeringsfractie het namelijk oneens met een hoofdpunt van het kabinetsbeleid.
De heer Van Dijk (CDA):
Ik begrijp uw wens om alles direct op te blazen tot een regeringscrisis. Dat is wat u wilt. Voor ons is het een belangrijk punt dat wij tegen de bevolking kunnen zeggen dat er aan die politieke criteria wordt voldaan bij de start van de onderhandelingen. Wat dat betreft, verschillen wij niet heel veel van mening met datgene wat u in eerste termijn naar voren heeft gebracht. Mocht ik straks dus met een motie komen, dan kan ik er naar mijn idee op basis van de woorden die u in eerste termijn gebruikte, van uitgaan dat u die zult ondersteunen.
De heer Timmermans (PvdA):
Ik stel nogmaals mijn vraag, want ik heb daarop geen antwoord gekregen. Als u het op een hoofdpunt van het kabinetsbeleid oneens bent met de conclusie die het kabinet in december wellicht trekt, bent u dan ook bereid daaraan politieke consequenties te verbinden? Of handelt u net als minister Remkes, die in de krant flink roept dat hij het er niet mee eens is, maar daaraan politiek op geen enkele manier consequenties verbindt?
De heer Van Dijk (CDA):
Naar mijn idee heb ik aangegeven dat wij met een motie komen als het antwoord van de regering in eerste termijn ons niet voldoende bevredigt. Wij gaan ervan uit dat de motie wordt uitgevoerd als die wordt aangenomen. Als de motie niet wordt uitgevoerd, spreken wij over een nieuwe situatie. Dan heb ik op dat moment voldoende gelegenheid om met u over de consequenties daarvan te spreken.
Ten aanzien van Turkije heb ik naar mijn idee al een aantal elementen genoemd. Wij zijn een groot tegenstander van het überhaupt noemen van een datum, in elke discussie omtrent toetreding. Dat is iets wat elke keer weer opnieuw een eigen leven gaat leiden. Dat zien wij nu ook weer min of meer met Roemenië, waarvoor de datum van 1 januari 2007 wordt genoemd...
De heer Van Baalen (VVD):
U spreekt over het noemen van data, maar hoe kwalificeert u dan het feit dat uw eigen minister van Buitenlandse Zaken vanuit Hanoi heeft aangegeven dat het wel in de lijn der verwachting zou liggen in 2005 de onderhandelingen met Turkije te openen? Ik heb toen niet een motie-Van Dijk of een motie-Verhagen/Van Dijk gezien. U laat dat dus gewoon passeren. Of doet u in dit geval iets?
De heer Van Dijk (CDA):
Mijnheer Van Baalen, naar mijn idee is daarover in deze Kamer al eerder uitgebreid van gedachten gewisseld en ik meen dat er geen behoefte bestaat aan het herhalen van die discussie.
De heer Van Baalen (VVD):
Nee, bij u bestaat daaraan geen behoefte. Dat begrijp ik heel goed, maar u heeft toen gewoon stilgezeten en de andere kant op gekeken. U hebt de zaak laten passeren.
De heer Van Dijk (CDA):
Nee, want wij hebben op dat moment duidelijk aangegeven dat wij moeite hadden met het noemen van een datum, zoals die op dat moment werd aangegeven. Toen werd namelijk gezegd dat de onderhandelingen in 2005 wel zouden kunnen starten. Daarvan hebben wij op dat moment ook helder aangegeven dat wij daarmee moeite hadden. Wat dat betreft zijn wij dus consistent geweest in onze redenering. Ons punt is dat wij graag zouden vernemen wat de laatste stand van zaken is bij de onderhandelingen over de toetreding van Roemenië, bijvoorbeeld over het hoofdstuk JBZ.
In verband met de uitbreiding zou ik een nieuw thema willen aansnijden, namelijk de vraag waar de grenzen van de Europese Unie liggen. Wij hechten eraan dat er goed wordt samengewerkt met onze nieuwe buren, dat wij stabiliteit aan onze grenzen hebben. Dat is gunstig voor onze buurlanden, maar ook voor ons. Dat zorgt er in ieder geval voor dat er geen criminaliteit zal zijn en ook dat er geen migratiestromen in onze richting zullen ontstaan. Daarom vinden wij dat er gestreefd moet worden naar zoveel mogelijk stabiliteit aan de grenzen van de Europese Unie. Daartoe is een nieuw instrument ontwikkeld, het "nabuurschapsinstrument". Dit is in onze ogen een buitengewoon belangrijk instrument en wij vinden dan ook dat hieraan bij de financiële perspectieven prioriteit gegeven moet worden. Ik plaats er wel een kanttekening bij. Telkens als er nauwe samenwerking met een buurland werd aangeboden of als die op gang kwam, was het bijna een automatisme dat dat land lid zou worden. Wij vragen ons af of het wel verstandig is om dit automatisme te laten bestaan. Zou het niet beter zijn om pas op de plaats te maken en na te gaan hoe de Europese Unie kan functioneren met 28 en op den duur misschien 29 lidstaten? Dit is ook van belang voor het draagvlak onder de Europese bevolking.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dit lijkt mij een legitieme vraag, maar als u iets wilt zeggen over de grenzen van de Europese Unie, ligt het dan niet voor de hand om er ook de vraag aan het kabinet aan te verbinden om de ooit begonnen discussie over "wider Europe" in ieder geval voor het bepalen van een Nederlands standpunt vast te leggen in een notitie of anderszins? Gaat het niet om een intern debat over ons standpunt inzake de grenzen van Europa in plaats van alleen om de vraag over het nabuurschap en het automatisme, al is die op zichzelf terecht? Moeten wij hier geen principiële discussie over voeren?
De heer Van Dijk (CDA):
In mijn vraag lag besloten dat ik hoop dat de regering er nu een kort antwoord op geeft en dat zij er later nog in een uitgebreide notitie op terugkomt, want er wordt in de Staat van de Unie wel zeer uitdrukkelijk beschreven hoe het staat met alle relaties met andere landen, maar er wordt geen consequentie aan verbonden. Ik zou graag vernemen hoe de regering dit ziet.
In het voorjaar van 2005 zal er in Nederland voor het eerst een referendum wordt gehouden, en nog wel over een grondwet voor Europa. Kan de regering al aangeven hoe zij de voorlichtingscampagne hierover gestalte wil geven? De CDA-fractie is geen voorstander van een Europa-breed referendum, wat sommigen wel eens gesuggereerd hebben. Wij vinden dat een referendum niet past in een discussie over representatieve democratie.
Tot slot het proces van Lissabon, waaromtrent in de afgelopen week een groot rapport van oud-premier Kok is verschenen. Zijn conclusie is dat dit proces te veel is blijven steken in mooie woorden, dat er maar heel weinig daden uit voortgekomen zijn. Het komt erop neer dat de lidstaten veel te weinig afspraken nakomen. Dit is een belangrijke conclusie, maar wij vragen ons af of het probleem met de concrete acties die de heer Kok hieraan verbindt, wel echt opgelost kan worden. Kun je er met het introduceren van actieplannen en van de "name and shame"-methode wel voor zorgen dat lidstaten zich snel zullen bekeren tot het nakomen van de afspraken die in Lissabon zijn gemaakt? Wat vindt de regering hiervan? En hoe ziet zij het vervolg van dit proces? Er zijn lidstaten die al behoorlijk wat kritiek hebben geuit op wat er in het rapport van de heer Kok staat. Is een succesvol vervolg op dit geheel nog wel mogelijk? En wat is de mening van de regering over de uitspraak van verschillende regeringsleiders aan de vooravond van de publicatie van het rapport dat de jeugd de hoogste prioriteit zou moeten krijgen om de Europese Unie weer boven Jan te krijgen?
Voorzitter. Dit waren enkele vragen over het Lissabon-proces. Het jaar 2004 is een buitengewoon belangrijk jaar. Wij gaan ervan uit dat onder het Nederlandse voorzitterschap hard gewerkt zal worden om dit jaar tot een succesvol en historisch Europees jaar te maken.
De heer Van Bommel (SP):
De heer Van Dijk zei in verband met Turkije dat de termijnen eigenlijk maar moeten worden losgelaten. Geldt dit ook voor het Lissabon-proces? Of is 2010 gewoon de deadline?
De heer Van Dijk (CDA):
Mijnheer Van Bommel, op dit moment vergelijkt u appels met peren. Termijnen voor toetredingsdata van staten zijn iets volstrekt anders dan een termijn waarop je zegt globaal ergens te willen uitkomen op het gebied van economie en kennis. Je moet een streefdatum hebben om te zorgen dat je op dat moment gaat meten. Het proces is daarna nog niet afgelopen. Het gaat daarna gewoon door. Bij toetredingsonderhandelingen is er een definitieve deadline: een land komt er wel bij of komt er niet bij.
De heer Van Bommel (SP):
Er wordt gesproken over een deadline waarop de doelen gehaald moeten worden. U spreekt nu over een streefdatum. Mag ik daaruit afleiden dat voor u niet meer sprake is van een deadline en dat het geen probleem is als wij er overheen gaan?
De heer Van Dijk (CDA):
Volgens mij voert u nu een buitengewoon semantische discussie. Dat is misschien erg interessant voor uw achterban, maar ik zie eerlijk gezegd niet het grote verschil tussen enerzijds een deadline en anderzijds een streefdatum om te bereiken dat je de meest concurrerende en intensieve economie van de wereld bent geworden.
De heer Eurlings:
Mijnheer de voorzitter. Het is een mooie ervaring om weer in deze zaal te mogen staan. Nu hoor ik sommigen zeggen: ja, mijnheer Eurlings, u staat hier natuurlijk wel met een klein beetje, want dit jaar – en volgend jaar is het misschien anders – mag u maar een aantal minuutje spreken en mag niet geïnterrumpeerd worden, laat staan interrumperen. Maar dan zeg ik: in Brussel is interrumperen al helemaal uit den boze en menig voorzitter van een grote fractie daar zou willen dat hij een aantal minuten kreeg. Dus wat dat betreft sta ik hier met zeer veel genoegen.
Voorzitter, het EP biedt veel moois. Het is een eer om daar te mogen functioneren en toch zijn er altijd dingen van dit huis die je daar mist. Een van die dingen is het altijd levendige en interessante debat hier. Alhoewel, dat levendige debat was er natuurlijk de laatste tijd ook wel in Brussel. Allereerst was er de discussie over de samenstelling van de Commissie-Barroso. De heer Buttiglione was een van de mensen die direct in discussie kwam. Ondanks het feit dat hij een gedragscode aan zijn broek kreeg, wat de CDA-fractie zelf heeft geëist, en het feit dat er een nieuwe brief kwam, kreeg hij niet het vertrouwen van de meerderheid van het parlement. Ik heb toen al gezegd dat je dan je conclusies moet trekken, want het Europees Parlement moet meer macht krijgen over dit soort zaken en mensen individueel kunnen afrekenen. Ik heb ook gezegd dat je niet lukraak een persoon eruit moet pakken, omdat hij toevallig in beeld is gekomen. Je moet ook objectief bekijken hoe de verschillende kandidaat-Commissarissen door hun examen zijn gekomen. Je ziet dat een aantal mensen het gewoon heel slecht hebben gedaan. De heer Kovács is genoemd als incompetent in zijn sollicitatiegesprek. Ik kan er niets aan doen, mijnheer Max van den Berg. Het was niet anders.
De voorzitter:
Mijnheer Van den Berg, u was nog niet binnen maar ik heb aangegeven dat wij de afspraken die in het verleden zijn gemaakt, handhaven. Zodra er wijzigingen zijn, krijgt u het woord.
De heer Eurlings:
In elk geval komt het nieuwe voorstel van de heer Barroso goed tegemoet aan wat wij willen, namelijk objectief bekijken hoe mensen het examen bij het Europees Parlement hebben afgelegd. Ik vind het een goed voorstel en een voorstel dat onze steun verdient.
Sommige grote landen waren uit op de hoofdprijs die Nederland heeft binnengesleept, namelijk de portefeuille van Mededinging. Het was heel duidelijk de laatste tijd. Mevrouw Kroes werd iedere keer genoemd als iemand die ook zou moeten vertrekken. Ik heb gisteravond tijdens een diner met José Manuel Barroso nog eens een duidelijk van hem gehoord waarom Neelie Kroes blijft. Hij zei nadrukkelijk dat Neelie Kroes blijft. Hij zei het in het algemeen, maar het was heel duidelijk dat het over Neelie Kroes ging want die vraag was gesteld. Hij zei dat Neelie Kroes blijft, omdat de regeringsleider er geen enkel misverstand over heeft laten bestaan dat die positie niet van het land mag worden afgenomen. Het zijn de woorden van de heer Barroso, mevrouw Buitenweg. Ik vind dit een groot compliment aan onze regering en aan onze premier die na de benoemingen van Jaap de Hoop Scheffer, Gijs de Vries en Wim Kok wederom een internationale hoofdprijs wegsleept.
Het is zorgelijk dat terreur geen grenzen kent. Wij hebben het hier vaak uitgesproken. Nog zorgelijker is het dat internationaal steeds meer het beeld ontstaat dat hier de problemen toenemen en mogelijk uit de hand lopen. Het lijkt wel of Nederland in dezen vooroploopt. Gisteravond is in Uden een school in brand gestoken en terwijl ik hier spreek, is er een wijk in Den Haag afgezet, het luchtruim boven Den Haag gesloten en wachten buurtbewoners op de ontknoping van de antiterreuractie hier in het Haagse.
Ik zeg u eerlijk, als ik verneem hoe het sommige ex-collega's van mij hier vergaat, lopen mij de rillingen over het lijf. Het is de allerhoogste tijd dat dit probleem veel meer internationaal getrokken wordt. Klopt het dat in ons land deze problematiek sneller toeneemt dan in andere landen? Kunnen wij niet veel leren van de manier waarop sommige andere landen deze problemen aanpakken? Moet dat niet uitgewisseld worden?
Ik ben het met de heer Timmermans eens dat de sense of urgency op het vlak van terrorisme niet mag wegzakken en toch gebeurt dat op sommige terreinen. Na 11 september 2001 werd gezegd dat het informatie-uitwisseling tussen landen nodig was. En na de aanslag in Madrid in maart van dit jaar werd het weer gezegd. Nu blijkt echter dat ook in de nieuwe voorstellen nog altijd geen automatisme zit voor die informatie-uitwisseling. Ik vind dat onacceptabel voor de veiligheid van onze burgers. Ik vraag het Nederlandse voorzitterschap, echt druk uit te oefenen op andere landen en duidelijk te maken dat het niet acceptabel is dat landen informatie voor zichzelf houden en deze alleen uitwisselen als zij daarvoor zelf informatie terugkrijgen. Dit kan niet in een Europese Unie zonder binnengrenzen!
Vanuit mijn functie als rapporteur voor het Europees Parlement heb een fact finding mission van een behoorlijk aantal dagen mogen uitvoeren in Turkije. Ik ben daarbij van twee dingen meer dan overtuigd geraakt. Deze Turkse regering en de politiek doen waanzinnig veel. Zij zetten zeer grote stappen en de bevolking van Turkije wil naar Europa. Dat is goud waard. Men kan zich niet voorstellen hoe de situatie zou zijn als zij een andere kant op wilden! Turkije moet echter nog een zeer grote kloof overbruggen, wil het een echt Europees land worden qua vrijheid, mensenrechten, et cetera.
Vanuit dat dubbele gevoel moeten wij verder opereren. Ik wil een aantal punten heel kort aanstippen: mensenrechten, vrijheid van religie, positie van het leger, vrouwenrechten en enkele internationale kwesties.
Het is verbonden om mensen te martelen. Toch zegt iedere NGO, internationaal en in Turkije, dat er in politiecellen per halfjaar 500 tot 600 martelingen plaatsvinden. De discussie over de vraag of het systematisch gebeurt, is geen goede discussie. Ik zeg dat het niet systematisch gebeurt want premier Erdogan heeft martelen niet als onderdeel van zijn beleid. Er vinden echter veel te veel martelingen plaats en dat kan niet in een land dat naar Europa wil. Ik zeg dat te meer omdat in sommige regio's de zero tolerance niet van de grond komt. In het zuidoosten bij de Irakese en Syrische grens waar de problemen het grootst zijn, is niet één keer een politieagent veroordeeld voor wat hij heeft gedaan! Zolang als dat niet gebeurt, is er geen sprake van afschrikking of van change of mind set.
Ik heb in mijn rapport een onafhankelijke commissie aanbevolen. Daarover is eerder gesproken. Die commissie moet er komen. De situatie in Turkije kan heel snel veranderen. Amnesty International zegt het ook. Binnen een aantal maanden kunnen er voorbeelden gesteld worden. Hier moet Europa echt pootaan spelen.
Een ander vlak waar op korte termijn voordeel te behalen is, is de vrijheid van religie. Er wordt vaak gezegd dat er in Turkije een scheiding is tussen kerk en staat. Jazeker, maar de vraag is of er ook een scheiding is tussen staat en kerk. Het soennitische moslimgeloof wordt gefinancierd. De redes die mogen worden voorgelezen in de moskee, worden voorgeschreven. Maar andere moslims, de allavieten, 33% van de bevolking, krijgen die ondersteuning niet. Het wordt zelfs niet eens als religie gezien. Het is een folkloristisch iets, zei de Turkse minister voor religie. Andere religies zoals de Grieks-orthodoxe en de Syrisch-orthodoxe worden in naam getolereerd maar hebben het heel moeilijk. Zij mogen geen mensen opleiden. Hun positie wordt steeds moeilijker.
Mijn derde punt: andere religies, dus protestants-christelijk en katholiek, mogen alleen als ze voor buitenlanders bedoeld zijn. Zij zijn niet voor Turken, want dat past niet binnen de Turkse identiteit. Dit kan niet, er moet een Turkije ontstaan waarin het even gemakkelijk is een christelijke kerk op te richten als in Rotterdam een moskee. Ik zeg het voor de Turken, maar ik zeg het ook omdat ik ervan overtuigd ben dat die nieuwe realiteit ertoe leidt dat mensen heel anders gaan denken over de toetreding van Turkije. Daarbij snijdt het mes dus aan twee kanten.
De druk op dit punt is ongekend hoog. Ik hoop op één ding: op een constructief-kritische opstelling, waarbij we realistisch kijken naar het kandidaat-lidmaatschap van Turkije, maar waarbij we meer dan ooit poot-aan spelen op mensenrechten en vrijheid van religie. Daarom ben ik er een groot voorstander van om de druk tot aan start van de onderhandelingen te maximaliseren. Mochten die onderhandelingen beginnen, dan zullen deze moeten worden gefocust op het vervolmaken van de politieke criteria. Geen wegvluchten de toekomst in, maar technische dossiers, en over tien jaar nog eens kijken naar die martelingen.
Ik vind het fijn dat we hier als Euro- en nationale parlementariërs bij elkaar zitten. Vaak heb ik gezegd dat de afstand tussen Brussel en Den Haag kleiner moet. Maar laten we het niet bij deze ene dag houden. Als mijn vrienden van de Partij van de Arbeid kritisch zijn over de mensenrechten in Turkije, reken ik erop dat zij mij in het Parlement steunen om het rapport daarover voldoende kritisch te houden. Als de VVD straks een kritisch verhaal houdt over Turkije, reken ik erop dat zij de amenderingen vanuit de liberale partij in Europa, waarin staat dat de politiek van zero tolerance effectief werkt, zullen verwerpen, en zullen proberen draagvlak tegen deze lijn te creëren. Anders slaat het rapport geen deuk in een pakje boter, en zal Turkije niet veranderen in de door ons gewenste richting.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Europa mag zich in veel aandacht verheugen, zoals dat de afgelopen periode nog niet vaak het geval is geweest. De term "grondwettelijk verdrag" wordt consequent in de Staat van de Unie genoemd, maar dat moet nu nog in de andere beleidsdocumenten worden doorgevoerd. Er zijn nogal wat regeringsstukken, zoals het beleidskader crisisbeheersing, waar nog steeds over de Europese grondwet wordt gesproken. Aandachtspuntje! Het grondwettelijk verdrag krijgt nadrukkelijk aandacht. In de aanloop naar het referendum daarover zal die aandacht nog wel even blijven bestaan, of misschien zelfs toenemen. Ook over de toetreding van Turkije heeft het merendeel van de bevolking wel een standpunt, wat een goede zaak is. Het is dat mijn fractie niets ziet in referenda, anders wist ik het wel!
Europa is volop in beweging. In de Staat van de Unie wordt zelfs gesteld dat we wat het Europees integratieproces betreft op een scharnierpunt in de tijd verkeren. Kan dit worden toegelicht? Het lijkt in ieder geval op te gaan voor de relatie tussen de Europese instituties, nu het Parlement de Commissie op de knieën heeft gedwongen ten aanzien van de samenstelling van de Commissie. Het mag bekend zijn dat mijn fractie gemengde gevoelens heeft over de gang van zaken, en dat we zeker na het heftige debat dat we deze week in de Nederlandse samenleving en de politiek hebben gehad naar aanleiding van de afschuwelijke gebeurtenis van vorige week, een zorgwekkende selectiviteit constateren in het opkomen voor het recht op ideeën, opvattingen en het vrije woord.
Dit half jaar wordt vooral bestempeld door het Nederlands voorzitterschap. De Staat van de Unie kijkt verder, naar het jaar 2005. In het juninummer van de Internationale Spectator staat een interessant artikel, dat onder andere gaat over het leven na het voorzitterschap. Daar hebben we immers na 1 januari mee te maken.
De heer Timmermans (PvdA):
Kunt u eens uitleggen wat u bedoelt met selectiviteit?
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik heb dat in menige persuiting naar buiten gebracht, dus dat kan geen verrassing zijn. Ik doel erop dat het mij in het heftige debat naar aanleiding van de moord op Theo van Gogh is opgevallen dat heel veel lieden pal stonden voor de vrijheid van het woord – dat doe ik ook – maar dat ik dezelfde verontwaardiging miste in het debat over kandidaat-eurocommissaris Buttiglione. Ik val de heer Bolkestein bij, die volgens mij wel de goede snaar raakte. Hij zei dat je heel lang kunt praten over de vraag of het complicerend werkt voor iemands functioneren, maar hier werd getornd aan de vrijheid van ideeën. Dat is mij opgevallen in het debat hier. Ik kan niet begrijpen – u zou dat met mij mee moeten voelen – dat wij nu een brede consensus zien dat iemand het volste recht heeft om in beledigende zin te schrijven in columns, maar dat wij er grote moeite mee blijken te hebben om te aanvaarden dat mensen vanuit geloofsovertuigingen bepaalde opvattingen over bepaalde ethische keuzes hebben. Ik heb de afgelopen week niet nagelaten daar de vinger bij te leggen. Het leek mij eerlijk om dat in dit debat ook te doen.
De heer Timmermans (PvdA):
Het is dat ik de heer Rouvoet langer ken, want anders zou ik hier heel boos over kunnen worden. Ik daag u uit één iemand te noemen die de heer Buttiglione heeft ontzegd deze opvattingen te hebben. Dat heeft niemand gedaan. De conclusie van een meerderheid in het Europees Parlement is echter geweest, dat die opvattingen hem ongeschikt maken voor een specifieke functie. Ik ben heel verbaasd dat u die twee dingen niet uit elkaar kunt houden. Dat valt mij erg van u tegen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik heb geen behoefte om dit debat op de spits te drijven, maar uitgerekend de heer Timmermans kan deze interruptie niet maken. Hij was namelijk degene die in het vragenuurtje zijn interventie begon met de opmerking dat er sprake was van discriminatie. Hij had het dus niet over het goed recht om opvattingen te hebben. Hij heeft opvattingen van de heer Buttiglione in deze Kamer bestempeld als discriminatie, nog voor de man een functie had kunnen aanvatten, waarin hij dat had kunnen doen. Daarmee stond het debat op scherp. Er is van de kant van de regering gezegd dat iedereen die discrimineert fout is. U herinnert zich die uitlatingen van de heer Zalm. Ik heb mij daar in zoverre over verbaasd dat ik de vraag legitiem vind of bepaalde opvattingen voor de persoon zelf of voor anderen complicerend kunnen werken bij het vervullen van hun functie. Als je een bepaalde opvatting hebt over de positie van de vrouw in het gezin moet je bijvoorbeeld geen staatssecretaris van emancipatiezaken willen worden. Dat kan een zinnig debat zijn.
Waar ik mij vreselijk aan gestoord heb in dat debat – dat kwam in eerste instantie uit de mond van de heer Timmermans, vandaar dat ik verbaasd ben over deze vraag van hem – is dat hij op voorhand begon met het te bestempelen als discriminatie en dat daarmee het debat gelopen was. Dan ontnemen wij onszelf echter de mogelijkheid om op te komen voor het goed recht op morele opvattingen van personen. Dat heb ik in dat debat gemist. Dat was verleden week wel volop aan de orde. Ik vind dat een vorm van selectiviteit waar wij vanaf moeten. Ik was het wel eens met wat de heer Bolkestein daarover heeft gezegd. Hier werd geraakt aan de vrijheid van ideeën. Dat zou u ook niet moeten willen.
De heer Timmermans (PvdA):
De heer Buttiglione heeft ook in mijn opvatting het recht om die ideeën te koesteren. Ik vind dat echter discriminerende ideeën. Dat wil ik hier herhalen. Hij discrimineert vrouwen, want hij gunt hen niet een gelijkwaardige positie in de samenleving, en hij discrimineert mensen met een andere seksuele gerichtheid. Dat is discriminatie. Niet meer en niet minder. Ik ontzeg de heer Buttiglione niet het recht die opvattingen te hebben. Feit is echter dat een meerderheid van het Europees Parlement – ik ben dat met hen eens – vindt dat dat hem ongeschikt maakt voor die functie. Het zou u sieren als u die distinctie ook helder zou hanteren.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dat zou ik wel willen doen als de heer Timmermans dat van meet af aan zelf ook gedaan had. Ik vond dat ik mijn opmerking hier moest maken, omdat dat een van de redenen is dat wij grote moeite hadden met de gang van zaken rondom die Europese Commissie. Dat lijkt mij een onderwerp dat vandaag aan de orde is. Ik vond dat debat niet zuiver. Dat begon bij uw interventie, bij uw opmerkingen. Opvattingen discrimineren namelijk niet. U kunt het met opvattingen oneens zijn, maar discrimineren gebeurt pas als aan opvattingen in gedragingen, in bestuurlijke beslissingen, een gevolg wordt gegeven. U heeft het bestempeld als discriminatie. Ik heb u daarop aangesproken na het debat. U begon uw interventie toen, heel verontwaardigd, met de stelling: hoe haalt iemand het in zijn hoofd om zijn persoonlijke opvattingen te verbinden aan politieke standpunten. Dat is echter aan de orde van de dag. Dat doe ik ook en dat doet u ook. U vraagt mij er nu naar en daarom krijgt u dit antwoord. Ik vond en ik vind dat er sprake is van een vorm van selectiviteit in het opkomen voor het vrije woord en ik vind dat niet goed.
De heer Timmermans (PvdA):
Dit moet rechtgezet worden. Ik vind het juist fout om te zeggen dat hij had kunnen blijven zitten als hij zijn persoonlijke opvattingen voor zichzelf gehouden had. Ik vind juist dat iemand de plicht heeft om helder te zijn over zijn persoonlijke opvattingen, zeker in een publieke functie. Ik laat mij dus niet aanleunen dat ik hem heb verweten dat hij persoonlijke opvattingen aan politiek handelen heeft verbonden. Juist vanwege zijn politieke opvattingen vind ik hem ongeschikt om politiek te handelen in die functie. Dat is de kern van mijn betoog.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Het is het goede recht van de heer Timmermans om die opvatting te hebben, maar ik denk dat hij er verstandig aan zou doen om na te lezen wat hij daar gezegd heeft. Het gaat mij er niet om de zaak op de spits te drijven. Ik geef hem alleen antwoord op zijn vraag. Ik heb mij er toen aan gestoord en ik vind het niet meer dan billijk om dat desgevraagd hier te herhalen. Ik vind dat de heer Timmermans zich op zijn minst ongelukkig heeft uitgedrukt. Nu heb ik mijn punt hier gemaakt over de selectiviteit.
De heer Dittrich (D66):
Als ik de heer Rouvoet zo hoor, denk ik dat hij degenen is die de werkelijkheid hier nogal selectief presenteert. Er was in het Europees Parlement bezwaar tegen de heer Buttiglione, omdat hij voorgedragen werd voor de post Justitie en hij amendementen heeft willen indienen bij het Handvest voor de Grondrechten om bijvoorbeeld seksuele gerichtheid uit het antidiscriminatieartikel te halen. Zijn opvattingen heeft hij dus politiek willen operationaliseren. Dan is het toch volkomen logisch dat de meerderheid van het Europees Parlement hem voor die post niet geschikt acht. De fractie van D66 en de ALDE-fractie in het Europees Parlement hebben gezegd dat hij best op een andere positie terecht zou kunnen komen, waar hij niet dat soort ideeën in de politiek zou kunnen verwerkelijken, bijvoorbeeld op de post Visserij. Dan kan de heer Rouvoet toch niet volhouden dat er sprake is van discriminatie van de heer Buttiglione vanwege zijn ideeën?
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik ben ook niet degene die als eerste het woord discriminatie in de mond genomen heeft. Ik heb net verwezen naar het mondelinge vragenuur. Daar is dat naar voren gekomen en daar heb ik mij tegen gericht. Ik heb mij in algemene termen net verbaasd, zoals ik dat de hele week al gedaan heb in allerlei uitlatingen. Ik vind het dan ook wat merkwaardig dat nu ineens zo'n verontwaardiging opsteekt, want ik heb dat de hele week niet onder stoelen of banken gestoken.
In het debat vorige week over het vrije woord heeft mij de massieve afwijzing van de conservatieve opvattingen van in dit geval de heer Buttiglione verbaasd. Men kon niet met zijn ideeën leven en men vond dat hij daardoor niet geschikt was voor zijn functie. Dat is dus discriminatie. Ik vind dat het mensen die opkomen voor het recht op het vrije woord zou sieren als zij zeggen: juist als het gaat om degene met wie ik het ongelofelijk oneens ben, kom ik op voor de vrijheid om die ideeën uit te dragen. Dat is te weinig gebeurd. Dat heb ik gemist in dat debat en ik ben niet de enige. Overigens wil ik hiermee niet afleiden van de afschuwelijke gebeurtenis die aan het debat ten grondslag lag.
De heer Dittrich (D66):
De kern van de discussie over Europa is toch dat de heer Buttiglione voorgedragen werd als Eurocommissaris Justitie die zelf wetten zou moeten initiëren op de terreinen waar hij deze denkbeelden over heeft. Dat is de discussie. Hij had best op Visserij kunnen zitten. Dan hadden wij deze discussie helemaal niet gehad.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik heb mij ook niet gericht op de discussie in het Europees Parlement over de vraag of dit de geschikte functie voor de heer Buttiglione zou zijn of niet. Ik richt mij op het maatschappelijk debat. Wat ik gemist heb rondom de kwestie-Buttiglione en de Europese Commissie is dat dezelfde mensen die nu zeer sterk opkomen voor het recht op het vrije woord, dat toen expliciet maakten. Dat heeft ontbroken in die discussie. U kunt mij niet duidelijk maken dat wij toen in Nederland een breed front hebben gehad – zoals de afgelopen week wel het geval was – waarbij iedereen vooraan stond om te zeggen dat de heer Buttiglione het recht had om zijn mening te uiten. Dat heeft ontbroken in die discussie. Tolerantie vind ik ongelofelijk belangrijk, maar niet selectief.
De heer Dittrich (D66):
Het maatschappelijk debat ging niet over iemand die Eurocommissaris zou worden met wetgevende bevoegdheden. Het debat ging over het vrije woord in het algemeen en in het bijzonder voor een columnist. Dat is echt iets anders.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
U zult het met mij eens zijn, hoop ik, dat beiden het recht op het vrije woord en op vrije ideeën hebben.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Ik heb in de krant gelezen dat de heer Buttiglione een beweging op wil richten en een debat wil starten in Europa over zijn opvattingen. Ik steun dat. Ik ben het niet met zijn opvattingen eens, maar ik vind het goed als hij dat debat aanzwengelt. Als hij daarin belemmerd wordt, zal ik mij daartegen verzetten, net zozeer als in het debat over de dood op Van Gogh. Maar daar ging het niet om. Het ging erom of je iemand met deze opvattingen als bestuurder in een dergelijke functie wilt hebben. Ik had Theo van Gogh ook niet in die functie willen hebben vanwege zijn opvattingen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dat mag allemaal waar zijn, maar mijn constatering is dat ik de opmerkingen die nu gemaakt worden, ook door de heer Duyvendak, heb gemist in de commotie rondom de heer Butiglione. Ik heb het geluid gemist dat wij breed opkomen voor de opvattingen. Er was alom verontwaardiging over opvattingen. Ik wil mij daar niet achter verschuilen. Ik was het zeer eens met bijvoorbeeld Eurocommissaris Bolkestein die het nodig vond om te zeggen: wat is hier gaande in Nederland, dit raakt aan de vrijheid van ideeën. Ik was dus niet de enige die constateerde dat in dat debat de verontwaardiging over en de afwijzing door een overgrote meerderheid van de ideeën als zodanig overheersten. Ik heb toen heel weinig mensen expliciet horen opkomen voor het goed recht van de heer Butiglione om deze opvattingen te hebben. Dat heb ik gemist in die discussie. Des te meer was ik verrast toen het vorige week zo prominent op de voorgrond trad. Mijn vraag is: wat is het in onze samenleving dat wij iemand bijna het recht lijken te ontzeggen op ideeën en dat bij voorbaat als discriminatie bestempelen? U hoeft het niet met mij eens te zijn, mijnheer Duyvendak, maar u kunt het wel aanhoren. Mij verbaast het dat wij bijna op voorhand iemand als discriminatoir bestempelen en dat wij als iemand zich bewust beledigend uitlaat, allemaal ineens opkomen voor het goed recht van die persoon om die beledigingen te uiten, omdat hij het recht van het vrije woord heeft! Het blijft een relevant onderwerp om aan de orde te stellen.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
U heeft het mis, omdat dit niet de kern van het debat in het Europees Parlement was. Het debat ging niet over de vraag of de heer Butiglione deze mening mocht hebben, maar of iemand met deze mening geschikt is voor een functie waarin hij moet handelen op het terrein waarover hij die meningen heeft. De politieke afweging is dat hij daarvoor niet geschikt is. Ik kan mij ook niet voorstellen dat u iedereen met welke mening dan ook geschikt acht voor welke functie dan ook. Ik veronderstel dat u daar ook politieke maatstaven voor hanteert, mijnheer Rouvoet!
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Uiteraard. Ik houd echter staande dat het mij een lief ding waard was geweest als ik meer dan gebeurd is ook in dat debat mensen had horen opkomen voor het goed recht van mensen om die opvattingen te hebben. Ik heb dat gemist en u hebt dat niet gemist. Ik heb het pijnlijk gemist.
Voorzitter. Ik heb verwezen naar het artikel in de Internationale Spectator over het leven na het voorzitterschap waarmee wij vanaf 1 januari te maken hebben. Uit de Staat wordt mijn fractie niet duidelijk hoe Nederland zijn positie binnen een uitgebreide Europese Unie precies ziet. Met het oog op die uitbreiding en eventuele toekomstige uitbreidingen wordt het immers steeds belangrijker hoe Nederland zo effectief mogelijk kan opereren binnen de Europese instituties. Het is opmerkelijk dat in de Staat wordt beschreven dat Nederland na het voorzitterschap weer alle vrijheid heeft om de eigen belangen, visie en overtuiging als uitgangspunt te nemen. Verderop wordt echter duidelijk dat bij de Nederlandse positiebepaling de posities van andere lidstaten meer betrokken moeten worden. Tussen die twee beleidsuitspraken zit op zijn minst de nodige spanning. Ik hoor graag een toelichting.
Ik ben benieuwd welke ideeën er binnen het kabinet leven om de overleg- en coördinatiestructuur voor het Nederlandse EU-beleid verder te versterken. Ik verwijs naar pagina 10 van de Staat. In welke gevallen is de minister trouwens bereid, deel te nemen aan vormen van nauwere samenwerking die in een "duidelijke beleidsbehoefte voorzien"? Hoe verhoudt dat zich met de stelling dat Nederland niet van versnippering en verdeeldheid houdt?
Europa en 2005 staan niet los van de referenda over het grondwettelijk verdrag die in veel Europese lidstaten en ook in Nederland zullen plaatsvinden. In een aantal landen komt er waarschijnlijk een referendum over de toetreding van Turkije bij.
Mij viel een passage in de Staat van de Unie op waar gesproken wordt over de slechte opkomst bij de Europese verkiezingen. Die was in 2004 toch juist hoger dan werd verwacht? Ik krijg graag een toelichting, met name omdat daaraan de stelling wordt verbonden dat de uitslag van de verkiezingen van 2004 nu juist laat zien dat mensen zich afkeren van Europa. Waaruit wordt dat afgeleid? Ik waag overigens te betwijfelen of een talkshow van Endemol over Europa voor de volle breedte van de Nederlandse bevolking de ideale en toegankelijke manier is om Europa dichter bij de burger te brengen.
Het idee dat bij mensen leeft dat in Europa beslissingen worden genomen zonder dat zij er wat over te zeggen hebben, wordt versterkt door de door de regering ingezette ja-campagne voor het grondwettelijk verdrag. Nu een referendum wordt gehouden, is de vraag of dat ergens toe zou moeten leiden. Het standpunt van mijn fractie over het referendum en wat de inzet van de Nederlandse regering zou moeten zijn, is bekend.
Die vraag speelt ook bij het onderwerp Turkije. Nu de discussie hierover is losgebarsten, blijkt dat de vraag of Turkije wel bij de Europese Unie hoort, niet meer echt aan de orde kan komen, omdat die beslissing al tussendoor op de Europese Top in Helsinki in 1999 is genomen. Begin oktober zei de staatssecretaris nog dat er in Europa onvoldoende debat is geweest over de toekomstige Turkse toetreding. Daar was en ben ik het mee eens, maar doe er dan wat aan! Hoe rijmt de staatssecretaris zijn conclusie met het traject tot nu toe? Er mocht van alles besproken worden, maar juist de vraag of Turkije wel een Europees land is, kwam nauwelijks meer aan de orde omdat daarover al was gesproken in Helsinki.
Wil de minister-president in zijn reactie op het rapport van de Europese Commissie expliciet ingaan op het fundament van het Europese beschavingsideaal en zijn waarden in relatie tot de Turkse toetreding? In het debat gisteren in de Eerste Kamer over Europa zei de minister van Buitenlandse Zaken dat het onderhandelingsproces met Turkije een open eind heeft. Dat wijkt af van eerdere toetredingsonderhandelingen. Kan de minister dit toelichten?
Het is een goede zaak dat de AIV een advies is gevraagd over de oostelijke buren van de EU. Onlosmakelijk is daarbij de vraag aan de orde waar de grenzen van de EU precies komen te liggen. Waar eindigt Europa? Is de minister bereid, een brede discussie over dit punt te entameren? Het is onbegrijpelijk en ook moeilijk te verteren dat die discussie pas echt van start kan gaan nadat is besloten over Turkse toetreding. Die beslissing is immers van groot belang voor de vraag waar de grenzen van Europa liggen. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.
Nadat de EU zich de afgelopen jaren alleen maar heeft uitgebreid, is nu ook een bezinning op haar functioneren op haar plaats. Dat is gedeeltelijk gebeurd in het traject van het grondwettelijk verdrag, maar daarmee zijn wij er nog niet. Ik denk aan het subsidiariteitsbegrip dat in de toekomst nog handen en voeten moet krijgen. Ook wat dit betreft sluit ik mij graag aan bij de heer Bolkestein die de EU heeft opgeroepen om te komen tot een formulering van kerntaken. Is de regering het met mij eens dat wij ons daarop moeten richten?
Europa en Europese thema's roepen nog te vaak een negatief of op z'n minst een vrij onverschillig gevoel op bij burgers. Een positieve bijdrage zou zijn als de Nederlanders, betrokken bij de EU en het EP, Nederlands spreken in de vergaderingen. Ik roep hen daartoe met klem op. Dat leidt tot herkenning bij de burgers. Wat dit betreft verdient het ook de voorkeur dat Brussel de vaste vergaderplaats wordt.
De heer Blokland:
Voorzitter. De Staat van de Unie voor 2005 bevat weer veel goede voornemens. De EU gaat werken aan het inlossen van beloften en het concretiseren van vernieuwende stappen waartoe is besloten. Wat echter ontbreekt, is een visie op de finaliteit van de EU. Dit debat wordt zowel op nationaal als op Europees niveau uit de weg gegaan. Het proces van verbreden en verdiepen moet blijkbaar zonder onderliggende visie doorgaan.
Om een EU van 25 lidstaten goed te laten functioneren, is een bundeling van de bestaande verdragen een goede zaak, maar de voorgestelde Grondwet gaat veel verder. Op grote schaal wordt het vetorecht ingewisseld voor meerderheidsbesluitvorming. Het is daarom van groot belang dat de Tweede Kamer de vinger aan de pols houdt. De Grondwet biedt immers de nationale parlementen meer zeggenschap door middel van de subsidiariteitstoets. Ik wil met kracht het belang van subsidiariteit onderstrepen. Dat is niet alleen in het belang van de nationale parlementen. De Staat van de Unie maakt zich immers zorgen over de betrokkenheid van de burger bij Europa. Gesteld wordt dat de burger zich afkeert van Brussel als hij meent dat zijn leven bepaald wordt door regelgeving waarin hij zich niet herkent. Er moet daarom pas Europees beleid komen als er sprake is van een duidelijk grensoverschrijdend probleem. De Grondwet biedt immers de nationale parlementen meer zeggenschap met de subsidiariteittoets. Ik wil met kracht het belang van de subsidiariteit onderstrepen en dan niet alleen in het belang van de nationale parlementen. De Staat van de Unie maakt zich immers zorgen over de betrokkenheid van de burger bij Europa. Deze burger keert zich af van Brussel wanneer hij meent dat zijn leven bepaald wordt door regelgeving waarin hij zich niet herkent. Er moet daarom pas Europees beleid komen als er sprake is van een duidelijk grensoverschrijdend probleem.
De Grondwet biedt verder veel mooie woorden. In artikel 70 wordt gemeld dat een ieder recht heeft op vrijheid van gedachten, geweten en godsdienst. In de laatste plenaire vergadering in Straatsburg hebben wij gezien wat deze woorden waard zijn. Niets! Kandidaat-commissaris Buttiglione is reeds op voorhand het vertrouwen ontzegd vanwege zijn godsdienstige opvattingen ondanks zijn stellige verklaring dat die geen gevolgen zouden hebben voor zijn functioneren. In juridische termen heet dit gewoon discriminatie en daar had het Europees Parlement zich niet aan mogen bezondigen. Zeker niet op de triomfantelijke manier zoals dit nu gebeurde met applaus voor zichzelf.
In de Staat van de Unie wordt terecht geconstateerd dat in de uitgebreide Unie goede bilaterale betrekkingen van groot belang zijn. In dit verband wordt echter een ongelukkig voorbeeld gegeven, namelijk dat van de EU-3. Dit samenwerkingsverband van Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk is omstreden. Maar al te vaak wordt deze kopgroep ingezet om hinderlijke dwarsliggers in de Raad buiten spel te zetten of om eigen initiatieven voor te koken.
Minstens zo belangrijk als goede bilaterale betrekkingen binnen de Unie zijn solide banden met de Verenigde Staten. De uitkomst van de presidentsverkiezingen zal de bestrijders van Buttiglione ongetwijfeld niet aanstaan, maar dit doet niets aan deze noodzaak af. In een periode dat Europa christelijke opvattingen over huwelijk en seksualiteit zelfs in de privé-sfeer niet tolereert, kiest de Amerikaanse burger op overduidelijke wijze voor de ethische politiek van Bush. De Europese Unie moet zichzelf verlossen van de neiging om al te krampachtig een blok te vormen tegen de Verenigde Staten.
Op sommige terreinen zoals het buitenlandse en defensiebeleid blijft de EU vooral een regionale macht. Ook op economisch gebied moet Europa een toontje lager zingen. Van de ambitieuze doelstellingen van de Lissabon-strategie is nog maar weinig gerealiseerd. Oud-premier Kok constateert terecht dat retoriek alleen niet voldoende is om in 2010 de meest concurrerende economie te worden. Opmerkelijk is echter de kritiek van de heer Kok op het stabiliteitspact dat hij zelf als premier heeft ondertekend.
Daarnaast gaat het rapport-Kok te eenzijdig in op groei en werkgelegenheid. Sociale en ecologische normen verdienen echter een gelijkwaardige positie. Preventief milieubeleid is immers veel goedkoper dan het achteraf verwijderen van vervuiling. Het rapport-Kok biedt een heldere analyse van de economische problemen van Europa, maar is op het gebied van beleidsvoorstellen en -suggesties ronduit mager.
Het is onmogelijk om een maand voor de beslissing van de Europese Raad over het starten van toetredingsonderhandelingen met Turkije, te zwijgen over dit onderwerp. In het rapport van de Europese Commissie wordt geadviseerd om deze toetredingsonderhandelingen te beginnen, terwijl het land op vele punten niet voldoet aan de criteria die de Unie zelf heeft geformuleerd. Ik maak me vooral zorgen over de rechteloze positie van de christelijke kerken in Turkije. Ook zal met Ankara gesproken moeten worden over het presidium van religieuze aangelegenheden. Dit omvangrijke staatsorgaan controleert en bevordert de soennitische islam en ressorteert direct onder de hervormingsgezinde premier Erdogan. Bovendien weigert de Turkse regering tot op heden om de Armeense genocide te erkennen.
Tot slot kom ik op mijn eigen beleidsterrein, namelijk het milieu. Ik wil wijzen op de zorgelijke ontwikkeling met betrekking tot het toelaten van ggo's op de Europese markt. De Europese Commissie gaat hiermee expliciet in tegen de wensen van de bevolking van de lidstaten van de Europese Unie en van het Europees Parlement.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Voorzitter. Vorige week dinsdag heeft een meerderheid van de Amerikanen voor zittend president Bush gekozen. Wij zijn daar niet blij mee, maar wij moeten er wel verder mee leven. Een VS onder leiding van Bush vraagt om een zelfbewust en eensgezind Europa om zaken mee te doen, als het even kan. Als dit soms niet haalbaar is en de VS doorgaan op hun unilaterale koers zal de EU vaker zelf het voortouw moeten nemen, vaker dan nu het geval is. Er moet eerder actie ondernomen worden en minder verdeeldheid heersen. Bush kan de EU helpen om ook op het terrein van Buitenlandse Zaken volwassen te worden. Ik geef toe dat het een uitdaging is maar een en ander is zeer noodzakelijk. Ik hoor graag een reactie van de zijde van het kabinet.
Voorzitter: Weisglas
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Minister-president Blair riep daags na de verkiezingen in de VS op om eens echt prioriteit te geven aan het vredesproces in het Midden-Oosten. Wij weten allemaal dat een oplossing daar zonder de VS onmogelijk is. Steunt de voorzitter van de EU de oproep van Blair en welke concrete acties kunnen wij binnenkort verwachten? Deze vraag is des te actueler nu president Arafat op sterven na dood is. Hoe naar ook biedt deze situatie een kans voor de Palestijnen om via democratische verkiezingen een nieuwe leider te kiezen. De Palestijnen moet deze kans wel geboden worden. Dat klinkt wellicht logischer dan het is, want het vereist terugtrekking van Israëlische troepen uit bezet gebied, het sturen van internationale waarnemers en het mogelijk maken van deelname aan de verkiezingen van alle groeperingen. Wat als blijkt dat de immens populaire maar in Israël gedetineerde Marwan Barghouthi aan verkiezingen wil deelnemen? Hoe staat de EU daartegenover? Worden in EU-verband voorbereidingen voor het houden van deze verkiezingen getroffen? Is hierover door het EU-voorzitterschap contact met de Israëlische regering en de Palestijnse autoriteit gezocht?
Ik kom op het onderwerp Turkije. Ik dank de bewindslieden voor de brief over de motie, hoe summier en gebrekkig ook. Het lijkt vrij duidelijk. De regering gaat ervan uit dat als een zestal wetten in werking treedt, een positief besluit genomen kan worden en de onderhandelingen kunnen beginnen. De fractie van GroenLinks is het daarmee eens en heeft zelf ook steeds de mening gehad dat de start van de onderhandelingen Turkije geen garanties biedt. Er dient voortdurend druk uitgeoefend te worden op het verbeteren van de mensenrechtensituatie. De coalitie heeft echter wel een probleem. Het CDA vindt de tijd niet rijp voor een positief principebesluit, laat staan voor het noemen van een datum voor de start van de onderhandelingen. Eerst moet voldaan worden aan de criteria en pas daarna kan onderhandeld worden. Die eis is nooit eerder in deze mate aan een toetreder gesteld. Ik ben benieuwd of, en welke, consequenties het CDA verbindt aan deze opvatting en hoe lang het dit uitgangspunt volgt.
Laat ik de positie van mijn fractie duidelijk maken. GroenLinks volgt het advies van de Europese Commissie. Turkije heeft in de afgelopen tien jaar een enorme vooruitgang geboekt op het terrein van de mensenrechten, bij het terugdringen van de rol van het leger en bij het voorwaarden scheppen voor een functionerende rechtsstaat. Human Rights Watch constateerde dat Turkije op een aantal gebieden zelfs voorligt op sommige lidstaten wat de mensenrechten betreft. Ik wil Turkije, zowel regering en bevolking als mensenrechtenorganisaties, hiervoor oprecht complimenteren. Uitzicht op een EU-lidmaatschap heeft de positie van hervormende krachten in Turkije enorm versterkt. Het is van groot belang dat deze krachten de wind vol in de zeilen houden. Dat neemt niet weg dat in Turkije nog serieuze problemen moeten worden opgelost. Het belangrijkste streven betreft het volledig uitroeien van mishandeling en marteling door de politie. Volgens Human Rights Watch kan dat binnen enkele weken gerealiseerd worden, bijvoorbeeld door de instelling van vliegende brigades. Die moeten de politie in alle uithoeken van het land controleren op het naleven van de wet. Hoe staat de regering tegenover een dergelijk voorstel?
Verder moet snel een oplossing gevonden worden voor de kwestie van de zogenaamde ontheemden in eigen land. Het betreft Koerden die in de jaren negentig in de hoogtijdagen van de strijd tussen de PKK en de regering door het Turkse leger uit hun eigen dorpen verdreven werden en sindsdien vluchteling in eigen land zijn. Ook zal de Turkse regering vaart moeten zetten achter hervorming van het strafrecht; die hervorming gaat verder dan het onlangs aangenomen hervormingspakket dat de vrijheid van meningsuiting betreft. Er mag niet met een land worden onderhandeld over het EU-lidmaatschap terwijl er nog mensen vastzitten voor het uitspreken van hun mening. Evenzogoed moet het recht op samenscholing hervormd worden zodat vreedzame demonstraties niet meer met geweld uiteengeslagen worden. Aan deze voorwaarden moet in de komende maanden tegemoet worden gekomen.
De heer Van Dijk (CDA):
U stelde dat het voor het eerst zou zijn dat moet worden voldaan aan de politieke criteria van Kopenhagen, voordat onderhandelingen kunnen starten. Volgens mij waren met bijvoorbeeld Slowakije geen onderhandelingen gestart, omdat daar op dat moment in ieder geval de politieke criteria ernstig werden geschonden. Het is dus niet voor het eerst.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Ik zei het omgekeerde. U vraagt dat alles én op papier is vervuld én in de praktijk wordt gerealiseerd bij de start van de onderhandelingen. Die eis is nog niet eerder gesteld, terwijl u hem nu wel stelt.
De heer Van Dijk (CDA):
Volgens mij is wel eerder geëist dat geen onderhandelingen zouden worden gestart wanneer er nog martelingen zouden plaatsvinden. In de huidige EU-lidstaten was ook geen sprake van martelingen. Daarnaast was in de tien lidstaten die in mei zijn toegetreden, geen sprake van discriminatie op het punt van de christenen. U vergelijkt nu appels met peren. Mijn punt betrof echter veel meer. Als ik u nu zo beluister, zie ik eigenlijk geen verschil tussen uw standpunt en ons standpunt. U zegt net als wij dat enkele elementen nog moeten worden geregeld, voordat de onderhandelingen kunnen starten. U komt eveneens met het rapport van Human Rights Watch aan.
De voorzitter:
Kortere vragen alstublieft, anders komen wij echt de dag niet door.
De heer Van Dijk (CDA):
Kunt u mij aangeven wat het fundamentele verschil is tussen uw opvatting en die van ons?
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Wij zijn heel positief over wat er is gebeurd. Wij kunnen een besluit nemen over het starten van de onderhandelingen. Maar voordat de onderhandelingen daadwerkelijk van start gaan, moeten op een aantal terreinen resultaten worden geboekt. U noemde bijvoorbeeld al het systematische karakter van de martelingen en ik noemde nog een aantal dingen. Pas dan kan er daadwerkelijk onderhandeld worden. Laten wij hopen dat dit in het najaar van 2005 is. De vliegende brigades kunnen dan namelijk het land doorgaan. U wilt op dit moment het positieve besluit niet. Ik denk dat het voor de hervormingsgezinde krachten in Turkije ongelooflijk belangrijk is dat er nu een positief besluit wordt genomen, maar dat tegelijkertijd wel de druk op de ketel wordt gehouden, want anders verliezen wij de voortgang.
De heer Van Dijk (CDA):
Voorzitter...
De voorzitter:
De opvattingen van CDA en GroenLinks op dit punt zijn nu voldoende uitgewisseld. De heer Duyvendak vervolgt zijn betoog.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Voorzitter. Een andere kwestie rond Turkije is geworden de vraag van het volwaardige lidmaatschap van Turkije als eindstation. Laat er geen misverstand over bestaan; mijn fractie is en blijft fel en principieel voorstander van een volwaardig lidmaatschap van Turkije. Mochten de regeringsleiders in december besluiten om te beginnen met de onderhandelingen zonder vast te stellen dat een volwaardig lidmaatschap het doel is, dan zou het de eerste keer zijn dat dit gebeurt. Dat men bij het begin van besprekingen niet weet hoe lang het zal duren, is vanzelfsprekend. Maar dat je aan het begin niet weet dat de uitkomst een volwaardig lidmaatschap is, zou nieuw zijn en een grote uitzondering. Ik hoor graag wat het standpunt van de regering is in dezen.
Zoals Commissaris Verheugen benadrukte: een weigering om Turkije na afloop van de onderhandelingen op te nemen als normaal lid van de EU, kan in één klap een eind maken aan de ontstane dynamiek van de hervormingen. Het zou een ramp zijn voor Turkije, voor de stabiliteit in de regio en uiteindelijk ook voor de Europese Unie zelf.
Het kan niet zonder burgers in de EU. Mijn fractie is verklaard voorstander van een Europabreed referendum over de Turkse toetreding op een nader te bepalen moment. Minister Bot sprak in zijn Humboldtrede ook over de mogelijkheid van een Europabreed referendum voor zaken die voor burgers van groot belang zijn. Tot nu toe heeft hij gezegd dat hij Turkije daartoe niet rekent. Maar is hij niet zover dat hij overweegt zijn mening op dit punt aan te passen? Het is zo'n belangrijke kwestie met zoveel debat onder de burgers; als wij de burgers en debat serieus nemen, is het een kwestie om te onderwerpen aan een Europabreed referendum. Vindt de minister dat? Ik hoor graag een reactie.
Mijn collega uit het Europees Parlement zal in haar termijn een voorstel doen om een Europese achterkamer te slopen. Het gaat om openbaarheid van wetgeving. Ik ben benieuwd naar de reactie van de regering daarop. Ik zeg nu alvast dat ik op dat punt een motie overweeg.
Wat behelzen nu precies de afspraken tussen de EU, drie grote landen en Iran? De tekst van de afspraken is bij niemand bekend. Is minister Bot in zijn rol als EU-voorzitter betrokken geweest bij het maken van deze afspraken? Of was het alleen een initiatief van de EU3? Ik wil hier graag duidelijkheid over.
Mevrouw Buitenweg:
Voorzitter. Ik wil beginnen met twee korte reacties op wat ik hier heb gehoord.
Allereerst de opmerkingen van de heer Rouvoet. Ik ben blij dat inmiddels is opgehelderd dat het een politiek oordeel was wat het Europees Parlement velde in antwoord op de vraag of het de heer Buttiglione geschikt vond voor de post van Justitie. Wij vonden het niet gepast, iemand het recht van initiatief te geven die bij de behandeling van het grondrechtenhandvest amendementen heeft ingediend om weliswaar rassendiscriminatie uit te bannen, maar homodiscriminatie mogelijk te maken. Het was dus een politiek oordeel om te zeggen dat wij deze meneer liever niet op de post van Justitie wilden.
Dan een korte reactie op wat de heer Eurlings heeft gezegd. Ik geloof namelijk niet dat hij doorheeft wat hij verschrikkelijks heeft gezegd over de redenen waarom de heer Barroso mevrouw Kroes heeft gehandhaafd. De heer Eurlings zegt dat dit is omdat de Nederlandse regering daarop heeft aangedrongen. Dat maakt de heer Barroso precies tot de persoon waar wij al bang voor waren toen hij als een duveltje uit een doosje in Ierland ineens te voorschijn kwam, namelijk een man van de regeringen in plaats van een man van de Europese Unie. Dat zal ons oordeel over hem nog zeker wel kleuren. Mevrouw Kroes heeft een slechte hoorzitting gehad en twee weken geleden wilde een meerderheid van het parlement inclusief de christen-democratische voorzitter dat zij een andere portefeuille zou krijgen. Eerder heeft de heer Eurlings een christen-democratische nederlaag – het feit dat het EP Buttiglione heeft afgewezen – ineens na de stemming geprezen als dé overwinning van de democratie en het parlement. Hij gaat blijkbaar nu een potentiële nederlaag van datzelfde parlement en zijn christen-democratische voorzitter ineens aanprijzen als een feestje voor Nederland.
Voorzitter. Dat brengt mij bij het Nederlandse voorzitterschap. Premier Balkenende heeft het Nederlandse voorzitterschap aangegrepen om ook op Europees niveau het debat over normen en waarden aan te zwengelen. Ik kan in alle bescheidenheid zeggen dat vooral het EP hem op zijn wenken heeft bediend. Het debat is er echt van de grond gekomen. Niet eerder is er zoveel gesproken over Europese waarden als bij de afwijzing van de voorgestelde Commissie Barroso. Er wordt gepraat over homorechten, vrouwenrechten en over de plaats van religie. Nu wij dan toch onder ons zijn, in de beslotenheid van Nederland, ben ik eigenlijk wel heel erg benieuwd om te horen of de premier stiekem toch niet hartstikke blij was met de affaire Buttiglione. Ook staatssecretaris Nicolaï moet euforisch geweest zijn, al kon hij dat knap onderdrukken in het plenaire debat in Straatsburg. Zijn hele strategie over "Communicating Europe" heeft volgens de laatste Eurotop nog niet veel opgeleverd, maar Kroes, Buttiglione, Udre en Kovac zijn andere koek. Zij haalden alle kranten en er werd in Europa gecommuniceerd als nooit tevoren.
Waarom lukt het dan de Europese regeringen maar niet om het debat goed te voeren over wat het betekent om Europeaan te zijn? Daar heb ik wel een verklaring voor. Het ontbreekt hen aan geloofwaardigheid. Zo ook de Nederlandse regering. Immers, betekent Europeaan-zijn het door dik en dun steunen van een kandidaat-Commissaris die lak heeft aan Europese grondrechten, zoals ik al eerder heb uitgelegd? Die homo's niet alleen zondig noemt, maar ook actief ervoor ijvert hen te discrimineren? Woog het beschermen van de Nederlandse kandidate met haar prestigieuze portefeuille echt zwaarder dan het beschermen van miljoenen homo's en lesbiennes? Europeaan-zijn, is dat Somalische asielzoekers uitzetten naar een plek die voor hen niet veilig is, en daarmee blijven doorgaan ook al heeft het zwaar overbelaste Europese Hof voor Mensenrechten het al tien keer verboden? Verwerft de regering daarmee het morele gezag om Turkije langs de meetlat van de mensenrechten te leggen? Europeaan-zijn, is dat afspraken maken over schone lucht, vervolgens jarenlang niets doen en dan ineens concluderen dat de Europese luchtvervuilingsnormen niet haalbaar zijn? Is dat pleiten voor soepelere normen, terwijl duizenden mensen sterven door vieze lucht? De Unie is gegrondvest op respect voor de mensenrechten, vrijheid, gelijkheid en solidariteit, zo verkondigde onze premier bij de aftrap van het normen-en-waardendebat en velen zullen zich in die waarden herkennen. Maar terwijl gepredikt wordt voor een op waarden georiënteerde politiek, knokt de regering voor een kortzichtige interpretatie van het nationale eigenbelang, en dat wringt, dat schuurt. Een waarde is geen verworvenheid waarop wij ons kunnen laten voorstaan; een waarde is een opdracht, een aansporing tot actie, aldus premier Balkenende. "Noblesse oblige", of, in goed Nederlands: "practice what you preach".
Een politiek van mooie woorden en tegenovergestelde daden draagt niet bij tot het verkleinen van de euroscepsis. Zoals gezegd, heeft "communicating Europe" nog niet het gewenste resultaat opgeleverd. De mogelijkheid wordt onderzocht om Europese Raden vooraf te laten gaan door openbare tv-debatten. Ik verwacht geen hoge kijkcijfers. De burgers laten zich namelijk niet voor de gek houden. Die zappen weg als er niet echt iets op het spel staat. Zij zijn geïnteresseerd als het er wel degelijk toe doet. Dat hebben wij toch ook geleerd van de krachtmeting tussen Barroso en het Europees Parlement? Om de burgers bij het werk van de Raad te betrekken, moet de Raad de luiken echt opengooien en tegenstellingen niet langer verdoezelen. Nu maken de regeringen wetgeving achter gesloten deuren. Mijn verzoek om inzicht in dit wetgevingsproces is door de Raad afgewezen met het argument dat dit het moeilijker zou maken voor nationale delegaties om ineens van standpunt te veranderen. Daar gaat het toch juist om in een democratie? Het gaat toch om het rekenschap afleggen voor de uiteindelijke keuze en niet voor de aanvankelijke intentie?
In de Europese grondwet is afgesproken dat de Raad van Ministers in het openbaar vergadert over wetgeving. Dit is een belangrijk democratisch winstpunt, aldus de Staat van de Europese Unie. Waarom incasseren de regeringen de winst niet al vandaag? Het voorstel voor het nu al openen van de deuren van de Raad van Ministers om het openbaar maken van wetgeving zal Europa echt veel dichter bij de burgers brengen. Ik hoop dat u hierop een reactie geeft.
De heer Dittrich (D66):
Voorzitter. Wie de geschiedenis kent, kan nooit onverschillig staan tegenover het ideaal van de Europese eenwording. Die heeft ons niet alleen vrede en veiligheid gebracht, maar ook een enorme welvaart. Nederland heeft daar als klein handelsland goed van geprofiteerd in het verleden. Bij alle discussies over hoe het nu verder moet in en met Europa, moeten wij ons rekenschap geven van alles wat al is bereikt. Ik merk in discussies met jonge mensen vaak dat voor hen vanzelfsprekend is wat er is bereikt, terwijl voor oudere mensen het een verworvenheid is. Ik denk dat wij per definitie in een momentopname leven als wij discussiëren over Europa en dat de Europese discussies van nu onderdeel zijn van een missie van een groter ideaal dat op langere termijn kan worden verwezenlijkt. Het is in mijn ogen dan ook goed dat de regering deze boodschap duidelijk overbrengt aan de bevolking.
Onlangs werd in Europa de Europese grondwet plechtig ondertekend. Daarover komt een referendum. De D66-fractie is daar enthousiast over. Zij heeft daartoe mede het initiatief genomen. Zij zal de Europese grondwet ook met kracht verdedigen. Het zou mooi zijn als het referendum in alle lidstaten in de zelfde week in mei 2005 plaatsvond, dus in de periode dat het zestig jaar geleden is dat Europa werd bevrijd van het fascisme. Kan de regering zeggen of zij in haar contacten met andere landen op de een of andere manier invloed kan uitoefenen en kan proberen om de referenda in mei 2005 te laten houden? Ik denk dat dit belangrijk is, omdat de bevolking juist daardoor beseft wat de historische context ervan is. Het lijkt mij ook van belang dat de regering in december 2004, nadat de Europese top heeft plaatsgevonden, duidelijk onderstreept dat het eventuele besluit om de onderhandelingen over toetreding met Turkije te openen, geheel losstaat van de Europese grondwet waarover de referenda worden gehouden. De kans bestaat dat er anders een grote vermenging optreedt en men in Europa denkt dat het referendum over Turkije gaat. Hoe pakt de regering de communicatie hierover aan in december?
Er is al veel gezegd in het debat over de Europese Commissie en wat er allemaal in de afgelopen weken in Europa is gebeurd. Ik volsta ermee te zeggen dat de positie van het Europees Parlement daardoor is verstevigd. Ik breng overigens complimenten over aan de regering voor het feit dat Neelie Kroes de belangrijke post Mededinging kan blijven behartigen. Wij denken dat het heel belangrijk is dat op die post, die de peiler is waarop de Europese economie rust, een liberaal zit.
Ik kom daarmee meteen op de kenniseconomie. In Lissabon was namelijk afgesproken dat Europa in 2010 de meest dynamische kenniseconomie zou krijgen. Het rapport van de sociaal-democraat Kok over de stand van zaken in de Europese landen met betrekking tot hun vorderingen bij de doelstellingen van Lissabon toont aan dat er nog heel veel te doen is. Er zijn veel uitdagingen. Europa kan het zich niet permitteren de economische groeiagenda te laten versloffen en de economische hervormingen uit te stellen. Denk aan de toenemende vergrijzing en landen zoals China. Het kan gewoonweg niet zo zijn dat de kenniseconomie op een laag pitje wordt gezet. Wat de fractie van D66 betreft, moet de doelstelling dus ongewijzigd overeind blijven. Het Lissabon-proces is veel te belangrijk en alles wat wij moeten doen is te urgent om die ambities naar beneden bij te stellen. Daarom vraag ik de regering hoe zij daar tegenaan kijkt.
Wij hechten aan meer afdwingbare afspraken in de Europese landen, het opstellen van nationale actieplannen, grotere transparantie in doelstellingen en resultaten. Er is vanzelfsprekend wel een stap in de goede richting gezet, maar de vraag is of het systeem van informele druk en naming en shaming wel voldoende is om de lidstaten echt over de streep te trekken, vooral als het om die structurele economische hervormingen gaat. Wil het kabinet dus werk maken van de oproep van de heer Kok om te onderzoeken op welke manieren lidstaten financieel geprikkeld kunnen worden om hun doelstellingen te behalen?
Overigens heb ik mij laten vertellen dat kenniswerkers die in Europa – bijvoorbeeld in Nederland – werken niet naar een conferentie in Madrid over de kenniseconomie kunnen, omdat zij geen Europese verblijfsvergunning hebben maar een Nederlandse. Als zij van buiten de Europese Unie komen, moeten zij advies aanvragen en dergelijke. Als dat zo is, moet dat natuurlijk met spoed worden herzien. Dan zou er ook een Europese verblijfsvergunning moeten komen voor onderzoekers en/of kenniswerkers. Kan de regering daarop reageren?
Duurzame economische ontwikkeling heeft de toekomst en de strenge Europese milieuregelgeving heeft haar vruchten reeds afgeworpen. Europa is leading op het gebied van milieu-innovaties, maar deze positie moet Europa benutten en natuurlijk verder uitbouwen. In de rapportage missen wij een koppeling tussen de belangrijke milieuvraagstukken, het research- and developmentprogramma van de Europese Unie en de sterkte van het Europese bedrijfsleven. Ook besteedt het rapport geen aandacht aan belemmerende regelgeving op bijvoorbeeld het gebied van de biotechnologie.
Bedrijven en onderzoeken trekken nu weg uit Europa. Meestal gaan zij in de richting van de Verenigde Staten, omdat zij daar die belemmeringen niet ondervinden. Kan de Nederlandse regering daarop reageren en die belemmeringen wegnemen?
Ik maak nog een opmerking over het arbeidsmarktbeleid. De lidstaten worden opgeroepen in 2006 een integrale strategie op het gebied van vergrijzing, arbeidsmarktparticipatie en levenslang leren op te stellen. Ons kabinet zal daarmee natuurlijk geen moeite hebben, want dat is kabinetsbeleid. Om de pensioenen veilig te stellen, roept de heer Kok de lidstaten op, dat arbeidsmarktbeleid zodanig te hervormen dat financiële prikkels werknemers stimuleren om langer actief te blijven. Voor ons is dat een bevestiging dat de weg en de hervormingen die dit kabinet voorstelt nodig zijn om de economie erbovenop te helpen. Dat vraagt, zegt de werkgroep onder leiding van de heer Kok, ook om een radicale beleids- en cultuuromslag. Ik hoop dan ook dat dit rapport tevens voor de Nederlandse discussie nieuwe argumenten oplevert, bijvoorbeeld voor de fractie van de PvdA, om het kabinet wat royaler te ondersteunen als het gaat om de hervormingsagenda.
Wij zijn er voorstander van dat Turkije kan toetreden tot de Europese Unie, want sinds Kemal Ataturk godsdienst en staat strikt van elkaar heeft gescheiden, is Turkije als het gaat om bijvoorbeeld het dragen van religieuze symbolen veel strenger in de leer dan Europa. Dat geldt met name in Nederland. Turkije is ook altijd op Europa gericht geweest en er woont in Europa ook een grote Turkse gemeenschap. En in verband met de handel en de economische groei is het zeer aantrekkelijk als Turkije bij de Europese Unie behoort. Wij stemmen er dan ook mee in dat dit land, als het de zes wetten in werking laat treden waarom het nu nog gaat, aan de politieke criteria van Kopenhagen voor het beginnen van toetredingsonderhandelingen voldoet. Die onderhandelingen zullen wat ons betreft dan geopend kunnen worden, maar wij zullen er wel streng op toezien of Turkije in de praktijk van alledag aan alle criteria voldoet. Wij vinden de brief van de regering over het aantal onderwerpen van monitoring eigenlijk veel te mager. Het gaat niet alleen om het in de gaten houden van een zero tolerance-beleid inzake marteling en mishandeling en het respecteren van de vrijheid van godsdienst, wij zouden ook de ontwikkelingen op het gebied van onafhankelijke rechtsspraak, persvrijheid, gelijke behandeling van mannen en vrouwen en non-discriminatie van seksuele minderheden en etnische minderheden zoals de Koerden nauwgezet willen volgen. Wij stellen voor, dit bewakingssysteem gepaard te laten gaan met stappenplannen en deadlines, opdat Turkije precies weet waar het aan toe is. Bovendien willen wij de zekerheid dat er echt aan de noodrem getrokken wordt als uit de monitoring blijkt dat het mis is.
Roemenië en Bulgarije. Wij willen net als de regering een individuele benadering van deze twee landen. De data van toetreding mogen verschillen, die moeten afhankelijk worden gemaakt van de daadwerkelijke voortgang. Wat ons betreft moet er ook na de toetreding van deze landen gemonitord worden of zij zich aan de criteria rechtsstaat, democratie, mensenrechten etc. houden. Er moet een systeem afgesproken worden waarbij schendingen van deze waarden met sancties kunnen worden bestraft. En overigens dient zo'n systeem van monitoring ook voor de 25 landen van de EU te worden opgezet, ja ook voor Nederland. Verleden jaar heb ik een motie ingediend over de peer review en ik vind de reactie van de regering hierop echt ontoereikend. Ook Amnesty International en andere mensenrechtenorganisaties vinden dit. Wij willen een Eurocommissaris voor de mensenrechten en wij zouden heel graag zien dat het waarnemingscentrum in Wenen uitgebouwd wordt tot een volledig observatorium voor de mensenrechten. Hoe staat de regering hier tegenover?
Tot slot. In Nederland worden nog naschokken gevoeld van de moord op Theo van Gogh. De verdachte van deze moord verkeerde in een groep die sterk beïnvloed is door mensen van elders in Europa en die ook overal in Europa contacten had. Wij lezen dat de Nederlandse politie een Syriër zoekt die naar Duitsland was uitgezet. Duitsland heeft dus hiermee te maken en er zijn ook dwarsverbanden met Spanje, er zijn Spaans-Marokkaanse verdachten en dergelijke. Dit brengt mij tot de vraag hoe het nu onder leiding van Gijs de Vries in Europa gaat met de samenwerking van de inlichtingendiensten en van de politiediensten. Kunnen wij er verzekerd van zijn dat Europa ook voor de bestrijding van terrorisme een meerwaarde heeft? En zo ja, waar blijkt dit dan uit?
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan mevrouw In 't Veld, die voor het eerst in deze zaal zal spreken. Het is dus haar "maidenspeech", wat betekent dat zij niet geïnterrumpeerd mag worden, maar dat mocht toch al niet_
Mevrouw In 't Veld:
Voorzitter. Het is in zekere zijn passend dat wij uitgerekend in deze week dit debat houden, want er is in de afgelopen week in Europa een filmmaker op gruwelijke wijze vermoord en er zijn in Europa in de afgelopen dagen scholen voor Europese moslim-kindertjes in brand gestoken. Dit is geen probleem alleen voor Nederland, dit gaat ons in Europa allemaal aan. Dit raakt aan het hart, aan de bestaansgrond van de hele Europese samenleving. Twee weken geleden stond het Europees Parlement pal voor de fundamentele waarden, toen het nee zei tegen kandidaat-Eurocommissaris Buttiglione. Daarmee werd in één klap duidelijk dat de Europese Unie niet alleen een vrijhandelszone is, maar vooral een gemeenschap van waarden. Daarbij gaat het om universele waarden. Dat zijn geen waarden van een bepaalde groep of een bepaalde religie, maar universele waarden. De EU is opgericht na jaren van geweld, terreur, vervolging en haat. De oprichters wilden vrede en vrijheid creëren op basis van samenwerking en de gemeenschappelijke waarden. Dat is niet altijd makkelijk, maar wel ongelofelijk de moeite waard. Ook het debat in Nederland dezer dagen gaat daarover.
Nederland heeft een eeuwenoude reputatie te verliezen als het land dat vrijheid en fundamentele rechten hoog in het vaandel heeft staan. Het zou te betreuren zijn als het die reputatie verliest. Ik vind dat Nederland weer een voortrekkersrol in Europa moet spelen. Nederland moet benadrukken dat Europa gegrondvest is op gedeelde waarden en niet op indeling naar religie of bevolkingsgroep. Juist Nederland moet zich sterk maken, juist nu, voor een Europese samenleving waarin iedereen die universele waarden onderschrijft en waarin geen plaats is voor geweld, discriminatie en onderdrukking van welke kant dan ook. Ik voeg er nog iets aan toe. Gisteravond schreef NRC Handelsblad dat de EU zwijgt over wat zich de afgelopen week in Nederland heeft afgespeeld. Ik wil dat preciseren. Voor zover ik kan vaststellen, zwijgt de Raad of heeft de Raad, die afgelopen week bijeenkwam, gezwegen. Ik heb vanmorgen de bevestiging gekregen dat wij in het Europees Parlement dit punt wel op de agenda zullen zetten.
Ik sprak zojuist over universele waarden en de rol van religie en dergelijke. D66 is heel blij met de belofte van aanstaand Commissievoorzitter Barroso dat "zijn Commissie de meest vooruitstrevende Commissie ooit op het gebied van burgerrechten en non-discriminatie gaat worden". Ik vind dat zeer bemoedigend. D66 zal hem dan ook steunen als hij zich inzet voor de positie van vrouwen en het beëindigen van de discriminatie van getrouwde homoparen in Europa. Helaas moet ik constateren dat op het laatste punt onze regering als EU-voorzitter heel wat kansen heeft laten liggen, aangezien wij het punt een aantal keren aan de orde hebben gesteld.
Zonder veiligheid geen vrijheid. Iemand die zich onveilig voelt, is niet vrij. Het is dan ook toe te juichen dat beetje bij beetje vooruitgang wordt geboekt inzake samenwerking en uitwisseling van informatie in de strijd tegen het terrorisme. Het was tot nu toe eigenlijk ruimschoots onvoldoende, ondanks de aanslagen op 11 september en de aanslagen in Madrid. Kennelijk is dat alles nodig om het besef te laten doordringen dat wij terrorisme echt alleen maar in Europees of groter verband kunnen bestrijden. Ik hoop dan ook dat het verleden week opgestelde The Hague Program sneller en beter zal worden uitgevoerd dan de afspraken die tot nu toe zijn gemaakt.
Boris Dittrich heeft zojuist al het een en ander gezegd over de Lissabon-strategie en het rapport van Wim Kok. Wij hebben vanochtend al een aantal malen gesproken over het oprukkende conservatisme aan de rechterkant op moreel gebied. Op het gebied van economie zien wij eigenlijk een enorm conservatisme aan de linkerkant. Met alle discussies over moeizame hervormingen dreigen wij het doel wel eens uit het oog te verliezen. Dat is namelijk een duurzame economie met zorg voor mens en milieu. En dan kom ik op het conservatisme. Onze stelsels zijn voor een groot deel ontworpen voor een samenleving en de markt in de jaren vijftig, vlak na de oorlog. Zo langzamerhand is dat model bijna even achterhaald als het Europese landbouwbeleid, dat iedereen graag wil afschaffen. Aanpassing aan de moderne maatschappij is dringend noodzakelijk om ons Europese sociaal-economische model overeind te houden en om de moderne mens te dienen.
Een belangrijk onderdeel van de agenda van Lissabon is het versterken van de interne markt. In de komende jaren gaat het vooral om de interne markt voor diensten en over liberalisering van publieke voorzieningen. Max van den Berg sprak er zojuist al over. De Europese interne markt heeft in de loop der tijd geleid tot een enorme toename in de welvaart en heeft meer producten en diensten binnen het bereik van meer mensen gebracht. Daarnaast zijn in tegenstelling tot wat sommigen beweren de sociale normen met de tijd alleen maar versterkt. De race "to the bottom" is uitgebleven. Een verdere marktopening voor diensten zal dus een stevige impuls geven aan de economie en de werkgelegenheid. Ik wil nog een punt aanstippen dat in de publieke discussie tot nu toe weinig aandacht heeft gekregen, maar waarmee wel erg veel geld gemoeid is: de meerjarenbegroting en de toekomst van het structuurbeleid. Het gaat hier maar liefst over 40% van de Europese begroting. In het 166 pagina's tellende discussiestuk dat voor vandaag is voorbereid, wordt er zegge en schrijve één paragraaf aan gewijd. De Nederlandse regering stelt zich op het standpunt dat Nederland niet meer in aanmerking moet komen voor Europese subsidies. Als de regering de nettobijdrage laag wil houden, zal zij bij het afronden van de onderhandelingen over de meerjarenbegroting geen andere keuze hebben dan de bocht om te gaan. Bovendien zal zij proberen zoveel mogelijk uit de fondsen te slepen. Dit is een bizar mechanisme. Heeft de regering naast dit officiële standpunt ook een plan B en wat denkt zij te gaan doen aan dit onzinnige mechanisme?
Ten slotte doe ik een dringend beroep op de regering in haar rol van EU-voorzitter om de kinderachtige smoezen van de Raad opzij te schuiven en in de laatste maand alles op alles te zetten om te komen tot een statuut voor europarlementariërs, zodat wij eindelijk kunnen werken in een transparante situatie.
De voorzitter:
Ik feliciteer u met uw eerste optreden in onze Kamer. Wij hopen u nog vele malen hier terug te zien.
De heer Herben (LPF):
Voorzitter. Staat u mij toe mijn bijdrage te beginnen met een woord van welkom aan onze minister-president die wij in deze barre tijden gelukkig in blakende gezondheid hier aantreffen. Het fijn hem hier weer te zien.
Ik wil ook een woord van welkom uitspreken aan onze collega's uit Brussel. Ik ben het lang niet altijd eens met wat zij zeggen, maar de vurigheid, het enthousiasme en de deskundigheid waarmee zij standpunten uitdragen, zijn een verrijking op een dag als vandaag.
Ik ben blij met de geluiden die ik zojuist hoorde van de collega's van het CDA en van de heer Rouvoet, namelijk dat het kabinet gevraagd wordt naar de grenzen van Europa. U weet dat de LPF al twee jaar pleit voor een uitspraak hierover. Waar liggen letterlijk en figuurlijk de grenzen van Europa? Letterlijk gaan wij richting Oeral de Bosporus over. Wat voor een Europa zien wij figuurlijk voor ogen? Zelfs de grote Europakenner, de heer Bolkestein, moest hier een halfjaar geleden in een hoorzitting toegeven dat hij dat ook niet wist. Het finaliteitsdebat wordt niet gevoerd en Europa is een "product in process", aldus de heer Bolkestein. Ik sluit mij graag aan bij de vragen van mijn collega's en hoop dat de regering probeert een antwoord te geven. U weet dat mijn partij zich grote zorgen maakt over het feit dat Europa zoiets wordt als een multinational die denkt "bigger is better", niet op de kleintjes let en vervolgens met lijken in de kast zit. Ik heb dat wel eens aangeduid als het "Albert Heijn-syndroom".
De Lissabonstrategie vinden wij een ongeloofwaardig Europees project: de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld. Wij hebben niets tegen pretenties, maar de EU met haar ongebreidelde expansiedrift is helemaal niet in staat tot zoiets als een Lissabonstrategie. Ik zal dat uitleggen aan de hand van een voorbeeld. Kijk eens naar Duitsland. Dat land is sinds de herinnering met Oost-Duitsland geen schim meer van de zelfverzekerde grootmacht die het voordien was. Honderden miljarden kost de Duitse eenwording. Dat maakt het buitengewoon moeilijk om de Duitse economie draaiend te houden.
Wat begon als een economisch succesverhaal van een paar West-Europese staten dreigt door de snelle groei ontworteld te raken en van de basis te worden losgescheurd. Ik geloof dus niet dat een EU die eerst uit zes landen bestaat, vervolgens uitbreidend naar 15, 25 en nog meer, zo'n pretentie kan waarmaken. Laten wij eerst eens tien jaar werken aan het versterken van de fundamenten.
Ik vind ook dat het groeiende Europa helaas een soort machteloze mini-VN aan het worden is, waarbij een G5 optreedt als een soort veiligheidsraad. Die G5 staat niet open voor andere lidstaten. Wat vindt Nederland als huidig EU-voorzitter van deze EU-veiligheidsraad? Hebben wij als EU-voorzitter ook toegang tot de G5? Welke activiteiten onderneemt de G5 eigenlijk?
In het geval van Iran zien wij dat een exclusief EU-gezelschap, de grote drie, het initiatief heeft genomen. Is deze Alleingang ontstaan na overleg met of goedkeuring van andere Europese partners, en wordt ook het EU-voorzitterschap betrokken bij de kwestie-Iran?
Europa moet een ruimte van vrede, veiligheid en rechtvaardigheid worden, maar dat geldt niet echt voor het Europese besluitvormingscircuit. Wij zagen dat al eerder bij het meningsverschil met Duitsland over het Stabiliteitspact, en we zien dat nu ook weer met de stoelendans in de nieuwe Commissie. Hoe is het Nederlands voorzitterschap eigenlijk te werk gegaan in de dagen, voorafgaand aan de terugtrekking van de Commissie op die woensdag? Kwam de crisis als een volslagen verrassing, en welke initiatieven hebben de bewindspersonen genomen om de crisis te bezweren? Waarom was staatssecretaris Nicolaï niet aanwezig bij het cruciale debat op dinsdag? Ten aanzien van de Nederlandse kandidaat kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat wij hier door het oog van de naald zijn gekropen. Gelukkig waren we voorzitter, en gelukkig hadden we een vrouwelijke kandidaat. Anders had ik nog moeten zien of mevrouw Kroes zou zijn gehandhaafd. Is de regering met mij van mening dat partijpolitieke overwegingen een te zwaar stempel hebben gedrukt op de kandidatuur van mevrouw Kroes? Moeten we niet, net als straks bij de gekozen burgemeester en wellicht ook de gekozen minister-president, komen tot een door het nationale parlement gekozen eurocommissaris, zodat ook daarbij een zorgvuldige screening kan plaatsvinden, zodat we geen figuur slaan in Europa? Vindt de regering ook achteraf gezien niet, mede gezien in het licht van de huidige discussie over het grote belang van vrijheid van meningsuiting, dat beoogd eurocommissaris Buttiglione op grond van dubieuze argumenten is geweigerd? Ik heb al eerder in dit huis de uitdrukking "gedachtepolitie" gebruikt. Die werd te vuur en te zwaard bestreden door de collega's uit Brussel. Ik waardeer hun pogingen om ons op andere gedachten te brengen, maar ik kan niet anders concluderen dat ik de associatie krijg met de Berufsverboten uit de jaren zeventig. Ik deel de mening van de heer Buttiglione overigens absoluut niet. Wat vindt het kabinet hiervan?
De EU dreigt ten onder te gaan aan haar eigen vooral economische succes. Steeds meer ook niet-Europese landen willen zich aansluiten bij de EU, om begrijpelijkerwijs te delen in onze welvaart. Maar EU gaat op die manier wel lijken op een gigantische donororganisatie. Alleen al aan zaken als nabuurschap, partnerschap en pre-accessiesteun wordt bijna 25 mld euro besteed. Kan de regering tot in enig detail aangeven waaraan? Waarom geven wij verhoudingsgewijs veel hogere bedragen uit dan de ons omringende landen? Vindt de regering ook niet dat die vrijgevigheid ten koste gaat van onze eigen bevolking, zeker wanneer het economisch gezien tegen zit? Zal Nederland ook na 2006 tot de top van de netto betalers blijven behoren? Of komen wij na 2006 eindelijk op een plekje in de middenmoot?
Velen, ik denk ook dit kabinet, zijn van mening dat de burger meer en beter moet worden betrokken bij Europa. Is het kabinet eveneens de mening toegedaan dat de burger meer zeggenschap zou moeten krijgen inzake fundamentele Europese beslissingen en zo ja, hoe zou dat dan gestalte kunnen krijgen? Ik heb destijds van waarnemend premier Zalm begrepen dat deze regering niets voelt voor referenda, maar ik beproef bij minister Bot wel enige sympathie voor een Europees referendum. Graag een nadere verduidelijking. Laten we dan gewoon beginnen, zeg ik de heer Van den Berg na, met overal uit te leggen wat er in Europa speelt. De heer Van den Berg noemde zelfs McDonald's als voorbeeld waar hij het debat zou willen voeren. Ik vind dat een teken dat hij Amerika zo niet in zijn hart, dan wel in zijn maag heeft gesloten! Ik ben blij met deze aanzet tot een transatlantische dialoog. Maar praktisch gezien: wanneer komt de vertaling van de grondwet? Dan kunnen we ergens over praten met de bevolking.
Ik sluit af met het onderwerp Turkije. Als ontwikkelingen lopen, zoals dit kabinet en veel landen in Europa willen, dan treedt een groot land toe. Dat land zal dan het grootste en machtigste land in Europa worden en dat is een islamitisch land. Mijn fractie plaatst grote vraagtekens bij de heersende gedachte dat Europa veiliger wordt als een islamitisch land zou worden toegelaten. Dat is typisch Westerse logica, die geen rekening houdt met de verwrongen geest van de islamitische fundamentalisten. De kalifistische beweging heeft tot doel het kalifaat, dat door Kemal Ataturk werd afgeschaft, weer te herstellen. Men zal toetreding van Turkije dan ook zien als een daad van verraad aan de islamitische gedachte, van afvalligheid. Dat zal eerder tot meer dan tot minder aanslagen leiden. Voor de veiligheid van Europa is het naar mijn mening beter dat onze NAVO-bondgenoot Turkije zich in het Midden-Oosten profileert als een moderne islamitische natie en daar dus een voortrekkersrol vervult. Dat is beter dan te kiezen voor het Westerse kamp, want zo zullen islamitische fundamentalisten het uitleggen. Wil je letterlijk en figuurlijk weer die brugfunctie vervullen over de Bosporus, tussen Oost en West, tussen Europa en het Midden-Oosten, dan is het beter dat je in beide regio's goed geworteld bent en niet partij kiest in de vorm van toetreding tot de Europese Unie, want daarmee verlies je je bemiddelaarsrol. Die rol zou heel belangrijk kunnen zijn voor Turkije.
Ik heb nog enkele korte vragen. Waarom heeft Nederland niet, net als Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken, gekozen voor de opt out-clausule inzake Europese justitiesamenwerking? Hoe kijkt de regering aan tegen het Duitse streven, samen met Brazilië, India en Japan, naar een vaste zetel in de VN Veiligheidsraad? Wat gaat ons land doen, als dat succesvol wordt? Willen wij liever een Europese zetel? Gaan wij zelfs tijdelijk akkoord met een Duitse zetel? Kan de regering vertellen wat EU-voorzitter Nederland heeft bereikt op het belangrijke terrein van terrorismebestrijding? Wij hebben een terrorisme-tsaar, Gijs de Vries, maar die geeft aan dat er nog steeds geen integraal beleid is op het vlak van de bestrijding van de financiering van terrorisme. Dat wisten wij al en daar draait het ook om. Die geldstromen stellen inderdaad een wahabitische woestijnsekte in staat om hun verderfelijke boodschap te verspreiden. Wat doet Europa daaraan?
Tot slot wil ik vragen of ik, nu de Europese Top met Rusland is afgeblazen, moet constateren dat er sprake is van een wrijving in de verhouding tussen Europa en Rusland. Ik krijg hierop graag een antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken.
De voorzitter:
Ik verontschuldig de minister-president op dit moment, maar u zult daar op deze dag begrip voor hebben.
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. De woorden die de minister-president op 7 september sprak in de Ridderzaal waren woorden die hij uitsprak namens de Nederlandse regering. Hij sprak daar over Europese waarden en noemde daarbij als fundamenteel onze waarden: respect voor de mensenrechten en de menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Dat zijn morele universele waarden die ons verbinden. De afgelopen dagen heb ik daar nog aan terug moeten denken, omdat die gemeenschappelijke waarden, dat laagje beschaving, feitelijk flinterdun blijkt te zijn. Als wij het hebben over Europa en Europese waarden, moeten wij eigenlijk vaststellen dat wij maar één centrale waarde in heel Europa delen en dat is een fundamenteel geloof in de markt. Daarover gaat het in Europa. Vandaar dat ik in mijn bijdrage over de Staat van de Unie wil ingaan op de Lissabon-agenda en het referendum. Daar ligt volgens mij namelijk de kern van het debat in Europa. Wat de uitvoering van de Lissabon-agenda betreft, die ertoe moest leiden dat de Europese Unie in 2010 het meest innovatieve en concurrerende economische blok ter wereld zou zijn, zijn er van het begin af aan problemen geweest. Dat heeft de Europese Commissie er onder andere toe gebracht om de commissie-Kok in te stellen die werd gevraagd om met aanbevelingen te komen met betrekking tot de uitvoering van die agenda. Ongeveer twee weken geleden kwam zijn werkgroep met een serie fraaie aanbevelingen die ertoe zouden moeten leiden dat Europa niet kopje onder gaat in de concurrentieslag met vooral de Verenigde Staten en Azië. De kern van het advies van de 13 leden tellende commissie is: ontwikkeling van de kenniseconomie, het vervolledigen van de Europese eenheidsmarkt, het verbeteren van het ondernemingsklimaat, het flexibiliseren van de arbeidsmarkt en het bevorderen van een milieueconomie. Daarbij zou het vooral gaan om verbetering van het ondernemingsklimaat en de werkgelegenheid.
De commissie-Kok heeft zich niet beperkt tot het formuleren van deze fraaie algemene doelstellingen, maar komt ook met een serie concrete voorstellen. Zo zou de Europese Unie een hogere prioriteit moeten geven aan de liberalisering van de dienstensector en zou de arbeidsparticipatie omhoog moeten door meer uren per week te werken en de pensioengerechtigde leeftijd op te trekken. Hier komt wat de SP betreft de aap uit de mouw. De werkende bevolking van de lidstaten van de Europese Unie wordt geacht een hoge prijs te betalen teneinde te voorkomen dat het internationale bedrijfsleven ons continent de rug toekeert.
Tot zover het slechte nieuws. Het goede nieuws is wat mij betreft dat er steeds meer aanwijzingen komen, ook in het debat van vandaag, dat de Lissabon-agenda feitelijk dood is. Dat heeft zowel te maken met de ongeloofwaardigheid van de propagandisten van de Lissabon-agenda als met het toenemende verzet vanuit de bevolking van de Europese lidstaten tegen het beleid van sociale afbraak. De commissie-Kok legt de nadruk op het verhaal dat moet worden verteld. Deze commissie vindt dat het volgende op het spel staat: "Niets minder dan de houdbaarheid van de maatschappij die binnen Europa tot ontwikkeling is gekomen en als zodanig de houdbaarheid van haar beschaving." En vervolgens: "Europa verliest terrein aan de Verenigde Staten en aan Azië. Onze samenlevingen staan onder druk en lelijke politieke krachten steken de kop op."
"Communicating Europe" is conform de aanbevelingen van de commissie-Kok een van de nieuwe initiatieven van de Europese Commissie. Mijn partij heeft daar geen vertrouwen in zolang de Europese Commissie en in haar kielzog de Nederlandse regering rookgordijnen optrekt die de werkelijkheid verhullen in plaats van blootleggen. Dat doet zij door de vraag wie de prijs dient te betalen voor de versterking van de concurrentiepositie van Europa niet helder te stellen. Aan nogal wat Nederlanders is het moeilijk uit te leggen waarom zij de broekriem aan moeten halen, terwijl de top van het bedrijfsleven ongestoord zijn zakken kan blijven vullen, frauderende bouwondernemers niet effectief worden vervolgd en staatssecretaris Wijn de vennootschapsbelasting op 1 januari 2005 van 34,5% naar 31,5% verlaagd. Graag zou ik van de regering horen welke bijdrage het bedrijfsleven wordt geacht te leveren als het gaat om verwezenlijking van de Lissabon-agenda. Of is het adagium van Lissabon "bedrijven de lusten en burgers de lasten"? Dat althans is tot op heden de praktijk. De vraag wie wat bijdraagt aan de versterking van de concurrentiepositie komt ook binnen deze Kamer onvoldoende aan de orde. Alexander Rinnooy Kan, lid van het innovatieplatform en lid van de raad van bestuur van ING, is op dit punt een stuk duidelijker dan de Nederlandse regering. In een artikel in het Financieele Dagblad van 31 september jongstleden geeft hij aan dat ruwe ongepolijste marktwerking op wereldschaal, waar het aan toezichthouders ontbreekt, kansen schept voor de allerarmsten maar elders nieuwe slachtoffers maakt. Ik citeer: "Zijn wij in staat om in Europa een alternatief voor het Amerikaans model te ontwikkelen dat laagopgeleiden tot dienstverlening tussen de hamburgers of achter de vloerzwabber reduceert?" Van de regering zou ik willen weten of en op welke wijze zij zich sterk maakt voor het ontwikkelen van een alternatief voor de Amerikaanse en Aziatische vormen van kapitalisme zoals wij die nu kennen.
Vooral ten gevolge van het ontbreken van politieke geloofwaardigheid raakt de Lissabon-agenda steeds verder in het slop. Ik ben blij met partijen die hier vandaag zeggen dat 2010 niet een deadline moet zijn maar een streefdatum. Zij zeggen daarmee feitelijk dat wij die datum los kunnen laten. Ook Prodi verklaarde tijdens zijn ietwat voorbarige afscheid als commissievoorzitter dat de Lissabon-agenda dood is, waarbij hij de neo-liberaal Blair gebrek aan actieve medewerking verweet en Schröder en Chirac het EU-beleid te liberaal zouden vinden. Graag een reactie van de regering op dit punt.
In het in juni verschenen SER-rapport Evaluatie van de Lissabon-strategie wordt in het kader van een "slikken of stikken"-mentaliteit voorgesteld om de EU dwingende bevoegdheden toe te kennen die het haar mogelijk moet maken om de Lissabon-agenda alsnog vlot te trekken. Ik begrijp vandaag uit de woorden van de D66-fractie dat ook die partij daar groot voorstander van is. In dat kader moet bijvoorbeeld het vetorecht van de lidstaten worden afgeschaft. Graag verneem ik van de regering of zij zich herkent in deze analyse. Is zij van plan, stappen in deze richting te ondernemen? Dat zou betekenen dat het principe van subsidiariteit onderuit wordt gehaald en dat kan strijdig zijn met de grondwet die straks van kracht zal worden.
Zoals men ongetwijfeld weet, zijn wij geen voorstander van een versterking van deze Europese Unie die op tal van terreinen een beleid voert dat in onze ogen haaks staat op de belangen van de bevolkingen van de lidstaten. Daarmee kom ik op mijn tweede punt, het Nederlandse referendum over de Europese grondwet. Staatssecretaris Nicolaï zei daarover in het Parool van 24 november 2003 wat mij betreft verstandige dingen. Zo gaf hij toen al aan dat de volksstemming uit zou lopen op een "nee"-stem tegen de euro of het kabinet-Balkenende II. Ik citeer: "In andere landen wordt het initiatief voor dit soort referenda doorgaans genomen door tegenstanders van Europese integratie. De initiatiefnemers van het referendum in Nederland zijn in meerderheid van plan, de grondwet te steunen. Zij laden een heel grote verantwoordelijkheid op zich en dat valt in hen te prijzen, want de uitkomst is buitengewoon ongewis".
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik krijg af en toe de idee dat de SP in een andere wereld leeft, een wereld waarin men zich niet realiseert wat de bijdrage is geweest van Europese samenwerking en met name van marktwerking op het verhogen van onze levensstandaard en van de sociale normen. Ik wijs op de veranderingen in de Oost-Europese landen die lid zijn geworden. Kunt u nog iets positiefs opmerken over wat er allemaal gedaan is? Kunt u misschien toegeven dat ook marktwerking daar toch wel een belangrijke rol in speelt?
De heer Van Bommel (SP):
Mijn partij heeft op sommige terreinen helemaal niets tegen marktwerking. Ik moet er niet aan denken dat de overheid bepaalt welke schoenen, platen of boeken er worden geproduceerd. Dat is dus de vraag niet. Het gaat erom dat de kern van deze Europese Unie een economische is. Dat blijkt uit de doelstellingen zoals opgenomen in de Lissabon-agenda 2010. Ik plaats daartegenover wat de minister-president heeft gezegd over onze centrale waarden, die ik in de samenleving die Europa vandaag de dag is, steeds minder terugvind. Solidariteit en gelijkwaardigheid zijn fraaie begrippen die in de praktijk van de economische Europese politiek, ook de Nederlandse, niet meer zijn terug te vinden en daar ageer ik tegen.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik vraag mij af of de SP zich wel realiseert dat de idee van de markt als geloof en als fundament van de Europese Unie volledig achterhaald is. Bijna iedere fractie heeft juist over mensenrechten gesproken. Ik wijs op de revolutie die zich heeft voltrokken in Oost-Europa, hoe wij die landen erbij hebben gekregen en wat er daar veranderd is. Even de economie terzijde gelaten, valt toch niet te ontkennen welke waanzinnig belangrijke bijdrage daaraan is geleverd? U kunt toch niet volhouden dat de markt daar het fundament van was? Juist de gemeenschappelijke waarden hebben gezorgd voor een vreedzame ontwikkeling en voor toetreding van die landen.
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. De gemeenschappelijke markt is de kern van dit Europa. Dat is ook zo bedoeld. Ik stel vast dat in ieder geval in de bijdrage van uw europarlementariër, waar ik haar graag mee feliciteer, al werd aangekondigd dat ook marktwerking in de dienstensector een belangrijk instrument is. Daar zien wij dus helemaal niets in. In de dienstensector gaat het om fundamentele diensten aan burgers. Wij wensen helemaal geen marktwerking daarin. Marktwerking in de elektriciteitssector en in andere delen van de economie, maar straks ook op het terrein van onderwijs en gezondheidszorg brengt de burger helemaal geen voordelen. Daarom willen wij haar uit die sectoren houden.
Voorzitter. Op grond van het feit dat de grondwet voorziet in de formalisering van het neoliberale karakter en in de militarisering van Europa en zij, ondanks de relatieve versterking van de positie van het Europees Parlement, een democratisch tekort blijft vertonen, zal de SP er actief campagne tegen voeren. Het zal de regering niet zijn ontgaan dat de ondertekening van de grondwet op 29 oktober in Rome nauwelijks enige beroering heeft gewekt in ons land. Zelfs enkelen van de ruim 20 personen die in Den Haag aanwezig waren op een door het Europees Parlement en de Commissie georganiseerd debat schoten in de lach toen ik hun vroeg of zij emotioneel geraakt waren door de ondertekening van de zogenaamde grondwet door de Europese regeringsleiders. De rechtstreeks televisie-uitzending van het gebeuren trok slechts een fractie van de kijkers die het Eurosongfestival aan de buis weet te kluisteren. Het was dan ook een feestje voor de Europese elite en niet voor de Europese burger.
Het moge duidelijk zijn dat er van een debat over de Europese grondwet tot nog toe geen sprake is in Nederland.
De heer Van Baalen (VVD):
Betekent dit dat de SP bij de campagne voor het raadplegend referendum over de Europese grondwet zich richt op de inhoud van die grondwet of betrekt u daar allerlei andere dingen bij die niet ter zake doen? Wilt u het raadplegend referendum daarvoor misbruiken?
De heer Van Bommel (SP):
De heer Van Baalen kent heel goed onze bezwaren tegen de Europese grondwet. Die bezwaren betreffen het economische aspect, namelijk de vrije en ongehinderde concurrentie in de hele economie, dus ook voor onderwijs en gezondheidszorg, zoals in artikel 3 van de grondwet staat; de militarisering van Europa, omdat lidstaten op grond van artikel 40 van de grondwet hun militaire capaciteit moeten verbeteren en het ontstaan van een democratisch tekort. Het Europees Parlement wordt sterker, maar de nationale lidstaten leveren daarvoor in, in ieder geval via hun parlementen. Dat is de inhoudelijke kern van ons bezwaar tegen deze grondwet. Daarop zullen wij vanzelfsprekend het accent leggen in onze nee-campagne.
De heer Van Baalen (VVD):
Het wordt dus geen actie: Balk moet weg?
De heer Van Bommel (SP):
Balk moet wel weg, maar dat zal niet via dit referendum gebeuren. Ik ben ervan overtuigd dat het al voor het referendum zou kunnen gebeuren. Daar hebben wij het referendum niet voor nodig.
Over de Europese grondwet wordt nog geen debat gevoerd in Nederland. Welke initiatieven denkt de regering te nemen om hierin verandering te brengen? Kan zij een indicatie geven van het traject voor het Nederlandse referendum over de grondwet en subsidietoewijzing aan de organisaties die geïnteresseerd zijn in het voeren van publiekscampagnes? Het is in het belang van iedereen dat er zoveel mogelijk mensen bij die debatten worden betrokken.
Een van de zaken waar mijn partij zich zorgen over maakt, is het feit dat zowel opinieleiders als parlementsleden terugtrekkende bewegingen maken over de interpretatie van de uiteindelijke uitslag van het referendum. Hoewel het om een zogenaamd raadgevend referendum gaat, zou ik opnieuw van de regering en collega's in deze Kamer willen vernemen in welke mate zij zich gebonden achten aan de uitslag van het referendum. Ik verkeer op dit punt in goed gezelschap, omdat ik begrijp dat ook de initiatiefnemers voor het referendum dit standpunt zijn toegedaan.
De heer Timmermans (PvdA):
De heer Meijer zegt dat de SP, ongeacht de uitslag van het referendum, de grondwet afwijst. Geldt dat ook voor de fractie in de Tweede Kamer van de SP?
De heer Van Bommel (SP):
Nee dat geldt niet voor de SP-fractie in de Tweede Kamer. Die grondwet wordt in deze Kamer geratificeerd. Ook al zouden wij de grondwet zelf afwijzen, je moet wel heel gewichtige redenen hebben om wanneer in Nederland een referendum gehouden wordt, van de uitkomst af te wijken. Wij gaan gewoon campagne voeren met ons eigen standpunt. Als de uitkomst van het referendum is dat een meerderheid van de Nederlandse bevolking voor de grondwet is, zullen wij die steunen.
Ik stel deze vraag omdat bij het debat dat bij de ondertekening gevoerd werd bij monde van collega Van Dijk van het CDA verklaard is dat het CDA een negatieve uitslag alleen serieus neemt als ook in andere landen het EU-verdrag wordt afgewezen. Als dat de uitkomst is van een referendum en de wijze waarop de Kamer met een dergelijke uitslag omgaat, kunnen we mijns inziens beter geen referendum houden. Kan de regering hierover duidelijkheid verschaffen?
De heer Meijer:
Voorzitter. Toen ik vijf jaar geleden voor het eerst mocht meedoen aan dit jaarlijkse debat, was de voornaamste boodschap in de Staat van de Unie dat Europa steeds dieper zou ingrijpen in het binnenlands beleid. Dat punt trok in deze zaal nog niet de aandacht die het verdiende. Vele malen belangrijker leek de Kamerbrede kritiek op het tijdens de Top van Amsterdam in 1997 vastleggen van Straatsburg als eeuwigdurende vergaderplaats voor het Europees Parlement.
Zoals aangekondigd, is sindsdien de EU een stuk ingrijpender geworden. Ten koste van de lidstaten, maar ook ten koste van gemeenten en provincies door middel van bezuinigingen op de openbare uitgaven die voortkomen uit het Stabiliteitspact, door aanbestedingsverplichtingen en door bemoeizucht bij de inzet van regionale fondsen. Steeds vaker leveren Europese richtlijnen voldongen feiten op, lang voordat het in de publiciteit komt en het maatschappelijk debat tussen betrokken organisaties begint. Voordat de publieke opinie het besluit heeft kunnen ontdekken, ligt er al een dwingende opdracht klaar voor de nationale parlementen om binnen twee jaar de eigen wetgeving aan te passen.
Het sluitstuk is de Grondwet die van de EU een zelfstandige rechtspersoon maakt in plats van een samenwerkingsverband van de aangesloten lidstaten. Met die Grondwet, een munteenheid, een buitenlandse politiek en militaire middelen om die politiek tegenover anderen door te zetten, wordt de EU de echte staat en worden de oude staten provincies die steeds meer worden aangestuurd via richtlijnen, rechtstreekse verordeningen, de door het Stabiliteitspact voorgeschreven bezuinigingen en de door de Lissabon-afspraken verlangde privatiseringen. De kiezers worden steeds kritischer over de EU als die vooral hun keuzevrijheid inperkt en daarmee hun democratische rechten hindert.
Het door de publieke opinie nog steeds nauwelijks opgemerkte ontwerpverdrag met de titel Grondwet, waarover de Nederlandse kiezers zich volgend jaar mogen uitspreken, is een merkwaardig document met diep ingrijpende gevolgen. Ruim 2/3 daarvan, hoofdstuk III, over beleid en werking van de Unie, bestaat uit teksten die niet zijn besproken door de voorbereidende conventie. Zulke bepalingen krijgen bij normale grondwetten een plaats in daarvan afgeleide wetten.
De Grondwet biedt sympathieke illusies, zoals artikel 46, lid 4. Daarin wordt de indruk gewekt dat een Europabreed referendum mogelijk is. Het komt echter neer op de plicht om een miljoen handtekeningen op te halen als burgers een wens onder de aandacht van de Europese Commissie willen brengen. Deel II, de grondrechten, overlapt het reeds lang bestaande EVRM van de Raad van Europa dat geldt voor bijna alle 48 Europese staten in plaats van slechts de 25 van de EU. Die delen van de tekst zijn niet omstreden, maar misschien wel overbodig.
Veel ernstiger is dat – anders dan gewone grondwetten – deze tekst een economisch model van vrije onvervalste concurrentie voorschrijft. Verder leidt de Grondwet tot toenemende bewapening en duurzame militaire verbondenheid met Amerika. De parlementaire democratie wordt doorkruist door de instandhouding van de lang geleden door de toenmalige Franse president De Gaulle opgedrongen macht van de Raad. Die macht leidt ertoe dat dit Europa voor de kleine lidstaten supranationaal wordt, maar voor de grote staten intergouvernementeel blijft. Als Europa een grondwet nodig heeft, verdient het een betere. Is de regering het met mij eens dat zo'n betere grondwet thans alleen nog kan worden bereikt door verwerping van het huidige voorstel?
"Europa moet aan zelfbeperking doen, nadrukkelijk kijken naar die onderdelen van het gemeenschappelijk beleid waar lidstaten zelf weer verantwoordelijkheid op zich kunnen nemen". Deze terechte woorden klonken op 2 juni van dit jaar in Berlijn uit de mond van onze minister van Buitenlandse Zaken. Als voorbeeld van zelfbeperking noemde hij onder meer het sociaal beleid. De dienstenrichtlijn van aftredend Euro-commissaris Bolkestein – ook wel gruwelrichtlijn genoemd – kan verregaande gevolgen hebben voor de sociale rechten van werknemers. Het land-van-oorsprong-beginsel wordt door veel organisaties met zorg tegemoet gezien. Dat beginsel regelt dat bedrijven zich niet meer aan de regels van het werkland hoeven te houden. Als nationale regels en controles daarop met elkaar gaan concurreren, kunnen bedrijven voortaan onmisbare regelingen inzake milieu, veiligheid en arbeidsvoorwaarden in een werkland negeren. Is de regering het met mij eens dat dit een kwalijke zaak is? Hoe verhoudt die dienstenrichtlijn zich tot de wens van de minister om zelfbeperking toe te passen op het terrein van het sociaal beleid? Geldt die beperking alleen voor positieve sociale maatregelen en niet voor negatieve?
Die zelfbeperking zou ook moeten gelden voor de EU-verordening voor het stads- en streekvervoer die drie jaar geleden op voorstel van mij sterk is geamendeerd en sindsdien vastzit bij de raad van verkeersministers. Ik heb minister Peijs in september uitgenodigd als voorzitter dit dossier vlot te trekken door zich te beperken tot een regeling voor openbaarheid en rechtsgelijkheid in het geval van aanbesteding, zonder die aanbesteding verplicht te stellen zoals de Europese Commissie wilde. Zij heeft toen in Brussel verklaard dat zij mijn uitnodiging aanneemt. Kan de regering melden tot welke Nederlandse inbreng in de Raad dit zal leiden?
Tot slot kom ik op de Nederlandse inbreng in de samenstelling van de Europese Commissie. De kandidaat voor de portefeuille mededinging moet straks controleren of anderen niet datgene doen dat zij zelf jarenlang in ruime mate wel heeft gedaan zoals het maken van geheime afspraken tussen vrienden en het van overheidswege bevoordelen van het ene bedrijf boven het andere. Houdt de regering er rekening mee dat handhaving van de kandidatuur van mevrouw Kroes een hoge prijs heeft, namelijk het straks tussentijds verliezen van de zo fel begeerde portefeuille mededinging, omdat deze kandidaat zich op dit terrein te kwetsbaar heeft gemaakt? De heer Barroso heeft in de vergadering van het Europees Parlement van 27 oktober jongstleden die mogelijkheid nadrukkelijk aangekondigd.
De voorzitter:
Voordat ik het woord geef aan de heer Van der Staaij, wil ik u het volgende meedelen. Ter vermijding van misverstanden: dit is een mededeling en geen regeling van werkzaamheden. De minister-president heeft in overleg met mij besloten dat hij het debat over de Staat van de Unie vanmiddag niet zal bijwonen. Gelet op de huidige ontwikkelingen in ons land, heeft hij besloten om vanmiddag een bezoek te brengen aan de door brand getroffen school in Uden. Voor aanvang van de lunchpauze zal de minister-president een korte toelichting geven op deze situatie en op de achtergronden van zijn beslissing.
Ik zal na afloop van de eerste termijn van de Kamer de vergadering schorsen voor vijf minuten. Daarna zal ik door middel van de lange bel alle leden in het gebouw laten weten dat de minister-president zijn verklaring begint. Na afloop daarvan schors ik voor een gewone middagpauze. Daarna zullen de minister en staatssecretaris van Buitenlandse Zaken antwoorden op de inbreng van de Kamer in eerste termijn.
Ik ben ervan overtuigd dat u in de huidige situatie begrip hebt voor deze beslissing.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Ik heb alle begrip voor deze beslissing van de bewindslieden. Ik wens hun veel sterkte toe in deze omstandigheden.
Het debat van vandaag heeft ook betrekking op de Top. Je zou dat bijna vergeten, want zoveel is er niet uitgekomen. Ik wil beginnen met een citaat van de staatssecretaris uit zijn bijdrage voor het boekje Een leven voor Europa. Hij schrijft daarin dat de eurobarometer onbestendig weer aangeeft, maar dat je je op slecht weer kunt kleden. Politici zullen meer dan ooit tevoren in debat moeten gaan met de burgers om meer verantwoording af te leggen over hun keuzes ten aanzien van Europa, aldus de staatssecretaris.
"Communicating Europe" is volgens het verslag van de Top van vorige week een van de gesprekthema's geweest. Er werd onderschreven dat er meer en betere communicatie nodig is. Hebben wij dat niet vaker gehoord? Jarenlang is vergeefs geprobeerd de kloof met de burger te dichten door folders uit te delen, is de diagnose van de staatssecretaris in het genoemde boekje. Ik ben het hier helemaal mee eens, maar dit roept bij mij wel de vraag op in welke richting het kabinet nu de oplossing zoekt om die kloof te dichten. Om Europa dichter bij de burgers te brengen zijn naar onze mening niet meer grote woorden nodig, niet meer zendtijd, niet meer reclamemateriaal, maar moet er hard worden gewerkt aan een Unie die zijn grenzen kent, die bescheiden is en realistisch in zijn ambities. Dan is er nog veel werk aan de winkel.
In de Staat van Unie wordt opnieuw de wenselijkheid uitgesproken van een debat over de mogelijkheden van terugtreding van Europa ten gunste van de nationale staat. Dit is al vaker geopperd, maar blijft het bij die algemene stelling dat dit nuttig is of wil de regering zich er nu ook voor inzetten om dit concreet handen en voeten te geven en hoe dan wel? Mijn oproep is om de subsidiariteit te verdiepen en werkelijk aanzetten te doen om beleid terug te geven aan de lidstaten en het daarmee weer dichter bij de burger te brengen.
De regering zal het grondwettelijk verdrag in de aanloop naar het referendum ten volle verdedigen. Toch weer pogingen om de kloof te dichten met gelikte folders of spetterende spotjes? Mijn fractie kan zich eerder voorstellen dat de regering een zekere terughoudendheid betracht. Hoe logisch is het om met de inzet van veel publieke middelen een campagne te voeren om voor het aannemen van de Grondwet te stemmen? Past dat bij de aard van het referendum zoals die – overigens niet met de stem van de SGP – tot stand is gekomen?
Een belangrijke hindernis voor een geloofwaardige Unie is het gebrek aan transparantie van het besluitvormingsproces. In de staat van de Unie staat dat de besluitvorming in toenemende mate plaatsvindt in allerlei contacten buiten vergaderzalen. Dat staat haaks op de gewenste transparantie in de besluitvorming en de democratische legitimatie. De regering stelt dit vast, maar wat is het antwoord op deze ontwikkeling?
Het standpunt van de regering ten aanzien van kopgroepen is ook ambivalent. Soms benadrukt het kabinet dat met het oog op uitbreiding kopgroepvorming niet wenselijk is, omdat daarmee de eenheid onder druk wordt gezet, maar even vaak lijkt het zich erbij neer te leggen. Het compromis lijkt te zijn dat de kopgroep open moet staan voor andere landen. Mijn vraag is wat de regering doet als dat niet het geval is, bijvoorbeeld bij de G5 op JBZ-terrein. Verzet de regering zich er met hand en tand tegen dat anderen telkens het nakijken hebben bij besluitvorming?
De minister-president maakt zich sterk voor een discussie over waarden en normen op Europees niveau. Dat is op zich positief. De gehouden conferentie hebben wij als waardevol en nuttig beschouwd. De vraag is wel over welke gedeelde waarden wij het in Europa uiteindelijk eens blijken te zijn. De discussie over de Italiaan Buttiglione, waarover vanmorgen uitvoerig gesproken is in een interruptie met collega Rouvoet, belooft weinig goeds. Als iemand in zijn persoonlijke leven waarden heeft die ontleend zijn aan de christelijke levensovertuiging, dan is er voor hem uiteindelijk geen plaats in de Commissie. Dat is ook onze diagnose. Wij hebben de afgedwongen terugtreding daarom een zwarte dag voor de gewetensvrijheid genoemd.
De manier van besluitvorming over Turkije wekt ongenoegen. Ten onrechte wordt alles gegooid over de boeg van de gerechtvaardigde, gewekte, verwachtingen. Er wordt niet stilgestaan bij de vraag of aan het wekken van die verwachtingen een zorgvuldig proces ten grondslag heeft gelegen. De gewekte verwachtingen alleen mogen niet de doorslag geven, zonder een publiek debat te voeren. Het parlement speelt uiteindelijk de doorslaggevende rol, al wordt deze feitelijk als marginaal beschouwd. Hoe zit het eigenlijk met referenda, waar steeds vaker om geroepen wordt? Zijn deze op voorhand niet een farce als het point of no return al gepasseerd is, ook als velen zich daar niet van bewust waren?
Over Turkije heeft het kabinet nu een positief principebesluit genomen, met allerlei mitsen en maren overigens. Mijn fractie betreurt deze positieve grondhouding. De basis waarop het kabinet tot deze visie komt, is fragiel; een en ander lijkt af te hangen van het al dan niet aanvaarden – onder druk van de EU – van enkele concrete wetten door Turkije met wat noodremvoorzieningen. Dat is toch geen betrouwbare graadmeter voor het acceptabel zijn als EU-lid? Het gaat toch ook om het klimaat dat dit land ademt als het gaat om de omgang met minderheden, rechtsstatelijke beginselen, invloed van de islam, et cetera? In het debat van november zal de regering naar onze mening met veel meer voor de dag moeten komen over Turkije. Mijn fractie laat er geen misverstand over bestaan dat Turkije geografisch, cultureel noch religieus voldoende aansluiting heeft met de EU om toetreding te wettigen. Subsidiair vindt de SGP-fractie dat Europa in het kader van de start van de toetredingsonderhandelingen in elk geval moet vasthouden aan de eigen spelregels, de Kopenhagen-criteria.
Ik maak nog twee opmerkingen, over het buitenlandbeleid en over terrorismebestrijding. Ik zal mij wat het buitenlandbeleid betreft beperken tot de transatlantische betrekkingen. Het is een groot gemis dat een Europese visie op een betere samenwerking met de VS, ook binnen NAVO- en VN-verband, ontbreekt. Wordt er gewerkt aan een meer eensluidende visie op dit punt? Op het punt van de terrorismebestrijding is een betere informatie-uitwisseling tussen politie, justitie en inlichtingendiensten hard nodig in de strijd tegen het terrorisme. Welke vorderingen zijn al bereikt? Er wordt gesproken over de wenselijkheid van een politieke dialoog met derdenlanden in het kader van terrorismebestrijding. Ik verzoek om een toelichting op de concrete inhoud daarvan.
De heer Van Baalen (VVD):
Voorzitter. Dit debat vindt plaats onder donker gesternte. Het gesternte van de bedreiging van het internationaal terrorisme waarmee wij in Europa worden geconfronteerd. Het donker gesternte van de moord op Theo van Gogh. Helaas toont dit aan hoe belangrijk terrorismebestrijding is en vooral de coördinatie op Europees niveau. De VVD gaat ervan uit dat de regering als voorzitter van de Europese Unie er alles aan doet om de aanbevelingen van de heer De Vries tot werkelijkheid te maken. Daarbij teken ik aan dat ook coördinatie van terrorismebestrijding in Europa parlementaire controle verdient, zowel in de lidstaten als op Europees niveau.
Ik verdeel mijn inbreng in tweeën: ten eerste de evaluatie van de Europese Raad en ten tweede de Staat van de Europese Unie. Ik complimenteer de regering met de herbevestiging van de kandidatuur van mevrouw Kroes op de post Mededinging. Daarvoor verdienen het kabinet, de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris, alle lof. Voorts richt ik mij tot de Lissabonstrategie en het rapport van oud-premier Kok. Wat betekent volgens de regering de internalisering van Lissabon in het EU-beleid? Wat is de rol van de Europese Commissie als gids? In hoeverre wijken deze zaken af van wat wij nu "peer review" noemen? Hoe kwalificeert de regering de opmerkingen van beoogd Eurocommissaris voor Industrie Verheugen dat het Lissabonproces te ambitieus is? Wat heeft hij bedoeld met het bevorderen van Europese industriële kampioenen? Ik sprak daarover reeds bij een algemeen overleg. Inmiddels heeft de regering de gelegenheid gehad om de uitspraken van de heer Verheugen te bestuderen en hem daarop aan te spreken.
Voorts spreekt de VVD steun uit voor het Haags programma voor de versterking van vrijheid, veiligheid en recht. Wij zijn blij dat er per 1 april 2005 een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid ontstaat. Dat is een beleid met gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming en co-decisie door het Europees Parlement. Wij betreuren het dat legale migratie daar thans nog niet onder valt, maar dat zal gebeuren indien en wanneer de Europese grondwet in werking treedt. Hoe is in het Europees Haags programma de opvang in de regio van asielzoekers geregeld?
Beoogd Commissievoorzitter Barroso heeft gesteld dat hij eerst medio 2005 met een Europese communicatiestrategie komt. Gegeven de diverse referenda die in de lidstaten worden uitgeschreven, lijkt mij dat laat. De VVD zou graag zien dat er eerder zo'n communicatiestrategie wordt gerealiseerd, vooral gericht op het aannemen van de Europese grondwet in de diverse referenda.
Ik kom nu te spreken over de Staat van de Unie en Turkije. Wie serieus werk wil maken van de bestrijding van het terrorisme, wie serieus werk wil maken van vrede in het Midden-Oosten, wie serieus welvaart wil bevorderen in Europa en aan de randen van Europa, kan niet om Turkije heen en moet niet om Turkije heen willen. Naast de Kopenhagencriteria zal Turkije een aantal zaken moeten regelen voordat het toetreedt. Ik noem de erkenning van de republiek Cyprus, het normaliseren van de relaties met Griekenland en het terugtrekken van de troepen uit Noord-Cyprus. De EU moet ervoor zorgen dat er een behoorlijk herenigingsplan komt op basis van de conclusies van secretaris-generaal Annan van de Verenigde Naties. Dat kunnen wij niet uitbesteden.
De VVD is voorstander van Turkse toetreding tot de Europese Unie op termijn en onder strikte toepassing van de criteria van Kopenhagen. Aan de voorwaarden van Kopenhagen moet naar letter en geest worden voldaan. Alleen als Turkije voldoet, kan Turkije lid worden. Het is een strenge, maar rechtvaardige procedure. Wij hebben geconstateerd dat er een noodremprocedure komt op het gebied van de mensenrechten, dat er monitoring komt op het gebied van de politieke criteria, dat de onderhandelingen in een IGC-verband gevoerd worden en dat er dus unanimiteit nodig is voor besluiten, dat er sprake is van een openeindebenadering en dat van toetreding pas sprake kan zijn na afronding van de financiële perspectieven 2014-2020. Dat zijn heel strenge voorwaarden. Daarnaast is het van groot belang dat op de Europese Raad van december duidelijk wordt uitgesproken dat het vrije verkeer van personen bij toetreding van Turkije geen automatisme is. Daarover moet een separaat en unaniem besluit vallen en het is mogelijk om daarin vrijwaringsclausules op te nemen. Indien nodig moet dat ook gebeuren. Voor de rest moet ook de EU zelf zich voldoende hebben hervormd. Voldoende betekent dat wij het landbouwbeleid, het structuurbeleid en de financiële basis van de Unie aanpassen. Dat is een absolute noodzaak, anders kiept de Unie om.
De heer Van Dijk (CDA):
Is het standpunt van de VVD-fractie dat Turkije op dit moment voldoende voldoet aan de politieke criteria, zodat wat u betreft de onderhandelingen direct kunnen beginnen? Of vindt u dat er nog een aantal maatregelen getroffen moet worden voordat er sprake kan zijn van de start van onderhandelingen?
De heer Van Baalen (VVD):
Wij volgen de regering in de aanname dat er nog verschillende wetten op de plank liggen die het Turkse parlement zou moeten aannemen. Wij gaan ervan uit dat dit mogelijk is in 2005. Wij vinden dat de naleving van de rechten van de mens, de rechten van minderheden en de rechten van homoseksuelen en vrouwen sterker gewaarborgd moet worden. Dat betekent niet dat wij beginnen met zero tolerance, maar wij moeten wel zo snel mogelijk naar zero tolerance toe werken. Indien er aan die voorwaarden is voldaan, lijkt het mij logisch dat er ergens in 2005 kan worden gestart met de onderhandelingen.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Mijn vraag gaat over wat er na het openen van de onderhandelingen gaat gebeuren, namelijk de noodremprocedure. Onze fractievoor zitter Boris Dittrich heeft een voorstel gedaan om de noodremprocedure niet te beperken tot de drie punten die de regering voorstelt, namelijk godsdienstvrijheid, marteling en mishandeling, maar deze uit te breiden met zaken zoals de persvrijheid, non-discriminatie, onafhankelijke rechters en dergelijke. Is de VVD-fractie dat met ons eens?
De heer Van Baalen (VVD):
Dat komt de VVD-fractie zeer sympathiek voor. Mocht u daar de Kamer een uitspraak over vragen, dan zal ik daar positief naar kijken.
Belangrijk is ook de rol van Diyanet, de instelling die zich bezighoudt met imams in het buitenland. De VVD-fractie is van mening dat Turkije geen rol heeft te spelen ten aanzien van de godsdienstbeleving van Nederlanders van Turkse afkomst. De VVD-fractie heeft duidelijk gemaakt waar zij staat en overweegt, indien nodig, een uitspraak van de Kamer te vragen. Wij hebben nog open vragen op het gebied van Turkije. Gesteld zijn ook schriftelijke vragen over artikel 305 Wetboek van strafrecht, waarin de mogelijkheid is opgenomen dat men vervolgd wordt indien men zich uitspreekt over de genocide van de Armeniërs in 1915 of over de Turkse bezetting van Noord-Cyprus. Ik wil hier graag helderheid over voordat het algemeen overleg plaatsvindt op 24 november. De brief is verzonden, zegt de minister. Ik zal hem gaarne bestuderen.
Voorzitter. Amnesty International, Human Rights Watch, maar ook het Antimartelcomité van de Raad van Europa heeft gesteld dat de mensenrechten in Turkije bevorderd zullen worden indien toetredingsonderhandelingen worden geopend. Dat betekent dat wij dit zeer serieus nemen. Wie Turkije niet als lid van de Europese Unie wil, moet dat maar openlijk zeggen. De VVD-fractie spreekt zich uit voor Turkije, zij het onder de genoemde voorwaarden. Europa zal er beter van worden.
De heer Timmermans (PvdA):
Is de VVD-fractie in de Tweede Kamer voorstander van een referendum over de toetreding van Turkije aan het slot van de toetredingsonderhandelingen?
De heer Van Baalen (VVD):
Mijn fractievoorzitter, de heer Van Aartsen, heeft in een artikel in het NRC Handelsblad, naar ik mij herinner op 10 september jongstleden, die optie geopperd. Op dit moment doe ik geen voorstellen ter zake. Deze optie moet serieus in overweging worden genomen als wij het einde van de onderhandelingen naderen.
De Europese Commissie heeft in haar voortgangsrapportage geconcludeerd dat er in Roemenië progressie is op het gebied van de rechtsstaat, op het gebied van JBZ. De mogelijkheid bestaat tot het invoeren van vrijwaringsclausules, specifieke dan wel algemene, van monitoring. De verkiezingen van eind november zullen een "testcase" zijn voor de Roemeense rechtsstaat. Onder deze omstandigheden wil de VVD-fractie dan ook geen opschorting van de onderhandelingen.
Het Europees Parlement heeft een grote horde genomen bij haar politieke verantwoordelijkheid. Nu is er een gewoonteregel tot stand gekomen waarbij individuele kandidaat-eurocommissarissen naar huis kunnen worden gestuurd dan wel worden geweigerd. Dat is in feite de uitkomst van de discussie rond de Europese Commissie van de heer Barroso. Dat is winst voor de democratie in Europa.
De heer Maaten:
Voorzitter. Wij kunnen lang napraten over het conflict rond kandidaat-commissaris Rocco Buttiglione en diens uitspraken, maar voor de democratische ontwikkeling van Europa was het uitstel van de stemming over de nieuwe Europese Commissie pure winst. Het Europees Parlement heeft laten zien dat het een volwassen plaats heeft in het democratische bestel. Hoewel natuurlijk niet formeel, is daarnaast het principe van de beoordeling van individuele commissarissen geaccepteerd. Door hoe het is gelopen, kunnen uiteindelijk zowel de Europese Commissie met voorzitter Barroso als het Europees Parlement goed uit dit conflict komen. Of dat ook voor de Raad geldt, weet ik nog niet zo net.
Het Nederlands voorzitterschap sloeg bij haar presentatie in juli jongstleden een uitgesproken goed figuur. Twee weken geleden is onze staatssecretaris Nicolaï in Straatsburg goed overeind gebleven. Toch had meer regie uit Den Haag problemen kunnen helpen voorkomen of oplossen. De portefeuille van Buttiglione die niet alleen burgerlijke vrijheden bevat, maar ook bestrijding van terrorisme en een gezamenlijke aanpak van de immigratieproblematiek, was er belangrijk genoeg voor, zou ik zo denken. Dat de Nederlandse regering ook op deze terreinen een actievere en effectievere rol kan en moet spelen, staat voor mij buiten kijf. Wel een kunststukje is het behoud van Neelie Kroes op de portefeuille mededinging. De druk om met haar te schuiven, moet zeer groot zijn geweest. De Nederlandse regering heeft daarbij een welhaast on-Nederlandse ruggengraat getoond.
Voor de VVD in Europa ligt een aantal kernpunten binnen handbereik: meer banen, meer concurrentie, een flexibelere arbeidsmarkt en meer ambitie in het onderwijs. Er moet vooral ook afscheid worden genomen van het verstofte Europa van de regelneverij en de bemoeizucht. Het zal niemand verbazen dat de linkervleugel in het Europees Parlement zich tegen deze nieuwe liberale wind keert. De Partij van de Arbeid in Europa heeft zich uitgesproken tegen de benoeming van commissievoorzitter Barroso. In dat licht moeten wij de socialistische kritiek op Neelie Kroes dan ook maar duiden, dus als symbool van de economische hervormingsdrang van de Europese Commissie onder leiding van Barroso.
De Partij van de Arbeid heeft in Europa gekozen voor de oppositie. Ik maak haar daar mijn complimenten voor, want dat komt de politieke helderheid in Europa alleen maar ten goede.
De Unie is net aanmerkelijk uitgebreid en er komt nog meer aan. Ik betwijfel of het absorptievermogen van de Europese Unie groot genoeg is, ook als het grondwetsverdrag wordt aangenomen. En wij mogen ons ook afvragen hoe Nederland zich in het steeds groter wordende Europa zal schikken. In de uitgebreide Unie zal Nederland een minder grote speler worden. In dit verband wil ik nog eens een lans breken voor versterking van de samenwerking in Benelux-verband. De regering wijst terecht ook op het belang hiervan, maar het mag wat mij betreft wel een onsje meer zijn. Overleg en coördinatie is mooi, maar de Benelux wordt slechts een factor van belang als er consequent en gedurende een langere periode metéén stem wordt gesproken. Bovendien is het de vraag of de Europese staatsinrichting met haar zeer strenge scheiding van machten op termijn nog wel te rijmen zal zijn met de Nederlandse, waarin uitvoerende en wetgevende macht door elkaar gepolderd zijn. Je ziet nu al dat in de Raad vooral de regeringsleiders de dienst uitmaken die nationaal een sterke positie hebben. Wie weet, misschien wordt het tijd om in Nederland het oude voorstel van een gekozen minister-president nog eens af te stoffen. En ten slotte noem ik het Europees Parlement zelf. Geen enkele Nederlandse delegatie heeft dit jaar in haar eigen Europese fractie een positie van werkelijk belang binnen kunnen slepen. Er zijn hierbij in de media terecht vraagtekens gezet. Dit komt vooral doordat wij met ons proportionele, representatieve kiessysteem de jam wel erg dun op de boterham smeren. In geen enkele fractie zijn de Nederlanders sterk genoeg. Wij zouden effectiever kunnen optreden als wij minder, maar grotere Nederlandse delegaties naar Straatsburg stuurden. Je zou Nederland bijvoorbeeld kunnen opdelen in vijf gelijke kiesdistricten waarin per district vijf europarlementariërs gekozen worden. Dat is misschien wat minder representatief, maar in een Parlement met achthonderd leden kunnen wij dan heel wat meer bereiken voor de Nederlandse kiezers.
Volgend jaar wordt er een referendum over het grondwetsverdrag gehouden. Er is de nodige kritiek op dit verdrag te leveren, bijvoorbeeld op het blijvende gebrek aan democratie bij de verkiezing van de voorzitter van de Europese Commissie, op het in de praktijk nog steeds ontbreken van medebeslissingsrecht bij wetgeving over de hele linie voor het Europees Parlement en op de meerderheidsbesluitvorming in de Raad. Voor mij geldt in beide gevallen dat het glas slechts half vol is. Maar het debat over het referendum is niet bestemd voor institutionele experts en kenners van de committologie, van de co-decisieprocedure en van het inter-institutionele akkoord. De vraag zal zijn of wij vóór of tegen het Europa zijn dat wij in de afgelopen halve eeuw hebben opgebouwd, een Europa met vrij verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal, een Europa van politieke stabiliteit en vrede en een veilig, vrij en verdraagzaam Europa. Hierop past naar mijn smaak maar één duidelijk antwoord, een volmondig "vóór"!
De voorzitter:
Ik schors de vergadering nu voor vijf minuten en daarna zal de minister-president een korte verklaring afleggen over wat er op dit moment in Nederland gebeurt.
De vergadering wordt van 13.33 uur tot 13.38 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister-president voor het afleggen van een verklaring.
Minister Balkenende:
Mijnheer de voorzitter. Dit debat gaat over Europa, maar de actualiteit laat niemand onberoerd. Het lijkt mij gepast, daar kort bij stil te staan.
Extremisme komt aan de wortels van onze rechtsstaat en democratie. Hier in Den Haag wordt er alles aan gedaan, een oplossing te bereiken voor de situatie in het Laakkwartier. Op dit moment kan ik er nog niet meer over zeggen.
Er zijn meer zorgwekkende uitingen van onverdraagzaamheid in geweld. "Wat willen ze van onze school? Wat willen ze van onze kinderen?" Dat was de ontstelde reactie vanmorgen op televisie van een buurtbewoonster op de brandstichting in de basisschool Bedir in de gemeente Uden. Wij zijn allen geschokt. Van scholen blijf je af. Van moskeeën en kerken blijf je af. Van mensen die hun mening geven blijf je af. Iedereen dient goed te beseffen wat de regels zijn in ons land: geen geweld! De vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en andere grondrechten zijn de hoeksteen van onze rechtsstaat en onze democratie. Zij gelden voor iedereen, altijd. Wij tolereren geen geweld en geen bedreigingen door mensen en groepen die zich richten tegen onze grondrechten. Wie in Nederland woont, heeft zich volstrekt en volledig bij die grondrechten en bij die rechtsorde neer te leggen. Die rechtsorde is de enige manier om onze samenleving met al haar verschillende opvattingen, overtuigingen en levensstijlen op een vreedzame manier in stand te houden.Maaten
De overheid moet pal staan voor die grondrechten. Daarom treffen wij stevige maatregelen. Wij breiden het stelsel van bewaking en beveiliging uit. Wij intensiveren het onderzoek naar mensen die vanwege hun extremistische gedragingen en contacten een risico vormen voor onze rechtsstaat. Evenzeer treden wij op tegen gewelddadige handelingen tegen moskeeën of islamitische scholen. Mensen die zich daaraan schuldig maken, zullen hun straf niet ontlopen.
Gisteren heeft het kabinet overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Wij rekenen het tot een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de openbare veiligheid te handhaven. Als in gemeenten bijstand nodig is, zal die worden geboden.
Er moet echter meer gebeuren. Wij zullen met volle kracht moeten werken aan nieuw onderling vertrouwen. Wij moeten voorkomen dat mensen afglijden naar extremisme. Het is onze gezamenlijke opdracht voor moslims en niet-moslims om jonge mensen voor radicalisering te behoeden. Samen moeten wij werken aan een vreedzame samenleving, een vreedzame samenleving die wij – zo blijkt uit alle reacties van de laatste dagen – zo graag willen. Vandaar de noodzaak van een krachtig integratiebeleid en aandacht voor actief burgerschap in het onderwijs. Een wetsvoorstel dat daarin voorziet, ligt nu voor spoedadvies bij de Raad van State.
Wij moeten ons het hoofd niet op hol laten brengen door mensen die ons willen meesleuren in een maalstroom van geweld. Wie geweld gebruikt, heeft altijd ongelijk!
De democratische rechtsstaat geeft ons heel veel vrijheid om te zeggen wat wij vinden en te doen wat wij willen, maar wij moeten zelf de juiste balans vinden tussen vrijheid en verantwoordelijkheid. Laten wij voorkomen dat wij alleen nog maar op luide toon óver maar niet meer mét elkaar praten.
Democratie is ook altijd met elkaar in gesprek blijven. Ik doe een klemmend beroep op iedereen om op zijn of haar eigen manier daaraan mee te werken. Wij willen een samenleving waarin plaats is voor iedereen. Daar moeten wij samen pal voor staan.
Zojuist heb ik contact gehad met Hare Majesteit de Koningin. Zij voelt zich betrokken en leeft zeer mee met de mensen die getroffen worden en met allen die zich zorgen maken over wat er in ons land gebeurt. Laten wij ons gezamenlijk keren tegen het extremisme en bouwen aan een samenleving voor en van ons allemaal!
De voorzitter:
Ik dank u, minister-president, voor uw woorden en ik wens u en de leden van uw kabinet namens alle leden van de Tweede Kamer sterkte bij het vervullen van de zware taken waarvoor wij allen, Kamer en regering, op dit moment staan.
De vergadering wordt van 13.45 uur tot 14.30 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-1213-1241.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.