Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik benoem in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het lid Wilders tot lid. Voorts benoem ik het lid Hirsi Ali tot plaatsvervangend lid. Verder deel ik mede dat de heer Wilders lid blijft van de commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Justitie en dat hij plaatsvervangend lid van de commissie voor EU-zaken zal blijven.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ik stel voor, de stukken 19637, nrs. 830 en 844, 23432, nr. 173, 24036, nr. 304, 27088, nr. 40, 27859/29362, nr. 3, 28233, 28634 (R1727), nr. 38, 28689, nr. 18, 29200-III-20, 29200-VI/29200, nr.172, 29200-VI, nr. 177, 29200-VII, nr. 57, 29200-X, nrs. 66, 97, 99, 100 en 106, 29200-XIII, nr. 48, 29200-XV, nr. 96, 29200-XVI, nrs. 246, 247, 248 en 251, 29261, 29415, 29496 en 29548 voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Het Europese Hof heeft een baanbrekende uitspraak gedaan over mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee. Het heeft bepaald dat er, voordat er voor zo'n activiteit toestemming wordt verleend, steeds de zekerheid dient te zijn dat ze geen schadelijke gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van het gebied en dat dit het geval is als er wetenschappelijk gezien redelijkerwijze geen twijfel over bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn. Dit is een vergaande uitspraak voor de mechanische kokkelvisserij, maar ook voor alle andere activiteiten in de Waddenzee, zoals het boren naar gas. Deze uitspraak vraagt dan ook om een uitgebreide reactie van het kabinet en om een debat tussen Kamer en kabinet.

Er is echter een kwestie die voor mijn fractie zeer urgent is. Er is in de afgelopen zomer een vergunning verleend voor mechanische kokkelvisserij, die binnenkort van start zal gaan. Naar onze indruk is het duidelijk dat deze vergunning volgens de uitspraak van het Europese Hof nooit verleend had mogen worden. Ik vraag de Kamer dan ook toestemming om de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te interpelleren om duidelijkheid te verkrijgen omtrent de consequenties van deze uitspraak voor deze reeds verleende vergunning. Wij zijn ons ervan bewust dat de Raad van State binnenkort een uitspraak in deze kwestie zal doen, maar wij vinden dat het kabinet in dezen een eigen verantwoordelijkheid heeft en dat het ook zelf in staat moet zijn, hieraan consequenties te verbinden.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Ik ben het helemaal eens met mevrouw Vos dat wij zeer indringend moeten praten over deze uitspraak van het Europese Hof en over alles wat ermee samenhangt, ook over de toekomst en over de plannen die in de evaluatie zijn gepresenteerd. Maar zij gaf zelf al een punt aan waarop wij kritiek hebben. Ik meen dat het zeer ongebruikelijk is dat de Tweede Kamer interfereert in zaken die onder de rechter zijn en waarbij een procedure aanhangig is gemaakt. Vindt mevrouw Vos het dan ook niet wenselijk om het resultaat van de spoedeisende procedure bij de Raad van State af te wachten – er zit spoed achter vanwege het seizoen – en daarna pas een discussie met de minister aan te gaan, om de rechtsgang niet te belemmeren?

De heer Geluk (VVD):

Mijn fractie sluit zich bij deze woorden aan, voorzitter.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Mocht mevrouw Vos die procedure niet willen afwachten, dan lijkt het mij toch nog goed om eerst op papier te hebben wat de regering er precies van vindt. Zij heeft ook vragen over de verstrekkende gevolgen die de uitspraak zou kunnen hebben voor andere activiteiten in de Waddenzee, dus laat de regering dit eerst maar eens op haar gemak uitzoeken. Het is nogal ingewikkeld, ook juridisch, zodat ik bang ben dat er niet veel nieuws uit de bus zal komen als wij de minister nu naar de Kamer roepen.

De heer Tichelaar (PvdA):

Voorzitter. Het is inderdaad een buitengewoon complexe zaak en ik ben het met de heer Buijs eens dat de Kamer niet moet interfereren in zaken die onder de rechter zijn. Maar wij moeten het debat wel inhoud geven. Aan de ene kant heeft de regering een vergunning verleend, aan de andere kant is er een uitspraak van het Europese Hof, de evaluatie van EVA II en heeft het kabinet de nota-Meijer onderschreven. Het staat allemaal haaks op elkaar; daar zou ik graag zo snel mogelijk een debat met de minister over voeren. Zo interpreteer ik ook het verzoek van mevrouw Vos, anders is er ook wat mij betreft een probleem omdat de zaak nog onder de rechter is. De complexiteit van deze kwestie rechtvaardigt wel een discussie, want de Staat is partij in het hele conflict.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik steun het verzoek van de fractie van GroenLinks, met de kanttekening dat ik ook inzie dat wij hier eigenlijk niet kunnen debatteren over iets wat nog bij de Raad van State ligt. Deze uitspraak van het Hof heeft echter wel invloed op de onderhandelingen die de minister op het moment voert of zou moeten voeren met de sector over saneren en de bedragen die daarmee gemoeid zijn. Dat heeft alles met de vergunningafgifte te maken. Als er al een schriftelijke uitleg moet komen, is mijn vraag of de Kamer de minister kan vragen om in elk geval daarop in te gaan alvorens het debat begint.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Allereerst wil mijn fractie het debat beperken tot de mechanische kokkelvisserij. Ik heb al aangegeven dat deze uitspraak uiteraard veel bredere gevolgen heeft. De Kamer zal daarover moeten spreken, maar het lijkt mij niet dat wij dit op een zo korte termijn op verantwoorde wijze kunnen doen. Het moet uiteraard wel gebeuren.

Onze zorg is dat die vergunning reeds is verleend. De visserij start binnenkort. Wij vinden het van belang dat het kabinet nu duidelijk maakt of het op dit moment, met de Europese uitspraak in de hand, verantwoord is dat die visserij van start gaat. Wij willen daarover de opvatting van de minister horen. Wij zijn van mening dat er los van het traject via de Raad van State, een eigenstandige verantwoordelijkheid is voor dit kabinet om zijn oordeel te vellen over de uitspraak van het Europese Hof en de betekenis ervan voor het beleid van het kabinet al in dit jaar voor de kokkelvisserij in de Waddenzee.

Ik wil dus mijn verzoek handhaven. Ik acht het niet direct noodzakelijk dat er nog vooraf een brief komt van het kabinet, omdat het juist in het debat erom gaat dat de minister duidelijk maakt wat voor hem de consequenties zijn voor de reeds afgegeven vergunning en de visserij die het komende seizoen moet plaatsvinden.

De voorzitter:

Het verzoek is duidelijk, de opvattingen zijn duidelijk. Ik ben het ermee eens – uiteraard, zou ik bijna zeggen – dat iets wat onder de rechter is, niet in een Kamerdebat besproken moet worden. De interpretatie van de heer Tichelaar zou dat kunnen voorkomen. Ik zie tussen hetgeen mevrouw Vos vraagt en hetgeen de heer Tichelaar formuleerde, heel eerlijk gezegd, toch wel enig verschil.

Mijn voorstel is om wel eerst een brief te vragen aan het kabinet en om dan te bezien of op basis van de brief een debat kan worden gevoerd, zonder de rechterlijke procedure te doorkruisen.

De heer Tichelaar (PvdA):

Begrijp ik nu goed dat u het zou hebben toegestaan, gehoord hebbende mijn interpretatie over de complexiteit en dus de noodzaak van het debat? Zijn dat uw woorden?

De voorzitter:

Ja, maar het verzoek is geformuleerd door mevrouw Vos. Wat telt is het verzoek van degene die het doet en het verzoek is net even iets anders.

De heer Tichelaar (PvdA):

Dat deel ik. Het is helder wat u bedoelt. Misschien wil mevrouw Vos het alsnog heroverwegen.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Wij gaan helemaal akkoord met uw voorstel, wetende dat mevrouw Vos in haar tweede termijn de zaak beperkt heeft tot de huidige vergunningverlening, de uitspraak van het Europese Hof en de invloed die daarvan uitgaat op het standpunt van de regering. Daarover wil ik ook een brief hebben, maar ik ga akkoord met uw voorstel.

De heer Geluk (VVD):

Ik ben het eens met uw voorstel, voorzitter. Ik wijs erop dat wij begin oktober een hoorzitting houden over deze materie, gevolgd door een debat in de Tweede Kamer vlak daarop over de gehele materie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Daarvan ben ik mij bewust. Het is ook een belangrijke zaak. Ik acht alleen deze zaak zo spoedeisend dat wij daarop niet kunnen wachten. Ik kan mij overigens goed vinden in de interpretatie van de heer Tichelaar. Het gaat om het feit dat er beleid is bepaald en dat deze uitspraak er ligt. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar? Volgens mij zit daar inhoudelijk licht tussen. Ik kan mij goed voorstellen dat het zinvol is om daarover op korte termijn te debatteren. Als de voorzitter vraagt om daarover eerst in een brief van het kabinet meer duidelijkheid te laten verschaffen, kan ik mij ook voorstellen dat het verstandig is. Ik houd echter vol dat ik op korte termijn dat debat wil voeren met het kabinet.

De voorzitter:

Ik zou het in twee stappen willen doen. Ik zou nu willen beslissen om een brief te vragen en daaraan een korte termijn te verbinden. Wat mij betreft, kan die brief morgen in de loop van de dag komen. Het hoeft niet zo'n lange brief te zijn. Als de brief er is, kunnen wij een definitieve beslissing nemen tot het al dan niet houden van een debat.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dus donderdagochtend? Uitstekend.

De heer Buijs (CDA):

Mag het een onsje meer zijn, voorzitter? Ik zeg dat vanwege de technische, juridische en inhoudelijke kanten. Ik stel voor, direct na het weekend. Ik weet niet of mevrouw Vos daarmee instemt. Ik heb liever een zorgvuldige brief dan een brief met verwijzingen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Als de brief maandagochtend op onze burelen ligt, kan ik mij daarin vinden. Ik ga daarmee akkoord.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Vlies.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Vandaag kwam in het nieuws dat Women on waves, zich in de buurt van Portugal bevindende, een nieuwe actie heeft ingezet. Er wordt via internet maar ook via de Portugese televisie opgeroepen tot het oneigenlijke gebruik van medicijnen om op die manier een abortus op te wekken. Het gaat om misoprostol, een medicijn tegen maagzweren. Dit medicijn heeft de mogelijke nevenwerking dat een abortus wordt opgewekt, overigens niet zonder gevaar. Dat is in Portugal een illegale bezigheid maar ook in het kader van onze wetgeving.

Dat feit was vorige week nog niet bekend toen wij hier een debat voerden over een ander aspect. Vandaar dat ik de vrijheid neem u een verzoek te doen, voorzitter, en wel het volgende. Wij zouden graag van de staatssecretaris van VWS bij brief vernemen, hoe zij daartegenaan kijkt vanuit haar verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid en ook in het kader van de door haar verleende vergunning tot overtijdbehandeling, een beperkte vergunning dus. Onze vraag is natuurlijk of het één zich wel met het ander verdraagt en of de inspectie daaraan al bevindingen heeft verbonden. De hamvraag is, of dit zich verdraagt met de vergunning en of daaraan iets gedaan moet worden.

Ik vraag die brief zo spoedig als mogelijk is, ook vanwege het feit dat gisteren die uitzending heeft plaatsgevonden en vandaag in allerlei andere talen wordt herhaald en men voornemens is dat ook de komende dagen nog te doen.

Lettend op het voorgaande debatje merk ik op dat ik zorgvuldigheid prefereer boven vaart en snelheid. Als het enigszins mogelijk is, zou ik die brief graag vóór volgende week dinsdag willen ontvangen.

De voorzitter:

Ik zeg nu niet dat dit eigenlijk naar de commissie zou moeten omdat ik het correct vind dat dingen die direct of indirect te maken hebben met een onderwerp waarover wij een plenair debat gevoerd hebben, een plenaire procedure kunnen blijven volgen. Ik geef deze toelichting even omdat u wellicht van mij verwacht dat ik het naar de commissie verwijs.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik kan niets hebben tegen het vragen van een brief. Ik heb echter wel moeite met de rest van het betoog van de heer Van der Vlies omdat dit direct gekoppeld wordt aan het verlenen van de vergunning, terwijl uit het debat moet blijken wat men daarvan vindt. Ik kan mij ook niet aan de indruk onttrekken dat de antiabortusbeweging bezig is met een gigantische campagne tegen Women on waves. Ik zou dus eerst willen weten of de beweringen waarnaar de heer Van der Vlies verwijst, wel of niet kloppen.

De voorzitter:

Ook daarop kan dan worden ingegaan in genoemde brief.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Wij steunen het verzoek van de heer Van der Vlies. Wellicht dat in de brief ook ingegaan kan worden op de vraag of de wijze waarop de informatie op de website gegeven wordt, niet in strijd is met de Nederlandse eisen op het gebied van het geven van voorlichting.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik ben mevrouw Arib nog een antwoord schuldig op haar vraag. Ik heb hier in handen de quotes, ontleend aan de Portugese televisie. Die heb ik enkele leden al ter inzage gegeven maar nog niet kunnen vermenigvuldigen. Ze staan uiteraard voor iedereen ter beschikking.

De voorzitter:

Nu u mij zo aankijkt, durf ik te zeggen dat ik het interessant vind dat u wel naar de Portugese televisie kijkt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Wij proberen ons werk adequaat te doen. Als er om twaalf uur en om één uur in de Nederlandse ANP-nieuwsberichtgeving een feit wordt geconstateerd waarbij ik zo mijn wenkbrauwen in beweging krijg, dan ga ik natuurlijk op onderzoek uit. Zeker, zo is dat!

De voorzitter:

Mijn excuses dat ik mij een heel klein grapje permitteerde. Ik merk dat u er terecht heel serieus op reageert. En dat is een discussie die wij eigenlijk niet zouden moeten hebben. Uiteraard komt het grapje alleen voor mijn verantwoordelijkheid en uiteraard doet u uw werk consciëntieus. Ik beloof de Kamer dat ik de rest van de middag geheel procedureel mijn werk zal doen.

Ik stel vervolgens voor, aan het verzoek van de heer Van der Vlies te voldoen en om dit deel van het stenogram door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven