Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 8, pagina 415-422 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 8, pagina 415-422 |
Noot 1 (zie blz. 348)
De commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de eer het volgende te rapporteren.
In handen van de commissie zijn gesteld, behalve de geloofsbrieven van de heer C. Bremmer te Voorschoten, de volgende missives van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement:
een afschrift van zijn besluit van 1 oktober 2003, waarbij de vacature is ontstaan door het ontslag van mevrouw J.R.H. Maij-Weggen te Eindhoven, wordt benoemd verklaard tot lid van het Europees Parlement de heer C. Bremmer te Voorschoten.
Uit de bij de geloofsbrief gevoegde stukken blijkt, dat hij de vereiste leeftijd heeft bereikt. Voorts blijkt uit een verklaring van de benoemde, dat hij geen betrekkingen bekleedt welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van het Europees Parlement, terwijl aan de commissie ten aanzien van hen niet is gebleken van enige omstandigheid welke zijn Nederlanderschap in twijfel zou moeten doen trekken, noch van enige omstandigheid, ten gevolge waarvan hij op grond van artikel 54 der Grondwet van het kiesrecht uitgesloten zou zijn.
De commissie stelt derhalve vast dat de heer C. Bremmer op grond van de nationale bepalingen tot lid van het Europees Parlement kan worden toegelaten.
De commissie stelt voor, dit te berichten aan de voorzitter van het Europees Parlement en aan de benoemde.
Noot 2 (zie blz. 367)
Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Financiën op vragen gesteld in de eerste termijn van de algemene financiële beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota 2004 (29 200) en van de behandeling van de begrotingen van de Nationale Schuld voor het jaar 2004 (29 200-IXA), van Financiën voor het jaar 2004 (29 200-IXB) en van het BTW-compensatiefonds voor het jaar 2004 (29 200-G)
Kan een integrale doorrekening van het aanvullende pakket en van de tegenbegrotingen (door het CPB) gemaakt worden?
Voor het Strategisch Akkoord, het Hoofdlijnenakkoord en het Aanvullend Pakket is de meerjarige doorwerking berekend. De effecten van de tegenbegrotingen zijn voor 2004 in kaart gebracht, terwijl het CPB voorts enkele opmerkingen heeft gewijd aan de effecten op wat langere termijn onder andere over het feitelijk en structurele saldo. Bij de doorrekening van tegenbegrotingen kiest het CPB doorgaans voor een dergelijke aanpak. Wanneer het CPB verzocht wordt om een integrale meerjarige doorrekening, dan zal het bureau zelf beslissen of dit verzoek wordt gehonoreerd. Het kabinet heeft hier geen zeggenschap over.
Inbreng bijzondere bijstand. Reactie?
De bijzondere bijstand is een voorbeeld van een regeling waar de groei die er in de afgelopen jaren in heeft gezeten, wordt afgeroomd. De wens om de armoedeval daadwerkelijk te bestrijden gaat niet hand in hand met het tegelijkertijd willen handhaven van alle inkomensondersteunende maatregelen op het huidige niveau. Het kabinet maakt hierbij andere keuzes dan de PvdA wellicht graag zou zien.
Leidt de verkoop aandelen KPN tot een verbetering van het EMU-saldo (de verkoop zelf, de besparing op de rentelasten)?
De recente verkoop van 12% belang in KPN heeft ongeveer 2 miljard euro opgebracht. De EMU-schuld komt hierdoor ultimo 2003 ongeveer 0,4%-punt lager uit dan geraamd. Daar hier sprake is van een financiële transactie telt de opbrengst van 2 miljard euro niet mee bij de berekening van het EMU-saldo. De rentevrijval die optreedt door deze verlaging van de EMU-schuld wordt ten gunste van het FES-gebracht (conform de Wet FES). De precieze budgettaire effecten1 voor 2003 zullen in de Najaarsnota 2003 worden verwerkt, de meerjarige effecten zullen in de Voorjaarsnota 2004 verwerkt worden.
Hoe kijkt de minister, gezien de verschillen tussen de ramingen voor de Nederlandse economie van diverse instellingen, aan tegen de economische groei, mede gezien het uitgangspunt van een gemiddelde groei voor de periode 2004–2007 van 2% met een veiligheidsmarge van %-punt?
De verschillen tussen de ramingen die diverse instituten voor de Nederlandse economie hebben gepubliceerd zijn doorgaans kleiner dan de gemaakte opmerkingen suggereren. De contacten die conjunctuurinstituten onderling hebben, zorgen ervoor dat de verschillen veelal niet bijzonder groot zijn. Sommigen spreken zelfs oneerbiedig van een papagaaien-circuit. Dat er toch verschillen mogelijk zijn, is onder andere het gevolg van het feit dat instellingen hun ramingen op verschillende tijdstippen afronden. Van belang is voorts dat het CPB over meer specifieke kennis over de Nederlandse economie en het Nederlandse beleid kan beschikken dan buitenlandse instellingen. Ten slotte kan benadrukt worden dat de begroting wordt voorbereid op basis van de MEV-ramingen van het CPB. Dit impliceert dat voortschrijdend inzicht van het CPB over de groei van de Nederlandse economie na de vaststelling van het MLT-scenario wel degelijk wordt meegenomen.
Het CDA pleit voor een Raad van Economische Adviseurs. Deze zou moeten bestaan uit drie tot zes topeconomen, die voor twee of drie jaar worden aangezocht. De raad zou moeten worden ondersteund door een staf van gedetacheerde universitaire medewerkers, en door een secretariaat. De Raad zou de voorspellingen van diverse instellingen kritisch moeten bekijken en zou de Tweede Kamer moeten bijstaan met onafhankelijke en thematische analyses. De Raad zou moeten worden ingesteld door het parlement en rechtstreeks moeten rapporteren aan het parlement. Reactie?
Het is niet aan de Minister van Financiën om een oordeel te hebben over welke ondersteuning het parlement nuttig en noodzakelijk acht. Het parlement is wat dat betreft zijn eigen baas. Wel kan erop gewezen worden dat de onafhankelijke positie van het CPB een groot goed is. Het CPB functioneert als luis in de pels van de politiek; zowel van het kabinet als van het parlement. Betrokkenheid van het CPB bij het besluitvormingsproces dwingt tot explicitering van de beleidsvoorstellen. Het dwingt kabinet en parlement om op dit punt duidelijkheid te scheppen. De – onafhankelijke – analyse van de gevolgen van beleidsvoorstellen door het CPB is een nuttige input in het besluitvormingsproces. Als de oprichting van een Raad van Economische Adviseurs tot politisering leidt van de advisering over het economische beleid, zou dat een onwenselijke ontwikkeling zijn.
Volgens het Britse tijdschrift «Global Competition Review» deelt de NMA in vergelijking met andere mededingingsautoriteiten voor een bijzonder hoog bedrag aan boetes uit. Het blad heeft Nederland uitgeroepen tot de «most punitive nation». Reactie?
Dit zal verder aan de orde kunnen komen bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken
Het CDA heeft om een brief van het kabinet gevraagd waarin alle departementen aangeven hoe zij de subsidietaakstelling hebben ingevuld. De Kamer heeft een brief gekregen waar men niet veel wijzer van wordt. Het CDA houdt het kabinet eraan dat de individuele ministers vóór de behandeling van hun begrotingen in de Kamer zullen informeren over de verdeling van de taakstelling en de toegepaste criteria. Reactie?
Voor zover ministers in hun begrotingen de taakstelling subsidies nog niet verdeeld hebben, zullen zij de kamer informeren. Dit zal gebeuren door hetzij Nota's van Wijziging op hun begrotingen, hetzij door middel van suppletore begrotingen. Opgemerkt moet worden dat dit niet voor alle departementen zal gelden, omdat een aantal (b.v. VROM en SZW) de taakstelling al in hun begrotingen ingevuld hebben. Voor een nadere onderbouwing verwijs ik dan ook naar deze begrotingsstukken.
Zijn de bezuinigingen in de zorg wel échte bezuinigingen? De kosten van de zorg zullen niet dalen, maar op een andere manier betaald worden en dan met name door chronisch zieken.
Er worden in de zorg wel degelijk kostenbesparingen gerealiseerd. Ongeveer de helft van de maatregelen is gericht op de zorgaanbieders en zal naar verwachting leiden tot lagere kosten. De maatregelen bij de apothekers (afromen van de kortingen), maar ook de korting op de lonen zijn daarvan een illustratie. Het is inderdaad zo dat sommige maatregelen voor een deel zullen leiden tot een andere wijze van financiering, doordat mensen de zorg zelf moeten betalen of zich hiervoor herverzekeren. Dit is een eigen keuze. Dat wil overigens niet zeggen dat er geen besparing van kosten te verwachten is. Het is heel goed mogelijk dat mensen zich de vraag gaan stellen of een behandeling wel echt nodig is, als hen duidelijk wordt dat ze die zelf (deels) moeten betalen.
Waarom geen inkomensafhankelijke kinderbijslag?
De Algemene kinderbijslagwet biedt een financiële tegemoetkoming in de kosten voor verzorging of onderhoud van kinderen tot 18 jaar. Omdat deze kosten door alle gezinnen met kinderen worden gemaakt is de kinderbijslag niet inkomensafhankelijk.
Naast deze niet inkomensafhankelijke tegemoetkoming bestaan aanvullende inkomensafhankelijke tegemoetkomingen voor kinderen (zoals bijvoorbeeld de kinderkorting, de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdragen en Studiekosten en de Wet Basisvoorziening Kinderopvang). De overheid komt hiermee ouders tegemoet in de kosten t.b.v. kinderen en legt daarbij de nadruk op ondersteuning van de lagere inkomens.
Een inkomensafhankelijke kinderbijslag vergroot de armoedeval nog verder. Hoe meer men gaat verdienen, hoe minder aanspraken men heeft op inkomensafhankelijke regelingen. Een inkomensafhankelijke kinderbijslag vergroot de armoedeval en verkleint daarmee het arbeidsaanbod. Het kabinet tracht dit juist tegen te gaan door een pakket voorstellen te presenteren die de arbeidsparticipatie verhogen. Een inkomensafhankelijke kinderbijslag past hier niet in.
Nederland is grootste netto betaler in de EU. Kan de minister zeggen wat de kabinetsinzet zal zijn bij nieuwe onderhandelingen over de EU-begroting? Hoe kan Nederland meeprofiteren van EU-financiering van grote infra projecten?
De Nederlandse inzet voor de onderhandelingen over de meerjarenbegroting (Financiële Perspectieven 2007–2013) zal in ieder geval zijn om te komen tot een gematigde ontwikkeling van de EU-uitgaven en daarmee van de Nederlandse afdrachten. Daarbij is een algemene netto-begrenzer een optie. Daarnaast gaat erom de scheefgroei tussen Nederland en andere landen in een vergelijkbare welvaartspositie te herstellen. Nederland zal uiteraard niet schromen om een groot aandeel in de uitgaven voor grote infrastructurele projecten te verwerven, maar logischerwijs zullen de meeste grote infrastructuur projecten in de komende periode vooral in de nieuwe Lidstaten plaatsvinden. In strategische zin geldt ten algemene voor Nederland dat het beperken van de totale omvang van de EU-uitgaven, en daarmee van de Nederlandse afdrachten, gunstiger zal uitpakken dan een strategie gericht op het vergroten van het Nederlandse aandeel in de EU uitgaven («juste retour»). Met andere woorden: het is verstandiger om in te zetten op beperking van de grootte van de taart, dan op vergroting van het aandeel in de taart.
Heeft minister n.a.v. opmerkingen bij Voorjaarsnota al Richting Brussel actie ondernomen om Europese subsidieaanvragen te vereenvoudigen? Kan tijdens het komende EU-voorzitterschap het streven naar minder Europese regeldruk een prominent plaats krijgen (Europese «Zalmnorm» regeldruk – 25%)?
De gesignaleerde problemen worden door het kabinet onderschreven en versterken de roep om de regelgeving rond de Europese subsidies te vereenvoudigen. Door de wet Toezicht Europese Subsidies heeft de regering een eerste stap genomen om de Gemeenten te behoeden voor juridische procedures van de EU. Het ligt inderdaad in het voornemen van de regering om, mede in het kader van het Nederlandse voorzitterschap, de Europese regeldruk op de Europese agenda te plaatsen. Het Italiaanse voorzitterschap heeft aangegeven in een volgende Ecofinvergadering het onderwerp excessieve regulering te willen bespreken.
Is in de Miljoenennota geen rekening gehouden met tegenvallers zoals het Bosal-arrest?
De raming van alle belastingsoorten vindt zo reëel mogelijk plaats. Bij het opstellen van de raming voor de vennootschapsbelasting is er rekening mee gehouden dat de Nederlandse Staat in de Bosal-zaak, gezien de negatieve conclusie van de Advocaat-Generaal in deze zaak, in het ongelijk zou worden gesteld en daardoor een budgettaire derving zou optreden.
Bieden de CPB-cijfers, die steeds neerwaarts worden aangepast, wel voldoende houvast voor de het financieel-economische beleid op lange termijn?
Geen instelling kan de toekomst met zekerheid voorspellen. De bijstellingen in de CPB-cijfers wijken niet substantieel af van de bijstellingen van andere instellingen. De CPB-ramingen bieden daarom voldoende houvast voor het financieel-economisch beleid op lange termijn.
LPF bepleit totale personeelsstop voor de rijksoverheid. Graag reactie.
Zowel bij SA als HA heeft het kabinet gekozen voor gerichte efficiency- en volumetaakstellingen in de sector Rijk (SA – gemiddeld 9%; HA – aanvullend 5%). Hiervan dient de volumetaakstelling in zijn geheel gerealiseerd te worden via verkleining van het personeelsbestand. En hoewel departementen vrij zijn in de invulling van efficiencytaakstellingen mag ook daar verwacht worden dat deze een drukkend effect hebben op de formatie.
Het kabinet is van mening dat de inrichting van genoemde taakstellingen een effectiever instrument is dan een totale personeelsstop. Een personeelsstop verhindert namelijk de gewenste differentiatie in taakstellingen en daarnaast kan de continuïteit van beleid in gevaar gebracht worden, doordat ontstane vacatures niet opgevuld kunnen worden.
Heeft de motie Zalm van vorig jaar, waarmee voor veiligheid 500 miljoen euro beschikbaar werd gesteld, geleid tot alleen maar meer ambtenaren bij BZK in plaats van tot meer politie op straat?
Op grond van de motie Zalm is in 2003 éénmalig 110 mln voor de veiligheidsketen beschikbaar gekomen. In het Veiligheidsprogramma heeft de minister van BZK aan de Kamer medegedeeld hoe deze middelen t.b.v politie en justitie worden ingezet. Voor het eigen apparaat van BZK is slechts 2 mln bestemd.
Waarom zijn de KPN-aandelen niet verkocht toen de koers vele malen hoger was dan nu? Waarom worden deze aandelen verkocht op een moment dat de koers verder kan oplopen? Heeft deze acute verkoop te maken met de recente uitspraak in het Bosal-arrest?
Voor het eerste gedeelte van deze vraag wordt verwezen naar de brief van 5 februari 2002, waarin een toelichting wordt gegeven over de keuzes die rond 2001 in het KPN-dossier zijn gemaakt. De recente verkoop van KPN-aandelen berust op het voornemen van de Staat om zich op termijn geheel uit KPN terug te trekken. Net als andere beleggers kan de Nederlandse Staat niet voorspellen of de koers van KPN een bijzondere stijging zal doormaken. Dit kan derhalve geen reden zijn om van verkoop af te zien. Wel kan worden vastgesteld dat de verkoopprijs bij de recente transactie ongeveer 35% boven de prijs ligt van de laatste aandelenaankoop KPN. Er bestaat geen relatie tussen de verkoop van de aandelen KPN en de recente uitspraak in het Bosal arrest.
Wat wil de minister doen met de rest van het gouden overheidsaandeel in KPN? Welke invloed wil de minister uitoefenen via de Raad van Commissarissen? Dit geldt ook voor CORUS, TPG, Pink Roccade en KLM-Shiphol. Hoe denkt de minister in de toekomst om te gaan met haar aandelen in de genoemde bedrijven? Waarom geen overleg met de Kamer over deze zaken?
De Staat beschikt over één bijzonder aandeel in KPN. Dit wordt afgestoten zodra het gewone belang in KPN substantieel is gereduceerd. De Minister van Financiën kan als aandeelhouder geen invloed uitoefenen via de raad van commissarissen, omdat deze wettelijk is gehouden zich te richten naar het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming. Over het deelnemingenbeleid wordt regelmatig met de Kamer gesproken. Op 1 december 2003 zal de vaste commissie van Financiën zich buigen over de nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid (28 165, nr. 1 e.v.). Deze nota voorziet onder meer in een periodieke evaluatie van de deelnemingen.
Hoe kijkt de minister aan tegen de omvangrijke vermogensaanwas bij provincies, gemeenten, onderwijsinstellingen, media, woningbouwcorporaties en overige subsidie-ontvangers die jarenlang reserves konden opbouwen met rijksmiddelen? Moeten deze reserves niet eerst tot een bepaald minimum worden aangewend, alvorens men weer rijksbijdragen ontvangt?
Instellingen hebben de vrijheid om te bepalen hoe de middelen precies worden ingezet; ze zijn, binnen de bestaande kaders, zelf verantwoordelijk voor het financiële beheer. Daarbij hoort ook dat instellingen rekening houden met toekomstige verwachte en onverwachte uitgaven, en daarvoor reserves moeten aanhouden. Uit de jaarlijkse cijfers over liquiditeitspositie blijkt vooralsnog niet dat er sprake is van overmatige reserves over de hele linie. Mocht blijken dat sprake is van overliquiditeit, kan bij de toekenning van middelen, uiteraard met inachtneming van wettelijke bekostigingsregels, hiermee rekening worden gehouden.
Overigens heeft het kabinet wel op onderdelen besloten om de vermogens van bepaalde instellingen terug te dringen. Zo is in het HA besloten tot een grotere bijdrage van woningcorporaties bij de stadsvernieuwing en is bij provincies aangedrongen om zelf een bijdrage te leveren aan infrastructurele werken. Voor de komende periode is een IBO gepland waarin gekeken wordt welke aansturing voor ZBO's gekozen moet worden, de vermogenspositie van ZBO's speelt in dit IBO een belangrijke rol.
Wat gaat de overheid eraan doen om haar eigen tarieven in de hand te houden?
De overheid streeft naar kostendekkende tarieven waarbij doelmatigheid centraal staat.
Het kabinet wil innovatie bevorderen, maar bezuinigt op de middelen voor het Nederlands kankerinstituut en op de stimuleringssubsidie voor zonne-energie. Hoe zit dit?
Het kabinet heeft verschillende redenen om haar subsidiebeleid te herzien. De bestaande subsidies sluiten onvoldoende aan bij de actuele beleidsprioriteiten en verantwoordelijkheden. Het kabinet zet daarbij in op met name de volgende thema's: kennis, innovatie, eigen verantwoordelijkheid. Tevens wordt gekozen dat subsidieontvangende instellingen doelmatiger gaan werken, evenals de rijksoverheid.
Is de minister niet met ons van mening dat wij teveel betalen aan de EU, zeker na de uitbreiding, en wat is hier nog aan te doen?
Het kabinet is inderdaad van mening dat Nederland nog teveel afdraagt aan de EU. Ook de Commissie erkent dat Nederland uitgedrukt als percentage van het BNI de grootste netto betaler aan de Unie is. De uitbreiding verandert niets aan onze relatieve nettopositie, maar absoluut gezien gaat de Nederlandse afdracht licht omhoog ten opzichte van de situatie vóór de uitbreiding. De Nederlandse steun voor de uitbreiding van de EU brengt dit met zich mee, maar tijdens de ER Berlijn van maart 1999 is ervoor gezorgd dat de budgettaire ruimte voor uitgaven voor de nieuwe lidstaten vooral gevonden is door de uitgaven voor de EU-15 te beperken. Dit is vervolgens tijdens de ER Kopenhagen van december 2002 veiliggesteld. Per saldo vallen de extra uitgaven voor de uitbreiding, en daarmee de extra afdrachten voor Nederland, dus mee. Voor de nieuwe financiële perspectieven (2007–2013) streeft de regering naar een gematigde uitgavenontwikkeling voor de uitgebreide Unie.
Welke bevoegdheden hebben minFin en minister De Graaf op regeldrift en bureaucratie (o.a. in de zorg) van departementen te beperken?
De bevoegdheden zijn coördinerend van aard. Politieke wil en overtuigingskracht zal de doorslag moeten geven, niet een formele bevoegdheid waarbij de ene minister de andere tot iets kan dwingen.
De resultaatverantwoordelijkheid voor het terugdringen van de regeldrift, bureaucratie en administratieve lasten ligt primair bij alle ministers op hun eigen terrein. In het voorjaar rapporteert de Minister van Financiën aan de TK hoe de taakstelling van een kwart reductie van administratieve lastenverlichting voor bedrijven wordt toebedeeld aan de verschillende ministers, waaronder het terrein van de zorg. In het kabinet is afgesproken dat het zal gaan om een pakket van concrete maatregelen en realistische taakstellingen.
Op basis van een nulmeting van de departementale AL, een met het bedrijfsleven uitgevoerde inventarisatie van reductiemogelijkheden en een analyse van de internationale herkomst van een deel van de administratieve lasten. De Ministerraad heeft tevens afgesproken dat deze taakstelling wordt gehandhaafd door de Minister van Financiën in het kader van de begrotingscyclus. Aan de hieromtrent vastgelegde spelregels (zie bijlage 10 MN) ontleent hij de benodigde bevoegdheden. Ter ondersteuning is een interdepartementale projectdirectie in het leven geroepen, waaraan ook ministeries als dat van VWS bijdragen. Daarnaast is de Minister voor BVK verantwoordelijk voor het evenzeer reduceren van de administratieve lasten voor de burgers. Op dit moment wordt een Programma Modernisering Overheid ontwikkeld. In die context zal worden vastgelegd of en zo ja welke bevoegdheden de Minister voor BVK krijgt om dit programma te realiseren.
Hoe kan het zijn dat onderwijsinstellingen zoveel geld hebben opgepot? Ligt dat aan regelgeving?
Verwezen wordt naar het antwoord van 18 september jl. van de minister van OCW op vragen van de leden Lambrechts en van der Laan.
Waar is de ambitie gebleven om door middel van benchmarking op onder andere het gebied van de kenniseconomie van andere landen te leren?
Nederland wordt nog vaak door middel benchmarking vergeleken met andere landen. Zo kan er bijvoorbeeld verwezen worden naar de publicatie van het Ministerie van Economische Zaken «Toets op het concurrentievermogen» (in het Engels «Benchmarking The Netherlands») en de publicatie van het CPB «De pijlers onder de kenniseconomie».
Naar aanleiding van de opmerking over de doelstellingen van het huidige pakket filmmaatregelen om meer productievolume van speelfilms te genereren, een toelichting op het gepresenteerde productievolume?
In het film evaluatierapport is aangegeven dat het totale productievolume van CV-films in de periode 1999–2003 ruim € 210 miljoen bedroeg. Dit cijfer is tevens opgenomen in de aanbiedingsbrief bij het rapport aan de Tweede Kamer. Dit getal blijkt echter niet juist. In de aangeleverde informatie is sprake geweest van een typefout waardoor in beide stukken abusievelijk een productievolume van € 212 mln in plaats van € 312 mln als uitgangspunt is genomen.
Waarom doet kabinet niet meer aan arbeid en zorg en aan het aanpakken van werkgevers om arbeidsgehandicapten een baan te geven?
Het kabinet neemt wel degelijk maatregelen op het gebied van arbeid en zorg. De levensloopregeling zal worden ingevoerd en ook heeft het kabinet kortgeleden nog ingestemd met invoering én uitbreiding van het recht op langdurend zorgverlof. Ten aanzien van de reïntegratie van arbeidsgehandicapten heeft het kabinet in het kader van het aanvullende pakket 100 mln voor deze kabinetsperiode (4 x 25 mln) vrijgemaakt (REA).
Wil het kabinet nu écht afscheid wil nemen van Nederland Distributieland ? En wil het kabinet net als wij écht werk gaan maken van de duurzame kenniseconomie? Graag een reactie.
Zowel de distributie-sector als de kennis-intensieve sector dragen in belangrijke mate bij aan de Nederlandse productie en werkgelegenheid. Het kabinet wil dan ook zodanige voorwaarden scheppen dat beide sectoren kunnen blijven bijdragen aan de Nederlandse economie.
Milieudrukcompensatie. Waarom wordt op voorhand op milieubeleid bezuinigd omdat groei lager dreigt uit te vallen?
Het betreft hier voor een deel het terugvorderen van extra middelen die wegens een hoge groei aan de begroting waren toegevoegd. Omdat de economische groei de laatste jaren ver is achtergebleven bij de behoedzame ramingen waarvan in het NMP3 is uitgegaan is er geen reden meer om de milieudrukcompensatie onverkort in stand te houden. Het kabinetsstreven is overigens gericht op een absolute ontkoppeling van economische groei en milieudruk, waarbij de milieudruk ook in absolute termen niet toeneemt. Dit vereist meer fundamentele veranderingen. Voor het langere termijn doel zijn de transities naar een duurzame energiehuishouding, een duurzame mobiliteit, een duurzaam gebruik van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen en een duurzame landbouw in gang gezet.
Netto krijgt de trein er tot aan 2010 13 miljoen bij, terwijl voor wegenaanleg ruim 1,2 miljard beschikbaar is. Waarom doet het kabinet dat?
De heer Vendrik schets een beeld voor de periode tot en met 2010. Voor spoor wordt in deze kabinetsperiode € 841 mln extra aan onderhoud spoor besteed; daartegenover wordt voor € 532 mln geherprioriteerd. Netto komt er in deze kabinetsperiode dus ruim € 300 mln extra voor spoor beschikbaar waarmee het kabinet duidelijk maakt dat de toestand van het spoor ook prioriteit heeft. Voor wegen geldt dat juist in de periode 2008–2010 een belangrijk deel van de extra middelen beschikbaar komen. In deze kabinetsperiode is de intensivering ruim € 400 mln.
De ChristenUnie mist beleid dat specifiek is gericht op arbeidsparticipatie aan de onderkant van het loongebouw.
Dit kabinet hecht zeker ook aan arbeidsdeelname van laagopgeleiden en neemt diverse activerende maatregelen in de sociale zekerheid (WW, WAO, Bijstand) en het arbeidsmarktbeleid gericht op de onderkant van de arbeidsmarkt. Een groot deel van de uitkeringsgerechtigden is immers laagopgeleid en zal in eerste instantie op laagbetaalde arbeid zijn aangewezen. De weg waarlangs het kabinet de arbeidsdeelname stimuleert, loopt vooral via vergroting van het arbeidsaanbod. De enige jaren geleden ingezette verschuiving van vraaggericht naar aanbodgericht beleid wordt duidelijk voortgezet. Op deze wijze kan ook de armoedeval effectiever worden bestreden dan voorheen. Om de werking van de arbeidsmarkt niet teveel te verstoren (bijvoorbeeld door het verschuiven van marginale druk in plaats van het verminderen ervan) worden maatregelen zo generiek mogelijk vorm gegeven.
Daarnaast worden de uitvoerders van het reïntegratiebeleid veel meer verantwoordelijk voor de effectieve inzet van reïntegratiemiddelen. Dit betreft met name gemeenten, via de Wet Werk en Bijstand. Anders dan bij een landelijk, generiek beleid kunnen daardoor de inzichten op het uitvoerende niveau veel beter benut worden. Er wordt in het arbeidsmarktbeleid minder gestuurd op centraal gestelde doelen door centraal vorm gegeven arbeidsmarktinstrumenten, waardoor er optisch wellicht minder aandacht voor specifieke groepen is, maar in de praktijk die er zeker is.
Over de chronisch zieken zegt het kabinet: «Indien er overschrijdingen zouden optreden worden deze betrokken bij het algemene budgettaire beeld». Mag dit worden gelezen als: «dan wordt het budget verruimd»? Graag reactie.
Ja; dit laat onverlet dat dit binnen de totale uitgavenkaders moet worden opgevangen. Als zonder aanvullend beleid een overschrijding dreigt van de (open-einde) regeling chronisch zieken dient dit elders binnen de Rijksbegroting te worden gecompenseerd.
Gemeenten krijgen nieuwe taken toegeschoven (zie de bijstand), maar leveren tegelijk fors in. Hanteert het kabinet decentralisatie als bezuinigingsstrategie?
In de visie van het kabinet dienen budgettaire verantwoordelijkheden daar neergelegd te worden waar de beïnvloedingsmogelijkheden ook het grootste zijn. In het geval van de bijstand is dit duidelijk het geval. Het gaat hier niet om een bezuinigingsstrategie, maar om een verstandige institutionele vormgeving van collectieve arrangementen. Tegelijkertijd vindt echter net als bij de overheid een efficiency-verbetering plaats en een herbezinning op de reikwijdte van de taken.
De ChristenUnie vraagt het kabinet om de Raad voor de Financiële Verhoudingen een nieuw advies te vragen, waarin deze de eigen suggestie uitwerkt om tot een alternatief belastinggebied voor gemeenten met een gelijke omvang als de OZB te komen. Graag een reactie
– De middelen voor gemeenten zijn afdoende om hun wettelijke taken verantwoord te kunnen uitvoeren.
– Uw zorg over de afschaffing van het gebruikersdeel deel ik niet. Gemeenten worden volledig gecompenseerd voor de afschaffing van het OZB-gebruikersdeel. Het is bovendien mijn bedoeling een overgangsregeling op te zetten die ervoor zorgt dat gemeenten er reëel niet op achteruit gaan.
– Een alternatief lokaal belastinggebied is niet aan de orde. Het kabinet zal hierover dus ook geen advies aan de Rfv vragen.
De ChristenUnie stelt voor om in lijn met de commissie-Moltmaker de successiebelasting en het schenkingsrecht voor algemeen nut beogende instellingen geheel af te schaffen. De ChristenUnie komt op dit punt wellicht met een motie. Graag een reactie.
De gedachte die de leden van deze fractie formuleren is, zoals zij ook zelf terecht opmerken, in lijn met de voorstellen van de werkgroep Moltmaker. De huidige behandeling van algemeen nut beogende instellingen in de Successiewet 1956 bestaat uit een heffing naar een tarief van 11%. Op die heffing zijn echter diverse uitzonderingen en versoepelingen van toepassing via een nogal gefragmenteerd stelsel van bijzondere bepalingen dat in de loop van de afgelopen decennia is ontstaan. De werkgroep Moltmaker heeft – kort samengevat – voorgesteld dit systeem te vervangen door een algehele vrijstelling waartegenover dan wel strengere eisen zouden worden gesteld waaraan algemene nut beogende instellingen moeten voldoen. Dit zou in de voorstellen van de werkgroep moeten worden gecombineerd met een verscherping van het toezicht, eventueel gekoppeld aan een systeem van certificering.
Tijdens het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Financiën op 5 juli 20012 over het standpunt van het toenmalige kabinet inzake het rapport van de werkgroep Moltmaker is een notitie over algemeen nut beogende instellingen toegezegd. Deze notitie is vertraagd, mede door opvolgende regeringswisselingen en de maatschappelijke diversiteit die in de afwegingen moeten worden meegenomen. Het voornemen is deze notitie in het voorjaar van 2004 aan te bieden. Dat lijkt een goede basis voor een discussie met uw kamer over deze materie. Voorstellen voor een ander regime voor dergelijke instellingen zullen zeer waarschijnlijk niet budgettair neutraal zijn. Invoering van wijzigingen op dit terrein kan dan ook niet los worden gezien van de voorgenomen algehele herziening van de Successiewet 1956. Het kabinet heeft voor die operatie € 80 miljoen gereserveerd.
Alleen in de afweging van alle overige wenselijke of noodzakelijke wijzigingen – de van verschillende kant geuite wens tot verlaging van de druk van het successierecht in het kader van bedrijfsopvolging is daarvan een voorbeeld – in de sfeer van de successiewet, kan worden bezien hoe de beschikbare middelen in dit verband zullen worden aangewend.
Zes jaar geleden is er een SGP-motie aanvaard, waarin werd gevraagd om een bezinning op de aard en begrenzing van de overheidstaak. Er is een notitie toegezegd, maar deze is nog steeds in voorbereiding. De SGP verneemt graag welke fundamentele beleidsoverwegingen ten grondslag liggen aan de huidige ronde van bezuinigingen. De SGP ontvangt de toegezegde notitie graag snel.
Het Strategisch Akkoord en het Hoofdlijnenakkoord bevat een herbezinning op veel beleidsterreinen. De vraag van de SGP om fundamenteel te bezien wat de begrenzing van de overheidstaken is, maakt daar een belangrijk onderdeel van uit. Daarmee is deze motie uitgevoerd. Ten onrechte is dit niet zo verwerkt in het overzicht van moties in toezeggingen in de bijlage van begroting IXB.
Is het kabinet bereid na te denken over de invoering van een zogenoemd splitsingsstelsel, zodat beter rekening wordt gehouden met gezinnen. Graag zouden we van de minister inzicht willen in de verschillen in de belastingdruk in verschillende situaties met gelijke inkomens.
Het splitsingsstelsel is een stelsel waarin over het gezamenlijk inkomen van een gezin evenveel belasting wordt geheven als partners samen verschuldigd zouden zijn indien ieder afzonderlijk zou worden belast voor de helft van het inkomen. De gevolgen van een dergelijk splitsingsstelsel zijn uitgebreid beschreven in de bouwstenennotitie «Materiaal voor onderhoud en aanpassing van de loon- en inkomstenbelasting op weg naar 2000». Deze notitie, gedateerd juni 1994, is destijds ook naar de Tweede Kamer gezonden. Een van de belangrijke conclusies was dat het splitsingsstelsel de marginale druk op het inkomen van de minst verdienende partner kan verhogen. Een verhoging van de marginale druk op het inkomen van de minst verdienende partner fungeert als rem op de arbeidsparticipatie. In een tijd waarin het noodzakelijk is, mede gelet op de komende vergrijzing en financiering daarvan, juist de arbeidsparticipatie te vergroten zou dit stelsel niet in de goede richting werken. Voorts kan een splitsingsstelsel resulteren in een verlies van belastinginkomsten. Indien dit budgettair neutraal binnen de IB/LB zou moeten worden gefinancierd zijn tariefverhogingen onvermijdelijk. Hogere tarieven hebben weer effecten op de arbeidsparticipatie.
Een splitsingsstelsel brengt daarnaast aanzienlijke uitvoeringseffecten met zich mee. In het bijzonder moet dan gedacht worden aan een toename van het aantal aanslagen.
Op grond van deze en andere gevolgen van het splitsingstelsel is het kabinet geen voorstander van zo'n splitsingsstelsel. Wij zijn van mening dat het pakket aan maatregelen zoals nu wordt voorgesteld, voldoende rekening houdt met huishoudens met kinderen.
In onderstaande tabel is de te betalen belasting (inclusief premies volksverzekeringen) uitgedrukt als percentage van het bruto huishoudinkomen voor verschillende loonniveaus en voor verschillende verdelingen van het loon over de partners3. Tot het huishouden behoren naast beide partners twee minderjarige kinderen.
Verdeling loon over de partners | Alleen- verdie- ner | Tweeverdieners | ||
---|---|---|---|---|
100/0 | 80/20 | 66/33 | 50/50 | |
Huishoudinkomen | ||||
Minimumloon | 2 | 3 | 3 | 5 |
Modaal | 18 | 18 | 16 | 15 |
1 x Modaal | 25 | 23 | 22 | 21 |
2 x Modaal | 30 | 26 | 25 | 25 |
Uit de tabel blijkt dat vanaf een modaal huishoudinkomen de belastingdruk afneemt naarmate het loon gelijkmatiger over beide partners is verdeeld. Dit wordt veroorzaakt door de progressie in het belastingstelsel en door de arbeidskorting en de combinatiekorting, waarop beide partners recht krijgen als beide partners aan het arbeidsproces deelnemen. Voor huishoudens met minimumloon als huishoudinkomen treedt echter een omgekeerd effect op. De extra arbeidskorting die de minstverdienende partner krijgt bij een toename van het brutoloon weegt op dat loonniveau niet op tegen het verlies aan arbeidskorting voor de meestverdienende partner bij een even grote afname van het brutoloon. Dit is een gevolg van de vormgeving van de arbeidskorting.
Het SGP zou graag een integrale notitie krijgen over de woonlasten, zodat de komende jaren kan worden gekomen tot een afgewogen beleidsvoorstel. Concreet gaat het om de OZB, de hypotheekrenteaftrek en de overdrachtskosten. In de notitie moet aandacht worden besteed aan mogelijke manieren om in de toekomst de renteaftrek te beperken. De fractie stelt nu al voor om de aftrek voor nieuwe hypotheken te beperken tot hypotheken van maximaal 300 000 euro. Graag reactie.
Het kabinet heeft in het fiscaal pakket twee maatregelen voorgesteld die invloed hebben op de woonlasten voor eigenaar-bewoners. Dat zijn de bijleenregeling die per 1 januari 2004 ingaat en het wetsvoorstel ter bevordering van de financiering van de eigen woning met eigen middelen (materiële implementatie initiatiefwetsvoorstel-Hillen) dat per 1 januari 2005 ingaat. Op die zelfde datum zal het gebruikersdeel van de onroerende zaakbelasting (OZB) voor woningen worden afgeschaft. Het daartoe strekkende wetsvoorstel zal volgend jaar worden ingediend. Dat zijn alle plannen van het kabinet op het gebied van de woonlasten voor eigenaar-bewoners. De bijleenregeling is geen begin van een discussie over de aftrekbaarheid van de hypotheekrente, maar het beperken van ongewenst gebruik van de aftrekregeling. Het kabinet heeft geen plannen voor verdere maatregelen met betrekking tot de woonlasten voor eigenaar-bewoners, zoals de door de SGP gewenste plafonnering van de aftrekbaarheid van nieuwe hypotheken.
Wat is terechtgekomen van het bedrag van 500 miljoen euro dat het kabinet vorig jaar ter beschikking heeft gesteld om loonmatiging te bevorderen?
In ruil voor loonmatiging heeft het kabinet in het sociaal akkoord van 28 november 2002 500 miljoen euro ter beschikking gesteld. In overleg met de sociale partners is besloten dit bedrag op diverse terreinen in te zetten. Zo werd een subsidieregeling gecreëerd voor het omzetten van ID-banen in reguliere banen, werd het spaarloon minder gesnoeid, werd de AWF-premie voor werkgevers verlaagd, werd de arbeidskorting verhoogd, werd de uitvoering van de WIW-banen verbeterd en werden vooruitlopend op een regeling voor langdurige minima in 2003 voor deze groep middelen beschikbaar gesteld (zie ook kabinetsverklaring die op 28 november 2002 naar de Kamer is gestuurd).
1 De opbrengst van 2 miljard euro wordt verrekend met de nog openstaande taakstelling verkoop staatsdeelnemingen en de voeding aan het FES waar al rekening mee is gehouden in de ramingen.
2 Kamerstukken II 2000/2001, 27 789, nr. 6.
3 Cijfers 2003. Geabstraheerd is van de werknemersverzekeringen, pensioenpremies, ziektekosten, kinderbijslag en dergelijke. Bovendien is geen rekening gehouden met niet standaard effecten zoals spaarloon, eigen woning, vermogen en dergelijke.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20032004-415-422.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.