Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik in de commissie voor de Werkwijze der Kamer het lid Fierens tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Meijer.

De heer Meijer (CDA):

Voorzitter. De fractie van GroenLinks heeft in het weekeinde een spoeddebat aangevraagd met de minister van LNV over de vogelpest. In een extra vergadering die de vaste commissie om 13.30 uur heeft gehouden, is gebleken dat er geen meerderheid is voor zo'n spoeddebat. Wel hebben wij afgesproken om zo snel mogelijk een algemeen overleg met de minister te agenderen. Dat is in principe gepland voor morgenochtend, omdat de minister vandaag in Luxemburg is om met anderen over dit onderwerp te spreken. Wij willen de minister daar graag zijn werk laten doen. Daarom hebben wij gekozen voor een algemeen overleg morgenochtend. Ik vraag u om in de agenda de mogelijkheid te bieden dat er morgen een VAO plaatsvindt waarbij moties kunnen worden ingediend en om mogelijkerwijs ook morgen stemmingen daarover plaats te laten vinden.

De voorzitter:

Ik stel voor om op dit moment kennis te nemen van wat niet meer kan zijn dan een vooraankondiging, omdat het algemeen overleg nog moet plaatsvinden. Wij houden er rekening mee dat morgen een VAO op de Kameragenda komt te staan. Dit kan in de regeling van werkzaamheden formeel worden gemaakt. Anders het komt via deze vooraankondiging op de agenda te staan, als de wens dan nog bestaat.

Wat het moment van stemming betreft, wil ik het AO en het VAO afwachten. Wij houden er rekening mee dat de stemmingen morgen kunnen plaatsvinden. Ik heb zelf de voorkeur om dat donderdag na de lunchpauze te doen, maar daar hoeven wij nu niet over te beslissen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wilders.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag stond in het NRC Handelsblad dat Europese veiligheidsdiensten, waaronder die van Nederland, ervan uitgaan dat zich in Europa honderden islamitische strijders ophouden die klaarstaan om hier in Nederland en in Europa terreuracties te plegen. Volgens inlichtingendiensten zou Al-Qaeda zich in Europa hebben hergegroepeerd en nu weer op sterkte zijn. Bovendien zou gevaar dreigen van vele andere islamitische extremistische organisaties in Europa en onlangs konden wij vernemen dat sommige moslimextremisten juist Nederland zien als een land waar zij ongemoeid hun gang kunnen gaan.

Dit zijn schokkende berichten die door de VVD-fractie zeer serieus worden genomen. Ik wil dan ook graag op korte termijn een brief hierover ontvangen van de regering. Ik wil dat de regering in deze brief ingaat op de aard en omvang van de dreiging van moslimextremistische groeperingen en personen, zowel in Europa als in Nederland. Ik wil van de ministers van Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken weten, welke organisaties op dit moment in Europa en in Nederland actief zijn, wat de precieze aard van de dreiging is en welke maatregelen hiertegen zijn en worden genomen in nationaal en Europees verband. Tegelijkertijd wil ik graag antwoord ontvangen op de vragen die ik tezamen met mijn collega Hirsi Ali op 25 maart heb gesteld over de jihad.

Ik sluit niet uit dat wij deze brief – natuurlijk afhankelijk van het antwoord – nog deze week plenair in een spoeddebat willen bespreken. Daarom vraag ik u aan de regering door te geleiden dat wij het antwoord het liefst morgen voor de regeling van werkzaamheden, laten wij zeggen voor 12.00 uur, ontvangen.

De heer Eurlings (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie kan zich in principe bij dit verzoek aansluiten. Het antwoord dient echter ook volledig te zijn, anders heeft een debat hier geen zin. Wij willen de brief van de regering dus graag ontvangen zo snel als zorgvuldigheidshalve mogelijk.

De heer Eerdmans (LPF):

Voorzitter. Ik steun het verzoek van de heer Wilders. Misschien kan het antwoord van de regering ook betrokken worden bij een AO dat wij hebben gepland voor 16 april over de moslimorganisatie Takfir Wal Hijra.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ondersteun het verzoek, zij het met een kanttekening bij de opmerking van de heer Eurlings dat de informatie volledig moet zijn. VoorzitterIk zou dat het liefste ook willen, maar de kans is groot dat het om echt cruciale informatie gaat waarvoor de IVD-commissie het geschiktere kanaal is. Wij lopen enig risico – dat hoeft aan het verzoek niet af te doen – dat het niet mogelijk zal zijn alle informatie in dat debat te bespreken. Dat kan een vertekend beeld geven. Die opmerking wilde ik gemaakt hebben.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter. Ik denk dat veel informatie die wij zouden kunnen krijgen openbare informatie is die het verdient om hier besproken te worden. In reactie op de opmerking van de heer Eerdmans wil ik zeggen dat wat ik nu vraag veel breder is dan het onderwerp van het algemeen overleg waar hij het over had. Afhankelijk van het antwoord van de regering verdient dit mijns inziens een aparte plenaire behandeling.

De voorzitter:

Laten wij ten aanzien van het laatste punt eerst op het antwoord wachten. Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Buitenlandse Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant, die twee verzoeken heeft.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Mijn eerste verzoek houdt verband met het feit dat ik vandaag geen mondelinge vragen kon stellen. Kan de voorzitter tegen het kabinet zeggen dat de Kamer verwacht dat zij dinsdagmiddag tussen twee en drie uur mondelinge vragen kan stellen aan bewindspersonen als daar aanleiding toe is en dat de Kamer ervan uitgaat dat bewindslieden op dat tijdstip aanwezig kunnen zijn? Ik maak deze opmerking omdat het de afgelopen tijd een aantal keer niet mogelijk is gebleken om mondelinge vragen te stellen omdat de bewindspersoon in kwestie andere afspraken had. Ik vind dat niet juist. Daarom vraag ik u om mijn verzoek door te geleiden naar het kabinet.

De voorzitter:

Daar ben ik uiteraard toe bereid, maar ik wil er een kanttekening bij plaatsen. Ik heb geen klagen over de aanwezigheid van bewindslieden. Er zijn drie criteria waaraan een minister of een staatssecretaris moet voldoen als hij of zij niet aanwezig kan zijn. Het eerste criterium is ziekte. Het tweede is een buitenlandse dienstreis. Die worden altijd van tevoren aangekondigd. En het derde criterium is aanwezigheid bij een gesprek of een andere officiële bijeenkomst met het staatshoofd. Dit keer was in alle gevallen aan één van deze drie criteria voldaan, waarbij ik de heugelijke mededeling kan doen dat er geen sprake was van ziekte. Nogmaals, ik wil het stenogram doorsturen naar het kabinet. Maar mevrouw Kant heeft uiteraard de mogelijkheid om te reageren op wat ik heb gezegd.

Mevrouw Kant (SP):

Ik wilde vermijden om het derde criterium ter discussie te stellen, maar daar gaat het in dit geval wel om. Minister De Geus was verhinderd omdat hij een bijeenkomst moest bijwonen waarbij ook Hare Majesteit de Koningin aanwezig zou zijn. Waarom moeten dergelijke bijzondere gelegenheden op dinsdagmiddag tussen twee en drie uur plaatsvinden? Ik vind het geen reden om afwezig te zijn op het vragenuur. Deze bijzondere gelegenheid had immers ook op een ander tijdstip kunnen plaatsvinden. De Kamer kan ministers ter verantwoording roepen op het vragenuur. Ik vind dat het derde criterium niet van toepassing is als de bijeenkomst ook op een ander moment had kunnen plaatsvinden.

De voorzitter:

Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de agenda van de Kamer bij de planning van dergelijke bijeenkomsten. In dit geval betrof het een bijeenkomst van de Gezondheidsraad vanwege zijn honderdjarig bestaan. Het lijkt mij niet zo gek om dat op de dag zelf te vieren.

Ik stel voor, om dit deel van het stenogram door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Mevrouw Kant heeft een tweede verzoek.

Mevrouw Kant (SP):

Ik permitteer mij nog één opmerking. Volgens mij bestaat de Gezondheidsraad vanmiddag om vier uur ook nog honderd jaar.

De voorzitter:

Deze opmerking staat ook in het stenogram. Eenieder kan het dus lezen en zijn of haar oordeel erover vellen. Ik spreek dat oordeel niet uit. Mevrouw Kant kan nu haar tweede verzoek doen.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Mijn tweede verzoek betreft het onderwerp waarover ik de mondelinge vragen had willen stellen. Gisteren las ik in een landelijk dagblad dat minister De Geus en minister Hoogervorst in gesprek zijn over de tegenvallers op de zorgbegroting en dat zij het onvermijdelijk vinden – zij zeiden letterlijk "onoverkomelijk" – dat er wordt overgegaan tot het invoeren van eigen bijdragen. Ik wil graag dat beide ministers de Kamer informeren over de opvattingen die zij in de media hebben geuit en dat zij aangeven waarom zij de invoering van eigen bijdragen onoverkomelijk vinden.

Daarnaast las ik vanmorgen in een ander landelijk dagblad dat minister Hoogervorst eraan heeft toegevoegd dat ook verkleining van het ziekenfondspakket onvermijdelijk is. Ik vind dat een ongewenste ontwikkeling. Daarom wil ik ook een toelichting op deze uitlating van de minister van Financiën.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van VWS en de minister van Financiën. Die laatste was overigens in staat en bereid om deze vragen vanmiddag te beantwoorden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. De Kamer heeft in januari van dit jaar uitgesproken dat er een moratorium van tien jaar moet komen op proefboringen naar gas in de Biesbosch. Het kabinet wilde het oordeel over die motie overlaten aan een volgend kabinet.

Afgelopen week bleek echter dat minister Veerman hierover actief aan het lobbyen is bij de provincies en de gemeentes, alsook bij het overlegorgaan van het Nationaal Park de Biesbosch. Daarbij zoekt hij naar een draagvlak en een win-winsituatie. Tevens zou hij de indruk hebben gewekt dat het overlegor gaan van het Nationaal Park de Biesbosch een beslissende stem zou hebben over het al dan niet uitvoeren van de motie. Ik plaats daar evenwel vraagtekens bij. Immers, moties van de Kamer moeten uitgevoerd worden. Ik snap dus niet dat een minister het oordeel over een motie overlaat aan een overlegorgaan.

Ik wil dus ter zake graag een brief van de minister van LNV ontvangen, alsmede van de bewindslieden van VROM en EZ vanwege hun betrokkenheid bij dit dossier. Ik wil graag dat in die brief de door mij geschetste gang van zaken wordt uitgelegd. Tevens wil ik dat daarin wordt ingegaan op de vraag of het kabinet nu toch een oordeel over de motie heeft. Mijn conclusie uit de geschetste handelwijze is dat dit kabinet het oordeel over de motie duidelijk niet aan een volgend kabinet overlaat.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de staatssecretaris van VROM en de minister van Economische Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Zalm.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Uit berichten van de media blijkt dat er wat problemen zijn bij de kabinetsformatie en dat wij niet moeten uitsluiten dat het vandaag nog ploft. Daarop anticiperend vraag ik u of u er in dat geval voor kunt zorgen dat het materiaal dat naar het CPB is gestuurd en dat is teruggekomen, alsmede hetgeen daarna door de informateurs op tafel is gelegd, ons ter beschikking wordt gesteld. Wij kunnen ons dan namelijk een oordeel vormen over het verloop van de informatie. Ik neem aan dat wij dan ook een debat kunnen houden over de informatie, die dan dus beëindigd is en niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.

Voorts wil ik de volgende vraag aan de regering voorleggen. Als de zojuist door mij geschetste situatie zich voordoet, wil de regering zich er dan op beraden op welke wijze het land weer echt bestuurd kan worden? Mijn vraag aan de Kamer is of wij opnieuw kunnen discussiëren over de zogeheten controversiële onderwerpen. Immers, de kabinetsformatie duurt al heel lang. Belangrijke wetswijzigingen blijven liggen, omdat die vanwege politieke oordelen controversieel zijn verklaard. Ik noem als voorbeeld de wijziging van de Algemene bijstandswet. Die is niet alleen intrinsiek belangrijk, maar heeft ook een groot budgettair belang. Als de Tweede Kamer die wetswijziging niet op tijd behandelt en als die wetswijziging derhalve niet op tijd in het Staatsblad komt, dreigen er nieuwe gaten in de begroting te ontstaan.

Mijn verzoek is tweeërlei. Allereerst wil ik graag informatie van de informateurs dan wel de desbetreffende fractievoorzitters over de kabinetsformatie, als die mislukt. Aangezien informateurs zich wel eens willen verschuilen, vraag ik dit ook aan beide fractievoorzitters van de onderhandelende partijen. Verder vraag ik de regering om ons in een brief uiteen te zetten op welke wijze zij tijdens de langdurige kabinetsformatie het land toch weer geregeerd wil zien.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ben er voorstander van om een debat te houden over een afgeronde informatiefase, uiteraard nadat de informateurs de weg naar de Koningin hebben afgelegd. Ik neem aan dat dit ook de strekking van het verzoek van de heer Zalm is.

De heer Zalm (VVD):

Ja.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Daarom aarzel ik een beetje bij het tweede verzoek: een brief van de regering over de vraag hoe het verder moet. Mij dunkt, dat wij ook in dat opzicht de koninklijke weg moeten bewandelen. Wij moeten dus de normale route van de formatie afwachten. Ik doel op de stap nadat een informatieopdracht eventueel is teruggegeven.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik verleen steun aan het eerste verzoek van de heer Zalm. Het lijkt mij terecht om te anticiperen op de blijvende problemen in de kabinetsformatie. Ik wil hierbij echter aangetekend hebben dat mijn fractie grote bezwaren heeft tegen het tweede verzoek van de heer Zalm. Wij denken namelijk dat problematische formatieonderhandelingen nooit als excuus kunnen worden gebruikt om zonder democratisch mandaat verder te regeren.

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer de voorzitter. Het is niet gebruikelijk om nu steun uit te spreken omdat wij dat dan allen aan de interruptiemicrofoon zouden doen, maar ik ben het eens met het eerste deel van het verzoek. Ik vind dat wij inderdaad die informatie moeten hebben en dat wij zo snel mogelijk in deze Kamer een debat moeten voeren over het gebeurde en over het tijdsverloop.

Met het verzoek over de controversiële onderwerpen heb ik veel meer moeite. Wij zouden dat in een debat kunnen bespreken, maar ik kan mij nog heel goed herinneren dat het onder anderen de heer Zalm is geweest die de stekker uit het vorige kabinet heeft getrokken.

De voorzitter:

Dit is de regeling van werkzaamheden, mijnheer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Het is toch vreemd als wij op basis van hetgeen is gebeurd over de controversiële onderwerpen een hele discussie gaan voeren.

De heer Marijnissen (SP):

Ik ben bang dat wij een herhaling krijgen van de vorige week, toen in de regeling van werkzaamheden een soortgelijk verzoek is ingediend door de heer Herben. De heer Zalm heeft de PvdA en het CDA al eerder opgeroepen om met die stukken voor de draad te komen. Het ziet ernaar uit dat de CDA-fractie weer blijft zitten en dat ook de PvdA-fractie weer blijft zitten.

Voorzitter. Ik wil mij nu rechtstreeks tot deze fracties richten en de fractievoorzitters of hun vervangers vragen of zij bereid zijn om hier naar voren te komen en antwoord te geven op de vraag van de heer Zalm, die ik graag steun. Willen zij de stukken die zij naar het CPB hebben gestuurd en vooral het stuk dat zij hebben terugontvangen van het CPB, ter beschikking stellen aan de volksvertegenwoordiging?

De heer Zalm (VVD):

Tegen de heer Rouvoet zeg ik dat ik uiteraard pas als is vastgesteld dat de zaak is vastgelopen, een brief van de regering verwacht over de situatie.

De heer Marijnissen sprak over een verzoek van de heer Herben. Dat was een verzoek lopende de informatiebesprekingen.

De voorzitter:

En aan de minister-president.

De heer Zalm (VVD):

Wij hebben antwoord gekregen van de minister-president. Ik dacht dat de vragen waren gesteld aan de fractievoorzitters of de onderhandelaars. Zij hebben daarin niet bewilligd. Ik heb daarvoor wel enig begrip, omdat je tijdens een onderhandelingsproces dat nog niet is afgerond, niet allerlei informatie naar buiten kunt brengen. Als het is afgerond, zal alle informatie aan de Kamer ter beschikking worden gesteld mét het verslag van de informateurs.

De Kamer is ook volstrekt gelegitimeerd. Als de regering voorstellen doet, komen deze in een nieuw gekozen Kamer en is het aan de Kamer om de voorstellen te beoordelen. Het probleem van de democratische legitimatie zie ik dus absoluut niet.

Wat in elk geval nooit mag gebeuren, is dat grote problemen in het land ontstaan en dat de financiële problemen zich opstapelen louter en alleen omdat de kabinetsformatie maar niet tot een einde wil komen. Dan zal ook de Kamer haar verantwoordelijkheid moeten nemen en zal ook het demissionaire kabinet zijn verantwoordelijkheid moeten nemen om alles te doen wat in het landsbelang is. Daar gaat het om en daarvoor zijn wij gekozen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik stel vast dat de CDA-fractie, alhoewel hier ruim vertegenwoordigd, weigert uit de zetels overeind te komen om een collega antwoord te geven. Ik zie dat mevrouw Van Nieuwenhoven van de PvdA-fractie nu achter mij staat! Ik herhaal mijn verzoek aan beide fracties. De ongeschreven of misschien wel geschreven regel is dat de nieuwe minister-president verantwoording aflegt over het gehele formatieproces. Dan pas worden de stukken openbaar. Ik vind het werkelijk ongehoord dat zo lang is onderhandeld over een nieuw kabinet, dat uiteindelijk een CPB-rapport nodig is om aan de twee onderhandelende partij duidelijk te maken dat zij het niet met elkaar kunnen vinden en dat dit stuk geheim blijft. Dat zou ongehoord zijn. Ik heb helemaal geen zin om de route langs de informateurs, de minister-president of de minister van Economische Zaken af te leggen. Ik kan ze allemaal noemen, maar van allen krijg ik een eenregelig briefje terug: ik ga er niet over, ik geef het u niet. Ik vraag aan de PvdA- en de CDA-fractie om deze stukken als de wiedeweerga vanmiddag na vier uur, als gebleken is dat de onderhandelingen zijn stuk gelopen, openbaar te maken zodat deze Kamer hierover kan spreken en het volk kan oordelen.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter. Als ik goed heb geluisterd, gaat de heer Zalm met zijn vraag van de vooronderstelling uit dat er op dit moment geen informatie is. Mijn kennis van zaken leert iets anders. Ik meen dat de heer Rouvoet dit al heel duidelijk heeft gesteld. Daarom had ik niet de behoefte om naar de interruptiemicrofoon te gaan. Ik verwacht dat er sowieso een proces volgt, of de informatie nu wel of niet slaagt. Echter, deze vooronderstelling met de opmerking "ik wil dat en dat" lijkt mij vreemd.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik heb volstrekt dezelfde waarneming. Ik heb begrepen dat het verzoek van de heer Zalm van kracht wordt op het moment waarop de informatie is afgerond dan wel wordt afgebroken. Thans zijn de onderhandelaars nog met de informatie bezig. Ik wil u wel de laatste informatie geven: het is de bedoeling dat de onderhandelaars vanavond weer aanschuiven bij beide informateurs.

De voorzitter:

Om het verloop van de regeling van werkzaamheden te bespoedigen, merk ik het volgende op. Ik heb begrepen dat de verzoeken van de heer Zalm gericht waren op de situatie: indien enzovoorts. Als dat niet zo is, hoor ik dat wel van hem.

De heer Zalm (VVD):

Regeren is vooruitzien, zeggen ze wel eens. Ik anticipeer op een ontwikkeling die zich vanmiddag mogelijkerwijs kan voordoen. De opmerkingen die ik in de wandelgangen hoor, voeden mijn veronderstelling dat de kans dat de informatie mislukt, tamelijk groot is. Het is goed dat zowel beide onderhandelaars als beide informateurs weten dat de Kamer dan in ieder geval verwacht dat alle beschikbare informatie ter tafel komt, opdat wij een oordeel kunnen vellen over het proces. De beschikbare informatie kan in dat geval nuttig voor ons zijn.

De voorzitter:

Het verzoek van de heer Zalm is duidelijk.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb de heer Marijnissen zo begrepen dat de twee partijen die onderhandelen over de nieuwe coalitie een zelfstandige verantwoordelijkheid hebben voor het maximaal informeren van de Kamer. Als de heer Marijnissen dit niet bedoelde te zeggen, doe ik het verzoek om informatie zelf. De twee partijen die onderhandelen worden dus aangesproken op de noodzaak van het verschaffen van informatie. Ook deze twee partijen kunnen bijvoorbeeld in het kader van de veel beleden nieuwe openheid, de nieuwe politiek de Kamer informeren over de CPB-gegevens. Zij zouden die hebben teruggegeven. Ik krijg nu graag een reactie van het CDA en de Partij van de Arbeid. Van hen wil ik graag horen of zij bereid zijn deze gegevens naar de Kamer te sturen. Zo neen, waarom niet?

In reactie op de opmerking van de heer Zalm wil ik nog zeggen dat het voor mij echt een raadsel is waarom de fractie van de VVD een demissionair kabinet weer in het zadel wil helpen, wetende dat dat vooral de grootste regeringspartij bedient om de formatie nog meer te vertragen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Na de toelichting en de beantwoording van de heer Zalm betuig ik nogmaals steun voor het eerste deel van zijn verzoek. Na het eventueel beëindigen van de informatiefase zie ik graag dat een debat wordt geagendeerd over deze fase, waarbij alle relevante informatie wordt verschaft. Ik heb ook zijn laatste opmerking gehoord. Die ging over hetgeen een demissionair kabinet behoort te doen: alles wat in 's lands belang is. Mijn fractie steunt evenwel niet dat deel van zijn verzoek, namelijk de regering vragen in een brief uiteen te zetten hoe het nu verder moet met de regeerbaarheid van het land. Dit lijkt mij een merkwaardig verzoek. Daarvoor dus geen steun.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij datgene wat collega Rouvoet zojuist zei. Voor de heer Zalm heb ik nog een vraag.

Hij maakt zich zorgen en vraagt zich af welke situatie ontstaat als de informatie zou knappen. Het is duidelijk dat de toestand dan zorgelijk is. Hij beseft echter toch ook wel dat dan de VVD een zware verantwoordelijkheid krijgt. Zij kan die nemen. Zij kan zelfs voor vaart in het proces zorgen. De geschiedenis van 1977 zou zich namelijk kunnen herhalen. Wie weet hoe snel de heer Zalm zijn agenda moet trekken voor het maken van een afspraak met de heer Balkenende in de Bistroquet.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Eten in de Bistroquet is beter dat theedrinken in een tuin. Ik wil reageren op de vraag waarom de regering toch nog het een en ander zou moeten doen. Als er echt vertraging ontstaat, moet de regering opnieuw nadenken over de vraag op welke manier zij invulling geeft aan al datgene wat in 's lands belang is. Ook de Tweede Kamer zal moeten nadenken over de te behandelen onderwerpen. Zij heeft een aantal wetsontwerpen terzijde gelegd, in de veronderstelling dat er een ander kabinet zou komen en dat het met een nieuw kabinet prettiger discussiëren is. Zij zou zich echter bij meer vertraging moeten afvragen welke wetsontwerpen zodanig urgent zijn dat, hoewel zij controversieel zijn, toch behandeld moeten worden. Stel dat je wetsontwerpen die per 1 januari 2004 moeten ingaan, wetsontwerpen met belangrijke financiële gevolgen, niet behandelt. Dan neemt de Kamer daarmee een heel grote verantwoordelijkheid op zich. Ik ben het dan ook niet eens met de heer Rouvoet. Ik vind dat de regering straks moet aangeven welke wetsontwerpen in haar ogen zodanig in 's lands belang zijn dat zij, in afwijking van het aanvankelijke voornemen, toch aan de Kamer moeten worden voorgelegd. De regering zal straks besluiten moeten nemen, bijvoorbeeld over de voorjaarsnota. Dat zal naar mijn oordeel moeten gebeuren. Het kan niet worden opgeschoven tot ergens in juni. Zeker nu het land in problemen is, vind ik dat wij op tijd die dingen moeten doen die nodig zijn om het land weer enigszins op de rails te krijgen. Nu dreigt dat allemaal te blijven liggen. Dat kunnen wij ons op dit moment in de huidige omstandigheden absoluut niet permitteren.

De heer Marijnissen (SP):

Het is niet mijn gewoonte om dingen te laten lopen. Als ik een vraag stel, krijg ik er graag een antwoord op. Ik heb een vraag gesteld. Ik geef toe dat die enigszins hypothetisch is, maar ook ik hoor in de wandelgangen dat vanmiddag of vanavond gewoon de stekker eruit is. Dan vind ik het niet raar dat een oppositiefractie in de Kamer of een gewone volksvertegenwoordiger aan het CDA en de PvdA vraagt: indien u vanavond of morgenvroeg moet concluderen dat deze coalitiebesprekingen zijn stukgelopen, bent u dan bereid om onmiddellijk de stukken van het CPB en het verzoek dat daartoe heeft geleid, ter beschikking te stellen aan de Kamer en de individuele Kamerleden? Dat is een normale vraag en ik wil graag een normaal antwoord op die vraag.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dit is inderdaad een normale vraag. Wij hebben vanmorgen in de fractie hardop nagedacht en gediscussieerd over de vraag hoe wij verder gaan met de informatie en hoe wij eruit kunnen komen, zodanig dat dit informatieproces kan leiden tot een succesvol regeerakkoord en kan uitmonden in een succesvol kabinet. Wij hebben vanmorgen niet gesproken over wat dan, als. Ik kan en zal dan ook geen antwoord geven op uw vraag, omdat wij ons richten op het succesvol maken van deze informatieperiode.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ik begrijp waarom ze er niet uit komen, daar in de Eerste Kamer!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben nog benieuwd naar het antwoord van de PvdA-fractie in de hoop dat die van meer openheid zal getuigen dan de CDA-fractie. Het is nog steeds geen antwoord op de vraag waarom feitelijke informatie van het CPB die wezenlijk is voor de economie en voor het verloop van de onderhandelingen, hoe die ook zullen lopen, met de Kamer kan worden gedeeld.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter. Ik denk dat hetgeen mevrouw Halsema zegt juist is, namelijk dat alle plannen en doorrekeningen zijn gemaakt voor de informatie die op dit moment loopt. Ik had niet de behoefte om te roepen dat ik het met iemand eens was, maar ik ben het wel zeer eens met mevrouw Verburg dat die informatie nog niet afgelopen is. Iedereen die hier nu staat en het woord voert, weet dat er altijd een debat in de Kamer zal volgen, of de informatie nu slaagt of niet. Op dat moment is het aan de orde, dus op dit moment nog niet. Ik zeg niet dat ik geen antwoord wil geven op de vraag. Ik zeg alleen dat ik niet bij machte ben om in te breken in een proces dat nog loopt en alles met iedereen te bespreken, want dan hadden wij de informatie beter op een andere manier kunnen inrichten. Wij hebben verkiezingen gehad en beide partijen hebben gedacht het op deze manier te doen. Wij zullen proberen dat op een volwaardige manier te doen.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Ik heb er begrip voor dat mevrouw Van Nieuwenhoven zegt: wij wachten eerst even af tot het echt mislukt is.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ik maak hier ernstig bezwaar tegen. Ik wil graag in de Handelingen zien dat ik niet heb gezegd wat ik volgens de heer Zalm heb gezegd.

De heer Zalm (VVD):

Dan heb ik er begrip voor dat mevrouw Van Nieuwenhoven zegt: laten wij eerst de afronding van de informatie afwachten. Maar dan zou het toch ook voor de fracties van het CDA en de PvdA prettig zijn om inzage te kunnen hebben in de bezuinigingen die hun leiders hebben afgesproken en hebben opgestuurd naar het CPB. Het leek mij ook voor uw fracties een genoegen om die te kunnen inzien.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ik ben nooit bij de fractievergaderingen van het CDA uitgenodigd en naar ik aanneem de heer Zalm ook niet. Maar ik kan hem wel vertellen dat dit in de PvdA-fractie geen probleem is, ook niet als hij probeert dat ervan te maken.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar de twee informateurs met het oog op het eerste verzoek van de heer Zalm. Ik vraag de informateurs wat mij betreft ten overvloede om daarop te reageren, wanneer op welke wijze dan ook een einde is gekomen aan deze fase van de informatie. Zij hoeven, zoals de heer Marijnissen dat noemt, geen eenregelige briefjes tussendoor meer te schrijven. Het verzoek ligt er dan; dat is efficiënt.

Met het oog op het tweede verzoek van de heer Zalm, waarop enkele leden hebben gereageerd, stel ik voor ook het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar de minister-president.

Ik stel voor om ons over een eventueel nader debat over de informatie nader te beraden wanneer de informatie in een bepaalde fase is gekomen. Ik herhaal: ongeacht welke fase.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Afgelopen vrijdag heeft het kabinet besloten om het verdrag met Duitsland over het vliegveld Niederrhein voorlopig in werking te laten treden. De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat zal aan dit onderwerp ook een algemeen overleg wijden. Ik vraag de minister om een brief waarin wordt uitgelegd wat de Kamer formeel nog kan doen om dit verdrag te wijzigen. De mogelijkheden die er nog voor het algemeen overleg en een daarop hopelijk volgend VAO zijn, zijn op dit moment erg onduidelijk. Wij willen graag horen met welke techniek wij in dat verdrag eventueel nog kunnen inbreken. Ik wil die brief graag ontvangen vóór het algemeen overleg dat volgende week plaatsvindt. Ik zeg dit nu, omdat pas een week na dat overleg een procedurevergadering van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat is gepland.

De voorzitter:

En ik zeg dan wat u kunt verwachten: het is altijd mogelijk om een procedurevergadering met het oog op spoedeisende vragen te vervroegen, zodat een onderwerp in de desbetreffende commissie besproken kan worden. Ik verzoek daarom de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat om haar procedurevergadering te vervroegen.

Naar boven