94ste vergadering

Woensdag 4 september 2002

13.00 uur

Voorzitter: Weisglas

Tegenwoordig zijn 121 leden, te weten:

Aasted-Madsen-van Stiphout, Adelmund, Albayrak, Alblas, Arib, Van As, Atsma, Azough, Bakker, Van Beek, Blaauw, Blok, Van Bochove, Van Bommel, Bonke, Van den Brand, Van den Brink, Bruls, Buijs, Bussemaker, Van de Camp, Cornielje, Çörüz, Van den Doel, Duyvendak, Eberhard, Eerdmans, Eurlings, Ferrier, Van Fessem, Van Geen, Van Gent, Gerkens, Giskes, Th.C. de Graaf, T. de Graaf, De Grave, De Haan, Van Haersma Buma, Halsema, Van der Ham, Hamer, Haverkamp, Van Heemst, Hessels, Van Hoof, Hoogendijk, Ten Hoopen, Huizinga-Heringa, Jager, Janssen van Raay, Jense, Joldersma, De Jong, Jorritsma-Lebbink, Jukema, Kalsbeek, Kant, Karimi, Koenders, Koopmans, Kortenhorst, Luchtenveld, Marijnissen, Mastwijk, Meijer, Melkert, Mosterd, De Nerée tot Babberich, Netelenbos, Noorman-den Uyl, Van Oerle-van der Horst, Oplaat, Ormel, Palm, De Pater-van der Meer, Rehwinkel, Rietkerk, Rijpstra, Rosenmöller, Rouvoet, Van Ruiten, De Ruiter, Schonewille, Schreijer-Pierik, Smilde, Smulders, Spies, Van der Staaij, Sterk, Stuger, Teeven, Terpstra, Tichelaar, Tonkens, Varela, Te Veldhuis, Van Velzen, Vendrik, Verbeet, Verbugt, Verburg, Vergeer-Mudde, Verhagen, Vietsch, Van der Vlies, Vos, B.M. de Vries, Jan de Vries, K.G. de Vries, Van Vroonhoven-de Kok, Weisglas, Wiersma, Wijnschenk, Wilders, Van Winsen, De Wit, Wolfsen, Zalm, Zeroual en Zvonar,

en de heer Donner, minister van Justitie.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden Van Dijke, Van Blerck-Woerdman, Eski, Van Loon-Koomen en Janssen van Raay, wegens bezigheden elders.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Het woord is aan de heer Te Veldhuis tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven.

De heer Te Veldhuis:

voorzitter der commissie

Voorzitter. De commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heer M. van den Doel te Ermelo.

De commissie is eenparig tot de conclusie gekomen dat hij terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De commissie stelt u daarom voor om hem toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient hij wel eerst de eden af te leggen, zoals die zijn voorgeschreven bij de wet van 27 februari 1992, Staatsblad 120.

De commissie verzoekt u tot slot om de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Ik dank de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

De heer Van den Doel is in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven eden af te leggen.

Ik verzoek de griffier hem binnen te leiden.

Nadat de heer Van den Doel door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven eden af.

De voorzitter:

Ik feliciteer u van harte en verzoek u, de presentielijst te tekenen. Ik zal de vergadering schorsen na de volgende beëdiging.

Naar boven