Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 november 2001 over het huurbeleid.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben tijdens het debat met de staatssecretaris over het meerjarig huurbeleid met name gesproken over de verouderingsaftrek en over de vraag of die op termijn in drie stappen afgeschaft kan worden. Wij vinden niet dat de verouderingsaftrek gehandhaafd hoeft te worden, want niet de ouderdom van de woning moet maatgevend zijn, maar de kwaliteit van de woning. Daarom is het van belang dat de woning kwalitatief op orde en goed onderhouden is. De afschaffing van de verouderingsaftrek kan echter wel negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteit van de woning. Verder kan die in de huurprijs worden verrekend, waardoor de huurprijs hoger wordt, terwijl de kwaliteit van de woning niet goed is en het onderhoud niet op peil is. Om dat te repareren, wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de verouderingsaftrekregeling de komende drie jaar uit het huidige woningwaarderingsstelsel stapsgewijs wordt afgeschaft;

voorts overwegende dat de maximaal redelijke huurprijs van met name niet verbeterde vroegnaoorlogse woningen en vooroorlogse woningen daardoor aanzienlijk hoger kan komen te liggen;

overwegende dat een niet beoogd neveneffect voor het afschaffen van de verouderingsaftrek is dat de bedragen tot welke de huurprijs in het kader van de gebrekenregeling (artikel 18 Huurprijzenwet woonruimte juncto artikel 6 van het Besluit huurprijzen woonruimte) kan worden verlaagd, navenant uitkomen op een hogere huurprijs, waardoor de stimulans voor verhuurders om noodzakelijk onderhoud te plegen vermindert;

van mening dat de gebrekenregeling een belangrijk instrument is om verhuurders te stimuleren tot goed onderhoud en daarom het niet beoogde neveneffect van het afschaffen van de verouderingsaftrek teniet moet worden gedaan door de gebrekenregeling te repareren;

verzoekt de regering, te komen tot een voorstel tot wijziging van artikel 6 van het Besluit huurprijzen woonruimte, opdat de percentages van de maximaal redelijke huur tot welke een huur kan worden verlaagd, omgekeerd evenredig corresponderen met de maximale stijging van de maximaal redelijke huurprijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van 't Riet en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2(27926).

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter. Wij hebben in het algemeen overleg met de staatssecretaris van gedachten kunnen wisselen over het akkoord van de Woonbond, Aedes en Vastgoed. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij dat als uitgangspunt neemt voor zijn toekomstig huurbeleid. Het grote voordeel daarvan is dat wij nu ook een doorkijkje hebben over meerdere jaren. Een groot voordeel is ook dat er voor het komende jaar een gematigd huurbeleid wordt aangekondigd. In de jaren die ik kan overzien als het gaat om de maximale huurstijging van 2,9%, hebben wij dat nog niet bereikt.

De discussie heeft zich toegespitst op het afschaffen van de verouderingsaftrek. Dat is de reden waarom wij aan de staatssecretaris hebben gevraagd om de effecten daarvan op papier te zetten. Als ik die effecten lees, constateer ik dat die, als er sprake is van een aantal aannames, beheersbaar kunnen zijn. Dat is de reden waarom de CDA-fractie akkoord kan gaan met de afschaffing van de verouderingsaftrek, mits flankerend beleid mogelijke negatieve effecten zou kunnen afvlakken. In die zin denk ik dat de motie die zojuist is ingediend daartoe een bijdrage kan leveren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik begrijp dat de heer Biesheuvel een aantal aannames en garanties wil. De gebrekenregeling is voor zeer ernstige gebreken. Ik mag toch aannemen dat de CDA-fractie er ook voor is dat woningen die slecht zijn onderhouden, nu goed worden onderhouden. Daar is de verouderingsaftrek voor. Die moet dus niet gratis worden weggegeven, terwijl die woningen niet onderhouden worden.

De heer Biesheuvel (CDA):

Dat is helder. Ik vind ook dat slecht gedrag van een verhuurder niet beloond mag worden. Wij moeten nagaan of het bestaande instrumentarium op dat terrein voldoende is. Wellicht kan de staatssecretaris in dit verband ook ingaan op het aanschrijvingsbeleid. Uiteraard zal hij een oordeel geven over de vraag of de verbetering van de gebrekenregeling, zoals voorgesteld in de motie die mede namens mevrouw Van Gent is ingediend. Ik heb niet gezegd dat ik uitga van garanties, maar van een aantal aannames. Dat doet ook de staatssecretaris, evenals de mensen die zo sterk pleiten tegen het afschaffen van de verouderingsaftrek. Je kunt geen 100% zekerheid geven. Daarom moet je proberen, het voor elkaar te krijgen met flankerend beleid. Dan kun je een heel eind komen met het bestaande instrumentarium en een verbetering van de gebrekenregeling.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Het gepolder is ook doorgedrongen tot VROM. Diverse partijen hebben een akkoord bereikt, maar de Kamer moet vervolgens haar eigen afwegingen maken. De voorstellen op lange termijn voor de referentiehuren vindt de fractie van GroenLinks onevenwichtig. In het algemeen overleg hebben wij ook gezegd dat het gevaar bestaat dat er wijken voor de rijken ontstaan. De staatssecretaris heeft een aantal onderzoeken toegezegd. Wij zullen die afwachten, maar voorshands zijn wij niet voor dit gedeelte van de voorstellen.

Wij vinden de voorstellen op korte termijn, tot 1 juli 2005, redelijk evenwichtig. Zoals wij in Groningen zeggen: het kon minder. Vooral de gemiddelde huurstijging van 2,7% is heel positief, maar het kan nog beter. Ik ga ervan uit dat de motiveringsplicht voor de huurverhoging blijft bestaan. Klopt dat?

Mijn belangrijkste punt is de verouderingsaftrek waarover wij een pittige discussie hebben gevoerd in het algemeen overleg. Het is een groot probleem dat de verouderingsaftrek min of meer wordt weggegeven, zonder dat er voldoende garantie is voor een goed onderhoud van de woningen. De verouderingsaftrek mag niet geschrapt worden, tenzij de verhuurder aannemelijk kan maken dat hij voldoende geïnvesteerd heeft om ervoor te zorgen dat de woningen in goede staat van onderhoud zijn. Ik dien daartoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat per 1 juli 2002 de verouderingsaftrek stapsgewijs uit het woningwaarderingsstelsel wordt geschrapt, waarmee de ruimte voor zowel de reguliere huurverhoging als de harmonisatie wordt vergroot;

overwegende dat het onwenselijk is indien de afschaffing van de verouderingsaftrek ertoe leidt dat slecht onderhoudsbeleid van de verhuurder wordt beloond;

voorts overwegende dat voor behoud van de kwaliteit van de woningvoorraad regelmatig en substantieel onderhoud een vereiste is en dat een prikkel voor verhuurders noodzakelijk is om onderhoud aan de huurwoning te plegen;

van mening dat dit kan worden vormgegeven door verhuurders te verplichten uiterlijk 1 juli 2002 een onderhoudsplan per huurwoning op te stellen, waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat deze woning uiterlijk op 1 juli 2005 vrij is van achterstallig onderhoud;

van mening dat bij afwezigheid van dit onderhoudsplan of bij niet-uitvoering ervan de huurcommissie op verzoek van de huurder de maximaal redelijke huurprijs eventueel met terugwerkende kracht met maximaal 30 punten kan terugbrengen;

verzoekt de regering, bovenstaande systematiek te verwerken binnen de aanstaande wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte en het Besluit huurprijzen woonruimte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Van 't Riet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(27926).

De heer Biesheuvel (CDA):

Hoe verhoudt deze motie zich tot de eerder door mevrouw Van 't Riet ingediende motie? Naar mijn mening zijn er nogal wat overlappingen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Er is geen sprake van overlappingen. Beide moties vullen elkaar juist aan. Ik heb al bij interruptie aangegeven dat de gebrekenregeling betrekking heeft op zeer ernstige gebreken. Bij het onderhoudsplan gaat het erom dat de woningen normaal onderhouden worden, zoals dat een goed verhuurder betaamt. Als specialist volkshuisvesting weet u ook dat dit twee verschillende dingen zijn.

De heer Poppe (SP):

Mevrouw de voorzitter. Mijn eerste cadeautje vandaag is een strafkorting van een minuut. Ik zal daarom heel snel lezen.

De voorzitter:

Het is geen strafkorting. U hebt minder spreektijd, omdat u zich niet had ingetekend op de sprekerslijst.

De heer Poppe (SP):

Dat is toch een straf?

Ik dien hierbij de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ten gevolge van het afschaffen van de verouderingsaftrek:

  • - de maximale huur van grote aantallen woningen met honderden guldens zal stijgen;

  • - een belangrijke stimulans om te investeren in onderhoud en renovatie zal wegvallen;

van mening dat dergelijke effecten contraproductief zijn;

spreekt uit dat de verouderingsaftrek gehandhaafd dient te blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(27926).

De PoppeKamer,

gehoord de beraadslaging,

kennisnemend van de voorstellen van de regering voor het huurbeleid voor de middellange termijn;

overwegende dat:

  • - de regering met ingang van het huurjaar 2002-2003 de maximale wettelijke huurprijs van 3,8% wil laten vervallen;

  • - het regime dat hiervoor in de plaats komt voor sommige categorieën woningen een maximale huurstijging van circa 5% in 2002 mogelijk maakt;

  • - indien de verouderingsaftrek wordt afgeschaft een aanzienlijk aantal woningen met dit maximum te maken krijgt;

van mening dat een huurstijging van 5% of meer onacceptabel is, omdat de huren in de periode 1990-2000 al ver boven de inflatie zijn gestegen;

spreekt uit dat de wettelijke maximale huurstijging beperkt blijft tot 3,8% en verzoekt de regering, de relevante regelgeving in deze zin aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(27926).

De heer Duivesteijn (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik kan heel kort zijn. Ik deel alleen maar mee dat ik voornemens was, namens de fractie van de Partij van de Arbeid een motie in te dienen waarin wij ons tegen het voorstel van de staatssecretaris over de verouderingsaftrek zouden keren. Wij konden daarvoor echter geen Kamermeerderheid vinden. Wij vinden de motie van mevrouw Van 't Riet en mevrouw Van Gent een goed bestuurlijk alternatief. Het is een wat gematigd voorstel voor GroenLinks, maar wij zullen het toch steunen.

De heer Hofstra (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De fractie van de VVD voelt niet erg veel voor de motie-Van Gent waarin wordt voorgesteld per woning een onderhoudsplan op te stellen. Aangezien wij 3 miljoen huurwoningen in Nederland hebben, is dat bureaucratie in het kwadraat en daar voelen wij niets voor.

Wij staan sympathiek tegenover de motie-Van 't Riet, zij het dat het dictum mij mathematisch gezien wat ingewikkeld voorkomt. Misschien kan de staatssecretaris zeggen hoe dat in de praktijk gaat werken. De gedachte van een correctiemogelijkheid vinden wij sympathiek.

Staatssecretaris Remkes:

Mevrouw de voorzitter. De heer Biesheuvel stelt dat de effecten die ik heb doorgegeven aan de Kamer gebaseerd zijn op veronderstellingen. Dat klopt. Ik ben overigens bereid, toe te zeggen dat wij de validiteit van die veronderstellingen nauwkeurig zullen monitoren en de Kamer daarvan periodiek op de hoogte zullen stellen, zodat zij in de gelegenheid is daarop terug te komen. Dat vind ik zelf een redelijk mechanisme, omdat dan van keer tot keer bij de effecten kan worden stilgestaan.

De heer Poppe heeft een motie ingediend op stuk nr. 5, waarin hij pleit voor de voortzetting van het bestaande beleid van de staatssecretaris en voor het handhaven van een percentage van 3,8. Op zichzelf doet mij dat veel deugd. Twee jaar geleden was het juist de heer Poppe die tegen dat beleid geweldig opponeerde. Het kan verkeren.

De heer Poppe (SP):

U steunt de motie dus?

Staatssecretaris Remkes:

Desondanks ontraad ik aanneming van deze motie omdat ik een ander voorstel op tafel heb gelegd dat is gebaseerd op een brede consensus. In de motie van de heer Poppe op stuk nr. 4 wordt een van de hoekstenen uit het bereikte akkoord getrokken, namelijk het in stand houden van de verouderingsaftrek. Het moge duidelijk zijn dat ik ook aanneming van deze motie ontraad.

Ik laat het oordeel over de motie-Van 't Riet/Van Gent op stuk nr. 2 over aan de Kamer. Wel moet deze motie technisch op een wat andere wijze worden vormgegeven. Ongetwijfeld doelde ook de heer Hofstra daarop. Zij moet worden losgekoppeld van de verouderingsaftrek, maar de sancties moeten in algemene zin inderdaad worden aangepast. Dat is de systematiek van de gebrekenregeling. Materieel wordt dan tegemoetgekomen aan het punt dat mevrouw Van 't Riet beoogt. Deze motie wordt, als zij wordt aangenomen, in het kader van de evaluatie volgend jaar uitgevoerd.

In de motie-Van Gent/Van 't Riet op stuk nr. 3 wordt in feite de bewijslast bij de verhuurder gelegd. Ik ben best bereid om op termijn, ook in het kader van de Woonwet, over een dergelijke systematiek na te denken. Op deze manier kan het wat mij betreft evenwel niet, omdat ook de Kamer heeft gekozen voor de gebrekenregeling en de indeling in een A-, B- en C-categorie. De uitvoering van de motie op stuk nr. 2 beoogt juist om dat instrumentarium aan te scherpen en het is echt te veel van het goede om daarnaast ook deze motie uit te voeren. Naar mijn mening wordt materieel hetzelfde bereikt met de uitvoering van de motie op stuk nr. 2, als met de motie op stuk nr. 3, terwijl de administratieve last die gepaard gaat met de uitvoering van de motie op stuk nr. 3, zeer aanzienlijk is. Ook betekent dit een zeer aanzienlijke belasting van de huurcommissies en alleen al om die reden ontraad ik aanneming van deze motie.

Ik constateer dat in ieder geval de kortetermijnmaatregelen, zij het voorzien van wat nuances, op steun van de Kamer kunnen rekenen. Ook constateer ik dat met het voorstel van de commissie-Vermeulen en het kabinetsbeleid dienaangaande ook voor de lange termijn een belangrijke, zij het geclausuleerde, basis is ontstaan voor het huurbeleid. Die clausules gelden zowel voor de Kamer als voor ondergetekende en wij hebben in het algemeen overleg uitvoerig besproken dat wij inzicht zullen moeten hebben in de effecten zoals die zullen ontstaan. Ik beschouw deze basis voor het huurbeleid op de lange termijn als zeer grote winst.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven