Noot 1 (zie blz. 1241)

De commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de eer het volgende te rapporteren.

In handen van de commissie zijn gesteld, behalve de geloofsbrief van de heer A.H. Vermeer te Swifterbant, de volgende missive van de voorzitter van het Centraal stembureau voor de verkiezing van het lid van het Europees Parlement:

een afschrift van zijn besluit van 22 oktober 2001, waarbij de vacature is ontstaan door het ontslag van de heer J.G.C. Wiebenga te Aerdenhout, wordt benoemd verklaard tot lid van het Europees parlement de heer A.H. Vermeer te Swifterbant.

Uit de bij de geloofsbrief gevoegde stukken blijkt, dat hij de vereiste leeftijd heeft bereikt. Voorts blijkt uit een verklaring van de benoemde, dat hij geen betrekkingen bekleed welke onverenigbaar zijn met lidmaatschap van het Europees Parlement, terwijl aan de commissie ten aanzien van hem niet is gebleken van enige omstandigheid welke zijn Nederlanderschap in twijfel zou moeten doen trekken, noch van enige omstandigheid, ten gevolge waarvan hij op grond van artikel 54 der Grondwet van het kiesrecht uitgesloten zou zijn.

De commissie stelt derhalve vast dat de heer A.H. Vermeer op grond van de nationale bepalingen tot lid van het Europees Parlement kan worden toegelaten.

De commissie stelt voor dit te berichten aan de voorzitter van het Europees Parlement en aan de benoemde.

Naar boven