Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Harrewijn, aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over diens voornemen in de WAO het feitelijk arbeidsverleden de plaats in te laten nemen van het leeftijdscriterium.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Voorzitter! Zaterdag jongstleden. werden wij opgeschrikt door het bericht in de Volkskrant dat er weer een versobering komt van de WW en met name van de WAO. In plaats van het fictieve arbeidsverleden of de leeftijd gaan nu de werkelijk gewerkte jaren tellen voor de hoogte en de duur van uitkering. Voor een deel van de WW- en WAO-gerechtigden betekent dit een verslechtering ten aanzien van de hoogte en de duur van de uitkering, iets wat niet zou gebeuren. Vooral late intreders, herintreders en mensen met een werkloosheidsperiode zijn de dupe.

De verrassing ten spijt, is dit alles niet zo nieuw. In 1987 was hier al sprake van voor de WW en in 1993 voor de WAO. Toen werd echter geconstateerd dat het niet kon, omdat het arbeidsverleden nooit goed is geregistreerd. Nu is dat wel zo. In het regeerakkoord is te lezen dat het arbeidsverleden voor de WW mogelijk gaat tellen. Over de WAO is daarentegen niets afgesproken in het regeerakkoord. In het algemeen overleg met de staatssecretaris op 8 juni jl. kwam dit wel even ter sprake. De staatssecretaris kondigde toen een wetsvoorstel aan voor de WW en zei en passant: het is volstrekt logisch om dat vervolgens ook in de WAO te doen. Hij gebruikte het woord "logisch"; er is dus sprake van een soort consequentie. In de Sociale nota is "logisch" gepromoveerd tot een voornemen van de regering.

Toen ik dit las, stroopte ik mijn mouwen op en dacht: dat wordt een aardig debat. Ten aanzien van de WW kan je met enige moeite nog spreken over een prikkel om werk te aanvaarden, maar ten aanzien van de WAO is dat absoluut kolder. Als je niet meer kunt werken, maakt een arbeidsverleden van vijf, tien of twintig jaar niks uit. Het betekent gewoon een lagere uitkering. Er is dus sprake van een aantasting van de hoogte van de uitkering. Het ziet er een beetje naar uit dat het in de rij van jongeren, vrouwen, psychisch gehandicapten in de WAO en nu ook nog allochtonen weer een maatregel is die langzamerhand de WAO uitholt. Daar heb ik niet zo'n behoefte aan.

Het principedebat dat ik graag zou willen voeren, krijgen wij niet zomaar. Er blijkt een wetsvoorstel te liggen bij het LISV. Mijn vragen aan de staatssecretaris zijn deze. Waarom deze haast met de WAO? Welk doel dient dit? Ligt er een conceptwetsvoorstel? Hoe verhoudt zich dit met het regeerakkoord? Ziet de staatssecretaris nog draagvlak na de negatieve reacties van twee coalitiepartijen? Wat vindt hij inhoudelijk van de reacties? Hoe reageert hij op berichten van het LISV dat het op dit moment absoluut niet uitvoerbaar is? Heeft het dus nog wel zin hiermee door te gaan?

Aan de leden Smits van de PvdA en Schimmel van D66 zou ik willen vragen hoe hij in deze zaal hierop reageren. Zij hebben in de pers gereageerd en...

De voorzitter:

U moet met het stellen van vragen aan de leden tot de tweede ronde wachten. Dit was dus een vooraankondiging.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Mijnheer de voorzitter! De inbreng van de heer Harrewijn bevatte zeer veel inleiding en daarnaast ook nog een aantal zeer haastig gestelde vragen. Ik zal mijn best doen ze alsnog te beantwoorden.

De heer Harrewijn gaf aan zaterdag te zijn opgeschrikt, maar gaf tegelijkertijd ook al aan waarom daar geen enkele reden voor was. Inderdaad is in het regeerakkoord een afspraak gemaakt over het leggen van een directere band tussen uitkeringshoogte en het arbeidsverleden. Vervolgens heb ik op 8 juni jl. in een mondeling overleg met de Kamer gezegd dat het volstrekt logisch is om dit ook in de WAO te doen. De uitkeringssystematiek van beide is namelijk gelijksoortig waar het gaat om de opbouwelementen. In dat mondeling overleg kreeg ik hierop geen echte reactie van de kant van de Kamer. Op de pagina's 80 en 81 van de Sociale nota heb ik verder ook nog aangekondigd wat mijn plannen zijn op het vlak van de WW en de WAO. Tijdens de algemene beschouwingen is daar door niemand aandacht aan besteed. Hoe dan ook, opgeschrikt kan men niet zijn van wat er nu speelt.

Ik heb ter advisering een conceptwetsvoorstel aan de uitvoeringsinstanties voorgelegd. Onder andere is dit ook aan het LISV gezonden. Van het LISV heb ik nog niets vernomen. Het enige wat ik waarneem, is een mevrouw van het LISV die hierover al een aantal dagen loopt te "woordvoeren". Zij heeft overigens een pettenprobleem. Naast de bestuurlijke pet van het LISV draagt zij namelijk een FNV-vakbondspet. Zij heeft grote moeite om die twee petten uit elkaar te houden. Dat is de reden van de vele publiciteit in de kranten. Dat laat onverlet dat ik persoonlijk nog niets van het LISV heb vernomen. Het commentaar van het LISV zal ik uiteraard zeer nauwkeurig bekijken. Dat doe ik altijd. Dat zal ik verwerken in mijn wetsvoorstel, dat ik vervolgens aan het kabinet zal voorleggen. Als het kabinet ermee akkoord kan gaan, zal ik het – zoals het hoort – indienen bij de Tweede Kamer.

Kortom, ik zie geen reden tot grote commotie. Dit is allemaal niet nieuw. Het wetsvoorstel is ook helemaal niet zo verstrekkend. De afgelopen dagen is er ongelooflijk veel desinformatie verspreid. Zo leek het alsof het heel erg slecht zou zijn voor herintreedsters. Wij weten echter allen dat vrouwen die kinderen verzorgen, via het verzorgingsforfait hun zorgperiode gewoon "vergoed" krijgen in hun WW- en WAO-opbouwrechten. Ik wil hier maar mee zeggen dat er nu erg veel onrust wordt gezaaid over iets dat helemaal niet zo verstrekkend is als het op het eerste gezicht wellicht lijkt. Zo is het in eerste instantie terecht ook door de Tweede Kamer geïnterpreteerd.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Dit antwoord van de staatssecretaris verbaast mij, voorzitter. In het door hem bedoelde algemeen overleg heeft hij dit als "logisch" bestempeld. In dat overleg hadden wij overigens amper tijd om nog ergens op te reageren. In de Sociale nota staat een voornemen van het kabinet vermeld. Dan verwacht je daarover een fatsoenlijk debat met de Kamer. Het is dan ook nog absoluut geen onderwerp voor de algemene beschouwingen. Dat dit nu al het stadium van een conceptwetsvoorstel blijkt te hebben, verbaast mij echt. Gedurende deze regeerperiode hadden wij dit absoluut niet verwacht. Dit was niet afgesproken. Het ligt ook niet in de lijn van wat een deel van de coalitie verwacht. Daarop is de staatssecretaris niet ingegaan. Volgens mij is er niet eens voldoende draagvlak voor dit voorstel. Was het niet logischer geweest om eerst eens fatsoenlijk met de Kamer te discussiëren over het voornemen en om eens precies te laten zien wat de gevolgen van een en ander zijn? Hoeveel mensen gaan er eventueel op achteruit? Laten wij eventueel eerst eens een advies van de SER vragen. Waarom direct een conceptwetsvoorstel betreffende de WAO ingediend? Van de WW wisten we het inderdaad, maar ten aanzien van de WAO wordt mijns inziens ineens verbazingwekkend veel haast gemaakt. Volgens mij was dit vorig jaar nog absoluut niet de bedoeling. Waarom is dat nu ineens opgekomen?

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Ik confronteer de Tweede Kamer nergens plotseling mee. Ten eerste ligt het wetsvoorstel er nog niet eens. Ten tweede heb ik het tot twee keer toe aangekondigd bij de Tweede Kamer. De heer Harrewijn zegt dat hij geen tijd had om te reageren. Hij was veel te druk bezig om de plannen van VVD en CDA af te branden in plaats van aandacht te besteden aan wat ik misschien te melden had.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Dat was ook nodig.

Staatssecretaris Hoogervorst:

In de Sociale nota heb ik twee pagina's uitvoerig verslag gedaan van ons voornemen om dat te doen. Vervolgens is het volstrekt normaal om een wetsvoorstel voor te bereiden. De Kamer heeft dan nog een schriftelijke voorbereiding en een plenair debat. Als men nog een algemeen overleg wil, kan dat ook allemaal. Er zijn tig instanties en momenten om zich van het wetsvoorstel te distantiëren of ermee in te stemmen.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Ik ben het hier absoluut niet mee eens. De staatssecretaris zegt wat wij bezig waren de plannen van CDA en VVD af te branden. Dat was ook hard nodig. Maar van zijn voorstel stond niets in de uitvoerige notitie over de WAO die wij toegezonden kregen. Het was toen niet aan de orde. Het werd genoemd in een bijzin. Als de staatssecretaris in de Sociale nota voornemens verwoord, lijkt het mij nuttig om eerst over die Sociale nota te discussiëren. Die wordt niet in extenso bediscussieerd bij de algemene beschouwingen, maar bij de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik ben het er dus absoluut niet mee eens dat het in de lijn der verwachting lag dat er een conceptwetsvoorstel komt. Ik zou graag de collega's van de PvdA en D66 uitnodigen om aan te geven of zij even verbaasd waren als ik, gezien het regeerakkoord dat zij gesloten hebben.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Ik heb niet veel meer parlementaire ervaring dan de heer Harrewijn, maar volgens mij is het volstrekt normaal dat een regering wetten maakt en die voorlegt aan het parlement. Soms gaat hieraan een algemeen overleg of een nota vooraf en soms ook niet. Ik heb hierover tot twee keer toe de Kamer geïnformeerd. Ik heb geen instemming gevraagd van de Kamer. Dat doe ik later wel. Ik bereid dus in alle rust een wetsvoorstel voor. Ik doe dat heel zorgvuldig. Ik ga daarmee vervolgens naar het LISV, dat er wat minder zorgvuldig mee omgaat. Maar goed, ik verwerk alle commentaren en dan ga ik naar de Kamer. Vervolgens hebben wij alle tijd en rust om hierover normaal te discussiëren. Dit is iets wat totaal geen haast heeft wat mij betreft. Ik heb straks alle tijd om dit op een ordentelijke manier af te wikkelen.

De voorzitter:

Wil mevrouw Smits een antwoord geven op de vraag van de heer Harrewijn?

Mevrouw Smits (PvdA):

Ja, maar misschien mag ik eerst ingaan op wat zojuist is gezegd.

De voorzitter:

Nee, dat mag niet in de procedure van het vragenuur. U moet eerst antwoord geven op de vraag van de heer Harrewijn. Later kunt u zelf een vraag stellen.

Mevrouw Smits (PvdA):

Ik weet niet beter dan dat eind jaren tachtig en begin jaren negentig is gewerkt met een fictief arbeidsverleden, omdat het feitelijke arbeidsverleden niet kon worden vastgesteld. Blijkbaar is de situatie volgens de staatssecretaris nu anders. Ik constateer meteen dat de tijden ook anders zijn. Ik neem aan dat de staatssecretaris dit ook in zijn overwegingen betrekt. Als je, zoals bij de WW, het feitelijk arbeidsverleden gaat meetellen, heeft dit tot gevolg voor werknemers die ervoor kiezen om tijdelijk hun loopbaan te onderbreken voor bijvoorbeeld zorg, scholing of opfrissen, dat hun sociale bescherming vermindert. Dat heeft gevolgen voor de mate waarin werknemers bereid zijn een risico te nemen op de arbeidsmarkt. Dit is iets wat wij allen wensen. Zo op het eerste gezicht, als ik afga op de berichten, zijn er nogal wat bedenkingen bij.

Bij de WAO komt daar nog iets bij. Dat is de risicoverzekering. Als het gaat om een risicoverzekering waarbij je verzekerd moet zijn vanaf de eerste dag dat je werkt, zie ik niet goed in hoe je ook nog kunt werken met een feitelijk arbeidsverleden en een opbouw. Die opbouw is er nu als het gaat om de hoogte van de uitkering, maar voor de toegang is het toch echt wat anders.

De voorzitter:

Wil mevrouw Schimmel antwoord geven op de vraag van de heer Harrewijn?

Mevrouw Schimmel (D66):

Evenals de heer Harrewijn vind ik het eigenlijk een vrij vreemde gang van zaken. Wij bespreken een voortgangsnota WAO. Het plan om de feitelijke arbeidsjaren mee te nemen in de berekening van de uitkering is niet in de voortgangsnota opgenomen, maar wordt ons tussen neus en lippen door meegedeeld. In de Sociale nota staat het ook onder de paragraaf over de WW. Wat heeft dit dan te maken met de WAO?

Wij waren het in 1992 niet eens met de leeftijdsstaffeling. Wij zijn op het ogenblik ook nog niet zover dat wij een ander opbouwsysteem willen. De leeftijdsopbouw heeft iets discriminerends in zich. Als je jong bent en bij een ongeluk op het bedrijf totaal arbeidsongeschikt raakt, zit je je hele leven op een minimale uitkering. Dat is ook een onrechtvaardig systeem. In het regeerakkoord is één afspraak gemaakt om het feitelijk arbeidsverleden mee te nemen, namelijk bij de WW. Wij hadden heus wel zo'n afspraak gemaakt over de WAO als wij hadden gevonden dat daar ook het feitelijk arbeidsverleden moet worden meegenomen. Daarnaast zijn wij met zo'n gigantische reorganisatie bezig dat ik mij afvraag of wij de uitvoeringsinstellingen nog wel moeten opzadelen met zoiets ingewikkelds als verandering van de wetgeving.

De voorzitter:

De heer Harrewijn heeft zijn vragen gesteld en hij heeft antwoord gekregen, dus hij mag weer naar zijn stoel gaan.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Ik constateer dat het plan dus weer de ijskast in kan.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Volgens mij zijn er ook opmerkingen in mijn richting gemaakt...

De voorzitter:

Nee, het waren antwoorden aan het adres van de heer Harrewijn. Nu kunnen vragen aan de staatssecretaris gesteld worden.

Mevrouw Smits (PvdA):

In mijn beleving heeft de staatssecretaris de plannen op dit punt niet bij ons aangekondigd. Dat is niet gebeurd in dat overleg waar eerder aan gerefereerd is. Ik neem aan dat de staatssecretaris eerst een nota naar de Kamer zendt voordat er een eventueel wetsvoorstel komt.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! De bezwaren van mevrouw Smits tegen dit wetsvoorstel bevreemden mij toch enigszins. Zij zegt dat de WAO een risicostelsel is en geen opbouwstelsel. In 1993 heeft een regering van PvdA, D66 en CDA heel bewust een WAO-verzekering gecreëerd met opbouwelementen.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Dat was een regering zonder D66.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Pardon, een regering zonder D66, dat is waar. Toen wilde men naar een opbouwstelsel op basis van het feitelijk arbeidsverleden, maar dat was technisch niet mogelijk. De fractie van de PvdA zelf heeft toen tijdens de voorbereiding van de wet aan de regering gevraagd of het niet mogelijk zou zijn om het opbouwelement erin te verweven op basis van het feitelijk arbeidsverleden. Het kabinet heeft vervolgens gezegd dat het op dat moment nog niet mogelijk was, maar wellicht in de toekomst wel. Die toekomst is nu aangebroken. Het is mogelijk, zowel voor de WW als voor de WAO. Mijn voornemen is om hierover een wetsvoorstel bij de Kamer in te dienen en dan zien wij wel hoe dat loopt. Wij hebben daar heel goede procedures voor in de vorm van een schriftelijke voorbereiding en dergelijke. Het is een vrij klein wetsvoorstel. Als ik de Kamer een notitie zou sturen, komt dat op hetzelfde neer als een wetsvoorstel.

Mevrouw Smits (PvdA):

Ik heb zojuist gezegd dat er natuurlijk nu al een opbouwelement inzit, omdat dit bepalend is voor de hoogte van de vervolguitkering. Maar dat element van de risicoverzekering zit er wel degelijk in. Tevens heb ik aangegeven dat de omstandigheden nu heel anders zijn. Er is een heel andere arbeidsmarkt en er is een heel andere staat van de overheidsfinanciën. Precies die overwegingen kunnen beter aan de hand van een nota met de Kamer worden besproken dan door middel van een wetsvoorstel. Dit is geen klein wetsvoorstel, zoals u zegt.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Ik heb nu een wetsvoorstel in voorbereiding. Ik heb ook namens het kabinet meegedeeld in de Sociale nota dat ik van plan ben dat wetsvoorstel bij de Kamer in te dienen. Ik snap niet waarom mevrouw Smits hier nu zo verschrikkelijk schrikachtig op reageert. Toen ik het tijdens een mondeling overleg nog geen vier maanden geleden bij haar deponeerde, reageerde zij helemaal niet. Toen het bij de algemene beschouwingen meer dan duidelijk was dat ik dit voornemen had, was er geen enkele reactie uit de bankjes van de PvdA. Het had toen toch gemakkelijk aangekaart kunnen worden. Nu is er even wat vervelende publiciteit en dan schrikt zij meteen terug. Ik snap werkelijk niet waar dit vandaan komt.

Mevrouw Smits (PvdA):

En ik snap werkelijk niet dat u kunt zeggen dat u de inhoud van dit voorstel, zoals die nu naar buiten komt, al in een algemeen overleg aan de orde heeft gesteld. Dat is niet zo; niet zo verstrekkend en niet in deze zin. Er is zijdelings gerefereerd aan de WW en aan een referteperiode in een algemeen overleg waarin veel aan de orde is geweest. U kunt de Kamer niet op deze manier de indruk geven alsof het voorstel daarmee is aangekondigd en alsof wij ermee akkoord zijn. Dat is absoluut niet het geval.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Ik wil daar geen misverstand over laten bestaan. Ik ga er absoluut niet van uit dat u hiermee akkoord bent. Zover hebben wij het helemaal nog niet laten komen. Maar ik werp verre van mij dat het een soort overval van het kabinet is om dit wetsvoorstel plotsklaps bij de Kamer in te dienen. Ik heb het tot twee keer toe aangekondigd. Ik heb het voorstel nog niet eens door het kabinet gekregen; dat moet ook nog gebeuren. Het kabinet heeft nog niets gezien. Laten wij nu gewoon ordentelijk alle procedures aflopen en dan rest u nog alle tijd om het af te wijzen als u dat wilt.

Mevrouw Schimmel (D66):

Ik ben het niet eens met de staatssecretaris. Ik vind het nogal op een overval lijken. Waarom heeft hij het niet opgeschreven in de voortgangsnota, zodat wij ons zorgvuldig hadden kunnen voorbereiden op een dergelijke verandering? Waarom is het in de sociale nota niet aangekondigd onder de WAO, maar onder de WW? Het gaat hier om een risico op een ongeluk dat mensen lopen tijdens hun arbeidzame leven en waardoor zij niet meer in staat zijn om hun eigen inkomen te verdienen. Ik vind dat niet iets wat je zomaar eventjes in één zinnetje aankondigt in een algemeen overleg, terwijl er nota bene een voortgangsnota ligt. Ik vind niet dat je het onder een WW-hoofdstukje kunt aankondigen in de Sociale nota. Er is ook nog een afspraak gemaakt in het regeerakkoord en die betrof alleen maar de WW en niet de WAO.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Wat betreft die afspraak uit het regeerakkoord is het volstrekt helder dat de Kamer niet gebonden is aan een afspraak over de WAO. Die is namelijk niet gemaakt; alleen maar over de WW. Ik heb voorts vastgesteld, nu ik toch met de WW bezig was, dat er bij WW en WAO zeer veel vergelijkbare situaties zijn, zodat het niet meer dan logisch zou zijn om die twee aan elkaar te koppelen. Dat ik dit verdekt aan u zou hebben gepresenteerd, is een constatering die ik van de hand wijs.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! Naar mijn mening is er wel sprake van strijd met het regeerakkoord, omdat zowel onder Paars 1 als onder Paars 2 in het regeerakkoord is vastgelegd dat hoogte en duur van de WAO-uitkering niet ter discussie staan in deze periode. Mijn eerste vraag is: erkent de staatssecretaris dat er sprake is van strijd met het regeerakkoord, juist op dat punt? En in de tweede plaats: voorziet hij dan geen problemen, nu hij een duidelijke mening heeft gehoord van D66 en de PvdA, die vast willen houden aan het regeerakkoord?

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Als de heer De Wit altijd zo trouw zou zijn aan het regeerakkoord, was het leven hier een stuk makkelijker. Voorts zou ik willen zeggen: wacht nu gewoon eens even af, totdat u kunt zien wat ik hier in petto heb. U moet eens zien wat het financieel beslag van deze maatregel is: dat is minder dan 1% van de totale uitkeringslast bij WW en WAO. Dit is lang niet zo verstrekkend als iedereen denkt. Dit is verre van een stelselherziening; het is alleen maar een nadere technische invulling van een heel klein onderdeel van het stelsel.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! De staatssecretaris kan niet wegkomen met de opmerking dat ik het regeerakkoord gelezen heb of af en toe weet wat erin staat. Mijn vraag aan hem was juist: erkent u dat het in het regeerakkoord staat, dat u van de hoogte en de duur van de WAO-uitkering moet afblijven? Erkent u dat wat er nu gebeurt – althans, als uw voorstel doorgang vindt –, wel degelijk gevolgen heeft voor én de hoogte én de duur van de uitkeringen, met name doordat mensen heel snel of heel lang op de minimumuitkering die u voorstelt, uit zullen komen?

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! In het regeerakkoord van Paars 1 stond inderdaad dat hoogte en duur van de uitkeringen intact zouden blijven. Dat werd bij de onderhandelingen over Paars 2 zo vanzelfsprekend geacht, dat het niet meer is opgeschreven. Maar zelfs met deze impliciete afspraak in het regeerakkoord is dit niet in strijd.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! Vindt de staatssecretaris het moreel te verantwoorden om in een tijd waarin wij praten over miljarden aan overschotten, te komen met een bezuinigingsmaatregel op de WAO, die gevolgen heeft – hij kan dat nu misschien bagatelliseren – voor jonge mensen en voor oudere mensen die niet zo gemakkelijk aan een uitkering komen die een fatsoenlijke hoogte heeft, doordat de minimumuitkering veel eerder aan de orde is?

Staatssecretaris Hoogervorst:

Ik maak mij grote zorgen over de houdbaarheid van de WAO en ik zal alles doen om dit probleem zo zorgvuldig mogelijk te bewaken.

De heer De Wit (SP):

Wij hebben het over de WAO. Wat lost dit op ten aanzien van de kern van het probleem waar het hier om gaat, namelijk de arbeidsongeschiktheid? Daar lost het wetsvoorstel niets op. Het wordt alleen voor mensen nog veel moeilijker gemaakt om een WAO-uitkering te krijgen, maar ten aanzien van de oorzaak van arbeidsongeschiktheid lost het niets op.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Uit het tot nu toe gewisselde zal heel helder zijn, dat ik niet verwacht dat door dit kleine wetsvoorstelletje het hele WAO-probleem wordt opgelost.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter! Het verbaast me dat de staatssecretaris aan de ene kant zegt dat hij zich bindt aan het niet tornen aan de hoogte en duur van de uitkeringen, omdat hij dat vanzelfsprekend vindt, en tegelijkertijd meedeelt een wetsvoorstel voor te bereiden waarin wel getornd wordt, bij de WAO, aan de hoogte en duur van de uitkeringen. Ik zou daar graag opheldering over willen hebben.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Als dat werkelijk zo zou zijn, zou ook de afspraak die we over de WW wel degelijk hebben gemaakt, in strijd zijn met het regeerakkoord. Het staat in het regeerakkoord; dus het kan per definitie niet.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dus is het, als het gaat om de WW – en daar hebben we het ook over gehad – niet in strijd met het regeerakkoord, maar ten aanzien van de WAO is dit wel degelijk het geval. Wat dat betreft is het ook niet met ons bespreekbaar. Het verbaast me dat u deze interpretatieruimte neemt. Dat is strijdig met wat u eerder zei.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Het gaat helemaal niet om een diepgaande stelselherziening. Het is een heel kleine ingreep, respectievelijk een nadere invulling van de techniek bij de vaststelling van een uitkering. Als de PvdA hier opeens zoveel principiële bezwaren tegen heeft, waarom heeft zij dan niet gereageerd in het algemeen overleg en tijdens de algemene beschouwingen hierover? Het wordt klip en klaar in de Sociale nota verwoord!

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Is de staatssecretaris dan bereid om maatregelen ter bekorting van de duur of ter beperking van de hoogte van de WAO-uitkering achterwege te laten en dergelijke voorstellen dan ook verder niet door te zetten?

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Ik ben hier duidelijk over geweest en ik heb daar niets aan toe te voegen.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter! Wanneer kunnen wij dat interessante wetsvoorstel verwachten?

Staatssecretaris Hoogervorst:

Dat hangt onder andere af van het tijdstip waarop ik het advies van het LISV – en niet via de media – krijg.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Is het misschien een goede suggestie, dat deze staatssecretaris eerst nog eens een goed Torentjesoverleg over deze kwestie voert?

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Ik ben een vurig aanhanger van het dualisme. Deze zaak is al door het kabinet besproken en ik heb er geen behoefte aan om hieraan een Torentjesoverleg te wijden.

Naar boven