80ste vergadering

Dinsdag 29 mei 2001

14.00 uur

Voorzitter: Van Nieuwenhoven

Tegenwoordig zijn 139 leden, te weten:

Van den Akker, Albayrak, Apostolou, Arib, Atsma, Augusteijn-Esser, Bakker, Van Baalen, Balemans, Balkenende, Barth, Van Beek, Van den Berg, Biesheuvel, Blaauw, Van Blerck-Woerdman, Blok, De Boer, Bolhuis, Van Bommel, Buijs, Bussemaker, Van de Camp, Cherribi, De Cloe, Cornielje, Cörüz, Crone, Depla, Van Dijke, Dijksma, Dijkstal, Dijsselbloem, Dittrich, Van den Doel, Duijkers, Eurlings, Feenstra, Geluk, Van Gent, Van Gijzel, Giskes, Gortzak, De Graaf, De Haan, Halsema, Hamer, Van Heemst, Hermann, Herrebrugh, Hessing, Hillen, Hindriks, Van der Hoek, Hoekema, Van der Hoeven, Hofstra, De Hoop Scheffer, Kamp, Kant, Karimi, Klein Molekamp, Van der Knaap, Kortram, Kuijper, Lambrechts, Leers, Van Lente, Luchtenveld, Marijnissen, E. Meijer, Th.A.M. Meijer, Melkert, Middel, Van Middelkoop, Molenaar, Mosterd, Nicolaï, Niederer, Van Nieuwenhoven, Noorman-den Uyl, Oplaat, Örgü, Oudkerk, Van Oven, Passtoors, De Pater-van der Meer, Poppe, Rabbae, Ravestein, Rehwinkel, Reitsma, Remak, Van 't Riet, Rietkerk, Rijpstra, Rosenmöller, Ross-van Dorp, Rouvoet, Santi, Scheltema-de Nie, Schimmel, Schoenmakers, Schreijer-Pierik, Slob, Smits, Snijder-Hazelhoff, Van Splunter, Spoelman, Van der Steenhoven, Stellingwerf, Stroeken, De Swart, Swildens-Rozendaal, Terpstra, Timmermans, Udo, Valk, Ter Veer, Vendrik, Verbugt, Verburg, Verhagen, Visser-van Doorn, Van der Vlies, Van Vliet, M.B. Vos, O.P.G. Vos, Voûte-Droste, De Vries, Waalkens, Wagenaar, Van Walsem, Weekers, Van Wijmen, Wijn, Wilders, De Wit en Witteveen-Hevinga,

en de heren De Vries, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Hermans, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en mevrouw Adelmund, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Belinfante en Duivesteijn, wegens verblijf buitenslands;

Van Ardenne-van der Hoeven en Koenders, wegens verblijf buitenslands, ook morgen;

Zijlstra, wegens verblijf buitenslands, de gehele week;

Te Veldhuis, wegens ziekte, de gehele week.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op dit moment zijn hier aanwezig delegaties van de Staten van de Nederlandse Antillen en van de Staten van Aruba. Zij zijn deze week in Nederland voor overleg tussen de drie parlementen van het Koninkrijk. Ik heet hen ook graag vandaag bij deze vergadering van harte welkom.

Ik wil nu de volgende brief voorlezen die bij mij is binnengekomen:

"Beste collega's, lieve Jeltje,

Zoals jullie weten ben ik sinds een jaar ernstig ziek. Helaas ontbreekt er perspectief op herstel en verslechtert mijn lichamelijke conditie dagelijks. Mijn mogelijkheden om zelfstandig te functioneren worden kleiner en onvermijdelijk zal ik mijn zelfstandigheid geheel moeten gaan opgeven. Door mijn ziekte heb ik sinds enige tijd niet meer in jullie midden kunnen zijn, wat mij spijt. Toch heb ik het schrijven van deze brief nog lang uitgesteld. Afscheid van de Kamer valt mij, zoals jullie zullen begrijpen, zwaar. Maar nu ik accepteer dat ik niet meer aan het werk zal gaan heb ik, nu de Kamer nog een jaar te gaan heeft, besloten plaats te maken voor een opvolger.

Ik ben van ver gekomen en ik draag een andere cultuur in mij, maar heb me in jullie midden en in dit huis altijd thuis gevoeld. Daarvoor dank ik mijn fractie en de warmte die daar heerst, alle collega's in de Kamer en de open houding waarmee zij mij altijd tegemoet hebben getreden. In de Kamer heb ik geleerd dat politieke verhoudingen niets hoeven te zeggen over menselijke verhoudingen. Zonder schroom durf ik te erkennen: er zijn toch wel veel leuke VVD'ers! Het personeel dank ik vooral voor de jarenlange, vriendelijke ondersteuning en met name de bodes die mij ook sinds ik ziek ben met zorg en discretie hebben omringd.

In de zeven jaar dat ik Kamerlid ben geweest, was ik als eerste een GroenLinkse politica. Maar daarnaast ben en blijf ik een migrant in de politiek, en een trotse migrant. VoorzitterEen incidentele collega dacht wel eens dat ik vergeten had mijn pyjama uit te trekken. Inmiddels weet zelfs hij dat het om een Salwar Kameez gaat. Met mijn kleding en mijn omgangsvormen heb ik, hoe subtiel ook, willen demonstreren dat Nederland multicultureel is geworden en dat dat een verrijking is. Ik heb ook duidelijk willen maken dat aanpassing aan Nederland noodzakelijk is maar geen verlies van je eigen culturele identiteit hoeft te betekenen.

Terwijl ik vandaag afscheid neem wordt Coskun Cörüz voor het CDA geïnstalleerd. Het doet mij goed te weten dat dankzij zijn komst het percentage allochtonen in de Kamer op hetzelfde, nog te lage niveau blijft. Ik wil hem alle succes toewensen.

Voor mij was deelname aan de Bijlmerenquête onvergetelijk. Helaas kwam de enquête te laat en was het resultaat deels onbevredigend. Dit neemt niet weg dat de publieke verantwoording die wij als parlementariërs hebben afgedwongen voor de mensen in de Bijlmer van groot belang is geweest. Het is een voorbeeld waarin het parlement haar werk doet, in nauw contact met de mensen om wie het gaat. Zo heb ik ook altijd willen functioneren.

Ik groet jullie allen en zal tot het einde met warmte aan jullie denken.

Liefs,

w.g. Tara Oedayraj Singh Varma"

Van dit ontslag is mededeling gedaan aan de voorzitter van het Centraal Stembureau en aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Geachte mevrouw Oedayraj Singh Varma, lieve Tara,

Hoewel u op dit moment niet in ons midden bent, wil ik u toch graag direct aanspreken. U bent lid geworden van onze Kamer in 1994, een jaar dat ook om andere redenen dan het aantreden van een nieuwe coalitie in de parlementaire geschiedenis vermelding zal kunnen krijgen. Het was het jaar dat veel fracties meer leden kregen die niet geboren waren in Nederland. Het was ook het jaar waarin het aantal vrouwen in de Kamer zo groot werd dat sommigen vinden dat wij het niet meer nauwkeurig hoeven bij te houden.

Uw maidenspeech op 6 september 1994 hield u over de medezeggenschap van cliënten in de zorgsector en al in juni van dat jaar stelde u vragen over de brandstichting bij iemand die nauw betrokken was bij de opvang van asielzoekers en over particuliere inlichtingendiensten; onderwerpen die u in uw werk in de Tweede Kamer steeds heel nauw aan het hart lagen.

In die eerste periode heeft u zich geprofileerd met onderwerpen zoals het niet uit het ziekenfonds halen van de pil en de remigratieregeling. Het lijkt wel of u in uw tweede periode hier nog meer heeft willen markeren wie uw voorouders waren. U hebt geijverd voor een goede controle op onze veiligheidsdienst en daarbij begrip gevraagd voor mensen die slachtoffer waren of zich slachtoffer voelden en u hebt geijverd voor een monument ter herinnering aan de slavernij. Er wonen in Nederland veel mensen (Antillianen, Surinamers, West-Afrikanen) die in hun voorouders en in hun eigen leven zijn getekend door de slavernij en u wilt dat die mensen in het land waar ze wonen erkenning krijgen voor dat verleden. Dat monument zal ook een monument voor Tara Oedayraj Singh Varma zijn.

In uw werk in de enquêtecommissie Bijlmermeer stond u steeds dicht bij de mensen die slachtoffer waren geworden. Dat waren de mensen die u kende en die de drijfveer waren voor uw politieke werk.

Lieve Tara, in het laatste jaar heb je de politiek nog wel gevolgd, zoals we af en toe in een interview konden lezen, maar je hebt je toch vooral op de verdieping van je relaties toegelegd, waarbij het onderscheid tussen politieke relaties en andere menselijke relaties zijn belang verliest. "In het zicht van de eindigheid schiften vriendschappen zichzelf", zo heb je gezegd. Dat ervaren wij allen op onze tijd. Je hebt ons je warme hart getoond, je hebt ons toegeroepen: "ga door met praten, lachen en de wereld een beetje beter maken, en vooral met liefde en respect geven aan de medemens en alles wat groeit en bloeit op aarde".

Lieve Tara, wij beloven je, we zullen ons best doen.

(Applaus)

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Scheltema-de Nie tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven.

Mevrouw Scheltema-de Nie:

voorzitter der commissie

Mevrouw de voorzitter. De commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heer C. Cörüz te Haarlem. De commissie is eenparig tot de conclusie gekomen dat hij terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De commissie stelt u daarom voor, hem toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient hij wel eerst de eden af te leggen, zoals die zijn voorgeschreven bij de wet van 27 februari 1992, Staatsblad 120.

De commissie verzoekt u tot slot om de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Ik bedank namens de Kamer de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

De heer C. Cörüz is in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven eden af te leggen.

Ik verzoek de griffier, hem binnen te leiden.

Nadat de heer Cörüz door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven eden af.

De voorzitter:

Ik wens u geluk met uw benoeming en verzoek u, in ons midden plaats te nemen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De overige ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven