Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Regels met betrekking tot het beëindigen van de overeenkomst van samenwerking van de elektriciteitsproductiesector en tot het aandeelhouderschap van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet (Overgangswet elektriciteitsproductiesector) (27250)

, en van:

- de motie-Voûte-Droste c.s. over verruiming van de capaciteit met 1000 megawatt in 2002 (27250, nr. 24);

- de motie-Voûte-Droste c.s. over optimalisering van de grensoverschrijdende transportcapaciteit (27250, nr. 25);

- de motie-Crone c.s. over het in serieuze overweging nemen van een veilingbod voor Demkolec (27250, nr. 26).

(Zie wetgevingsoverleg van 6 november 2000.)

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Hartelijk dank voor de ruime tijd die wij vandaag kunnen nemen om het debat af te ronden, omdat er toch nog serieuze punten zijn. Ik zal mijn best doen om het kort te houden, maar niet dan nadat ik heb gezegd dat wij dit debat pas afronden bij de stemmingen. Als blijkt dat wij toch nog te weinig tijd hebben, moeten wij er maar een andere oplossing voor vinden. Uiteraard is het wetgevingsoverleg een integraal onderdeel van dit debat.

Voorzitter! Ik ben blij met de Kamerbrede steun voor mijn motie over Demkolec. Mogelijk kan de centrale tegen wat hogere kosten toch open worden gehouden, mits het extra milieurendement in redelijke verhouding staat tot de extra kosten die daarmee gemoeid zijn. Ik hoop dat hiervoor een redelijk bod komt uit de markt. Ik vraag de minister ons hiervan op de hoogte te houden.

Het is van groot belang dat er een maximumtarief komt voor de kleinverbruikers, te weten de gezinnen en het midden- en kleinbedrijf, ook als de markt wordt vrijgegeven in 2004. Wij weten allemaal dat bij een nieuwe en onzekere start van marktwerking veel burgers bij hun oude leverancier zullen blijven. Men spreekt zelfs over 80%. Zij zullen niet snel switchen naar een nieuwe leverancier. Dat doet alleen die 20% die op een snel prijsvoordeeltje uit is. Natuurlijk moet die 80% niet met een al dan niet geringe prijsverhoging worden geconfronteerd waarmee die 20% switchers wordt gesubsidieerd. Dat vergt toch nog prijsbescherming voor die 80%. Ik ben blij met de steun die mijn amendement heeft gekregen, in ieder geval van collega Van Walsem. Ik hoop dat ook andere collega's die steun kunnen uitspreken. Anders zullen de actievere consumenten subsidie krijgen van de anderen.

Zoals de minister altijd heeft gezegd, willen wij geen van allen invloed van belangrijke marktpartijen, dus producenten of leveranciers, op het netbedrijf. Dat moet onafhankelijk zijn. Wat ons betreft, mogen leveranciers en producenten geen aandelen in het bedrijf hebben. De minister is wat wonderlijk bezig, omdat zij het zelfs via het wetsvoorstel mogelijk maakt dat een leverancier of producent 10% van de aandelen heeft en dat een aantal van hen gezamenlijk zelfs meer dan 50% heeft. Collega Van Dijke en ik hebben vorige week in twee verschillende amendementen geprobeerd dat foutje te corrigeren. Wij hebben dat nu opgelost door gezamenlijk een nieuw amendement in te dienen. Daarmee vervalt mijn amendement op stuk nr. 19.

Voorzitter! Voor de lokale netbedrijven zijn er vergelijkbare problemen, maar wij hebben afgesproken dat wij dat debat nog voeren in een algemeen overleg, dat inmiddels is geagendeerd voor het kerstreces. Ik houd de minister uiteraard aan de toezegging dat zij zonder nadere overeenstemming met de Kamer over de criteria voor privatisering geen toestemming daarvoor verleent. Zo ziet u toch hoe groot kleine punten kunnen zijn.

Wij zijn nog stevig met elkaar in debat over de eerlijke verdeling van de importcapaciteit. Wij zijn blij met het akkoord dat met de sector en met de SEP over de bakstenen is gesloten. Het is een evenwichtig akkoord. De importcontracten zijn echter geen bakstenen. Sinds Herkströter weten wij dat de bedrijven het economisch risico van de contracten geheel zelf kunnen dragen, zowel in goede tijden wanneer de marktprijzen hoog zijn als in slechte tijden en volgens Herkströter zelfs in de slechtste tijden, dus bij zeer lage internationale stroomprijzen. Daarom hebben wij noch met de sector, noch met elkaar een afspraak gemaakt dat wij een vergoeding zullen geven, zelfs niet bij extreem slechte prijzen. Wel vind ik dat de SEP-bedrijven terecht de mogelijkheid claimen om die contracten feitelijk te kunnen uitvoeren, want de stroom moet dit land wel in kunnen. Een importprivilege bij de importcapaciteit is in zekere zin gerechtvaardigd voor het onvermijdelijke deel van de import. Dat heb ik vorige week ook betoogd. Men heeft een importrecht, maar geen baksteenrecht.

De heer Van Walsem (D66):

De heer Crone zegt dat de SEP-contracten geen bakstenen zijn. De sector moet zelf voor die kosten opdraaien. Is de prioriteitsstelling op zichzelf geen geld waard?

De heer Crone (PvdA):

Daarom maak ik ook een scherp onderscheid tussen het recht om te importeren en de prijs die daarvoor betaald moet worden. Economisch mag men geen bevoordeling ontlenen aan het importprivilege. Dat zou een ongelijke behandeling zijn ten opzichte van andere importeurs, die importeren voor kleinverbruikers, het midden- en kleinbedrijf of grootverbruikers.

De heer Van Walsem (D66):

Is er niet het gevaar dat de SEP-contractanten al een zo dominante marktpositie hebben dat zij de prijs kunnen maken binnen het eiland Nederland als ze ook nog een substantieel gedeelte van de importcapaciteit krijgen? De importcontracten krijgen daardoor een nog veel hogere waarde.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb oorspronkelijk voorgesteld dat ze meedoen aan de veiling. Ik heb dat niet willen doorzetten, want in een veiling zouden ze een actieve machtspositie kunnen innemen. De beste benadering is dat ze wél de importcapaciteit krijgen, maar dat ze daar een marktprijs voor moeten betalen, althans een prijs die geen voordeel biedt ten opzichte van wat anderen moeten betalen. Dat was de doorbraak die ik probeerde te bereiken met mijn amendement op stuk nr. 23, dat ik samen met mevrouw Voûte heb ingediend. Wij willen een evenwicht in juridisch recht zonder economische verstoring.

De heer Van Walsem (D66):

Als je een monopoliepositie bezit, kun je de prijs zo hoog maken als je zelf wilt. De SEP-contractanten krijgen het terug, maar de andere partijen niet.

De heer Crone (PvdA):

Ze mogen niet meebieden in de veiling voor dit deel van de contracten. Iedereen is gemaximeerd in zijn biedingscapaciteit via een ander amendement van mevrouw Voûte en mijzelf. Niemand mag meer dan 400 MW importcapaciteit hebben. Er zijn in de veiling dus geen dominante partijen meer. Ik zal de heer Van Walsem straks loven om zijn amendement, waardoor de DTE extra instrumenten krijgt om een eventueel toch optredende marktmacht te kunnen breken.

Ik kom op het Europees recht, dat ook eisen stelt. Terecht zal de wet worden getoetst op gelijke behandeling aan de ene kant en staatssteun aan de andere kant. Als de bedrijven het importprivilege gratis zouden krijgen, zoals de minister feitelijk voorstelt, komen wij in problemen met deze toetsen. Daarom heb ik voorgesteld om deze bedrijven in een vergelijkbare economische positie te brengen als de vrije bedrijven. Voor het privilege moet een prijs worden betaald die overeenkomt met het bedrag dat zij zouden betalen als zij vrije marktpartijen zouden zijn. De opbrengst kan ertoe bijdragen dat de bakstenen eerder kunnen worden afgelost. Dan kan een lagere opslag bij alle gebruikers worden geheven. Het amendement op stuk nr. 23 is bij de minister nog niet op veel begrip gestuit, maar ik hoop dat zij ons vanuit Europees perspectief kan steunen.

Het is opmerkelijk dat wij steun uit Italië krijgen. Vanochtend hoorde ik van een uitspraak van de Italiaanse rechter. Hij heeft uitgesproken dat een importrecht geoorloofd is op basis van de oude juridische afspraken, maar dat dat niet mag leiden tot een ongelijk economisch speelveld voor andere partijen.

Een ander belangrijk punt voor de eerlijke verdeling van importcapaciteit is dat wij de geprivilegieerde importcapaciteit zelf terugbrengen van 1500 naar 900 MW. Dat maakt de marktdominantie ook kleiner. Daarnaast is er die 400 MW maximumimportcapaciteit voor elke marktpartij.

De DTE zal zorgen voor een optimale verdeling van de marktsegmenten. Ik heb vorige week duidelijk gemaakt dat mijn ideaal is dat alles uiteindelijk via de dagmarkt gaat. Terecht zegt de DTE dat deze nog onvoldoende fluïde is om het al snel te kunnen doen. Dat duidt op een dynamisch proces. Zo gauw de markt voldoende fluïde is, kunnen wij overstappen op het Scandinavische model. Ik vraag de minister om dat met kracht te stimuleren. Op basis van mijn verzoek in het verslag heeft zij al in de wet opgenomen dat Tennet en APX met dit doel kunnen samenwerken. De toezegging van die dynamiek is een extra versterking van de marktwerking. Verder is er dus nog het gewijzigde amendement van de heren Van Walsem en Van den Akker om de nalevingsinstrumenten voor de DTE te versterken.

Alles bij elkaar is dit een veel beter pakket dan het pakket dat er lag. Het vormt ook een betere garantie op een eerlijke concurrentie aan de grens. Volgens mij krijgt dit een veel beter onthaal in Brussel dan het wetsvoorstel van de minister. Daarin was te veel sprake van een economische bevoordeling van de sector. Ik vraag de heren Van den Akker en Van Walsem om mijn opmerkingen terzake goed te overwegen. Volgens mij lopen wij daarmee een minder groot risico dan wanneer wij artikel 12 rücksichtslos schrappen. Je mag een ondernemer die een schuurtje heeft gebouwd op basis van de oude wet, op grond van de nieuwe wet niet verbieden om dat te gebruiken. Als je een aluminiumfabriek hebt gebouwd op basis van een oude wet, dan mag je die ook niet zo maar sluiten. Waarom beschermt het CDA de varkenshouders wel als het erop aankomt, zelfs tegen juridisch beter weten in, terwijl de SEP-contracten zomaar in de doos voor het oud papier worden gelegd?

De importcapaciteit die wij nodig hebben, is altijd een gevolg van de prijsverschillen hier en in het buitenland. Deze marginale kostenverschillen worden mede bepaald door de milieueisen die hier en in andere landen worden gesteld. Het gaat echter niet aan dat wij de importcapaciteit oneindig uitbreiden door vuile stroom uit het buitenland te importeren, terwijl wij weten dat de andere landen op middellange en lange term ook naar een schonere stroomcapaciteit moeten. Het gaat niet meer alleen om bruinkool- en steenkoolcentrales, maar ook om WKK en gas. Dan zullen de prijsverschillen weer kleiner worden. Ik vraag van de minister de garantie dat, als er al capaciteit bij komt, een en ander wel past in de langetermijnvisie op gelijke milieunormen in de verschillende landen. Anders leidt de stroomimport ertoe dat wij hier vuile stroom krijgen, dat onze schone WKK- en gascapaciteit worden ontmanteld, terwijl wij dat moeten betalen met dure importcapaciteit. Ik neem aan dat de DTE en Tennet zo'n langetermijnbeoordeling zullen opstellen. Ik vraag de minister haar visie daarop uiteen te zetten. Ook verzoek ik haar in Europa harder op te treden, zeker in deze week van de klimaatonderhandelingen, zodat de gezamenlijke klimaatdoelstellingen in Europees verband niet via de marktwerking onderuit worden gehaald.

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Ik heb de heer Crone niet geïnterrumpeerd toen hij mij daartoe uitnodigde. Ik kom dadelijk zelf op die kwestie.

De CDA-fractie maakt zich ernstig zorgen over het niet van de grond komen van de liberalisering en echte marktwerking in de elektriciteitssector. Artikel 12 van de overgangswet is de kern van het voorliggende wetsvoorstel. Onze fractie blijft bij haar fundamentele kritiek dat artikel 12 uitermate marktbelemmerend werkt. Wij zijn dan ook nog steeds van mening dat artikel 12 uit het wetsvoorstel moet worden geschrapt, in combinatie met artikel 2. Wij hebben daar de volgende redenen voor. Niet het nakomen van de verplichtingen uit de oude contracten, die de SEP destijds heeft afgesloten, veroorzaakt congestie bij de import van elektriciteit op het hoogspanningsnet. Het probleem is dat de Nederlandse elektriciteitsproductiebedrijven niet concurrerend zijn, vergeleken met buitenlandse elektriciteitsproductiebedrijven. Daarom wil iedereen in het buitenland kopen. Als dat gebeurt, dan krijg je congestie op het hoogspanningsnet. Dit komt dus niet door de contracten, maar door het feit dat de elektriciteitsbedrijven niet concurrerend zijn. Door de voorrangsbepaling in artikel 12 van het wetsvoorstel houden de elektriciteitsproductiebedrijven in Nederland de elektriciteitstarieven kunstmatig hoog, waardoor de Nederlandse gebruikers veel meer moeten betalen dan de gebruikers in het buitenland. Door het dichttimmeren van de markt – dat doet de minister in het wetsvoorstel – ontstaat oneerlijke concurrentie. Ook de kleinverbruikers betalen de rekening. Bij de wijziging van de Elektriciteitswet is een amendement aangenomen, waarin staat dat zij tot het moment dat ze vrij zijn, dus in 2004, op dezelfde wijze moeten kunnen profiteren als de grootverbruiker. Als de grootverbruikers niet profiteren, dan profiteren de kleinverbruikers ook niet.

Een tweede reden waarom wij tegen het handhaven van artikel 12 en artikel 2 in het wetsvoorstel zijn, is dat heronderhandelingen tussen de elektriciteitsproductiebedrijven en de buitenlandse contractpartners onmogelijk zijn geworden. In de wet staat wie er moet betalen, maar dan ben je je onderhandelingspositie kwijt. Zo simpel is het.

De derde reden waarom wij tegen artikel 12 zijn, is dat er geen sprake is van importverplichtingen, maar van afnameverplichtingen. Je zou de stroom net zo goed in het buitenland kunnen laten en daar verkopen, eventueel met een terugleververplichting in Nederland, en het prijsverschil vervolgens afrekenen Je hoeft niet per se gebruik te maken van de importcapaciteit op het hoogspanningsnet.

De vierde reden waarom wij tegen het handhaven van artikel 12 in het wetsvoorstel zijn, is dat een voorrangsbepaling een schending is van fundamenteel verdragsrecht. Noch de elektriciteitsrichtlijn, noch het Verdrag van Amsterdam biedt een wettelijke basis voor een uitzondering op het beginsel van niet-discriminatie. Ik heb in het wetgevingsoverleg uitvoerig aan de orde gesteld door de conclusies uit het advies van prof. Hanchen voor te lezen. Ik vraag daarom de minister nogmaals nadrukkelijk, vooraf ondubbelzinnig vast te stellen dat de Nederlandse overgangswet volledig spoort met de Europese wetgeving. Ik verzoek haar daarbij klip en klaar aan te geven op welke wijze zij de artikelen 81 en 82 van het Verdrag van Amsterdam toepast op die oude contracten.

Ik wijs de minister er in dit verband nogmaals op dat met artikel 12 aan de SEP zogeheten bijzondere rechten worden toegekend die tot gevolg hebben dat grens overschrijdend handelsverkeer wordt beperkt. De mening van de CDA-fractie is dat het toekennen van bijzondere rechten die het vrije verkeer van goederen belemmeren, waartoe ook elektriciteit behoort, in beginsel geacht worden in strijd te zijn met het EG-verdrag. Ik verwijs daarbij naar de jurisprudentie van het Europese Hof, in het bijzonder de zaak betreffende het invoermonopolie van de SEP. Kan de minister uitleggen hoe artikel 12 van dit wetsvoorstel spoort met de artikelen 81 en 82 van het Verdrag van Amsterdam?

Ik heb een directe vraag aan de minister. Is aan de minister, direct of indirect, of aan haar medewerkers door de Europese Commissie meegedeeld dat artikel 12 in strijd is met artikel 81 en/of artikel 82 van het Verdrag van Amsterdam alsmede met de daarmee verhand houdende jurisprudentie van het Europese Hof met betrekking tot de bijzondere rechten?

Voorzitter! Ik zou hierbij tevens een ander aspect naar voren willen brengen. De vraag of artikel 12 in strijd is met het EG-verdragsrecht en de elektriciteitsrichtlijn moet naar de mening van mijn fractie niet worden doorgeschoven naar een Europese Commissie. Dit moet vooraf duidelijk komen vast te staan. Op die manier worden onzekerheid en allerlei langdurige gerechtelijke procedures met mogelijke schadeclaims voorkomen. Ook moet voorkomen worden dat achteraf Europa de schuld krijgt van iets wat de minister heeft veroorzaakt met een slechte wetgeving die tegen bestaande Europese regelgeving indruist. Wij blijven daarom onoverkomelijke bezwaren houden tegen het handhaven van artikel 12 in het wetsvoorstel en, gekoppeld daaraan, artikel 2, omdat er een gerede kans is dat zij door de rechter en/of Brussel onderuit worden gehaald. De Nederlandse staat loop het risico van miljardenclaims door het bedrijfsleven.

Het amendement op stuk nr. 12 betreft de Noorse kabel. De minister heeft daarop tijdens het wetgevingsoverleg een uitvoerige toelichting gegeven. Als wij de minister goed begrijpen, verplicht het ingevoegde artikel 29, lid 5, Tennet niet tot aanleg van de Noorse kabel op grond van de akte van inbreng of anderszins. Tennet moet in wezen een geheel eigen afweging maken over de aanleg van de kabel die uitsluitend op bedrijfseconomische overwegingen van Tennet zijn gebaseerd. Indien de minister bevestigt dat dit een juiste interpretatie is, zullen wij het betreffende amendement intrekken.

Wij hebben ook een amendement op stuk nr. 9 ingediend betreffende het hoogspanningsnet. Wij hebben dat amendement ingediend, omdat wij daarin onze zorg tot uitdrukking hebben willen brengen dat de minister te allen tijde moet kunnen ingrijpen als de netbeheerder zich niet of niet goed van zijn taken kwijt. De minister heeft aangegeven via artikel 13 van de Elektriciteitswet voldoende mogelijkheden tot ingrijpen te hebben. Op grond van hetgeen de minister ons daarover heeft gezegd, trekken wij dat amendement in.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Van den Akker (stuk nr. 9) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Ik heb nog een aangehouden motie voor het in handen krijgen van het hoogspanningsnet door de overheid. Ik heb die motie ingediend tijdens de behandeling van de EZ-begroting vorig jaar. Het betreft motie 26800-XIII, nr. 13. Aangezien het hoogspanningsnet volledig in handen komt van de overheid en het CDA op zijn wenken bediend is, trek ik deze aangehouden motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van den Akker c.s. (26800-XIII, nr. 11) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Zojuist hebben wij van de minister een tweede nota van wijziging gekregen. In de toelichting zegt de minister dat de opbrengst van de verkoop van de aandelen Tennet voor SEP dient "ter (gedeeltelijke) dekking van de niet-marktconforme kosten van SEP en haar aandeelhouders de elektriciteitsproductiebedrijven, welke kosten weer het gevolg zijn van onder andere de elektriciteits- en gasimportcontracten". Is het mogelijk om deze formulering te zien als een verkapte steunmaatregel, waar vooraf toestemming van de Europese Commissie voor nodig is? Deelt de minister de mening dat hetgeen in deze nota van wijziging is geformuleerd, in strijd kan zijn met artikel 88 van het EG-verdrag?

Ik sprak eerder over het feit dat de kleinverbruikers niet profiteren van de liberalisering. Zij gaan de rekening betalen, hoewel door de minister lagere tarieven in het vooruitzicht zijn gesteld. De hogere kosten voor de kleinverbruikers komen niet alleen voort uit het transport en de levering van elektriciteit. Wij krijgen vele boze brieven van elektriciteitsgebruikers die voor een zekeringetje van 25 ampère ƒ 3 per maand huur moeten betalen, dus ƒ 36 per jaar. Totdat ze vrij zijn, moeten ze in totaal ƒ 144 aan huur betalen. Ik heb gisteren zo'n zekeringetje gekocht en heb de rekening meegenomen. Ik heb dat ding gekocht bij de vader van Ab Harrewijn die een elektro-installatiebedrijf in Giessenburg heeft. Weet u hoeveel het kostte? Twee gulden, zonder enige korting. Nu gebruikers hiervoor ƒ 36 per jaar aan huur moeten betalen, maak ik mij zeer ernstige zorgen over de marktwerking in Nederland. Dan hebben wij écht een groot probleem. Het is niet meer, maar ook niet minder dan misbruik van macht, om geen ander woord te gebruiken.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Wat heeft dit voorbeeld te maken met de liberalisering van de elektriciteitsmarkt? Als er misbruik van macht in de vrije markt zou zijn, zou de vader van de heer Harrewijn – ik zou dat heel naar voor hem vinden – bezig zijn met iets dat u eventueel aan de orde zou kunnen stellen bij de NMA. Op dit moment vindt in ieder geval geen liberalisering voor de kleinverbruiker plaats, maar ik heb ook al betoogd dat de kleinverbruiker op dit moment in Nederland één van de laagste prijzen in Europa betaalt.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik wil hiermee zeggen dat de marktwerking niet werkt, dat de liberalisering niet werkt, dat de grootverbruikers te veel betalen, dat de kleinverbruikers te veel betalen en dat ze met rekeningen worden geconfronteerd die nergens op slaan als ze voor een zekeringetje van ƒ 2 nu ƒ 36 per jaar moeten betalen. Dan zeg ik: er is iets fout met de marktwerking in Nederland.

De voorzitter:

Ik kan mij bijna niet voorstellen dat dit belangwekkende onderwerp niet in het wetgevingsoverleg aan de orde is geweest.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Dit soort details is gelukkig niet aan de orde geweest in het wetgevingsoverleg. Het is overigens zeer onheus, want het slaat werkelijk nergens op wat de heer Van den Akker nu zegt. Ik betreur het dat hij zo'n detail gebruikt in plaats van een wezenlijk goede discussie te voeren.

De heer Van den Akker (CDA):

Voor u is het misschien een detail, maar voor heel veel mensen is het geen detail als zij ƒ 36 per jaar aan huur moeten betalen voor een zekeringetje van ƒ 2.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Voorzitter! Hoewel het wetgeving is, hebben wij toch beperkte spreektijden. In mijn geval is de spreektijd wel buitengewoon beperkt. Ik zal mij daarom concentreren op twee punten.

Tijdens het wetgevingsoverleg van vorige week heb ik de minister gevraagd of het nieuwe, aan artikel 12 toegevoegde lid 5 niet een poot wegzaagt onder de regeling waarop de zo gewenste rechtszekerheid van de elektriciteitsproducenten stoelt. Zij is daar in dat overleg niet op ingegaan. Wel heeft zij tot drie keer toe herhaald, dat artikel 12 beoordeeld moet worden in het licht van EG-mededingingsrecht en dat zij eventuele negatieve uitspraken van de Europese Commissie wil ondervangen door lid 5 toe te voegen. Nu is het van tweeën één: óf de minister is ervan overtuigd dat het voorliggende wetsvoorstel Brusselproof is, óf zij is dat niet.

Ik raak er hoe langer hoe meer van overtuigd, dat de ontsnappingsclausule van lid 5 niet thuishoort in een wet. Ik heb daarvoor drie redenen. De feitelijke beslissing wordt nu in handen gelegd van de Europese Commissie. Dat is strijdig met de door artikel 12 geboden rechtszekerheid voor de SEP, in casu de producenten. Zij weten hierdoor immers nog niet waar ze aan toe zijn.

Ten tweede omdat dit ook suggereert dat de minister zich bij voorbaat zal neerleggen bij de uitspraken van de Europese Commissie. Politiek gezien is dit een vorm van vergaand risicomijdend gedrag en in feite een amendement op de eigen ingeslagen route van wetgeving. Het wekt de indruk dat de minister toch minder zeker is over de conformiteit met het Europese mededingingsrecht van artikel 12, de leden 1 t/m 4. Lid 5 relativeert in ieder geval de overtuiging waarmee zij dit eerder verdedigde.

Ten derde lijkt het nut van lid 5 alleen tijdwinst te zijn. Immers, wanneer onbetwistbaar is vast komen te staan dat artikel 12 in strijd is met het Europese mededingingsrecht, zal de capaciteitsreservering hoe dan ook moeten worden teruggedraaid. De lange weg van wetswijziging wordt nu ondervangen door de wettelijke reserveringsmogelijkheid ook weer bij wet ongedaan te kunnen maken. Dat is een slang die in zijn eigen staart bijt. Ik ben in het algemeen voorstander van tijdwinst, maar niet ten koste van de zorgvuldigheid. Laten wij dan ook de koninklijke weg bewandelen en te zijner tijd, wanneer de opvattingen van de Europese Commissie bekend zijn, een eventuele wetswijziging doorvoeren. Graag hoor ik nu wel van de minister een reactie op deze bezwaren.

Ten slotte kom ik bij het eigendom van het hoogspanningsnet. Het vertrouwen van de minister in de bescherming door wettelijke regels tegen invloed van aandeelhouders op het beleid van de beheerder, bleek tijdens het wetgevingsoverleg schier onbegrensd. Wij achten de nu ontstane situatie waarbij de staat 100% aandeelhouder is, echter een goed vertrekpunt en zouden dit zoveel mogelijk willen vasthouden. Wij hebben deze situatie ook altijd bepleit, dat weet de minister ook van ons. Wat ons betreft biedt de voorhangprocedure in artikel 10, lid 2, voldoende waarborg om als Kamer te spreken over voorkomende gevallen van voorgenomen vervreemding. Wij zijn echter momenteel niet zover, mede gezien het debat, om de wettelijke mogelijkheid te openen om aandelen te vervreemden aan belanghebbende producenten, leveranciers en handelaars. Ik wijs op het herziene amendement op stuk nr. 29 dat dient ter vervanging van de amendementen op de stukken nrs. 16 en 19. Als de minister in de toekomst toch aanleiding ziet om aandelen aan dergelijke partijen te verkopen, zal zij met goede argumenten moeten komen om de Kamer te overtuigen van de wenselijkheid daarvan. Wij zullen dan wel zien of de wet alsnog deze mogelijkheid moet gaan bieden. Ik prefereer dit boven het nu al regelen van deze mogelijkheid.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Om maar met de deur in huis te vallen, GroenLinks is nooit voorstander geweest van marktwerking in de elektriciteitssector. Tot op de dag van vandaag zijn wij niet overtuigd van het algemeen belang van deze marktwerking. Wie zal er nu eindelijk beter van worden, is voor ons een vraag die cruciaal is, maar nog steeds niet is beantwoord. Bovendien zijn er in onze ogen bepaalde keuzes gemaakt en is dit marktwerkingtraject op een manier ingevuld die niet leidt tot lagere prijzen en ook niet naar een beter milieu. Je zou deze minister het boegbeeld kunnen noemen van marktwerking en het is daarom in onze ogen onbegrijpelijk dat door dit wetsvoorstel een partij zoveel ruimte krijgt van de beperkte importcapaciteit. Deze voorkeursregeling is door de minister nog niet voldoende onderbouwd. Bovendien lijkt het voorstel daarmee in strijd met het mededingingsrecht en met het Europese recht.

Mijn fractie vindt het ook teleurstellend dat de elektriciteitsproductiebedrijven niet bereid zijn tot een resultaatsverplichting met betrekking tot het vrijmaken van de 600 MW voor volgend jaar en het realiseren van de extra 1000 MW in 2002.

Voorzitter! Wij hebben nog een aantal vragen over de Noorse kabel. Wie besluit nu eigenlijk tot aanleg en op welke basis zal dit gebeuren? Mijn fractie vraagt zich af waarom Tennet het eigendom in handen krijgt en of dit alleen gebeurt nadat Tennet heeft geoordeeld dat het algemeen belang daarmee wordt gediend. Wil de minister nog een keer ingaan op de procedure? Kan zij de genoemde waarborgen garanderen?

Ook de discussie over de veiling van de vrije importcapaciteit laat zien wat tot nu toe de gevolgen van liberalisering zijn. Het draait om geld, geld en nog eens geld en om de noodzaak dat "onze" bedrijven aan de internationalisering kunnen meedoen. Het milieu speelt hierbij geen heldere rol. Voor GroenLinks is dat een onverteerbare zaak. Men kiest ervoor om de overcapaciteit van de goedkope bruinkoolstroom en de gesubsidieerde kernstroom alle ruimte te geven. De veel meer mens- en milieuvriendelijke vormen worden in onze ogen uit de markt gedrukt. De belangenbehartigers van deze productiewijze staan aan de basis van deze Europese liberalisering. GroenLinks vindt dat de milieugevolgen van de productiewijze onderdeel moeten uitmaken van de veiling; je zou het een beauty contest kunnen noemen. Wij vinden dat een cruciaal element. Ook hierop horen wij graag de visie van de minister.

Ik wil kort ingaan op de kwestie Demkolec. De GroenLinks-fractie wil dat deze centrale zo milieuvriendelijk mogelijk wordt voortgezet. De overheid mag daarvoor extra geld uittrekken, bijvoorbeeld door middel van het accepteren van een lagere veilingprijs. Die kan worden gecompenseerd door een hogere toeslag op de stroomprijs. Op die manier betalen alle eindgebruikers mee aan de milieuvriendelijkere optie. Een belangrijke vraag daarbij is wel: wat is milieuvriendelijk? De variant van een gasgestookte centrale leidt volgens de minister tot minder CO2-emissies. Ik heb geen getallen gezien die mij duidelijk maken waar het omslagpunt ligt. Hoeveel biomassa moet worden gestookt om evenveel emissie te verminderen als de gasgestookte variant? Kan de minister daarover het liefst vandaag, maar als dat niet lukt graag schriftelijk, informatie verschaffen?

In onze ogen is het te simpel om te stellen dat biomassa goed is voor het milieu, of zelfs duurzaam. Biomassa kent verschillende varianten. Houtsnippers verbranden, is niet hetzelfde als duurzaam hout verbranden: het eerste is duurzame energie, al is het de vraag waar die snippers vandaan komen. Als daarvoor illegaal een bos is gekapt, dan wordt het allemaal zeer discutabel. Kippenmestverbranding is een verhaal apart; die leidt niet tot een duurzame landbouw. Andere nadelige effecten zijn dat het energie-intensieve kunstmestgebruik in stand blijft en dat, anders dan de motie-Crone c.s. stelt, de emissies omhoog gaan en ook dat je moeilijke afvalstoffen overhoudt. GroenLinks zou het veel beter vinden om de kringloop binnen de landbouw af te sluiten. Als dat niet lukt, dan is de mestvergisting een beter alternatief voor het milieu dan verbranding. Wij vinden dit een lastig dilemma. Als de motie op stuk nr. 26 een onderscheid zou maken tussen duurzame en niet-duurzame biomassastromen, dan zou het voor de GroenLinks-fractie makkelijker zijn om haar te steunen. Dan krijg je in onze ogen echt een milieuvoordeel, terwijl dat bij die motie discutabel is.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! De centrale zal alleen rendabel kunnen zijn bij regulerende energiebelastingvrijstellingen voor duurzame energie. Ik houd me aan de definitie van duurzame energie uit de wet regulerende energiebelasting; die is volgens mij vrij zuiver. Dat hoeft dus niet het probleem te zijn, alleen moet de definitie worden omgezet in een marktcertificaat. Dat is een ander probleem.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wij zullen er nog eens goed naar kijken, maar bij ons bestaat er nog enige twijfel over.

De GroenLinks-fractie is ontevreden over dit voorstel. Je kunt je afvragen of het voorstel wel Brusselproof is, maar ook of het wel duurzaamproof is. Wij hebben daar grote twijfels bij. Wij maken ons zorgen over het milieu en over de positie van de kleinverbruiker. En om aan te sluiten bij de heer Van den Akker: ik zou de zekering liever bij het bedrijf van de heer Harrewijn blijven kopen. In onze ogen geeft dat op dit moment meer zekerheid dan dit voorstel, ook voor de kleinverbruiker.

De heer Van den Akker (CDA):

De heer Harrewijn is jarenlang CDA-wethouder geweest in Giessenburg!

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Kun je nagaan hoe divers GroenLinks is samengesteld! Nu stemt hij trouwens GroenLinks.

De heer Van Walsem (D66):

Voorzitter! Ik heb vier minuten spreektijd gekregen voor dit onderwerp. Dat is vrij royaal. Als twee ministers ruzie hebben, wordt voor de bespreking daarvan een dag door de Kamer uitgetrokken en als wij hier praten over een belangrijk onderdeel van de samenleving, waarbij iedereen is betrokken, krijg je maar vier minuten.

De voorzitter:

Daarmee ben ik het niet eens. U hebt er volgens mij een wetgevingsoverleg over gehouden en dat was in het andere geval niet zo. Maar laten wij niet verder over de procedure praten. U doet uzelf, uw collega's en de minister iets tekort als u zegt dat er maar een paar minuten over gesproken wordt.

De heer Van Walsem (D66):

Dan ga ik verder, voorzitter.

Wij hadden een probleem met de SEP-contracten, een langlopend probleem dat opgelost moest worden. De minister is met een voorstel gekomen in de hoop dat dit een definitieve oplossing zou bieden. Naar de mening van de fractie van D66 is dat helaas niet het geval.

Er wordt gesproken over importcontracten. Later heeft de minister gezegd: het zijn afnamecontracten. Het zijn dus afnamecontracten. Ik kreeg vanmiddag nog een briefje van EDF waarin staat: "Wij hebben voorstellen gedaan aan de SEP om de elektriciteit in Frankrijk te verkopen, zodat deze niet geïmporteerd behoeft te worden". Het zijn dus inderdaad afnamecontracten en ik denk dat er nog wat speling zit in de mogelijkheid om een oplossing te vinden.

De heer Crone (PvdA):

U brengt informatie ter tafel die zeer wezenlijk kan zijn. Heeft u een aparte brief gekregen van EDF die wij allemaal mogen inzien?

De heer Van Walsem (D66):

Ik heb een zekere faam opgebouwd in deze Kamer.

De heer Crone (PvdA):

Ik meen het in alle ernst.

De heer Van Walsem (D66):

Het is een persverklaring die men mij gefaxt heeft.

De heer Crone (PvdA):

Daarin staat dat men de elektriciteit in Frankrijk wil houden en de economische kosten wil ruilen. Dat wil niet zeggen dat het daarmee een contract is af-Parijs. Ik heb begrepen dat het een contract is af-Belgische grens. Als wij niet instappen op dat voorstel zitten wij gewoon vast aan het gesloten contract. Natuurlijk doet men allerlei prachtige aanbiedingen, maar wij moeten nagaan wat het kost om het zo te doen.

De heer Van Walsem (D66):

Nee, laten wij de zaken goed op een rijtje houden. Ik zeg: het zijn afnamecontracten en geen importcontracten. EDF zegt: wij zijn bereid de elektriciteit die wij hebben verkocht aan de SEP voor de SEP te verkopen in Frankrijk. Dat zou een deel van de oplossing kunnen zijn.

De heer Crone (PvdA):

Dat stond al een paar weken geleden in Het Financieele Dagblad. De Fransen zeggen: je mag die stroom in Frankrijk uitventen, maar tegen de prijs die in het contract staat. Daarom is het zo duur. Dat lost dus het probleem niet op. Het is geen contract af-Parijs, maar een contract af-Belgische grens. U kunt dus niet zeggen dat het niks is.

De heer Van Walsem (D66):

Ik bepaal zelf wel wat ik zeg. Die SEP-contracten zijn niet mijn probleem. U maakt ze tot uw probleem en dat probleem wilt u helpen oplossen, maar u bemoeit zich met een oplossing voor iets wat niet uw probleem is. Dat moet u niet doen. U maakt het zichzelf buitengewoon moeilijk.

De heer Crone (PvdA):

U suggereert een oplossing die er niet is. U moet er geen jijbak van maken door te zeggen dat ik ergens een probleem van maak. Ik heb zeer uitvoerig het verschil uiteengezet tussen juridische en economische verantwoordelijkheid. Daar kunt u op ingaan, maar u kunt niet zomaar zeggen: het is een contract waar die bedrijven niet aan gebonden zijn. Het gaat om een importcontract af-Belgische grens.

De voorzitter:

Wat u beweert, is heel duidelijk, mijnheer Crone, maar nu is de heer Van Walsem aan de beurt.

De heer Van Walsem (D66):

Het is een afnamecontract, wat betekent dat wij bij de import een kleiner probleem hebben dan wij dachten. Ik vind dit niet echt mijn probleem.

De Europese elektriciteitsrichtlijn is in 1998 ingegaan. Voor de implementatie ervan is de Elektriciteitswet ingevoerd. Daarin hebben wij geen uitzonderingen gemaakt voor SEP-contracten. Dat had misschien gekund, want de richtlijn kan op verzoek een overgangsregeling bieden. Met het oog daarop hadden de internationale verplichtingen gemeld moeten worden. Weliswaar zijn deze gemeld, maar volgens de beschikking van de Europese Commissie van oktober 1999 is dit te laat gebeurd. Overigens merkt de commissie op dat men ook bij tijdige aanmelding niet in aanmerking zou zijn gekomen voor de overgangsregeling. De commissie-Herkströter heeft gezegd dat de SEP-contracten niet bij de bakstenen behoren. De uitvoering van die contracten behoort niet tot de publieke taakuitvoering. Ik herinner eraan dat de Kamer het desbetreffende advies heeft omarmd.

Deze factoren maken mijns inziens duidelijk dat de afnamecontracten van de SEP niet tot de bakstenen behoren, dat de prioriteitenstelling die de minister geeft via artikel 12 uiteraard een behoorlijke financiële waarde heeft en dat het zo niet kan. Hiermee wordt de marktwerking gefrustreerd. Het is eigenlijk te gek dat ik hier een minister van de VVD de marktwerking moet uitleggen. Dat zou eigenlijk niet nodig moeten zijn. Bovendien is een en ander in strijd met zaken als de ondersteuning van bedrijven, mededinging, discriminatievoorschriften enz. Ik kan al die dingen wel opnoemen, maar dat zal men wel van mij geloven. Daar komt men niet mee weg.

Overigens wijs ik erop dat wij tegen de SEP-aandeelhouders hebben gezegd: je verkoopt je bedrijf en dat mag – ze hebben geweldige opbrengsten gekregen; dat viel ontzettend mee – maar reserveer een gedeelte van deze gelden voor de bakstenen. Op die manier kon worden voorkomen dat men twee keer zijn zakken vulde. Dat geld is gereserveerd en dat moet dan ook maar besteed worden aan die bakstenen.

De NMA heeft in haar advies gesteld dat het zo eigenlijk niet kan. Het algemeen belang dat eventueel een reden zou kunnen zijn, wordt verder niet onderbouwd. Dat heb ik nergens kunnen vinden. Blijkbaar kan dit niet worden aangetoond.

Wat mijn amendement op stuk nr. 14 betreft wijs ik erop dat het de bedoeling is om het DTE instrumenten te geven om, wanneer marktpartijen zich op de veiling zouden "misdragen" – ik denk aan machtsmisbruik en te veel marktdominantie – in te grijpen. Zo zou men maximale capaciteit kunnen toewijzen.

Voorzitter! Wat mij betreft zouden de maandcontracten kunnen vervallen wegens te gering economisch belang; er zou sprake moeten zijn van een verdeling over dag- en jaarcontracten. Zou men er niet uitkomen, dan zou men kunnen denken aan een overgangsregeling voor de grote bedrijven die zwaar worden gedupeerd.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Met dit debat komt er hopelijk een einde aan een lange reeks debatten. Het is noodzakelijk dat er eindelijk rust komt in deze sector. De fractie van de VVD is voorstander van een zorgvuldige liberalisering van de elektriciteitsmarkt, waarbij alle mogelijke belemmeringen voor een vrije marktwerking worden weggenomen. Deze overgangswet neemt één van de lastigste hordes in het liberaliseringstraject: de herstructurering van de elektriciteitsproductiesector, die meer marktgericht moet gaan opereren. Deze wet is noodzakelijk omdat zich bij de overgang van de oude situatie naar een geliberaliseerde markt uiteraard overgangsproblemen voordoen.

Liberalisering is voor de VVD geen doel op zich, maar een middel teneinde voor de groot- en kleinverbruikers in Nederland de beste prijs-kwaliteitverhouding te krijgen en vernieuwing van diensten en producten en uiteindelijk ook keuzevrijheid te bewerkstelligen. Hiervoor is een goede marktwerking noodzakelijk, evenals een sterk en kwalitatief goed toezicht van NMA en DTE; zij moeten waken over de uitvoering van de democratisch vastgestelde uitgangspunten die noodzakelijk zijn bij een goede liberalisering. Het is voor ons dan ook van groot belang, dat het compromis met de elektriciteitsproductiesector voor een groot deel overeenkomstig de plannen van de commissie-Herkströter wordt uitgevoerd. Wij hechten eraan dat verplichtingen die in het verleden door de elektriciteitsproductiesector zijn aangegaan worden nagekomen. De hierdoor veroorzaakte echte bakstenen, stadsverwarming en Demkolec, worden gecompenseerd door een toeslag op het transporttarief. Wil de minister erop toezien dat dit zo snel mogelijk tot een einde komt, op het moment dat de marktwerking echt volledig is?

Essentieel in de overgangssituatie is het creëren van een adequate werking. Teneinde de marktwerking te waarborgen, opdat een gezonde concurrentie kan ontstaan, heb ik twee amendementen en twee moties ingediend, mede ondersteund door de heer Crone en, althans de moties, de heer Van Walsem.

De heer Van den Akker (CDA):

Kan mevrouw Voûte aangeven wat nu echt voor rekening van de elektriciteitsproductiebedrijven komt? Waar zit nu echt de pijn voor de elektriciteitsproductiebedrijven? Zij krijgen het hoogspanningsnet...

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Dankzij het CDA!

De heer Van den Akker (CDA):

De bakstenen worden niet doorberekend, maar daar krijgen zij nu hogere prijzen voor, zoals wij in de hoorzitting hebben gehoord. Waar zit de pijn voor de productiebedrijven? Herkströter heeft heel duidelijk gezegd, en de minister heeft het advies van Herkströter omarmd, dat de bakstenen voor rekening van de elektriciteitsproductiebedrijven moeten komen.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Het is niet relevant waar de pijn zit. Het is aan de ene kant relevant of een goede marktwerking ontstaat. Dat is voor het evenwicht. Het is aan de andere kant relevant of aan de verplichtingen die in het verleden zijn aangegaan, en waar mijn fractie en gelukkig ook die van de PvdA aan hecht, wordt voldaan. Wij zijn er allemaal bij geweest toen die verplichtingen in de Elektriciteitswet werden vastgelegd. Het zou wat moois zijn als je contracten en verplichtingen aanging en bij een nieuwe wet alle oude verplichtingen zomaar in de prullenmand gooide. Dan zou de overheid pas echt onbetrouwbaar zijn.

De heer Van den Akker (CDA):

De minister heeft in de Eerste Kamer heel duidelijk gezegd, dat er geen overheidsbetrokkenheid was bij de importcontracten. Als een bedrijf domme contracten afsluit voor vele tientallen jaren, zonder openbreekclausules, tegen vaste prijzen, dan verdien je niet beter.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Ik vind dat de heer Van den Akker wel een vreemde stellingname heeft...

De voorzitter:

Ik maak mij zorgen. Is dit allemaal wel nieuw? Ik kan mij bijna niet voorstellen dat het nog niet aan de orde is geweest.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Nee, voorzitter, wij houden ons aan uw regels. In het verleden heeft een minister van het CDA, de heer Andriessen, de Elektriciteitswet voorgesteld, waarbij die zogenaamd domme contracten zijn gesloten. Waar was het CDA toen die domme contracten werden gesloten? Dat heeft ze toch ook geaccordeerd?

De heer Van den Akker (CDA):

De overheid en de politiek zijn er niet bij betrokken geweest. Op een vraag van de heer Loudon in de Eerste Kamer, tijdens de behandeling van de Elektriciteitswet in de Eerste Kamer...

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Dit is al wel tien keer aan de orde geweest!

De voorzitter:

Dat was de reden waarom ik probeerde in te grijpen. U begon over de Eerste Kamer. Dat debat herinner ik mij zelfs nog.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik kan mij dat debat goed herinneren, want de minister was die dag jarig. Zij werd uitgebreid gefeliciteerd door de voorzitter van de Eerste Kamer. Ik ben er zelf bij geweest.

De heer Loudon vroeg de minister of er sprake was van overheidsbetrokkenheid bij de importcontracten. De minister zei letterlijk dat er wat de importcontracten betreft geen stimulerende rol van de overheid is geweest, zoals bij Demkolec en de stadsverwarmingsprojecten. Er was een mogelijkheid van compensatie gecreëerd, maar die was afhankelijk van draagkracht en marktprijsontwikkeling. Er was nooit overheidsbetrokkenheid, ook niet tijdens het CDA-ministerschap.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

De overheid had geen stimulerende rol, maar de overheid heeft wel de Elektriciteitswet vastgesteld. De heer Loudon heeft de Eerste Kamer verlaten. Wij debatteren nu in de Tweede Kamer. Ik vind het wat mager als de heer Van den Akker steeds de Eerste Kamer erbij moet betrekken.

De heer Van Walsem (D66):

Mevrouw Voûte zei dat D66 meewerkte aan een onbetrouwbare overheid. Dat kan ik niet over mijn kant laten gaan, want dat is geenszins het geval. Ik moet mevrouw Voûte erop attent maken, dat de VVD blijkbaar wetteloosheid en rechteloosheid voorstaat. Als jurist moet ik zeggen dat Europese en Nederlandse wetgeving boven private overeenkomsten gaat. De overheid bemoeit zich niet met conceptcontracten, zo stellen de heer Herkströter en de minister. Het is dus gewoon een privaat contract. Nogmaals, wij hebben ons te houden aan de Europese en Nederlandse wetgeving en daar ben ik aan gebonden.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Het gaat erom dat je verplichtingen uit het verleden moet eerbiedigen. Dat is het uitgangspunt.

Het amendement op stuk nr. 17 gaat ervan uit dat de productiebedrijven 600 MW capaciteit op korte termijn moeten vrijmaken. De inspanningsverplichting wordt hiermee een resultaatsverplichting Het amendement op stuk nr. 22 dient ertoe om te voorkomen dat partijen een dominante macht kunnen opbouwen. Bij het verkrijgen van importcapaciteit wordt het maximale aandeel van de importcapaciteit daarom gesteld op 400 MW per marktpartij. In de motie op stuk nr. 24 dring ik er bij de regering op aan dat de verruiming tot 1000 MW grensoverschrijdende transportcapaciteit zo snel mogelijk gerealiseerd moet worden door Tennet met als uiterste datum 1 juli 2002. De motie op stuk nr. 25 verzoekt de regering om op korte termijn een onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden van optimalisering van grensoverschrijdende transportcapaciteit.

Deze amenderingen, inclusief het amendement op stuk nr. 23 van de heer Crone en mijzelf, creëren een stevig pakket aan maatregelen. Dit pakket aan maatregelen veroorzaakt voldoende concurrentie zodat dat de prijs voor elektriciteit kan dalen. Het is overigens een misverstand om te denken dat de kleinverbruiker momenteel een hogere prijs betaalt dan in het buitenland. De DTE moet erop toezien dat een optimale marktwerking plaatsvindt bij die grensoverschrijdende transportcapaciteit en bij de peiling. Ik vraag aandacht voor de capaciteit en de kwaliteit van de DTE, goede marktwerking staat en valt met capaciteit en de kwaliteit van de toezichthouder. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister. Het probleem in deze overgangsperiode is knellend bij de energie-intensieve grootverbruikers en niet bij de kleinverbruikers op dit moment en het MKB. Wij hopen dat de datum van 1 januari 2001 voor de Nederlandse grote energiegebruikers een belangrijk moment zal zijn. Dan wordt de overeenkomst van samenwerking volgens afspraak beëindigd. Wij verwachten dat de Nederlandse mededingingsautoriteit als een ware waakhond verscherpte aandacht zal hebben voor de ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt. Ik krijg signalen uit de markt dat er tot nu toe nog geen begin van concurrerende aanbiedingen van de productiesector aan de grootverbruikers worden gedaan. Afgestemd gedrag en prijsafspraken zijn een doodzonde in het mededingingsrecht. Wij zouden liever zien dat de NMA en de DTE capaciteit steken in andere zaken dan het moeten doen van invallen in elektriciteitscentrales.

Het schrappen van artikel 12, waarover zoveel te doen is, zou betekenen dat de nakoming van bestaande contractuele verplichtingen, voorzover zij nog van kracht zijn, onzeker of zelfs onmogelijk wordt. Dat zou de kosten sterk verhogen en mij dunkt dat de advocatuur- en consultancybranche de afgelopen tijd al genoeg aan de elektriciteitssector verdiend hebben. Het zou een goede zaak zijn als bij een evenwichtige overgang alle juridische procedures verder achterwege zullen blijven.

Er zal een bedrag van 2,55 mld. nodig zijn voor de financiering van het 100% aandeelhouderschap van de staat. Dit bedrag zal uit de algemene middelen gefinancierd worden. Dus: de belastingbetaler. Dit bedrag van 2,55 mld. is in de ogen van mijn fractie veel geld. Het is mij bekend dat in België, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Denemarken en Finland het hoogspanningsnet in private handen is. Uit een rapport van de Europese Commissie (DG-TRAN) blijkt dat er geen grotere knelpunten zijn in leveringszekerheid en betrouwbaarheid bij deze private netten, dan bij de hoogspanningsnetten die in overheidshanden zijn. De Europese Commissie heeft aangegeven neutraal te staan tegenover het eigendom van netten. Regelgeving en goed toezicht zijn belangrijker dan eigendom! Voor de VVD is het private eigendom van het hoogspanningsnet, niet zijnde productiebedrijven, toeleveranciers of andere aan de elektriciteitssector gelieerde organisaties, maar wel van bijvoorbeeld institutionele beleggers, dan ook nog steeds een reële optie en wij achten het van groot belang dit snel te evalueren. Immers, een overheid in een gelijktijdige rol van aandeelhouder, toezichthouder en veilingmeester is een ongewenste situatie vanuit mededingingsrechtelijke optiek.

Voorzitter! De heer Van den Akker gaat nu waarschijnlijk spreken over de heer Loudon!

De heer Van den Akker (CDA):

Nee, die heb ik nu zoveel keer aangehaald en die zit zo op de lijn van het CDA, dat ik dit niet meer hoef te doen. Dat weet u ook wel!

Voorzitter! Ik zou mevrouw Voûte willen vragen hoe haar opmerking met betrekking tot het voor 100% in handen krijgen van de aandelen in Tennet te rijmen is met wat de minister zegt in haar tweede nota van wijziging, namelijk dat het dient ter gedeeltelijke dekking van de niet-marktconforme kosten van de SEP?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Ja, dat klopt. Dat is ook de reden waarom we het er op dit moment mee eens zijn – alleen op dit moment. Maar onze voorkeur gaat ernaar uit dat het op zich naar een private partij gaat, zoals institutionele beleggers.

Voorzitter! Binnenkort zal Tennet capaciteit gaan veilen. Wil de minister erop toezien dat het inderdaad in goede samenwerking met de APX gebeurt, want die synergie is noodzakelijk. Het zou jammer zijn, als er twee trajecten ontstaan.

Voorzitter! Over Demkolec heb ik de motie ondersteund van de heer Crone. Is de minister bereid – misschien kan zij er nader op ingaan – om bij de veiling van Demkolec serieus de optie van de biogasser te betrekken?

Voorzitter! Ik verwacht dat met dit evenwichtige pakket aan maatregelen van deze overgangswet de energieproductiebedrijven als ware ondernemers de markt op zullen gaan, de klant concurrerend tegemoet zullen treden en zelfs de markt in Europa zullen gaan bewerken. Immers, dat getuigt van een ondernemingsgeest die van oudsher private bedrijven in andere markten zo duidelijk ten toon spreidden.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Misschien moet ik nog eens beginnen met een opmerking te maken over waar we nu staan met de marktwerking in de elektriciteitssector, want ik krijg uit de woorden van de heer Van den Akker de indruk dat hij denkt dat er al marktwerking is. Mijn indruk is dat dit nog niet geheel gerealiseerd is, to put it mildly. Wij zitten aan het begin van een martkwerkingstraject en natuurlijk ook nog aan het begin zelfs van het overgangstraject. Volledige marktwerking zal pas rond 2003 gerealiseerd zijn. Overigens is het natuurlijk wel zo dat dankzij de eerste stappen die we nu gezet hebben, inmiddels de DTE een flinke efficiencykorting op heeft gelegd aan een aantal netbeheerders. Als dat soort dingen die de heer Van den Akker noemde, nu nog voorkomen, dan zal dat, denk ik, heel gauw afgelopen zijn, want zij zullen met hun tarieven omlaag moeten.

De bedrijven piepen ook flink en zo hoort het ook te gaan, maar ik denk dat juist dankzij liberalisering dit soort dingen nu eindelijk opgepakt worden. Als het overigens gedaan wordt door de leverancier van de klant op dit moment, dan is juist het mooie dat na 2003 de klant dit soort flauwekul niet meer hoeft te accepteren, want dan heeft hij de mogelijkheid om een andere keuze te maken. Het pleit dus eigenlijk meer voor versnelling dan dat het pleit voor het nog langzamer of niet doen. Dit is iets wat juist in een gereguleerde markt makkelijk voor kan komen.

Voorzitter! Ik ben heel blij dat de Kamer zo snel na het wetgevingsoverleg het wetsvoorstel heeft willen agenderen, want het is van het grootste belang dat we per 1 januari 2001 het wetsvoorstel in werking kunnen laten treden; in welke vorm dan ook, zou ik bijna zeggen. Ik hoop dat de Kamer zich dat ook goed wil realiseren, want als dit wetsvoorstel, mogelijk geamendeerd of niet geamendeerd, de datum van 1 januari niet haalt, betekent het per saldo dat de overeenkomst van samenwerking blijft bestaan en er na 1 januari helemaal geen sprake is van welke concurrentie dan ook in Nederland tussen productiebedrijven. Dit betekent mijns inziens dat we dan in elk geval grote zekerheid hebben, dat we opgezadeld zullen zijn met de allerhoogste energieprijzen in Nederland. Ik hoop dat iedereen zich dit ook realiseert.

Het wetsvoorstel zal mijns inziens een belangrijke en ook positieve impuls geven aan de voortgang van het liberaliseringsproces. Wij hebben vorige week in het wetgevingsoverleg uitgebreid en indringend met elkaar gesproken, en het accent lag daarbij – het ligt er wat mij betreft nog steeds – op het vinden van een balans tussen het respecteren van bestaande verplichtingen en het optimaliseren van de marktwerking. Het hoofddoel is en blijft immers het liberaliseren van de markt om zodoende de consument, of dit nu een individueel persoon is of een bedrijf, hiervan te laten profiteren. In dat verband is een aantal amendementen ingebracht. Ik meen er verstandig aan te doen eerst weer iets te zeggen over het amendement op stuk nr. 10, het amendement van de heren Van den Akker en Van Walsem. Daarmee gaan zij echt veel en veel te ver. Ik wil met name op dit amendement kort ingaan naar aanleiding van de berichtgeving in de media van de afgelopen week en ook naar aanleiding van de woorden die daarover door zowel de heer Van den Akker als de heer Van Walsem zijn gesproken.

Ik weet natuurlijk dat de problematiek de aandacht heeft van de Europese Commissie. Dat heeft niet te maken met het wetsvoorstel, maar met het feit dat er klachten zijn en die heeft de Commissie te behandelen. De klachten komen van onder meer grootverbruikers. Daarbij komt de vraag aan de orde of niet sprake is van strijdigheid met de mede- dingingsbepalingen van het Euro- pese verdrag.

Misschien is het goed dat ik eerst iets zeg over de artikelen 12, 81 en 82. Artikel 12 betreft bestaande, langjarige invoercontracten die SEP sloot, moet ik tegen de heer Van den Akker zeggen en misschien ook tegen de heer Van Walsem, in overeenstemming met geldende wetgeving en ter uitvoering van hun taak terzake van het algemene economisch belang als bedoeld in artikel 86 van het EG-verdrag. Toen de contracten dus werden gesloten en de verplichtingen werden aangegaan, was er conformiteit met EG-bepalingen die wij thans nog kennen. Voor een onderneming, belast met het beheer van diensten van algemeen belang, gelden de mededingingsregels bedoeld in de artikelen 81 en 82, die inhouden een verbod op het misbruiken van een economische machtspositie. Op grond van artikel 86 moet echter wel de aan SEP toevertrouwde bijzondere taak uitgevoerd kunnen worden. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bevestigd, dat SEP die taak had bij de beoordeling van SEP's importmonopolie onder de oude Elektriciteitswet, die van 1989. Dat brengt mij ertoe te stellen, dat artikel 12 wel degelijk verenigbaar is met de artikelen 81 en 82 van het EG-verdrag.

Tegen de heer Van Dijke wil ik zeggen, dat het nieuwe vijfde lid van artikel 12 een kwestie van zorgvuldigheid is. Dat laat onverlet dat naar mijn mening artikel 12 toelaatbaar is. Dat is ook mijn verdediging in de richting van de Europese Commissie, hetgeen onverlet laat dat de Commissie terzake van mededinging waarbij er geen invloed is van Europese raden een eigenstandige verantwoordelijkheid heeft. Er is een zelfstandige bevoegdheid voor DG4. Men kan bepalen dat aanpassingen moeten worden aangebracht. Ik heb mij op dit punt van verschillende kanten laten adviseren: door de Raad van State, de landsadvocaat en door mijn eigen juristen. Die advisering heeft mij tot de conclusie gebracht, dat wat ik aangaf juist is. Dat betekent niet, dat dit altijd het einde is. Zo werkt het systeem niet, gelet op onze relatie in Europa.

De heer Van Walsem (D66):

Voorzitter! De Europese elektriciteitsrichtlijn is opgesteld om de elektriciteitsmarkt van Europa te liberaliseren. Onze Elektriciteitswet van 1998 is een implementatie van die richtlijn. De gesloten contracten zou men in de optiek van de minister moeten eerbiedigen als sprake is van een nationaal economisch belang of van bijzondere rechten. Die uitzondering hebben wij bij de behandeling van de Elektriciteitswet 1998 niet gemaakt. De Europese richtlijn voorziet wel in de mogelijkheid van het maken van een uitzondering en om een overgangsregeling op te stellen voor contracten die eventueel een bepaald belang dienen. De Commissie heeft ons geen toestemming voor een dergelijke uitzondering gegeven. Volgens mij was de minister te laat met de melding en bovendien heeft de Commissie bepaald, dat twee van de drie SEP-contracten niet voor een uitzonderingsbepaling in aanmerking komen. Omdat de Europese richtlijn loyaal en te goeder trouw zou moeten worden uitgevoerd, is de minister gehouden bestaande contracten die niet vallen onder een overgangsregeling te laten vervallen. Althans, zij kunnen niet onder het voorkeursrecht vallen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

De importcontracten waren wel degelijk een onderdeel van de melding. Hoe komt u erbij dat wij die niet gemeld zouden hebben? Die zijn altijd onderdeel geweest van de melding aan de Europese Unie.

De heer Van Walsem (D66):

U mag mij verbeteren, maar volgens mij had u de officiële melding moeten doen in februari 1998 en u heeft dat pas in oktober gedaan. In de beschikking van de Commissie van oktober 1999 staat dat die melding te laat is geweest.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Er is nog helemaal geen beschikking. Men is nog volledig bezig met het beoordelen. Overigens moeten wij ons goed realiseren dat de richtlijn niet beoogt om bestaand handelsverkeer te doorkruisen. Die zaken zijn wel degelijk altijd onderdeel geweest van de melding aan de Europese Unie. Er is geen sprake van dat er wat dat betreft een probleem is. Nu weet ik trouwens weer precies wat hier speelde. Het ging erom dat niet DG17 de zaak zou beoordelen maar dat het overgeheveld werd naar DG4. Dus het was niet zo dat het te laat in aanmerking kwam om er iets mee te doen. De beschikking was dat met name DG4 de zaak ging bekijken. Dat is een interne afspraak die gemaakt is binnen de Europese Commissie. Daar zal ook naar gekeken worden.

De heer Van Walsem (D66):

Ik dacht dat uitzonderingsgevallen, zoals afnamecontracten van de SEP, gemeld moesten zijn op de dag van de invoering van de richtlijn. Volgens mij is die melding daarna pas gedaan.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Nee. Overigens loopt de procedure nog.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Ik heb met name een punt gemaakt van artikel 12, lid 5. Daar is de minister nu wel op ingegaan. Cruciale vraag lijkt mij wat de inschatting van de minister is. Is dit nu Brusselproof ja of nee? Je kunt er natuurlijk van uitgaan dat Brussel na voorlegging een kanttekening zal maken op grond waarvan wij de zaak moeten aanpassen. Daar gaat het mij nu niet om. Er zal wat de grote lijn betreft vertrouwen bij de minister moeten zijn die voortgaan rechtvaardigt.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Als ik niet het gevoel had dat ik hiermee aan de voorwaarden voldoe, had ik de wet niet ingediend. Daarmee is niet gezegd dat het Brusselproof is, want dat bepaal ik niet. Brussel bepaalt dat. En als er iets te verwachten is, gaat het hooguit over aanpassingen of condities waaronder wij dingen mogen doen, maar dan zal het niet gaan over de wet zelve.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik heb nog een vraag aan de minister met betrekking tot het algemeen belang waar de minister over sprak bij het toekennen van de SEP-importcontracten. In de tussentijd is de elektriciteitsrichtlijn, de Elektriciteitswet 1998 en de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 behandeld. Kan de minister aangeven welk algemeen belang er nu nog mee gediend is om die importcontracten nog steeds in die zin te honoreren?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Daar gaat het niet om. Toen die langjarige contracten werden gesloten, deed men dat vanwege een wet die bestond en een regeling die in het EG-verdrag stond. Daar gaat het om. Ook de overheid heeft zich wat dat betreft netjes te gedragen. Daarom hebben wij hier een overgangssituatie gecreëerd. Het is niet zo dat wij vinden dat dergelijke praktijken van nu af aan door mogen gaan. Natuurlijk niet. Wat mij betreft zou het het mooiste zijn als die contracten morgen verdwenen waren. Als dat overmorgen gebeurt, zijn wij het vlug met elkaar eens. Dan is er niets meer aan de hand. Maar het kan niet zo zijn dat je als overheid uitvoering van bestaande contracten, die onder vigerende wetgeving en onder een vigerend EG-verdrag zijn gemaakt en gehonoreerd, niet meer steunt. Dat kan niet. Wij kunnen dat wel doen hoor, maar daar durf ik niet de verantwoordelijkheid voor te nemen. Sterker nog, ik wens daar geen verantwoordelijkheid voor te nemen. Ik denk namelijk dat de negatieve consequenties voor degene die uiteindelijk de elektriciteit betaalt vele malen groter zullen zijn dan nu het geval is.

Het gaat hier om verschillende zaken die mogelijk tegenstrijdig zijn, ook binnen regelgeving. Zo werkt dat nu eenmaal in een overgangssituatie. Dat maakt de problematiek gecompliceerd. Daar zal de Europese Commissie zich natuurlijk over buigen. De Europese Commissie zal na de beslissing over deze wet en de daarbij behorende amendementen haar oordeel vellen. Het enkele feit dat er vragen zijn gesteld door hooggeleerden of door de Commissie betekent voor mij dus ook niet dat het artikel dan maar moet worden geschrapt om alle discussies in dit huis te voorkomen. Dan zou ik mij echt onverantwoordelijk opstellen. Ik heb steeds serieus bezien of het uitgangspunt dat bestaande contracten gerespecteerd moeten worden, verenigbaar is met andere juridische uitgangspunten. Ik ben bij de totstandkoming van dat artikel niet over één nacht ijs gegaan. Ik heb mij uitgebreid laten adviseren, door mijn eigen juristen, maar ook door de landsadvocaat en de Raad van State. Ook de Raad van State heeft geen enkele opmerking gemaakt waaruit kan blijken dat ik met dat artikel Europees-rechtelijk de plank volledig zou misslaan. Uiteraard is altijd het laatste woord hierover aan de Europese Commissie. Ik begrijp dat de heer Van Dijke het graag anders wil zien, maar in het Europese recht werkt dat wel zo. Ik had graag vandaag al de mening gehad van de Europese Commissie, maar helaas, zij is zover nog niet. Om die reden is in het wetsvoorstel een voorziening opgenomen in artikel 12. Dan kan het zo nodig worden aangepast aan het oordeel van de Europese Commissie. Daarover zal ik natuurlijk met de Kamer in overleg treden.

Voorzitter: Weisglas

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

De minister doet haar uiterste best om mij ervan te overtuigen dat lid 5 er echt in hoort. Ik stel dat zeer op prijs. Zachtjesaan ga ik geloven dat het zo is. Ik doe nog een poging om dat scherp te krijgen.

Als lid 5 van artikel 12 er niet zou staan, wat gebeurt er dan?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dan is het mogelijk dat, zelfs als de Commissie iets kleins veranderd wil zien, ik het hele wetgevingsproces moet doorlopen. Dan zou je daaraan in feite geen uitvoering kunnen geven, behalve misschien na een jaar. Er zijn natuurlijk van allerlei modaliteiten te bedenken waar de Commissie mogelijk een opmerking over maakt of een conditie aan verbindt. Als dat niet in de wet geregeld is, mag ik dat in Nederland niet zomaar doen. Om die reden is deze bepaling opgenomen. Dat maakt het dus gewoon een stukje flexibeler. Natuurlijk zal ik er met de Kamer over praten. Daar mag geen misverstand over bestaan.

Ik heb het gevoel dat sommigen denken dat het uitsluitend gaat over de aansprakelijkheid. De heer Van Walsem sprak daarover. Artikel 2, dat handelt over de verdeling, moet naar mijn mening niet geschrapt worden omdat het een precisering van het Burgerlijk Wetboek is en het een vangnet creëert voor het geval de verdeling van de kosten problematisch wordt. Daarmee neemt de staat geen verantwoordelijkheid voor hetgeen binnen de verdeling gebeurt. Ik kan dus niet zeggen dat ik dat goed vind. Artikel 12 gaat dan ook niet over de aansprakelijkheid voor het niet kunnen uitvoeren van de invoercontracten; de overheid moet de uitvoering van bestaande contracten niet verhinderen. Daar gaat het over.

De heer Van den Akker heeft nog gevraagd of de Europese Commissie ooit tegen ambtenaren heeft gezegd dat artikel 12 in strijd is met artikel 81 over het kartelverbod. Wij weten dat de Commissie de klachten onderzoekt, met name de klacht van de grootverbruikers. Dat onderzoek loopt en daar zijn nog geen opinies over geuit. Daar worden tot nu toe alleen maar vragen over gesteld.

Ik ga nog op een paar andere amendementen in, met name op die waarover hier is gesproken en op een enkele waarover ik toch nog een opmerking wil maken. Over artikel 2 heb ik in feite al voldoende gezegd. Ik begrijp dat het amendement op stuk nr. 11 van de heren Van den Akker en Van Walsem enige samenhang vertoont met het andere amendement. Wat er staat, betreft alleen maar een gezamenlijke aansprakelijkheid en een onderverdeling van de verplichtingen. Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg al aangegeven dat ik het echt te makkelijk vind om dat te schrappen. De aansprakelijkheid van productiebedrijven sluit gewoon aan bij het BW, maar uit het BW valt niet af te leiden hoeveel ieder productiebedrijf verschuldigd is. Ik heb overigens niet zelf bedacht dat daar een verdeling voor gemaakt moet worden. Het is bekend dat ik eerst een eindeloze poging heb gedaan om daarover overeenstemming te bereiken met de productiebedrijven. Dat lukte niet. Vervolgens heb ik een aantal deskundigen op dit terrein gevraagd om mij daarover te adviseren. Dat advies is gekomen. Daarna hebben wij weer eindeloze pogingen gedaan en toen lukte het weer niet. Inmiddels is er overigens overeenstemming, maar ik meen dat het wel van belang is om het vangnet in de wet te laten. Je kunt maar nooit weten. Ik heb wat dat betreft enige ervaring.

De heer Van den Akker (CDA):

Het amendement over artikel 2 moet in combinatie worden gezien met artikel 12, want deze horen bij elkaar en kunnen niet worden losgekoppeld.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Zij hebben niets met elkaar te maken. U suggereert net als de heer Van Walsem dat artikel 2 betekent dat de overheid de verantwoordelijkheid neemt voor de verdeling, maar dat is niet zo. De overheid heeft bij Burgerlijk Wetboek geregeld dat men aansprakelijk is. Zij regelt nu iets in de wet waar de productiebedrijven zelf niet uitkomen. Daarmee wordt niet automatisch de aansprakelijkheid verlegd.

De heer Van den Akker (CDA):

Wij zeggen: als je artikel 12 eruit haalt, moet je ook artikel 2 eruit halen, want anders kiest de overheid tussen private partijen. U kiest ervoor dat de productiebedrijven verantwoordelijk zijn, maar wij zeggen dat in het midden moet worden gelaten of de SEP of de productiebedrijven dat zijn. Dat is heel simpel.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Daarmee suggereert u dat de overheid met artikel 12 verantwoordelijkheid neemt voor de importcontracten, maar dat staat niet in artikel 12. In artikel 12 zeggen wij dat een aantal bestaande contracten gehonoreerd moeten worden die gesloten zijn onder wetgeving die op dat moment in Nederland en in Europa gold. De productiebedrijven hebben dat inmiddels ook geaccepteerd.

De heer Van Walsem (D66):

Ik verschil van mening met de minister, omdat ik zeg dat bestaande contracten niet kunnen worden geëerbiedigd, wanneer de minister de Europese richtlijn loyaal uitvoert. Daartoe is zij mijns inziens verplicht. Deze is gericht op liberalisering van de markt in Europa en dan kunnen de bestaande contracten niet verder geëerbiedigd worden, met de uitzonderingen die ik heb genoemd.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dat is een rare redenering. Mag ik een hypothetische veronderstelling doen? Stel dat er niet per 1 juli 2002, maar per 1 januari 2001 meer importcapaciteit beschikbaar is. Zou u dan dezelfde bezwaren hebben tegen artikel 12? Ik denk van niet.

De heer Van Walsem (D66):

Mijn bezwaar is dat wij spreken over marktwerking, terwijl er nog geen marktwerking is, of een zeer gebrekkige. Ik heb liever helemaal geen marktwerking dan gebrekkige marktwerking. Als er voldoende importcapaciteit is, kan de marktwerking tot stand komen. Dan heb ik daar geen bezwaar meer tegen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik heb net gezegd dat de marktwerking wel degelijk op gang komt. Een aantal van ons zouden willen dat er oneindig veel meer importcapaciteit is, zodat deze markt werkelijk fluïde is. Het beste zou zijn als onze bedrijven werkelijk gingen concurreren. Naarmate er meer wordt geëxporteerd, kan er meer worden geïmporteerd. Daar is een zeer nauwe relatie tussen. Als je niet oppast, wordt er straks in Nederland helemaal niets meer geproduceerd. Daar lossen wij dan wel een nationaal CO2-probleempje mee op, maar dat is natuurlijk niet goed. Dat is raar.

Tegen mevrouw Voûte kan ik zeggen dat de NMA straks heel strikt gaat kijken of het kartel dat wordt opgeheven, daarna weer een kartel wordt of blijft. Daar gaat het allemaal over. Wij hebben voldoende importcapaciteit, maar er wordt onvoldoende geëxporteerd...

De heer Van Walsem (D66):

Als wij die contracten niet hadden, hadden wij genoeg importcapaciteit.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Op dat punt ben ik het volstrekt met u eens, maar het probleem is dat de overheid niet het recht heeft om dwars door alle rechten heen te lopen.

De heer Van Walsem (D66):

Volgens mij wel door het Europees recht.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Nee, want het Europees recht kent beide bepalingen. Dat is het moeilijke. Daarom zoek ik naar een balans. U zoekt niet naar een balans, want u kiest voor één onderdeel van het Europees recht, maar ik heb rekening te houden met beide onderdelen van het Europees recht.

De heer Van Walsem (D66):

Ik respecteer uw instelling dat u een betrouwbare overheid wilt zijn en bestaande contracten wilt eerbiedigen, maar ik zeg dat u ook zorgvuldig moet zijn. Volgens de Europese regelgeving kunnen die contracten niet meer worden geëerbiedigd, tenzij het gaat om een uitzonderingssituatie van nationaal economisch belang of de financiële continuïteit van een onderneming bij de uitvoering van zeer essentiële publieke taken. Als u deze had aangemeld, had u een overgangsregeling kunnen krijgen, maar die heeft u niet. Dan bent u niet meer gebonden aan eerbiediging van de contracten, maar aan Europese en Nederlandse wetgeving. Dat is het verschil van mening.

Minister Jorritsma-Lebbink:

U begint al met iets verkeerds, want het is wel degelijk aangemeld, maar er is nog geen uitspraak over gedaan. De enige uitspraak die er is gedaan, is dat de zaak wordt overgeheveld van DG17 naar DG4 en voor het overige loopt het nog. Daarnaast is er de klachtenbehandeling; dat is weer iets anders: aan de ene kant is er de bakstenenbehandeling en aan de andere kant de klachtenbehandeling. Het is allemaal reuze ingewikkeld. Dat heeft natuurlijk te maken met de manier waarop wij in dit land werken. Er zijn landen die in één klap geliberaliseerd hebben en die daarna de scherven opvegen. Wij proberen alles van tevoren te regelen. Dat is al moeilijk genoeg en dat maakt ons proces gecompliceerder. Ik weet dat nadien wel eens een goede evaluatie nodig is om te bezien wat vervolgens de voorkeur heeft.

De heer Van Walsem (D66):

Er zijn bedrijven die denken dat zij onder de "scherven" vallen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Als je het in één klap doet, maak je het jezelf best ingewikkeld. Dan zou overigens ook hetzelfde probleem zijn ontstaan, want ook dan hadden bestaande contracten gerespecteerd moeten worden.

De heer Van den Akker (CDA):

De minister zegt steeds dat de importcontracten het probleem bij de invoer van elektriciteit veroorzaken en dat daardoor de congestie ontstaat. Als de Nederlandse productiebedrijven echter net zo concurrerend zouden zijn als de buitenlandse productiebedrijven, zou niemand het in Nederland in zijn hoofd halen om in het buitenland te kopen. Dat zou betekenen dat je op het hoogspanningsnet voldoende capaciteit hebt om via import te voldoen aan de contractuele verplichtingen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Het kan heel goed zijn dat de werkelijkheid straks heel anders is, maar er is nu nog geen concurrentie. Er kan pas sprake zijn van concurrentie wanneer dit wetsvoorstel tot wet verheven is en in het Staatsblad komt te staan. Als wij niet oppassen, komt het helemaal niet in het Staatsblad en dan komt er helemaal geen concurrentie. Het gaat nu alleen om de vraag of de verwachtingen die mensen op dit moment van de marktwerking hebben, zullen uitkomen, maar niet om feitelijke marktwerking; er is immers nog geen marktwerking. Dat is het gekke; wij praten op een hoog theoretisch niveau. De bedrijven zeggen dat zij geen goede aanbiedingen hebben, maar alle aanbiedingen gaan over de periode na 1 januari 2001 en gaan uit van de veronderstelling dat het wetsvoorstel, in welke vorm dan ook, tot wet wordt. Als dat niet gebeurt, zullen de aanbiedingen zeker nog een stuk hoger worden; dan zal niemand profiteren.

Ik kom nu bij de toeslag en het protocol, onder meer ten aanzien van Demkolec. Op dat punt zijn wij het eens. De heer Crone c.s. hebben een motie ingediend die het volgende inhoudt: een lager veilingbod op Demkolec moet serieus worden genomen als de koper verder gaat met biomassavergassing. Eerst zal ik aangeven welke CO2-besparing de diverse vormen van aandrijving van de Demkolec-centrale zouden hebben. Bij gasgestookte aandrijving is de besparing 0,5 megaton en bij vergassing van biomassa in ultieme vorm 0,3 megaton. Omdat je bij biomassa ook altijd kolen moet stoken, is de totale besparing op het punt van CO2 dus iets lager. Er wordt gesteld dat het interessant is om te bezien hoe wij verder kunnen gaan met de Demkolec-centrale als technologie; daarbij wordt gezegd: als de opbrengst van de veiling iets lager is, wordt de toeslag iets hoger. Dat kan aanvaardbaar zijn, omdat de overheid natuurlijk ook via andere instrumenten vergassing stimuleert. Met een kleine investering in de Demkolec-centrale kunnen wellicht grote andere investeringen worden voorkomen. Ik ben op zich positief over de gedachte achter deze motie, maar ik heb wel een probleem: er moet natuurlijk wel een marktpartij zijn die de centrale als biomassacentrale wil laten draaien. De veiling is op dit moment aan de gang; de uitkomst is nog niet bekend. Er is mij gemeld dat het resultaat ongeveer in januari zal uitkristalliseren. Wij moeten de uitkomst van de veiling dus afwachten, maar zonder een geïnteresseerde koper houdt het natuurlijk op.

Dan artikel 9, de wettelijke basis voor de protocolheffing. Ik heb daar nu niets over gehoord, maar ik zeg de heer Van den Akker nogmaals dat ik aanneming van het desbetreffende amendement echt met klem ontraad. Het zou er immers toe leiden dat de protocolheffing over 2000 niet meer geheven kan worden, waardoor de SEP of de distributiebedrijven 400 mln. mislopen. Op dat punt zijn afspraken gemaakt en dat kan dus niet aan de orde zijn. Net als in het wetgevingsoverleg ontraad ik dus aanneming van dat amendement, al was het maar omdat er sprake is van een lopende heffing waaraan een wettelijke basis moet worden gegeven.

De heer Van den Akker (CDA):

De distributiebedrijven hebben niet het recht om de kosten door te berekenen aan de eindverbruikers. Dat is met name het geval voor het jaar 2000. Over de voorgaande jaren kan men nog discussiëren, zeker over 1999. Wat is echter de wettelijke basis om de kosten door te mogen berekenen in 2000? Het geldt hier overigens alle niet-marktconforme kosten en ook de importcontracten.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Het enige probleem dat er zou kunnen zijn, is dat rond de all-incontracten. Ik ga ervan uit dat men daar in goed overleg uit kan komen. Daar hoeft geen probleem te ontstaan mits men bereid is, goed overleg te plegen. Het amendement is echter rampzalig.

Ik kom bij de amendementen op de stukken nrs. 19 en 16, van de heren Crone en Van Dijke. Inmiddels zijn die amendementen samengevoegd tot het amendement op stuk nr. 29. Het verder beperken van de potentiële kring van aandeelhouders zal de verkoopbaarheid en de waarde van het netwerk zeer negatief beïnvloeden. Die verantwoordelijkheid neemt men dus op zich met aanvaarding van dit amendement. Ik blijf van mening dat het uitsluiten van strategische invloed van aandeelhouders dient te geschieden door regelgeving. Wat dat betreft wordt de onafhankelijkheid van Tennet via dit wetsvoorstel verder aangescherpt. Ik heb graag enige ruimte om de markt af te tasten als het zover is. Ik zal vervolgens met de Kamer overleggen over de keuzes die ik voornemens ben te maken en de daarbij behorende voorwaarden. Ik zal geen onomkeerbare stappen zetten. Ik wil echter wel graag enige ruimte behouden. Het malle is dat de oorspronkelijke amendementen niet zo ver gingen. Het amendement van de heer Crone ging het verst. Daar had ik ook relatief de grootste problemen mee. Het amendement van de heer Van Dijke ging iets minder ver. Ik had daar wat minder problemen mee. Het voorliggende amendement gaat echter veel en veel verder. Daarover ben ik verbaasd, omdat het geen enkele ruimte over laat. Als men aan het einde van de rit, over een relatief korte periode, tot de conclusie komt dat mogelijk deelname van een bedrijf nodig is, moet een complete wetswijziging doorgevoerd worden om dit mogelijk te maken. Dat vind ik wel heel vergaand.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Er is een discussie geweest in het wetgevingsoverleg, waarvan dit amendement de logische conclusie vormde.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik kreeg tijdens het wetgevingsoverleg niet het idee dat de heer Van Dijke een nog verdergaand amendement zou indienen. Het verbaast mij dan ook.

De heer Crone (PvdA):

Als de minister het argument gebruikt dat zij graag voor 10%, 20% of 30% aan strategische partners in het net wil hebben, omdat de opbrengst dan hoger is, doet zij precies wat ik niet wil. De strategische partner wordt dan immers aandeelhouder. Dat is kennelijk ook waardevergrotend, want die krijgt invloed op het net. Als deze partner geen invloed op het beleid heeft, is het ook niet waardevergrotend. Vandaar dat in het buitenland steeds meer bedrijven zeggen niet meer aan het net deel te willen nemen. Men verdient er niets aan en mag niets doen. Zij stappen uit het net.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dan hoef ik het ook niet in de wet vast te leggen. Ik kan mij voorstellen dat de heer Crone een en ander wil aanscherpen. Nu staat er dat het "never", nooit mag gebeuren...

De heer Crone (PvdA):

...tenzij de minister met goede argumenten komt. Dan kan er een wetswijziging plaatsvinden. Het argument dat het de overheid meer geld oplevert als er sprake is van een strategische partner is echter precies het argument dat ik niet wil horen. Voor institutionele beleggers maakt het immers niets uit.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dat staat niet in het amendement. Volgens het amendement kan er ook geen beursgang plaatsvinden. Bij een beursgang kunnen andere bedrijven immers ook aandelen kopen. Bij een beursgang kan niet van tevoren bepaald worden wie de aandelen koopt.

De heer Crone (PvdA):

Daarom zullen wij het algemeen overleg in december voeren. Ook lokale bedrijven vragen of zij naar de beurs mogen. Van mij mag dat, maar dan wordt men wel door EDF opgekocht. De minister zegt dat dit niet nodig is. Wij moeten dat debat nog uitvoerig voeren. Ik geef dat punt nu echter niet weg.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik had graag de bepaling gezien dat als in overleg met de Kamer tot een andere conclusie wordt gekomen, die niet hoeft te leiden tot een wetswijziging. Ik wil dit in overweging geven. In het oorspronkelijke amendement was dit ook opgenomen. Dit amendement leidt er echter toe dat een beursgang zelfs niet voorbereid kan worden. Men kan überhaupt niet verder praten, zonder dat er een wetswijziging nodig is. Ik geef dit mee al suggestie. Als de heer Crone daarnaar wil kijken, zou dat mij een genoegen doen.

Het amendement op stuk nr. 17 gaat over de 900 MW en de 1500 MW. Tijdens het wetgevingsoverleg hebben de indieners gezegd van mening te zijn dat de productiebedrijven zich echt moeten verplichten om die 600 MW vrij te maken. Beter gezegd, zij willen dat bij wet opleggen. Ik begrijp de logica van het amendement wel, want door de extra importcapaciteit wordt de mededinging op de Nederlandse markt bevorderd, maar toch moet ik herhalen dat ik aanvaarding van dit amendement moet ontraden omdat het voorbarig is. Ik zie toe op het vrijmaken van de 600 MW door de productiebedrijven en ik zou dat proces liever niet willen doorkruisen, ook niet door nu al vast te leggen dat die 600 MW vrijgemaakt is. Ik kan niet goed overzien wat de consequenties zijn als het niet lukt en ik wil graag onvoorziene problemen vermijden.

Het amendement op stuk nr. 23 gaat over artikel 12 en bepaalt dat voor de bij voorrang toegewezen transportcapaciteit moet worden betaald door SEP of haar rechtsopvolgers. Ook hier is de gedachte achter het amendement begrijpelijk – SEP wordt wat dit betreft op dezelfde wijze bejegend als andere marktpartijen die willen importeren – maar die begrijpelijke gedachte heeft wel een hoge prijs, want wij weten dat de contracten buitengewoon onrendabel zijn en hiermee worden ze nog onrendabeler. Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik al aangegeven dat je naar mijn mening nog kunt discussiëren over de vraag of SEP de capaciteit wel gratis krijgt. Het zijn erg dure contracten, dus de prijs is al hoger dan die bij normale contracten. Het vergelijken van SEP-contracten met andere contracten is dus heel lastig. Fysiek gezien kan SEP dan wel importeren, maar economisch gezien wordt het wel moeilijk gemaakt en daarom ontraad ik ook aanvaarding van dit amendement.

De heer Crone (PvdA):

Dat gaat wel ver, want als u zegt dat die contracten al zo duur zijn, dus de stroom zelf, dan erkent u daarmee toch een soort baksteenkarakter. Ik zou u dat dus willen ontraden. Wij hebben nooit gezegd dat er gratis importcapaciteit zou zijn. Ze moeten gewoon betalen wat een ander ook moet betalen!

Minister Jorritsma-Lebbink:

Het zijn wel bakstenen, maar ze worden niet gecompenseerd door de overheid en zijn voor verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf! Met andere woorden, de rekening voor die baksteen mag niet aan de overheid gepresenteerd worden, maar het zijn wel bakstenen!

De heer Crone (PvdA):

Het zijn onrendabele contracten, maar het zijn pas baksteencontracten als wij ze als zodanig erkennen en er een vergoeding voor geven! Dat is echter een kwestie van definitie, laten wij daar niet al te lang over praten, maar ik zou zeker niet willen zeggen dat zij die importcapaciteit ooit gratis toegezegd hebben gekregen. Er is in Herkströter niets over te vinden noch nergens anders!

Minister Jorritsma-Lebbink:

Het zijn bakstenen, ook erkende bakstenen, maar de draagkracht van de bedrijven is groot genoeg om ze zelf te kunnen dragen. Dat zegt Herkströter ook, niet dat het geen bakstenen zijn!

De heer Crone (PvdA):

Dan op zijn minst ook de kosten om het hier te krijgen. Herkströter heeft nooit gezegd dat ze de stroomprijs kunnen dragen, maar dat die importkosten zo hoog zijn. Er is altijd gezegd dat men de stroom hier moet krijgen om de contracten uit te kunnen voeren. Ik heb er geen plezier in, maar het is wel een gelijke behandeling in vergelijking met die van de anderen, dus de Europese mededingingskant!

Minister Jorritsma-Lebbink:

Impliciet ben ik van mening dat het wel zo is gezegd, maar goed, daarover zullen wij van mening blijven verschillen.

Ik kom op het amendement op stuk nr. 22 over de maximaal 400 MW per afnemer. Laat ik daarover nu iets vriendelijks zeggen. Ik denk eerlijk gezegd dat door aanvaarding daarvan het wetsvoorstel wel enigszins wordt verbeterd. Het lijkt mij een goede manier om te voorkomen dat enkele "rijke" marktpartijen alle transportcapaciteit opkopen en langs die weg de Nederlandse markt voor anderen afsluiten. Dat amendement komt dus zeker ook de mededinging ten goede.

Over het amendement op stuk nr. 18, dat bepaalt dat transportcapaciteit niet mag worden toegewezen voor een periode langer dan drie maanden, heb ik nog wel een vraag. De heer Crone heeft een aantal woorden gewijd aan het DTE-advies. Ik neem aan dat hij dit amendement op stuk nr. 18 zal intrekken, want dat gaat ervan uit dat er nooit contracten voor langer dan drie maanden mogen worden uitgegeven.

De heer Crone (PvdA):

Daarom vroeg ik ook of u dat DTE-advies steunt en dat wij zo dynamisch en snel mogelijk moeten naar die meer fluïde markt. Dan kan ik het intrekken en doen wij het langs de weg van DTE.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Het is inderdaad de opvatting van DTE dat dit moet gebeuren en daar ben ik het zeer mee eens, maar dat was ook de reden dat ik om advies had gevraagd.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Dan kan ik het amendement op stuk nr. 18 ook intrekken!

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Crone (stuk nr. 18) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Van het amendement op stuk nr. 14 heb ik al gezegd dat ik daar heel goed mee kan leven.

Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik al aangegeven dat den heer Van de Akker gelijk heeft dat de bepaling niet betekent dat de Noorse kabel moet worden aangelegd. Het wetsvoorstel bepaalt op dit punt helemaal niets. Het is aan de SEP of aan zijn rechtsopvolgers, te beoordelen of die kabel er komt of niet. Dat is de SEP overigens eerder overeengekomen met Stadnet. Als SEP van deze mogelijkheid gebruik maakt, weet de SEP dat het beheer in beginsel moet worden overgedragen aan Tennet. Ik zeg "in beginsel", want Tennet moet wel van oordeel zijn dat hij in staat is, de kabel te beheren en te exploiteren. Er rust dus geen verplichting op Tennet om dat te doen en hij moet dus zelfstandig afwegen of hij de kabel wel wenst te beheren. Deze beslissing is nog niet genomen.

Al met al ben ik het dus eens met de interpretatie van de heer Van den Akker van de opmerking die ik tijdens het wetgevingsoverleg heb gemaakt. Ik neem verder aan dat de SEP zo verstandig is om Tennet te consulteren over de vraag of de kabel rendabel kan worden geëxploiteerd als hij besluit om deze kabel aan te leggen.

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Deze uitleg van de minister is voor mij aanleiding om het amendement op stuk nr. 12 in te trekken.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Van den Akker (stuk nr. 12) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Het amendement-Crone/Van Walsem op stuk nr. 30 strekt ertoe een landelijk maximumtarief in het leven te roepen voor de levering aan beschermde afnemers na de liberalisering. Dit amendement zou vervolgens in een AMvB moeten worden uitgewerkt. Ik ben het met de heer Crone eens dat ook de beschermde afnemers de voordelen van marktwerking moeten genieten. Ik meen echter dat dit ook zal gebeuren, zelfs al in de situatie dat die beschermde afnemers nog niet vrij zijn. Ik denk daarbij aan de landelijke tariefdaling met 2% van het afgelopen jaar. Wij kennen het gepiep allemaal, maar ook volgend jaar heeft DTE stevige kortingen opgelegd. Ik vind het amendement daarom niet noodzakelijk.

Een andere reden waarom ik het amendement overbodig vind, is dat ik iets meer vertrouwen heb in marktwerking dan de heer Crone. Als de consument er zelf voor kiest om ondanks enig prijsverschil niet van leverancier te wisselen, is dat de eigen verantwoordelijkheid van de consument. Ik heb er overigens vertrouwen in dat de consument op termijn tot goede keuzes zal komen. Al met al heb ik dus niet zoveel behoefte aan dit amendement, maar ik laat het oordeel graag over aan de Kamer.

Over het handhavingsinstrumen- tarium hoef ik niet meer zoveel te zeggen. Er is een nieuw amendement ingediend door de heren Van Walsem en Van den Akker op stuk nr. 28. Ik heb geen enkel bezwaar tegen dit amendement. Ik had overigens zelf ook al ideeën die in die richting gaan. Dat laat overigens onverlet dat er nog enkele technische problemen aan het amendement kleven. Ik wil hen daarom vragen om samen met mijn ambtenaren de techniek van het amendement nog eens te bekijken.

De heer Crone heeft gepleit voor strafrechtelijke sancties. Ik denk dat dit een slecht alternatief is. In zijn amendement op stuk nr. 22 is overigens gekozen voor een sanc- tionering met een dwangsom en een bestuurlijke boete. Een strafrechtelijke sanctie zou daar ook niets aan toevoegen. Verder staat het EVRM dubbele sanctionering niet toe. Overigens zijn de veilingregels onderdeel van de technische voor- waarden die door DTE worden vastgesteld.

Het amendement op stuk nr. 28 voorziet in een bestuursrechtelijke aanpak en dat is de beste manier om de veilingregels te handhaven. Een en ander laat wel onverlet dat er altijd de mogelijkheid van privaatrechtelijke sanctionering is. Het strafrecht is verder een slecht alternatief, omdat de bijbehorende procedures lang duren en het altijd onzeker is of het OM wel tot vervolging overgaat. Bovendien kan het leiden tot een lagere strafmaat.

Voorzitter! Over de moties heb ik tijdens het wetgevingsoverleg al genoeg gezegd. De heer Crone heeft al aangegeven dat het debat over privatisering van distributiebedrijven in december wordt hervat. Ik zal voor die tijd natuurlijk niet stiekem iets doen, omdat ik goed weet welke gevolgen dit zou hebben voor het draagvlak van welk voorstel dan ook. Betekent dit dat de heer Crone zijn amendement op stuk nr. 21 vooralsnog wil loslaten? Zegt hij: de conclusie dat het zo moet, zou ik na afloop van dat debat willen trekken? Ik zou dat erg op prijs stellen. Wij hebben namelijk al vastgelegd dat de vergunningvereisten bij AMvB kunnen worden bepaald. In die zin hebben wij ons al ingedekt tegen een worst-casesituatie. In het amendement staat eigenlijk: we weten nu al dat we er nooit mee op willen houden. Het is de vraag of wij die conclusie met elkaar moeten willen trekken.

De heer Crone (PvdA):

Het amendement op stuk nr. 21 strekte ertoe dat u ook nog na 2003 toestemming zou moeten geven voor privatisering. Stel dat wij voor kerstmis de criteria daarvoor al hebben geformuleerd, dan is dat niet erg. U zult die dan ook nog na 2003 moeten toetsen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

In de huidige wet staat al dat het in principe duurt tot 2003 en dat bij AMvB kan worden verlengd. In feite – en daar wil ik graag de discussie voor benutten – is het instrument al in de wet geregeld. Het kan sowieso. In dat licht zou ik het jammer vinden als nu bij amendement wordt geformuleerd: we weten nu al zeker dat het altijd moet gebeuren. Komen wij, gehoord de discussie, tot de conclusie dat het uiteindelijk verstandig is om het te blijven doen, dan is daar ruimte voor.

De heer Crone (PvdA):

Ik zal daar even over moeten nadenken. Nogmaals, dit blokkeert niets voor de toekomst. Het amendement geeft u alleen gedurende een langere periode de bevoegdheid om toestemming te geven. U zou het bij wijze van spreken ook in algemene zin kunnen doen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik probeer altijd onnodige bureaucratie te voorkomen. In feite biedt de wet nu al de mogelijkheid om de periode te verlengen. Dat geef ik u nog graag in overweging.

De heer Crone (PvdA):

De mogelijkheid om het sowieso te kunnen doen, is voor mij heel belangrijk.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ten slotte hoop ik dat wij volgende week inderdaad tot stemming kunnen komen. Eenieder moet zich realiseren dat dit wetsvoorstel, in welke vorm dan ook, op 1 januari a.s. in het Staatsblad moet staan. Het is de overgangswet. De basis hebben wij al vastgelegd in de Elektriciteitswet 1998. Als de overgangswet het Staatsblad niet haalt, hebben wij echt een probleem. Dan blijft de overeenkomst van samenwerking bestaan en dat leidt tot één groot kartel in Nederland. Dat zouden wij – of je nu ten principale voor of tegen marktwerking bent – in de huidige situatie niet met elkaar moeten willen.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik had de minister nog een vraag gesteld over de uitleg die in de tweede nota van wijziging wordt gegeven op de overdrachtsbelasting. Zou de besteding van de opbrengst van de verkoop niet in strijd kunnen zijn met Europese regelgeving betreffende steunverlening?

Minister Jorritsma-Lebbink:

In de toelichting bij de desbetreffende bepaling, staat dat dit onderdeel niet in werking treedt voordat de Europese Commissie goedkeuring heeft verleend. Het wordt derhalve gewoon gemeld en in procedure gebracht. De zorg van de heer Van den Akker is dus niet terecht.

De heer Van den Akker (CDA):

Dat betreft de overdrachtsbelasting. Mijn vraag ging over iets anders. De minister schrijft dat de opbrengst van de verkoop van de aandelen Tennet voor de SEP dient ter dekking van de niet-marktconforme kosten. De koppeling van de koop van het net aan niet-marktconforme kosten kan in Brussel worden uitgelegd als een steunmaatregel.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dit berust op een misverstand. Dit betreft uitsluitend datgene dat volgens afspraak betaald mag worden. Er komt een normale, marktconforme prijs. Dat kan dus nooit steun zijn. De opbrengst gebruiken wij om de toeslag lager te laten zijn dan mogelijk zou zijn op grond van gemaakte afspraken.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 17.37 uur tot 19.05 uur geschorst.

Naar boven