Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ik heb er behoefte aan om namens de fractie van het CDA op korte termijn de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te interpelleren over de smokkel van 60 Chinezen die plaatsvond in de periode van 16 tot 20 juni van dit jaar.

Er zijn gisteren en vandaag berichten verschenen in Vrij Nederland en NRC Handelsblad, waaruit blijkt dat bij het politieonderzoek terzake het nodige is misgegaan. De berichten zijn heel verwarrend. Enerzijds is er sprake van een capaciteitsgebrek. Anderzijds is er sprake van een misverstand. Er kan ook sprake zijn van het bewust doorlaten van deze mensen.

Om die reden wil ik op de kortst mogelijke termijn een interpellatie houden om met beide ministers de gang van zaken in grote lijnen te kunnen bespreken.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw de voorzitter! Ik begrijp dat wanneer een fractie in dit huis een interpellatie aanvraagt, het in feite gebruik is dat aan dit verzoek wordt tegemoetgekomen. Toch wil ik mij veroorloven een kritische kanttekening te maken.

De zaak ligt bij de rechter. De advocatuur zegt dat er wellicht sprake is van het doorlaten van mensen. Het is een discussiepunt tussen het openbaar ministerie en de verdediging. Ik heb het gevoel dat wij op een onaanvaardbare manier door die rechtszaak heen werken, als wij nu, terwijl de zaak bij de rechter ligt en het voorarrest steeds verlengd moet worden, in de Kamer over die zaak een politiek debat voeren met de argumentatie die collega Van de Camp heeft aangevoerd.

Mijn voorstel is om de interpellatie niet te houden en af te wachten tot de rechtszaak achter de rug is om dan het politieke debat te voeren.

De voorzitter:

Uw opmerking of kanttekening bevat in ieder geval een ander voorstel dan het voorstel dat de heer Van de Camp doet.

De heer Rouvoet (RPF/GPV):

Voorzitter! Ik ben zeer gevoelig voor het verzoek van de heer Van de Camp om daar duidelijkheid over te krijgen. Nog los van het formele feit dat de zaak onder de rechter is – dat voerde de heer Dittrich terecht aan – is het voor mij de vraag of de informatie die de heer Van de Camp en ik heel graag willen hebben, beschikbaar kan komen.

Er is een algemeen overleg gepland over mensensmokkel. Daarin zou dit, in een iets latere fase, aan de orde kunnen komen. Ik ben het direct eens met de heer Van de Camp als hij zegt dat een algemeen overleg niet het geschiktste instrument daarvoor is. Het is echter de vraag of de timing niet beter is. Ik geef hem dat in overweging, maar ik wil het interpellatieverzoek niet tegenhouden.

De voorzitter:

Voor mij zou het wel handig zijn als u aangeeft of u het wel of niet met de heer Van de Camp eens bent.

De heer Rouvoet (RPF/GPV):

Ik geef dat juist in dit stadium aan de heer Van de Camp in overweging.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! Ik steun het verzoek van de heer Van de Camp. Ik vind dat de Kamer toch terughoudend moet zijn met ernaar te verwijzen dat een zaak onder de rechter is. De Kamer heeft het recht om van de minister van Justitie te horen welk beleid is gevoerd en hoe het kon voorkomen dat er juist in het desbetreffende weekend geen controle, toezicht en observatie van de politie is geweest. Ik vind dat de Kamer die eigen verantwoordelijkheid heeft en dat de minister daarover gehoord mag worden. Ik steun daarom het verzoek.

De heer Weisglas (VVD):

Met de heer Van de Camp heeft de VVD-fractie behoefte aan opheldering over datgene wat gisteren via de media bekend is geworden. Wij maken dezelfde kanttekening als de heer Dittrich en vragen ons af in hoeverre de zaak ermee is gediend om op stel en sprong, vandaag nog, een interpellatie te houden.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter! Allereerst herinner ik eraan dat het incident samenhangt met de dood van 58 mensen. Ik zie het formele punt van de heer Dittrich, maar de interpellatievragen zullen niet op de individuele verdachte of de casus van de desbetreffende advocaat betrekking hebben. Zij zullen veeleer gaan over de procedures die in dat weekend zijn gehanteerd.

Daar komt bij dat de minister van Justitie reeds een week of vier op de hoogte is van hetgeen zich daar heeft afgespeeld. Ook het feit dat wij dat niet officieel weten, behoudens uit NRC Handelsblad, wil ik vanavond aan de orde stellen. Het zal een beleidsdebat zijn en geen casusdebat.

De heer Dittrich (D66):

Deze nadere argumentatie brengt mij niet tot een ander standpunt. Ik ben het niet met dat verzoek eens.

De voorzitter:

Ik neem aan, dat sommige anderen ook niet van standpunt zijn veranderd. Geeft dit de heer Rouvoet nog aanleiding tot een opmerking?

De heer Rouvoet (RPF/GPV):

Als u mij daartoe uitnodigt, heel kort. Ik begrijp de overweging van de heer Van de Camp. Het is de vraag of het zo te scheiden zal zijn, maar het brengt mij er wel toe om steun aan het interpellatieverzoek uit te spreken.

De voorzitter:

Het is waar dat een interpellatieverzoek meestal wordt gesteund, zoals de heer Dittrich zegt. Daarom is er voor mij als Kamervoorzitter niet zoveel aanleiding om niet voor te stellen om deze interpellatie te houden. Ik heb heel goed gehoord dat de heer Van de Camp heeft gezegd dat hij denkt dat hij de zaken heel goed kan scheiden. Dat is weer iets anders dan wat de heer De Wit zegt. Dat zou voor de heer Dittrich ook een geruststelling kunnen zijn, zodat wij die interpellatie op dit moment kunnen houden. Dat is het voorstel. Moet hierover worden gestemd of is de Kamer dat met mij eens? Ik zie om mij heen dat dit voorstel instemming krijgt.

Ik verzoek de Kamer er dan wel rekening mee te houden dat deze interpellatie nog hedenavond kan plaatsvinden. Dat hangt er een beetje vanaf of het antwoord van de staatssecretaris over de voorliggende wetgeving, waarmee men gisteren is begonnen, op een dusdanig tijdstip is afgelopen dat wij er niet later dan om 21.00 of 21.15 uur mee kunnen beginnen. Als het over die tijd heen schiet, doen wij het morgenvroeg meteen om 10.15 uur. Ik zal dat verder keurig laten weten, zoals wij dat altijd doen bij de schriftelijke procedure. Ik neem aan dat wij de interpellatievragen zo snel mogelijk tot onze beschikking hebben.

Naar boven