Aan de orde is de behandeling van:

de Raming der voor de Tweede Kamer in 2000 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (26478);

het voorstel van het Presidium tot wijziging van de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer (26491);

het verslag van de Bouwbegeleidingscommissie over haar werkzaamheden (11107, nr. 96).

De (algemene) beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Wijmen (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Wij spreken vandaag over de begroting voor het laatste jaar van deze eeuw. Dat is een mooie gelegenheid om te beginnen bij een onderwerp dat de laatste tijd heel actueel is. Dit punt is sterk opgekomen en speelt bij alle debatten een prominente rol. Ik doel dan op de dienst automatisering. De CDA-fractie denkt dat het millenniumprobleem op zichzelf goed is aangepakt. Het probleem zal ons bij de eeuwwisseling geen parten spelen. Ik was wel verbaasd te lezen dat zelfs de hele telefooncentrale in verband met een gebrek aan de millenniumbestendigheid vervangen moest worden. Dat zijn heel dure ingrepen.

Ik kan zeggen dat mijn fractie tevreden is over de overgang op Windows NT/MS Office. Er zijn nog wat problemen met de computers op het ogenblik. Wij hopen dat de problemen na het reces zijn opgelost. Anders moet er iets gebeuren. Ik werd er vanmorgen nog op aangesproken binnen de fractie. De aanschaf zou dan ondeugdelijk zijn geweest. Ook de printervoorziening, zoals die dit voorjaar is geregeld, is zoals wij het graag willen zien. Er was vroeger veel kritiek. Nu mag de dienst automatisering hiervoor een compliment krijgen.

Wat ons zorgen blijft baren, is het Leden-thuisproject. Collega Leers heeft het initiatief genomen om bij een flink deel van de leden te inventariseren waar de problemen liggen. Daar weet het Presidium alles van. Wij willen er zeker van zijn dat deze zaak nog dit jaar goed op orde komt. Dat is nu niet het geval. Wij vragen het Presidium om dat toe te zeggen.

Wij hebben aangeboden om mee te doen aan een proef om inbrengen per e-mail naar de commissiebureaus te sturen. Voorzover dat is gebeurd, ging dat goed. Als ik het goed heb begrepen, zijn alle fracties nu overgeschakeld op die nieuwe werkomgeving. De commissiebureaus waren al eerder overgeschakeld. De CDA-fractie wil het Presidium met klem vragen om na het zomerreces definitief over te gaan op het uitsluitend per e-mail en in Word aanleveren van alle soorten inbrengen bij de commissiebureaus. Als men er gewoon aan begint, zal iedereen er snel handigheid in krijgen. Dan zal men ook zien dat het werkt. Men wil eigenlijk af van papieren exemplaren en losse diskettes. Het is te begrijpen dat het voor de griffiers handig is snel over papieren exemplaren te beschikken. Ik meen dat de griffiers zelf heel goede printers hebben. Het is trouwens een kleine moeite om een inbreng tegelijk naar het commissiebureau en de betreffende griffier te sturen.

Ik kom bij de onderzoeksfunctie. De commissie voor de Werkwijze heeft er veel aandacht aan besteed. Ik heb in het dossier gekeken. Voorafgaande aan de huidige Kamerperiode is er uitvoerig over van gedachten gewisseld. De Bijlmerenquête heeft toch weer aangetoond, los van de politieke afloop, dat onderzoek door of in opdracht van de Kamer van wezenlijk belang is. Toch is er nog te veel sprake van incidentenpolitiek. De griffier zegt in een brief dat de capaciteit soms onderbenut is en dat hij een en ander zelf wil aansturen. De Kamer moet echter meer in staat worden gesteld om proactief te werk te gaan, bijvoorbeeld door inschakeling van een onafhankelijk onderzoeksbureau of via een versterkte onderzoeksfunctie binnen de Kamer zelf, al is daar recentelijk reeds het nodig aan verbeterd. Een goed voorbeeld deed zich voor in de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De commissie wilde een onderzoek laten verrichten naar de vijfde nota ruimtelijke ordening, maar dat is niet allemaal rimpelloos verlopen. Dat onderzoek is namelijk nog steeds niet goed op de rails gezet. Je zou zo'n commissie beter moeten equiperen, zodat zij zelf voldoende visie kan ontwikkelen op dat soort majeure vraagstukken.

Uiteindelijk zal parlementair onderzoek altijd in politieke besluitvorming resulteren. Daar draait het hier om. Vanuit die invalshoek kiest mijn fractie primair voor een versterking bij de fracties en niet centraal, als er gesproken kan worden over een verdere versterking van de onderzoeksfunctie. De vraag aan het Presidium is of men kan toelichten hoe het op dit moment met de onderzoeksfunctie zit en of er binnenkort nog wijzigingen te verwachten zijn.

De financiële taakstelling voor de komende jaren is nog niet in de cijfers verwerkt. Dan gaat het om een bedrag van 1,7 mln. voor de Kamer als geheel en vier ton voor de fracties. Op grond van de feitelijke ontwikkelingen zal worden bezien of de taakstellingen kunnen worden gehaald. Zo ja, dan worden die bij de Voorjaarsnota alsnog in de Raming verwerkt.

Gisteren ging het in een vergadering van de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Justitie met de ministers Korthals en Peper over de bezuiniging op de Raad van State. Dit jaar gaat het om een bedrag van 0,9 mln. oplopend tot 3,4 mln. in 2002. Daar ging ik nogal tegenin, omdat de Raad van State net bezig is met het verkleinen van de achterstanden en het bevorderen van de snelheid van afdoening. Dat project zou door deze bezuiniging verloren gaan, aldus de Raad van State in het jaarverslag. In zijn eerste termijn zei minister Peper – collega Rehwinkel was erbij – dat die bezuiniging wordt geschrapt. Vanmorgen stond in de Volkskrant dat er geen 4 mld. maar 2 mld. bezuinigd hoeft te worden omdat de vooruitzichten voor economische groei zijn verbeterd. Toen dacht ik meteen dat dit waarschijnlijk op elkaar aansluit. Het zou best kunnen dat we straks ook iets dergelijks te horen krijgen ten aanzien van de bezuinigingstaakstelling die onze Kamer overkomt.

Het grootste deel van de Raming bestaat uit moeilijk beïnvloedbare posten, zoals salariskosten bij de Kamer en bij de fracties. Dat bemoeilijkt de financiële planning. Je kunt althans niet veel; je hebt weinig vrijheid. Dat geldt natuurlijk zowel voor de Kamer als voor de fracties. Bij de eerste suppletore begroting van de Hoge Colleges van Staat is voor de verwerking van het een en ander verwezen naar de tweede. Dat geeft hoop op vermindering. Kan het Presidium toelichten hoe het staat met die bezuinigingstaakstelling? Wat zouden de consequenties zijn als een deel van de taakstelling niet wordt gerealiseerd? Mijn fractie neemt aan dat een eventueel lager bezuinigingsbedrag een positief gevolg zal hebben voor de fracties, dus een lagere korting op de fractiebudgetten.

Mevrouw Kant (SP):

De heer Van Wijmen zegt dat er niet bezuinigd kan worden op de post salaris/schadeloosstelling, maar hij bedoelt waarschijnlijk dat de Kamer daar niet op wil bezuinigen.

De heer Van Wijmen (CDA):

Er zijn bepaalde rechtsposities opgebouwd. Je kunt niet snijden in de bestaande salarisposities. Je kunt niets doen aan bestaande inschaling. Je kunt hoogstens het aantal FTE's terugbrengen.

Mevrouw Kant (SP):

Je kunt wel iets doen met het salaris van Kamerleden. Wij kunnen als Kamer besluiten om de salarissen van Kamerleden iets te verlagen. Mijn fractie is daar voorstander van. De heer Van Wijmen zegt wel dat er niet op die post bezuinigd kan worden, maar dan bedoelt hij dat de Kamer niet wil bezuinigen op die post.

De heer Van Wijmen (CDA):

Ik was niet van plan om daar iets over te zeggen. Er is op het ogenblik een apart traject gaande wat betreft de salariëring en de honorering van de Kamerleden en ik denk dat we dat maar even moeten afwachten.

Voorzitter! De veranderde kortingsregeling op de NS-kaarten zal ook consequenties hebben voor de fractiebudgetten, althans voorzover de fracties besloten hebben om mee te doen aan het vervoersplan. Wij dringen erop aan dat rekening wordt gehouden met dit aspect bij de vaststelling van de budgetten.

Dan is er in de toelichting op de Raming sprake van een eventuele budgettering van de fracties op het gebied van automatisering en kantoorinrichting. De CDA-fractie vindt dat best bespreekbaar omdat het de fractie een mogelijkheid biedt tot meer eigen beleid en keuzevrijheid. Het lijkt mij goed om uitgebreid overleg met de fracties te laten plaatsvinden over de vraag hoe een en ander vorm moet krijgen en hoe het in de fractiekostenregeling verwerkt moet worden, maar het lijkt op zichzelf een goed voorstel.

De CDA-fractie heeft met instemming geconstateerd dat het Presidium de conclusies van het rapport van de commissie-Doelman-Pel betrekt bij de inventarisatie van de ruimtewensen in de toekomst. Het blijft voor ons echter de vraag of dat moet resulteren in het behoud van de Vijverhof. Probleem is natuurlijk dat er een alternatief moet worden gevonden, maar ik wijs erop dat er altijd al klachten zijn geweest over de werkomstandigheden in het gebouw. Betekent behoud niet een zeer ingrijpende verbouwing en blijvend hoge onderhoudskosten? Ik heb begrepen dat de suggestie is gedaan om van de Vijverhof een museum te maken over het Koninklijk Huis. Het "Residentiemuseum" zou dan een nieuwe toeristische trekpleister moeten worden. Dat zou best een mooie bestemming kunnen zijn. Er dient anderzijds wel een fitnessvoorziening te blijven omdat veel medewerkers daar nu gebruik van maken.

De bistro lijkt geen doorslaand succes, ondanks de aanvankelijke belangstelling voor een à la carte restaurant in het Kamergebouw. Ik ben een Brabantse bourgondiër, dus dit soort zaken spreekt mij wel aan. De bistro mist echter sfeer en ik vraag mij af of daaraan iets kan gebeuren.

De CDA-fractie betreurt het dat de fracties niet mee kunnen doen aan de mobiliteitsbank van het Rijk. Straks kunnen de ambtenaren van de Kamer alle vacatures bij het Rijk online raadplegen op hun werkplek. Wat is erop tegen om ook de fracties die faciliteit te bieden? Het inzien van vacatures bij P&O werkt niet.

Voorzitter! De verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen, werkzaam bij de Kamer, oogt aardig. Dat geldt echter niet voor de hogereschaalgroepen. Er is hier als het ware sprake van een glazen barrière die de komende jaren eigenlijk zou moeten worden doorbroken.

Het bevreemdt de CDA-fractie dat de Kamer nog altijd geen eigen kinderopvangvoorziening heeft. De Kamer zou wat dit betreft eigenlijk een voorbeeldfunctie moeten vervullen. Het lijkt mij dat er genoeg mensen in de Kamer werkzaam zijn om er een eigen kinderopvang op na te houden. Wordt hieraan gewerkt?

Voorzitter! Ten slotte merk ik op dat de Kamer ook een voorbeeldfunctie zou moeten vervullen als het gaat om de toegankelijkheid van het gebouw voor gehandicapten. Ik hoor echter nog te veel klachten van gehandicapten. Vaak kunnen zij de deuren niet eens open krijgen. Kan daaraan iets gebeuren? Ik denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid dat vanuit een portiersfunctie hulp wordt geboden.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Voorzitter! Het is een goede gewoonte om in dit debat dank en waardering uit te spreken voor het werk dat alle medewerkers in dit gebouw iedere dag weer verrichten. Het is míjn gewoonte om elk jaar wat specifieker te zijn en dit jaar wil ik met name de medewerkers van de postkamer noemen. De deur van de postkamer wordt bijna platgelopen, maar de medewerkers staan je altijd even vriendelijk te woord. Hoe attent is het ook dat men de moeite doet om je bij naam te kennen! Zonder de grote inzet van al het Kamerpersoneel zouden wij niet in staat zijn om als parlement te functioneren. Namens mijn fractie wil ik daarvoor graag dank uitspreken.

Voorzitter! Altijd weer is het een bijzondere ervaring om een debat te voeren over het functioneren van de eigen organisatie. Hoewel ogenschijnlijk triviale onderwerpen eveneens aan bod zullen komen – wellicht de suboptimale maatvoering van soepkommen, zoals het tegenwoordig heet – verdient de Raming een serieuze behandeling. Het doet mij daarom deugd dat dit jaar weer meer partijen hebben deelgenomen aan de schriftelijke ronde, voorafgaande aan dit debat.

Vanaf volgend jaar zal ook door de Kamer een jaarverslag worden gepresenteerd, zoals ook ministeries dat in de toekomst zullen doen. De Kamer kan in de Raming een aantal prioriteiten aangeven die door middel van het jaarverslag aan de hand van concrete prestatiegegevens kunnen worden gecontroleerd. Ik sluit mij graag aan bij de oproep van het hoofd FEZ in de Kamerbode: "Om de begrotingen de transparantie te geven die wij nastreven, zouden wij van de fracties – met respect voor hun autonomie – wat meer gegevens en kengetallen over het personeel willen hebben. Deze gegevens zijn voor wat betreft het ambtelijk apparaat immers ook in de Raming opgenomen". Ik hoop dat de fracties die gevraagde bereidheid zullen tonen.

De ingezette reorganisatie van de Kamer moet uiteindelijk leiden tot een structuur waar verantwoordelijkheden op een zo laag mogelijk niveau worden gedragen. Mijn fractie steunt dit streven van het Presidium en is het met de ondernemingsraad eens dat daarvoor adequate scholingsprogramma's zijn vereist. Als het geld voor die scholing uit het bestaande budget moet worden gehaald, rijst bij mij de vraag ten koste waarvan dit zal gebeuren. Met andere woorden: tot welke herschikking van prioriteiten bij de reorganisatie zullen deze extra middelen aanleiding geven?

Een reorganisatie is een lastige en onzekere tijd voor een organisatie waarbij veel wordt gevergd van medewerkers en leidinggevenden. Het komt daarom slecht uit dat per 1 januari 2000 één van de twee directeuren met pensioen gaat, terwijl de tijdelijke detachering van de ander op diezelfde datum afloopt. Mijn fractie vraagt zich af of de continuïteit van de organisatie daardoor niet te veel in gevaar komt en hoort daarover graag de mening van het Presidium.

De Kamer is geen gewone organisatie. Wij hebben de laatste weken allemaal kunnen ervaren dat de werktijden nogal kunnen wisselen. Dat vergt een flexibele instelling van het Kamerpersoneel; iets waar een goede financiële beloning tegenover hoort te staan. De leden van mijn fractie vinden het daarom logisch dat ambtenaren van de Kamer die werkzaam zijn in een vergadergebonden functie recht hebben op een standaard toelage. Daarnaast wordt nog een extra schaal bovenop de functionele maximumschaal toegekend. De PvdA-fractie zou graag de reden willen weten van die zogenaamde Kamerschaal. Daarover vinden wij in de nota naar aanleiding van het verslag weinig terug. Maken alle ambtenaren van die extra schaal gebruik?

In de nota naar aanleiding van het verslag wordt gemeld dat een onderzoek is gestart naar de omvang van het personeelsbestand van het facilitair bedrijf. Dat mochten wij ook veronderstellen na de Kameruitspraak van twee jaar geleden. Mijn fractie is benieuwd hoe het staat met het onderzoek en vooral wanneer de uitkomsten bekend zullen zijn. Wordt ook uitdrukkelijk aandacht besteed aan de verdeling van werklast? Misschien kan de voorzitter van het Presidium hierover iets zeggen.

In dit gebouw lopen veel journalisten rond. In de media is ook aandacht voor de huishoudelijke gang van zaken in deze organisatie. Zo berichtte een groot landelijk ochtendblad eerder dit vergaderjaar over de commotie die in de Kamer ontstond toen het aantal plakjes broodbeleg plotseling van drie tot twee werd gereduceerd zonder dat de prijs werd aangepast. Die commotie viel, dacht ik, nogal mee, maar feit is dat het beleg hier duur wordt betaald.

Naast aandacht voor het broodbeleg staat ook het rookbeleid van de Tweede Kamer regelmatig in het middelpunt van de belangstelling. Beelden van bewindslieden of Kamerleden die roken op plaatsen waar dat niet mag, doen het altijd goed. Zeker op een gevoelig terrein als het roken, dienen wij ons bewust te zijn van de publiciteitgevoelige positie waarin wij ons bevinden. Dat brengt ook een verantwoordelijkheid met zich. Politici en journalisten zijn eigenzinnige mensen die misschien moeilijk te corrigeren zijn. De regels gelden echter voor iedereen. Daarom dient voorkomen te worden dat een selectief beleid wordt gevoerd waarbij tegenover bepaalde groepen corrigerend wordt opgetreden, terwijl op hetzelfde moment andere gebruikers van dit gebouw zich straffeloos kunnen onttrekken aan het rookverbod. In werkruimtes mag worden gerookt, tenzij daartegen bezwaar wordt aangetekend. Mijn fractie vindt de motivatie van het Presidium om de ledenkoffiekamer en het persbuffet als werkruimte te bestempelen nog niet overtuigend. Wij zouden graag een wat uitgebreidere toelichting hierop ontvangen.

Mevrouw de voorzitter! Sinds een aantal maanden is een experiment aan de gang met de openstelling van de bistro. Een experiment betekent dat uiteindelijk beoordeeld zal worden of na die experimentele fase de bistro definitief open zal blijven of dat geen voortzetting zal volgen. Mijn fractie vraagt zich af wat het precieze moment van die definitieve beslissing zal zijn. Ook hebben wij nog een kleine vraag over het ledenrestaurant. Op vergaderloze dagen blijken geen kranten op de leestafel te worden gelegd. Veel van mijn collega's zijn op niet-vergaderdagen wel aanwezig en zouden er prijs op stellen als eveneens op die dagen de mogelijkheid wordt geboden om in het restaurant kranten te lezen. Misschien kan Het Parool dan ook weer worden aangeboden, want die valt tegenwoordig niet meer op de dag van verschijning aan te treffen.

Wij leven in een tijd waarin de computer een steeds belangrijkere plaats in het dagelijks leven van veel werknemers inneemt. Dit geldt zeker voor de mensen die in dit gebouw werkzaam zijn. Uit recent onderzoek blijkt dat driekwart van de mensen regelmatig zijn computer uitscheldt; een gedeelte daarvan blijkt nog verder te gaan en gaat de computer fysiek te lijf. Ik weet niet of de automatiseringsdienst van de Kamer mishandelde computers binnenkrijgt, maar het overkomt mij regelmatig dat ik word opgeschrikt door medewerkers die allerlei verwensingen uiten tegen hun computer, omdat die niet doet wat zij willen. Volgens mij ligt dat heel vaak aan henzelf en ik wil zeker niet de dienst automatisering de schuld geven van onwillige computers. Integendeel, die dienst lost veel problemen van gebruikers op. Juist vanwege het belang van een goede informatievoorziening en voorkoming van irritatie bij gebruikers dient voortdurend in het automatiseringsbeleid geïnvesteerd te worden. Een constante kwaliteitscontrole is vereist, waarbij de mening van de Kamerbewoners een belangrijke rol moet spelen. Wij moeten helaas de realiteit onder ogen zien: op dit moment zijn er niet alleen positieve verhalen op te tekenen. Er worden nu veel inspanningen geleverd voor het overschakelen op een nieuw besturingssysteem en het integreren van bestanden. Mijn fractie juicht die ontwikkeling toe en heeft er begrip voor dat in deze overgangssituatie niet alles vlekkeloos kan verlopen.

Een van de doelen van de herstructurering is een volledig digitale informatievoorziening, wat zou betekenen dat er een eind komt aan de levering van stukken op papier. Gezien de enorme hoeveelheden papier die wij dagelijks krijgen, waarvan een groot deel direct in de prullenmand verdwijnt, kan een reductie van het papierverbruik zeker geen kwaad. Toch hecht mijn fractie eraan dat er eerst een discussie over de vorm van de toekomstige informatieverschaffing wordt gevoerd. In ieder geval mag er niet eerder een einde komen aan de informatieverstrekking op papier voordat het nieuwe digitale systeem vlekkeloos functioneert en men er ook mee kan omgaan; zo niet, dan kunnen er vervelende gevolgen voor de werkzaamheden alhier ontstaan.

Naast een interne informatievoorziening aan leden en medewerkers heeft de Kamer ook de taak om het publiek zo goed mogelijk van informatie te voorzien. Mijn fractie is van mening dat die informatie zo gemakkelijk mogelijk en bij voorkeur kosteloos voor het publiek beschikbaar moet zijn.

Het Leden-thuisproject voldoet zeker nog niet aan alle verwachtingen, getuige de brief die de heer Leers daarover heeft geschreven. Ook in mijn fractie bestaan nog vele twijfels, vragen en zelfs ergernis over dit project. Soms lukt het weekendenlang niet om in te bellen op het interne net van de Kamer. Ook zijn er klachten over de service van Wang; naar mijn inschatting neemt het Presidium die serieus. Wij delen de mening van het Presidium dat bij gebrek aan verbetering de mogelijkheid moet worden opengehouden om het contract met Wang te verbreken. Op de service van Wang kan veel kritiek worden geleverd, maar een pluspunt is dat het 24 uur per dag bereikbaar is. Als de relatie met Wang wordt heroverwogen en alternatieven worden bekeken, dient die 24-uursservice zeker een rol te spelen.

In de stukken kunnen wij lezen dat op dit moment wordt gewerkt aan de mogelijkheid om rechtstreeks bij de Tweede Kamer in te bellen. Mijn fractie vraagt zich af of die voorziening noodzakelijkerwijs in eigen beheer moet worden uitgevoerd, of dat van een openbare aanbesteding gebruik kan worden gemaakt. Ook zijn wij benieuwd naar de gevolgen voor leden die niet in Den Haag wonen; zullen zij interlokaal moeten bellen, met als gevolg een flink hogere telefoonrekening? Met betrekking tot het inbellen willen wij verder nog de vraag stellen of het mogelijk wordt om in te bellen vanaf de eigen computer thuis. Als dit niet mogelijk is, kan die mogelijkheid dan niet worden gecreëerd? Voor bijvoorbeeld slechtzienden blijkt de laptop immers minder goed bruikbaar. De laptop wordt bovendien te zwaar gevonden om mee te nemen op reis. Kan bij een eventuele opvolger van het Hewlett Packardtype daarop worden gelet? Sommige collega's hebben speciaal voor het Leden-thuisproject ISDN laten aanleggen. Het modem van de laptop is echter analoog en past niet op ISDN. Het analoge modem is op kosten van de Kamer, maar voor ISDN lopen de kosten op tot zeker zo'n ƒ 600 à ƒ 800. Wij vragen ons af of er voldoende reden is dat de leden die kosten zelf dragen.

Om goed thuis te kunnen werken, zou het zeer wenselijk zijn om vanaf het eigen huis ook toegang tot Parlando te krijgen. Wij weten dat eraan wordt gewerkt, maar mogen wij toch in dit debat informeren wanneer dit mogelijk wordt gemaakt, zodat wij echt die stukken thuis kunnen opvragen?

Een heel ander aspect van de veranderende informatieverschaffing is het plan om te komen tot integratie van de bibliotheek, de pers- en tijdschriftendocumentatie, de parlementaire documentatie en het archief. Die integratie leidt tot de invulling van documentatiecentra. Gezien het bestaande ruimtegebrek in het gebouw vraagt mijn fractie zich af waar die centra zullen worden gevestigd en of dit ten koste zal gaan van bestaande vergaderruimte. De vraag is dus eigenlijk: wordt de Kamer nog betrokken bij de inrichting, maar vooral ook de plaatsing van die documentatiecentra?

Ik wil vervolgens aandacht besteden aan een paar losse punten. De PvdA-fractie is benieuwd wat de gevolgen zullen zijn als de Tweede Kamer er niet in slaagt om te voldoen aan de inspanningsverplichting in het kader van de doelmatigheidstaakstelling uit het regeerakkoord. Dit nog even los van alle financiële vooruitzichten.

Mijn fractie is verheugd dat de groenstrook tussen de nieuwbouw en het Binnenhof zal worden verfraaid. Onze vreugde zal nog groter worden als na die opknapbeurt die tuin wordt opengesteld voor de gebruikers van het Kamergebouw en wordt voorzien van bankjes. Ik kan mij zelf een leukere omgeving voorstellen, maar sommige collega's kennelijk niet.

Al jarenlang wordt gesproken over een ruimere openstelling van de Statenpassage voor het publiek. Mijn fractie vraagt zich af hoe het staat met de plannen.

De bewegwijzering in en rond het Kamergebouw laat wat ons betreft te wensen over. Hoe vaak moet niet de weg naar het toilet worden gewezen? Realiseert het Presidium zich ook dat op de buitenkant van dit gebouw nogal onopvallend staat vermeld dat de Tweede Kamer van de Staten-Generaal er is gehuisvest? Of het moet in dat brailleschrift zijn, dat ik en vele andere mensen niet kunnen lezen. Veel mensen kennen de beroemde vergaderzaal wel van de televisie, maar de buitenkant van ons nationale parlement al veel minder. Ik denk dat hen zeker wat meer hulp zou kunnen worden geboden.

Ik sluit mijn bijdrage af met een opmerking over onze eigen geschiedenis. In het algemeen wordt weinig aandacht besteed aan de cultuur en de geschiedenis van de Tweede Kamer, ook door de Kamer zelf. Mijn fractie zou daar graag verandering in zien komen. Wij vragen ons af of daarvoor mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld door een functionaris binnen de organisatie specifiek met die taak te belasten. Ik zou daarover graag de mening van het Presidium horen, waarbij het mij meteen mogelijk is om het Presidium te bedanken voor de activiteiten die het afgelopen jaar zijn verricht.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wat is de opvatting van de PvdA-fractie over de invulling van de onderzoeksfunctie van de Kamer, zoals die momenteel gestalte krijgt. Kunt u ons die geven?

De heer Rehwinkel (PvdA):

Wat onze opvatting in het algemeen daarover is? Die wil ik best geven. Wat ons betreft is die onderzoeksfunctie zeer van belang. Dat mag ook wel zijn gebleken uit de onderzoeken die de laatste tijd zijn verricht. Tegelijkertijd hebben die onderzoeken ook aangetoond dat je je voortdurend op het gebruik van dat onderzoeksinstrument moet bezinnen. Het lijkt mij goed dat dit in de komende maanden gaat gebeuren, ook naar aanleiding van de onderzoeken die de laatste tijd zijn verricht. Ik wil daaraan meteen de vraag aan het Presidium koppelen of het bereid is zich daar in de toekomst over te buigen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb uit de overlevering begrepen – ik was er zelf niet bij – dat uw voormalige fractievoorzitter de heer Wallage twee jaar geleden een groot punt heeft gemaakt van de onderzoeksfunctie van de Kamer. Hij zou in het bijzonder hebben gepleit voor zoiets als een onderzoeksbureau. Nu lezen wij in de stukken dat dit er voorlopig nog niet van komt. De onderzoeksfunctie van de Kamer wordt nu meer via de commissies gestalte gegeven. Vindt de heer Rehwinkel dat een gewenste ontwikkeling of houdt hij vast aan het voorstel van de heer Wallage?

De heer Rehwinkel (PvdA):

Ik houd altijd vast aan voorstellen van fractievoorzitters, welke ik ook op welk moment dien! Ik ben van mening dat de heer Vendrik de heer Wallage niet voldoende recht doet. De nadruk die de heer Wallage heeft gelegd op de onderzoeksfunctie van de Kamer, en de aandacht die hij daarvoor heeft gevraagd, hebben wel tot resultaten geleid. Daar getuigen de stukken van vandaag van en zeker ook de stukken van vorig jaar. In dat opzicht is er aan een versterking gewerkt. Dat is echt wat breder dan de vraag of je het specifiek bij een onderzoeksbureau neerlegt dan wel bij de Kamercommissies. Maar ook dat is iets waarover wij ons in de toekomst misschien nog eens kunnen buigen, als wij ons blijven bezinnen op de onderzoeksfunctie van de Kamer.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Mevrouw de voorzitter! Namens de D66-fractie spreek ik onze dank uit aan alle Kamerambtenaren die de Kamer, de fracties en de leden keer op keer ondersteunen. Zij staan altijd klaar om onze vragen te beantwoorden en, als dat nodig is, zorgzaam en vriendelijk te hulp te schieten. Het is goed dat dit ieder jaar ten minste één keer wordt gezegd. Overigens is dat, gemeten aan het vele dienstbetoon, veel en veel te weinig. Dat realiseer ik mij wel, maar daarom doe ik dat nu van harte.

De Kamer, ons nationaal democratisch huis. Dat moet zij zijn en is zij ook steeds meer geworden, zeker als dit wordt afgemeten aan het forse aantal bezoekers. Openheid, toegankelijkheid en transparantie zijn daarbij van groot belang. De Statenhal zelf is ooit door de architect ontworpen als een open doorgaande passage, waar iedereen in-, uit- en door kan lopen. Het toenmalige Presidium zag daar niets in. Op zich kan ik mij de problemen van de veiligheid wel voorstellen en mij daarin verplaatsen. De openheid en transparantie kunnen echter ook op andere manieren worden verkregen, bijvoorbeeld door de verkiezingsmarkten die de afgelopen tijd zijn gehouden en die telkens weer veel mensen blijken te bereiken. Op zich is het wellicht het overwegen waard dit soort markten vaker te houden. Door één keer per halfjaar op zaterdag een open parlementaire dag te houden met aanwezigheid van alle politieke partijen, zou de burger directer in contact kunnen treden met de politiek. Daarnaast zouden – ik zeg dit met name tegen de heer Rehwinkel – regelmatig exposities kunnen worden gehouden over de cultuur en geschiedenis van het parlement. Als die exposities regelmatig, ook op zaterdag, worden gehouden, kan de relatie met het publiek worden versterkt. Ik wil het Presidium vragen of het niet wenselijk is om een commissie met die taak te belasten. Misschien wil het Presidium het zelf doen? Er moet in ieder geval op dit punt verder worden doorgedacht.

De ideeën van de stafdienst communicatie voor een virtuele rondleiding door het gebouw met simulatie, waarbij een bezoeker zelf kan deelnemen aan een plenaire vergadering en aan het online volgen van debatten, lijken mij ook een welkome bijdrage te zijn. Waarom zouden wij daar nog zo lang mee wachten? Hoe eerder, hoe beter.

Het doet de D66-fractie deugd dat er ambtelijk weer wordt gestudeerd op een herinrichting van de Hofplaats, waarbij ook een eventueel terras wordt betrokken. Mijn fractie zou het toejuichen als dit nu weer haalbaar is. Op welke termijn verwacht het Presidium suggesties? Zou een koffiehoek in de passage kunnen worden meegenomen?

Dan kom ik te spreken over de onderzoeksfunctie van de Kamer. In het begin van deze zittingsperiode was er discussie over de vraag of en hoe de onderzoeksfunctie moest worden verstevigd. Zij werd verstevigd. Dit jaar hebben wij daarmee behoorlijk wat ervaring kunnen opdoen. Ik noem alleen maar de Bijlmerenquête en het onderzoek opsporingsmethoden. Er werd op problemen gestuit en er werden forse noten gekraakt. Wij hebben behoefte aan een evaluatie van deze instrumenten nadat de parlementaire afhandeling van het laatste onderzoek een feit is, want als er bij onderzoeken ruis blijkt te zijn, straalt dat negatief af op het functioneren van de hele Kamer. Ik wil het Presidium dan ook vragen of het bereid is om daarbij het voortouw te nemen.

Voorzitter! De Tweede Kamer komt om in papierstromen. Er wordt enorm veel gekopieerd en onnodig verspreid omdat commissies op papier veel meer leden en plaatsvervangende leden hebben dan er in de praktijk actief zijn in de betreffende portefeuilles. Dat zou minder moeten kunnen. Al jaren pleiten wij, ook in het kader van de milieuzorg voor digitale verstrekking. Van daaruit kun je zelf bepalen of je wel of niet wilt printen. Dit kan een eind maken aan de never ending papierstroom. Het is mij nog steeds onduidelijk waarom agenda's, herziene Kamerschema's en andere groentjes niet ook per e-mail en op de Internetsite worden doorgegeven. Nu kan het op de hoogte zijn van een agendawijziging soms van het toeval afhangen of er net wel of geen post werd afgehaald.

Dat aan de verstrekking van Kamerstukken eind 2000 een eind zal kunnen komen, juicht de fractie van D66 toe. Hoe eerder hoe beter, vinden wij. De witte stukken verschijnen nu al tegelijkertijd op papier en in Parlando, waardoor de stukken die gewenst zijn, uitgeprint kunnen worden. Parlando werkt echter vaak nogal traag. Wordt daaraan gewerkt? Er moet wel voorzien worden in de problematiek dat als het Internet down ligt, hetgeen helaas nog regelmatig gebeurt, Parlando niet bereikbaar is. Als deze problemen zijn opgelost, is de dagelijkse aanlevering van alle witte stukken in gedrukte vorm eigenlijk niet meer nodig. Graag krijg ik het oordeel hierop van het Presidium.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Voorzitter! Schetst mevrouw Scheltema nu niet een wat al te rooskleurig beeld als zij zegt dat de papierstroom volledig zou kunnen opdrogen? Scheltema-de NieZij wijst zelf al op de situatie dat Internet down kan liggen en dan zul je de stukken toch voorradig moeten hebben. Bovendien moet ik er niet aan denken hoe groot het tijdsbeslag zal zijn wanneer je werkelijk eerst alle stukken moet downloaden en uitprinten. Ik wil net als zij, absoluut de papierstroom terugbrengen maar ik vraag mij eerlijk gezegd wel af of het kan op de manier die zij schetst.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

U zegt dat ik denk dat alle stukken achterwege kunnen blijven, maar ik sprak over de witte stukken. Dat is al een beperking. Maar u heeft zelf ook gezien hoe snel de voortgang op het gebied van automatisering is. Over een halfjaar is de door mij gewenste situatie alweer veel dichterbij dan nu mogelijk lijkt. Natuurlijk moeten de problemen die wij beiden schetsen ook worden opgelost. Maar als er hoe dan ook altijd een achtervang is, moet het mogelijk zijn om in ieder geval een aanmerkelijke vermindering van de stukken te bewerkstelligen. Ik overzie het nu ook niet allemaal maar er blijkt toch veel op dat terrein mogelijk te zijn.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Over die aanmerkelijke vermindering zijn wij het eens.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Ik ga verder met het aanleveren van de inbrengen via e-mail. Vorig jaar is hierover een motie ingediend door mevrouw Bijleveld van het CDA. In een brief van het Presidium van 28 september 1998 wordt als antwoord gegeven dat een proef waarbij het CDA betrokken is, nieuw leven kan worden ingeblazen zodat in de praktijk voor het nieuwe parlementaire jaar door iedereen hiervan gebruik gemaakt kan worden. Hoe staat het ermee? Ik heb er verder niets meer over gehoord.

Diverse fracties hebben nu de beschikking over nieuwe computers. Ligt de omschakeling van de computers nog op schema zodat in ieder geval alle fracties voor het zomerreces over zijn? Hoe zit het met de diensten? Word Perfect is van deze nieuwe computers verdwenen. Waarom moeten de inbrengen bij sommige commissiebureaus dan nog altijd in Word Perfect worden aangeleverd? De commissiebureaus beschikken toch ook allemaal over Word? Waarop wordt dan nog gewacht?

Naast het terugdringen van de hoeveelheden papier hoort ook het energiegebruik tot de interne milieuzorg. Het is goed dat wij nu groene stroom hebben. Er is echter nog geen zicht op de toe- of afname van het energiegebruik. Voor de nieuwe computers wordt geadviseerd om ze door de week niet uit te zetten, maar 's avonds in slaapstand te plaatsen. Maar wij weten dat de slaapstand een energievreter is. Wat is dan ook van deze richtlijn het gevolg voor het energieverbruik? Het is overigens goed dat het volgende jaar eindelijk een milieujaarverslag aan de Raming 2001 zal worden toegevoegd. Daar hoop ik dan dit soort zaken ook duidelijk in cijfers te lezen.

Het pc privé-project of het Leden-thuisproject loopt nog steeds niet vlekkeloos. Dat is dan eufemistisch gezegd, zo blijkt uit de brief van de heer Leers. Er zijn nogal wat klachten – ook bij mijn fractie – en dat is het Presidium ook bekend. Wat doet u eraan en wanneer denkt u dat de problemen echt kunnen zijn opgelost, of voorziet u dusdanig grote beren dat het waarschijnlijk niet lukt?

De dienstverlening bij de dienst automatisering en de helpdesk is aanzienlijk verbeterd. Een wezenlijk probleem – en dat geldt echter niet alleen voor de helpdesk van de dienst automatisering maar ook voor de interne dienst in het gebouw – is de afstemming. Misschien moet je het wel communicatie noemen. De juiste weg voor efficiënt werken is nog niet geheel gevonden. Het komt wel voor dat een gemeld probleem leidt tot achtereenvolgende bezoeken door meer dan een uiterst vriendelijke probleemoplosser. Al die probleemoplossers stellen veelal dezelfde vragen en achteraf blijkt dat hij of zij niet kwam om iets te verhelpen, maar slechts om te inventariseren. Dan gebeurt er wel eens helemaal niets. Een nieuwe poging wil dan vaak wel helpen, maar heel efficiënt is het toch niet.

Voorzitter! Iedere drie maanden komen er 100.000 Internetgebruikers bij. Mensen willen steeds meer communiceren. Waarom zouden ze dat met de Tweede Kamer willen doen? De site van de Tweede Kamer zou qua functionaliteit, structuur en vormgeving toereikend zijn om aan de huidige vraag te voldoen. Maar hoe wordt dat gemeten? Het aantal hits zegt hier niets over. De site is sinds de ingebruikneming niet meer aangepast of gemoderniseerd. Bij de vorige Raming is de vorm van communiceren via Internet uitvoerig aan de orde geweest, maar zo te zien is nog niets ondernomen. Kan voor de voornemens, genoemd in de vorige Raming en nog niet uitgevoerd, nu wel een tijdpad worden gegeven? Wie is voor de bewaking van dat soort tijdpaden verantwoordelijk?

Het zou zo langzamerhand ook mogelijk moeten zijn om rechtstreeks via Internet een Kamerdebat te volgen, zoals in vele Europese parlementen al wel mogelijk is. De Internetsite moet natuurlijk up-to-date zijn. Helaas ontbreekt het daar wel eens aan. De vorige week bijvoorbeeld werd op dinsdag al de agenda omgegooid, maar de hele week bleef de niet meer actuele agenda op de site staan. Zou de lijn niet moeten zijn dat eerst het net wordt aangepast en dan het groentje?

Uit de Raming blijkt dat van de 29 geïnventariseerde applicaties er voor 19 een millenniumverklaring is afgegeven door de leveranciers. De resterende 10 zijn onlangs gemaand. Dat baart mij zorgen. Welke risico's zijn er nog? Zijn alle fracties zich er wel van bewust dat op stand-alone-pc's problemen kunnen ontstaan? Hoe zit het met andere gevoelige zaken? Zou enige voorlichting op dit punt niet gewenst zijn? Wanneer zullen overigens de telefooncentrale en het GBBS-systeem millenniumbestendig zijn en kan de Kamer een plan van aanpak krijgen? Komt er een millenniumwacht op 31 december en 1 januari?

De reorganisatieplannen voor de ambtelijke structuur worden voortvarend aangepakt. Via de Kamerbode worden wij geïnformeerd over de voortgang. Ligt de reorganisatie op schema en hoe ziet het traject er op dit moment uit? Hoe verloopt het overleg met de ondernemingsraad over deze reorganisatie? Ik ben mij ervan bewust dat reorganisatieplannen bij het personeel altijd voor veel onrust en onzekerheid zorgen. Hoe is het Presidium bezig met het minimaliseren van dit soort onzekerheden?

Voorzitter! Het antirookbeleid is het afgelopen jaar aangescherpt. Op zichzelf is dat goed. Nergens in het gebouw mag meer worden gerookt, behalve in werkruimtes. Teneinde roken mogelijk te doen zijn in het persbuffet en de koffiekamer voor leden, wordt de fictie van werkruimte gehanteerd. Is dat nu niet wat oneigenlijk? Waarom zouden wij niet gewoon toegeven dat in werkruimtes en in beide genoemde ruimtes mag worden gerookt? Iedere regel kent een uitzondering. Daar moeten wij gewoon openlijk voor uitkomen.

Alle lof voor de organisatie van de zogenoemde Kamerconcerten. Het is elke keer prima georganiseerd, maar trekt vooral veel publiek van buitenaf. Op zichzelf is dat verheugend, maar waar zijn de Kamerbewoners? Het zou goed zijn om na te gaan of het tijdstip hier iets mee te maken heeft. Overigens vind ik dat wij er vooral mee moeten doorgaan.

In de algemene toelichting bij de Raming wordt gesproken over de van vele kanten geuite wens om in de omgeving van de plenaire zaal een soort leeszaal in te richten, waar eventueel ook een helpdesk en servicedesk zouden moeten worden gevestigd. Op zichzelf lijkt ons dit een goed idee. De fractie van D66 pleit ervoor in deze zaal ook een computer en printer te plaatsen, opdat tijdens een plenair debat even snel een motie getypt of gewijzigd kan worden. Naar ik heb gehoord, zou deze ruimte in de gang moeten komen waar de Marcus Bakkerzaal is gevestigd. Wat zou dit voor gevolgen hebben voor het aantal vergaderruimtes?

De fractie van D66 heeft de indruk dat niet altijd zorgvuldig wordt omgegaan met de in de gebouwen aanwezige kunst. Van vroeger weten wij dat iemand speciaal belast was met de registratie. Is dat nog steeds zo? Is op dit moment werkelijk bekend wat waar hangt of staat? Is de staat waarin het kunstwerk verkeert bekend? De fractie van D66 heeft de indruk dat dat niet het geval is. Twee prachtige doeken die in onze ruimtes hangen, zijn tijdens de verhuizing, niet door onze schuld, beschadigd geraakt. Het is gemeld, maar er gebeurt niets. Wat is de procedure? Hoeveel belopen de restauratiekosten van kunst in de Kamer en waar zijn die in de Raming terug te vinden?

Ik kom op de tuin tussen Binnenhof 7 en de nieuwbouw. Als er iets stiefmoederlijk wordt behandeld, is het dat stukje parlementair gebied. Zo'n twee jaar geleden leek het erop dat er iets zou gaan gebeuren. Er werd bamboe geplaatst en een paadje aangelegd. Vervolgens wonnen de brandnetels weer overvloedig terrein. Een ecologische filosofie lag daar bij mijn weten niet aan ten grondslag. Ik herinner mij hoe in het verleden voor dit gebied wel eens het idee van een zwembad is opgedoken. Bij deze temperaturen spreekt mij dat bepaald aan. Prettig een baantje trekken tussen debatten door en zo af en toe het zicht op een spartelende collega! Het zou het leven kleurrijker maken. Ook voor het Presidium zou dat gelden, want het zou zich met de uitgifte van badknipkaarten kunnen gaan inlaten.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Mevrouw Scheltema loopt met deze opmerking natuurlijk wel "soepkoppenrisico's".

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Het leek mij duidelijk dat dit een grap was. Het is overigens geen origineel idee; in het verleden is het al eens naar voren gebracht. Dat laat onverlet dat er wel degelijk iets met het terrein moet gebeuren. Als een zwembad niet haalbaar is – ik zie de nodige bezwaren – dan zou ten minste de tuin op orde moeten worden gebracht, al dan niet met vijver, bankjes en wellicht een wisselende beeldententoonstelling, waar Den Haag zich de laatste tijd zo dienstig mee maakt. Zoals de tuin er nu uitziet, is het een aanfluiting.

Ik maak het Presidium een compliment voor de bijlagen bij de Raming. Het is overzichtelijker geworden wat er met de toezeggingen is gebeurd. Helaas wordt naar brieven van het Presidium verwezen zonder dat daarbij het Kamerstuknummer wordt vermeld. Die kleine kanttekening zal ik naar ik aanneem volgend jaar niet meer hoeven plaatsen.

Voorzitter! Ik dank het Presidium voor de zorgvuldigheid waarmee het zijn taken in het afgelopen jaar in het belang van de hele Kamer heeft vervuld. Ik zie met belangstelling uit naar het werk van het Presidium in het komend jaar.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! Dit zijn heel bijzondere debatten. Ik heb dit woordvoerderschap mogen overnemen van mijn oud-collega Remkes. Ik heb mij niet alleen ingelezen in de stukken, maar ik heb ook nog eens de Handelingen van de afgelopen jaren ingezien. Je komt dan heel interessante debatten tegen. Dat is overigens niet nieuw. De beschrijving in het boek "Man en paard, mijmeringen van Theo Joekes" van de discussies over de Raming laat ongeveer hetzelfde beeld zien, zij het dat de vergadering toen besloten was. Alle luiken van de vergaderzaal werden gesloten en de ambtenaren, op de griffier na, verlieten de zaal. Vervolgens ontspon zich een discussie op hetzelfde detailniveau en over dezelfde onderwerpen als nu. Ik heb mijn vraagstellingen voor de schriftelijke inbreng gemaakt met een lichte rode blos, omdat ik wel erg detailleerde informatie vroeg. Toen ik de antwoorden kreeg, bleek ik echter in goed gezelschap te verkeren. De schriftelijke reactie was namelijk ook zeer gedetailleerd. Ik bedank het Presidium voor de zeer uitgebreide en, voorzover ik kan overzien, zeer complete beantwoording van de schriftelijke vragen. Ik kan mij vandaag dan ook beperken tot een aantal hoofdonderwerpen en hoofdlijnen.

Ik maak eerst een paar opmerkingen over de huisvesting. Het is fantastisch dat wij na het gereedkomen van Binnenhof 7, ook letterlijk, helemaal rond zijn. Het hele complex is gerenoveerd. Wij moeten in de toekomst het complex niet alleen bouwkundig goed onderhouden, maar ook zorgen voor goed onderhoud van de inrichting. Goed onderhoud leidt er immers toe dat mensen zuinig zijn op hun werkomgeving en dat wij langere tijd gebruik kunnen maken van het complex. Ik sluit mij verder aan bij de vragen die hierover door anderen zijn gesteld.

Onze vragen over Plein 23 en vooral onze vragen over de specifieke voorzieningen aldaar zijn ingegeven door de gedachte dat het gebouw zo goed mogelijk moet worden benut als het in 2002 aan de totale ruimte wordt toegevoegd. Ook in de periodes dat er geen specifieke onderzoeken zijn, moet het gebouw een nuttige functie vervullen. Vandaar dat onze vragen erop gericht zijn te bevorderen dat er zo weinig mogelijk specifieke en zoveel mogelijk algemeen bruikbare voorzieningen komen.

De discussie over de Vijverhof roept in mijn fractie ook nogal wat reacties op. Wij willen dat eerst goed duidelijk wordt gemaakt wat in de toekomst de behoefte is van de Kamer en van de Kamerorganisatie. Wij zijn wat huiverig om opnieuw te starten met dislocaties. Als je die eenmaal hebt, kom je er niet zo snel meer vanaf. Er zijn andere, heel mooie oplossingen voor dat gebouw te bedenken; dat zal het probleem niet zijn. Als er echt behoefte is aan aanvullende ruimte, moeten wij die in dit complex zoeken, omdat een dislocatie buitengewoon nare gevolgen kan hebben.

Mevrouw de voorzitter! Ik vraag het Presidium zuinig te zijn met het weggeven van vergaderzalen voor andere doeleinden dan Kamervergaderingen. Steeds vaker worden zalen eerst beschikbaar gesteld voor bepaalde projecten en krijgen vervolgens permanent een andere bestemming. Nu is er een discussie ontstaan over het beschikbaar stellen van ruimtes ten behoeve van bibliotheek, documentatiecentrum en leeszaal. Daar snijden wij onszelf uiteindelijk mee in de vingers. De oplossing van een probleem creëert wellicht een groter probleem.

Het is goed dat voor het eind van dit jaar de telefooncentrale wordt vervangen. Ik heb nergens terug kunnen vinden of voor een locatiegebonden installatie of voor een persoonsgebonden installatie wordt gekozen. Dat laatste kan een groot voordeel zijn voor ons werk.

Voorzitter! Toen ik een jaar geleden van de provincie naar de stad kwam, had ik het gevoel dat men in de Kamer wat de automatisering betreft in de omgekeerde richting gaat. De organisatie van de Kamer loopt zeker niet voorop als het gaat om de automatisering. Dat geldt overigens ook voor een aantal andere zaken. Als ik bijvoorbeeld zie hoe hier in deze zaal gestemd wordt, heb ik het gevoel dat ik terug ben in de tijd, want dat zou veel beter op elektronische wijze kunnen worden gedaan. Daar zijn in andere vergaderzalen in de provincie heel mooie voorbeelden van. Maar ik zie wel dat er op het gebied van de automatisering ontzettend veel gedaan wordt en dat wil ik ook hardop uitspreken. Er wordt nieuwe hardware en software geïnstalleerd en er worden vele opleidingen gestart. Wij zijn bezig met een inhaalslag en als het een beetje wil, kunnen wij weer een voorhoedepositie veroveren en dat lijkt mij een goede zaak.

In dit verband noem ik het Leden-thuisproject. Het thuis kunnen inloggen op het systeem biedt vele voordelen. Het scheelt niet alleen papier, maar ook portokosten. Er worden in het weekend bij mij in Brabant regelmatig oranje enveloppen gebracht, helemaal uit Den Haag. Dan denk ik vaak: als ik mijn computer aan had kunnen zetten, dan had ik het zo op het scherm kunnen lezen. Ook wat dit betreft, kan ik voorbeelden geven van provincies en bedrijven waar projecten voor leden thuis voortreffelijk werken. Wij moeten er dus naar streven om dit goed te laten werken. Dat vraagt van ons wel dat wij de stap moeten durven maken om gebruik te maken van de computer, zodat wij niet alle stukken op papier thuis hoeven te ontvangen. Dan doen wij echt iets aan die grote hoeveelheid papier die ons wordt voorgeschoteld. Sommigen hebben daar moeite mee. Dus er zullen maatregelen moeten worden genomen om die angst om zo te werken te overbruggen. Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat je daar heel snel overheen kunt komen en daarna zie je vooral voordelen van het op die manier werken.

Dan kom ik bij de voorzieningen voor de fracties. Wanneer de gehele renovatie en herinrichting achter de rug is, zullen de fracties een ruimere inbreng hebben als het gaat om aanschaf van meubilair en zaken die de automatisering betreffen. Dat vindt mijn fractie plezierig. Ik acht het wel van belang dat transacties altijd via de centrale inkoop blijven verlopen, ook vanwege de standaardisatie. In dit verband pleit ik ervoor om het periodiek overleg met de ambtelijk secretarissen van de fracties nieuw leven in te blazen. Naar ik heb begrepen, heeft dit al een tijd niet plaatsgevonden.

In de Kamerbode wordt door de heer Hatzmann een aantal opmerkingen gemaakt die ik op zichzelf positief wil bejegenen. Mijn fractie heeft er geen bezwaar tegen om informatie te verstrekken, maar ik wijs er wel op dat de fractie erg hecht aan het voeren van een eigen personeelsbeleid. Ook vind ik dat de bedragen die beschikbaar worden gesteld voor de fractie vrij besteedbaar zijn, en dan "vrij" volgens de daarvoor geldende reglementen. Wij vinden het overigens vanzelfsprekend dat na afloop van dat jaar tot op de cent nauwkeurig verantwoording moet worden afgelegd over de besteding van dat geld.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Ik begrijp uit uw woorden dat, wanneer die autonomie gerespecteerd wordt, uw fractie bereid is tot het leveren van die informatie. Het is namelijk goed dat die informatie geleverd wordt, anders ontstaat er een te eenzijdig beeld, omdat alleen beschikt kan worden over informatie van de ambtenaren van de Kamer. Die bereidheid is er wat u betreft, begrijp ik?

De heer Van Beek (VVD):

Ja. Het gaat erom dat via informatieverschaffing de weg van standaardisatie wordt ingeslagen. Ik waarschuw daarvoor, want wij willen de fracties graag beleidsruimte geven. Vanzelfsprekend moet na afloop de volle verantwoording worden afgelegd.

Voorzitter! Uit de door mij geciteerde stukken van de heer Joekes blijkt dat je altijd iets moet zeggen over het restaurant. Ik zal daarover dit jaar heel kort zijn. In de afgelopen jaren is er steeds gepleit voor enerzijds goede dienstverlening en anderzijds een bedrijfsmatige aanpak. Het assortiment dient naar mijn mening af te hangen van de vraag. De vraag bepaalt of het verstandig is een bepaald aanbod te continueren. Ik heb één kritische opmerking. Op het moment dat de Kamer op enig moment besluit om tot 's nachts half vijf door te vergaderen of, zoals een week later gebeurde, besluit om ook op vrijdag te vergaderen, moet het mogelijk zijn dat het ledenrestaurant voorzieningen beschikbaar heeft, ook al begrijp ik dat dit organisatorisch lastig is.

Voorzitter! Ik heb enkele opmerkingen over de structuur van de ambtelijke organisatie. Wij zijn het eens met de opmerkingen in de stukken over de hoofdstructuur. Ik ben zelf nooit zo enthousiast over discussies over de structuur. Ik heb namelijk het gevoel dat goede mensen ook goed functioneren in een minder goede structuur en dat de mensen die niet tegen hun taak zijn opgewassen, ook in een goede structuur niet uit de verf komen. Er komen vrijwel gelijktijdig twee directeursplaatsen vrij. Met de invulling daarvan wordt in hoge mate de kwaliteit van de organisatie in de komende jaren bepaald. Ik wens het Presidium veel succes met het vervullen van deze vacatures, waarbij vooral geen concessies gedaan moeten worden aan de kwaliteit. Het moeten twee toppers zijn.

Het managementteam moet aandacht hebben voor een goede, bedrijfsmatige, efficiënte organisatie. Ik verwijs in dezen naar de motie-Remkes. De organisatie hoeft niet op het piekniveau te zijn afgestemd. Het zal duidelijk zijn dat ik het niet heb over gedwongen ontslagen. Als aanpassingen nodig zijn, dienen zij via natuurlijk verloop plaats te vinden. Elke organisatie blijft veranderen. Vroeger was er om de zoveel jaar een reorganisatie. Nu past de organisatie zich continu aan.

Ik kom op de ondersteuning van de commissies, met name van de algemene commissie voor Europese Zaken. Wanneer kunnen de aanbevelingen naar aanleiding van de evaluatie worden geïmplementeerd?

De onderzoeksfunctie en de onderzoeksbureaus. Op zichzelf ben ik blij met de beantwoording op pagina 5, waarin wordt gesteld dat in eerste instantie ondersteuning per commissie en per sector vorm krijgt. Ten aanzien van de methode van onderzoek gaat het om capaciteit die sectoroverstijgend is. Er zal, zo nodig, gebruik worden gemaakt van elders in te kopen specifieke kennis. Dit sluit in hoge mate aan bij de basisgedachte van de motie-Remkes inzake de keuze voor beperkte capaciteit in huis die op elk moment kan worden uitgebreid tot het benodigde niveau voor de dan spelende zaken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De fractievoorzitter van de VVD, de heer Dijkstal, is naar aanleiding van de parlementaire enquête inzake de Bijlmerramp een discussie gestart over het gebruik van dit instrument. Hij heeft daarover op 3 juni jl. behartigenswaardige woorden uitgesproken, namelijk dat hij in de eerste plaats zou willen dat de Kamer in een eerder stadium meer mogelijkheden heeft om behoorlijk te onderzoeken, niet via een enquête maar met een eigen staf – wellicht kan deze worden gevormd door mensen die daarvoor worden vrijgesteld – om de problemen eerder op te duiken. Dan volgt een stukje tekst dat er niet heel erg toe doet. Hoe rijmt de heer Van Beek deze uitspraak van de heer Dijkstal met de uitvoering van de motie-Remkes? Tot op heden is immers niet echt sprake van een eigen staf.

De heer Van Beek (VVD):

Het gaat ons erom dat de Kamer de beste mogelijkheden heeft om, indien nodig, zelf onderzoeken te doen. Soms gebeurt dat in de vorm van een enquête, maar er zijn veel andere vormen van onderzoeken die daaraan voorafgaan. Daardoor kunnen in een aantal gevallen enquêtes worden voorkomen. Daarvoor heb je capaciteit nodig. Dat hoeft geen groep mensen te zijn die permanent zit te wachten op een onderzoek dat wij willen initiëren. Het moet een onderzoekscapaciteit zijn die snel te equiperen is. Met name de begroting moet dan de mogelijkheid bieden om dat soort onderzoeken snel op te starten. Je hoeft het dus niet altijd met eigen mensen te doen, bijvoorbeeld met mensen uit alle disciplines of uit alle commissies. Het gaat erom dat je een kleine, goede staf hebt die je snel kunt uitbreiden. Dat sluit ook aan bij de opmerking van de heer Dijkstal.

De financiële taakstelling die ons is opgelegd, was niet makkelijk te realiseren. Dat gold eigenlijk voor alle Hoge Colleges van Staat. Die kwam ons heel slecht uit. Hierover hebben wij ook een discussie gevoerd met de Algemene Rekenkamer. Ik vind wel dat je, als je alle ministeries een dergelijke taakstelling oplegt, ook zelf zult moeten ervaren welke pijn je zo'n organisatie doet. Dat houdt in dat wij die pijn ook in onze eigen organisatie, op onze eigen begroting, moeten voelen. Dat heb ik ook gezegd in de discussie met de Algemene Rekenkamer.

Dan maak ik een paar slotopmerkingen over een aantal verfraaiingen. Het doet mij goed dat iedereen positief heeft gereageerd op de verfraaiing van de groenstrook tussen de gebouwen. Omdat hiervoor al zoveel ideeën zijn ingediend, wil ik hier niets meer aan toevoegen. Het zou wel erg fijn zijn als het Presidium nog eens kijkt naar de voorkant van dit gebouw, de Hofplaats, en daarover overlegt met het stadsbestuur. Wellicht dat de voorzitter wat meer begrip heeft voor de vragen nu zij die vanuit twee posities kan bekijken. Wat er nu ligt, is een fantasieloze hoop stenen. Dat kan echt veel aardiger. Een van de landbouwkundig ingenieurs in onze fractie bood mij tijdens de fractievergadering al een globale schets aan. Hij bood ook aan mee te werken aan de planfase. Het zou toch aardiger moeten.

Ik loop elke dag langs de fontein van André Volten. In de stukken lees ik wat hij heeft bedoeld met de fontein. Hij hoopt dat zijn fontein de allure en de status van de volksvertegenwoordiging, maar ook zijn eerbied voor het parlement tot uitdrukking brengt. Het is dan toch triest om te zien wat er nu staat: het is een droge bedoening. Ik hoop dat het Presidium een keer in staat is dat probleem op te lossen.

Tot slot wil ik dankzeggen aan de medewerkers voor de wijze waarop wij dagelijks worden bijgestaan in ons werk. Een jaar geleden kwam ik hier binnen. Het viel mij op dat een aantal mensen, zich baserend op foto's, je naam al hebben zitten leren. Bij de eerste ontmoeting kijken ze je aan en zeggen: "U bent mijnheer Van Beek, he?". Dat vind ik buitengewoon. Dat is eigenlijk vanaf die dag zo doorgegaan. Wij worden op een aantal punten verwend. Soms vinden wij dat wij dat verdienen, maar dat is lang niet altijd het geval. Ik wil hier nog eens namens de fractie zeggen dat wij hen daarvoor allen zeer erkentelijk zijn. Het Presidium zijn wij erkentelijk voor de wijze waarop het leiding geeft aan dat proces.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Namens de fractie van GroenLinks mag ik dit jaar een bijdrage aan dit speciale debat leveren. Ik neem daarmee het stokje over van de collega's Sipkes en Vos die de afgelopen jaren de Raming bespraken.

Ik wil beginnen met een goed gebruik en onze hartelijke dank uitspreken aan alle medewerkers van de Tweede Kamer. Dat is niet alleen een kwestie van hoffelijkheid. Nu ik, net als de heer Van Beek, een jaar een zetel in deze zaal mag bezetten, kan ik uit eigen ervaring inmiddels spreken over de onmisbare bijdrage die de medewerkers leveren aan het functioneren van het parlement. Het is niet alleen de professionaliteit die dit gebouw tot een bijzonder oord maakt, vooral de details maken indruk. Het speelse gemak waarmee de portier je welkom heet. De vanzelfsprekendheid waarmee de pers- en tijdschriftendocumentatie een onmogelijk verzoek in behandeling neemt. Het bijna achteloze geheugen van het restaurantpersoneel dat nu al bijna foutloos namen en rugnummers reproduceert. Of de concentratie en de aanhoudende correctheid van de stenografische dienst die toch regelmatig teksten te verwerken krijgt waaraan weinig diepgang ten grondslag ligt. De vriendelijke rust waarmee de griffie de politieke waan van de dag aan de telefoon te woord staat. Het schouwspel dat de Kamerbewaarders hier ten beste geven. Mevrouw de voorzitter! Het wil nog wel eens voorkomen dat de aandacht voor het woord van fractievoorzitters en ministers bij mij plaatsmaakt voor het bewonderend aanschouwen van de stille wijze waarop de orde in deze zaal wordt bewaakt. Ik wil maar zeggen: er wordt hier niet alleen vaak, veel en soms zeer luidruchtig gesproken, er is ook heel veel te zien. En meer dan op het eerste gezicht opvalt. Daarom zou ik graag de onzichtbaren en de bijna-onzichtbaren in dit gebouw willen danken. Ik denk met name aan het personeel van de postkamer, de schoonmaakdienst en de technische dienst zonder wie het werken hier heel snel onmogelijk wordt. Als ik iemand vergeten ben, dan word ik bedankt.

Een volgend punt dat ik centraal op de agenda van dit debat wil zetten, is de onderzoeksfunctie van de Tweede Kamer. In de schriftelijke voorbereiding zijn daarover al argumenten uitgewisseld. Het komt mij voor dat de Kamer op dit onderdeel nog niet echt serieuze progressie heeft gemaakt. Er is, zo heb ik begrepen, een methodologisch geschoolde kracht aangetrokken. De onderzoeksfunctie van de Kamer wordt verbeterd door versterking van de ondersteuning van de commissies. Ik kan mij daar op zichzelf wel iets bij voorstellen, maar anderzijds zie ik het gevaar van versnippering, het risico van een geringe opbouw van specifieke deskundigheid en het probleem dat dagelijkse commissiewerkzaamheden toch te veel de boventoon voeren. Hoe zijn de ervaringen met deze uitgezette koers tot nu toe? Waren onderzoeksdeskundigheid en -ervaring functie-eisen voor de nieuwe stafmedewerkers?

Voorzitter! Ik zou een stap verder willen gaan en het Presidium willen vragen deze stap te onderzoeken. Wanneer wij spreken over de noodzaak van de versterking van de onderzoeksfunctie van het parlement, dan spreken wij natuurlijk niet zozeer over het reguliere werk van parlement en commissies dat altijd een element van onderzoek in zich draagt. Het gaat veeleer om het uitzetten van bijzondere onderzoekstrajecten die de laatste jaren aan belang winnen in het parlementaire werk. Het aantal onderzoekscommissies neemt toe, zo ook het aantal parlementaire enquêtes. Verder doet de Kamer steeds vaker een beroep op het brede onderzoeksveld buiten het Binnenhof.

Wij vinden dat een zeer wenselijke ontwikkeling. Hoezeer men ook van mening kan verschillen over de stijl van optreden en de conclusies in het eindrapport van de laatste enquêtecommissie, het is, zoals ergens werd geschreven, het parlement op zijn best. Die uitspraak steun ik van harte. Binnen mijn fractie leeft dan ook veel sympathie voor de gedachte dat deze ontwikkeling in ambtelijke zin haar beslag moet krijgen binnen de bestaffing van de Tweede Kamer. Het is misschien goed op dit punt een vergelijking te maken met de commissie voor de Rijksuitgaven. Jarenlange aandacht voor rechtmatigheid van uitgaven heeft ook in personele zin geleid tot een brede bestaffing van de commissie voor de Rijksuitgaven en dat is een goede ontwikkeling geweest.

Toegepast op de onderzoeksfunctie van de Tweede Kamer betekent dat naar onze opvatting dat gewerkt zou moeten worden aan de formatie van een speciaal onderzoeksbureau waarvoor gespecialiseerde krachten aangetrokken worden en die bijvoorbeeld parlementaire onderzoekscommissies kunnen ondersteunen bij voorkomende werkzaamheden. Voordelen van deze constructie zijn naar mijn opvatting het opbouwen van specifieke ervaring, professionaliteit en deskundigheid, waardoor de Kamer zal kunnen kiezen uit een breed onderzoeksinstrumentarium dat in voorkomende gevallen kan worden ingezet.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Deze discussie hebben wij nog niet zo lang geleden ten volle gevoerd in de commissie voor de Werkwijze. De vraag is dan of er een aparte onderzoeksfunctie moet komen in de Kamer of dat de Kamer moet zorgen voor een basis waarbij ad hoc onderzoekers aangetrokken worden voor het specifieke onderzoek dat op dat moment zijn beslag moet krijgen. De heer Vendrik wil ik de volgende, concrete vraag stellen. Op dit moment weten wij toevallig waar het volgende onderzoek over gaat. Wat daarna zal komen, weten wij helemaal niet. Ik denk dat het onmogelijk is om voor het brede scala aan onderwerpen wat door de Tweede Kamer wordt gedekt, onderzoekers aan te trekken die op al die terreinen hun sporen hebben verdiend. Is het niet veel beter om ad hoc, bij een concreet onderwerp, mede deskundige mensen van buiten in te zetten? Dat was ook de overweging die leidde tot deze stellingname. Ik hoor de heer Vendrik niet over het aspect van de openheid die er moet zijn, van de deskundigheid van buiten bij de onderzoeksfunctie. Als wij alles in de Kamer bij elkaar houden, wordt het zo eng. Waarom doet de heer Vendrik dat nu toch?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw Scheltema heeft mij niet gehoord over dit punt, omdat zij mij niet laat uitpraten. Ik heb nog een halve pagina tekst voor mij liggen. Daarin wordt precies op de punten van mevrouw Scheltema ingegaan. Misschien is het goed dat ik verderga met mijn betoog. Dan worden alle vragen van mevrouw Scheltema volgens mij beantwoord.

De voorzitter:

Zo niet, dan komt mevrouw Scheltema terug met haar vraag.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik hervat mijn betoog. Voordelen van deze constructie zijn het opbouwen van specifieke ervaring, professionaliteit en deskundigheid, waarmee de Kamer zou kunnen kiezen uit een breed onderzoeksinstrumentarium, dat in voorkomende gevallen kan worden ingezet. Heel belangrijk is dat een dergelijk bureau de ruimte heeft, casu quo zou moeten hebben, om zich scherp te oriënteren op ontwikkelingen in het veld, in het bijzonder bij universiteiten en onderzoeksinstellingen. De banden met hoogleraren en vakgroepen zouden kunnen worden aangehaald. Mij blijkt vaak dat zij graag het parlement zouden willen adviseren op dit punt. Aan expertise om dit goed te organiseren, lijkt mij behoefte te zijn. Het kan niet in voldoende mate opgebouwd worden binnen het reguliere werk van de fracties. Het is ook onvoldoende, zo is mijn oordeel, deze functie gestalte te geven via versterking van de commissiebureaus. Nogmaals, de analogie met de staf van de commissie voor de Rijksuitgaven spreekt hier voor zichzelf.

De nu gevolgde aanpak getuigt naar mijn oordeel van een te geringe ambitie. Over de precieze inbedding in het ambtelijk apparaat van een dergelijk bureau wil ik niet twisten. Wel lijkt mij essentieel dat sprake zal moeten zijn van een aparte voorziening of een apart bureau, dat in overleg met de reguliere ambtelijke commissies de ondersteunende werkzaamheden organiseert. Enerzijds moet daarbij continuïteit georganiseerd worden. Dat kan niet anders dan via enkele vaste krachten, die alleen voor dat doel in dienst zijn van de Tweede Kamer. Anderzijds moet zeer flexibel personeel van buiten, afhankelijk van de voorliggende werkzaamheden, aangetrokken worden. De te versterken relatie met, bijvoorbeeld, de universiteit kan hierbij aangewend worden. Mevrouw Scheltema en ik zijn het op dat punt volstrekt met elkaar eens. Uiteraard is het wenselijk dat per traject ook flexibiliteit in de uitvoering wordt betracht, zodat ook stafmedewerkers vanuit de commissies tijdelijk kunnen worden ingeleend door dit bureau. Het is allemaal mogelijk. Ik zou graag zien dat het Presidium deze gedachte nader onderzoekt. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.

Voorzitter! Laat ik hier voor de helderheid aan toevoegen dat ook minder gebaande paden in het versterken van de onderzoeksfunctie verdere ontwikkeling behoeven. Ik denk bijvoorbeeld aan de openbare hearings, zoals deze begin dit jaar plaatsvonden over het economisch beleid in Europa. Ook verdient de relatie met de Algemene Rekenkamer hier grote aandacht. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de taken en bevoegdheden van dit Hoge College van Staat. Daarover spreken wij in een ander verband.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik heb het betoog van de heer Vendrik gehoord en er blijft toch een punt van verschil liggen. Allereerst ben ik blij dat het aantrekken van buitenaf ook in de optiek van de heer Vendrik naar voren komt. Een heel concrete vraag blijft echter liggen. Wij weten precies hoe het hier gaat met onderzoeken. Soms gebeurt er jaren niks en dan ineens zijn er twee, drie onderzoeken in een jaar. Er is sprake van een uitermate groot verschil in tempo en intensiteit bij het plegen van onderzoeken. De heer Vendrik wil meer dan er nu is. Hij wil een vast bureau. Nu is de gang van zaken totaal ontoereikend. Mijn concrete vraag is of dat bij de huidige enquête is gebleken. Is daar een ontoereikende ondersteuning gebleken? Wat moeten deze mensen doen in de tijd dat de onderzoekscapaciteit niet nodig is omdat er op dat moment geen onderzoek wordt gepleegd?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik zal eerst ingaan op de bewering dat er periodes zijn dat er geen speciaal onderzoek plaatsvindt in het parlement. Mijn perceptie is dat er voortdurend sprake is van de inzet van het onderzoeksinstrument, in alle soorten en maten.

De situatie nu is anders dan tien jaar geleden. Het behoort nu veel meer tot het dagelijks werk van het parlement om onderzoeken en zelfs enquêtes uit te zetten. Dat kun je ambtelijk op ad-hocbasis blijven organiseren, maar je kunt ook zeggen dat het zo'n belangrijk onderdeel wordt van ons werk dat het in de ambtelijke bestaffing tot uitdrukking moet komen.

De stap naar onderzoek is nog wel eens erg groot. Het is voor veel fracties een speciale gebeurtenis en het maakt vaak inbreuk op de lopende werkzaamheden van het apparaat. Stafmedewerkers moeten ergens weggehaald worden. Onze ervaring is dat er weinig gemak zit in de organisatie ervan. Waarom zouden we onszelf niet meer ruimte gunnen? Waarom zouden we de drempel niet lager maken door de expertise van mensen die er dagelijks mee bezig zijn maximaal te benutten? Ik denk dat de heer Dijkstal gelijk heeft als hij zegt dat we het enquête-instrument te gemakkelijk inzetten. Dat komt dan vooral omdat wij te weinig aandacht besteden aan de vraag wat voor type onderzoek mogelijk is en welke instrumenten en methodes je zou kunnen gebruiken. Dan vind ik het wenselijk dat de Kamer een paar mensen heeft die de laatste ontwikkelingen op dat gebied volgen. Zij zouden de zaak moeten onderzoeken en goed moeten kijken naar wat er elders in het veld gebeurt, zoals bij de Algemene Rekenkamer, het instituut voor onderzoek naar overheidsuitgaven en de universiteiten. Dat wordt zoveel werk dat ik denk dat het een aparte functie moet worden.

Ik verwijs naar de commissie voor de Rijksuitgaven. Daar maakt men niet alleen maar notities voor de vakcommissies, maar de staf en de griffier van de commissie onderhouden bijvoorbeeld ook relaties met de Algemene Rekenkamer. Zij maken de leden van dit parlement opmerkzaam op wat er buiten dit huis gebeurt. Ik vind dat buitengewoon positief. Naar analogie daarvan kom ik tot het voorstel om na te denken over een onderzoeksbureau, met behoud van alle flexibiliteit die nodig is. Ik pleit niet voor een staf van twintig onderzoekers die alle departementen kunnen bestrijken. Dat lijkt me onzinnig. Het gaat om mensen die verstand hebben van het doen van goed onderzoek. Dat is nog heel ingewikkeld. Ik herinner me zelf de parlementaire enquête naar de uitvoering van de sociale zekerheid. Dat was een buitengewoon ingewikkeld onderzoek. De commissie heeft ook heel veel moeite moeten doen om een goede staf samen te stellen en dat allemaal binnen de korte tijd die er is. Dan moet je op een gegeven moment zeggen dat het een aparte activiteit moet worden in het parlement. Dat kan ons ook weer stimuleren om daarvan gebruik te maken.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

De heer Vendrik heeft heel veel woorden nodig. Ik constateer nu dat hij van een heel onderzoeksbureau teruggaat naar een paar mensen die kennis hebben van het doen van onderzoek. Daar is het Presidium naar mijn gevoel ook mee bezig. Het gaat om enkele methodologen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er wordt gesproken...

De voorzitter:

Kan mevrouw Scheltema eerst haar vraag afmaken?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Wij zijn het erover eens dat de onderzoeksfunctie versterkt moet worden. Als het de bedoeling van de heer Vendrik is om enkele methodologen aan te stellen om de onderzoeksfunctie te versterken, dan brengt hij niets nieuws, want dat heeft het Presidium al in gang gezet. Het is waar dat er dit jaar veel onderzoek is geweest. Ik heb gezegd dat in de afgelopen tijd duidelijk is gebleken dat er af en toe een onderzoek wordt gedaan en dan weer een tijd niets. Dan blijf je met het probleem zitten dat een onderzoeksbureau in rustige tijden geen taken heeft. Hoe ziet de heer Vendrik overigens de afstemming met de Rekenkamer voor zich? Ik denk dat dit voorstel nog niet goed is doordacht. Als de heer Vendrik het veel ruimer wil opzetten dan ik in het begin zei, dan lijkt het er veel op dat de heer Vendrik iets nieuws wil brengen, naast alle onderzoeksinstituten die dit land al kent. Is dat zijn bedoeling?

De heer Vendrik (GroenLinks):

De uitspraak dat dit voorstel niet doordacht is, komt voor rekening van mevrouw Scheltema. Ik heb kennisgenomen van de discussie hierover die al jaren loopt en ik constateer dat de progressie vrij gering is. Er komt geen onderzoeksbureau in de Kamer. Er is één methodologisch medewerker aangesteld en voor de rest wordt de onderzoeksfunctie versterkt via de lijnen van de commissie. Ik vind dat niet ambitieus genoeg. Ik heb het altijd al raar gevonden dat de Kamer niet beschikt over zoiets als een eigen onderzoeksbureau. Maar goed, dat is mij verder best, kennelijk past dat niet in de Nederlandse cultuur. Ik heb de indruk dat velen erover spreken, maar dat er weinig progressie zit in dit dossier. Als het Presidium daar een andere opvatting over heeft, hoor ik dat graag. Het gaat niet om het aantal mensen dat je in huis haalt, maar om het creëren van een aparte onderzoeksfunctie. Die mensen moeten een specifieke taakstelling meekrijgen; nu is het een van de taken naast andere taken die mensen in dit huis moeten verrichten. Een dergelijk bureau zou de Kamer kunnen helpen bij het zich oriënteren in het bredere onderzoeksveld. Het parlement heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Mevrouw Scheltema zegt dat er buiten het Binnenhof al zoveel onderzoek plaatsvindt, maar waarom beginnen wij dan überhaupt een discussie over de onderzoeksfunctie van de Kamer? Die discussie is begonnen omdat de Kamer volstrekt terecht van mening was dat zij haar controletaak beter kan uitvoeren als vaker en fundamenteler gebruik wordt gemaakt van onderzoeken in alle soorten en maten.

De voorzitter:

Ik stel voor dat mevrouw Scheltema op de vraag van de heer Vendrik antwoord geeft in haar tweede termijn.

De heer Rehwinkel (PvdA):

De heer Vendrik mag natuurlijk constateren dat er weinig progressie zit in de discussie, maar hij zal het ook met mij eens zijn dat er stevige nadelen zitten aan een eigen onderzoeksbureau. Ik denk dat zijn ervaringen door vele anderen niet worden gedeeld; het lijkt mij namelijk helemaal niet zo moeilijk voor commissiebureaus om externe deskundigen in te zetten voor onderzoek. Zo is mijn ervaring met het werk van de commissie vredesoperaties heel anders dan wat de heer Vendrik signaleert. Ik vraag mij dus af waarom hij zo hecht aan een apart onderzoeksbureau, hoewel ik het met hem eens ben dat de onderzoeksfunctie van de Kamer alle aandacht verdient. De toenmalige voorzitter van mijn fractie, de heer Wallage, heeft dat een paar jaar geleden ook al gesuggereerd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik ken uw ervaringen op dit punt niet, dus daar kan ik niet over oordelen. Ik stel vast dat het parlement een aantal jaren geleden besloten heeft om een ruime staf rijksuitgaven te installeren omdat de beoordeling van rechtmatigheid en doelmatigheid van uitgaven tot topprioriteit in dit huis is gemaakt. Ik vind dat een terechte ontwikkeling. Wij vinden de onderzoeksfunctie ook uitermate belangrijk; dat heeft ook een zekere prioriteit. Het parlement zou meer onderzoek moeten doen en de samenleving waardeert dat positief. De bespreking van de Raming lijkt mij een goede gelegenheid om het hierover te hebben. Het gaat immers om de bestaffing van de Tweede Kamer. Ik denk dat je ontzettend moet oppassen om voor allerlei aspecten van ons werk aparte functies te creëren, maar iedereen vindt de onderzoeksfunctie van de Kamer erg belangrijk en daarom vraag ik mij af of je voor die functie niet een voorziening zou moeten creëren, vergelijkbaar met de ruime staf rijksuitgaven. Die mensen zouden een professionele inbreng kunnen leveren die alleen maar beter wordt omdat zij er continu mee bezig zijn.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Vindt u dat de onderzoeksfunctie een hogere financiële prioriteit moet hebben?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er is een budget voor onderzoek en enquêtes. Voor een deel is dat een PM-post, die nader moet worden ingevuld. Daarnaast is er een ambtelijk budget. Dat is voor een deel besteed. Ik heb niet helemaal gevolgd hoe groot dit oorspronkelijk was en wat daarvan is besteed en hoe het is besteed. Ik constateer in ieder geval dat wij vandaag praten over de aanwending van gelden en de verdere inrichting van de ambtelijke organisatie en dat wij daarover onze wensen kenbaar kunnen maken. Dit is mijn wens.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Ik heb geconstateerd dat de realisatie voor het jaar 1998 voor wat betreft de inzet van het enquête-instrument ƒ 433.000 bedroeg. Voor 1999 is een bedrag van ƒ 971.000 begroot. Dit lijkt mij toch nog heel veel mogelijkheden te bieden om hoge prioriteit aan de onderzoeksfunctie toe te kennen. Financieel gezien zijn er heel veel mogelijkheden. Ik denk dat de heer Vendrik nog eens goed moet nadenken over het feit of dit nu per se door middel van een onderzoeksbureau moet gebeuren, want daar kleven ook evidente nadelen aan, bijvoorbeeld dat mensen die niet met een onderzoek bezig zijn maar in commissieverband actief zijn, daar hun kennis kunnen bijhouden en opdoen. Die kan dan meteen van pas komen op het moment dat zij voor het onderzoeksinstrument worden ingezet.

De voorzitter:

Ik stel vast dat nu dezelfde argumenten worden gewisseld. Ik vraag de heer Vendrik nog een slotopmerking te maken en dan zijn betoog te vervolgen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Volgens mij praten wij niet alleen over de hoogte van budgetten, maar ook over de aanwending ervan. Ik vind het niet zozeer interessant nu de uitspraak te doen dat er 0,5 mln. meer naar de onderzoeksfunctie van de Kamer moet gaan. Ik heb net al gezegd dat het niet zo eenvoudig is te herleiden waar die onderzoeksfunctie precies zit. Dan is het dus ook niet zo gemakkelijk te zeggen of er al dan niet voldoende geld beschikbaar is voor die functie. Het gaat er mij om dat het geld beschikbaar is – soms herkenbaar, soms minder herkenbaar – en om de vraag hoe het wordt besteed. Daarover heb ik willen discussiëren. Als dit niet voor het jaar 2000 al onmiddellijk resultaat oplevert, is dit voor het Presidium misschien aanleiding voor het jaar daarop na te denken over de vraag hoe die functie gestalte kan krijgen. Daarover gaan debatten bij de behandeling van de begroting: niet alleen over de hoogte van de bedragen, maar ook over de vraag waar het geld idealiter naartoe zou moeten.

Voorzitter! Wij zijn geschrokken van het hoge ziekteverzuim in de Kamer. Het blijft ook hoog, zo is onze indruk. Het bedrijfsmaatschappelijk werk meldt voorts een groei van het aantal arbeidsgerelateerde problemen. Dat is verontrustend. Ik meen dat deze mededeling betrekking heeft op de jaren 1994 tot 1997. Misschien kan het Presidium nog iets meer vertellen over recente meldingen van het bedrijfsmaatschappelijk werk. Het is namelijk niet alleen verontrustend voor betrokkenen zelf, maar natuurlijk ook voor de sfeer in en de organisatie van de Kamer als geheel. Ik ben geneigd mijn bezorgdheid op dit onderdeel enige kracht bij te zetten en het Presidium te vragen hiervoor een omvattend plan te ontwikkelen. Misschien is dit niet nodig. Ik vraag in ieder geval een reactie van het Presidium op dit punt.

Dan maak ik nog een enkele opmerking over de fractiebudgetten. De toelichting op bladzijde 14 van de nota naar aanleiding van het eindverslag is ons op twee punten niet duidelijk. Er wordt deze zomer – zo heb ik begrepen – nader besloten over de taakstelling en de toedeling van kortingen en of die überhaupt plaatsvinden in het licht van de uitputting van andere begrotingsonderdelen. De vraag is hoe dit precies in zijn werk gaat. Daarnaast blijft ons de weging van fractiegrootte enige zorgen baren. De laatste zin over artikel 03.13 verdient op dit punt nadere helderheid; ik begrijp hem niet.

Over de interne wervingsprocedure hebben wij in de schriftelijke voorbereiding al iets gezegd. Ik kan niet goed zien of deze nu wel of niet wordt opengesteld voor niet-ambtenaren. Volgens mij is het antwoord nee. Zou dit toch niet heroverweging verdienen? Misschien kan het Presidium hierover helderheid bieden.

Voorzitter! Nu maak ik nog enkele opmerkingen over het ruimtegebruik. In de tekst wordt gesproken over een definitieve verdeling van de ruimtes in de Tweede Kamer. Dit lijkt mij niet makkelijk en misschien ook niet wenselijk. Zou dit bijvoorbeeld betekenen dat de fractie van GroenLinks tot in lengte van jaren vastzit in het Hotel? Dit is eerlijk gezegd niet onze bedoeling. Ik hoor dit graag van het Presidium. Hoe ziet het dit? Is het op korte termijn in ieder geval mogelijk dat tijdig overleg wordt gevoerd met de fracties over het opstellen van plannen als het vlekkenplan?

Namens mijn fractie wil ik graag opnieuw benadrukken dat het verder toegankelijk maken van het Kamergebouw voor gehandicapten stelselmatig aandacht verdient. Mevrouw Vos diende hierover vorig jaar een motie in. Het gaat vooral over de toegankelijkheid van de publieke delen van dit gebouw. Uit de stukken begrijp ik dat de aanpassing van de liftvoorziening niet wordt overwogen. Op dit punt wil ik graag wat meer duidelijkheid, want het oogt allemaal niet fraai.

Nu de milieuzorg. Het wordt ons niet helder hoe verder wordt gevaren ten aanzien van de reductie van afvalstromen. Nu begint inzicht te ontstaan in de omvang daarvan en de soort, dus nu zou een tweede stap gezet kunnen worden. Kan het Presidium duidelijk maken welke ambities en plannen bestaan omtrent de reductie van de omvangrijke afvalstromen?

Ten aanzien van de groene stroom wil ik opmerken dat de prijsverschillen tussen reguliere stroom en groene stroom dankzij de invoering van het belastingplan 1999 opnieuw kleiner zijn geworden. De Kamer dekt op dit moment ongeveer 25% van haar elektriciteitsbehoefte met de inkoop van groene stroom. Volgens mij kan dit jaar zonder budgettaire bezwaren het gehele stroomverbruik worden vergroend. Is het Presidium voornemens om dit zo te organiseren?

Ik begrijp uit de stukken dat het restaurantbedrijf een kleine efficiencyslag te verduren heeft gehad en dat het aantal soorten boterhammen is teruggebracht van zes naar vier. De efficiencywinst van deze specifieke actie is mij niet erg helder; brood is immers brood, zou je denken en dat weten ze bij de VVD. Voorts begrijp ik dat het restaurantbedrijf in zijn maag zit met de themaweken. De biologisch geteelde producten zouden een extra belasting op het apparaat leggen, wat weer niet in overeenstemming zou zijn met de uitvoering van de motie-Remkes. Ik zou het echter zeer betreuren als daardoor de aandacht voor biologisch geteelde producten verdwijnt. Ik zie hier een echte win-winsituatie: schakel gewoon over op biologisch geteelde producten; het aanbod groeit enorm, de prijs is meestal goed, ze smaken heerlijk, je bent van de themaweken af en een dubbel aanbod aan de gasten is niet nodig. Wanneer horen wij de echte voorzitter van de Kamer zeggen: Die gifkip komt er bij mij niet meer in!

Nu de terrasvoorziening. In Nederland terrasland zijn wij er groot voorstander van dat er snel vaart wordt gemaakt met het opzetten van een terras onder deze zaal.

Een kritische opmerking over de toegankelijkheid van Kamerstukken via de website. De website van de Kamer belooft tamelijk veel, maar blijkt telkens nogal beperkt van inhoud. Is het niet mogelijk om meer overheidsdocumenten voor het brede publiek toegankelijk te maken? Ik heb begrepen dat hierover afspraken met de SDU zijn gemaakt, maar zijn die tot in lengte van jaren onveranderbaar? Eerlijk gezegd vind ik het raar dat publieke stukken, stukken van de regering die in dit pand zijn besproken en opgesteld, niet openlijk toegankelijk zijn, bijvoorbeeld via de website van de Tweede Kamer.

Een opmerking over het millenniumprobleem. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt hierop tamelijk feitelijk gereageerd, in die zin dat wordt gesteld dat het probleem op 31 december 1999 wel eens omvangrijk zou kunnen zijn. Maar de tekst stelt niet gerust, omdat het aan verdere acties lijkt te ontbreken. Wat gaan wij eigenlijk precies doen?

Voorzitter! Tot slot. Ik sluit mij aan bij de opvatting van de heer Van Wijmen over de kinderopvang. Ik ben van mening dat de neveninkomstenregeling voor Kamerleden eerder uitbreiding verdient dan afschaffing. Ik hoop ten zeerste dat het Presidium op korte termijn een voorstel hieromtrent aan de Kamer zal voorleggen.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Het is gebruikelijk bij de Raming, maar daarmee is het niet minder gemeend: ook mijn fractie wil al het personeel van de Kamer bedanken. Zij maken het werk voor ons mogelijk op soms onmogelijke tijdstippen en moeten soms voldoen aan onmogelijke vragen en verzoeken. Ik doe geen poging om alle diensten op te sommen, vanwege het risico dat ik ten onrechte belangrijke mensen zou vergeten.

Ik wil twee aspecten van de positie van het personeel aan de orde stellen.

Uit de nota naar aanleiding van het verslag heb ik begrepen dat als een van de oorzaken van ziekteverzuim genoemd worden klachten over arbeidsomstandigheden in het gebouw van de Tweede Kamer. Wat wordt er met deze klachten gedaan en worden ook maatregelen genomen waar dat nodig is? Ik heb begrepen dat het bijvoorbeeld ook met de klimaatomstandigheden te maken had. Ik hoor graag een reactie van het Presidium.

Een ander punt met betrekking tot de mensen die hier voor ons al hun werk doen, betreft de positie van mensen die hier werken via het uitzendwerk. Ik heb signalen gekregen van mensen die hier al jaren werken in de schoonmaaksector of in andere posities via een uitzendbureau. Hoe vaak komt dit eigenlijk voor? Hoe liggen die verhoudingen? Kan dit ook anders? Als er mensen zijn die al jaren hetzelfde werk doen, elke ochtend hier schoonmaken, waarom zouden die mensen dan niet gewoon in vaste dienst van de Tweede Kamer kunnen komen?

Ik kom vervolgens bij de budgetten voor de fracties. Ik heb begrepen dat er een taakstelling ligt, voortkomend uit het regeerakkoord. Het zal bekend zijn dat de SP-fractie regelmatig niet voor taakstellingen is die uit het regeerakkoord voortvloeien, maar met deze taakstelling hebben wij geen moeite. Enkele jaren geleden zijn de fractiebudgetten verhoogd, toen met een totale budgetstijging van 7 mln. Dat was in 1997. Mijn fractie was daar niet voor. Het zal u dus niet verbazen dat wij vinden dat er op deze post wel een taakstelling mogelijk is. Ik heb begrepen dat het gaat om een taakstelling van ongeveer 0,5 mln. Wij vinden dat niet zo'n probleem, dat kan er best af.

Wat wij wel heel sympathiek vinden van het Presidium, is dat er blijkbaar aan gedacht wordt om kleine fracties van die taakstelling uit te zonderen. Wij vinden dat zeer sympathiek, wij stellen het ook op prijs. Maar ik wil vandaag toch nadrukkelijk zeggen dat mijn fractie er geen bezwaar tegen heeft als er op ons budget gekort wordt. Ik heb begrepen dat het Presidium voor het zomerreces met voorstellen komt hoe die taakstelling ingevuld wordt, maar ik wilde dit toch vast meegeven.

Wat ik niet helemaal kan volgen, is de achtergrond van de verdeling van de taakstelling over de verschillende posten. Ik geloof dat in totaal 1,7 mln. bezuinigd moet worden over de verschillende posten van de Raming, maar hoe is beslist waar hoeveel af moet? Dat is mij niet geheel duidelijk. Als ik het goed gezien heb, is er geen taakstelling voor de post schadeloosstellingen. En dan gaat het over de salarissen van de Kamerleden. Er gaat wel iets af, maar het is toch substantieel lager dan op de andere posten. Waarom is dit? Het zal ook geen verrassing zijn als ik zeg dat mijn fractie vindt dat er op deze post wel bezuinigd zou kunnen worden, omdat de salarissen van Kamerleden wat mijn fractie betreft naar beneden zouden kunnen. Dat zou dus een bezuiniging betekenen op die post.

Er lijkt ook geen rekening gehouden te zijn met het afschaffen van de korting van de neveninkomstenregeling. Als je die regeling afschaft, zou dat het budget verhogen. Wij zijn niet voor die afschaffing van de regeling van korting van neveninkomsten, maar mag ik uit het feit dat dit niet geraamd is en dat het Presidium nog met een standpunt moet komen, de hoop hebben dat dit plan een vroege dood gestorven is? Mijn fractie zou dat toejuichen.

De vraag waarom een post niet is meegenomen als mogelijke post om op te bezuinigen, geldt ook voor de post pensioenen en uitkeringen van oud-Kamerleden. Er is bijvoorbeeld wel degelijk een mogelijkheid om aan de wachtgeldregeling een eis te stellen die ook voor alle andere mensen in Nederland geldt, namelijk een sollicitatieplicht. Kan het Presidium aangeven hoeveel oud-Kamerleden uit de vorige periode en eventueel de periode daarvoor nu nog gebruik maken van die wachtgeldregeling?

Ik heb ook nog een vraag over de post parlementaire enquête op de Raming. Het is inderdaad een PM-post, maar ik neem aan dat indien de Kamer besluit tot een parlementaire enquête, een financiële belemmering nooit een reden kan zijn dat deze niet doorgaat. Er kan natuurlijk een jaar komen waarin er meer parlementaire enquêtes komen. Is dat dan altijd mogelijk en is het dan zo dat dit nooit een financiële belemmering zal zijn?

Aansluitend op wat de heer Vendrik heeft gezegd, is de SP sowieso voor het versterken van de onderzoeksfunctie van de Kamer. De vraag is dan natuurlijk hoe je dit gaat invullen. Ik zit namens mijn fractie ook in de commissie voor de Werkwijze. Uit het overzicht van werkzaamheden heb ik begrepen dat wij niet binnenkort over dit onderwerp gaan spreken. Is dat juist en waarom niet?

De heer Vendrik sprak over een onderzoeksbureau dat permanent ingesteld wordt. Ik vind dat een interessante suggestie en ik zou daar graag met de andere fracties over willen doordenken. Ik zou daar ook een suggestie aan willen toevoegen. In het land wordt bij allerlei onderzoeksbureaus en ook bij ministeries al heel veel onderzoek gedaan en worden heel veel cijfers en onderzoeksmateriaal geproduceerd. Concreet stel ik voor om een verificatiebureau in te stellen. Een bureau dat checkt wat er aan onderzoek ligt, de cijfers van onderzoeksbureaus en ministeries controleert en dit alles ook verifieert. Op die manier kunnen wij dat onderzoek op zijn merites beoordelen. Dat verificatiebureau zou ook kritische vragen moeten stellen over de cijfers zoals deze er liggen. Wij hebben de afgelopen jaren de rel rond het RIVM gehad en ik vind dat dit voor de Kamer een aanleiding moet zijn om hierover serieus na te denken. Ik denk dan aan onafhankelijk onderzoek. Er moet gekeken worden hoe onafhankelijk het onderzoek is en of de gegevens juist zijn. Eventueel moeten er kanttekeningen bij die cijfers worden gemaakt.

Ik zal de detailpunten weglaten, maar ik zal nog één punt van de gebouwen bespreken, namelijk de tunnel. Er komt een nieuw gebouw bij, namelijk Plein 23. Ik heb begrepen dat in het plan een tunneltje met een trap van het gebouw naar de parkeergarage is opgenomen. Een dergelijke tunnel is er ook al in dit gebouw. Ik heb er moeite mee om te zien waarom dit noodzakelijk is. Welk bedrag is specifiek met deze bouw gemoeid en waarom is dit noodzakelijk? In de brief van de Bouwbegeleidingscommissie staat dat dit nodig is uit het oogpunt van logistieke bereikbaarheid van rollend vervoer tussen de Kamergebouwen. Dat begrijp ik niet, want je kunt dit doen via de parkeergarage of gewoon over de weg. Ik begrijp niet zo goed waarom dit een argument is om zo'n maatregel te nemen, zeker als dat te veel geld kost. Als het erom gaat dat het van belang is dat mensen vanwege het slechte weer rechtstreeks van de gebouwen naar de parkeergarage kunnen lopen, stel ik voor dat wij dit punt schrappen en bij de ingang een bak neerzetten met een tiental paraplu's. Dan is dat probleem ook opgelost.

Ik haak nog even in op het grapje van mevrouw Scheltema over het zwembad. Wij zijn daar natuurlijk geen voorstander van, ook al was het maar een grapje. Als wij dan toch een zwembad zouden maken, stel ik voor dat wij het niet verwarmen, maar er koud water in laten zitten. Als de gemoederen binnen of tussen fracties hoog oplopen, kunnen wij een duik nemen om flink af te koelen.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Het is mij gebleken dat de voorzitter van het Presidium graag een korte schorsing wil, alvorens over te gaan tot de beantwoording.

De vergadering wordt van 14.49 uur tot 15.05 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de voorzitter van het Presidium, mevrouw Van Nieuwenhoven. In verband met een lichte enkelblessure zal mevrouw Van Nieuwenhoven zittend het woord voeren. Ik ga ervan uit dat dit geen enkel probleem is voor de Kamer.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (voorzitter van het Presidium):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter, het zou inderdaad een beetje moeilijk worden om staande de Kamer te antwoorden. Maar het is natuurlijk wel heel bijzonder.

Namens alle medewerkers en vooral namens het Presidium wil ik dankzeggen voor het feit dat alle woordvoerders alle medewerkers bedankt hebben. Sommigen van u zeiden al dat dit een gewoonte is om te doen, maar het is wel een gewoonte die invulling behoeft. Verschillende woordvoerders hebben dan ook op de hun eigen wijzen verschillende accenten gelegd. Ik denk dat die allemaal goed zijn overgekomen en begrepen. Sommige woordvoerders hebben er nog aan toegevoegd dat het eigenlijk niet alleen om de medewerkers van de Kamer gaat, maar ook om medewerkers van fracties en dergelijke en dat de behandeling van de Raming daarvoor een goed moment is. Verder ben ik erg blij met zowel de complimenten als de kritische opmerkingen, want van die laatste kun je natuurlijk leren omdat een aantal dingen altijd mooier en beter kan. In ieder geval is het prettig dat een aantal zaken steeds beter gaat lopen.

Ik vond dat de heer Vendrik een heel mooie doorgang maakte van de ene dienst naar de andere. Ik ga dat niet allemaal herhalen. Natuurlijk kun je elk jaar een accent leggen op één dienst, maar je kunt ook dwars door alle diensten lopen en ik geloof dat hij, goed opgeteld, alle functies die in de Kamer worden uitgevoerd heeft benoemd. Net als mevrouw Kant ga ik dat nu verder niet doen, want het geldt gewoon voor iedereen. In ieder geval hebben wij dat goed begrepen.

Ik wil overigens bij de inbreng van de heer Vendrik speciaal de kanttekening plaatsen dat er veel begrip moet zijn voor het feit dat bij de griffie dikwijls de samenloop van de waan van de dag plaatsvindt. Als voorzitter van de Kamer kan ik dat zeker onderschrijven, want ik heb ook wel eens het gevoel dat wij soms beter een dag kunnen wachten om de volgende dag te bekijken of hetzelfde onderwerp nog steeds dezelfde hectische aandacht moet krijgen die het de vorige dag had. Ik meen echter dat dit inherent is aan de speciale positie die wij hebben en waaraan wij op deze wijze proberen een goede invulling te geven. Wel heb ik goed begrepen dat ook de heer Vendrik vindt dat er op de juiste manier met de waan van de dag wordt omgegaan.

Voorzitter! Ik zal de verschillende onderwerpen nagaan en daarna bekijken of ik de verschillende woordvoerders daarmee recht heb gedaan. Hier en daar hebben de woordvoerders immers ver uit elkaar liggende vragen gesteld en die verdienen, hoe specialistisch ze soms ook zijn, een antwoord.

Ik begin, net als de heer Van Wijmen dat deed, met het feit dat de dienst automatisering weer goed werkt. Zijn brandende vraag of de automatisering nu echt bij alle fracties geregeld is, geeft aan mijn antwoord een mooie actualiteit. Ik meen namelijk dat morgen een van de laatste fracties wordt aangesloten op het nieuwe systeem en dat vrijdag de laatste fractie wordt aangesloten, waardoor wij toch nog voor het zomerreces rond zijn met de invoering van de vernieuwing. In die zin kan ik melden dat er voor het zomerreces een klein mijlpaaltje is bereikt.

Met de heer Van Wijmen hebben ook anderen vragen gesteld over de telefooncentrale. Volgens de heer Van Wijmen gaat het om een erg dure ingreep. Dat is waar en wij zijn er zelfs nog niet helemaal uit of het een locatiegebonden of een persoonsgebonden systeem moet worden. Ik heb op dit moment niet paraat of dat een groot prijsverschil oplevert. Ik kan me dat wel voorstellen en ook dat dit een beperking kan zijn, maar er is nog geen besluit genomen over de technische verwerking. Een combinatie lijkt mij mogelijk, omdat de individuele behoefte anders is. Het zou mooi zijn als wij een dergelijk flexibel systeem konden kiezen en ik heb begrepen dat ook dat bestudeerd wordt. Wij moeten in ieder geval proberen om de meest adequate lijn daarin te kiezen.

Van de ene fractie kreeg ik complimenten voor de dienst automatisering omdat het printerprobleem opgelost was en van de andere hoorde ik dat er toch nog steeds problemen waren. Beide kan toch niet het geval zijn en wij dachten dat deze problemen behoorlijk opgelost waren. Zo niet, dan hoor ik graag in tweede termijn iets specifieker wat dan nu nog het probleem is.

Ik moet overigens zeggen dat de problemen met het Leden-thuisproject nog niet helemaal zijn opgelost. Wij hopen daarin na de zomer een volgende stap te kunnen zetten. De inbelfunctie verandert in die zin, dat je altijd wordt teruggebeld waardoor er meer beschikbaar is. Een van mijn vriendinnen werd lid van provinciale staten Zuid-Holland. Bij haar thuis moest ik enige jaloezie onderdrukken toen ik de manier ontdekte waarop de leden van provinciale staten thuis via de computer aansluiting met het provinciehuis hebben. Wij krijgen dat ook. Het duurt nog even, maar we hebben ook iets meer leden dan de meeste provincies. Dat mag natuurlijk nooit een argument zijn als het om automatisering gaat, maar dat betekent dat er in de aanloopfase ook wat meer problemen waren. De dienst automatisering heeft mij verzekerd dat zij dit allemaal goed in het oog houdt en dat een grote stap voorwaarts zal worden gezet in de mogelijkheden van de dienst automatisering, de totale informatievoorziening van de Tweede Kamer en de koppeling van de bestanden. Daarbij helpen opmerkingen als die van collega Leers in zijn brief aan het Presidium.

Ik wil nog even ingaan op de opmerking over collega's die andere collega's of medewerkers horen schelden op de computers. Ik ben daar zelf ook heel goed in, maar ik hoop toch dat bij iedereen die dit doet wel het besef doorklinkt dat het meestal aan onkunde ligt. Ik zeg het maar net zo hard als het is. Ik heb er zelf een geheel eigen onderzoek naar gedaan, zonder dat methodologisch verantwoord of via een onderzoeksbureau van de Kamer te doen. Er blijken ontzettend weinig Kamerleden op het aanbod aan cursussen in te gaan. Ik ben een van de weinige leden geweest die de ADW-cursus ooit heeft gevolgd. Dat vind ik ook goed, want als voorzitter van de Kamer heb ik graag een voorsprong en die wil ik graag ook behouden. Ik weet dat enkele andere collega's de cursus ook hebben gedaan, maar het zijn er in mijn ogen te weinig. Er wordt vaak gedacht dat het aan de computer ligt, maar in het merendeel van de gevallen ligt het aan de mensen die voor het apparaat zitten. Computers verzinnen zelf niks, ze doen alleen maar wat de mensen fout of goed invoeren. Het down gaan van het net bij Internet is inderdaad een probleem. Dat moet echt zomin mogelijk voorkomen. Nogmaals, het feit dat sommige dingen niet werken, ligt vaak aan de kennis van degene die voor het apparaat zit. Daarmee wil ik overigens niemand tekortdoen. Wel wijs ik nog eens op het aanbod van de Kamer om de bediening te vergemakkelijken. Er is een gebruikersoverleg, waarin alles wat opkomt serieus wordt genomen. In de afgelopen jaren is er veel gebeurd. Dat het allemaal nog niet perfect is, neem ik graag voor mijn rekening. Zo langzamerhand naderen wij dat stadium wel.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Bij ons leeft de wens om met de eigen computer te kunnen inbellen.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik hoop dat dat onder het punt valt waar ik het eerder over had, namelijk dat het tot de mogelijkheden gaat behoren. Dat bedoelde ik toen ik net zei dat ik wel eens wat jaloers was op leden van provinciale staten, want daar kan het al wel. Na de zomer – u moet ze nog even kalm houden – moet het gaan lukken.

Ik kom op de onderzoeksfunctie van de Kamer. Hoewel het even leek alsof zich tussen mevrouw Scheltema en de heer Vendrik een groot verschil van mening aan het ontwikkelen was, heb ik toch de indruk dat wij het allemaal nog steeds over hetzelfde hebben. De heer Wallage heeft er indertijd voor gepleit op de begroting ruimte te maken voor versterking van de onderzoeksfunctie van de Kamer. Hij sprak toen inderdaad over een bureau. Bij de behandeling van de Raming vorig jaar hebben wij dezelfde discussie gevoerd. Ik heb toen gezegd dat het versterken van de onderzoeksfunctie bovenaan moet staan. Of dat via een specifiek bureau moet gebeuren, via specifieke medewerkers of via verschillende Kamercommissies, lijkt mij mede afhankelijk van de onderwerpen.

De heer Vendrik heeft gewezen op de commissie voor de Rijksuitgaven, die bij uitstek een commissie is die over verschillende departementen probeert heen te kijken. Zij beziet de mogelijkheden die de Kamer heeft om haar controle- en onderzoeksfunctie te versterken. Een onderzoeksbureau van de Kamer zal nooit uitkomen met het aantal medewerkers in de ondersteuning van de commissie voor de Rijksuitgaven. Het verstevigen van de onderzoeksfunctie is zo specifiek, dat het echt methodologisch veel verschil maakt welk soort onderzoek je wilt en wat de aanleiding en het onderwerp van het onderzoek zijn.

Wij zoeken niet zozeer naar een onderzoeksbureau van de Kamer als wel naar de mogelijkheden om de onderzoeksfunctie van de Kamer te versterken. De heer Vendrik zei dat het alleen maar versterken van de verschillende commissies geen oplossing is. Hij maakte de vergelijking met de commissie voor de Rijksuitgaven. Ik vind dat de vaste commissies veel meer, zowel financieel als technisch-inhoudelijk, onderzoek moeten doen. Het is eigenlijk een van de normale taken van de Kamer en van de individuele leden om dat zo goed mogelijk te doen.

Ik ben het met de woordvoerders en met name met de heer Vendrik eens dat er in het veld ontzettend veel gebeurt. Universiteiten, maar ook instellingen zoals het Rathenau-instituut sturen werkprogramma's naar de Kamer. Overigens heeft ook de Algemene Rekenkamer op verschillende momenten aangegeven dat zij meer wil doen dan alleen maar financieel rechtmatigheidsonderzoek. Men is daar ook bereid om voor de Kamer doelmatigheidsonderzoek te doen. Ik mag in dit verband ook niet vergeten om op te merken dat ook de ombudsman bereid is om onderzoek te doen, zij het dat het nog niet helemaal rond is hoe dat precies moet worden geregeld. Ik begrijp dat de woordvoerders van mening zijn dat in huis niet overgedaan moet worden wat elders al wordt gedaan. Ik hoor wel of ik dit goed heb begrepen.

Op de begroting is een budget van 1 mln. vrijgemaakt voor versterking van de specifieke onderzoeksfunctie. Hieronder – mevrouw Kant vroeg daarnaar – vallen natuurlijk niet de kosten van een enquêtecommissie. Als de Kamer besluit een enquêtecommissie in het leven te roepen, wordt er altijd een specifieke begroting gemaakt die bij het ministerie van BZK wordt ingediend. Het is de vraag of dit voor de langere termijn de juiste weg is, maar tot nu toe loopt het goed, omdat wij goede afspraken hebben kunnen maken. Ik vind wel dat de Kamer zich moet realiseren dat niet alles kan en dat grote overschrijdingen binnen de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties niet mogelijk zijn. Het enquêterecht van de Kamer impliceert echter dat er een reële begroting gemaakt en bij het kabinet ingediend moet kunnen worden. Wij hebben op dit punt dus geen verschil van mening.

De heer Van Wijmen onderscheidt zich van de meeste woordvoerders met zijn opmerking dat vooral de vaste commissies geëquipeerd moeten worden voor de onderzoeksfunctie. Ik zou dat een beetje jammer vinden, maar ik vind wel dat de staf van de vaste commissies moet worden versterkt. Wij hebben er de laatste tijd bij het aantrekken van mensen de nadruk op gelegd dat zij de onderzoeksfunctie versterken. De aandacht hiervoor mag echter niet tot versnippering van deskundigheid leiden. Als bijvoorbeeld alle vaste commissies een dergelijke faciliteit krijgen, gaat dit ten koste van de onderzoekstaak van de Kamer als geheel.

De heer Vendrik heeft gewezen op het gevaar dat de ervaring en de deskundigheid die door een onderzoek zijn verworven, niet gebruikt kunnen worden bij andere onderzoeken. Voorzitter! Enige tijd geleden is de onderzoeksfunctie van de Kamer uitgebreid geëvalueerd. Sindsdien beschikt de Kamer over een draaiboek waarin vrij aardig een onderzoeksopzet van stap tot stap beschreven wordt. Dat draaiboek kan overigens ook met de kennis van vandaag uitgebreid worden. Alle woordvoerders hebben aangegeven dat wij wat dat betreft bijzonder alert moeten blijven. Wij hebben geen methodoloog in dienst genomen, zoals de heer Vendrik dacht. Wij hebben iemand op ad-hocbasis gevraagd te onderzoeken wat er aan ervaring en deskundigheid opgebouwd is en dan niet alleen binnen de Kamer; hij moet ook onderzoeken ook wat er in het veld in Nederland aan ervaring en deskundigheid is. Die deskundige is niet bij de Kamer in dienst. Het is wel in twee of drie voorkomende gevallen tot nu toe dezelfde persoon geweest, omdat wij tevreden waren over het werk dat hij voor ons verricht had.

De heer Van Wijmen stelde dat het onderzoek in het kader van de vijfde nota ruimtelijke ordening niet rimpelloos was verlopen. Ik wijs erop dat de onderzoeksopdracht die geformuleerd was door de vaste commissie voor VROM zo breed was, dat wij als Presidium moesten constateren dat men een dergelijk onderzoek echt niet binnen de tijd die men daarvoor had, zou kunnen afronden. Het Presidium hecht er grote waarde aan dat de opdracht die een onderzoekscommissie meekrijgt, duidelijk is voordat tot het instellen van zo'n commissie wordt overgegaan. Overigens hebben wij weer dezelfde deskundige die eerder ingehuurd was, ingeschakeld om te onderzoeken of er een voorstel gedaan kan worden op basis waarvan op korte termijn met dat onderzoek voor de vijfde nota ruimtelijke ordening van start kan worden gegaan. Het is moeilijk vast te stellen welk budget nodig is voor die onderzoeksfunctie. Overigens is het niet waar dat er in de begroting voor dit jaar nog negen ton beschikbaar is. Dat geld is al besteed. Wij kunnen eventueel een overzicht verstrekken van de wijze waarop dat geld besteed is, als daar behoefte aan is.

De heer Van Beek (VVD):

Is de conclusie juist dat die deskundige op het gebied van methodes niet in vaste dienst bij de Kamer komt? Uit de stukken hebben wij begrepen dat hij wel in dienst zou worden genomen.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Het hoeft niet per se. Het is nog in ontwikkeling. De heer Vendrik heeft het gehad over een apart bureau en de meeste andere woordvoerders hadden het over het versterken van de onderzoeksfunctie. De vraag is welke kennis wij in huis willen hebben. Het Presidium vindt dat zich dat in de praktijk moet ontwikkelen. Bij het aannemen van nieuwe medewerkers wordt er heel erg op gelet dat wij de onderzoeksfunctie versterken. Wij hebben nog niet de stap gemaakt om voor interne coördinatie en kennis van het gehele veld van onderzoek vaste personen in dienst te nemen. Wij hebben dat tot nu toe op ad-hocbasis ingevuld. De heer Vendrik heeft aangekondigd op dit punt een motie in te dienen. Of hij dat wel of niet doet, moet hij natuurlijk zelf bepalen, maar het Presidium zou graag zien dat dit een proces is waarbij de suggesties die uit de praktijk naar voren komen, vertaald worden ter versterking van de onderzoeksfunctie van de Kamer als totaal. Het instellen van een apart onderzoeksbureau helpt daar op dit moment niet bij. Ik hoop dat ook de heer Vendrik tegen deze achtergrond moet constateren dat er niet zoveel verschil zit tussen wat wij uiteindelijk allemaal willen. Hij zei ook al dat het voor hem niet zo'n groot bureau hoeft te zijn, maar dat het vooral gaat om het vasthouden van ervaring en deskundigheid die bij de Kamer bestaat, zodat er bij een volgend onderzoek op dezelfde basis verdergegaan kan worden zonder dat opnieuw het wiel moet worden uitgevonden. Als dat de bedoeling is van de heer Vendrik, ben ik het met hem eens.

Hiermee ben ik voldoende ingegaan op de onderzoeksfunctie van de Kamer.

Mevrouw Kant (SP):

Kunt u mijn vraag over het verificatiebureau hierbij betrekken?

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Uw gedachte op dat punt is heel interessant in die zin dat deze past bij de versterking van de parlementaire controle. Het brede voorstel van de vaste commissie voor VROM voor een mogelijk onderzoek naar de vijfde nota ruimtelijke ordening stuitte onmiddellijk op het probleem dat er al een stapel onderzoeken ligt. Bezien moet worden wat wel en niet gebruikt kan worden. Bovendien moeten wij ervoor oppassen niet het werk van departementen te doen. Wij kunnen beter een minister of staatssecretaris – zij horen dit nu toch niet – opdracht geven een onderzoek te doen. De mogelijkheid van de Kamer om de onderzoeken te verifiëren, is een interessante gedachte. Ik wil hierover op genoemde wijze in het Presidium spreken, want ik meen dat dit behulpzaam kan zijn bij de versterking van de onderzoeksfunctie van de Kamer. Het is de vraag of er een apart verificatiebureau nodig is. Bij een bureau wordt onmiddellijk aan een bepaald aantal medewerkers gedacht. Ik wil daarop graag nader terugkomen. Ik beloof u de Kamer hierover bij brief nader te informeren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp uit uw woorden dat de onderzoeksfunctie in 2000 langs drie lijnen gestalte krijgt. In de eerste plaats deskundigheid bij de commissies, de stafmedewerkers, in de tweede plaats het tijdelijk inhuren van deskundigheid, afhankelijk van de vraag hiernaar uit de Kamer, en in de derde plaats methodologische ondersteuning, ook op ad-hoc-basis. Is dat het voor 2000 of zie ik iets over het hoofd?

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dit zijn de lopende zaken. Ik wijs echter op het voorstel voor verificatie. Wij moeten aanvullend nog eens het draaiboek beoordelen en ook de ondersteuning die op dit moment in huis is. Bezien moet worden of bij de commissiebureaus in het algemeen – de heer Vendrik sprak in dat kader al over de ondersteuning van de vaste commissie voor de Rijksuitgaven – een staf nodig is, specifiek gericht op onderzoek. Dat is de enige aanvulling die ik nog kan bedenken op hetgeen u hebt gezegd. Het Presidium moet eerst vernemen wat de commissies dan wel enquêtecommissies of tijdelijke onderzoekscommissies aan versterking nodig achten.

Voorzitter! Bijna alle woordvoerders hebben over de taakstelling gesproken. Het was heel interessant van de heer Van Beek te horen dat de minister kennelijk heel genereus de taakstelling voor alvast een van de Hoge Colleges van Staat... Ik zie aan de reactie in de zaal dat ik mij vergis. Ik realiseer mij dat de heer Van Wijmen deze opmerking heeft gemaakt, maar hij is niet meer aanwezig.

De voorzitter:

Voor de helderheid, de heer Van Wijmen moest helaas naar een andere vergadering in het gebouw. De heer Rietkerk zal in tweede termijn namens de CDA-fractie het woord voeren.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

De heer Van Wijmen heeft gezegd dat de minister, heel genereus, gisteren die taakstelling geschrapt heeft. Dat is erg aardig van hem. Zonder mij op dit punt helemaal aan te sluiten bij mevrouw Kant, moet ik eerlijk zeggen dat het Presidium zich heel goed heeft gerealiseerd dat in het regeerakkoord een taakstelling is afgesproken. Het zou wel ontzettend raar zijn als de Kamer tegen het kabinet c.q. de minister van Binnenlandse Zaken zou zeggen dat de meerderheid van de Kamer dat wel heeft gesteund, maar vindt dat het voor de Kamer zelf niet moet gelden. Dat heeft het Presidium niet gewild. Daarom heeft het Presidium met de minister van Binnenlandse Zaken "onderhandeld". Zoals uit de stukken blijkt, zijn wij een inspanningsverplichting aangegaan: wat in het regeerakkoord voor de hele rijksdienst is afgesproken, moeten wij ook doen.

Er is overigens wel een verschil tussen de departementen en de Kamer. Op verschillende departementen moet de taakstelling in het jaar 2002 op 5% uitkomen. De departementen zijn evenwel veel groter en hun begroting kent meer aspecten dan de begroting van de Kamer. Het is voor de Kamer moeilijk om op personeelskosten of op kosten van de Kamerleden en dergelijke – mevrouw Kant noemde het zo, maar zij bedoelde het anders – te bezuinigen. Dat laatste is alleen al moeilijk omdat dit wettelijk geregeld is. Dan zou je de wet dus eerst moeten veranderen. Zo zijn er een aantal gegevenheden die je heel moeilijk zomaar kunt veranderen. Dat ziet de minister van Binnenlandse Zaken ook heel goed in. Ik ben hem er erg dankbaar voor dat hij daarvoor oog heeft. Misschien liep dat dan toch al iets vooruit op het niet toepassen van de taakstelling bij een ander Hoog College van Staat. De Kamer heeft met de minister afgesproken dat de taakstelling voor de Kamer geldt voorzover dat mogelijk is. Zo staat het ook in de stukken. Ik stel het zeer op prijs als wij ons daar heel serieus aan houden. Op de terreinen waar dat mogelijk is, moet de Kamer zich daaraan houden. Daarmee benader ik toch een beetje wat mevrouw Kant zegt. Ik zeg het alleen iets genuanceerder. Als een weg een paar jaar later wordt aangelegd, heeft de minister van Verkeer en Waterstaat automatisch de hele taakstelling tot 2002 van 5% gehaald. Ik wil daarmee aanduiden dat onze begroting anders is dan een begroting van een bepaald departement. Dat moet goed in het oog gehouden worden. Dat moeten wij zelf doen, maar dat wordt gelukkig ook heel goed gedaan door het kabinet.

Ik heb er goede nota van genomen dat mevrouw Kant vindt dat de bezuiniging die voor het totaal is opgelegd, ook best voor de fracties kan gelden. Maar ook daarvoor geldt weer dat de uitgaven die fracties hebben, veel te maken hebben met vaste kosten en personeelskosten. Als je niet aan de omvang van het personeel wilt komen, Van Nieuwenhovenwat op dit moment het geval is, dan kun je daar heel weinig op bezuinigen. Het wordt dan heel moeilijk om het op die manier in te vullen.

De heer Van Wijmen, die ik nu noem omdat hij nu eenmaal de eerste spreker was, heeft over de bistro gesproken. Bijna alle woordvoerders zijn daarop overigens ingegaan. Ik zal meteen proberen een aantal vragen over het restaurantbedrijf te beantwoorden.

De vraag over de bistro was vrij specifiek. Bij de Raming van de Kamer voor het vorig jaar moesten wij het allemaal nog maar zien. Nu hebben wij de indruk dat het in ieder geval "beter" gaat en dat wij eind dit jaar moeten kunnen besluiten of wij ermee doorgaan of niet. Iedereen moet wel goed beseffen dat de ruimte die er was, tot dan toe niet werd gebruikt en nu goed wordt gebruikt.

Ik ben ontzettend blij met de inbreng van de heer Van Beek over het restaurantbedrijf. De heer Van Beek probeert een waardig opvolger van de heer Remkes te zijn. Ik herinner mij echter jarenlange discussies met de heer Remkes over de privatisering van het restaurantbedrijf. Ik heb de heer Van Beek of niet goed begrepen, of hij spreekt zichzelf tegen. Vorig jaar verwoordde de fractie van D66 dezelfde tegenstrijdigheid. Je kunt namelijk enerzijds niet zeggen dat je het restaurantbedrijf wilt privatiseren, terwijl je anderzijds zegt blij te zijn met het restaurantbedrijf en dat het op alle momenten dat de Kamer vergadert, ook al is dat tot half vijf 's ochtends, beschikbaar moet zijn. Voor een onderzoek kan elk bureau worden ingehuurd, maar de uitkomst daarvan kan ik al vertellen. Als het restaurantbedrijf geprivatiseerd zou worden, kom je uit op een standaardprijs bij standaardgebruik. Alles wat je extra wilt, moet je tegen zeer hoge kosten bijbetalen. Als wij een cateringbedrijf zouden hebben voor de restaurantfunctie, dan betaal je sowieso een hoge standaardprijs, omdat je niet per dag kunt zeggen tot welk tijdstip er vergaderd zal worden. Behalve in het seizoen van september tot december is dat vrij moeilijk aan te geven. Als je dan ook nog zo af en toe tot half vijf 's nachts vergadert, wordt het een schier onmogelijke taak, omdat het niet te budgetteren is en de kosten waarschijnlijk heel hoog zullen zijn. Ik heb dat vorig jaar gezegd en ik zeg het dit jaar nog maar eens. Ik zie een tegenstrijdigheid in de wens tot privatisering en beschikbaarheid op ieder gewenst moment.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! Ik vermoed dat het verschil in kosten kleiner is dan nu wordt gesuggereerd. Ik heb het woord privatisering niet in de mond genomen, maar het woord "bedrijfsmatiger" gebruikt. Het assortiment zou vraagafhankelijk moeten zijn. Ik wil geen dogmatische discussie maken van de vraag over al dan niet privatiseren.

Mevrouw Van Nieuwenhoven geeft in haar antwoord al aan dat een dergelijke stap leidt tot hogere kosten. Daar zijn wij al helemaal niet op uit. Collega Remkes heeft over privatisering gesproken om het tegendeel te bereiken. Ik wil een zakelijke discussie over dit onderwerp voeren. Enerzijds moet de kwaliteit goed zijn en anderzijds moet de bedrijfsvoering zodanig zijn dat er een goede prijs-kwaliteitverhouding is.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dat ben ik helemaal met de heer Van Beek eens. Alle gebruikers van dit huis die dat langer doen dan de laatste paar maanden, weten dat er al heel veel veranderd is. Men probeert veel doelmatiger te werken, meer volgens vaste kosten dan vroeger het geval was.

De heer Van Beek had ook een vraag over het restaurantbedrijf bij vergaderingen op vrijdag. Toen wij afgelopen vrijdag vergaderden, was het restaurant bij mijn weten open. Wij proberen daarin te voorzien op het moment dat dit nodig is.

De heer Van Beek (VVD):

Het restaurant was wel open, maar er was geen assortiment en de kok was er niet.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Volgens de heer Van Beek moet het aanbod de vraag volgen. Dat is heel moeilijk bij een zo wisselende samenstelling van gebruikers als wij in dit huis kennen. Bij een lange avondpauze hollen heel veel mensen de deur uit. Bij een korte avondpauze of bij een spannend debat waar iedereen bij wil zijn, wil iedereen hier in huis eten. Hoe graag ik dat als voorzitter ook zou willen, ik kan niet van tevoren aan het restaurant doorgeven hoe spannend een debat wordt. Het is dus heel moeilijk vast te stellen voor hoeveel mensen de voorzieningen op het moment dat zij dat willen, aanwezig zijn. Ik zou graag horen of er voorbeelden van andere bedrijven zijn met dezelfde onbekendheid over het gebruik per dag. Als opeens besloten wordt een punt van de agenda van de Kamer af te halen op donderdagmiddag en iedereen om drie uur klaar is, gaat iedereen naar huis. Dan is het dus niet meer nodig om de voorziening beschikbaar te houden. Ik zeg daarmee alleen maar dat er, binnen de mogelijkheden van het huis, volgens mij uitstekend wordt gewerkt. Ik weet niet of er zoveel meer nodig is.

De heer Van Beek (VVD):

Ik ga in vergaande mate mee met de beantwoording. Het is inderdaad een heel groot probleem om op al dit soort incidenten te moeten reageren. Ik heb een voorbeeld gegeven. Ik probeer tevens te bedenken of ik de tegenvraag van mevrouw Van Nieuwenhoven kan beantwoorden. Zijn er nog andere voorbeelden van bedrijven waar hetzelfde probleem optreedt? Ik kan mij uit mijn diensttijd nog wat voorbeelden herinneren. Als in de manschappenkantine kip, friet en cola werd geserveerd, was iedereen er. Als er bonen werden geserveerd, was iedereen buiten eten. Er ontstond dan een enorm probleem in de kantine. Het is echter inderdaad specifiek voor ons bedrijf dat het soms helemaal uit de hand loopt.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik ben zelf niet in dienst geweest, zoals de heer Van Beek zal begrijpen.

De heer Van Beek (VVD):

U heeft wat gemist!

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik weet echter, voorzover de vergelijking opgaat, dat er zowel daar als hier gevulde koeken zijn. Misschien kan ik mij echter met staatssecretaris Van Hoof verstaan over hoe dit probleem op dit moment binnen de krijgsmacht wordt opgelost. Ik ben daartoe wel bereid.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik heb een voorbeeld dat heel dicht bij huis ligt. Gisteren eindigde de Kameragenda ineens om drie of vier uur. Allerlei leden zitten dan echter nog in allerlei commissievergaderingen. De ledenrestaurantvoorziening is dan wel gesloten. Is het niet verstandig om, in ieder geval tijdens de "normale" Kamerdagen, de voorziening open te houden? Ik vond het gisteren echt jammer.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik ben bereid om dat nog eens te overleggen. Wij hebben daarover vaste afspraken gemaakt, juist in het kader van de efficiency. Juist voor de efficiency in het restaurantbedrijf is het van belang dat er vaste afspraken zijn. Daarom is afgesproken dat als de Kamer voor vier uur eindigt, het ledenrestaurant niet open hoeft te blijven. Dat zijn van die dingen die wij ooit met elkaar hebben afgesproken. De leden lopen daar op die dagen tegenaan. Dit is echter, zoals een van de woordvoerders heeft gezegd, een huishoudelijke vergadering. Daarom wil ik in overleg kijken of dit geregeld kan worden.

De fitnessvoorziening is nog altijd in de Vijverhof aanwezig. De heer Van Wijmen sprak daarover. De ervaring is dat er ontzettend weinig gebruik van wordt gemaakt. De woordvoerders gaan natuurlijk wel. Die spreken er immers ieder jaar over bij de Raming. Men weet dus precies uit eigen ondervinding waar de voorziening ligt en welk gebruik ervan gemaakt zou kunnen worden. Men kan er immers dag en nacht terecht, als men dat zou willen. Ik hoop dat de woordvoerders in de stukken hebben gelezen dat wij intussen met het ministerie van Defensie heel goede afspraken hebben gemaakt over gezamenlijk gebruik van de aldaar aanwezige ruimte. Daarvoor hoeft men slechts het Plein half over te steken. Ik vind zelf dat wij daar erg nuttig mee omgegaan zijn. Het is een goed voorbeeld.

Meerdere mensen hebben gesproken over het moment dat de Vijverhof niet meer door de Tweede Kamer gebruikt zal worden. Sommigen zeggen dat wij voorzichtig moeten zijn met het afstoten daarvan. Wij krijgen het immers niet gemakkelijk terug. Wij moeten dus eerst goed weten waar wij nieuwe ruimten kunnen verkrijgen. Wij moeten ons goed realiseren dat het gebouwen zijn van de Rijksgebouwendienst. Wij gaan niet over de bestemming van het gebouw als de Tweede Kamer niet meer in het gebouw verblijft. Overigens doet zich dat punt pas voor na het jaar 2002, als Plein 23 opgeleverd is. De heer Hofstra, voorzitter van de BBC, zal daar straks uitgebreid op ingaan. Ook nu al zijn daarover bepaalde opmerkingen te maken.

Een groot aantal woordvoerders heeft vragen gesteld over de kinderopvang. De vraag of je daar genoeg aan doet, komt bijna ieder jaar terug. We hebben een vrij goede regeling voor het personeel van de Kamer zelf. De meeste mensen willen het liefst de kinderopvang in de woonplaats. Vaak is er sprake van twee ouders die beiden naast het opvoeden van kinderen een andere taak in het leven hebben. Als de kinderopvang zo dicht mogelijk bij huis is, zijn ouders in staat om het brengen en halen samen te regelen. Als je het bij het werk van één van beiden doet, wordt dat iets ingewikkelder. Wij hebben er ook heel weinig ruimte voor, laten we daar eerlijk in zijn. Het onderwerp heeft wel altijd onze zorg en aandacht. Ik vond het heel aardig om van de heer Van Wijmen te horen dat hij vond dat de Kamer op dat punt een voorbeeldfunctie heeft. Dat ben ik met hem eens. Ik ben het ook met hem eens dat je tegenwoordig rekening moet houden met mensen die in deeltijd werken. We moeten ervoor zorgen dat er ook voor hen meer mogelijkheden zijn. Bovendien zeg ik altijd enigszins vals dat de Kamer er zelf voor kan zorgen dat er meer kinderopvangvoorzieningen komen, wat ook heel gunstig uitwerkt voor het personeel van de Kamer en de Kamerleden zelf. Ik kan het niet laten om de Kamer deze uitdaging ieder jaar mee te geven.

Een ander belangrijk punt dat ieder jaar terugkomt, is de toegankelijkheid voor gehandicapten. Ik hoop dat de Kamer goed heeft gezien dat we proberen om er van alles aan te doen en dat er onderzoek naar is gestart. Ik heb de afgelopen dagen zelf mogen ontdekken hoe belangrijk het is dat het goed werkt. Het werkt ook betrekkelijk goed. Het punt is alleen dat de loopafstanden hier verschrikkelijk zijn. Dat brengt de manier waarop het gebouw is ingericht nu eenmaal mee. Het probleem is dat de lift waar gehandicapten gebruik van moeten maken als ze een plenaire vergadering willen bijwonen achter het toegangshek zit. Ik denk dat we dat probleem goed opgelost hebben door ervoor te zorgen dat er altijd iemand meeloopt vanaf de portiersloge. We hebben er inmiddels overleg over gehad met het ministerie van Binnenlandse Zaken, en daaruit bleek dat de kosten om de lift te verplaatsen zo hoog zijn dat er beter iemand kan meelopen dan dat we die verbouwing aangaan. Ik dacht dat er de laatste tijd ook geen specifieke klachten over geweest zijn. Als het wel zo is, hoor ik het graag. Dan moeten die problemen per keer opgelost worden.

Ik ben blij dat de heer Hatzmann een aantal complimenten heeft gekregen voor zijn interview in de Kamerbode. Het doet mij goed dat men de Kamerbode goed leest. Het is goed als wij wat onze eigen financiën betreft dezelfde transparantie geven als wij anderen opleggen. Ik ben het daar zeer mee eens. Ik neem aan dat de fracties die zich er niet over hebben uitgesproken, het ermee eens zijn dat het in het kader van die openheid goed is als ook de fracties bereid zijn om mee te werken en met meer gegevens te komen, nu we het voor het Kamerpersoneel goed geregeld hebben.

Dat doet mij eraan denken dat ik het ook eens ben met de heer Van Wijmen wat betreft de man-vrouwverhouding, maar ik weet niet wat we daar op korte termijn aan kunnen doen. Net als in de meeste bedrijven in Nederland zitten in de lagere functies veel meer vrouwen en in de hogere functies veel meer mannen. U kunt ervan overtuigd zijn dat ik bereid ben daarop persoonlijk toe te kijken, maar het zal duidelijk zijn dat dit een proces van lange adem is. Onder andere scholing en begeleiding kunnen helpen om de situatie te verbeteren.

Vorig jaar is uitgebreid gesproken over mogelijke veranderingen in de organisatie als zodanig. De heer Rehwinkel maakte zich zorgen over de continuïteit als beide directeuren weggaan per 1 januari 2000. Op dit moment zijn wij in samenspraak met de ondernemingsraad bezig met het opstellen van profielen ter voorbereiding van de werving. In het zomerreces zullen wij trachten verdere stappen te zetten, opdat wij ruim voor 1 januari weten waar wij aan toe zijn. Maar kwaliteit gaat boven snelheid. De continuïteit zal in ieder geval worden gewaarborgd. Dat kan betekenen dat, als niet op tijd in de vacature kan worden voorzien, op de huidige functionarissen een beroep wordt gedaan om nog even aan te blijven. Ik hoop echter dat wij de procedure voor 1 januari kunnen afronden.

Ik heb de indruk dat het MT zijn best doet om alle afdelingen te voorzien van de relevante informatie. Er wordt gestreefd naar meer efficiënte werkmethoden – voor sommige afdelingen gaat dat via een reorganisatie – en ik ben blij dat wij iedereen daarbij kunnen betrekken middels gesprekken door de hele organisatie heen.

Als je wilt delegeren naar lagere niveaus in de organisatie, moet je er wel voor zorgen dat de vereiste deskundigheid daar aanwezig is. Het voorstel is om het scholingsbudget te verhogen van 2% tot 3% van het totale budget. Daartoe zal dan een herschikking van de middelen moeten plaatsvinden. Wij denken dat dit lukt, maar als het anders is, zullen wij te zijner tijd met andere voorstellen komen.

Diverse afgevaardigden hebben gevraagd naar de mobiliteitsbank en de samenwerking met de rijksoverheid. De moeilijkheid hierbij is dat de vakbonden daartegen zijn. Dat heeft te maken met het onderscheid tussen rijksambtenaren en andere ambtenaren. Wij blijven hier echter wel mee bezig omdat er niets op tegen is om bij tijd en wijle die vraag te stellen.

Ik zal nog ingaan op het rookbeleid. Dit heeft ook iets te maken met het ledenrestaurant. Van verschillende kanten is hierover gesproken en mevrouw Scheltema ging daarin het verst door te zeggen dat het een fictie is om het persbuffet en het ledenrestaurant als werkruimte aan te merken opdat er kan worden gerookt. Het zou echter in strijd zijn met de wet om die ruimten zonder meer aan te wijzen als een plaats waar mag worden gerookt. Volgens de wet moet aan die ruimten een specifieke bestemming worden gegeven, zo niet dan mag er niet worden gerookt. Zij moeten dus als werkruimte worden bestempeld en dat zijn zij in zekere zin ook, want er zijn niet voor niets een apart ledenrestaurant en een persbuffet. Wij handelen dus op de wijze zoals wij die zelf in de wet hebben vastgesteld.

Verschillende woordvoerders zijn zowel hier als in de schriftelijke voorbereiding ingegaan op de handhaving van het rookbeleid. Ik ben het met iedereen eens dat het niet aangaat alleen het personeel van de Kamer hierop te wijzen. Het gaat ook niet aan om alleen het personeel van de Kamer te vragen anderen hierop aan te spreken. Kamerleden zouden dat zelf ook moeten doen. Zij zouden als dat nodig is ook zelf gasten die hier in huis verblijven op het rookverbod moeten wijzen en dat niet moeten overlaten aan het personeel van de Kamer. Overigens doet het personeel dit heel goed en trouw, maar het is ook belangrijk dat woordvoerders hun fractiegenoten er nog eens op wijzen dat zij zelf gaan over de handhaving van de wet die zij zelf hebben vastgesteld. De leden kunnen overigens iedere dag een beroep op mij doen.

De heer Rehwinkel heeft gevraagd om kranten op de leestafel op dagen dat de Kamer niet vergadert. Als hij het dan heeft over maandag en vrijdag, ben ik het met hem eens. Ik zal kijken in hoeverre wij hieraan tegemoet kunnen komen.

De 25% groene stroom die de Kamer nu gebruikt, kosten ƒ 240.000 extra, ik noem dit eigenlijk gewoon subsidie. Ik zeg tegen de heer Vendrik die zich hierover het duidelijkst heeft uitgesproken: het is net zo lang als het breed is. De Kamer doet al heel veel. Toen zij ermee begon, bleek dat het totaal van de rijksdienst maar ook de ministeries dit goede voorbeeld nog verder moeten volgen voordat zij dezelfde inspanning leveren. De heer Vendrik kan er wellicht een project van maken om bij de behandeling van de begroting voor volgend jaar alle ministers erop aan te spreken dat zij toch op zijn minst hetzelfde zouden moeten doen als de Kamer. Ik ben altijd in voor meer, maar dat zou een heel groot beslag leggen op de financiële middelen van de Kamer.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als het gaat om het recente verleden, dan neem ik dat zonder meer van mevrouw Van Nieuwenhoven aan. Maar mijn punt is dat de verschillen met ingang van 1 januari jl. aanmerkelijk kleiner zijn geworden door de verdere verhoging van de regulerende energiebelasting. Ik weet niet precies hoe groot die verschillen zijn, maar wel dat zij inmiddels betrekkelijk gering zijn. Dus als mevrouw Van Nieuwenhoven zegt dat 25% groene stroom ƒ 240.000 kost, is het de vraag of dit ook voor 1999 geldt of dat er sprake is van een nieuwe tariefsverhouding waardoor het verschil misschien veel kleiner wordt. Dan is het budgettair veel minder problematisch om door te gaan naar 100% groene stroom.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Als de heer Vendrik het iets anders zou willen stellen dan 100%, dan zullen wij kijken of het waar is dat de verschillen in 1999 kleiner zijn geworden. Als wij dan uitgaan van het bedrag dat wij nu hiervoor hebben gereserveerd, kunnen wij bezien of het aandeel groene stroom kan worden verhoogd. Een onmiddellijke overgang naar 100% zal volgens mij echter een te groot beslag leggen op de huidige financiële middelen van de Kamer. Als u het goedvindt, dan kom ik hierop in een later stadium graag schriftelijk terug. Dan kunnen wij bezien of op dit punt vooruitgang kan worden gemaakt.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! Voordat er misverstanden ontstaan: het verschil tussen beide prijzen is inderdaad kleiner geworden, maar beide zijn op een hoger niveau komen te liggen. De prijs van zowel groene als niet-groene energie is door de energieheffingen namelijk hoger geworden en dat houdt in dat het budgettaire effect alleen maar een groter probleem is geworden. Ik vind dat wij voorzichtig moeten zijn met een dergelijke stap. Met 25% vervullen wij onze voorbeeldfunctie en dat mogen wij best wel uitdragen. Overigens vind ik het vreemd dat de econoom Vendrik de zaak op deze wijze aan de orde stelt.

De voorzitter:

De voorzitter van het Presidium heeft toegezegd dat zij hierop schriftelijk terugkomt. Het lijkt mij verstandig om dat af te wachten en daarna te bekijken wie van beide heren gelijk heeft.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Het lijkt mij verstandig om er maar niets meer over te zeggen, de heren economen zullen het verder onderling maar moeten uitmaken.

Over de vraag wat de Kamer zelf aan haar geschiedenis en cultuur zou kunnen doen het volgende. Het lijkt mij dat de Kamer geen verantwoordelijkheid voor haar eigen geschiedschrijving moet nemen, want dan krijg je een soort staat binnen een staat, een staatsgeschiedschrijving. Daar ben ik niet zo voor. Maar als wordt bedoeld dat de Kamer het moet stimuleren dat universiteiten en andere instanties meer aan dit soort onderzoek doen, of dat de Kamer zelf initiatieven kan aandragen, dan ben ik bereid om hierop in het Presidium terug te komen en te bekijken in hoeverre dit kan worden ingevuld.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Dat laatste was de bedoeling. Ik denk aan projecten als het boekwerk dat onlangs over de Eerste Kamer der Staten-Generaal is verschenen: een redelijk onafhankelijk geschreven en historisch zeker interessant boek. Ik zou het goed vinden als dergelijke projecten werden gestimuleerd. Ook valt te denken aan het organiseren van tentoonstellingen, zoals overigens al gebeurt; de huidige tentoonstelling van geschenken aan de Kamer is wellicht niet zozeer interessant, maar wel grappig. Ook kan ik mij wat meer aandacht voor de fundamentele positie en geschiedenis van de Kamer voorstellen. Ik zou het waarderen als de mogelijkheden hiertoe worden bekeken.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Het aantal bezoekers dat komt voor de huidige tentoonstelling in de Statenhal is natuurlijk beperkt, maar er zijn nog verschillende zaken die te maken hebben met de geschiedenis en de cultuur van de Kamer en die de komende tijd kunnen worden getoond. Wij blijven hier dus mee bezig.

De heer Rehwinkel (PvdA):

U zegt dat het aantal personen dat hier binnenkomt beperkt is. In dit licht blijft de gedachte interessant die al vaker in de Kamer aan de orde is geweest, namelijk het verlenen van een ruimere toegang tot dit Kamergebouw. Misschien kunt u daarover nog iets zeggen?

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Gemiddeld hebben wij daar niet over te klagen. Mevrouw Scheltema had hieromtrent een aantal concrete suggesties gedaan, bijvoorbeeld elk halfjaar één keer een soort open dag. Ik zou bijna willen zeggen: ik vind het prima. Maar ik vind ook dat fracties zelf initiatieven moeten nemen om een rol te spelen bij de organisatie van dergelijke evenementen. De Kamer kan helpen door ervoor te zorgen dat het gebouw op de desbetreffende dagen toegankelijk is, maar fracties zouden zelf een en ander moeten invullen. Ik geef u een voorbeeld: de zaterdag voor de Europese verkiezingen. Het bezoek viel overigens vanwege het warme weer wat tegen, al moet ik heel eerlijk zeggen dat ik eigenlijk nog verbaasd was over de getoonde belangstelling. Maar dan blijkt toch dat het op een paar mensen neerkomt. Sterker nog: de fracties die er waren – niet alleen de fracties van het Europees Parlement, maar ook de fracties uit eigen huis – waren, misschien ook enigszins bevangen door de hitte, meteen weg op het moment dat het uur aanbrak dat het afgelopen was. Het Kamerpersoneel moet het vervolgens allemaal opruimen. Dit lijkt allemaal erg huishoudelijk, maar dat komt doordat de vragen zo gesteld worden. Ik vind het wel een goed idee, maar dan moeten wij het wel met elkaar doen. Dan doen wij het met fracties, met thema's en op de manier die hopelijk bedoeld wordt. Dan ben ik bereid dit nader uit te werken en erop terug te komen hoe wij dit kunnen invullen.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Zo bedoel ik het ook ongeveer. Ik zou willen voorstellen om daarvoor dan maar gewoon een commissie uit de Kamer in te stellen, die dit inderdaad gaat organiseren en uitzoekt hoe je de openheid, toegankelijkheid en inhoud daarbij kunt invullen en verdiepen. Dat was mijn concrete vraag. Wij zijn er natuurlijk allen bij betrokken. Het gaat ons werk aan. Het gaat in wezen de relatie tussen burger en overheid aan.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik denk dat de heer Rehwinkel daarop zojuist doelde. Het was natuurlijk ooit de bedoeling om die Statenpassage veel opener te maken dan zij nu is. Wij zullen proberen om daar iets van een koffiehoek te creëren, zodat er iets permanenters is. Over dat soort zaken willen wij graag denken. Wat de openstelling betreft, ben ik niet zover om te zeggen dat wij daar een aparte commissie voor moeten instellen. Wij zullen toch eerst moeten vaststellen waarover het kan gaan, wat de mogelijkheden zijn en in hoeverre de fracties daaraan willen meewerken. Als wij dat alles rond hebben, zouden wij kunnen zeggen dat er een speciale commissie moet zijn. Als u het goedvindt, kom ik hier nader op terug, waarbij ik een positieve insteek heb bij de invulling die hier zojuist uiteen is gezet.

De voorzitter:

Hoeveel tijd denkt u nog nodig te hebben voor uw antwoord?

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Niet zoveel, hoop ik.

De voorzitter:

Vervolgt u dan uw betoog. Ik heb begrepen dat na u ook de heer Hofstra nog het woord zal voeren.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ja. Er zijn rijp en groen ook zoveel verschillende vragen gesteld. Ik kan ze ook niet beantwoorden, maar dan moeten alle woordvoerders zelf opletten of zij ze in tweede termijn niet moeten herhalen.

De voorzitter:

Misschien zijn er bepaalde feitelijke zaken die schriftelijk beantwoord kunnen worden. Ik laat dat graag aan u over.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dat zou kunnen.

Ik wil nog wel iets zeggen over de informatievoorziening die iets meer is. Mevrouw Scheltema vroeg daarnaar. De heer Rehwinkel interrumpeerde haar daarover, omdat hij van mening was dat zaken ook op papier behoorlijk beschikbaar moeten blijven. Misschien vertaal ik het verkeerd, maar zo heb ik hem verstaan. Ik zou niet op het laatste lid willen wachten, als het gaat om het verder gebruik maken van een aantal zaken die een einde kunnen maken aan de dagelijkse papierstroom die wij nu kennen. Ook daar geldt dan dat ik beter een speciale medewerker van de Kamer kan belasten om dat laatste lid te begeleiden, dan niet overgaan tot een totale vermindering van de papierstroom. Ik kan mij voorstellen dat er mensen zijn die er problemen mee hebben. Over het algemeen hebben die echter wel medewerkers die dit kunnen doen. En natuurlijk moet je niet altijd de Kamerstukken die je wilt hebben zelf gaan printen. Als je per dag in Parlando kunt bekijken wat er bijgekomen is en je medewerker weet in welke commissies je zit, is het ook heel simpel om het te doen op de manier zoals het nu geregeld is met de SDU. Mijn ervaring is dat je de stukken dan binnen een paar uur kunt ophalen bij de postkamer. Als dit bij anderen anders is, hoor ik dat wel. Dat betekent dus dat alles op papier beschikbaar is. Het is niet zo dat het niet meer op papier beschikbaar is, maar het is specifieker beschikbaar voor de stukken die je echt nodig hebt voor je werk. Je hoeft dus niet meer in die witte envelop te zoeken welke stukken je gaat gebruiken, waarna je de rest in de prullenmand gooit.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Wij moeten inderdaad niet op dat laatste lid wachten. Dat is namelijk het lid dat laatst tegen mij zei: je hebt hier vooral een vulpen nodig.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dat is overigens ook nog steeds zo.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Die heb je misschien ook nodig. Het lid zei eigenlijk: je hebt alleen een vulpen nodig. En dat is niet zo, dacht ik. Het eerste wat mij als Kamerlid geleerd is, is dat je zoveel mogelijk moet kunnen weggooien. Van die situatie moeten wij echt af. Wij moeten er natuurlijk wel voor zorgen dat zoveel mogelijk mensen erin meegaan. Ik proef bij het Presidium ook wel dat het hetzelfde wil. Het moet niet zo zijn dat er min of meer een opstand uitbreekt als er wordt gezegd dat het afgelopen is met de papierstroom. Naarmate de digitale informatieverstrekking soepeler verloopt, zal de acceptatie groter worden dat de papierstroom vermindert.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dan zijn wij het eens.

Ik dacht dat het aanleveren van inbrengen via e-mail op dit moment al kon, maar als dat niet zo is, hoor ik dat wel. Volgens mijn informatie kan dat.

Ook ik ben van mening dat de Internetsite moet worden verbeterd. Ook dat is evenwel een voortschrijdend proces dat je niet zomaar van de ene op de andere dag zo kunt krijgen dat iedereen vindt dat het helemaal goed is.

De voorzitter:

Ik neem aan dat mevrouw Scheltema nog een vraag over e-mail heeft.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Inderdaad. Volgens mijn informatie kan dit nog niet overal. Het zou prettig zijn als de inbrengen wel overal kunnen worden aangeleverd.

Ik had nog een tweede punt heel duidelijk aan de orde gesteld, namelijk dat agenda's, schema's en dergelijke ook op Internet en e-mail zouden moeten staan. Eigenlijk haast eerder, zodat je voor je informatie niet volledig afhankelijk blijft van die "groentjes". Ik zou het prettig vinden als dat snel kan gebeuren, want daar gaat nog wel eens wat mis.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik meen dat beide punten moeten worden geregeld. Ik zal navragen in hoeverre dit nog niet is geregeld. Dat tweede punt kan ook iets te maken hebben met het totaal van de informatiebestanden, waarmee wij bezig zijn. Over niet geringe tijd moet dit toch wel kunnen. Op dit punt zijn wij het dus met elkaar eens.

Dan kom ik te spreken over de millenniumbestendigheid. Ik kan de Kamer meedelen dat wij zelfs een millenniumwacht hebben ingesteld voor de nacht van 31 december 1999. Dat had de Kamer wellicht niet gedacht.

Een aantal leden hebben vragen gesteld over de vergaderruimten en de mogelijkheid van informatievoorziening. In de omgeving van de zaal zouden mogelijkheden moeten worden onderzocht om over te gaan naar een leeszaal. Ik weet niet of het meteen het beste idee is om daar dan ook een typemachine en een printer neer te zetten, maar ik weet wel dat het 's avonds soms een groot probleem is om als er hier is vergaderd over die faciliteit te beschikken. Ik zal dit probleem zo meenemen dat ik nog eens extra kijk waar het moet komen. Voor sommige leden is het inderdaad nogal een probleem om terug te lopen naar de eigen fractieruimten om even iets te doen. In die zin pak ik dit graag op.

Als er iets af gaat aan vergaderruimte, wordt daar op een andere plek weer in voorzien. Op dit moment is er een aantal vaste gebruikers van vergaderruimten die eigenlijk voor vergaderingen beschikbaar zouden moeten zijn. In de komende maanden komen die weer vrij. Wij zullen daar goed zicht op houden.

Als het gaat om het zwembad, ben ik het altijd erg eens met mevrouw Scheltema. Ik zou overigens niet willen voorzien in badknipkaarten, maar zwemles willen geven. Dat moet dan op dezelfde wijze gebeuren als waarmee zou moeten worden omgegaan met computers. Ik ben altijd erg jaloers geweest op het Australische parlement, want daar hebben zij een zwembad. Alle gekheid op een stokje. Er zal voor worden gezorgd dat er bij die groenstrook een voorziening met bankjes en zelfs beelden van het Instituut collectie Nederland komt. Daar zal in worden voorzien. In tegenstelling tot datgene wat mevrouw Scheltema wil, zal er geen zwembad komen. Overigens merk ik aan het adres van de heer Van Beek op, dat het niet alleen de griffier was die in de zaal mocht blijven, maar natuurlijk ook de stenografische dienst. Die moest er natuurlijk voor blijven zorgen dat alles wat er gezegd werd, ook werd opgeschreven, hoewel de luiken dicht waren en alle ambtenaren weg waren.

Het ziekteverzuim is inderdaad behoorlijk hoog. Wij hebben een aantal diensten waar zwaar werk geleverd wordt, zoals de schoonmaakdienst en het restaurantbedrijf. Dat zijn onze eigen diensten en de meeste vergelijkingen voor de Raming worden getrokken met departementen waar dergelijke diensten nu juist zijn geprivatiseerd. Daarmee zeg ik niet dat mensen hier meer ziek zijn, maar wel dat de zwaarte van dienst soms de oorzaak van dat hoge ziekteverzuim is. Er is overigens een plan voor, waarover wij het vorig jaar ook bij de Raming hebben gesproken. Ook dit jaar zat het bij de stukken, omdat het moet worden vastgesteld. Als het antwoord niet voldoende is, hoor ik dat wel en zal ik daar nader op terugkomen.

De heer Vendrik heeft een vraag gesteld over de laatste zin van 03.13. Ik zal daarop net zo cryptisch antwoorden als hij de vraag stelde. Het gaat namelijk niet om oude reisschulden, maar om de vraag of er nog steeds Kamercommissies waren die niet op reis konden omdat ze nog schulden hadden doordat men in het verleden te veel op reis gegaan was. Dat is niet meer het geval door de manier waarop wij daarmee omgaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er is sprake van een misverstand. Ik had het over een stukje tekst in de nota naar aanleiding van het eindverslag boven het kopje 03.13. Dat ging over de procedure die de komende maanden gevolgd wordt als de taakstellingen die in het kader van de bezuinigingen aan fracties toegekend worden, inderdaad ook gerealiseerd zullen moeten worden. Dan zal een aantal fracties, uitgezonderd de kleine christelijke fracties en de SP-fractie, een deel van die taakstelling moeten dragen.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

U had het over 03.08!

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan heb ik u op een verkeerd spoor gezet! Pardon! Maar de laatste zin begreep ik niet. De vraag is even hoe de grootte van de fractie verdisconteerd wordt in het opleggen van die taakstelling.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Maar dat kan ik u wel uitleggen! Dat heeft er namelijk mee te maken dat het zo moeilijk is om die taakstelling te halen als het totaal van je budget voor het merendeel op personeelskosten slaat. Naarmate de fractie kleiner wordt, wordt dat hoe langer hoe moeilijker. Dat is de enige reden waarom we gezegd hebben dat kleinere fracties – behalve dan de SP natuurlijk, want die biedt het vrijwillig aan – daarvan uitgezonderd moeten worden. Het betekent voor hen namelijk veel meer dan voor grotere fracties. Dat is overigens wel vaker in dit huis het geval bij dergelijke wegingsfactoren op andere momenten.

Voorzitter! Het is wat lastig om in te gaan op de vragen van mevrouw Kant over de pensioenen en de wachtgelden en over een mogelijke sollicitatieplicht voor Kamerleden. Ik vrees dat wij daar niet over gaan. In het verleden is er ook al vaak over gesproken. Ik wil nog wel eens kijken in hoeverre we het over getallen kunnen hebben, maar we moeten natuurlijk heel erg oppassen omdat al vrij gauw de privacy van personen wordt aangetast. Dat mag natuurlijk niet.

Voorzitter! Voorzover ik het nu kan overzien, heb ik de meeste vragen beantwoord.

De voorzitter:

Het woord is aan de voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie.

De heer Hofstra (voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie):

Voorzitter! De heer Rehwinkel heeft gezegd dat de bewegwijzering te wensen overlaat. Als ik hem vrij vertaal, wenste hij ook een paar leuke neonreclames aan de buitenkant, zodat men duidelijk kan zien welk bedrijf hier is gevestigd. Nieuwe Kamerleden zijn vaak weken bezig voordat zij een beetje weten hoe het gebouw in elkaar steekt. Na een tijdje hebben zij het dan toch wel in de gaten. Het is terecht dat voor bezoekers de eis gesteld wordt dat zij bepaalde voorzieningen gemakkelijk kunnen vinden. De Bouwbegeleidingscommissie zal zich hierover beraden en zal bezien of enige suggesties kunnen worden gedaan.

Plein 23 is een majeur project. Het gaat om een beeldbepalend en cultuurhistorisch belangwekkend complex van panden. De architect en de Rijksgebouwendienst werken zeer zorgvuldig aan het tot stand brengen van harmonie. Het zal vooral gaan om werkplekken, die flexibel toepasbaar moeten zijn. De enquêtezaal zal natuurlijk niet continu voor enquêtes worden gebruikt. Zij zal zodanig worden ingericht dat zij ook voor andere, al of niet speciale, vergaderingen kan worden gebruikt. Het is de bedoeling dat het gebouw in 2002 gereed is, waarmee wij flink wat vierkante meters toevoegen. De kant van het Bleijenburg zal reeds begin volgend jaar in gebruik kunnen worden genomen, omdat daar minder hoeft te gebeuren.

Voor het gebouw Vijverhof geldt allereerst het adagium dat je oude schoenen niet moet weggooien voordat je nieuwe hebt. Sommigen hebben erop gewezen dat het niet de meest ideale plek is. De Bouwbegeleidingscommissie is het daarmee helemaal eens. Aanvankelijk was de gedachte dat het gebouw zou kunnen worden afgestoten op het moment dat Plein 23 klaar zou zijn. Nieuwe inzichten hebben ons geleerd dat de kans groot is dat wij in 2002 zo'n 1000 vierkante meter tekort zullen komen. Dat heeft te maken met Arbo-regels, met de uitbreiding van de ondersteuning op grond van het advies van de commissie-Doelman-Pel, met de europarlementariërs en met de 48 m2-norm. Wij moeten op niet al te lange termijn een helder besluit kunnen nemen over de wijze waarop in de toekomst in die behoefte kan worden voorzien. Als wij uitkomen op de Vijverhof, dan is beslist renovatie nodig. In feite is dat nu al het geval. Wellicht is echter een mogelijkheid te vinden op kortere afstand van deze zaal en logischer aansluitend bij het bestaande complex. Als eenvoudige gebruikers gaan wij daar beslist niet alleen over. Daar gaan vooral de Rijksgebouwendienst en de gemeente Den Haag over, waarmee recentelijk gesprekken zijn gevoerd.

Ik maak een opmerking over het gebruik van de centrale hal. Architecten hebben visies. Dat geldt zeker voor Pi de Bruijn, die ons dit geweldige gebouw heeft geleverd. De gedachte van hem dat drommen Hagenaars of mensen van buiten Den Haag van de ene winkel naar de andere winkel lopend en passant een blik op het democratisch proces zouden kunnen werpen, lijkt mij echter niet geheel realistisch. Bij de behoefte aan doorgaand vervoer kom ik niet veel verder dan de heren- en tegenwoordig ook damesleden van De Witte, die zich naar Meddens willen spoeden om daar enige kleding aan te schaffen. Met De Witte gaat het tegenwoordig weer heel goed en met Meddens hoop ik ook, maar dat is toch een tamelijk beperkt gezelschap.

De voorzitter:

Mijnheer Hofstra, u weet dat wij hier geen reclame mogen maken.

De heer Hofstra:

Dat weet ik, maar door mijn woordkeuze weet iedereen wat ik bedoel. Doorgaand vervoer, hoe aardig de gedachte van de zeer gewaardeerde architect ook was, is niet realistisch. Dan kom je al gauw uit op het organiseren van zoveel mogelijk activiteiten die bezoekers trekken. Overigens hebben wij al veel bezoekers. Wij zijn de tweede toeristische attractie van de gemeente 's-Gravenhage.

De commissie is het helemaal eens met de opmerkingen over het terras. Het plein zou inderdaad wat levendiger moeten zijn en de horecafunctie zou er wellicht terug moeten komen, ook al is die functie op het Plein aan de overkant ruim aanwezig. Dit is echter primair de verantwoordelijkheid van de gemeente. Wij spreken er dan ook met haar over en wij zullen er wellicht binnenkort nadere mededelingen over kunnen doen.

Mevrouw Kant haalde een zin aan uit ons verslag waarvan ik onmiddellijk toegeef dat die netter en duidelijker in normaal Nederlands geformuleerd had kunnen worden. Ik zeg er wel bij dat het begrip "tunnel" hier misplaatst is, want het gaat niet om een tunnel. Wij vinden het handig om vanuit het gebouw een verbinding te maken naar de bestaande parkeergarage. Vanwege ons aller fysieke gesteldheid kun je dat het beste in de vorm van een trap doen. Voor de toegankelijkheid voor invaliden en voor beperkt goederenvervoer is aanvulling met een trapliftje nodig. Er zijn eerder varianten aan de orde geweest die miljoenen aan investeringen vroegen. Die varianten zijn allemaal van tafel geveegd. De commissie lijkt een trap met een trapliftje, dat wij aan deze kant van het gebouw niet hebben, toereikend. De suggestie om paraplu's te gebruiken sprak mij bijzonder aan. In de Handelingen van vorig jaar kan men nalezen dat de commissie voorstelde de gemeente te vragen om de trottoirbanden te verlagen en om karretjes en regenpakken aan te schaffen. Het is immers het handigst om over het Plein te lopen. Voedsel dat straks naar Plein 23 moet worden gebracht, mag echter niet open en bloot worden vervoerd en daar moet je als wetgever toch zeker rekening mee houden. Dat is de reden dat er een overdekte verbinding met de garage moet komen. Degene die de garage en het Plein kennen, zullen natuurlijk veelal de voorkeur geven aan de route bovenlangs.

Mevrouw Kant (SP):

Een verbinding onder de grond, hoe lang of kort ook, is een tunnel. De aanwezigheid van een trap doet daar niets aan af. Wat gaat die tunnel eigenlijk kosten?

De heer Hofstra:

Deze voorziening zal in de orde van grootte van ƒ 500.000 kosten. Ik hoef mevrouw Kant echter niet te vertellen dat de bouw vaak duurder is dan de buitenkant doet vermoeden.

Voorzitter! Het is jammer dat de fontein van prof. Volten niet zo spuit als eigenlijk zou moeten. De commissie heeft zich over dit probleem gebogen en wij zijn tot de slotsom gekomen dat het de meest eenvoudige oplossing is om niet deze professor daarheen te sturen, maar om een monteur met een schroevendraaier en een nijptang in te schakelen. Ik denk dat die fontein daarna weer spuit als een tierelier.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Ik sluit mij op zichzelf aan bij de wens van mijn collega's om geen echte tweede termijn te houden, maar ik zou het antwoord van de voorzitter van deze Kamer onvoldoende recht doen als ik helemaal niet meer terug zou komen op ons debat over de onderzoeksfunctie. Ik stel vast dat de voorzitter de onderzoeksfunctie buitengewoon serieus neemt. Zij heeft er ook uitvoerig over gesproken. Er zal verder evaluerend gesproken worden met de enquêtecommissie Bijlmermeer over de invulling van haar onderzoeksfunctie. Dat komt vervolgens weer op de agenda van de Kamer. Ik vraag de voorzitter om de Kamer voor de zomer een stuk te doen toekomen waarin de conclusies uit dit gesprek worden gekoppeld aan de actuele stand van zaken en de verdere invulling van de onderzoeksfunctie van de Kamer. Dat zou mij een lief ding waard zijn, want ik vind dat deze discussie moet worden voortgezet. De huidige invulling vind ik te mager en ik denk dat versterking nodig is.

De heer Van Beek (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Wij zijn zeer erkentelijk voor het feit dat is afgesproken dat de fracties worden voorzien van een kleurenprinter. Die printers kunnen overigens pas echt een functie hebben als er ergens in het gebouw ook een kleurenkopieermachine komt te staan. Dergelijke apparatuur moet op een centrale plaats in de Kamer staan en dan moet op basis van gebruik met de fracties afgerekend worden. Wordt daarin voorzien?

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Mevrouw de voorzitter! Om te beginnen met die laatste vraag: er komt een kleurenkopieermachine. Wij zullen deze voorziening leveren en ervoor zorgen dat de gehele Kamer daarvan gebruik kan maken. De printers moeten door de fracties zelf betaald worden. Ik kan nog niet aangeven wanneer de kleurenkopieermachine aangeschaft wordt, maar het is de bedoeling dat dit zo gauw mogelijk zal gebeuren.

Dan kom ik bij de heer Vendrik. Ik vind het een goed voorstel om de leden van de enquêtecommissie Bijlmerramp en van de commissie-Kalsbeek te vragen op welke wijze zij invulling hebben gegeven aan de onderzoeksfunctie. Het Presidium zal trachten voor het eind van het jaar een stuk aan de Kamer te sturen over de nadere stand van zaken met betrekking tot de onderzoeksfunctie. Wij zijn nu nog in het stadium van aftasten op welke wijze inhoud kan worden gegeven aan die onderzoeksfunctie. Het is goed om het debat daarover voort te zetten en ik zeg graag toe dat wij voor het eind van het jaar een paar nadere stappen zetten. Dat kan dan ook meegenomen worden bij de Raming die wij voor het jaar daarop moeten maken.

De (algemene) beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Door de voorzitter van het Presidium is toegezegd dat een aantal vragen schriftelijk beantwoord zullen worden en dat op een aantal zaken, onder andere op de onderzoeksfunctie, later dit jaar wordt teruggekomen.

Ik stel voor, de Raming voor 2000, zoals deze thans voorligt, vast te stellen.

Daartoe wordt besloten.

Het voorstel tot wijziging van de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer (26491) wordt zonder stemming aangenomen.

Het verslag van de Bouwbegeleidingscommissie (11107, nr. 96) wordt voor kennisgeving aangenomen.

De vergadering wordt van 16.40 uur tot 16.45 uur geschorst.

Naar boven