Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel aan de Kamer voor, onder dankzegging de enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer op te heffen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op voorstel van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer stel ik voor, de wens uit te spreken nadere inlichtingen te ontvangen over de voorgenomen oprichting van de stichting Kennisontwikkeling en kennisoverdracht bodem (SKB) (26558).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, hedenmiddag direct na de regeling een debat te houden over de stukken met betrekking tot de kabinetscrisis.

Daarbij kan tevens de brief inzake het ontslag van de minister van LNV worden betrokken.

Ik stel voor, de maximumspreektijd vast te stellen op 5 minuten per fractie en voor de sprekerslijst de begrotingsvolgorde te hanteren.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! U formuleert het heel nauwkeurig door te zeggen: kan worden betrokken. Het gaat om de brief waarin aan de Kamer wordt medegedeeld dat minister Apotheker zijn ontslag heeft ingediend en gekregen, en dat in zijn plaats is voorgedragen en intussen benoemd en beëdigd de heer Brinkhorst.

Nu is in alle toonaarden door alle daarbij van belang zijnde personen bezongen dat het gaat om twee volstrekt van elkaar losstaande gebeurtenissen, feiten, processen, net hoe je het noemen wilt. Het lijkt mij daarom het zuiverst om beide bewust gescheiden te houden in de agendering en er twee debatten van te maken, want anders gaan we dingen vermengen die betrokkenen juist behoedzaam gescheiden hebben gehouden. Om staatsrechtelijke redenen lijkt er mij alles voor te zeggen om dat ook hier vol te houden.

De voorzitter:

U zegt het ook heel zorgvuldig. Ik heb inderdaad "kan" gezegd omdat mij van sommige zijden te verstaan was gegeven dat het eventueel zou moeten kunnen. Je moet er wel een opmerking over kunnen maken als je dat wilt. Dat laat onverlet dat daarna een apart debat kan worden gehouden. Op dit moment moet ik voorstellen om dat niet deze week te houden. Woensdagavond en donderdag vergaderen wij niet. Wij hebben ook nog een debat over Europa dat toch wel enige tijd zal vergen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb alle begrip voor agendaproblemen.

De voorzitter:

Het zijn niet mijn agendaproblemen. Als u zegt dat u woensdagavond en donderdag wilt vergaderen, vind ik het ook goed.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijn invalshoek is een iets andere. Als er een wisseling komt op enig departement van de verantwoordelijke bewindspersoon, moeten wij er niet een week later over gaan spreken, als er geen keiharde en zeer dwingende redenen voor zijn. Die zie ik tot nu toe niet. Wij kunnen er deze week over vergaderen.

De voorzitter:

U vindt dus dat wij woensdagavond of donderdag moeten vergaderen?

De heer Van der Vlies (SGP):

Woensdagavond is voor mij uiterst bespreekbaar. Wat de donderdag betreft kan ik mij voorstellen dat wij elkaar in verlegenheid brengen. Maar als de Kamer beslist dat er bijvoorbeeld donderdagmorgen vergaderd wordt, dan is de SGP-fractie beschikbaar.

De heer Van Dijke (RPF):

U hebt voorgesteld om een spreektijd van vijf minuten te hanteren. Gelet op het gewicht van de zaak lijkt mij dat een uiterst beperkte spreektijd. Ik pleit voor een uitbreiding van de spreektijd. De coalitiepartijen hebben er intern al urenlang over kunnen praten.

De heer Hillen (CDA):

Ook wij hebben begrip voor de agendaproblemen deze week.

De voorzitter:

Ik hecht eraan te zeggen dat het niet mijn agendaproblemen zijn.

De heer Hillen (CDA):

Ik zei: de agendaproblemen. De crisis vorige week en de lijmpoging vormen een majeure gebeurtenis in de Nederlandse politiek. De crisis is er niet voor niets geweest. Er hebben fundamentele verschillen van mening aan ten grondslag gelegen die geleid hebben tot diepgaande beschouwingen en uiteindelijk tot een zeer moeizame lijmpoging. VoorzitterDe nuances van deze immense gebeurtenissen zijn te groot om ze in vijf minuten per fractie af te doen. Wij kunnen ons voorstellen dat het er ten minste tien worden.

De voorzitter:

Ik heb nog nooit meegemaakt dat enige fractievoorzitter zich hield aan vijf minuten, als een spreektijd van vijf minuten was vastgesteld. Als ik tien minuten geef, ben ik bang dat het verdubbelt, net zoals vijf minuten altijd in de praktijk verdubbelt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Als dit een vooraankondiging van uw kant is om de bekende souplesse te hanteren met betrekking tot de tijd, dan zou dat een oplossing kunnen zijn. In essentie sluit ik aan bij hetgeen collega Hillen en Van Dijke hebben gezegd.

Met betrekking tot de te bespreken onderwerpen ben ik het in essentie eens met wat collega Van der Vlies zegt. Als het gaat over de aard van de onderwerpen – kabinetscrisis en ministerscrisis – moet duidelijk zijn wat wij agenderen in het gesprek met de minister-president. Wij moeten het niet zo open doen dat wij zeggen: de ministerscrisis van gisteren kunnen wij erbij betrekken; als wij later merken dat het onvoldoende is, doen wij het volgende week. Dat is niet duidelijk. Dan maar liever duidelijkheid en het er als zodanig bij betrekken. Dan weten wij met elkaar waar wij aan toe zijn. Het is misschien staatsrechtelijk de minst zuivere, maar praktisch de beste oplossing, ook gegeven het tijdprobleem. Als u soepel bent met de tijd, zou dat een oplossing kunnen zijn.

De voorzitter:

Ik vind het een constructief voorstel.

De heer Marijnissen (SP):

Ik zal proberen ook nog een duit in het zakje te doen. Ik ben het geheel en al eens met de heer Van der Vlies. Het is nuttig de kwestie Apotheker te scheiden van het debat met de regering over Paars III.

Met betrekking tot de agendaproblemen geloof ik niet dat het een wet van Meden en Perzen is dat wij deze week over de top moeten spreken. Het punt van het spreekrecht voor europarlementariërs lijkt mij al helemaal niet iets wat per se deze week moet worden behandeld.

De voorzitter:

Nee, maar ik heb ook niet de indruk dat het laatste onderwerp de meeste spreektijd in beslag zal nemen. Ik heb verder het gevoel dat de Kamer zich had voorgenomen de Europese onderwerpen vóór aanstaande donderdag te bespreken. Maar goed, ook daar gaat de Kamer zelf over.

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA):

Voorzitter! De fractie van de PvdA vindt net als u dat de heer Rosenmöller een constructief voorstel heeft gedaan. Wij kunnen ons voorstellen dat vanmiddag behalve over het lijmen ook expliciet gesproken wordt over het aftreden van de minister van LNV.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! Ook de fractie van D66 lijkt het wenselijk om zowel de doorstart als de ministerskwestie in één debat te behandelen, waarbij beide punten wel duidelijk moeten worden geagendeerd, zoals de heer Rosenmöller terecht zei.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! U heeft nog geen conclusie getrokken.

De voorzitter:

Als u dat prettig vindt, doe ik dat meteen.

Ik vind het voorstel van de heer Rosenmöller in die zin constructief dat het een beetje zou kunnen helpen bij wat u zei, namelijk dat het twee debatten zouden moeten zijn. Ik zou een ruimere spreektijd kunnen aanhouden, iets waarom door velen is gevraagd. Deze dag zouden wij dan aan die twee onderwerpen kunnen wijden. Misschien kunnen wij vanavond na de avondpauze, die wellicht niet vroeg zal vallen, spreken over het spreekrecht voor europarlementariërs. Morgen kunnen wij dan om kwart over tien beginnen met het debat over Europa. Dat is het beste voorstel dat ik op dit moment kan doen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Het spijt me dat ik het zeggen moet, maar ik vind dit niet het beste voorstel. Het is misschien wel het meest praktische voorstel, maar daarmee nog niet het beste. Voorgesteld wordt – en ik verbaas mij over de opstelling van diverse fractiewoordvoerders – twee zaken van geweldige importantie, zowel staatsrechtelijk als politiek, vermengd te bespreken. Dat zou niet zo horen te zijn, maar ik kan bijna net zo goed tellen als u. Ik heb begrepen wat de meerderheid wil en ik zal mij erbij neerleggen, maar op zichzelf vind ik dit een onzuivere gang van zaken.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Vlies, ik wil u voorhouden dat u kennelijk tevreden zou zijn als ik u twee keer apart vijf minuten spreektijd zou geven en dat u niet tevreden bent als ik u één keer tien minuten geef. Ik wil graag toegeven dat u staatsrechtelijk waarschijnlijk een punt heeft, maar volgens mij kan de Kamer op ieder moment dat zij dat wenst zelf beslissen welke onderwerpen zij met de regering wil bespreken. Als de meerderheid van de Kamer zegt dat het zo moet gebeuren, vind ik dat u niet al te zeer erop moet hameren dat het staatsrechtelijk onverantwoord zou zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het woord "onverantwoord" heb ik niet gebruikt.

De voorzitter:

Dat is waar.

De heer Van der Vlies (SGP):

Daar distantieer ik mij dan ook van.

De voorzitter:

Ik trek het bij dezen in.

De heer Van der Vlies (SGP):

De Kamer zal ongetwijfeld kwaliteit weten te leveren, ook bij de vormgeving die zij nu kiest.

De voorzitter:

Mijn vraag aan u is: bent u wel tevreden als ik u twee keer vijf minuten spreektijd geef en de minister-president tussendoor laat antwoorden en bent u niet tevreden als ik u tien minuten spreektijd in één keer geef?

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb mijn al of niet tevreden zijn zelden zo laten inkaderen als nu in: twee keer vijf is gelijk aan één keer tien. Daar gaat het natuurlijk niet om. Het gaat om een volwaardig debat over het een en een volwaardig debat over het ander. Maar goed, mijn fractie legt zich neer bij de manier waarop de Kamer het denkt te regelen.

De voorzitter:

Iedereen heeft u goed gehoord.

Ik stel vast, dat de meerderheid van de Kamer het eens is met het voorstel dat ik net gedaan heb. De fracties moeten er rekening mee houden dat wij na de avondpauze nog het spreekrecht voor europarlementariërs behandelen.

Het woord is aan de heer Atsma.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Verleden week heeft de vaste commissie voor LNV uitvoerig met de staatssecretaris van LNV gesproken over het dioxineschandaal, anders gezegd: over de gifkip. Hedenochtend heeft de vaste commissie daarover nogmaals gesproken in een procedurevergadering. Ongetwijfeld zijn andere fracties, net als die van het CDA, hierop uitgebreid teruggekomen in de aansluitende fractievergadering. De fractie van het CDA heeft in haar vergadering stilgestaan bij wat over deze kwestie in de afgelopen dagen is gezegd, geschreven en – meer nog – wellicht niet is geschreven. Wij hebben gekeken naar de tot hedenmorgen tien uur bekende feiten en naar nieuwe elementen die tussen tien uur en twee uur bekend werden en die alsnog aan de discussie toe zouden kunnen worden gevoegd.

Voorzitter! Alles overziende, vinden wij dat er zoveel nieuwe elementen aan de discussie zijn toegevoegd, dat wij u verzoeken om morgen een interpellatiedebat met staatssecretaris Faber te houden.

De voorzitter:

Alvorens op dit verzoek in te gaan, verneem ik graag de mening van de voorzitter van de vaste commissie voor LNV.

De heer Ter Veer (D66):

Mevrouw de voorzitter! Gisteren heeft de heer Atsma mij verzocht om hedenochtend om tien uur een procedurevergadering van de commissie te beleggen over de vraag hoe verder te gaan met het nog niet afgeronde debat over het dioxineschandaal. Dat was een logische, relevante vraag, zeker omdat nu ook de minister, die er verleden week niet bij kon zijn, erbij betrokken kon zijn. De commissie heeft unaniem besloten morgenochtend van tien tot twaalf uur een vervolg-AO te houden en de mogelijkheid open te houden om daar tegen het eind van de middag plenair op terug te komen in een VAO. Die beslissing werd genomen op basis van bekende feiten. Volgens een oud gezegde is een boer gerechtigd om voor de middag drie keer van standpunt te veranderen als er nieuwe feiten zijn, maar een boerenpoliticus moet mijns inziens nadrukkelijker aangeven welke nieuwe feiten hij ten opzichte van hedenochtend tien uur denkt te zien. Dat de ondernemingsraad van het ministerie zich publiekelijk in de discussie heeft gemengd, was om tien uur bekend. Wij hebben de staatssecretaris ook gevraagd om daarop te reageren. Wij verwachten daar een brief over te krijgen, die vervolgens onderwerp van beraadslaging in het AO kan zijn. Een ander onderdeel is meer technisch van aard en betrof de vraag: 29 april, wel of niet? Kortom, alles is gewisseld in onze discussie van hedenochtend. Wij hebben toen unaniem, dus inclusief de fractie van het CDA, een besluit genomen. Ik ben derhalve niet bij machte om nu te zeggen dat het anders zou moeten. Als er een ander besluit zou moeten komen, lijkt het mij dienstig om daarover eerst in procedurevergadering bijeen te komen. Dat lijkt mij echter een beetje overbodig, aangezien wij hedenochtend in zo'n vergadering alle argumenten al hebben gewisseld.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ik was vanmorgen ook aanwezig bij die procedurevergadering. Naar ik begreep, had de voorgestelde procedure vooral ook te maken met de ruimte op de plenaire agenda. Als er ruimte voor kan worden gemaakt op de plenaire agenda, zou ik er zeer voor zijn om dit debat plenair te voeren. Dat moet dan geen interpellatiedebat zijn, maar een gewoon, volwaardig debat in eerste en tweede termijn. De heer Atsma verzocht overigens alleen staatssecretaris Faber te interpelleren. Naar ik heb begrepen, zal morgen ook de minister van VWS bij het AO aanwezig zijn. Als een plenair debat wordt gehouden – nogmaals, daar ben ik zeer voor als daar ruimte voor is – dient dat ook te worden bijgewoond door de minister van VWS. Zij speelt in deze zaak namelijk een zeer belangrijke rol en tot nu toe is zij "achter het muurtje blijven zitten".

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie heeft hedenochtend in de procedurevergadering aangegeven voorstandster te zijn van een plenair debat met de staatssecretaris van LNV en de minister van VWS, nog deze week. Wij kregen echter stellig de indruk dat de plenaire agenda daarvoor geen ruimte bood. Daarom hebben wij ingestemd met de constructie van een AO, gevolgd door een plenaire afronding. Mocht er echter toch ruimte op de agenda zijn, dan ben ik voor het houden van een volwaardig plenair debat met beide bewindspersonen.

De voorzitter:

Ik weet niet of u beiden al in de zaal was toen wij zo-even spraken over de agenda voor deze week. Het probleem is bekend. Wees dan zo fair om voor te stellen woensdagavond en donderdag gewoon te vergaderen. Dat is de consequentie van u beider voorstel, dat overigens niet hetzelfde is als dat van de heer Atsma. Hij wenst een interpellatie te houden, waarbij u een spreektijd van twee minuten hebt. Nogmaals, dit is niet míjn probleem of hét agendaprobleem; neen, dit is een probleem dat wordt veroorzaakt doordat de Kamer zelf heeft vastgesteld dat er woensdagavond en donderdag niet wordt vergaderd. Wil men het anders, dan moet daarvoor een nieuw voorstel worden gedaan.

De heer Poppe (SP):

Ik heb wel een voorstel: vanavond niet debatteren over het spreekrecht voor europarlementariërs.

De voorzitter:

Ik vind dit geen zinnig voorstel. U weet dat het debat een kwartier of een half uur zal duren en dat kan, wat mij betreft, volgende week of over drie weken worden gehouden. Dit lost echter niet het probleem op dat geen plenair debat met twee ministers over dit onderwerp in twee termijnen kan worden gehouden.

De heer Poppe (SP):

Ik weet niet hoelang het debat over het spreekrecht voor europarlementariërs duurt. Ik zou zeggen dat dit debat niet moet worden gehouden en dat ze eerst maar voor hun eigen spreekrecht in Europa moeten zorgen. Dan ontstaat er ruimte voor een hele avond debatteren. Wat mij betreft, kan de woensdagavond gebruikt worden voor dit zeer belangrijke debat. De kranten staan er vol van en iedereen is erg ongerust. Als de mensen zo ongerust zijn over de veiligheid van hun voedsel, gaat het toch te ver dat de Kamer op woensdagavond niet vergadert, omdat de leden de volgende morgen fris moeten zijn om hun briefje in de stembus te gooien?

De voorzitter:

Ik geloof niet dat dit de reden is en ik vind dat u raar omspringt met eerder gemaakte afspraken in dit huis.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijn fractie heeft er geen probleem mee om woensdagavond ruimte te maken voor het debat in de Kamer. De kwestie lijkt ons er belangrijk genoeg voor.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Stelt u nu naar aanleiding van de vraag van twee fracties iets anders voor dan in de procedurevergadering is afgesproken?

De voorzitter:

Zeker niet. Ik heb nog helemaal geen conclusie getrokken. Ik probeer alleen af en toe weerwoord te geven.

De heer Ter Veer (D66):

Mag ik dan proberen te helpen? Een algemeen overleg is een volwaardige parlementaire gedachtewisseling tussen minister en Kamer. Mensen krijgen de gelegenheid om daarnaar te kijken en te luisteren en via de media vindt uitvoerige verslaglegging plaats. Ook om die reden is er geen enkele overweging om de behandeling per se in de Kamer te laten plaatsvinden. Het zou mij een lief ding waard zijn als wij ons houden aan wat in de procedurevergadering is besloten. En dan rest het verzoek om een interpellatie.

De voorzitter:

Inderdaad gaat het nog steeds over het verzoek van de heer Atsma.

De heer Oplaat (VVD):

De VVD-fractie ondersteunt de woorden van de heer Ter Veer waarbij ik aanvul dat wij gisteren een brief hebben gevraagd over Rikilt-DLO. De staatssecretaris moet in de gelegenheid worden gesteld deze brief eerst naar de Kamer te zenden. Na lezing daarvan kunnen wij pas discussiëren.

De heer Waalkens (PvdA):

Ook ik steun de woorden van de heer Ter Veer. In de procedurevergadering is afgesproken dat wij tijdens een algemeen overleg op een zakelijke manier onze standpunten zullen wisselen. Op grond daarvan kunnen wij tijdens de voortzetting hier in de Kamer verder debatteren.

De voorzitter:

De heer Atsma krijgt niet zoveel steun voor zijn interpellatieverzoek. Inmiddels heeft een aantal andere fracties een ander verzoek gedaan. Wil hij daarop reageren?

De heer Atsma (CDA):

De heer Poppe en mevrouw Vos wezen er terecht op dat hedenochtend tijdens de procedurevergadering bleek dat plenair weinig of geen tijd beschikbaar zou zijn om dit punt af te handelen. De brief zou voor twee uur binnen zijn, maar wij hebben hem nog niet ontvangen. Ik heb gewezen op de nieuwe feiten die sinds hedenochtend tien uur aan het licht zijn gekomen. Wellicht worden deze feiten in de loop van de middag gevolgd door weer andere feiten. Voor ons is dit een belangrijke reden om, via u, de staatssecretaris te vragen hierover plenair verantwoording af te leggen. De inhoud van de brief van de centrale ondernemingsraad was vanmorgen formeel nog niet bij de Kamer bekend, maar mede gelet op de korte reactie van de staatssecretaris kan de conclusie worden getrokken dat er op zijn minst sprake is van een verstoorde vertrouwensrelatie tussen de staatssecretaris en het ambtelijk apparaat. Dit alles heeft ons ertoe gebracht een interpellatie aan te vragen.

De voorzitter:

Maar ik heb al vastgesteld dat u daarvoor weinig steun van de Kamer hebt gekregen. U herhaalt nu dat, hoewel ik dat niet van de heer Ter Veer heb begrepen, vanmorgen in de vaste commissie is gezegd dat hiervoor plenair geen ruimte is. Nogmaals, dé Kamer bepaalt zelf haar agenda. Ik heb al enkele keren gezegd dat niet de agenda bepaalt dat daarvoor geen ruimte is. Wij bespreken hier de invulling van de agenda en voorzover wij dat gedaan hebben, is er inderdaad geen ruimte. Wij kunnen echter op ieder moment anders beslissen.

Het lijkt mij dan ook heel moeilijk om te concluderen dat u bijval voor uw voorstel krijgt, maar aangezien u zegt het te handhaven, neem ik aan dat u bedoelt dat ik uw voorstel in stemming moet brengen.

De heer Atsma (CDA):

Als u de Kamer kunt toezeggen dat er morgen hoe dan ook een volwaardig debat mogelijk is na afloop van het algemeen overleg van morgenochtend, dan zijn wij elkaar een heel eind tegemoetgekomen.

De voorzitter:

Ik weet hoe sommigen "volwaardig" invullen en tegen die achtergrond sluit ik mij aan bij het voorstel van de vaste commissie: morgenochtend om tien uur is er een algemeen overleg en in de loop van de middag horen wij meer. De heer Ter Veer heeft aangegeven dat dit waarschijnlijk is in de vorm van een zogenaamd VAO. Dat zou morgen mogelijk zijn aan het eind van de dag, omstreeks vijf uur of zes uur. Dit is mijn beste voorstel naar aanleiding van wat ik tot nu toe van de meerderheid van de Kamer vernomen heb.

De heer Ter Veer (D66):

Ik wil nog even iets verduidelijken over de tijd. Allereerst heb ik gezegd dat het kennelijk de wens van de Kamer is om morgenavond vrij te hebben, opdat iedereen donderdag naar de stembus kan gaan. Mede gelet daarop heb ik gezegd dat wij meer tijd voor een volwaardige gedachtewisseling kunnen hebben, als wij kiezen voor een algemeen overleg dat duurt van tien tot twaalf uur. De heer Atsma zegt dat er iets bij is gekomen, maar ik weet nog steeds niet wat dat is. Wij kunnen dat overleg met een uur verlengen. Dan is dat om één uur afgerond en kunnen wij in het laatste deel van de middag plenair een tweeminutendebat houden.

De voorzitter:

Dat is ook heel constructief.

De heer Weisglas (VVD):

Dan is het prettig om af te spreken dat wij morgenavond om half zeven stoppen, zoals nu ook op de agenda staat. Donderdag zijn er verkiezingen en, zoals begrijpelijk, hebben partijen hun laatste verkiezingsavonden. Daarom moet men hier omstreeks half zeven weg. Als dat niet lukt, is het beter om donderdagochtend gewoon om kwart over tien uur plenair te vergaderen. De stembussen zijn namelijk tot acht uur open.

De voorzitter:

Ik ben het met u eens, maar toch kunnen wij beter het voorstel van de vaste commissie volgen. Zoals de heer Atsma al heeft opgemerkt, kunnen wij ervan uitgaan dat geprobeerd wordt om dat morgen af te ronden.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Uw voorstel is uitstekend, maar toch moeten wij rekening houden met een eventueel uitgebreider plenair debat aan het eind van de middag. Ik sluit ook niet uit dat er moties op tafel komen waardoor de behandeling niet om half zeven afgerond kan worden.

De voorzitter:

Nu moet ik u onderbreken. Dat kan ik nooit toestaan. Deze discussie hebben wij hier veel vaker gevoerd. De heer Ter Veer heeft terecht gezegd dat een algemeen overleg een volwaardig debat is tussen de Kamer en een bewindspersoon. De plenaire afronding is alleen bedoeld om moties in te dienen. Daarom heet het ook een tweeminutendebat. Als u een langer plenair debat wenst, moet u dat aanvragen. Dat komt dan in de plaats van het algemeen overleg van morgenochtend.

De combinatie die u maakt, lijkt weliswaar ook heel constructief, maar is niet gebruikelijk in dit huis. Ik zou mij daar ook erg tegen verzetten. De heer Dittrich weet ervan, omdat hij het ook wel eens heeft geprobeerd. Wij zouden dan namelijk bij elk VAO moeten beslissen of het al dan niet een uitgebreider debat wordt. Welnu, als voorzitter heb ik daar heel grote problemen mee. Als toch in die richting gedacht wordt, wil ik dat eerst in het Presidium en in de commissie voor de Werkwijze der Kamer bespreken. Dat zou namelijk een heel nieuw fenomeen zijn.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dat is helder.

Ik wil wel het punt van mogelijke stemmingen naar voren brengen, want dat is toch niet uit te sluiten.

De voorzitter:

Ja, maar dat is waarschijnlijk de reden dat de heer Weisglas zegt dat hij ervan uitgaat dat het debat om half zeven afgelopen is. De heer Weisglas knikt en ik ben het met hem eens dat dit zo moet kunnen. Dat betekent echter niet dat u meer spreektijd dan die twee minuten heeft.

De heer Atsma (CDA):

Ik kan er natuurlijk nog heel veel over zeggen, maar ik doe dat niet. Ook gezien de 17.000 mensen die de afgelopen dagen het alarmnummer hebben gebeld...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Atsma, hier heb ik grote bezwaren tegen. Dan moet ik alle andere woordvoerders ook het woord geven om hun zorgen te uiten. De reden dat sommige fracties een volwaardig debat willen, is ook dat zij zich zorgen maken over de gezondheid van die mensen en over de mensen die daarover ongerust zijn. Die mensen kunnen morgenvroeg misschien wel luisteren naar het algemeen overleg. Ik zou dat moeten onderzoeken. Ik vraag u dus vriendelijk om het nu procedureel te houden en het niet inhoudelijk te maken. De zorg delen wij hier allen met elkaar.

De heer Atsma (CDA):

Dus zou de laatste bijzin van mij zijn: gelet op dat belang hoop ik dat wij het morgen plenair op ordentelijke wijze kunnen afsluiten in een debat waarin alle argumenten nog eens kunnen worden gewisseld.

De voorzitter:

Dat zult u dan toch in twee minuten moeten doen. U noodzaakt mij om dat te zeggen. Het debat dat u met de regering voert, is morgenvroeg en dat is een volwaardig debat. Wat dat betreft, sluit ik mij volledig aan bij de voorzitter van de vaste commissie.

Het woord is aan de heer Blaauw.

De heer Blaauw (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat houdt op 15 juni een algemeen overleg met de minister over de HSL-Zuid. Daaraan is, zoals gebruikelijk, een stuk voorafgegaan. In een landelijk ochtendblad, te weten de Volkskrant van afgelopen zaterdag, staat echter een artikel waarin de indruk wordt gevestigd dat de regering een heel andere kant opgaat dan zij in eerdere brieven aan de Kamer heeft aangegeven. Daarom verzoek ik u, omdat dit nogal spoed heeft en het voor volgende week binnen moet zijn, aan de minister een brief te vragen naar aanleiding van dit artikel in de Volkskrant van 5 juni, met de kop "Kabinet wil plots toch concurrentie op spoor". Ik zou die reactie van haar gaarne donderdag binnen hebben, zodat die met de weekendpost kan meegaan en onderdeel kan uitmaken van het overleg volgende week.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Dan weet het kabinet ook op welk tijdstip dat bericht hier wordt verwacht.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Zoals ook net voor de vorige verkiezingen lijkt er op de valreep weer een conflict te zijn ontstaan in de coalitie over het te voeren asielbeleid. Deze keer is de kwestie of zieke en uitgeprocedeerde asielzoekers wel of niet mogen worden uitgezet. Bij mijn fractie bestaat de behoefte om hierover duidelijkheid te krijgen van de staatssecretaris. Is er sprake van een wijziging in het beleid? Zo nee, dan is mijn verzoek aan de staatssecretaris om het bericht en het conflict zo snel mogelijk tegen te spreken, ook om onrust onder de betrokkenen te vermijden.

De heer Verhagen (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Er is een algemeen overleg over het asielbeleid voorzien vóór het zomerreces. Daarbij zullen verschillende aspecten aan de orde kunnen komen. Ik heb geen enkele behoefte om op allerlei losse flodders van verschillende partijen in dit huis te reageren, laat staan – dat zou te veel eer zijn – om daar nog eens een reactie van de staatssecretaris op te vragen.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Ik heb ook gelezen dat diverse leden uit de Tweede Kamer hun mening geventileerd hebben, maar ook ik zie niet in waarom meteen de staatssecretaris daarop zou moeten reageren.

De voorzitter:

Toch heb ik het idee dat iedereen vindt dat het in het algemeen overleg aan de orde zou kunnen komen. Kan dat, mevrouw Halsema?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Bij mij blijft de behoefte bestaan om het in elk geval toe te voegen aan het overleg en dan is een brief altijd behulpzaam. Een jaar asieldebat heeft mij geleerd dat losse flodders niet altijd losse flodders blijken. Ik houd dus het verzoek staande om in elk geval een schriftelijke reactie te krijgen.

De voorzitter:

Ik heb problemen met het feit dat u dit nu zo wilt, want ik begrijp dat er al een procedure voor overleg in de vaste commissie is voorzien. Heeft dat overleg een agenda?

De heer Verhagen (CDA):

Er staan al een aantal punten op.

De voorzitter:

Dan zou het daar misschien aan toegevoegd kunnen worden en dan zou de vaste commissie – ik ben ook bereid het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet – kunnen zorgen dat er, als dat nodig is, een brief over komt. Kunnen we het zo afspreken?

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal op korte termijn het Arbobesluit publiceren, waarin de normen worden vastgelegd voor blootstelling aan oplosmiddelen voor de schildersbranche. Ik heb vernomen dat die normen wat betreft de blootstelling worden opgerekt en ook dat er een aantal ontheffingsmogelijkheden worden opgenomen in dit Arbobesluit. Ik zou willen vragen dat de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Kamer een brief stuurt waarin hij ingaat op de juiste stand van zaken op dit moment en ook opheldering geeft over de inhoud van het besluit dat hij gaat nemen, zodat de Kamer daar nog op een tijdig moment over kan debatteren.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 15.15 uur tot 15.26 uur geschorst.

Naar boven