Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 april 1999 over de opvang van vluchtelingen uit Kosovo.

De voorzitter:

Ik herinner de leden eraan dat wij een tweeminutendebat zullen voeren.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Twee minuten is kort, maar de PvdA-fractie kan in dit geval ook kort zijn. Wij hebben namelijk een simpele vraag. Is Nederland bereid om, op verzoek van de UNHCR, vluchtelingen op te vangen, zolang er nog geen Europese afspraken zijn over het opvangen van vluchtelingen uit Kosovo die niet in de regio kunnen worden opgevangen? Op een simpele vraag moet een simpel antwoord mogelijk zijn, maar wij hebben gisteren niet een simpel antwoord van de regering gekregen. De regering gebruikte verwarrende constructies om de verantwoordelijkheid van Nederland te beschrijven. Wat doet Nederland als de UNHCR morgen op de deur klopt met de vraag of Nederland hulpbehoevende Kosovaren wil opvangen? Zeggen wij dan dat wij, alvorens een antwoord te kunnen geven, eerst terug willen naar de Europese Unie om alsnog te proberen tot afspraken te komen? Het antwoord van de PvdA is dat onze verantwoordelijk niet afhankelijk mag worden gemaakt van de voortgang van besprekingen in Europa. Hoe teleurstellend die besprekingen in Europa kunnen zijn, hebben wij vorige week in de JBZ-raad helaas kunnen zien. Het onderwerp is belangrijk genoeg om geen ruimte te laten voor misverstanden. Om die reden dien ik mede namens de fracties van GroenLinks, D66, het CDA, de SGP en inmiddels ook de VVD de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de landen van de Europese Unie er tot nu toe niet in zijn geslaagd om te komen tot afspraken over aanvullende opvang van vluchtelingen uit Kosovo in EU-landen;

overwegende, dat de regering heeft aangegeven dat de besprekingen over de aanvullende opvang worden voortgezet;

overwegende, dat het niet uit te sluiten valt dat nog voordat concrete afspraken in het kader van de Europese Unie zijn bereikt, de UNHCR de landen zal verzoeken aanvullende opvang te bieden;

vraagt de regering zich positief op te stellen in het geval dat de UNHCR een verzoek tot Nederland richt tot evenredige opvang van vluchtelingen uit Kosovo die niet opgevangen kunnen worden in de regio,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albayrak, Halsema, Hoekema, Verhagen, Van der Staaij en Kamp.

Zij krijgt nr. 247 (22181).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie steunt deze motie van harte, alhoewel ik ervan uitga dat het een overbodige motie is. Dat wil ik echter nog graag van de regering horen. Ik ben wel benieuwd of dit betekent dat ook de PvdA-fractie gaat wachten...

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, u kunt geen vragen stellen over een motie die u zelf heeft medeondertekend. Eventuele meningsverschillen had u van tevoren met elkaar moeten wisselen. U kunt wel in uw eigen termijn aangeven hoe u de motie interpreteert, maar u kunt mevrouw Albayrak niet interrumperen over een motie die u zelf heeft medeondertekend. Ik geloof niet dat ik de naam van de heer De Wit als medeondertekenaar heb gehoord.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! Ik wil mevrouw Albayrak vragen of zij niet vindt dat Nederland op dit moment aan de UNHCR kenbaar moet maken dat wij nu al bereid zijn vluchtelingen op te vangen.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

De UNHCR heeft voor het debat van vorige week een Albayrakdringend beroep gedaan om vluchtelingen ook buiten de regio op te vangen. Dat is voor ons de aanleiding om een spoeddebat over dit onderwerp te willen voeren voordat de JBZ-raad in Luxemburg plaatsvindt. Servië heeft vervolgens de grenzen gesloten, waardoor de vluchtelingenstroom even is opgehouden. Dat was voor de UNHCR aanleiding om stoom van de ketel te halen en aan te geven dat opvang buiten de regio niet direct noodzakelijk is. Dat had ook alles te maken met de opvang die in de regio op gang komt. Op dit moment zegt de UNHCR dat de evacuatie niet à la minute nodig is. Ik wil het daarom van de verdere ontwikkelingen laten afhangen. Dat is de meest zuivere gang van zaken.

Ik had al gezegd dat wij hebben gesproken over de status van vluchtelingen uit Kosovo. Ik stel nogmaals vast dat de regering heeft toegezegd dat de Kamer op de hoogte zal worden gehouden van alle ontwikkelingen die de regering eventueel zullen doen besluiten om een VVTV-status aan vluchtelingen uit Kosovo toe te kennen. Ik hecht eraan om dit nogmaals bevestigd te krijgen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! In haar verweer tegen kritiek van de Tweede Kamer in het overleg van gisteren roemt de Nederlandse regering telkens de financiële en logistieke bijdrage aan de opvang van vluchtelingen in Albanië en Macedonië. Daarnaast is de regering tevreden over de evenredige deelname aan het zogenaamde EU-plan om voor 5000 vluchtelingen garant te staan. Nu, de vluchtelingen zijn niet gekomen en, zoals minister Van Aartsen gisteren zei, het plan is dus gedateerd. Mijn eerste vraag is waarom de regering met de, naar ons oordeel veel te magere, garantstelling wacht. Waarom wordt deze niet alvast gegeven voor de vluchtelingen in Albanië en Macedonië?

Mijn fractie deelt het standpunt dat gisteren door een meerderheid van de Kamer werd verwoord, namelijk dat in deze humanitaire crisis noch financiële of logistieke steun, noch een garantstelling toereikend is. De belofte die minister Korthals vorige week deed, namelijk dat Nederland zijn verantwoordelijkheid zou nemen, betekent voor ons de erkenning dat de zwakste landen in Europa, landen die politiek, cultureel en economisch kwetsbaar zijn, de lasten van meer dan een half miljoen vluchtelingen niet alleen kunnen dragen, ook niet als zij daarvoor financieel en logistiek tot op zekere hoogte worden gecompenseerd. Het gevaar van politieke destabilisatie en economische ontwrichting is niet denkbeeldig, zeker als de opvang langer gaat duren.

PvdA en D66 pleitten gisteren voor een energiekere en actievere houding van de Nederlandse regering en voor het laten varen van de terughoudendheid bij het opnemen van vluchtelingen in Nederland en dus niet voor het alleen maar wachten op het uitdrukkelijke verzoek van de UNHCR. In aansluiting op dit pleidooi dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de aanwezigheid van honderdduizenden gevluchte Kosovaren in Albanië en Macedonië de politieke en economische stabiliteit aldaar op termijn in gevaar kan brengen;

tevens overwegende, dat met name in Macedonië de humanitaire situatie van de Kosovaren te wensen overlaat;

overwegende, dat er weinig reden is voor optimisme over snelle consensus in de Europese Unie over evenredige opvang door de lidstaten;

tevens overwegende, dat het ontbreken van Europese besluitvorming landen zoals Duitsland, Noorwegen en Zwitserland er niet van heeft weerhouden Kosovaren actief en ruimhartig op te vangen;

verzoekt de regering het voorbeeld van deze landen te volgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 248 (22181).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mijn laatste punt. In de berichtgeving in de pers wordt soms een relatie gesuggereerd tussen de terughoudendheid van de Nederlandse regering om Kosovaren ruimhartig toe te laten en de ophanden zijnde herziening van de Vreemdelingenwet. Die herziening zou er ook de oorzaak van zijn dat aan Kosovaren tot op heden geen tijdelijke bescherming wordt geboden in de vorm van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf. Mocht hierin een kern van waarheid zitten, dan zou dat dieptreurig zijn. Het lijkt mij in het belang van de regering en van de coalitiepartijen, die deel hebben aan de interne discussie over de herziening, dat zij deze suggestie in woord en daad bestrijden.

In november 1998 heb ik een motie ingediend over de instelling van tijdelijke bescherming voor Kosovaren. Tot op heden heb ik deze motie niet in stemming laten brengen. Staatssecretaris Cohen meldde gisteren dat tijdelijke bescherming voor korte termijn wordt overwogen, maar hij vroeg ruimte om eerst te ijveren voor een Europese regeling. Ik gun hem die ruimte graag alsnog, en ik bewaar mijn motie voor de stemmingen direct na het meireces.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Mijn fractie heeft gisteren duidelijk gemaakt dat zij teleurgesteld was over de afspraken in Europees verband. Het is buitengewoon te betreuren dat men zelfs in de huidige crisissituatie, waarbij de uiterste noodzaak tot een gemeenschappelijk Europees optreden duidelijk is, niet verder is gekomen dan de afspraken die zijn gemaakt tijdens de laatste JBZ-raad. Het is misschien een eerste stapje, maar niet meer dan dat. In die zin heb ik gisteren de bewindslieden verzocht voort te gaan met hun streven om Europese afspraken te bewerkstelligen. Het gaat hierbij om afspraken over een evenredige verdeling, een harde afspraak op dat punt, en de mate van bescherming. In Europees verband moet over de status een discussie plaatsvinden. Het gaat hierbij om mensen die moeten vluchten en niet adequaat in de regio kunnen worden opgevangen. Met name denk ik hierbij aan mensen die extra hulpbehoevend zijn en extra medische voorzieningen nodig hebben. Ik ga ervan uit dat de ministers in de diverse gremia zullen blijven streven naar harde Europese afspraken. Over de opvang van mensen die niet goed in de regio kunnen worden opgevangen, is afgesproken dat de UNHCR individuele lidstaten een daartoe strekkend verzoek kan doen. Als in Europees verband dit soort stappen gezet had kunnen worden, had de UNHCR de EU een dergelijk verzoek kunnen doen. Op die manier kan voorkomen worden dat landen hun toezeggingen niet nakomen.

Als het uitgangspunt, terecht, primaire opvang in de regio blijft, hoort de internationale gemeenschap voor de financiering daarvan concrete stappen te zetten. De minister van Buitenlandse Zaken heeft mij gisteren toegezegd dat de financiering door de EU en andere landen, zoals de VS en Japan, voldoende is voor opvang in de buurlanden. Ik doel hierbij op opvang in Macedonië, Albanië, Montenegro en Bulgarije.

Minister Herfkens wist ons enige tijd geleden te melden dat de UNHCR volledig in staat was de opvang adequaat te regelen, maar moest dit herroepen. Ik ga ervan uit dat de uitspraken van de minister van Buitenlandse Zaken over een adequate financiering van de opvang in de regio ook inhouden dat men aanvullende maatregelen zal treffen indien de situatie verandert. En de situatie wijzigt iedere dag, mede omdat een aantal ontwikkelingen niet te voorspellen is. Ik verwacht op dit punt een alerte reactie, ook van de minister van Buitenlandse Zaken.

De CDA-fractie heeft de motie van collega Albayrak medeondertekend omdat er een harde garantie moet zijn dat Nederland zijn toezeggingen nakomt over een eventuele noodzakelijke opvang buiten de regio. Aangezien daarover tijdens het debat van gisteren enige twijfel ontstond, hebben wij de motie mede ingediend. Wij vinden het vanzelfsprekend dat Nederland zijn verantwoordelijkheid neemt in een situatie als deze en daarom is deze motie eigenlijk overbodig. Om de bewindslieden in dezen te steunen, hebben wij de motie medeondertekend.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Het moet herhaald worden: de uitkomst van de JBZ-raad verleden week was zeer teleurstellend. Het had in de rede gelegen als met name de minister van Justitie meer dynamiek had gebracht in het proces van het op de kaart zetten van de Nederlandse positie. Het debat van gisteren had geen vervolg hoeven te krijgen in dit voortgezette algemeen overleg als toezeggingen van de minister van Justitie waren nagekomen.

Voorzitter! Het gaat onze fractie om een situatie waarin het VN-agentschap voor vluchtelingen, UNHCR, aan Nederland een verzoek zal doen om een contingent mensen uit Kosovo op te nemen. Het ligt dan in de rede dat Nederland niet wacht op de Europese verdeling van de lasten van de vluchtelingen, maar daarop vooruitlopend zal toestemmen in een dergelijk verzoek van de UNHCR. Immers, het kan nog wel een tijd duren voordat de Europese lastenverdeling tot stand is gekomen. In die zin is door mijn fractie – het is ook gisteren gezegd – graag de motie van collega Albayrak ondersteund.

Er zijn nog wel twee vragen die ik aan de minister van Justitie zou willen stellen. In de eerste plaats neem ik aan dat zijn interpretatie van deze motie ook is dat het begrip "evenredig aandeel" niet zal worden afgerond tot achter de komma, tot op de millimeter nauwkeurig, maar dat daar een zekere largesse in zal worden betoond en we niet gaan millimeteren. Een andere vraag is deze. Als zich hier, door welke oorzaak en langs welke weg dan ook, individuele Kosovaren vanuit een vluchtsituatie melden, ga ik ervan uit dat die ook in de asielprocedure zullen worden opgenomen en een bepaalde status zullen kunnen verkrijgen.

Ten slotte, voorzitter, nog een vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken. Wij concentreren ons terecht op de situatie in Albanië en Macedonië, maar zoals het gisterenavond, in het debat met de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie, ook is gewisseld: de situatie in Montenegro is eveneens zeer zorgelijk. Er zijn berichten over 100.000 vluchtelingen in dat land. Ik zou de minister van Buitenlandse Zaken willen vragen in te gaan op de situatie in Montenegro en op de mogelijkheden om ook aan dat land steun te verlenen.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! Het overleg van vorige week heeft duidelijk gemaakt dat er in Europees verband geen deugdelijke afspraken zijn gemaakt om te komen tot een Europese aanpak van de vluchtelingenproblematiek buiten de regio. De minister van Justitie heeft gisteren desgevraagd gezegd bij dertien landen een bereidheid geconstateerd te hebben om te komen tot afspraken, althans tot medewerking aan de oplossing van het vluchtelingenprobleem buiten de regio. Maar de minister van Justitie heeft zelf in de loop van het debat duidelijk gemaakt dat als het gaat om de medewerking van de Nederlandse regering aan de opvang in ons eigen land, er eigenlijk sprake is van twee voorwaarden. In de eerste plaats moet er sprake zijn van een redelijk voorstel van de UNHCR en in de tweede plaats zou het ook zo moeten zijn dat andere Europese landen bereid zijn een evenredig deel op te nemen.

De uitkomsten van het overleg van vorige week zijn daarom nog steeds, naar de mening van de SP-fractie, teleurstellend. Het gaat hier wel te verstaan om afspraken die gepoogd zijn te maken in Europees verband tussen de landen die in ieder geval Europese samenwerking voorstaan op alle mogelijke terreinen. De aanpak van dit probleem maakt naar de mening van de SP-fractie duidelijk dat die samenwerking nog lang niet van de grond komt en dat het ook de vraag is of dat ooit zal gebeuren, als je kijkt naar de steeds opduikende tegengestelde belangen. Dat is in dit geval des te pijnlijker, nu we spreken van een humanitaire ramp van ongekende omvang, zoals het vluchtelingenprobleem in Kosovo. Een krachtdadige aanpak van het vluchtelingenprobleem is er niet.

De SP-fractie vindt dat Nederland zijn verantwoordelijkheid nu moet nemen en niet moet wachten op overeenstemming tussen de Europese landen. Nederland moet nu de UNHCR laten weten dat het bereid is vluchtelingen op te nemen. Zodra de UNHCR daarom vraagt, zal Nederland ook daadwerkelijk bereid moeten zijn vluchtelingen op te nemen en aan dat verzoek gehoor te geven; ruimhartige opvang, naar de mening van de SP-fractie. Nederland mag naar onze mening zijn morele plicht om in dit soort situaties opvang te bieden aan vluchtelingen, niet laten afhangen van de houding van andere Europese landen. Vandaar dat ik in ieder geval een motie wil voorstellen, mevrouw de voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat in Europees verband geen deugdelijke afspraken zijn gemaakt over de opvang van de vluchtelingen uit Kosovo buiten de regio;

verzoekt de regering aan de UNHCR te laten weten dat Nederland bereid is opvang te bieden aan vluchtelingen uit Kosovo en desgevraagd plaatsen ter beschikking te stellen voor de opvang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 249 (22181).

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Om het even helder te krijgen: wat voegt deze motie precies toe aan hetgeen in de motie van collega Albayrak gevraagd is? Ik wil even precies voor ogen hebben wat de heer De Wit hier méér vraagt dan hetgeen in de andere motie wordt gevraagd.

De heer De Wit (SP):

Ik vind dat mijn motie daaraan voorafgaat. Nu is de gelegenheid om aan de UNHCR duidelijk te maken dat wij daartoe bereid zijn en niet – en dat beoogt de andere motie – de zaak te laten rusten bij de UNHCR totdat deze zelf tot de conclusie komt dat buiten de regio moet worden gezocht. Het is een signaal, opdat de UNHCR nu weet dat Nederland bereid is om mee te werken, ongeacht Europa.

De heer Verhagen (CDA):

Nederland heeft naar aanleiding van de JBZ-raad al aan de UNHCR laten weten bereid te zijn om vluchtelingen op te vangen indien de UNHCR daartoe verzoekt.

De heer De Wit (SP):

De minister van Justitie heeft gisteren twee punten genoemd. In de eerste plaats moet de UNHCR een redelijk voorstel doen in verband met het begrip "evenredigheid" en in de tweede plaats moeten de andere Europese landen bereid zijn om evenredig deel te nemen aan de opvang.

De heer Verhagen (CDA):

Maar daar richt de motie-Albayrak c.s. zich op!

De voorzitter:

Mijnheer Verhagen, ik stel voor dat wij wat dat betreft de regering maar eerst laten antwoorden!

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! De vorige week is het strategisch belang rond Macedonië al aan de orde geweest, om Macedonië in verband met mogelijke destabilisatie in de regio tegemoet te komen bij de opvang van het vluchtelingenprobleem. Mijn fractie- voorzitter heeft de vorige week aan de orde gesteld dat er sprake is van verplaatsing onder dwang van vluchtelingen naar andere landen. Genoemd zijn Noorwegen en Turkije. De regering heeft de vorige week gezegd absoluut niet te kunnen instemmen met verplaatsing onder dwang. Daar zijn wij het ook volledig mee eens. Desalniettemin heb ik deze week nog gehoord van weer verplichte uitplaatsing van vluchtelingen naar Israël. Kan de regering dat bevestigen en, zo ja, wil zij dan stappen ondernemen om een herhaling van dit soort dwangsituaties te voorkomen?

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Gisteren hebben wij in een algemeen overleg opnieuw gesproken over de opvang van de Kosovaren. De SGP-fractie heeft toen al steun betuigd aan de lijn die de Nederlandse regering hierin volgt. Dat betekent dat de opvang in de regio voorop blijft staan en dat deze opvang onze ruimhartige, financiële, materiële en logistieke steun verdient. Ik wil daar nogmaals de nadruk op leggen, omdat in de debatten hierover duidelijk blijkt dat regering en Kamer zich mede verantwoordelijk voelen voor de kwaliteit van de opvang in de regio en dat voortdurende alertheid geboden is op de vraag of die opvang daar toereikend is.

De tweede lijn is dat wij onze ogen niet gesloten mogen houden voor de mogelijkheid dat die opvang niet toereikend zal zijn en dat opvang in de EU-landen gewenst is. Om die reden heb ik de motie-Albayrak c.s. medeondertekend. Als de UNHCR, die de coördinatie voert, een beroep doet op de landen van de EU om voor opvang zorg te dragen, moet daar een positieve reactie op volgen. Ook Nederland is zelfstandig aanspreekbaar op de opvang van een evenredig aandeel van de groep gevluchte en verdreven Kosovaren.

Ik wil ten slotte beklemtonen dat door de manier waarop een en ander juridisch vorm zal worden gegeven, vanaf het begin duidelijk zal zijn dat het hier alleen om een tijdelijke opvang zal gaan. Daar heb ik nog geen volledige helderheid over gekregen.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! Wij spraken gisteren over de drieledige opgave waarvoor de internationale gemeenschap staat: Milosevic stoppen, de honderdduizenden vluchtelingen uit Kosovo menswaardig opvangen en bewerkstelligen dat zij ook weer naar Kosovo kunnen terugkeren.

De VVD-fractie heeft de regering gevraagd om zich positief op te stellen voor een evenredig Nederlands aandeel in het geval er een verzoek van de UNHCR komt aan de EU om vluchtelingen uit Kosovo op te vangen, die niet in de regio opgevangen kunnen worden en die zelf ook elders opgevangen willen worden. Dat is de strekking van de door ons medeondertekende motie-Albayrak c.s. en ik merk op dat het in die motie gaat over vluchtelingen die niet in de regio opgevangen kunnen worden – kan dat wel, dan is opvang elders in Europa dus niet aan de orde – en dat sprake is van een evenredig aandeel, bijvoorbeeld in vergelijking tot Spanje en Frankrijk.

De VVD-fractie stelde ook dat, als er Kosovaren naar Nederland komen, het erom gaat hen op te vangen en zodra dat mogelijk is, weer terug te laten keren. Voorkomen moet worden dat zij, zoals zovelen, worden ingekapseld in het Nederlandse procedure- en procedeergebeuren, met als voorspelbaar resultaat dat zij permanent hier blijven en Milosevic dus nog zijn zin krijgt. Voorlopig is de toezegging van de staatssecretaris van Justitie dat de uitstel-van-vertrekregeling van toepassing is, voldoende. Wij dringen er echter opnieuw op aan ervoor te zorgen dat er een EU-uitspraak komt over een uniforme behandeling van de Kosovaren in alle EU-landen, gericht op opvang en op terugkeer.

Het is de VVD-fractie gisteren niet duidelijk geworden hoe alle feiten nu werkelijk liggen. Minister Herfkens heeft ons vorige week desgevraagd verklaard dat zij ervan overtuigd is dat de UNHCR alle vluchtelingen in de regio kan opvangen. Als dat inderdaad zo is, waar praten wij nu dan over? Is het nu zo, of is het niet zo? Als het niet zo is, in welke mate is dat dan niet het geval? Om duidelijkheid op dat punt te krijgen, leg ik de Kamer een uitspraak voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de Kamer op de kortst mogelijke termijn te informeren hoeveel gevluchte Kosovaren niet door de UNHCR – eventueel met ondersteuning van de EU of EU-landen – in de directe omgeving van Kosovo opgevangen kunnen worden en hoeveel van hen volgens de UNHCR in de landen van de EU opgevangen zouden moeten worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kamp. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 250 (22181).

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Ik heb behoefte aan een nadere uitleg over het niet in de regio kunnen opvangen en over de bedoeling van die zinsnede in mijn motie. Ik heb gisteren in het debat duidelijk gezegd...

De voorzitter:

Mevrouw Albayrak, nu doet u hetzelfde als wat mevrouw Halsema deed. U heeft als eerste de motie ingediend en de heer Kamp heeft de motie medeondertekend. U kunt niet via interrupties met elkaar over uw motie spreken. U kunt de heer Kamp nu wel een vraag stellen over zijn bijdrage of over zijn motie, maar niet over de motie die u samen ingediend heeft.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Oké, dan stel ik vast dat mijn uitleg gisteren over het niet in de regio kunnen opvangen, dezelfde uitleg is als die welke ik aan mijn motie geef.

De heer Kamp (VVD):

Dat is uw vraag aan mij?

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Ik heb geen vraag meer aan de heer Kamp.

De heer Hoekema (D66):

Ik heb nog wel een vraag aan de heer Kamp, namelijk wat het oogmerk is van zijn motie, anders dan het vragen van relevante informatie aan het kabinet. Ik veronderstel dat het kabinet in het normale verkeer tussen kabinet en Kamer vrijwel dagelijks zal willen rapporteren over de bemoeienis van de UNHCR met de vluchtelingen in de regio. Wat de heer Kamp in de motie vraagt, zal het kabinet als een natuurlijk proces voortdurend aan de Kamer meedelen. Met andere woorden: wat voegt de motie van de heer Kamp aan het beleid toe dat de moeite waard is om er een Kameruitspraak over te vragen?

De heer Kamp (VVD):

Niets. Als wij spreken over opvang in Nederland, als wij daarvoor accommodatie klaarmaken, als wij ervan overtuigd zijn dat het noodzakelijk is dat alle vluchtelingen in dat gebied menswaardig worden opgevangen, dan wil ik graag weten hoeveel mensen daar niet kunnen worden opgevangen en hoeveel van hen volgens de UNHCR naar de EU-landen moeten gaan. Het gaat mij puur om die feitelijke informatie. Als dat wordt toegezegd, sta ik te dringen om de motie weer in te trekken.

De heer Hoekema (D66):

Als ik de heer Kamp mag raden, dan hoop ik dat hij zodanig goede antwoorden van de bewindspersonen krijgt, dat de motie weer kan worden ingetrokken. Hij zal immers volledig vertrouwen op de kwaliteit van hun informatie.

De heer Kamp (VVD):

Ja.

De voorzitter:

Dat was een erg overbodige interruptie.

De heer Verhagen (CDA):

De heer Kamp heeft altijd gezegd dat hij geen overbodige moties indient, maar in dat kader wil ik hem toch een vraag stellen. Stel dat de UNHCR onder andere aan Nederland het verzoek doet om hier vluchtelingen op te vangen die niet adequaat in de regio kunnen worden opgevangen. Dat houdt dan impliciet in dat er blijkbaar behoefte is aan die opvang. Daarmee heb je het antwoord dus. Zolang die vraag van de UNHCR aan de lidstaten uitblijft, heb je ook het antwoord. Wat voegt dit dus toe aan wat wij in het normale proces tussen UNHCR en de diverse lidstaten zullen krijgen?

De heer Kamp (VVD):

Het lijkt mij in dit geval heel verkeerd dat wij er maar van moeten uitgaan dat met zo'n verzoek impliciet alle informatie gegeven is. Het gaat om een groot probleem en wij voelen ons mede verantwoordelijk voor de oplossing daarvan. Het is dan geen verkeerde vraag om inzicht te willen krijgen in hoeveel vluchtelingen er zijn, hoeveel er in het gebied zelf kunnen worden opgevangen, eventueel met steun van ons, hoeveel daar niet kunnen worden opgevangen en hoeveel van deze mensen naar de EU-landen moeten gaan. Als wij die informatie hebben, kunnen wij ons daarop baseren en dat lijkt mij heel verstandig.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Kan de aanleiding om mensen buiten de regio Kosovo op te vangen, ook bestaan uit de noodzaak tot medische verzorging, en de noodzaak om te voorkomen dat de regio destabiliseert?

De heer Kamp (VVD):

Het eerste wel, het tweede niet. Ik denk dat die opvang de regio niet mag destabiliseren, wat betekent dat ik van mening ben dat Macedonië en Albanië niet met de zorg voor die opvang moeten worden belast. Het gaat erom dat voor rekening van de UNHCR, dus voor rekening van de internationale gemeenschap, de opvang daar wordt geregeld. Mocht het lang gaan duren – dat hopen wij allemaal niet – en mocht het probleem dat u schetst toch spelen, dan is mijn antwoord ook op het tweede deel van Kampuw vraag bevestigend.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Dus...

De voorzitter:

Dus is het nu duidelijk!

Mevrouw Albayrak (PvdA):

...is het nu duidelijk. Het antwoord lijkt mij voor zichzelf te spreken.

De voorzitter:

Precies! Daarmee zijn wij toe aan het antwoord van de regering.

Minister Korthals:

Voorzitter! Ik was niet voornemens het woord te voeren, omdat op de moties door de collega's zal worden gereageerd. Maar ik ben ook zelf aangesproken. Om te beginnen wil ik voorkomen dat het misverstand ontstaat dat ik gezegd zou hebben dat er een redelijk voorstel van de UNHCR zou moeten komen. Ik ben er – ik zeg dat tegen de heer De Wit – impliciet van uitgegaan dat ieder voorstel van de UNHCR redelijk zal zijn.

Voorzitter! Mijn volgende opmerking is belangrijker. De heer Hoekema heeft mij erop aangesproken dat ik de JBZ-raad nog niet zover heb kunnen krijgen om alle voorstellen die Nederland heeft ingebracht ook daadwerkelijk te doen uitvoeren. Ik ken het grote vertrouwen dat de heer Hoekema in mij heeft, maar ik moet zeggen dat hij mijn invloed nu wel heel erg overschat. Ik heb al gezegd dat er vrij veel landen in de richting van het Nederlandse standpunt neigen, maar dat dat nog niet bij alle landen het geval is. Wij gaan door op de ingeslagen weg. De heer Hoekema behoort als buitenlandwoordvoerder van zijn fractie te weten dat standpunten en beslissingen in de JBZ-raad met unanimiteit moeten worden genomen.

De heer Hoekema (D66):

De minister van Justitie trapt hiermee een open deur in. Ik heb hem niet verweten – voorzover ik hem al iets heb verweten – dat hij de JBZ-raad niet in één keer op de Nederlandse lijn heeft kunnen krijgen. Het ging erom wat Nederland zou moeten doen in het licht van de teleurstellende uitkomst van de JBZ-raad. Daar ging het algemeen overleg over, en daarover gaat nu het debat.

Minister Korthals:

Precies.

Voorzitter! Ik kom dan op de bewering dat ik gisteren enige onduidelijkheid zou hebben laten bestaan over het standpunt van de Nederlandse regering. Ik moet zeggen dat ik de heren Dittrich en Hoekema vaak door elkaar haal; voorzover ik weet, was de heer Dittrich gisteren de woordvoerder, tenzij deze vandaag de woordvoerder is, en gisteren de heer Hoekema! Dat heeft misschien enige aanleiding gegeven tot misverstanden. Datgene wat in de motie is verwoord – wat op zichzelf knap is gedaan – is datgene wat ik gisteren heb gezegd. Ik twijfel er niet aan of staatssecretaris Cohen kan met deze motie leven.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Kunt u nog eens zeggen wat u gisteren heeft gezegd? Dan kan ik kijken of er bij mij nog onduidelijkheid leeft.

Minister Korthals:

Wij kunnen alles gaan herhalen, maar ik denk dat het in dit debat gaat over de motie die door u is ingediend. In die motie wordt de regering gevraagd "zich positief op te stellen in het geval dat de UNHCR een verzoek tot Nederland richt tot evenredige opvang van vluchtelingen uit Kosovo, die niet opgevangen kunnen worden in de regio". Dat is eigenlijk alles wat wij gisteren naar voren hebben gebracht. Wat dat betreft ben ik dankbaar. Hulde aan het adres van mevrouw Albayrak en de heer Hoekema, die dat zo ruimhartig heeft willen steunen, voor het indienen van deze motie. Niets is belangrijker dan dat bij dit soort belangrijke zaken de regering zo gesteund wordt.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Als de UNHCR het verzoek tot Nederland richt, gaat u dan naar de Europese partners om een poging te wagen om die mislukte afspraken alsnog te maken, alvorens u het antwoord geeft? Als u daar nu volmondig "nee" op zegt, kan ik mijn motie intrekken.

Minister Korthals:

Ik heb die motie juist omarmd en daarom zou ik dat eigenlijk jammer vinden. Ik heb gisteren duidelijk proberen te maken dat wij niet eerst binnen de EU een beslissing moeten nemen, omdat de noodzaak op dat moment dermate urgent is, dat er vanuit Nederland snel een reactie moet komen.

De heer Hoekema (D66):

De heer Dittrich is met terugwerkende kracht tevreden over de minister en anders zijn alter ego wel.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb nog een andere vraag, maar misschien moet ik bij de minister van Buitenlandse Zaken zijn. Er is bij mij veel misverstand ontstaan over het EU-adoptieplan, dat geen adoptieplan mag heten. Dat is inmiddels weer afgevoerd, zo heb ik begrepen. Bestaat het nog?

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter! Ik zal meteen in het debat vallen en de vraag van mevrouw Halsema beantwoorden. In wezen is dat adoptieplan van tafel. Wat blijft, is opvang in de regio. Daar concentreren de diverse landen in de Europese Unie zich op. Daarvoor worden door nationale regeringen de nodige middelen ter beschikking gesteld, evenals door de EU.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Opvang in de regio hadden wij al. Daar bovenop kwam de garantstelling en die impliceerde meer dan enkel zorgen voor opvang in de regio. Minister Korthals heeft het niet voor niets adoptie genoemd. Ik begrijp dan ook niet waarom dat plan komt te vervallen en waarom de EU daar plotseling vanaf ziet.

Minister Van Aartsen:

Het plan is geboren vanuit de gedachte dat er vanuit Macedonië 100.000 vluchtelingen naar Albanië zouden gaan. Dat is niet gebeurd. Er zijn er uiteindelijk tussen de 10.000 en de 15.000 naar Albanië gegaan. De vluchtelingenstroom is gestopt. Daarmee is dat oorspronkelijke idee dat die 100.000 die extra naar Albanië zouden gaan, geadopteerd moeten worden, vervallen. Wat blijft is de noodzaak van een goede opvang in de regio, zowel in Albanië als in Macedonië. Dat betekent dat nationale regeringen daaraan bijdragen. U vroeg zojuist wat de Nederlandse regering doet. Ik zal niet alle cijfers herhalen die gisteren ook al over tafel zijn gegaan, maar wat wij in concreto in Albanië doen, is het bouwen van een tentenkamp voor ongeveer 5000 vluchtelingen. Dat is een extra inspanning die Nederland levert. Wij hebben sowieso – dat heb ik gisteren ook gezegd – tegen de UNHCR gezegd: bereid je in ieder geval voor op een situatie waarin er weer meer vluchtelingen komen. Datzelfde moet uiteraard ook tegen de regeringen van Albanië en Macedonië worden gezegd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Verleden week droogde de vluchtelingenstroom plotseling op door het eenzijdig paasbestand van Milosevic. Inmiddels komen de vluchtelingenstromen echter weer op gang. Omdat die mensen een week later de grens over gaan, bestaat dat EU-plan niet meer en komen zij daar niet meer voor in aanmerking. Dat is dus de conclusie die wij moeten trekken.

Minister Van Aartsen:

Ik denk dat u die conclusie te snel trekt. Het plan was geboren naar aanleiding van de gedachte dat er acuut 100.000 vluchtelingen van Macedonië naar Albanië zouden komen. Dat is niet gebeurd, maar dat wil niet zeggen dat je er niet uiterst alert op moet blijven of er weer problemen ontstaan en de vluchtelingenstroom naar Macedonië weer toeneemt. Niemand kan voorspellen of dat weer zal gebeuren, maar ik heb daar wel ideeën over. Dat is ook de reden geweest waarom de Nederlandse regering tegen de Macedonische regering en de UNHCR heeft gezegd zich daarop voor te bereiden, zodat wij niet een situatie krijgen zoals wij die de afgelopen twee weken hadden in Blace. Bereid je daarop voor en zorg dat je voldoende middelen hebt. Op dit moment zijn er voldoende middelen. De Europese Commissie had al een bedrag van 43,6 mln. ter beschikking gesteld. Daar is vorige week een bedrag van 150 mln. bijgekomen voor noodhulp plus een bedrag van 100 mln. dat besteed kan worden aan macrosteun en financiering van allerlei andere activiteiten in Albanië, Macedonië en eventueel andere landen in de regio. De heer Verhagen heeft volstrekt gelijk als hij de regering vraagt oplettend te blijven. Daar kan de Kamer volledig op rekenen. Dat geldt voor mijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking en dat geldt uiteraard ook voor mijzelf. Je kunt wat dit betreft inderdaad niet alert genoeg zijn. Wij hebben ons echter al proactief opgesteld.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Vorige week stelde minister Korthals terugkomend van de JBZ-raad voor de camera's dat de Europese Unie de volledige verantwoordelijkheid neemt voor de opvang van 100.000 mensen in Albanië. Dat is iets anders dan het ondersteunen van de regionale opvang. Mijn vraag is of dat idee verlaten is.

Minister Van Aartsen:

Ja, want dat was gebaseerd op de 100.000 vluchtelingen die vanuit Macedonië naar Albanië zouden komen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het was ook gebaseerd op het gegeven dat er een grens is aan de absorptiecapaciteit van Albanië. Of die vluchtelingen nu in één keer komen of geleidelijk, dat doet niets af aan het feit dat de Albanese regering niet de eindverantwoordelijkheid kan dragen voor alle opvang. Het idee was ook dat de Europese Unie voor een deel van de vluchtelingen de volledige verantwoordelijkheid op zich zou nemen.

Minister Van Aartsen:

Ja, maar naar mijn visie is het wel goed dat wij dat idee van die adoptie door de EU min of meer verlaten hebben, omdat het in wezen veel beter is dat de UNHCR...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Maar dan erkent u dat het hele idee verlaten is.

Minister Van Aartsen:

Ja, maar dat heb ik al in een paar instanties aangegeven en met argumenten pogen te staven. Het idee is van tafel geraakt, omdat de basis eraan ontviel. Maar in wezen is het ook veel beter – en dat is de bestendige lijn die de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en ik volgen – dat de opvang wordt geregeld door de UNHCR en niet door de Europese Unie in vakjes verdeeld. Wij zien namelijk welke problemen er dan kunnen ontstaan. De Europese Unie heeft daarvoor geld ter beschikking gesteld. Ook de nationale regeringen zullen daar middelen voor ter beschikking stellen. Die gelden moeten doorgesluisd worden naar de hulporganisaties, in eerste instantie naar de UNHCR. De heer Verhagen vroeg in dit verband of de regering alert blijft en of de regering op het goede moment bij de Europese Unie aan de bel zal trekken als het mis gaat, bijvoorbeeld als er te weinig geld is. Dat zullen wij natuurlijk doen, zoals wij dat al hebben gedaan.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Hoekema – ik kom hem vaker tegen dan mijn collega van Justitie – over Montenegro. Daar hebben wij gisteren in de beide AO's ook over gesproken, zowel 's middags als 's avonds. Montenegro maakt deel uit van de Federale Republiek Joegoslavië, maar de UNHCR is daar actief. Dus de middelen die aan deze VN-organisatie ter beschikking worden gesteld, gaan naar rato van de behoefte ook naar Montenegro. Dat is in ieder geval verzekerd.

De heer De Wit vroeg of het waar is dat vluchtelingen verplicht zijn overgeplaatst naar Israël. Deze berichten zijn nog niet bevestigd, maar uit de beelden die wij zagen, blijkt dat men niet vrijwillig naar Israël ging. Wij hebben aan de Macedonische regering al verschillende keren laten weten dat de Nederlandse regering tegen dit soort praktijken is. Wij vinden dat vluchtelingen op vrijwillige basis naar landen buiten de regio moeten worden gebracht. Wij zullen naar aanleiding van deze berichten opnieuw aan de Macedonische regering kenbaar maken dat deze praktijken niet goed zijn. De EU-ambassadeurs in Tirana voeren voortdurend dit type gesprekken met de Macedonische regering. Men mag – ik herhaal dit om de zaak in evenwicht te brengen met hetgeen ik gisteravond heb gezegd – de pure angst van de autoriteiten van Macedonië voor de situatie in het land en de destabilisatie die er kan optreden, niet onderschatten.

Op de motie van de heer Kamp wil ik niet zozeer inhoudelijk ingaan. Ik wijs op het staatsrechtelijke aspect dat eraan verbonden is. De Kamer hoeft de regering nooit te vragen of zij kan worden geïnformeerd, want dit is een grondrecht. Op staatsrechtelijke gronden ontraad ik aanvaarding van deze motie.

De heer Kamp (VVD):

Kunt u meedelen hoeveel vluchtelingen volgens de UNHCR niet in het gebied opgevangen kunnen worden en hoeveel vluchtelingen in EU-landen opgevangen moeten worden?

Minister Van Aartsen:

Die gegevens wil ik de Kamer wel geven. Overigens wisselen die gegevens van dag tot dag. Wat voor vandaag geldt, geldt wellicht niet over twee weken. Wij zullen de gevraagde gegevens voegen bij de stroom van gegevens die aan de Kamer wordt gezonden. Ik hoop echter dat de heer Kamp er niet op uit is om te vernemen hoe het nu is en zal blijven.

De heer Kamp (VVD):

Het gaat mij erom dat die informatie bekend is op het moment dat de UNHCR Nederland verzoekt een aantal vluchtelingen op te vangen. De minister heeft deze informatie toegezegd. Ik trek mijn motie op dit punt in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Kamp (22181, nr. 250) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Ik merk op, dat van de motie-Albayrak c.s. (22181, nr. 247) een herdruk is verschenen omdat zij nu ook is medeondertekend door de leden Rouvoet, Schutte en De Wit.

Staatssecretaris Cohen:

Mevrouw de voorzitter! Mevrouw Albayrak heeft een motie ingediend die door alle aanwezige en zelfs door een aantal niet-aanwezige Kamerleden is ondertekend, waarschijnlijk vanuit de gedachte dat zij toch overbodig zal zijn. Mijn antwoord is dan ook dat dit inderdaad het geval is! De minister van Justitie heeft het beleid van de regering precies verwoord. De overige ingediende moties geven mij het gevoel dat er verschillen zijn tussen datgene waarop de Kamer aandringt en hetgeen de regering nastreeft. Ik denk echter dat wij het volstrekt eens zijn. Er is sprake van een noodsituatie. Wij zijn het er allen over eens dat opvang in de regio het belangrijkste is. Wij zijn het er ook over eens, alhoewel ik dat niet helemaal zeker weet, dat de UNHCR het voortouw heeft. Op basis daarvan wordt gereageerd op verzoeken van de UNHCR.

In de motie van mevrouw Halsema wordt dit punt ontkend en om die reden wijs ik haar af. De regering wordt gevraagd actief te zijn. De regering is actief. Vanaf het allereerste debat en reeds in de eerste brief over Kosovo aan de Kamer heb ik gesteld dat de regering haar verantwoordelijkheid zal nemen. Dat doen wij ook. Er zijn activiteiten, maar wel in gezamenlijk verband en onder geleide van de UNHCR. In de motie van mevrouw Halsema vind ik dat niet terug. Nogmaals, ik ontraad aanvaarding van deze motie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Bent u het met mij eens dat de coördinatie van de UNHCR in Macedonië nog aanzienlijk tekortschiet?

Staatssecretaris Cohen:

Deze vraag moet u eigenlijk aan mijn collega van Buitenlandse Zaken stellen. Maar zelfs als dat het geval is, zal het op eigen houtje opereren door Nederland of andere landen de coördinatie eerder verslechteren dan verbeteren. Wij kunnen veel beter een bijdrage leveren aan een verbetering van de coördinatie door de UNHCR.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Bent u het met mij eens dat er op dit moment in Macedonië mensen verblijven onder humanitaire omstandigheden die, zeker naar de maatstaven van de West-Europese Unie, niet acceptabel zijn? De geest van de motie is dat in dat geval de West-Europese Unie haar verantwoordelijkheid moet nemen, ongeacht de UNHCR. Als dat niet lukt, moet Nederland dat doen. Voor het overige ben ik het met u eens dat de UNHCR het voortouw moet nemen. In Macedonië ziet het ernaar uit dat dit niet lukt en dan is er een eigen verantwoordelijkheid. Die woorden heeft de heer Korthals vorige week ook uitgesproken. Het verbaast mij dat de regering daar nu van terugkomt.

Staatssecretaris Cohen:

Wij komen daar niet van terug. Op dit moment kan ik niet anders dan constateren dat de UNHCR zelfs aan landen die al zelf vluchtelingen hebben opgenomen, heeft gevraagd om daarmee op te houden. Voor mij is er dan geen reden om te stellen dat wij daar zelf actief wat in zouden moeten doen. Ik meen dat je moet kiezen: óf je vindt dat de UNHCR het voortouw hierin moet nemen en dan moet je de UNHCR ook volgen, waarbij je hooguit als deelnemer in de UNHCR je best kunt doen om ervoor te zorgen dat de UNHCR het beter doet, óf je vindt dat de UNHCR niet het voortouw moet hebben en dan kunnen alle landen eigen activiteiten verrichten. De Nederlandse regering kiest ervoor dat de UNHCR op dit punt het voortouw heeft en dat is de reden dat ik deze motie ontraad.

De heer Verhagen (CDA):

U zei zojuist dat de UNHCR aan Duitsland heeft gevraagd om op te houden met het overbrengen van vluchtelingen naar Duitsland. Ik krijg daar graag meer informatie over. Hoe staat de UNHCR ten opzichte van dit soort activiteiten van Duitsland, Noorwegen en Zwitserland?

Staatssecretaris Cohen:

Wat ik daarvan weet – ik hoop dat de minister van Buitenlandse Zaken daar meer vanaf weet – is dat de UNHCR vindt dat dit soort activiteiten interfereren met de activiteiten van de UNHCR zelf. Dit is een momentopname die kan veranderen afhankelijk van de situatie, maar op dit moment ligt het zoals ik heb gezegd.

De heer Verhagen heeft de Nederlandse regering gevraagd om voort te gaan met het streven naar Europese afstemming. Het antwoord daarop is volmondig "ja". Wij zijn daarmee al bezig. Hij voegde eraan toe dat het goed zou zijn dat eventuele verzoeken van de UNHCR niet zijn gericht tot individuele landen, maar tot de Unie als zodanig. Ik ben dat met hem eens. Dit is een van de punten waarvoor wij ons best moeten doen om ze in Europees verband aan de orde te stellen. Wat mij betreft maakt dit punt dus deel uit van de activiteiten van Nederland op dit vlak.

De heer Hoekema heeft nog gevraagd hoe het gaat met individuele verzoeken. In de vergadering gisteren heb ik daarop geantwoord dat dit gaat op de wijze zoals tot nu toe gebruikelijk is. Individuele verzoeken worden dus behandeld op dezelfde wijze als waarop individuele verzoeken de afgelopen tijd behandeld zijn. Overigens ben ik mevrouw Halsema erkentelijk dat zij de motie die zij al enige tijd geleden heeft ingediend, nu nog niet in stemming wil brengen. Daarmee geeft zij de regering immers de ruimte om voort te gaan met het Europese beleid.

In de motie van de heer De Wit zie ik twee elementen. In de eerste plaats is dat het element dat de Nederlandse regering de UNHCR nog niet zou hebben laten weten dat zij bereid is om opvang te bieden. Wij hebben daar echter, zoals men zal weten, allang voorbereidingen voor getroffen; wij hebben op dit ogenblik 2600 plaatsen in gereedheid. De stelling dat de UNHCR dat niet zou weten, is dan vreemd. Die stelling klopt eenvoudigweg niet. In de tweede plaats meen ik dat in de motie van de heer De Wit op geen enkele manier het punt van de evenredigheid is verwerkt, zeker in vergelijking tot de motie van mevrouw Albayrak. Op dat punt geldt dus volgens de regering voor de motie van de heer De Wit niet wat zij wel vindt van de motie van mevrouw Albayrak, namelijk dat deze motie overbodig is.

De heer De Wit (SP):

U zei zojuist dat de UNHCR, gezien de voorbereidingen die zijn getroffen, weet dat Nederland bereid is om opvang te bieden. Mijn vraag is of de regering bereid is om nog eens expliciet te melden dat, ondanks wat er gebeurt met andere landen...

Staatssecretaris Cohen:

Maar wat wilt u daar dan mee?

De heer De Wit (SP):

Dat men bij de UNHCR weet dat Nederland, ongeacht de vraag wat andere landen doen, nu bereid en in staat is om mensen op te vangen.

Staatssecretaris Cohen:

Ik heb net gezegd dat de UNHCR wat ons betreft het voortouw heeft. Wij moeten ook niet vergeten dat het hier om een buitengewoon serieuze zaak gaat. Als de UNHCR van oordeel is dat ze de zaak niet aankan, zal ze zeker een oproep doen, onder andere aan Nederland, en zal Nederland zijn verantwoordelijkheid natuurlijk van geen kant ontlopen.

De heer De Wit (SP):

U kunt dat bespoedigen door nu al te zeggen: wij zijn bereid UNHCR, het is maar dat u dat weet. Hierover handelt het eerste punt van de motie.

Staatssecretaris Cohen:

Daarmee bespoedigen wij helemaal niets.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgenmiddag om 13.00 uur over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven