Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over:

  • - de motie-Halsema over het instellen van een commissie van toezicht voor de politiecellen (26200-VII, nr. 28).

Ik stel voor, te behandelen donderdag 28 januari bij het begin van de vergadering:

  • - verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften (26251, nrs. 20 t/m 27);

  • - het wetsvoorstel Verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake de Nationale ombudsman (26157);

  • - het wetsvoorstel Verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de voogdij over de minderjarige Koning (26159);

  • - het wetsvoorstel Verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt (26160);

  • - het wetsvoorstel Opheffing van het Bedrijfschap Detailhandel in Aardappelen, Groenten en Fruit (26327).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda voor 2, 3 en 4 februari:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele wetten in verband met invoering van het regresrecht in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en versterking van het regresrecht in de Ziekenfondswet, alsmede enkele technische wijzigingen (Wet invoering en versterking regresrecht in AWBZ en ZFW) (26238).

Ik stel voor, te behandelen in de vergadering van 9, 10 en 11 februari:

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 24 juni 1986 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende veiligheid bij het gebruik van asbest (Verdrag nr. 162, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar tweeënzeventigste zitting) (23984).

Ik stel voor, de stukken 24124, nr. 70, 24456, nr. 20, 25445, nr. 18, 25682, nr. 5, 26200-III, nr. 6, en 26200-XIII, nr. 27 voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Reitsma.

De heer Reitsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Als voorzitter van de vaste commissie voor VROM wil ik het volgende onder uw aandacht brengen. Milieubeleid is binnen de Kamer zeer belangrijk. Kabinet en parlement baseren zich bij het maken van beleidskeuzes vooral op zaken als rapporten van het RIVM. Voor de toekomst lijkt mij dit ook een goed uitgangspunt. In Trouw van vandaag staat een artikel waaruit blijkt dat modellen niet of onvoldoende zijn afgestemd op praktijkgegevens en dat dit in de RIVM-adviezen onvoldoende duidelijk wordt vermeld. Op grond van dit gegeven hebben bijna alle fracties mij als voorzitter van de commissie benaderd om via u de minister van VROM te vragen om een zo spoedig mogelijke reactie op dit artikel. Ook vragen wij hem of hij kan aangeven of RIVM-adviezen voldoende basis blijven bieden voor politieke besluitvorming.

Er is hierbij één complicatie: GroenLinks en de SP hebben hierover vanmorgen schriftelijke vragen gesteld. Mogelijk kunnen, naast de schets van het algemene kader waaraan de meeste fracties behoefte hebben, deze vragen in een brief worden beantwoord.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! De SP heeft inderdaad vanochtend vragen over deze kwestie gesteld. Ik zou het op prijs stellen als die vragen voor het debat over die brief worden beantwoord.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Hetzelfde geldt voor de vragen van de fractie van GroenLinks.

De voorzitter:

Ik herinner mij wel de vragen van de SP, maar niet die van GroenLinks. Die zullen zich wel ergens bevinden tussen het bureau van de griffier en dat van mij. Ik heb ze nog niet gezien en ze kunnen nog niet doorgestuurd zijn als ik ze niet heb getekend. Ik ga ervan uit dat dit spoedig zal gebeuren. Dan zullen wij dit gedeelte van het stenogram zeker doorgezonden hebben naar het kabinet, zodat die vragen gelijktijdig beantwoord kunnen worden. Daarmee lijkt mij ook voldaan aan het verzoek van de vaste commissie voor VROM.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wijn.

De heer Wijn (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Vanochtend las de CDA-fractie een interview met staatssecretaris Cohen in Vrij Nederland, waarin hij aangeeft dat hij verwacht dat het asielbeleid, althans het asielstelsel, op korte termijn ontploft. Omdat het een dringende zaak is en omdat het taalgebruik van de heer Cohen zo verontrustend is, ziet het CDA reden om hem hierover te interpelleren. Ik verzoek u dan ook zo spoedig mogelijk de gelegenheid hiertoe te creëren, bijvoorbeeld morgen of anders uiterlijk volgende week dinsdag.

De voorzitter:

Ik zie geen van de collega's reageren. Dat stelt mij een beetje voor een probleem. Moet ik aannemen dat u het allen eens bent met de heer Wijn?

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! De fractie van GroenLinks is van mening dat na zo'n dramatische opmerking en conclusie van de heer Cohen een debat in de Kamer op zijn plaats is en niet via de media. Wij zouden graag in de Kamer van de heer Cohen vernemen welke problemen hij voorziet en welke oplossingen hij daarvoor zoekt. In die zin steunen wij de gedachte aan een debat met de heer Cohen.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Laat ik maar heel eerlijk zeggen dat ik het moeilijk vind om de gevolgen van dit verzoek te overzien. Is er een mogelijkheid dat de commissie even een procedurevergadering houdt?

De voorzitter:

Ik zit met hetzelfde punt. Er heerste een goed gebruik, dat overigens niet op papier staat, dat je als je dit soort verzoeken bij de regeling van werkzaamheden gaat doen, even de andere fracties inlicht, opdat er recht kan worden gedaan aan zo'n vraag. Ik zie de vertegenwoordigers van een aantal fracties aarzelen. Zij weten kennelijk niet hoe er bij hen over gedacht wordt. De interpellatie zou best gehouden kunnen worden, maar de heer Wijn loopt dan bij wijze van spreken het risico dat hij er alleen aan deelneemt. Misschien is dat zijn bedoeling, maar misschien ook niet.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Ik sluit mij aan bij uw opmerking, voorzitter. Om het verzoek te kunnen beoordelen, moet je toch op z'n minst het artikel kunnen beoordelen. De heer Wijn moet zo ongeveer bij de drukkerij van Vrij Nederland hebben gestaan, want Vrij Nederland verschijnt pas in de loop van deze dag en in delen van het land pas op donderdag. Ik sluit mij aan bij uw opmerking en die van mevrouw Lambrechts. Om de zinvolheid van het verzoek te kunnen beoordelen, moeten wij er even goed naar kunnen kijken.

De heer De Wit (SP):

Het bericht staat ook op Teletekst, dus het is in ieder geval te verifiëren. Als iemand een verzoek om een interpellatie doet, zoals de CDA-fractie, moet er een heel goede reden zijn om het niet te honoreren. Ik heb Vrij Nederland inmiddels ook gelezen. Het staat er toch niet zo uitdrukkelijk in als de heer Wijn het nu formuleert. Er staat meer dat als dit gebeurt, dat gebeurt en nog eens dat gebeurt, het stelsel ontploft. Ik vind dat het meer voor de hand ligt dat de staatssecretaris eerst aan de hand van nieuwe gegevens enz. toelicht wat hij heeft gezegd, voordat wij aan een interpellatie beginnen.

De voorzitter:

U geeft mij een heel interessante optie om aan de Kamer voor te stellen, namelijk om de staatssecretaris een verzoek om een nadere toelichting te doen, die wij nog heden zouden moeten ontvangen. Dat lijkt mij het best.

Vervolgens is mijn probleem dat er niet is voorzien in een vergadering morgen. Dat betekent dat ik in de loop van de dag eventueel een voorstel zou kunnen doen. Stel dat u allen de toelichting door de staatssecretaris krijgt. Dan zou er een procedurevergadering in de vaste commissie kunnen zijn om te kijken hoe erover gedacht wordt. Dat zou mij gemeld kunnen worden. Aan de hand daarvan zouden wij kunnen besluiten om morgen toch de interpellatie te houden. Ik denk dat niemand de heer Wijn dat recht wil ontzeggen. Dat is ook niet de bedoeling van de heer De Wit, als ik hem goed begrepen heb.

Kan het op die manier?

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie ondersteunt uw idee. Wel zou ik u willen vragen de schriftelijke vragen van GroenLinks, die vanmorgen zijn ingediend, bij de beantwoording door de staatssecretaris te willen betrekken.

De voorzitter:

Ik zeg toch maar gewoon hetzelfde: ook die vragen heb ik nog niet gezien. Er was Presidiumvergadering vanochtend; misschien is dat de reden. Maar ik heb andere vragen intussen wel gezien; het is wat merkwaardig.

De heer Wijn mag nog reageren op alles wat tot nu toe gezegd is.

De heer Wijn (CDA):

Ik heb voornamelijk behoefte om te reageren op de opmerkingen van de heer De Wit, voorzitter.

Op het moment dat terminologie wordt gebezigd als 'ontploft ons stelsel', is dat niet niks. Dat zijn vrij forse woorden. Als u het artikel leest, dan is het wel degelijk zeer urgent.

Ik kan mij overigens vinden in uw voorstel, voorzitter, waarbij u – als ik het goed begrepen heb – zegt: de staatssecretaris komt zo snel mogelijk met een brief, waarin hij toelicht wat hij al dan niet in het artikel gezegd heeft en bedoeld heeft te zeggen; vervolgens kunnen wij er dan op zeer korte termijn met de staatssecretaris over van gedachten wisselen.

De voorzitter:

Dit gedeelte van het stenogram zal hem onmiddellijk ter hand gesteld worden, zodat hij ook weet waar de zorg bij verschillende fracties in de Kamer ligt en zodat hij dáár in zijn brief op kan reageren. Immers, hij hoeft natuurlijk niet het hele interview, zo neem ik aan, zin voor zin nader aan ons te verklaren. Wij kunnen heel goed zelf lezen. Waar het om gaat, is dat hij het punt dat u terecht noemt, even nader verklaart. Dat kan hij dan bij dezen toegestuurd krijgen.

De heer Wijn (CDA):

Het gaat ons wel om het hele artikel en dan moet de staatssecretaris zelf bepalen waar hij wel en niet op wil reageren. Wij willen nadrukkelijk dat artikel aan de orde stellen.

De voorzitter:

Neen, mijnheer Wijn, u bent zelf begonnen met te zeggen dat u vindt dat het gaat om de aanduiding inzake 'het ontploffen van het stelsel', inclusief datgene waar de heer De Wit op reageert. Dat is de actualiteit waarvan u zegt: de Kamer moet onmiddellijk weten wat de staatssecretaris daarmee zou kunnen bedoelen. Kennelijk wordt dat in het interview niet nader uiteengezet en dat wilt u weten. Daarover zou u hem zelfs willen interpelleren.

De heer Wijn (CDA):

Daar ben ik het mee eens.

De voorzitter:

Dan zullen we het regelen, zoals we het nu met elkaar hebben afgesproken.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Ter Veer.

De heer Ter Veer (D66):

Mevrouw de voorzitter! Met uw permissie wilde ik nog even terug naar het onderwerp RIVM. De fractie van D66 heeft uiteraard in de vaste commissie voor VROM van harte ingestemd met de voorgestelde acties. Het RIVM is echter ook een belangrijke toeleverancier van feiten en informatie voor de afdeling landbouw binnen dit huis, met name als het gaat om ammoniak, om maar één woord er even bij te noemen: ook ons ammoniakbeleid is overwegend gebaseerd op wat het RIVM daarover aan statistiek en adviezen verschaft. Ik zou derhalve het door te geleiden stenogram graag willen uitbreiden met een verzoek aan de minister van Landbouw om, daar waar het gaat om voor Landbouw relevante onderdelen die ook in het geding zijn, tevens een reactie van die zijde te mogen ontvangen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat daar geen bezwaar tegen bestaat; dan zullen we dat op die manier ook doorgeleiden. Overigens, als het naar het kabinet gaat, kunnen de bewindslieden natuurlijk altijd allemaal reageren, maar het is goed om het er even bij aan te geven dat het in dit geval ook voor Landbouw bedoeld is.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

Naar boven