Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik deel mee, dat de mondelinge vragen van mevrouw Van der Hoeven over de korting op het HBO niet vandaag worden gesteld. De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft namelijk besloten daarover nog deze week een mondeling overleg te voeren.

Ik vraag de leden in verband met eventuele stemmingen deze week nog aandacht voor het volgende. Ik deel mee, dat ik na afloop van het debat over de vervanging van de WTZ zal voorstellen om de stemming over dat onderwerp te houden woensdag na de middagpauze. De op het schema geagendeerde stemmingen voor donderdag na de middagpauze komen dus te vervallen. Eventuele andere stemmingen zullen wij ook zoveel mogelijk morgen na de middagpauze houden.

Het woord is aan de heer Van der Vlies.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Als fungerend voorzitter van de vaste commissie voor OCW het volgende. U heeft geagendeerd voor straks de stemmingen over het wetsvoorstel terzake van de decentralisatie wachtgelduitkeringen BVE. Nu is mij geworden in de procedurevergadering van de vaste commissie voor OCW, die wij zojuist hadden, dat enkele Kamerleden behoefte hebben om nog enkele vragen aan de minister te stellen over de brief die hij de vorige week in het debat toezegde en de Kamer heeft doen toekomen. VoorzitterDat zou een korte heropening betekenen. Dat zou ook betekenen dat de stemmingen niet heden gehouden kunnen worden. Zij moeten wel binnenkort worden gehouden in verband met de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer.

Ik wil u vragen een korte heropening te agenderen en de stemmingen te voorzien voor morgenmiddag, op het moment dat u zojuist noemde.

De voorzitter:

Ik stel dan voor, als de leden daar geen bezwaar tegen hebben, de heropening meteen na de regeling van werkzaamheden te doen plaatsvinden. Ik neem hierbij aan, waar ik de minister van Onderwijs nog zie zitten, dat deze bereid is nog even in ons midden te blijven. Naar mij blijkt, is dit het geval. Wij zullen het op die manier regelen en dan stemmen wij, zoals ik net al zei, zoveel mogelijk, ook over dit onderwerp, morgen na de middagpauze.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Steenhoven.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! In Vrij Nederland van deze week staat een alarmerend artikel over radioactief schroot in de Rotterdamse haven. Vele van de honderden metaalschrootbedrijven worden regelmatig opgescheept met radioactief schroot, vaak verborgen tussen het andere schrootijzer. Veel van dit radioactief afval ligt opgeslagen bij bedrijven, omdat het te duur is om te reinigen. De angst bestaat dat veel van dit afval gedumpt wordt op zee of ergens in het Rijnmondgebied. Dit weekend meldden het ANP en CNN dat er een radioactieve wolk is gesignaleerd, die vanuit Zuid-Frankrijk naar Bulgarije trok. Uit onderzoek is gebleken dat deze wolk afkomstig is van een metaalsmelterij in Zuid-Spanje. Volgens het ANP gaat het hier om radioactief schroot dat per ongeluk in een smeltoven terecht is gekomen. Een dergelijk voorval kan, gezien de situatie in Rotterdam, ook elke dag in Nederland gebeuren. Daarom vragen wij het kabinet om een brief waarin het de Kamer informeert over de ontstane situatie in de Rotterdamse haven en hoe we kunnen voorkomen dat dit schroot gedumpt wordt of per ongeluk wordt verbrand. We willen voorts aan VROM vragen hoe de richtlijn wordt toegepast en welke bedrijven mogelijk hierbij betrokken zijn. Gezien de ernst van de situatie willen wij graag snel met de minister over deze brief kunnen praten.

De heer Van Wijmen (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De CDA-fractie heeft kennisgenomen van deze materie en wil het voorstel graag ondersteunen.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! De SP-fractie ondersteunt het verzoek van de heer Van der Steenhoven om een brief, maar niet dan nadat ik er nog wat aan heb toegevoegd. Uit een klein onderzoekje is mij gebleken dat de metaalrecyclingfederatie enkele dagen geleden een rapport het licht heeft doen zien. Ik zal de titel even voorlezen: "Ongewenst radioactief materiaal in schroot en metalen: hoe te voorkomen of te genezen?". Dat rapport is overigens in samenwerking met het ministerie van VROM tot stand gekomen. Daarin wordt nauwkeurig omschreven hoe de situatie is, waar de bronnen zijn en wat de materialen zijn die radioactief besmet zijn en waar ze vandaan komen. De afgelopen drie jaar zijn er 200 gevallen gesignaleerd in Nederland. Het rapport doet ook aanbevelingen en suggesties. Ik wil aan het voorstel van de heer Van der Steenhoven toevoegen het verzoek aan de minister om in die brief ook haar standpunt te bepalen ten aanzien van dit rapport en de suggesties die daarin gedaan worden.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de heer Van der Steenhoven het eens is met de heer Poppe?

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Ja, natuurlijk, voorzitter. Ik zou eraan toe willen voegen dat ik graag de minister er vandaag over had bevraagd, maar zij is afwezig. Zij heeft in ieder geval toegezegd dat zij heel snel met die brief wil komen. Misschien kunnen we deze week nog een algemeen overleg erover hebben.

De voorzitter:

Ik stel u in ieder geval voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Ik neem aan dat het ook zo begrepen wordt, zoals u het nu gezegd hebt.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van der Hoeven.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! In De Telegraaf van heden is melding gemaakt van een speciale commissie uit het Europees Parlement die voorstellen heeft uitgewerkt om de salarisstructuur van de europarlementariërs te veranderen, te verbeteren. Het is uiteraard de Europese Raad die uiteindelijk die vergoedings- en salarisregeling vaststelt, maar ter voorbereiding van de debatten daarover vraagt de CDA-fractie om een regeringsreactie, om een brief van de regering, waarin de regering aangeeft hoe zij over dit voorstel denkt.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Reitsma.

De heer Reitsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De minister van Verkeer en Waterstaat heeft bij het debat over de integrale beleidsvisie Schiphol toegezegd dat zij een nadere studie zou uitwerken omtrent de herconfiguratie, de verbouw van Schiphol. Ik heb begrepen dat dit rapport inmiddels bijna klaar is. De fractie vraagt de twee bewindslieden, de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van VROM, om dit rapport dat door het CPB en het RIVM wordt gemaakt, zodra het bij de departementen binnenkomt meteen aan de Kamer beschikbaar te stellen, conform de toezegging die in het debat is gedaan.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Toen u met een overweldigende meerderheid gekozen werd tot onze voorzitter, zei u bij de vriendelijke en behartigenswaardige woorden die u als voorzitter tot ons sprak, onder andere het volgende: "Als ik het goed begrepen heb, is intussen in de kabinetsformatie voor een nieuwe, andere omgang met de journalistiek gekozen. Misschien moeten wij ons als Kamer eens beraden op hoe er ook met ons tussentijds op een nieuwe en andere manier zou kunnen worden omgegaan." Dat raakte aan het formatieproces dat toen al een paar weken bezig was.

Mevrouw de voorzitter! Dat formatieproces is nu een zestal weken bezig en dat is eigenlijk de meest minimale termijn die een aantal hoofdrolspelers die betrokken zijn bij het formatieproces, als termijn hebben genoemd waarop een mogelijk tweede Paars kabinet in de steigers gezet had kunnen worden. Die fase is dus voorbij en wij hebben allemaal, conform artikel 139a van het Reglement van orde, de mogelijkheid om nadere informatie van informateurs in de Kamer te vragen. Voor mijn fractie lijkt het moment aangebroken om van die mogelijkheid in het Reglement van orde gebruik te maken. Wij willen dat derhalve aan de collega's in de Kamer voorstellen. Dit is mede ingegeven vanwege het feit dat volgende week de laatste vergaderweek is. Als de Kamer het voorstel overneemt om met de informateurs in gesprek te gaan, lijkt het ons dienstig om dat volgende week te doen. Wij hebben een aantal punten waarover wij met de informateurs willen spreken, maar het stellen van vragen staat uiteraard elke fractie vrij. Wij willen iets vragen omtrent de mate van detaillering van een regeerakkoord. Wij willen iets vragen omtrent de openheid en daar zou zo'n debat een bijdrage aan kunnen leveren. Ook willen wij iets weten over de opvatting van informateurs over het andere deel van de verkiezingsuitslag. Enerzijds was er immers het mandaat voor Paars om verder te gaan, maar anderzijds is de samenstelling van de Kamer veranderd en lag er een nadrukkelijke wens van de kiezer voor een meer sociaal beleid. Onze vraag aan de informateurs zou zijn hoe zij daar op dit moment aan werken.

Al met al, voorzitter, doe ik via u een verzoek aan de collega's om als Kamer in te stemmen met ons verzoek om de informateurs te vragen volgende week tijd vrij te maken om nadere informatie aan de Tweede Kamer te verstrekken over het formatieproces.

De heer Wallage (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Dat recht staat in ons Reglement van orde en dat staat er niet voor niets. Dat staat er omdat leden van deze Kamer inderdaad inlichtingen kunnen inwinnen bij informateurs. De informateurs beoordelen vervolgens of en hoe zij die inlichtingen geven. Tegen het verzoek van collega Rosenmöller heb ik niet alleen geen bezwaar, ik kan mij ook voorstellen dat het naderend reces een moment kan zijn waarop je dat vraagt.

Een tweede punt is dat het inderdaad aan de informateurs is om te zeggen of zij die inlichtingen geven en vervolgens hoe zij dat doen. De vraag of wij in gesprek komen met de informateurs zou ik willen bezien aan de hand van het antwoord dat de informateurs ons geven. Op voorhand zeg ik dat ik ook tegen dat gesprek geen enkel bezwaar heb, want dat debat lijkt mij zelfs wel aardig. Maar wij moeten wel procederen zoals het bedoeld was. Wij vragen inlichtingen aan informateurs en informateurs geven ons aan wat zij denken te leveren. Vervolgens beoordelen wij hier, naar ik aanneem, hoe wij verder procederen.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Uit hoffelijkheid tegenover de heer De Hoop Scheffer zouden wij niet positief moeten reageren op het verzoek van de heer Rosenmöller. We zijn nu twee weken verder, maar tussen de twee verzoeken is er niet veel verschil. Nu blijkt echter voor de tweede keer dat over het desbetreffende artikel in het Reglement van orde onduidelijkheid bestaat. Is er formeel op ieder moment de mogelijkheid om informateurs te verzoeken naar de Kamer te komen, of kan dat slechts aan het eind van een bepaalde fase in de formatie of informatie? Dat het laatste het geval is, is nog steeds onze opvatting, gelet ook op de behandeling van de desbetreffende wijziging van het Reglement van orde in deze Kamer.

Voorzitter! Wilt u al dan niet geassisteerd door de commissie voor de Werkwijze der Kamer nog eens nagaan wat de correcte interpretatie van dit artikel is?

Voorts wil ik mij aansluiten bij de woorden van de heer Wallage: op grond van een of ander artikel kan geen bezwaar worden gemaakt tegen het nogmaals vragen om informatie aan de informateurs. Dit deel van het verzoek van de heer Rosenmöller kunnen wij onderschrijven. Of zo'n verzoek al dan niet gevolgd moet worden door een debat, vergt een latere beslissing. Die beslissing zal worden genomen op basis van de inhoud van de reactie van de informateurs.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Gelet op het eerder in deze Kamer gewisselde, zal het niet verbazen dat de CDA-fractie datgene wat zojuist collega Rosenmöller zei, ondersteunt. Zij doet dat mede, en misschien nog wat krachtiger dan eerder, vanwege de zorg in verband met de lengte van het informatieproces. Ik veronderstel dat er zo langzamerhand ook bij burgers zorg leeft. We zien van tijd tot tijd de drie heren staande wat brokkelige informatie geven, maar van tijd tot tijd wordt ook geroepen: vliegveldlocaties, overloopluchthaven in Flevoland. Welnu, de burger of kiezer die in Flevoland woont, kan zich dan zorgen maken. Dat is punt één.

Dan punt twee. Er is gezegd dat alles voor het WK voetbal gereed zou zijn. Binnen zes weken zou men klaar zijn. Hierin is een tweede argument gelegen om een debat met de informateurs te hebben. Hieraan wil ik nog het volgende toevoegen en dat doen in het licht van het citaat dat collega Rosenmöller uit uw korte aanvaardingsrede, voorzitter, haalde.

Ik wijs erop dat het uitgesloten is dat deze informatie van Paars-2 mislukt. Uitgesloten! Natuurlijk, dat kabinet komt er. Echter, voor dat kleine nageltje aan kans dat die informatie toch zou mislukken en dat er anderen bij betrokken zouden moeten worden, maak ik een opmerking over de informatievoorziening aan de Kamer en ik wil daarbij aansluiten bij datgene wat u, mevrouw de voorzitter, zei bij uw ambtsaanvaarding.

De CDA-fractie vindt dat wij informatie missen waarover wij in principe wel zouden moeten kunnen beschikken, omdat die informatie ook het functioneren van de Kamer betreft. Ik denk daarbij aan informatie over tekorten bij onderwijs en aan informatie over tekorten bij politie. Van welke groeiramingen moeten wij uitgaan? Verder denk ik aan CPB-stukken over groeiramingen. Is de groeiraming lager of hoger geworden?

Kortom, wilt u, voorzitter, zich in het Presidium bezighouden met de rol van de Kamer en de informatievoorziening aan de Kamer, ook de informatievoorziening aan fracties die niet direct bij het informatieproces zijn betrokken? De bedoelde informatie heeft namelijk direct betrekking op het werk van de Kamer en dat van de andere fracties. Ik doe dit verzoek mede in het licht van de kritische noot die ik geplaatst heb bij de informatievoorziening.

Tot slot heb ik een zeer positieve opmerking. Het doet mij veel deugd dat een van de onderhandelaars, collega Wallage, hier in ieder geval heeft uitgesproken dat hij zin zou hebben in een debat met de informateurs. Dat leek al meer dan drie weken geleden tot de mogelijkheden te behoren.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! Wij zijn natuurlijk heel dankbaar voor het vertrouwen dat de CDA-fractie kennelijk heeft in het proces dat gaande is. Ik wist niet dat het begin van het wereldkampioenschap voetballen het ijkpunt was voor afronding van de formatie. Ik vind wel dat de heer Rosenmöller met zijn vraag nu een beter moment kiest dan de heer De Hoop Scheffer twee weken geleden deed. Toen was alles nog zo pril, dat hij eigenlijk voor zijn beurt sprak.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Wat is er gebeurd?

Mevrouw Giskes (D66):

Twee weken lang is, met iedere dag informatieverstrekking, flink doorgepraat. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer zegt: voordat een deel van onze leden op reces gaat, willen wij weten wat de stand van zaken is. Ik weet niet zeker hoe de informateurs reageren. Ik kan ook niet voorspellen welke informatie zij zullen geven, maar ik kan mij het verzoek heel goed voorstellen. De D66-fractie zal dat dan ook zeker niet tegenhouden. Wij leggen het Reglement van orde niet zo zuinigjes uit als de VVD-fractie.

De heer Schutte (GPV):

Mevrouw de voorzitter! Op een vergelijkbaar punt heeft de Kamer een paar weken geleden de neus wat gestoten. Ik zou niet graag zien dat dit een tweede keer over dezelfde zaak gebeurt. Dat lijkt mij echter niet helemaal uitgesloten in het geval dat de informateurs volgende week nog bezig zijn, want ik heb toch een vrij duidelijke interpretatie van de besluitvorming in februari jongstleden over het Reglement van orde. Maar goed, wij zijn er niet van afhankelijk. Ik kan wel heel veel begrip opbrengen voor de wens van verschillende collega's om eindelijk eens over de zaken te spreken, want er is nogal wat in discussie. Een groot aantal collega's is daar direct bij betrokken, een veel groter aantal is er niet bij betrokken. Het lijkt wel alsof de zaken op dit moment in een soort schaduwparlement worden geregeld. Ik wil er best over spreken, maar daar heb ik de informateurs eigenlijk niet voor nodig. De Kamer kan ook besluiten om een debat over dit onderwerp bijvoorbeeld voor volgende week te agenderen. Wij hebben dan ten minste drie van de zes meest betrokkenen in ons midden. Ik meen dat wij van hen net zoveel informatie kunnen krijgen over de stand van zaken als van de informateurs. Onze positie ten opzichte van hen is veel helderder dan ten opzichte van de informateurs, die uiteindelijk in opdracht van het staatshoofd werkzaam zijn. Mijn suggestie zou zijn: wel een debat, maar dan met veel belangrijke vragen in de richting van onze drie collega's.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! De posities in de Kamer liggen aanzienlijk gunstiger dan bij het verzoek van de heer De Hoop Scheffer een aantal weken geleden, toen de heer Rosenmöller nog enige reserves had bij het vragen van inlichtingen aan de informateurs. Ik heb toen het initiatief van de heer De Hoop Scheffer van harte gesteund. Ik zal nu wederom het initiatief van de heer Rosenmöller van harte steunen, al blijf ik wat sceptisch over het resultaat. Ik denk aan het zeer eenvoudige, een briefje van één zin van de informateurs waarin zij meedeelden geen enkele behoefte te hebben aan het informeren van de Kamer. Ik vrees met grote vreze dat dit briefje weer zal komen. De heer Wallage heeft hier zojuist uitgesproken zin te hebben in zo'n debat volgende week. Hij zou met de heer De Graaf – de heer Bolkestein is er helaas niet – bij hun eerstvolgende sessie met de informateurs kunnen bepleiten dat het een substantieel briefje wordt met substantiële informatie over de stand van zaken en over de dilemma's, want daarin ben ik erg geïnteresseerd. Vervolgens kunnen wij daarover een debat hebben in de Kamer. Ik dacht overigens dat het Reglement van orde vrij duidelijk was over het vragen van de informateurs naar de Kamer: na afloop van een periode. Misschien kunt u, voorzitter, daarover opheldering geven.

Ik ben de heer Schutte erg erkentelijk voor zijn suggestie. Als wij nu de informatie krijgen van de informateurs, kunnen wij zonder hen volgende week uitstekend een debat hebben met de onderhandelaars.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik dank de collega's voor allerlei behartigenswaardige en voor een heel klein deel ook kritische kanttekeningen bij mijn verzoek.

Ik dank de heer De Hoop Scheffer voor zijn steun. Ik wil hem steunen in zijn aanvullende verzoek in uw richting, voorzitter.

De heer Wallage zegt dat hij zin heeft in een debat en kadert dat op een staatsrechtelijk juiste wijze in. Dat is niet anders dan datgene wat ik erover heb gezegd. Wij zitten wat dat betreft op één lijn.

Er is een verschil tussen het verzoek van drie weken geleden en mijn verzoek nu. Toen vroeg de heer De Hoop Scheffer nadrukkelijk om een brief. Wij hebben daarover gediscussieerd en ik heb dat verzoek uiteindelijk gesteund na een verhelderende tussenvraag. Ik pleit er nu voor dat wij in de Kamer bijeenkomen met de informateurs en een aantal vragen aan hen voorleggen die zij kunnen beantwoorden zoals zij dat wensen. Daar kan dan nog een vraag aan toegevoegd worden. Er is geen sprake van dat de informateurs verantwoording afleggen aan de Kamer; wij weten precies hoe dat staatsrechtelijk zit. In die zin mag het verzoek ook niet misverstaan worden. Ik heb niet primair gevraagd om een brief van de informateurs. Ik heb zelf een aantal vragen. Als de informateurs het dienstig vinden om het debat goed voor te bereiden met een brief, dan staat hun dat vrij. Ik vraag daar niet expliciet om, maar het mag natuurlijk altijd. Ik zou de informateurs in ieder geval een aantal vragen willen voorleggen. Als wij dat volgende week doen, denk ik dat wij iets meer duidelijkheid krijgen voor de partijen die niet bij de formatie betrokken zijn.

Rest mij een opmerking in de richting van de heer Schutte. Wij kunnen het één doen en het ander niet laten. Ook ik heb er behoefte aan om degenen die in het schaduwparlement van u en mij zitten, een enkele vraag te stellen. Dat kunnen wij doen in een setting waarin wij ook een enkele vraag aan de informateurs kunnen stellen. Het voordeel van het feit dat je in het schaduwparlement zit, is dat je ook in het gewone parlement zit en er dus bij betrokken kunt zijn.

Als ik het op mij laat inwerken, geeft ieder op zijn eigen manier uitdrukking aan de behoefte om volgende week met de informateurs en de meer betrokken collega's, al of niet in het schaduwparlement, van gedachten te wisselen over de stand van zaken met betrekking tot de informatie. Ik heb de punten die ik daarbij aan de orde wil stellen, in eerste termijn genoemd. Kortom, ik ben tevreden. Ik hoop dat het volgende week gaat lukken.

De voorzitter:

Als voorzitter van hét parlement kan ik het mij voorstellen dat de heren Wallage en De Graaf behoefte hebben aan een reactie.

De heer Wallage (PvdA):

Voordat u last krijgt met de overkant, mevrouw, zeg ik dat u voorzitter bent van deze Kamer en niet van het parlement.

Voorzitter! Aan het zinnetje dat ik zin heb in een debat, moet men geen bijzondere betekenis toekennen. Ik heb namelijk altijd zin in een debat.

Tegen de heer Marijnissen zeg ik dat het echt aan de informateurs is om te beoordelen hoe zij het verzoek om informatie willen opvatten. Informateurs verrichten een opdracht voor het staatshoofd. In het kader van die opdracht voeren zij gesprekken met fractievoorzitters. Het is aan hen om te beoordelen hoe zij gedurende en na dat proces omgaan met het informeren van de Kamer en anderen. Daar treed ik in geen enkel opzicht in.

Ik kan het mij voorstellen dat de collega's die niet of veel minder zijn betrokken bij de hele gang van zaken rond zo'n formatie, willen weten hoe het erbij staat voordat deze ronde eindigt en het reces begint. In hoeverre de vragen bevredigend kunnen worden beantwoord, moet maar blijken. Ik loop daar geenszins voor weg, maar ik wil de sfeer vermijden dat, omdat veel in vertrouwelijkheid moet plaatsvinden, vervolgens ieder debat in de Kamer uit de weg wordt gegaan. Dat gaat mij veel te ver. Vandaar mijn houding, vandaar mijn zin in elk debat en ook in dit debat.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Ik wil graag meewerken aan het zoveel mogelijk inzicht geven in het verloop van het onderhandelingsproces en het formatieproces. Dat heeft natuurlijk beperkingen als het gaat om de individuele onderhandelingsposities, maar ik neem aan dat de heer Rosenmöller dat begrijpt.

Wat het verzoek van de heer Marijnissen betreft, meen ik dat de Kamer als geheel en zeker ook de voorzitter mans genoeg is om zich te wenden tot de informateurs. Daar heeft zij mij niet bij nodig.

De voorzitter:

Ik heb er behoefte aan om te reageren op enkele vragen die aan mij als voorzitter zijn gesteld.

De heer Weisglas heeft gevraagd of het Presidium of de commissie voor de Werkwijze der Kamer zich niet moet buigen over een mogelijk eensluidende opvatting over artikel 139a van het Reglement van orde. Terecht heeft hij erop gewezen dat voor de tweede keer is gebleken dat daaraan een verschillende uitleg kan worden gegeven. Het lijkt mij dus een goed idee.

Er is gevraagd naar de rol van de Kamer in de informatie. Dat is een vraag zowel voor het Presidium als voor de commissie voor de Werkwijze der Kamer. Omdat ik van beide voorzitter ben, zal ik op zo kort mogelijke termijn met beide overleg plegen. Vervolgens zal ik met nadere voorstellen naar de Kamer komen.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil even ingaan op de suggestie waar collega Schutte als eerste mee kwam. Indien de informateurs tot mijn spijt en die van de heer Rosenmöller en anderen zouden beslissen om volgende week niet te verschijnen, kunnen collega Wallage en collega De Graaf ons natuurlijk in belangrijke mate helpen door de leden Kok, Zalm en Borst van dit huis te vragen aanwezig te zijn. Zij zijn lid van deze Kamer en zo zouden zij ons misschien ter wille kunnen en willen zijn.

De heer Wallage (PvdA):

Dit gaat echt over het overigens wat flexibele randje van het staatsrecht heen. De door u genoemde dame en heren zijn niet aan het werk als leden van deze Kamer. Ik vind echt dat wij heel zorgvuldig moeten omgaan met het feit dat een informatieopdracht van het staatshoofd ook een aantal beperkingen met zich brengt. Het is aan de informateurs om dat beoordelen. Wij moeten hier, inderdaad als collega's, beoordelen of wij uw behoefte aan een debat kunnen honoreren en daar zelf vanuit onze verantwoordelijkheid aan kunnen meedoen. U merkt aan de collega's – ik weet zeker dat dit ook voor collega Bolkestein geldt – dat wij dat debat zeker niet uit de weg zullen gaan. De vraag of de informateurs het binnen hun informatieopdracht en de fase van de informatie vinden passen om de Kamer te informeren en hier ook zelf te verschijnen, is volgens mij echter uitsluitend aan hen ter beoordeling.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Dat onderscheid kunnen zij inderdaad heel goed zelf maken, maar dat neemt niet weg dat zij lid van dit huis zijn.

De heer Schutte (GPV):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil bepleiten om de verhoudingen zuiver te houden. Er zijn informateurs bezig in opdracht van het staatshoofd en die zijn in dit stadium alleen aan het staatshoofd verantwoording verschuldigd. Wij hebben in ons Reglement van orde een mogelijkheid geopend om daar na afloop iets mee te doen. Dat is prima. Ik vind echter niet dat wij nu uitwegen moeten gaan zoeken om hun toch iets te vragen waarop zij wellicht net als de vorige keer zullen moeten antwoorden dat zij dat niet doen. Zo'n zeperd moet de Kamer niet een tweede keer lopen. En dat is ook helemaal niet nodig. Het alternatief dat ik bood, is volgens mij heel goed hanteerbaar. Ik kan mij niet voorstellen dat wij de informatie die wij misschien los zouden kunnen peuteren bij de informateurs, niet minstens zo goed bij onze collega's kunnen krijgen die inderdaad ook nu nog voluit lid van deze Kamer zijn, terwijl de informateurs in die hoedanigheid niet functioneren als Kamerlid.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Ik sluit mij daarbij aan. Staatsrechtelijk is het inderdaad zo dat de informateurs in opdracht van de Koningin werken. Het Reglement van orde is volgens mij helemaal niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. In de laatste versie die ik daarvan heb, staat dat de Kamer altijd kan vragen om inlichtingen te verschaffen. En dat doen wij nu. Hoe die inlichtingen dan verstrekt worden, schriftelijk of door hier aanwezig te zijn, is aan de informateurs. Verder kan de Kamer een formateur of informateur dan wel formateurs of informateurs na afloop van de informatie vragen om hier te komen. Het is nu niet na afloop van een bepaalde periode. Het is dus verder aan de informateurs om hier wel of niet op in te gaan. Iets anders is dat wij hier hernieuwd, maar nu door de hele Kamer enthousiast ondersteund, een verzoek aan de informateurs kunnen sturen om ons eens te informeren over de stand van zaken. Vervolgens kunnen wij hier met de volledige medewerking van de heren De Graaf en Wallage – dat weten wij nu – vernemen hoe de onderhandelingen verlopen. Zij sluiten immers een politiek akkoord, niet de informateurs. De verstandigste mensen van deze zes op de 150 zijn hier dus aanwezig. Dat zijn de mensen die het best geïnformeerd zijn hoever zij politiek willen gaan. Het lijkt mij dus dat het een buitengewoon aangenaam en interessant debat kan worden volgende week, desnoods zonder de informateurs.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ik wil zeker niet uitsluiten dat de heren Wallage, De Graaf en Bolkestein behoren tot de verstandigste mensen van dit parlement, zoals de heer Marijnissen net zei. Ik heb echter wel moeite met de nu voor de tweede keer door de heer Schutte naar voren gebrachte werkwijze, namelijk om als het ware een debat of informatieronde aan te gaan met deze drie Kamerleden. Kamerleden controleren de regering. Kamerleden kunnen elkaar uiteraard informeel informeren over welke zaak dan ook. Wij hebben er echter moeite mee om een formele verhouding te creëren en een formeel debat tot stand brengen waarin drie Kamerleden in een andere positie ten opzichte van de andere 147 Kamerleden staan dan normaal het geval is. Een debat met de drie onderhandelaars is voor onze fractie en onze onderhandelaar niet iets waar wij in formele zin op zouden willen ingaan. Ik sluit echter niet uit dat de heer Bolkestein bereid zal zijn om in meer informele zin informatie te verschaffen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik vind het jammer dat zowel de heer Schutte als de heer Marijnissen niets ziet in een debat waarbij ook de informateurs aanwezig zijn en in deze Kamer informatie kunnen verstrekken over het lopende formatieproces, zoals dat nu zes en volgende week zeven weken duurt. Dat is de kern van mijn verzoek. De heer Wallage heeft gelijk dat de informateurs zelf bepalen of ze ingaan op dat verzoek. Daarbij is het ook voor de informateurs wel van belang om te weten dat een zeer grote meerderheid van de Kamer positief staat tegenover zo'n debat, of het niet zal tegenhouden, in ieder geval op een bepaalde manier de zin van zo'n debat ziet. Ik vind dat positief. Ik hoop dat de informateurs dat op zijn waarde weten te schatten, maar dat zullen ze wel doen.

Dan het tweede punt. Daar kun je over speculeren. Ik had niet zo'n zin om mee te doen aan het debat van "ze zullen het wel weer niet doen", of "als de Kamer voor de tweede keer een zeperd haalt". Als er goede argumenten gewisseld worden en een duidelijke meerderheid vraagt de informateurs om hier te komen om informatie te verstrekken, verwacht ik dat zij dat verzoek positief zullen bejegenen. Wat levert zo'n debat op? Dat zullen we na afloop kunnen beoordelen. Maar als iedereen er evenveel zin in heeft als de heer Wallage en ik, zal het echt wel een aardig debatje worden!

De voorzitter:

De opmerking van de heer Weisglas moet natuurlijk worden meegenomen, als in de commissie voor de Werkwijze der Kamer en het Presidium gekeken wordt naar de vraag van de heer De Hoop Scheffer naar de rol van de Kamer bij de informatie. Het lijkt me goed als we daar dan ook aandacht aan besteden. Verder zal ik de inhoud van dit gedeelte van het stenogram aan betrokkenen doen toekomen, zodat zij daar rekening mee kunnen houden.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Ik moet de heer Rosenmöller even corrigeren. Ik heb niet gezegd dat ik niet blij zou zijn met de aanwezigheid van de informateurs hier. Ik heb hem alleen gewezen op het tweede deel van artikel 139a. Misschien moet u als voorzitter dan maar uitsluitsel geven. Daar staat: "Zij – de Kamer – kan een formateur of informateur dan wel formateurs of informateurs na afloop van een formatie- of informatieopdracht uitnodigen te dien einde in de vergadering tegenwoordig te zijn". Ik heb de indruk dat er nu nog geen sprake is van een afgelopen opdracht. Daarom zei ik dat. Het gaat om ons eigen Reglement van orde.

De voorzitter:

In de eerste zin van hetzelfde artikel staat namelijk dat er ook over het verloop van de formatie of informatie inlichtingen verstrekt kunnen worden. Dat is waarom sommige leden het voor tweeërlei uitleg vatbaar achten. Ik had het idee dat de heer Rosenmöller daar zijn vraag op baseerde.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Ik steun de heer Rosenmöller daarom ook in zijn verzoek om inlichtingen, maar ik denk dan eerder aan een brief dan aan aanwezigheid, omdat in het tweede lid staat dat die aanwezigheid pas mogelijk is na afloop van een opdracht.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het is, denk ik, heel duidelijk dat ik inlichtingen wil naar aanleiding van het stellen van vragen hier in deze Kamer. Zo heb ik dat geïnterpreteerd en zo heb ik daar ook steun voor gekregen. Als dit de nadere toelichting van de heer Marijnissen is, dan is dat prima. Dan is die steun nog wat groter.

De voorzitter:

Daarmee blijft het voorstel, dat dit gedeelte van het stenogram zal worden doorgeleid naar betrokkenen. Wij zullen hen vragen ons daarop zo spoedig mogelijk een antwoord te geven.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven