Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat de tijdelijk voorzitter de Kamer bijeenroept voor morgen te 11.00 uur, met als agenda:

  • 1. beëdiging van leden;

  • 2. regeling van werkzaamheden;

  • 3. debat over de ontwerpprofielschets voor de nieuwe voorzitter.

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Ik wil een serieuze zaak aan de orde stellen, namelijk de situatie in Indonesië. De gebeurtenissen in dat land volgen elkaar buitengewoon snel op. Op 11 mei sprak een groot aantal prominenten zich uit voor het terugtreden van president Soeharto en inmiddels zijn er al dagenlang allerlei acties gaande, met name van de kant van studenten. Vandaag is men zelfs overgegaan tot de bezetting van het parlement. De berichten zijn dat zelfs een deel van het leger steun verleent aan die acties. Het dictatoriale karakter van het bewind Soeharto heeft de Nederlandse regering nooit belet om allerlei relaties met de regering van Indonesië aan te knopen. Maar nu dat bewind danig in de problemen is gekomen, zou ik graag zo spoedig mogelijk van het kabinet bij brief vernemen welke positie Nederland inneemt met betrekking tot de recente ontwikkelingen in dit land. Ook krijg ik graag antwoord op de vraag of het kabinet bereid is steun te verlenen aan de groeiende oppositie en bereid is mee te helpen aan het ontwikkelen van druk op president Soeharto en de regering.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de voorzitter van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven, de heer Van der Burg.

De heer Van der Burg:

voorzitter der commissie

Mijnheer de voorzitter! In handen van de commissie zijn gesteld 150 geloofsbrieven. Verder zijn in handen gesteld de volgende stukken van de voorzitter van het Centraal stembureau.

1. Het proces-verbaal van 11 mei 1998 van de zitting van die dag van het Centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal tot het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen van de leden der Kamer ingevolge de stemming gehouden op woensdag 6 mei 1998.

2. Een brief van 12 mei 1998 ten geleide van een afschrift van het besluit dat gezien de schriftelijke mededeling van J.C. van Balen van 12 mei 1998 dat hij zijn benoeming tot lid van de Tweede Kamer niet aanneemt, thans benoemd wordt verklaard O.P.G. Vos te Driehuis.

Op 13 mei 1998 ontving de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven het bericht van het hoofdstembureau in de kieskring 4, Zwolle, dat de totale uitslag van de gemeente Gramsbergen niet correct was aangeleverd, waardoor aanmerkelijke verschillen ontstonden in de totaaltelling die ten grondslag had gelegen aan het vaststellen door het Centraal stembureau, de Kiesraad, van de uitslag van de verkiezingen. Bijgevoegd was een brief van de burgemeester van Gramsbergen, waarin was uiteengezet wat fout was gegaan. De processen-verbaal van alle vier de stembureaus in de gemeenten waren correct doorgezonden aan het hoofdstembureau Zwolle en vandaar naar de Tweede Kamer. In het proces-verbaal dat de burgemeester opmaakte op grond van artikel N11 van de Kieswet, waarin hij moest vaststellen welk aantal stemmen in zijn gemeente op elke kandidaat en op elke lijst waren uitgebracht, had hij slechts de stemmen opgenomen van het stembureau 4. Deze fout was ook terechtgekomen op de diskette die bij het proces-verbaal werd verzonden naar Zwolle. Als bijlage bij zijn brief voegde de minister de juiste aantallen per lijst toe.

Het is de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven gebleken dat deze nieuwe cijfers voldoende aanleiding zijn om te twijfelen aan de juistheid van de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door het Centraal stembureau, althans op het stuk van de toewijzing van de laatste restzetel. Daarmee trad de situatie in die bedoeld is in artikel V8 van de Kieswet. De commissie heeft besloten de Kamer voor te stellen één lid niet toe te laten wegens de onjuistheid van de vaststelling van de uitslag. Dat ene lid is degene die benoemd zou zijn op die laatst toegewezen restzetel, te weten de heer mr. O.P.G. Vos van de VVD.

Indien de Kamer dit voorstel aanvaardt, zal de voorzitter daarvan onverwijld kennisgeven aan het centraal stembureau, dat op grond van artikel V9 van de Kieswet binnen veertien dagen een openbare zitting houdt en de uitslag van de verkiezing opnieuw vaststelt aan de hand van de nieuwe gegevens. De dan vastgestelde uitslag is niet meer voor verandering vatbaar.

De commissie betreurt deze gang van zaken ten zeerste. Gelukkig is een zo ernstige fout nog niet eerder voorgekomen sinds het invoeren van de evenredige vertegenwoordiging, ruim 80 jaar geleden. De laatste keer dat besloten moest worden een benoemde niet toe te laten, was in 1901 onder het districtenstelsel. Toen moest worden geconstateerd dat op onwettige gronden een kandidatuur was geweigerd in het district Harlingen. Na de invoering van het evenredige stelsel is het een keer eerder, namelijk direct al in 1918, voorgekomen dat het Centraal stembureau fouten gemaakt had in de vaststelling van de uitslag. De commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven nam de gecorrigeerde uitslag in haar rapport op. In dat geval evenwel had de commissie uit een zelf gemaakte herberekening van de zeteltoewijzing geconstateerd dat herstel van de fouten niet zou leiden tot een andere zetelverdeling, zodat zij niet voorstelde een of meer leden niet toe te laten.

De commissie wil het hier en daar gesignaleerde misverstand wegnemen dat de fouten zijn ontstaan door het gebruik van stemmachines en verzoekt u de brieven van de voorzitter van het hoofdstembureau Zwolle en van de burgemeester van Gramsbergen toe te voegen als noot in de Handelingen, opdat ook voor het nageslacht direct duidelijk kan zijn dat het gaat om een menselijke fout van de burgemeester van Gramsbergen. In die gemeente werd overigens nog met papieren stembiljetten gewerkt.

Mijnheer de voorzitter! Na de mededeling over deze verrassende ontwikkeling, kan het niet anders dan dat het gebruikelijke verslag van de bevindingen ten aanzien van de duizenden processen-verbaal van alle stembureaus verbleekt bij de gemaakte fout in Gramsbergen. Dat is jammer. Want de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven wilde ditmaal wat uitgebreider dan gebruikelijk ingaan op de organisatie, de regelgeving en de uitrusting van en voor de verkiezingen en de stembureaus.

De commissie dankt de vrijwilligers uit het Kamerpersoneel die de feitelijke controle van de processen-verbaal hebben uitgevoerd. Dat is stoffig werk, dat slechts wordt verlevendigd door het vinden van bemerkingen. Zoals zal blijken in de loop van dit verslag, hebben de stembureaus er uitbundig voor gezorgd dat het controleproces niet al te saai werd door de perfectie van de te controleren stukken. De commissie hoopt, eerlijk gezegd, dat het de volgende keer wat saaier wordt.

Om te beginnen kan erop worden gewezen dat ditmaal, voor het eerst sinds er verkiezingen worden gehouden, buitenlandse waarnemers de verkiezingen en de verdere werkzaamheden hebben gadegeslagen. Dit verschijnsel is niet te wijten aan internationaal wantrouwen in onze verkiezingspraktijken, maar te danken aan verdragsverplichtingen met tal van landen uit met name Oost-Europa, de Balkan en Noord-Azië, om over en weer waarnemers uit te nodigen.

Gebleken is dat de waarnemers hun bezoek vooral zagen in het kader van het eigen leerproces. De waarnemers zijn regelmatig te gast geweest in de Kamergebouwen en hebben uiteenzettingen gekregen over staatsrecht, parlementaire procedures en formatiegewoonten. Zij hebben de ambtelijke werkzaamheden voor de controle van de processen-verbaal in ogenschouw genomen. Het nieuwe artikel J39 van de Kieswet is dus geen dode letter geworden. Het past ons niet om tevreden te betogen dat de waarnemers gunstig oordeelden over onze verkiezingen, maar wel staat vast dat uit hun kring geen kritiek is vernomen. Daar zorgen wij zelf wel voor.

Dan kom ik op de organisatie van de verkiezingen, allereerst het briefstemmen. Baart de kritiek van buitenlanders op onze verkiezingen geen zorg, wel zorgelijk is de wijze waarop vorm wordt gegeven aan het kiesrecht van Nederlanders in den vreemde. Te betreuren is dat na enkele pittige Kamerdebatten, na enkele kritische evaluaties en na ettelijke wetswijzigingen, het stemmen per brief nog bepaald niet goed verloopt. De regelgeving op dit gebied is gedetailleerd op het pietluttige af, en de procedures zijn uitermate gecompliceerd en zeer tijdrovend.

Naast de terechte kritiek hierop vernam de commissie tal van berichten van kiezers die het niet was gelukt om een briefstem uit te brengen. De schriftelijke vragen van het lid Nijpels en de interventies in de Kamervergadering van 7 mei jl. van de leden Weisglas, Rehwinkel, Verhagen en Schutte, wijzen erop dat deze klachten niet alleen de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven hebben bereikt. De commissie vraagt de zeer gedetailleerde klachtbrief van de directeur van het Kabinet van de Gouverneur van Aruba, met de reactie daarop van de burgemeester van 's-Gravenhage, ter inzage te leggen en te hechten aan het verslag, zoals dat zal worden gepubliceerd.

De commissie stelt de Kamer voor de regering uit te nodigen op korte termijn niet alleen weer een evaluatie uit te brengen, maar nu ook een afdoende vereenvoudiging en oplossingen voor te stellen. Het is wenselijk dat een en ander reeds effect kan hebben bij de verkiezing voor de leden van het Europees Parlement, volgend jaar. Het gaat wel om 500.000 kiezers buiten Nederland. De commissie stelt het ook op prijs als eens wordt bezien waarom het per brief stemmen in andere landen probleemloos schijnt te verlopen. Zo nodig is een nieuwe commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven bereid om zich samen met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken op te offeren voor een internationaal parlementair onderzoek of werkbezoek.

Het volgende punt zijn de oproepingskaarten voor andere verkiezingen. De commissie was verrast door tal van klachten uit alle delen van het land dat in veel gevallen de volgnummers op de oproepingskaarten niet overeenstemden met de volgnummers in het afschrift uit de gemeentelijke administratie, de kiezerslijst. Dit zou namelijk technisch niet mogelijk moeten zijn.

Het was ook niet mogelijk, zo bleek uit nader onderzoek, dat ter plaatse is ingesteld door het openen van de verzegelde pakken met ingenomen oproepingskaarten. Zonder uitzondering bleek het te gaan om oproepingskaarten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 4 maart. Administratief is het te betreuren dat de stembureaus wel minutieus kunnen vastleggen wat er naar hun indruk fout was, zoals in Nijmegen 61, zonder dat het hen in twaalf uur tijds opviel dat zij verkeerde kaarten zaten aan te nemen.

Gelukkig maakt het voor de rechtmatigheid van de verkiezing geen verschil. Aangezien er maar één paraaf bij de naam van de betrokken kiezers is gezet, staat vast dat zij slechts één keer hebben gestemd. De commissie stelt toch voor de regering uit te nodigen in de regelgeving als bedoeld in artikel J7, vaststelling van een model voor de oproepingskaart, te bepalen dat voor oproepingskaarten voor dicht bijeen liggende verkiezingen verschillend gekleurd papier wordt gebruikt. Dit is reeds volgend jaar van belang, omdat dan zowel provinciale als Europese verkiezingen zullen plaatsvinden.

Dan kom ik op de omvang van de stembureaus. In de begrijpelijke bezuinigingsdrift komt het in samenhang met gemeentelijke herindeling regelmatig voor dat zeer grote stemdistricten ontstaan. De klachten hierover zijn tweeledig. Op het platteland komen meldingen dat de stembureaus soms op meer dan een uur gaans zijn gelegen. Zulke kilometerslange tochten nodigen niet uit tot stemmen en moeten alleen al daarom vermeden worden. Zoals het nu hier en daar toegaat, wordt vooral de weerzin tegen gemeentelijke herindeling gevoed.

In de steden komen in dichtbevolkte wijken stembureaus voor waar tussen de 1500 en 2000 stemmen uitgebracht worden. In zulke stembureaus ontstaan wachttijden van meer dan een uur en de sluiting vindt daardoor zelfs bijna na 21.00 uur plaats. Ook dit doet veel kiezers onverrichter zake heengaan en leidt tot ontslagdreiging door leden van de stembureaus. Een aantal van 1300 tot 1500 ingeschreven kiezers lijkt een maximum dat in de praktijk soepel kan worden afgewerkt.

Veel klachten hebben ook betrekking op wonderlijke gebiedsindelingen. Het lijkt inderdaad bizar als een kiezer twee stembureaus moet passeren op weg naar het eigen verder weg liggende stemlokaal! De gemeenten doen er goed aan nog eens na te gaan of zij wel klantvriendelijk genoeg zijn.

Een volgend punt betreft de termijnen voor het aanvragen van de kiezerspas of het verlenen van een machtiging. Uiterlijk veertien dagen voor de verkiezingen moeten de oproepingskaarten door de kiezer ontvangen zijn. Er wordt over geklaagd dat dit niet altijd lukt. Het veel eerder verzenden is niet verboden en verdient dus aanbeveling. Dat zal een oplossing bieden voor mensen die wat langer afwezig zijn en geeft zin aan de mededelingen over de wijze waarop op de oproepingskaart melding wordt gemaakt van mogelijkheden een kiezerspas te verkrijgen of een volmacht te verstrekken. Nu immers bevat die mededeling een andere uiterste datum die vaak ligt voor het tijdstip van het bezorgen van de kaart. Dat schiet dus niet echt op.

Nog vreemder wordt het echter – ons bereikte hierover een klacht uit Middelburg – als gebruik wordt gemaakt van de optie uit de modelvaststelling op grond van artikel J7 van de Kieswet die het mogelijk maakt de termijnen voor de schriftelijke verzoeken maar geheel weg te laten: omdat de kaart toch arriveert na afloop van de termijn... Zo wordt ruimte geschapen om de formele regels te ontkrachten, omdat er in de praktijk toch niets van terechtkomt. Wij zouden er voorstander van zijn als de kaarten op een zodanig tijdstip bij de kiezers zijn, dat men nog zinvol gewezen kan worden op de mogelijkheid schriftelijk een kiezerspas of volmachtbewijs aan te vragen en dat dit niet voorbehouden blijft aan de enkeling die voldoende kennis heeft van alle relevante bepalingen van de Kieswet. De vraag is of artikel J7 de minister wel ruimte biedt om met opties meer dan een model vast te stellen zoals nu is geschied. Liever zagen wij dus dat de oproepingskaarten eerder bij de kiezers worden afgeleverd. De kiezer heeft dan een faire kans van zijn rechten gebruik te maken.

Het valt dan ook te betreuren dat gemeentehuizen geheel gesloten zijn op de laatste dag dat de oproepingskaart in een kiezerspas kan worden omgezet. Dat de vrijdag tussen Koninginnedag en het weekend veelal aan ambtenaren verplicht vrij wordt gegeven, had zijn beperking moeten vinden voor ten minste één ambtenaar van het bureau verkiezingen. Anders wordt de blokdag echt een blok aan het been.

Over de processen-verbaal merk ik het volgende op. Tellen en rekenen is moeilijk. De lagereschoolvakken begrijpend lezen en inzichtelijk rekenen lijken nog steeds zeer op hun plaats te zijn, ook bij de volwasseneneducatie. Het is verrassend hoeveel fouten gevonden worden in de processen-verbaal. Toch zou het niet moeilijk moeten zijn te begrijpen dat bijvoorbeeld het aantal stembiljetten dat in de bussen wordt gestoken even groot moet zijn als het aantal dat er weer uitkomt! Er wordt niet mee getoverd, maar je zou anders denken als je sommige processen-verbaal leest. Bij reconstructie van wat bedoeld is, ook met behulp van tellingen per lijst, blijkt gelukkig steeds dat van onachtzaamheid sprake is en niet van boze opzet.

Aan de processen-verbaal uit Tilburg is speciale aandacht besteed, omdat er berichten waren dat hiermee iets zou zijn misgegaan. Dat kan zijn, maar de fouten zaten gelukkig niet in de processen-verbaal, maar in de informele telefonische doorgifte op de verkiezingsavond. De juiste uitslagen zijn doorgegeven aan het hoofdstembureau en aan de Kiesraad. Dat deze toen juiste uitslag afweek van wat op de verkiezingsavond journalistiek gepresenteerd werd, is te betreuren – met name voor onze nu nog medeleden Otto Vos en Jacob Reitsma, die het in de afgelopen tien dagen niet gemakkelijk hebben gehad – maar gaf kenners juist vertrouwen in de accuratesse van ons kiesstelsel. Er is dus niets officieels gecorrigeerd door de Tilburgse cijfers, maar er is een slordigheid rechtgezet die ook de pers op het verkeerde been had gezet.

Traditioneel werd de oneervolle plaats voor zorgvuldigheid bij het proces-verbaal toegekend aan de gemeente Amsterdam. Niet dat het daar nu opmerkelijk veel beter ging, maar voor het eerst kon het elders nog slechter. De droevige plaats in de bezemwagen is overgenomen door de gemeente Venray. Daar immers heeft men onbekommerd de processen-verbaalformulieren slechts gebruikt als verpakkingsmateriaal voor de telstroken van de nieuwe stemmachines. Hieruit moge een groot vertrouwen blijken in de onaantastbaarheid van elektronische uitslagen, maar toch ook onvoldoende kennis van en begrip voor de bepalingen van de Kieswet. Met gebruikmaking van artikel V6, eerste lid, had de commissie kunnen voorstellen om de stemming in Venray ongeldig te verklaren, waarna aldaar nieuwe verkiezingen hadden moeten plaatsvinden. Omdat de zaak te onschuldig was, is de burgemeester van deze gemeente verzocht voor alle 22 stembureaus in zijn gemeente over te gaan tot een reconstructie van wat ingevuld had moeten zijn in de processen-verbaal. Door natelling van alle ingeleverde oproepingskaarten is deze gigantische klus geklaard en de commissie heeft de aldus aangeleverde cijfers vergeleken met de wel ingezonden telstroken van de stemmachines. Daarbij is gelukkig gebleken dat er geen aanleiding was te vermoeden dat door de gang van zaken in Venray een verkeerde uitslag zou zijn vastgesteld. Wat er ook gezegd kan worden van het menselijk handelen, de stemmachines hebben niet gefaald. Er kan op vertrouwd worden dat zich in Venray geen herhaling zal voordoen.

Ik kom te spreken over de stemlokalen en het op tijd beginnen. Een handvol klachten is opgetekend over het niet op tijd, dus om 8.00 uur, beginnen met de stemopneming doordat het gebouw niet open was, de sleutel zoek was, etc. Dit is te betreuren, maar zal altijd wel voorkomen als het gaat om vele duizenden lokaliteiten. Zorgelijker zijn de gevallen waarin om 8.00 uur bij het vrijgeven van de stemmachine aan de eerste kiezer blijkt dat de stemmachine dienst weigert. Meestal is de vervangende machine wel binnen de voorgeschreven twintig minuten aanwezig, maar toch zullen er kiezers zijn die daar niet op kunnen wachten en dus hun stem verloren zien gaan. Het verdient aanbeveling te regelen dat de stembureaus rond 7.30 uur een volledige test kunnen uitvoeren op de deugdelijke werking van hun machine, en niet pas in vitro met de eerste stemmen. Maatregelen kunnen dan tijdig voor de officiële opening genomen worden.

Een volgend punt gaat over de gehandicapten. Nog steeds doen zich problemen voor met lichamelijk gehandicapten die de stemlokaliteiten niet of niet makkelijk kunnen binnenkomen. Dit is vooral van belang voor rolstoelgebruikers. De regeling dat de burgemeesters tijdig bekend moeten maken waar in hun gemeente stemlokalen zijn die geheel geschikt zijn voor gebruik door alle lichamelijk gehandicapten met een mededeling hoe men een kiezerspas kan aanvragen, lijkt onvoldoende effect te sorteren. Beter dan dit doekje voor het bloeden lijkt ons overigens dat nu eindelijk eens afdoende maatregelen worden genomen door alle gemeentebesturen om al hun stemlokalen toegankelijk te maken voor al hun kiezers.

Dan is er de hulp aan de invalide kiezer. In artikel J28 is bepaald dat een lichamelijk gehandicapte zich mag laten bijstaan. Helaas is niet altijd de interpretatie gegeven dat dit ook geldt voor visueel gehandicapten. Die duidelijkheid zou gegeven moeten worden. Ook is het een probleem dat de wet slechts spreekt van "een kiezer die vanwege zijn lichamelijke gesteldheid hulp behoeft". Een kiezer met een geestelijke handicap en ook bijvoorbeeld een analfabeet mogen niet worden bijgestaan. Voor de leden van de stembureaus is dit onderscheid nauwelijks handhaafbaar en zeker niet uitlegbaar. In de praktijk lijkt het erop dat hulp altijd wordt gegeven of toegestaan. Dat lijkt ons ook wenselijk. Wel moet benadrukt worden dat het bij hulp moet blijven en dat de hulpverlener niet routinematig de gehele stemhandeling verricht voor groepen inwoners van instituties. Het stembureau kan vaststellen of er sprake is van een wilsuiting van de geholpen kiezer. Hulp in de zin van "zullen wij kandidaat X maar doen" is dus bepaald niet de bedoeling.

Voorzitter! Rond 80% van de stemmen wordt machinaal geregistreerd en dus niet meer aan het papier toevertrouwd. Ogenschijnlijk belemmert dit het lichaam waarvoor gekozen werd en dat de geloofsbrieven en de rechtmatigheid van verkiezingen moet vaststellen, in de mogelijkheden om effectief te controleren. Een hertelling, immers, is niet mogelijk. Als er twijfel bestaat over wat is opgeslagen in het geheugen van een stemmachine, kan men hooguit dat geheugen een tweede keer uitlezen. Controleren of ook werd opgeslagen wat kiezers inbrachten, is er niet bij. Bedacht moet echter worden dat de hertellingen van "papieren stemmen" vooral betrekking hadden op hernieuwde beslissingen over de ongeldigheid of geldigheid van stemmen. Het grote voordeel van stemmachines is dat juist die vraag zich niet meer voordoet. Ook kan bedacht worden dat er bij voldoende twijfel nog altijd gegrepen kan worden naar het ultieme machtsmiddel dat uw vergadering heden kan uitoefenen: het ongeldig verklaren van de stemming in een of meer kiesdistricten en het niet toelaten van een of meer leden tot na de nieuwe stemming. De stemmachine legt u geen dictaat op. Als u het niet vertrouwt, staat het ieder huidig lid vrij straks het woord te vragen en een voorstel te doen.

Van enige reden tot twijfel of geheel uitgesloten is dat met stemmachines wordt gefraudeerd, is de commissie niets gebleken. Ook voor foute telling is geen begin van aanwijzing gevonden. Waar iets fout ging, was juist de menselijke factor verantwoordelijk en niet het mechaniek. De commissie heeft een aanbod gekregen van de fabrikant van de stemmachines voor een volledige demonstratie en uiteenzetting over de beveiliging van de machines. Zij is voornemens dit aanbod te aanvaarden en deze bijeenkomst toegankelijk te maken voor alle leden en de parlementaire pers. Daarbij zal zeker ook van belang zijn dat meegedeeld is dat de machines reeds nu de mogelijkheid hebben van een test door de stembureaus, voorafgaand aan het begin van de stemmingen. Eerder in dit verslag is reeds aangedrongen op gebruikmaking van deze testmogelijkheden die nu niet zijn voorgeschreven, sterker nog, waarvan het bestaan niet bekend wordt gemaakt aan de stembureaus. Het blijkt mogelijk te zijn voorafgaande aan de opening van het stembureau een teststemming te houden om te zien of de machine wel registreert wat wordt ingevoerd. Het blijkt ook mogelijk te zijn direct voor het opstarten voor het stemmen een uitdraai op papier te maken van de inhoud van het geheugen om te controleren of alle tellers wel op nul staan. Te overwegen ware zulk een test voor te schrijven.

De enige serieuze fout die is begaan met stemmachines, is de volgende, waarvan melding is gemaakt in een handvol gevallen. De kiezer maakt in dat geval gebruik van het te veel keren vrijgeven van de stemmachine. Het gaat hier om een fout van het desbetreffende lid van het stembureau. Uiteraard moet de machine slechts zo vaak worden vrijgegeven als de kiezer mag stemmen: de eigen stem en maximaal twee volmachtstemmen. Een fout is echter snel gemaakt. Routinematig wordt de stemmachine keer op keer vrijgegeven en de calculerende burger maakt daar vlot gebruik van. Dit is onherstelbaar. Slechts past de waarschuwing dat de leden van stembureaus zeer zorgvuldig en waakzaam dienen te zijn en dat het gepast is bij de selectie daarop te letten. De wet van de grote getallen maakt het overigens waarschijnlijk dat deze fout niet specifiek aan één partij ten goede zal zijn gekomen, zodat het niet waarschijnlijk is dat deze fout de uitslag zal hebben beïnvloed.

De laatste veelvoorkomende klacht heeft betrekking op de voor velen te kleine letters op de toetsenborden van de stemmachines. De aanwezige loep biedt wel vaak maar niet altijd soelaas. Voor dit probleem ziet de commissie geen oplossing. Een grotere letter zou leiden tot grotere machines en die zouden wellicht weer leiden tot klachten over de onoverzichtelijkheid. De enige oplossing die wij voor dit probleem zien, is: minder kandidatenlijsten.

Voorzitter! Als ik nog een wens mag uitspreken bij deze voor mij laatste gelegenheid om in deze functie het woord te voeren vanaf deze plaats, is het wel dat mijn opvolger niet wordt geconfronteerd met een Kiesraad die twee verrassingen per week lanceert, maar wél wordt geconfronteerd met een oplossing voor alle problemen en probleempjes die ik nu drie keer op de laatste dag in het leven van een Kamer heb mogen opsommen.

Alvorens over te gaan tot het voorstel tot toelating van leden tot de nieuwe Kamer, moet ik nog reageren op de interventie van de leden Verkerk en Hendriks in de Kamervergadering van 7 mei 1998. De stelling dat de kennisgeving van de benoeming per brief dient te worden toegezonden aan de benoemde, stoelt niet op de wet, zo moet de commissie hun antwoorden. Uitdrukkelijk is ook de mogelijkheid geschapen om de kennisgeving uit te reiken tegen gedagtekend ontvangstbewijs, zoals ook dit keer ter griffie is geschied. De politieke partijen is gevraagd hun benoemde leden hierop te wijzen. Indien dat onverhoopt niet mocht doorkomen, dan is afgesproken dat de griffie niet passief blijft, maar de betrokkene opspoort en voorgeleidt. Daar kan dus niets mee misgaan als de benoemde meewerkt. En wij moeten er toch van uitgaan dat de benoemde er alle belang bij heeft zijn plaats in te nemen in uw midden en dus maar al te graag meewerkt.

Uit het in haar opdracht vervulde onderzoek van de processen-verbaal der stembureaus is behoudens de reeds gereleveerde fout in de gemeente Gramsbergen onze commissie niet gebleken van omstandigheden welke gerede aanleiding zouden geven om te twijfelen aan de juiste uitslag van de stemming, zoals deze door het Centraal stembureau is vastgesteld. De nalezing van het proces-verbaal van de zitting van 11 mei 1998 van het Centraal stembureau gaf onze commissie ook op zichzelf geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Het is onze commissie gebleken dat ten aanzien van 149 personen die door het Centraal stembureau tot lid der Kamer benoemd verklaard zijn, die verklaring ook terecht is geschied. Zoals uiteengezet, heeft de commissie zeer tot haar spijt moeten besluiten de Kamer voor te stellen om met toepassing van artikel V8 van de Kieswet één benoemd lid wegens de onjuistheid van de vaststelling van de uitslag van de verkiezing niet toe te laten, en wel de heer mr. O.P.G. Vos te Driehuis, die benoemd was op de laatste restzetel.

Mijnheer de voorzitter! Na uw kennisgeving van dit besluit zal het Centraal stembureau de uitslag van de verkiezing opnieuw vaststellen. Pas daarna kan besloten worden over de toelating van het 150ste lid. Het Centraal stembureau heeft inmiddels meegedeeld morgenochtend om 9.00 uur in een zaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken in openbare zitting te zullen bijeenkomen voor de nieuwe vaststelling van de uitslag en de zetelverdeling. Het moet daarmee mogelijk zijn direct na de installatie van de 149 leden nog diezelfde dag over te gaan tot de toelating van het 150ste lid.

Uit de omstandigheid dat een aantal benoemden reeds lid der Kamer is, blijkt dat zij de vereiste leeftijd hebben bereikt, terwijl dit uit de stukken, gevoegd bij de geloofsbrieven van de overige benoemden eveneens blijkt. Voorts blijkt uit de verklaringen van de benoemden dat zij geen betrekkingen bekleden welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap der Kamer, terwijl aan de commissie ten aanzien van geen hunner is gebleken van enige omstandigheid welke hun Nederlanderschap in twijfel zou moeten doen trekken, terwijl van een drietal leden dat thans voor het eerst wordt toegelaten, is vastgesteld dat er sprake is van een dubbele nationaliteit, te weten de Turkse, de Marokkaanse respectievelijk de Iraanse. Voorts is bij geen der benoemden gebleken van enige omstandigheid ten gevolge waarvan zij op grond van artikel 54 van de Grondwet van de verkiesbaarheid ontzet zouden zijn.

Van één benoemde, A. van Dok-van Weele te Santpoort-Noord, is wel de geloofsbrief ontvangen, maar nog niet alle voorgeschreven bijkomende stukken, zodat thans nog niet over haar toelating kan worden beslist.

De commissie stelt derhalve voor, als lid der Kamer toe te laten, nadat zij de eed respectievelijk de verklaring en de beloften hebben afgelegd, J.J. van Aartsen te 's-Gravenhage, K.Y.I.J. Adelmund te Amsterdam, J.L. van den Akker te Giessenburg, N. Albayrak te Rotterdam, A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven te Vlaardingen, K. Arib te Amsterdam, J.J. Atsma te Surhuisterveen, A.D. Bakker te 's-Gravenhage, J.P. Balkenende te Amstelveen, M.A.M. Barth te Haarlem, W.I.I. van Beek te Maarheeze, J.C.E. Belinfante te Amsterdam, J.T. van den Berg te Nunspeet, P.J. Biesheuvel te 's-Gravenhage, A.Th.B. Bijleveld-Schouten te Enschede, J.D. Blaauw te Zeist, A.M. van Blerck-Woerdman te Tilburg, M. de Boer te Zeijen, F. Bolkestein te Amsterdam, H. van Bommel te Amsterdam, E. Borst-Eilers te Bilthoven, W.J. Bos te Rotterdam, R.H.L.M. van Boxtel te Gorinchem, S. Buijs te Goes, M. Bussemaker te Amsterdam, W.G.J.M. van de Camp te 's-Gravenhage, D.W. de Cloe te Waalwijk, C.G.A. Cornielje te Zwolle, F.J.M. Crone te Heemstede, L.H.J.M. Dankers te Helmond, L.C. van Dijke te Middelburg, S.A.M. Dijksma te Enschede, H.F. Dijkstal te Wassenaar, B.O. Dittrich te Amsterdam, M. van den Doel te Ermelo, M.D.F.G.M. Duijkers te 's-Gravenhage, A.T. Duivesteijn te 's-Gravenhage, K. Eisses-Timmerman te Dwingeloo, M.J. Essers te Apeldoorn, C.M.P.S. Eurlings te Valkenburg, J.J. Feenstra te 's-Gravenhage, J.M. Geluk te Schuddebeurs, W. van Gent te Groningen, R. van Gijzel te 's-Gravenhage, F.C. Giskes te Heemstede, W. Gortzak te Amsterdam, T.C. de Graaf te Leiden, F.H.G. de Grave te Amsterdam, H. de Haan te Lettelbert, F. Halsema te Amsterdam, M.I. Hamer te Maassluis, A.B. Harrewijn te Utrecht, E.P. van Heemst te Rotterdam, C. Hermann te Castricum, E.L.P. Hessing te Voorburg, J.S.J. Hillen te Hilversum. J.T. Hoekema te Leiden, M.J.A. van der Hoeven te Maastricht, P.H. Hofstra te Paterswolde, H.A.L. van Hoof te Alkmaar, J.F. Hoogervorst te 's-Gravenhage, J.G. de Hoop Scheffer te 's-Gravenhage, A. Jorritsma-Lebbink te Bolsward, N.A. Kalsbeek-Jasperse te Zoetermeer, H.G.J. Kamp te Borculo, A.C. Kant te Doesburg, F. Karimi te De Bilt, J.H. Klein Molekamp te Rhoon, C. van der Knaap te Rotterdam, A.G. Koenders te Amsterdam, W. Kok te Amsterdam, A.H. Korthals te Rotterdam, L.H. Kortram te Oosterbeek, E.D.C.M. Lambrechts te Uden, G.B.M. Leers te Goirle, J.G.C.A. Marijnissen te Oss, Th.A.M. Meijer te Nistelrode, A.P.W. Melkert te Bussum, L.P. Middel te Havelte, E. van Middel- koop te Berkel en Rodenrijs, H.A.F.M.O. van Mierlo te Amsterdam, J. de Milliano te Heemstede, T. Netelenbos-Koomen te Hoofddorp, A. Nicolaï te Amsterdam, J.M.L. Niederer te Bergen op Zoom, J. van Nieuwenhoven te 's-Gravenhage, S.E.A. Noorman-den Uyl te Heemstede, T. Oedayraj Singh Varma te Amsterdam, G.J. Oplaat te Markelo, F. Örgü te Schiedam, R.H. Oudkerk te Amsterdam, G.J.W. van Oven te Oegstgeest, W.H.J. Passtoors te Leidschendam, M. Patijn te 's-Gravenhage, F. van der Ploeg te Amsterdam, R.J.L. Poppe te Vlaardingen, J.P. Pronk te 's-Gravenhage, M. Rabbae te Maarssen, F. Ravestein te Rotterdam, J.P. Rehwinkel te Amsterdam, P. Remak te Amsterdam, J.W. Remkes te Groningen, T.W. Rietkerk te Kampen, J. Rijpstra te Meppel, P. Rosenmöller te Driebergen, C.I.J.M. Ross-van Dorp te Breedenbroek, A. Rouvoet te Woerden, O. Scheltema-de Nie te Haren, A.J. Schimmel te 's-Gravenhage, J.M.G. Schreijer-Pierik te Hengelvelde. G.J. Schutte te Zeist, J.C. Smits te Heemstede, L.P.M. Spoelman te Utrecht, C.G. van der Staaij te Benthuizen, H.J. van der Steenhoven te Utrecht, D.J. Stellingwerf te Ede, T.J.H. Stroeken te Venlo, W.J.C. Swildens-Rozendaal te Zuiderwoude, E.G. Terpstra te 's-Gravenhage, F.C.G.M. Timmermans te Heerlen, G. Valk te Alkmaar, P.K. ter Veer te Woltersum, A.J. te Veldhuis te Middelburg, C.C.M. Vendrik te Amsterdam, P.J.L. Verbugt te Helden. G. Verburg te Driebergen-Rijsenburg, M.J.M. Verhagen te Voorburg, W.A.F.G. Vermeend te Leiden, M.C.W. Visser-van Doorn te Leerbroek, A.M. Vliegenthart te Voorbrug, B.J. van der Vlies te Maartensdijk, J.J.C. Voorhoeve te Noordwijk, M.B. Vos te Amsterdam, W.C.G. Voûte-Droste te Aerdenhout, B.M. de Vries te Almere, J.M. de Vries te 's-Gravenhage, M. Wagenaar te Amsterdam, J. Wallage te Groningen, F.H.H. Weekers te Weert, F.W. Weisglas te Rotterdam, P.C.E. van Wijmen te Breda, J.G. Wijn te Amsterdam, J.M.A.M. de Wit te Heerlen, G. Ybema te Leeuwarden, G. Zalm te 's-Gravenhage, J.P.C.M van Zijl te Voorburg, M. Zijlstra te Woldendorp, M.M. van Zuijlen te Nijmegen, en niet als lid toe te laten: O.P.G. Vos te Driehuis.

Ten slotte stelt de commissie voor, een afdruk van haar rapport aan de minister van Binnenlandse Zaken toe te zenden met het verzoek aan het daarin vermelde aandacht te besteden en daarover aan de Kamer en de betrokken commissies, waaronder de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven, te rapporteren, alsmede met het verzoek afschrift toe te zenden aan alle gemeentebesturen.

De voorzitter:

De tekenen van bijval zijn ter onderstreping van de dank die ik zou willen uitspreken aan de commissie en haar medewerkers, zeer in het bijzonder aan haar voorzitter. Het moet voor u een buitengewone dag zijn en ook een buitengewoon mooie dag, want u heeft rapport uitgebracht dat staat voor ongeveer tachtig jaar.

Overeenkomstig de voorstellen van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven stel ik voor te besluiten:

  • - de brieven van de voorzitter van het hoofdstembureau Zwolle en van de burgemeester van Gramsbergen als noot aan de Handelingen toe te voegen;

  • - 148 benoemd verklaarden wier geloofsbrieven in handen der commissie zijn gesteld toe te laten nadat zij de bij wet voorgeschreven eed dan wel verklaring en belofte zullen hebben afgelegd;

  • - de heer O.P.G. Vos niet toe te laten;

  • - de stukken ter inzage te leggen zoals is voorgesteld door de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven.

Daartoe wordt besloten.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

Naar boven