Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | nr. 95, pagina 6593-6597 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | nr. 95, pagina 6593-6597 |
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Ik stel op verzoek van de vaste commissie voor Justitie voor, toe te voegen aan de behandeling van verslagen van een algemeen overleg inzake terugkeerbeleid en het stappenplan:
- het verslag van een algemeen overleg inzake gezinshereniging en gezinsvorming;
- een brief van de staatssecretaris van Justitie inzake de situatie in Iran (19637, nr. 263).
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, de spreektijden voor dit debatje vast te stellen op vijf minuten.
De heer Rijpstra (VVD):
Voorzitter! Ik weet dat het volgende week een drukke vergaderweek is, maar ik denk dat een spreektijd van vijf minuten geen recht doet aan de belangrijkheid van de vier onderwerpen. Daarom is mijn verzoek er tien minuten van te maken.
De heer Verhagen (CDA):
Ik wil bij dit verzoek aansluiten. Drie VAO's is drie keer twee minuten, dus zes minuten. Daarnaast moeten we de brief over Iran bespreken. Dan kom ik uit op ongeveer acht minuten. Wij kunnen ons beperkingen opleggen en ik heb er geen moeite mee om als richtsnoer vijf minuten aan te houden, mits er als dat nodig is enige soepelheid worden betracht.
De heer Middel (PvdA):
Voorzitter! De Partij van de Arbeid sluit zich aan bij het verzoek van de heer Rijpstra.
De voorzitter:
Het normale compromis is zeven minuten.
Mevrouw De Koning (D66):
Voorzitter! D66 sluit zich ook aan bij het verzoek van de heer Rijpstra.
De voorzitter:
Ik stel voor, de spreektijden op 7 minuten te stellen en elkaar niet naar de strot te vliegen als die met 30 seconden worden overschreden. Ik wijs erop dat het niet in mijn aard ligt om streng te zijn. Ik vind het ook niet leuk, maar het is nodig. De volgende week zal veel korter blijken te zijn dan welke week van het parlementaire jaar dan ook.
Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.
Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):
Voorzitter! Ik wil een lans breken voor de belangen van de oppositie door te vragen of wij volgende week het initiatiefwetsvoorstel-Verhagen over de MVV-vereisten kunnen behandelen.
De voorzitter:
Vindt u het goed dat ik op dit verzoek aan het eind van de regeling van werkzaamheden terugkom? Ik heb namelijk nog een hele ceel naar voren te brengen. Als ik er straks op terug kan komen, kunnen wij dit verzoek even overdenken.
De heer Rijpstra (VVD):
Voorzitter! Ik ben enigszins verbaasd over het verzoek van de PvdA-fractie om het initiatiefwetsvoorstel-Verhagen volgende week op de agenda te plaatsen. Het wordt voor het reces toch niet meer behandeld in de Eerste Kamer. Dit initiatiefwetsvoorstel vergt een zorgvuldige behandeling en daarom wil ik u in overweging geven deze behandeling direct na het reces op de agenda te zetten.
Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):
Voorzitter! Wij hebben hierover gisteren tijdens een procedurevergadering gesproken. Natuurlijk moet het initiatiefwetsvoorstel zorgvuldig behandeld worden. Waarom willen wij het nu op de agenda zetten? Zolang dit wetsvoorstel er niet is, zijn de praktische problemen gigantisch. Natuurlijk kan het niet in werking treden voordat de Eerste Kamer erover heeft gesproken. Maar u weet hoe het gaat: als je het over het reces heen tilt, gaat het slieren. De praktische problemen zijn echt heel groot!
De voorzitter:
VoorzitterWij moeten ervoor oppassen dat wij in de op een na laatste week niet de tuin gaan aanharken, kijken wat er voor de hark ligt en dan zeggen: dat moet maar in de laatste week. Als wij zo tewerk gaan, sluiten wij het jaar slecht af. Dan wordt het volgende week niets. Ik neem overigens zonder meer aan dat er praktische problemen zijn, maar wij moeten ons wel realiseren dat dit voorstel hier niet in een vloek en een zucht kan worden afgewerkt, nog los van het feit dat als wij het initiatiefwetsvoorstel in de eerste week na het reces zouden behandelen, het dan onmiddellijk doorgestuurd kan worden naar de Eerste Kamer. Voor de behandeling in de Eerste Kamer maakt het dus absoluut niets uit of het nu of na het reces wordt behandeld.
Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):
Als het gaat om de vergadertijd in deze zaal, is een wetgevingsoverleg met de kracht van een plenaire behandeling ook goed. Dat spreekt vanzelf.
De voorzitter:
Dat doet niet helemaal recht aan de werking van ons parlementaire stelsel.
Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):
Ik heb net de WIW ook op die manier behandeld en dat beviel eigenlijk wel heel behoorlijk.
De voorzitter:
Toch lijkt het mij beter om onze agenda voor de volgende week hiermee niet te overbelasten en om dit punt te verschuiven naar, mijnentwege, de eerste week na het reces.
Mevrouw De Koning (D66):
Dat heeft zeker ook de instemming van D66, mocht u het nog graag willen weten.
De voorzitter:
Uiteraard, dank u wel.
Aldus wordt besloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, heden aan het slot van de middagvergadering, dus vóór de dinerpauze, te stemmen over:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de studiefinanciering (25330);
- het wetsvoorstel Wijziging van de Ziekenfondswet in verband met de beëindiging van de medeverzekering van WSF-gerechtigden (25368);
- de motie-Oedayraj Singh Varma over opschorting van de overgang van studerenden naar een particuliere verzekering (25330, 25368, nr. 7).
Ook stel ik voor, dan te stemmen over eventuele moties die voortvloeien uit het algemeen overleg over Schengen dat hedenmiddag nog plaatsvindt. In verband met het internationaal overleg is het van veel belang dat er vanmiddag over wordt gestemd.
De heer Lansink (CDA):
Voorzitter! Gisteren bij de behandeling van de zo-even genoemde wetsvoorstellen heb ik naar aanleiding van de indiening van het amendement-Van Boxtel, dat onaanvaardbaar werd verklaard, tegen de indiener gezegd dat hij het ook de volgende week nog wel kan intrekken. De toen functionerend voorzitter reageerde niet. Ik ging er dus van uit dat er de volgende week wordt gestemd. Is het werkelijk nodig voor de Eerste Kamer dat wij vandaag stemmen? Een heropening lijkt mij op z'n minst nodig. Het gebeurt namelijk niet elke dag dat hier een onaanvaardbaar wordt uitgesproken. Het amendement is nog steeds niet ingetrokken, dus een kleine gedachtewisseling met de heer Van Boxtel en beide bewindslieden is mijns inziens dan ook op z'n plaats. En dat zou ik liever de volgende week doen, eerlijk gezegd. Het voordeel is dat u de volgende week dan nog meer te behandelen heeft en dat de parlementaire barbecue minder bezoekers trekt, hoewel dat natuurlijk weer een nadeel is.
De voorzitter:
Nu gaat u parlementaire en extraparlementaire zaken met elkaar vermengen. Daartegen is de regeling van werkzaamheden niet opgewassen. Maar, mijnheer Van Boxtel, het gaat nu om de vraag van de heer Lansink of de stemming hedenmiddag moet plaatsvinden ofwel eventueel volgende week. Ik heb er zelf geen uitgesproken oordeel over. Ik zou dan even het advies moeten horen van de vaste commissie.
De heer Van Boxtel (D66):
Het feit dat de heer Lansink de barbecue vermengt met dit debat, komt misschien omdat hij denkt dat óf de heer Ritzen óf ik gegrild zal worden. Los daarvan, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft met klem aangedrongen op afhandeling deze week, opdat de Eerste Kamer beide wetsvoorstellen dinsdag aanstaande kan afhandelen. Dus ik heb op zichzelf geen bezwaar tegen afhandeling vanmiddag. Wij hebben zelf nog intern beraad over het vrij onverwacht harde oordeel van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over het amendement. Daar gaan wij vanmiddag de balans over opmaken. Dus dan horen wij het wel.
De voorzitter:
Ik begrijp van de heer Van Boxtel dat het in verband met de behandeling in de Eerste Kamer, gewenst is dat wij vandaag stemmen. Dan moeten wij dat ook maar doen, lijkt mij.
De heer Lansink (CDA):
Maar, voorzitter, met een heropening.
De voorzitter:
Als er een heropening wordt gevraagd.
De heer Lansink (CDA):
Dat zal dan wel moeten, tenzij de heer Van Boxtel nu al in staat is om zichzelf te grillen, om het zo maar even te zeggen. Ik heb gisteren al tegen hem gezegd: trek het vandaag in, want het lijkt nergens op. Dat heeft hij echter niet gedaan.
De heer Van Boxtel (D66):
Mijzelf redden doe ik al 43 jaar en dat ga ik ook nog heel lang doen. Dus dat heeft er niets mee te maken, maar als iemand een heropening wil, vind ik dat prima. Dat is geen enkel bezwaar. Wij wachten het gewoon af. Niet zenuwachtig worden in ieder geval.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, te behandelen op donderdag 26 juni bij het begin van de vergadering:
- het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 28 april 1989 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake hulpverlening, 1989 (Trb. 1990, 109) (24798, R1576).
Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda voor volgende week:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet inzake de uitoefening van het kiesrecht door Nederlanders buiten Nederland (25306).
Ik stel voor, dinsdag 24 juni te stemmen over:
de moties voorgesteld tijdens het notaoverleg over de Evaluatie Politiewet 1993, te weten:
- de motie-De Cloe c.s. over jeugdzorg en zedenzorg (25195, nr. 2);
- de motie-Gabor c.s. over gebruikmaking van de wettelijke mogelijkheden tot een meer centrale beïnvloe ding en sturing (25195, nr. 3);
- de motie-Gabor c.s. over het betrekken van gemeenteraden bij de invulling en uitvoering van prioriteiten (25195, nr. 4);
de moties voorgesteld tijdens het notaoverleg over de strafrechtelijke aansprakelijkheid van overheidsorganen, te weten:
- de motie-Rehwinkel c.s. over de strafrechtelijke vervolging van overheden (25294, nr. 3);
- de motie-Koekkoek over de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de Staat (25294, nr. 4).
De heer Koekkoek (CDA):
Voorzitter! Wat betreft de moties die zijn ingediend bij het notaoverleg over de strafrechtelijke aansprakelijkheid van overheidsorganen, zou ik willen verzoeken om een korte heropening om in de gelegenheid te zijn eventueel een gewijzigde motie in te dienen en toe te lichten.
De voorzitter:
Daarin zullen wij trachten te voorzien.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Ik stel verder voor, dinsdag 24 juni te stemmen over:
de moties, voorgesteld tijdens het notaoverleg over de toekomst van het PBO-stelsel, te weten:
- de motie-Ten Hoopen over de Schilthuisconstructie (25091, nr. 3);
- de motie-Ten Hoopen over toetsing van de autonome regelgeving van PBO-organen (25091, nr. 4);
- de motie-Van Middelkoop over benoeming van de voorzitters van de schappen door de Kroon (25091, nr. 6);
de moties, voorgesteld tijdens het notaoverleg over het volkshuisvestingsbeleid, te weten:
- de motie-Biesheuvel over toelating van woningcorporaties (24508, nr. 28);
- de motie-Hofstra over aanpassing van de voorstellen van de regering (24508, nr. 29);
- de motie-Jeekel/Duivesteijn over overleg over prestatieafspraken (24508, nr. 30);
- de motie-Poppe over schaalvergroting bij woningcorporaties (24508, nr. 32).
Ik stel voor, een groot aantal (aangehouden) moties uit voorgaande vergaderjaren van de lijst van werkzaamheden af te voeren. De bijzonderheden zullen in de Handelingen, na de ingekomen stukken, worden vermeld.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Rabbae.
De heer Rabbae (GroenLinks):
Voorzitter! De Eurotop is als een tornado geweest in Amsterdam. Weliswaar geldt dit niet voor de politieke effecten, maar wel voor de maatschappelijke effecten in de stad Amsterdam. Om de rust te handhaven gedurende de top, hebben het OM en de politie moeten grijpen naar een zwaar middel, namelijk artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel is niet bedoeld voor openbareordemaatregelen, maar – zeg maar – als middel van het strafrecht.
Voorzitter! Daarnaast zijn nadere berichten tot ons gekomen over Chileense toestanden in Amsterdam als het gaat om de wijze waarop de politie is omgegaan met een aantal gearresteerde burgers. Kortom, een reden voor vele maatschappelijke organisaties en burgers om verontwaardigd te reageren op deze toestand en reden voor mijn fractie om via u, voorzitter, een interpellatiedebat aan te vragen met de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken om zo snel mogelijk helderheid te krijgen over beide punten, oneigenlijk gebruik van artikel 140 en de manier waarop de politie is omgegaan met de aangehouden burgers.
De heer Van Boxtel (D66):
Voorzitter! Met alle respect voor het recht van eenieder om een interpellatie te vragen, wil ik klemmend adviseren om op dit punt niet in een overkillreactie te vervallen. Er zijn al schriftelijke vragen over dit onderwerp gesteld. Daar moeten antwoorden op komen. Ik kan mij heel goed voorstellen dat mede naar aanleiding van de antwoorden in de vaste commissie procedureel bekeken wordt wanneer hierover gesproken kan worden. Ik wil het voorstel van de heer Rabbae in ieder geval niet steunen.
De heer Koekkoek (CDA):
Voorzitter! Ik distantieer mij van de kwalificaties die de heer Rabbae heeft gegeven. Ik vind wel dat als een lid van deze Kamer, een fractie om een interpellatie vraagt, wij dat verzoek heel serieus moeten bekijken. In dit geval vraag ik mij af of een interpellatie het meest geëigende middel is om over de zorg van de heer Rabbae te debatteren. Ik denk dat het sterk de voorkeur heeft om aan de verantwoordelijke bewindspersonen, de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken, een brief te vragen met daarin de punten die de heer Rabbae noemt. Zo mogelijk en zo nodig kunnen wij daar dan volgende week een discussie over hebben. Dat lijkt mij beter dan het vraag-en-antwoordspel van een interpellatie. Wij spreken dan over een inhoudelijk stuk. Er kan dan toch bereikt worden wat de heer Rabbae wil.
De heer Marijnissen (SP):
Voorzitter! Ik wil het verzoek van de heer Rabbae ondersteunen. Het bezwaar van de heer Van Boxtel lijkt mij niet aan de orde. De schriftelijke vragen, door de heer Rabbae en door mijzelf ingediend, kunnen voor de interpellatie van volgende week worden beantwoord en daarbij worden meegenomen. Blijft staan het spoedeisende karakter. De meesten zijn inmiddels vrijgelaten. Ik ben het echter met de heer Rabbae eens. De berichten die wij inmiddels hebben gekregen over hoe mensen geïnterneerd behandeld zijn, geven de zaak een spoedeisend karakter. Een interpellatie vandaag zal erg moeilijk worden. Ik stel voor om dit interpellatiedebatje dinsdag te houden.
Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):
Voorzitter! Ook van mijn kant natuurlijk de volle erkenning dat ieder altijd het recht heeft om een interpellatie aan te vragen. Ik hecht zelf echter heel erg aan een kwalitatief hoogwaardig debat. Ik heb daarvoor een aantal gegevens nodig, gegevens over de feiten die zich hebben voorgedaan en waarom op dat moment die reactie van justitie en politie heeft plaatsgevonden. Ik heb ook gegevens nodig over de wijze van interneren, het waarom van het loslaten en de follow-up daarna. Kortom, ik zou via u, voorzitter, graag een brief willen vragen van de ministers om toe te lichten wat er allemaal gebeurd is, zodat wij daar dan over kunnen debatteren.
De heer Rijpstra (VVD):
Voorzitter! De VVD-fractie kan zich bij dat laatste aansluiten. Wij zouden ook graag eerst een brief willen hebben met oog op een zorgvuldige behandeling.
De heer Janmaat (CD):
Voorzitter! Ook de CD-fractie kan het verzoek van de heer Rabbae niet steunen. In de eerste plaats mogen wij wijzen op de toegespitste wetgeving te dier zake. Het mag de heer Rabbae natuurlijk niet verbazen dat de wetgeving die hij met de meerderheid van de Kamer aanscherpt op voor hem onwelgevallige groepen, ook op linkse activisten wordt toegepast. In de tweede plaats wachten wij de brief van de minister af waarom is gevraagd, om een helder overzicht te krijgen van de situatie.
De voorzitter:
Het verzoek van de heer Rabbae is, gezien de reacties, niet in een gespreid bedje gevallen. Een aantal fracties heeft een redelijk, wellicht beter alternatief naar voren gebracht. Vandaag wordt om een brief gevraagd, die maandag binnen dient te zijn. Vervolgens vindt daarover zo vroeg mogelijk in de volgende week een debat plaats. Dat heeft een enigszins ander karakter dan een interpellatie, maar het hoeft niet minder van kwaliteit te zijn.
De heer Rabbae (GroenLinks):
Voorzitter! De schriftelijke vragen zijn door de fracties van GroenLinks en de SP ingediend. Zij kunnen voor het debat worden beantwoord en onderdeel daarvan uitmaken.
De heer Van Boxtel (D66):
Ook de fractie van D66 heeft vragen ingediend.
De heer Rabbae (GroenLinks):
Naar aanleiding van reacties op schriftelijke vragen kunnen geen moties worden ingediend. Mijn fractie overweegt om tijdens het debat moties in te dienen. Een aantal collega's heeft om een brief gevraagd om op basis daarvan te kunnen debatteren. Ik verzet mij daar niet tegen, integendeel. Het belangrijkste is dat er volgende week met beide bewindslieden gedebatteerd kan worden. Het antwoord op de schriftelijke vragen en een brief vormen een compleet informatiepakket voor dit debat. Ik sluit mij daarbij aan.
De voorzitter:
Ziet u daarmee af van uw interpellatieverzoek?
De heer Rabbae (GroenLinks):
Het wordt dan een spoeddebat.
De voorzitter:
Ik stel voor, aldus te besluiten en het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Koekkoek.
De heer Koekkoek (CDA):
Mijnheer de voorzitter! Gisteravond heeft EO-Tijdsein een en ander laten zien over vijf gemeentelijke coffeeshops. Aanstaande maandag is er een notaoverleg over het gedogen. Coffeeshops worden gedoogd, maar als bovendien gemeentelijke coffeeshops die zich niet aan de richtlijnen houden, worden gedoogd, is dat naar mijn mening het toppunt van gedogen. Naar aanleiding van de uitzending van gisteravond en met het oog op het debat over gedogen aanstaande maandag, verzoekt de CDA-fractie u om de minister van Justitie en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken te vragen om in een brief de stand van zaken weer te geven met betrekking tot de vijf gemeentelijke proefprojecten met coffeeshops. Deze brief kan dan bij het notaoverleg van aanstaande maandag worden betrokken.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Dankers.
Mevrouw Dankers (CDA):
Voorzitter! Ik verzoek u het verslag van het algemeen overleg over de modernisering van de ouderenzorg te agenderen voor de vergadering van volgende week, zodat er moties ingediend kunnen worden.
De voorzitter:
Op de agenda van volgende week staan diverse verslagen van algemene overleggen. Dit verslag zal daar bijgevoegd worden. Wij krijgen op z'n minst een halve dag VAO's.
Het woord is aan de heer Marijnissen.
De heer Marijnissen (SP):
Voorzitter! Ik verzoek u het verslag van het algemeen overleg van de vaste commissie voor Defensie van hedenmorgen te agenderen voor de vergadering van volgende week, bij voorkeur dinsdag aanstaande.
De voorzitter:
Betreft dat de Cannerbergproblematiek?
De heer Marijnissen (SP):
Inderdaad.
De voorzitter:
Dit zal worden toegevoegd aan de agenda voor volgende week.
De heer De Cloe (PvdA):
Voorzitter! Ik verzoek u, mede namens mijn collega's Van Heemst en Gabor, het verslag van het algemeen overleg van vanmorgen met staatssecretaris Kohnstamm over het grotestedenbeleid op de agenda te plaatsen.
De voorzitter:
Is daar geen bezwaar tegen? Dan doen we dat.
Het woord is aan de heer Poppe.
De heer Poppe (SP):
Mijnheer de voorzitter! Vanmiddag debatteert de Kamer over de bevindingen van een delegatie uit de Kamer over technolease. Dat debat dreigt een mistig debat te worden en dat is niet bepaald goed voor de parlementaire democratie. Om te voorkomen dat het debat verdwijnt in politieke mistbanken en daarin gehuld blijft, wil ik de regering vragen om voor de aanvang van het debat de zogenaamde "eens, maar nooit weer"-brieven van voormalig staatssecretaris Van Amelsvoort van 13 juli 1993 en 16 juli 1994 alsmede de brief van voormalig minister De Vries aan Lubbers van 29 juli 1994 openbaar te maken en aan de Kamer te doen toekomen. Een deel van de inhoud daarvan heeft al in de kranten gestaan. Kamerleden mogen uit de brieven niet citeren. Zij mogen alleen de stukjes uit de kranten citeren. Ik kan u niet garanderen dat ik de merken nog uit elkaar kan houden.
De voorzitter:
Er zijn eerder verzoeken van deze aard gedaan aan de regering. Het antwoord is voorspelbaar. Er lijkt mij echter geen bezwaar te bestaan tegen het doorgeleiden van het stenogram van dit deel van de vergadering naar het kabinet.
Aldus wordt besloten.
De heer Poppe (SP):
Iedereen steunt dat dus. Prima.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19961997-6593-6597.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.