Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik wil iets zeggen over de regeling van onze werkzaamheden volgende week. Wij hebben een overvolle agenda omdat enkele wetsvoorstellen nog vóór 1 december bij de Eerste Kamer moeten zijn en aldaar behandeld moeten worden, gezien de gewenste inwerkingtreding per 1 januari a.s. Het betreft enkele wetsvoorstellen op het gebied van sociale zaken en enkele fiscale wetsvoorstellen. De eerste categorie is voor een belangrijk deel al tijdens een wetgevingsoverleg behandeld en behoeft volgende week niet overmatig veel tijd te vergen. Voor de tweede categorie geldt dat niet. Wij hebben daarom volgende week meer tijd nodig dan wij normaliter al nodig hebben. Het Presidium heeft onder andere dit punt de afgelopen uren besproken.

Ik stel dan ook voor, volgende week woensdag en donderdag niet om 10.15 uur, maar om 9.15 uur te beginnen en niet om 23.00 het etablissement te sluiten, maar uiterlijk om 24.00 uur. Op die manier winnen wij enkele uren.

Ik stel tevens voor, nadat wij daarmee hebben geëxperimenteerd de laatste twee dagen voor het zomerreces, ook aanstaande woensdag en donderdag geen officiële lunch- en dinerpauzes te houden. Iedereen moet zorgen dat hij in leven blijft, maar wij behoeven dat niet als collectivum te doen. Dat geeft ons wat extra plenaire vergaderruimte.

In verband met een goed verloop van zaken doe ik een beroep op de leden zich tijdig in te schrijven voor de verschillende debatten en dat te doen met een spreektijd die een zeker realiteitsgehalte heeft. Sommige collega's menen de voorzitter een plezier te doen door minder spreektijd op te geven dan zij in werkelijkheid wensen te gebruiken. Die werkwijze is voor volgende week niet erg geschikt. Ik vraag dan ook om realistische spreektijden, uiteraard zonder interrupties. Ik hoop dat deze voorstellen uw instemming kunnen hebben.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Gisteren is het rapport verschenen van de politieklachtencommissie onder leiding van de heer Schalken naar aanleiding van hetgeen is gebeurd ten tijde van de Europese top in Amsterdam. Naar aanleiding van het rapport heb ik een aantal schriftelijke vragen ingediend. Mijn fractie heeft mij erop gewezen dat het waarschijnlijk in deze situatie zinvoller is met de grootst mogelijke spoed een brief te vragen aan het kabinet, in het bijzonder aan de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, met hun commentaar op de conclusies van dat rapport. Afhankelijk van de spoed waarmee die brief naar de Kamer komt en van de inhoud daarvan stel ik voor om, wanneer die brief hier is, bij de regeling van werkzaamheden te bepalen of wij, gelet op de drukke agenda, al of niet moeten besluiten tot een plenair debat dan wel tot een debat op het niveau van de commissie.

De voorzitter:

U maakte zelf al melding van uw schriftelijke vragen, maar mij staat bij dat collega Rosenmöller dit onderwerp gisteren bij de regeling van werkzaamheden al bij de kop heeft gehad. Misschien kan hij dat zelf toelichten.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik denk dat er sprake is van een communicatiestoornis, maar de heer Marijnissen en ik kunnen elkaar op dit punt steunen; mogelijk kan de Kamer ons dan op haar beurt steunen. Gisteren, toen dit bericht wereldkundig werd, heb ik direct een verzoek bij de griffie neergelegd om de minister bij de regeling van vandaag een brief over dit onderwerp te mogen vragen en als gevolg daarvan over deze kwestie een debat met de minister te kunnen hebben. Ik denk dat mijn voorstel niet anders is dan het voorstel van de heer Marijnissen. Ik wist niet dat hij dit voorstel bij de regeling zou doen; desalniettemin lijkt het mij goed om dit te doen en om derhalve, ook gelet op het feit dat de minister vanmiddag met nadere berichtgeving zal komen, gebruik te maken van de ruimte waarvan de voorzitter zojuist heeft aangegeven dat die er volgende week zal zijn, om mogelijk volgende week met de minister van Justitie over dit belangrijke onderwerp te spreken. In aanvulling op het verzoek van collega Marijnissen hoop ik dat de minister daarbij ook zal ingaan op datgene wat de burgemeester en de hoofdofficier gisteren hebben gezegd, namelijk dat zij in een vergelijkbare situatie precies hetzelfde zouden doen. Daar was ik zeer geschrokken over. Misschien kan zij dat in de berichtgeving meenemen.

De heer Schutte (GPV):

Volgens mijn informatie zijn de stukken vanmorgen gekomen. Daarbij zat een begeleidend briefje waarin de minister aankondigt dat zij nog heden met een inhoudelijke reactie zal komen. Het is verstandig om die reactie af te wachten. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de vaste commissies voor Justitie en voor Binnenlandse Zaken dan samen bekijken wat de meest geëigende procedure is. Dat lijkt mij bij dit soort onderwerpen voor de hand te liggen.

De voorzitter:

Er komt dus vandaag nog een nader bericht van de zijde van het kabinet. Het is misschien goed om ervoor te zorgen dat de dingen die in aanvullende zin door de collega's naar voren zijn gebracht, op de betrokken departementen terechtkomen, zodat de berichtgeving zo volledig mogelijk is en wij morgen bij de regeling niet opnieuw om iets moeten vragen. Verder ben ik het volslagen eens met de heer Schutte: als de informatie binnen is, moeten wij maar eens bekijken hoe wij verder procederen. De plenaire agenda is immers niet leeg geworden vanwege het feit dat wij extra tijd hebben moeten reserveren, maar blijft net zo vol. Maar goed, dat wordt een afwegingsproces op een later moment.

De heer Marijnissen (SP):

Aannemende dat u het stenogram, zoals gebruikelijk, doorstuurt naar het kabinet, zou ik het wel erg op prijs stellen om de wens uit te spreken dat in de brief van de minister ook wordt ingegaan op de gisteren door mij ingediende vragen. Ik ben het ermee eens dat in een later stadium wordt besloten of er al of niet een plenaire afronding van deze discussie moet plaatsvinden. Wij hebben hier namelijk plenair al eerder over gesproken in het kader van de interpellatie-Rabbae.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering zo spoedig mogelijk door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb een opmerking over een op het oog klein punt. Bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat heb ik een motie ingediend die breed gesteund is door de Kamer. Die motie draagt de minister van Verkeer en Waterstaat op om met de Nederlandse Spoorwegen te gaan overleggen over de bijstelling van de in de ogen van velen veel te hoge tariefstijging voor het komende jaar en om de Kamer daar voor 1 december over te rapporteren. Op zich is besloten om alles wat er met betrekking tot de begroting van Verkeer en Waterstaat aan de hand is, pas in een later stadium, in december, ter stemming aan de Kamer voor te leggen. Ik verzoek u om het zo te organiseren dat deze motie, die de minister vraagt om voor 1 december te rapporteren, bijvoorbeeld aanstaande dinsdag in stemming komt, opdat de minister ook in formele zin weet dat de Kamer haar die opdracht verstrekt en opdat wij voor 1 december een brief van haar tegemoet kunnen zien over het resultaat van die onderhandelingen.

De voorzitter:

Het lijkt mij dat daar geen bezwaar tegen is, want anders zouden wij stemmen op een moment dat niet meer relevant is. Ik stel voor, deze motie op de stemmingslijst voor aanstaande dinsdag te plaatsen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Hendriks.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Wij hebben gisteren met succes gestemd over een wetsvoorstel, inhoudende eregeld aan veteranen uit te keren. Dat voorstel gaat nu naar de Eerste Kamer. Ik verzoek u dit voorstel met voorrang bij de Eerste Kamer aan te dienen, omdat het gaat om mensen met een hoge leeftijd, zodat elke dag er één is.

De voorzitter:

Die voorrang is gisteren reeds verleend, mijnheer Hendriks.

De heer Hendriks:

Buitengewoon, voorzitter. Ik vind het geweldig dat u zeer goed begrepen heeft wat ik net heb gezegd.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ik wil in alle serieusheid opmerken dat het onze fractie tegen de borst stuit dat de heer Hendriks hier mooi weer staat te spelen met een wetsvoorstel waar de Kamer gisteren unaniem vóór heeft gestemd. Het spreekt vanzelf, zoals u terecht heeft gezegd, dat wetsvoorstellen die hier zijn aangenomen, ogenblikkelijk naar de Eerste Kamer worden gezonden. Het is wel erg makkelijk wat de heer Hendriks doet.

De voorzitter:

Wij treden een beetje buiten het referentiekader van de regeling van werkzaamheden.

De heer Hendriks:

Ik wil er toch even op reageren, voorzitter. Ik vind dit beneden alle vormelijkheid. Ik adviseer collega Weisglas eens goed in eigen huis te gaan kijken, want daar rommelt het hevig.

De voorzitter:

Ik constateer geen dringende behoefte om dit debat te vervolgen.

Het woord is aan de heer G. de Jong.

De heer De Jong (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Wij hebben vandaag de antwoorden van de minister van VWS gekregen op vragen over haar voornemen de WTZ-omslagbijdrage voor mensen boven de 65 alleen maar te laten betalen door mensen beneden de 65. De procedure loopt geloof ik vrijdag af. Ik zou er nog graag een debat in de Kamer over willen hebben, opdat de meningen kunnen worden gewisseld tussen de fracties en de minister.

Mevrouw Kamp (VVD):

Voorzitter! Ik hoor achter mij zeggen dat het kan worden meegenomen bij de begrotingsbehandeling. Het is een heel principieel punt. Wij willen de antwoorden goed bestuderen en er nog even overleg over voeren. Ik steun daarom het voorstel van de CDA-fractie. Misschien kan dit punt morgen worden geagendeerd.

De voorzitter:

Ik zie de urgentie wel, maar wij maken vandaag de eerste termijn van de begroting van VWS af en als het even kan ook nog de tweede termijn. Misschien is de tijd die tussen de eerste en de tweede termijn ligt voldoende om dit onderwerp in de tweede termijn mee te nemen. Ik zeg dit ook, omdat onmiddellijk een verdringing optreedt als wij morgen tijd reserveren voor de behandeling van dit onderwerp, hoe belangrijk het op zichzelf ook is.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik sluit mij graag bij uw woorden aan, voorzitter. Ik kan mij overigens voorstellen dat u de Kamer iets meer tijd geeft voor de tweede termijn, opdat wij de behandeling van dit onderwerp grondig kunnen voorbereiden. Wij willen allemaal even naar die antwoorden kijken, maar ik vind het wel erg ver gaan om er een apart debat aan te besteden.

De heer De Jong (CDA):

Voorzitter! Ik vind dit een zeer aangelegen punt. Ik kreeg een halfuur geleden pas de antwoorden, een aardig pak papier. Ik wil de eerste termijn van de minister vanmiddag aanhoren zonder afgeleid te worden door het bestuderen van al die antwoorden. Ik zou graag morgen een drieminutendebatje hierover willen hebben.

Mevrouw Kamp (VVD):

Voorzitter! Als de Kamer uw voorstel volgt, denk ik dat de spreektijd voor de Kamer iets verlengd moet worden, zodat ook een andere woordvoerder aan het debat kan deelnemen. Mijn voorkeur gaat er echter naar uit om er morgen apart over te spreken.

De voorzitter:

Om met oud-premier Van Agt te spreken: ik zie uw punt. Het lijkt mij juist dat ik tijdens het debat dat straks wordt voortgezet even naga wat de beste werkwijze is. Als wij er morgen apart over spreken, vindt een verdringing plaats van andere onderwerpen, waarvan de behandeling een hoge urgentie heeft. Als wij vanavond meer tijd beschikbaar stellen voor de tweede termijn van de begrotingsbehandeling, leidt dat tot een procedure die niet altijd beheersbaar is. Daardoor zouden wij vanavond in de problemen kunnen komen. Ik zal de Kamer in de loop van deze middag een definitief voorstel voorleggen, nadat ik met de griffie heb nagegaan hoe het is gesteld met de prioriteiten, toegekend aan de onderwerpen die voor morgen op de agenda staan. Omdat wij vanmiddag toch de VWS-woordvoerders in de zaal hebben, neem ik aan dat wij hierover in de loop van de middag opnieuw kunnen communiceren.

Naar boven