Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het regeringsstandpunt inzake het advies van de commissie-Brokx openbaar vervoer "Marktwerking in het openbaar vervoer" (23645, nrs. 2 en 5);

het regeringsstandpunt inzake het advies van de commissie-De Boer "naar een vitaal en betaalbaar openbaar vervoer" (23645, nrs. 3 en 6);

het regeringsstandpunt inzake het collectief vraagafhankelijk vervoer (naar aanleiding van de motie-Wolffensperger (23400-XII, nr. 31) (23645, nr. 4 en VW-95-261);

Tarieven voor stads- en streekvervoer (23900-XII, nr. 36);

Evaluatie Wet personenvervoer (23400-XII, nr. 47)

,

- van:

- de motie-Van Gijzel/Remkes over de verzelfstandiging van de gemeentelijke vervoerbedrijven (23645, nr. 9);

- de motie-Van Gijzel over een kostendekkingsgraad bij het collectief vraagafhankelijk vervoer gelijk aan die van het streekvervoer (23645, nr. 10);

- de motie-Reitsma over een adequaat niveau van openbaar-vervoervoorzieningen (23645, nr. 11);

- de motie-Reitsma over de kostendekkingsgraad van het collectief vraagafhankelijk vervoer (23645, nr. 12);

- de motie-Remkes c.s. over de positie van VSN op de openbaar-vervoermarkt (23645, nr. 13);

- de motie-Van 't Riet over aanbestedingen in het openbaar vervoer (23645, nr. 14);

- de motie-Van 't Riet over de verzelfstandiging van de gemeentelijke vervoerbedrijven (23645, nr. 15);

- de motie-Van 't Riet over het kostendekkingspercentage van het openbaar vervoer in 2004 (23645, nr. 16);

- de motie-M.B. Vos over het afzien van de introductie van marktwerking in het stads- en streekvervoer (23645, nr. 17);

- de motie-M.B. Vos over de 10% eigen bijdrage van de lagere overheden (23645, nr. 18);

- de motie-Nijpels-Hezemans over het waarborgen van de mobiliteit van ouderen (23645, nr. 19);

- de motie-Nijpels-Hezemans over de verantwoordelijkheid voor de ontwikkelingsfunctie (23645, nr. 20).

(Zie nota-overleg van 4 december 1995.)

De beraadslaging wordt hervat.

De heer Reitsma (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Over Brokx/De Boer hebben wij twee volle maandagen gesproken. Wat de CDA-fractie betreft, zijn daarbij de argumenten wel uitgewisseld. De standpunten zijn ook voldoende helder naar voren gekomen. De CDA-fractie heeft in dat debat naar voren gebracht dat zij in beginsel positief staat tegenover de gedachtengang van Brokx over de marktwerking en concurrentie in het stads- en streekvervoer.

Het kabinetsvoorstel heeft in dat debat, zeker wat de CDA-fractie betreft, nog niet het groene licht gekregen. Ik heb dat echter uit meerdere monden gehoord. De minister weet dat ook. Ik verwijs naar de tweede termijn. Maar het is toch goed dat de Kamer nu een aantal uitspraken doet. Ik beschouw die als piketpaaltjes die neergezet zijn om het traject verder in te gaan.

Mijn fractie vindt het van groot belang dat deze piketpaaltjes zo breed mogelijk worden neergezet, omdat dit onderwerp de komende jaren steeds zal terugkomen. Daarom is ons uitgangspunt om zoveel mogelijk te streven naar consensus. De piketpaaltjes zijn de moties die ingediend zijn. Wat de CDA-fractie betreft, gaat het daarbij om:

  • - het waarborgen van het voorzieningenniveau van het stads- en streekvervoer;

  • - het waarborgen van een evenwichtige financieringssystematiek in het streekvervoer;

  • - het waarborgen van een collectief vraagafhankelijk vervoer met een kostendekkingsgraad die om en nabij het niveau van het streekvervoer ligt;

  • - het waarborgen van een evenwichtige marktstructuur;

  • - het voldoende tijd geven aan de gemeentelijke vervoerbedrijven voor het proces van verzelfstandiging, alvorens verdere besluitvorming plaatsvindt over het introduceren van marktwerking en concurrentie.

Daarnaast heeft de CDA-fractie in het debat naar voren gebracht, dat bij de implementatienota opnieuw moet worden gekeken naar de concessieduur. In haar brief heeft de minister daarvoor een opening geboden. Ik beschouw die opening als een toezegging, dat dit punt nog eens nader zal worden bekeken. In die zin heb ik er geen behoefte aan om hierover een motie in te dienen. Ik beschouw dit wel als een van de piketpaaltjes waarover wij nog een open discussie krijgen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat heeft een oproep gedaan aan de indieners van de moties om nog eens te bezien of een aantal moties niet in elkaar kon worden geschoven. Een aantal moties had immers dezelfde strekking, zij het dat zij iets andere bewoordingen hadden. Bovendien is een aantal moties door individuele leden ingediend waarover andere leden in eerste en tweede termijn dezelfde verhalen hadden gehouden. Het is goed om voor die moties zo breed mogelijke steun te zoeken.

Dit leidt de CDA-fractie tot de volgende conclusies. Collega Van Gijzel heeft op stuk nr. 9 een motie ingediend. Deze motie zal, wat de ondertekening betreft, worden gewijzigd. Op de consequenties daarvan zal collega Van Gijzel straks nog wel een toelichting geven. Ik wacht die even af.

De motie op stuk nr. 10 en de motie op stuk nr. 12 over het collectief vraagafhankelijk vervoer hebben materieel dezelfde betekenis, zij het dat zij verschillende bewoordingen hebben. Aangezien de motie op stuk nr. 10, zij het met een andere ondertekening, gehandhaafd blijft, is de motie op stuk nr. 12 overbodig geworden. Derhalve trek ik die nu in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Reitsma (23645, nr. 12) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! In de motie op stuk nr. 11 wordt aangegeven dat het voorzieningenniveau zeker in het landelijk gebied maar ook in het stedelijk gebied in stand moet worden gehouden. Er wordt nog een nieuwe motie ingediend waarin zowel wordt gesproken over de handhaving van het voorzieningenniveau als over de zo verantwoord mogelijke financieringssystematiek die nog moet worden ontwikkeld alvorens marktwerking en concurrentie tot hun recht kunnen komen. Het is zinvol om die twee elementen in één motie onder te brengen. Daarop zal collega Van Gijzel zo nog ingaan. Hiermee is de inhoud van de motie op stuk nr. 11 overbodig geworden. Derhalve wil ik ook deze motie intrekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Reitsma (23645, nr. 11) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Wat de rest van de moties betreft, zal de minister merken dat die de steun van de CDA-fractie hebben gekregen. Wij beschouwen die zaken als piketpaaltjes die gezet worden. In feite wachten wij de discussie over de implementatienota af. Dat zal ook het uitgangspunt zijn in de verdere discussie.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Zoals de heer Reitsma net heeft meegedeeld, is op verzoek van de voorzitter van de vaste commissie door de indieners van een groot aantal moties nader overleg gevoerd om te bekijken of er moties in elkaar geschoven konden worden, opnieuw geformuleerd moesten worden dan wel ingetrokken konden worden. Dit heeft ertoe geleid dat de voorliggende moties dadelijk voor een deel gewijzigd zullen worden voorgelegd.

Voordat ik daaraan toe kom, wil ik eerst nog een andere motie aan de Kamer voorleggen. In die motie wordt in feite de balans opgemaakt over het debat dat wij in twee fases in het nota-overleg gehad hebben. De conclusie van het nota-overleg was op zichzelf dat de minister door kon gaan met het implementatieproces. Op basis van het uitgangspunt dat er meer en beter openbaar vervoer moet komen, heeft de Kamer evenwel zorg over met name twee punten. Dat zijn het voorzieningenniveau en de financieringssystematiek. Een aantal fracties heeft er tijdens het nota-overleg uitdrukking aan gegeven dat de huidige financieringssystematiek onvoldoende waarborgen in zich draagt dat het voorzieningenniveau in met name de dunbevolkte gebieden uiteindelijk overeind gehouden kan worden. Om hier meer helderheid over te krijgen, leg ik mede namens de collega's Reitsma, Van 't Riet en Remkes de volgende motie voor. Dit kan dan op een later moment door de Kamer beoordeeld worden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat er voldoende waarborgen moeten zijn voor het voorzieningenniveau en de financieringssystematiek bij het streekvervoer;

verzoekt de regering eerst voorstellen aan de Kamer voor te leggen om deze knelpunten weg te nemen alvorens het proces van marktwerking in werking treedt en hierover in de implementatienota te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gijzel, Reitsma, Van 't Riet en Remkes. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (23645).

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! Het nadere overleg heeft ertoe geleid dat er wijzigingen in de ondertekening hebben plaatsgevonden. De motie op stuk nr. 9 inzake het stadsgewestelijk openbaar vervoer en het verzelfstandigingsproces wordt nu ondertekend door achtereenvolgens de heren Reitsma, Van Gijzel en Remkes en mevrouw Van 't Riet. Bij de motie op stuk nr. 10 wordt de volgorde mevrouw Van 't Riet en de heren Remkes, Van Gijzel en Reitsma.

De voorzitter:

De motie-Van Gijzel/Remkes (23645, nr. 9) is in die zin gewijzigd, dat zij thans is ondertekend door de leden Reitsma, Van Gijzel, Remkes en Van 't Riet.

De motie-Van Gijzel (23645, nr. 10) is in die zin gewijzigd, dat zij thans is ondertekend door de leden Van 't Riet, Remkes, Van Gijzel en Reitsma.

Zij krijgen respectievelijk de nrs. 23 en 24 (23645).

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Voorzitter! Het nadere overleg was uitermate produktief. Wij hebben geprobeerd om een zo consistent mogelijk verhaal neer te leggen, opdat de minister ook weet waar zij aan toe is. De Kamer ondersteunt het principe van Brokx, maar zij heeft nog problemen met een aantal knelpunten. De belangrijkste daarvan hebben wij nu in een nieuwe motie geformuleerd. Wij gaan akkoord met de marktwerking, maar de bekostiging en het voorzieningenniveau blijven een grote zorg. Eigenlijk staat het licht op oranje. Dit kan vrij snel groen worden, als hier in de implementatienota duidelijkheid over gegeven kan worden. Ten gunste van de nieuwe motie die de heer Van Gijzel zojuist heeft ingediend, wil ik mijn motie op stuk nr. 16 intrekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van 't Riet (23645, nr. 16) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Ik wil nog een paar opmerkingen maken over de decentralisatie en de ontwikkelingsfunctie. Ik heb met name het Zweedse model genoemd waarin sprake is van decentralisatie van het tempo. De bevoegdheid voor een keuze bij aanbestedingsprocessen kan eventueel bij de lagere overheden gelegd worden. In de discussie is duidelijk geworden dat wij met de implementatienota overgaan naar een experimentele fase. Dan zal blijken hoe de ontwikkelingsfunctie vorm krijgt. Ik vind dat voldoende. Ik wil dat proces afwachten. Daarom zal ik de motie-Nijpels inzake de ontwikkelingsfunctie ook niet ondersteunen. Zelf trek ik om die reden mijn motie op stuk nr. 14 over de aanbestedingen in het openbaar vervoer in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van 't Riet (23645, nr. 14) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

De motie op stuk nr. 15 had ik in feite al ingetrokken ten gunste van de motie op stuk nr. 9, die nu ondertekend is door de heer Reitsma.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van 't Riet (23645, nr. 15) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

De motie inzake het collectief vraagafhankelijk vervoer heeft een nieuwe ondertekening gekregen, zoals de heer Van Gijzel heeft toegelicht, maar die motie is inmiddels gewijzigd ingediend.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! De herijking van verantwoordelijkheden in onze samenleving loopt als een blauwe draad door het regeerakkoord. Ook in het openbaar vervoer is daar alle aanleiding voor. De rapporten-Brokx en -De Boer vormen in hun onderlinge samenhang een uitstekende basis om daar verder vorm aan te geven. Herijking tussen overheid en markt, herijking ook tussen centrale overheid en decentrale overheden; niet minder overheid maar een andere overheid. De VVD-fractie vindt dat een uitstekende richting, maar wel een richting die vraagt om waarborgen en maatwerk. Maatwerk, waar het gaat om een aantal hobbels op de weg bij het stadsvervoer. Waarborgen, waar het gaat om de marktstructuur, zodanig dat er ook daadwerkelijk concurrentie tot stand komt, want dat thema was in het rapport-Brokx onderbelicht. Waarborgen zijn ook nodig in financiële zin, opdat de decentrale overheden daadwerkelijk de verantwoordelijkheid waar kunnen maken om in de komende jaren een goed voorzieningenniveau in de benen te houden.

Voorzitter! Via de moties die zojuist door de collega's zijn toegelicht, geeft de Tweede Kamer een aantal bakens aan, waarbinnen de minister de komende maanden zal moeten varen. De Tweede Kamer stelt via de moties in feite ook een aantal produkteisen. Bij de behande ling van de implementatienota zal moeten blijken of aan die eisen kan worden voldaan. De politieke conclusie van mijn fractie is dan ook, dat het licht voorlopig op groen staat en dat de minister door kan gaan, maar dat de Tweede Kamer bij de behandeling van de implementatienota alsnog, als het produkt niet bevalt, in de gelegenheid is om het licht op rood te zetten.

Voorzitter! In het kader van de brede consensus kan collega Reitsma als medeondertekenaar van de motie op stuk nr. 13 worden toegevoegd.

De voorzitter:

De motie-Remkes c.s. (23645, nr. 13) is in die zin gewijzigd, dat zij thans is ondertekend door de leden Remkes, Van Gijzel, Van 't Riet en Reitsma.

Zij krijgt nr. 25 (23645).

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mijnheer de voorzitter! Ik ben de Kamer buitengewoon dankbaar dat zij in zo brede samenstelling een aantal moties heeft geformuleerd. Het betreft hier moties waarvan je als je het echt goed wilt doen, kunt zeggen: ik zal ze uitvoeren en daarmee zijn ze overbodig geworden. Ik zal dat echter niet doen, omdat het belangrijk is te weten hoe de Kamer denkt over dit proces, dat heel essentiële maatschappelijke veranderingen in het openbaar vervoer met zich zal brengen. Ik ben er dan ook buitengewoon tevreden over dat zij er in zeer brede mate hetzelfde over denkt. Ik zal mijn uiterste best doen om voor de in de implementatienota genoemde onderwerpen waarover de Kamer nu opmerkingen heeft gemaakt, bevredigende oplossingen te vinden. Ik noem het voorzieningenniveau, de financieringssystematiek, de manier om ervoor te zorgen dat er voldoende concurrentie is tegenover de grote VSN-groep, het gelijk trekken van het collectief vraagafhankelijk vervoer aan de kostendekking van het streekvervoer en het op een goede manier invullen van de positie van de stadsvervoerbedrijven, zodat zij de tijd krijgen om op een fatsoenlijke manier te verzelfstandigen en sterk en groot te worden. Ik kan natuurlijk niet garanderen dat met alles wat ik in de implementatienota opschrijf, de Kamer tevreden zal zijn, maar wij komen er dan, zo dunkt mij, nog uitgebreid over te spreken. In ieder geval is de richting die zij daarbij heeft aangegeven de richting die ik ook verder zou willen gaan. Nogmaals, mijn hartelijke dank hiervoor. Ik hoop dat wij ook bij de andere onderwerpen die het openbaar vervoer aangaan tot een zo grote en brede samenwerking zullen kunnen komen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 17.10 uur

Naar boven