Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het Presidium heeft met eenparigheid van stemmen besloten, te stellen in handen van:

a. de vaste commissie voor Justitie:

  • - het wetsvoorstel Herziening van de Wet wapens en munitie (24107);

b. de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in verband met het aftappen van GSM (24108).

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. nota-overleg met stenografisch verslag op:

maandag 27 maart:

  • - van 11.15 uur tot 18.30 uur van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van lump-sum-bekostiging voor de personeels- en exploitatiekosten van scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede in verband met decentralisatie van de rechtspositieregeling bij die scholen, behoudens een aantal op centraal niveau vast te stellen onderwerpen (regeling lump sum en decentralisatie rechtspositieregeling v.w.o.-a.v.o.-v.b.o.) (23948);

maandag 1 mei:

  • - van 11.15 uur tot 15.00 uur van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met sociale vernieuwing (Regeling samenwerking sociale vernieuwing onderwijs) (23078).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van volgende week:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen en enige andere wetten in verband met wijziging van de opzet van de inspectie voor het brandweerwezen en regeling van enige andere onderwerpen (23804).

Ik stel voor, in verband met de beschikbaarheid van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de heer Koekkoek morgen om 13.00 uur in de gelegenheid te stellen, mondelinge vragen te stellen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Blauw.

De heer Blauw (VVD):

Voorzitter! Gisteren heeft de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de Kamer een notitie gestuurd over de bijdrageregeling landbouwbedrijven overstromingsschade 1995. Voorafgaand aan deze plenaire vergadering is er een procedurevergadering geweest van de vaste kamercommissie over de vraag hoe hiermee om te gaan.

Wij kwamen tot de conclusie dat wij morgenochtend een algemeen overleg met de minister willen hebben naar aanleiding van de brief. Daarna kan er eventueel plenair worden afgeconcludeerd, indien mogelijk morgen en anders uiterlijk overmorgen. Namens de commissie vraag ik uw medewerking.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen. Vervolgens stel ik voor, naar aanleiding van het algemeen overleg morgenmiddag onmiddellijk na de lunchpauze een debat te hebben. Voorts stel ik voor dat, mochten er moties worden ingediend, daar donderdagmiddag na de lunchpauze over te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan moeten wij nog een afspraak maken rond de spreektijden. Heeft de commissie zich over de spreektijden beraden? Het is weliswaar een twee-minutendebat en daaraan zou ik willen vasthouden, maar het zou mij, de landbouwmensen kennende, niet verwonderen als daarover gefilosofeerd was.

De heer Blauw (VVD):

Een meerderheid van de commissie kan zich vinden in een lankmoedige benadering rond de twee minuten; een minderheid zou graag iets meer hebben. Ik laat het graag aan uw wijsheid over.

De voorzitter:

Zullen wij zeggen: drie minuten?

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Oven.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Vorige week donderdag, 9 maart, heeft een algemeen overleg van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken plaatsgevonden, waarbij de minister te kennen heeft gegeven voornemens te zijn, de schrapping van de onafhankelijkheid van Aruba daadwerkelijk te gaan uitvoeren. Mijn fractie heeft er behoefte aan om het verslag van dat overleg op de agenda van de plenaire zitting te zetten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan het tijdstip nog waarop het verslag zal worden toegevoegd: deze week of volgende week?

De heer Van Oven (PvdA):

De minister is er niet.

De voorzitter:

Zo spoedig als mogelijk dan; in ieder geval niet deze week. Het betreft een twee-minutendebat, naar ik begrijp.

De heer Van Oven (PvdA):

Zou het vier minuten mogen zijn?

De voorzitter:

Nee, want dan zijn wij heel snel los van twee minuten, om vervolgens naar vier minuten of naar acht minuten te gaan. Bij wijze van hoge uitzondering: drie minuten, maar dat moet geen regel worden.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Voor wat betreft het tijdstip merk ik het volgende op. Het is een redelijk urgente zaak. Zou misschien de plaatsvervangend minister van NAAZ het deze week niet kunnen doen?

De voorzitter:

Dat lijkt mij onjuist. Het lijkt mij, tenzij er iets heel bijzonders is, niet onredelijk dat de minister die de portefeuille direct beheert, deze zaak behandelt. Of het nu deze week gebeurt of volgende week, tussen de donderdag en de dinsdag zal er toch niet zo veel veranderen dat urgente besluitvorming geboden is ter zake.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Hoop Scheffer.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Deze week staat op de agenda van de Kamer het onderwerp: toetreding van Griekenland tot de akkoorden van Schengen. Ik zou u willen verzoeken, teneinde enige nadere gedachtenvorming mogelijk te maken, dit onderwerp voor deze week van de agenda af te voeren.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan is het punt thans van de agenda gevoerd. Een hamerstuk minder, zo begrijp ik!

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! De staatssecretaris van VWS heeft, zoals bekend, een fusie opgelegd aan een aantal landelijke minderhedenorganisaties. Deze operatie heeft cruciale gevolgen voor de continuïteit van het werk en voor het personeel van deze organisaties, en heeft daarom ook de aandacht gekregen van de Kamer in een algemeen overleg met dezelfde staatssecretaris in november jongstleden. Daarin heeft zij toegezegd dat zij, vanwege de ingewikkeldheid van deze materie, een regiegroep (lees: een commissie) in het leven zou roepen, om te kijken langs welke weg en in welke vorm deze fusie gestalte zou gaan krijgen. Tot nu toe heeft de Kamer geen enkele brief van de staatssecretaris gekregen over deze kwestie, terwijl mij ter ore is gekomen dat de regiegroep inmiddels haar rapport heeft afgescheiden en dat de staatssecretaris ook aan het werk is: aan het uitvoeren van datgene wat het rapport naar voren heeft gebracht.

Mijn vraag via u, voorzitter, aan de staatssecretaris is of zij bereid is, ons deze week een reactie te geven aangaande haar bevindingen ten aanzien van dat rapport en de consequenties die zij daaraan wil verbinden als het gaat om de fusie van deze landelijke organisaties, zodat wij hierover volgende week, met uw instemming, met haar kunnen debatteren.

De heer Middel (PvdA):

De fractie van de Partij van de Arbeid vindt ook dat de staatssecretaris zo langzamerhand maar eens uitsluitsel moet geven over de vraag, hoe het verder gaat met die fusie. Die toezegging is ook gedaan. Ik begrijp alleen niet de plotselinge haast van de heer Rabbae. Misschien kan hij dat uitleggen?

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Het gaat niet om haast. Wij hebben geduldig gewacht op de reactie van de staatssecretaris. Die is niet gekomen. Het rapport is echter inmiddels verschenen en in handen gelegd van de organisaties. Bovendien is de staatssecretaris begonnen met de uitvoering van dat rapport. Het lijkt mij derhalve billijk, dat de Kamer de toegezegde brief van de staatssecretaris krijgt en daarover met haar kan debatteren.

De voorzitter:

Ik stel allereerst voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de staatssecretaris.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Vervolgens zal er een reactie komen in de vorm van een brief. Aan de hand van die brief kan worden vastgesteld, hoe de procedure verder zal verlopen. Dat wordt uiteraard ook bepaald door de inhoud van de brief.

Naar boven