3 Beëdiging en installatie van de heer Van de Sanden

Beëdiging en installatie van de heer Van de Sanden

Aan de orde is de beëdiging en installatie van de heer mr. C.A.H. van de Sanden (VVD).

De voorzitter:

Aan de orde is de installatie van de heer C.A.H. van de Sanden. Ik deel aan de Kamer mede dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van het benoemde lid der Kamer, de heer C.A.H. van de Sanden: mevrouw Moonen als voorzitter, mevrouw Roovers als lid en mevrouw Perin-Gopie eveneens als lid.

Ik deel aan de Kamer mede dat de ingekomen missives van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrieven van de heer Van de Sanden in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven.

Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht.

Ik geef derhalve het woord aan mevrouw Moonen, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de heer Van de Sanden, tot het uitbrengen van rapport.

Mevrouw Moonen (voorzitter van de commissie):

Dank, voorzitter. De commissie welke de geloofsbrieven van het benoemde lid van de Kamer, de heer C.A.H. van de Sanden, heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden.

Het rapport van onze commissie is bij de Griffie ter inzage gelegd voor alle leden van de Kamer.

De commissie adviseert de Kamer de heer Van de Sanden als lid van de Kamer toe te laten.

De voorzitter:

Ik dank mevrouw Moonen voor het uitbrengen van rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor het advies van de commissie te volgen en het volledige rapport in de Handelingen te doen opnemen. Kan de Kamer zich hiermee verenigen? Dat is het geval.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Ik verzoek de Griffier de heer Van de Sanden binnen te leiden. Ik verzoek alle leden te gaan staan.

(De heer Van de Sanden wordt binnengeleid door de Griffier.)

De voorzitter:

Dan gaan wij nu over tot het afleggen van de eed door de heer Van de Sanden. Meneer Van de Sanden, ik verzoek u de volgende eed af te leggen. Ik lees daartoe allereerst het formulier voor.

"Ik zweer dat ik, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.

Ik zweer dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen."

Meneer Van de Sanden, u zegt daarop "zo waarlijk helpe mij God almachtig".

De heer Van de Sanden (VVD):

Zo waarlijk helpe mij God almachtig.

De voorzitter:

Dan wens ik u van harte geluk met uw benoeming en installatie. Ik verzoek u de presentielijst te tekenen. Ik schors de vergadering voor een kort ogenblik, zodat de collega's u kunnen feliciteren, maar niet dan nadat ik en de fractievoorzitter u als eersten hebben gefeliciteerd. Ik verzoek u zich op te stellen voor het rostrum, maar dan in omgekeerde richting.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven